Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012Y0405(01)

    Protocol inzake samenwerking tussen de Europese Commissie en het Europees Economisch en Sociaal Comité

    PB C 102 van 5.4.2012, p. 1–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 26/10/2022; afgeschaft en vervangen door 32024Y02206

    5.4.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 102/1


    Protocol inzake samenwerking tussen de Europese Commissie en het Europees Economisch en Sociaal Comité

    2012/C 102/01

    PREAMBULE

    De Europese Commissie (hierna: „de Commissie”) en het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna „het Comité”) achten het een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang om hun betrekkingen te intensiveren door de tenuitvoerlegging van onderhavig protocol betreffende versterkte samenwerking, dat in de plaats komt van het protocol van 7 november 2005 en bijbehorend addendum van 31 mei 2007.

    De desbetreffende afspraken dienen om een klimaat te scheppen voor meer betrokkenheid van de organisaties van het maatschappelijk middenveld, op zowel Europees als nationaal niveau, bij het beleids- en besluitvormingsproces van de Europese Unie en de uitbouw van een permanente gestructureerde dialoog tussen die organisaties en de instellingen van de Unie overeenkomstig artikel 11, leden 1 en 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).

    In de Verdragen is aan het Comité een specifieke verantwoordelijkheid opgelegd om bij te dragen tot de versterking van de democratische legitimiteit en de efficiëntie van de EU-instellingen en het beleid van de Unie. Het Comité heeft in dit verband, als hoofdschakel tussen de middenveldorganisaties en de in artikel 13 van het VEU genoemde instellingen van de Unie, een sleutelrol te vervullen bij de uitvoering van artikel 11 van het VEU door die instellingen.

    Commissie en Comité werken samen bij de uitvoering van de drie in de taakstelling van het Comité genoemde hoofdtaken, te weten:

    advisering van Europees Parlement, Raad en Commissie in het algemeen belang van de Unie en haar burgers;

    bevordering van de waarden waarop de Unie is gebaseerd en verdere ontwikkeling van participatie en inclusiviteit en dus burgernabijheid van de Unie;

    begeleiding van het externe optreden van de Unie door het ontwikkelen van de dialoog met de organisaties van het maatschappelijk middenveld en het benadrukken van de rol van dat middenveld en de participatiedemocratie.

    De Commissie is er voorstander van de adviesfunctie van het Comité, zowel in het vroege als het late stadium van het proces van beleidsvorming en wetgeving van de Unie, te versterken. Het Comité kan namelijk bijdragen tot de evaluatie van de tenuitvoerlegging van EU-wetgeving en dat geldt vooral voor de horizontale clausules van de artikelen 8-12 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

    De Commissie en het Comité zullen zich samen inzetten voor de ontwikkeling van een participatiedemocratie op het niveau van de Unie, met als doel haar democratische legitimiteit te versterken.

    De Commissie beschouwt die samenwerking als een zeer belangrijk instrument om een open, transparante en regelmatige dialoog te organiseren met de representatieve organisaties van het maatschappelijk middenveld in de zin van artikel 11 van het VEU.

    Om het Comité in staat te stellen zijn rol als doorgeefluik van de verwachtingen en wensen van het maatschappelijk middenveld optimaal te vervullen, steunt de Commissie alle initiatieven van het Comité die zijn gericht op de bevordering en structurering van de dialoog en het overleg met het Europese maatschappelijk middenveld, en het aanhalen van de banden met het netwerk van de sociaaleconomische raden en aanverwante instellingen in de lidstaten.

    I.   INSTITUTIONELE EN ADMINISTRATIEVE BETREKKINGEN

    1.

    Gedurende de eerste helft van ieder jaar maakt het Comité zijn belangrijkste beleidsprioriteiten aangaande het werkprogramma van de Commissie voor het daaropvolgend jaar bekend.

    De voorzitter van de Commissie en/of de vice-voorzitter die met de betrekkingen met het Comité is belast, vergadert/vergaderen minstens een maal per jaar met de voorzitter van het Comité tijdens de voorbereiding van het werkprogramma van de Commissie en om kwesties van gemeenschappelijk belang te bespreken.

    Het Comité organiseert ieder jaar een discussie over de toekomst van de Unie tijdens dewelke de voorzitter van de Commissie of de vice-voorzitter die met de betrekkingen met het Comité is belast, de strategische prioriteiten van de Unie voor het volgende jaar uiteenzet.

    2.

    Aan het begin van de mandaatsperiode van de Commissie presenteert haar voorzitter de strategische doelstellingen van de Commissie voor de komende vijf jaar aan de voltallige vergadering.

    3.

    Commissie en Comité werken samen om daadwerkelijk tot verbetering van de wetgeving bij te dragen.

    4.

    De leden van de Commissie worden uitgenodigd om deel te nemen aan de werkzaamheden van het Comité, met name tijdens zittingen, om de strategische richtsnoeren op hun beleidsgebied en vooraf overeengekomen kwesties te bespreken. Ook kunnen de Commissieleden op hun verzoek door de voltallige vergadering worden gehoord.

    Voorts kunnen die leden, of in uitzonderlijke gevallen hoge functionarissen, verzoeken om deel te nemen aan besprekingen door het bureau van het Comité van Commissie-initiatieven.

    Daarnaast komt de voorzitter van iedere gespecialiseerde afdeling één maal per jaar bijeen met het lid/de leden van de Commissie dat/die dezelfde portefeuille heeft/hebben, ten einde hun respectieve prioriteiten en werkprogramma's te bespreken.

    5.

    De vertegenwoordigers van de Commissie worden betrokken bij de werkzaamheden van het Comité op de gebieden waarvoor zij bevoegd zijn, en nemen zoveel mogelijk deel aan vergaderingen waarvoor zij zijn uitgenodigd. Bij die gelegenheid lichten zij de voorstellen van de Commissie toe, gaan zij in op eventuele andere documenten en berichten zij over de stand van de dossiers.

    Zij werken nauw samen met hun collega's van het Comité voor de dossiers waarmee zij belast zijn.

    6.

    Er zal regelmatig informatie worden uitgewisseld tussen de coördinatoren of de verantwoordelijken die door iedere Commissiedienst en het secretariaat van iedere gespecialiseerde afdeling van het Comité worden aangewezen, met name in het kader van de vaststelling van de werkprogramma's van de directoraten-generaal en de tenuitvoerlegging van de prioriteiten van de betreffende afdelingen.

    De coördinatoren komen ten minste één maal per jaar bijeen met het secretariaat van het Comité ten einde informatie uit te wisselen over de belangrijkste activiteiten of initiatieven van gemeenschappelijk belang die door de Commissie of het Comité zijn gepland of ondernomen.

    II.   DE ADVIESTAAK VAN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

    7.

    De secretaris-generaal van de Commissie doet het Comité, op basis van het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie en na bestudering van de prioriteiten van beide partijen, een lijst toekomen met voorstellen ten aanzien waarvan facultatieve raadpleging van het Comité gepland is. De lijst bevat tevens documenten van niet-wetgevende aard waarover de Commissie het Comité wenst te raadplegen.

    In het kader van haar programmering bevestigt de Commissie, in aanvulling op haar doorlopend programma en vóór de bureauvergaderingen van het Comité, de facultatieve raadplegingen.

    Bij de organisatie van zijn eigen werkzaamheden streeft het Comité ernaar rekening te houden met de prioriteiten en termijnen van de Commissie. Daartoe houdt de Commissie het Comité nauwkeurig op de hoogte van de timing van haar voorstellen.

    8.

    Zowel Commissie als Comité dienen, met inachtneming van de Verdragen, selectiever te werk te gaan.

    De Commissie besluit daarom in geval van facultatieve raadpleging met name aan de hand van de volgende criteria om al dan niet tot raadpleging over te gaan:

    de vraag of de behandelde materie van algemeen belang is en betrekking heeft op gebieden of onderwerpen ten aanzien waarvan een advies van het Comité een meerwaarde kan betekenen in het kader van de beleids- en besluitvorming van de Unie;

    de vraag of discussies op gang kunnen worden gebracht over de opportuniteit van EU-optreden ten aanzien van een bepaald gebied of onderwerp.

    Het Comité gaat verder op de ingeslagen weg om zijn werkzaamheden te stroomlijnen, zodat het zich zal kunnen concentreren op met name die adviezen die waarschijnlijk de meeste waarde zullen toevoegen in het kader van het beleids- en besluitvormingsproces van de Unie.

    9.

    In het kader van het beleidsvormingsproces van de Unie en de programmering van haar werkzaamheden kan de Commissie het Comité verzoeken verkennende adviezen uit te brengen over onderwerpen die van bijzonder belang zijn voor het maatschappelijk middenveld en ten aanzien waarvan zij denkt dat het Comité over de noodzakelijke deskundigheid en bevoegdheid beschikt. Dergelijke verzoeken worden tot het Comité gericht door de vice- voorzitter die met de betrekkingen met het Comité is belast en gaan vergezeld van een nauwkeurige aangifte van onderwerp en eventuele termijn.

    De Commissie en het Comité streven wat de verkennende adviezen betreft naar een geïntegreerde aanpak, zodat zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met het standpunt van alle betrokkenen van het maatschappelijk middenveld.

    De Commissie zorgt voor een geschikte follow-up zodat de meerwaarde van de adviezen voor het beleids- en besluitvormingsproces van de Unie kan worden beoordeeld.

    10.

    De Commissie doet het Comité alle benodigde documenten en informatie toekomen ten einde de vervulling van zijn adviestaak te vergemakkelijken en zulks op hetzelfde moment als zij die aan Raad en Europees Parlement zendt.

    11.

    Om de leesbaarheid van zijn adviezen te verhogen zal het Comité met name:

    concrete wijzigingen die het in wetgevingsvoorstellen van de Commissie aangebracht wil zien duidelijk aangeven;

    zijn belangrijkste aanbevelingen en voorstellen samenvatten.

    12.

    Commissie en Comité zijn zich ervan bewust dat aan de adviezen een follow-up moet worden gegeven. De Commissie zal het Comité daarom systematisch de redenen meedelen waarom zij aan bepaalde wijzigingsvoorstellen en suggesties in een advies van het Comité al dan niet gehoor heeft gegeven.

    Voor verkennende adviezen spant de Commissie zich ervoor in om tevens een meer politieke follow-up te geven: voor zover mogelijk zal bijv. het ter zake bevoegde lid van de Commissie tijdens de zitting die volgt op de zitting waarin het advies in kwestie is goedgekeurd, een uiteenzetting geven.

    De door het Comité voorgestelde wijzigingen in wetgevingsteksten die door de Commissie worden overgenomen zullen door de Commissie, voor zover mogelijk, worden verwerkt in de gewijzigde versies van haar voorstellen.

    Wijzigt de Commissie een voorstel na de oorspronkelijke raadpleging van het Comité substantieel en gaat het om een onderwerp ter zake waarvan raadpleging dwingend in de Verdragen is voorgeschreven, dan zal de Commissie het Comité opnieuw raadplegen.

    III.   HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN DE ORGANISATIES VAN HET MAATSCHAPPELIJK MIDDENVELD

    13.

    Het Comité heeft een speciale verantwoordelijkheid om de participatiedemocratie concreet gestalte te geven en het VEU verschaft het Comité bijkomende ruimte om zijn rol te spelen als bevoorrechte intermediair in de dialoog tussen de middenveldorganisaties en de instellingen van de Unie.

    Commissie en Comité zullen in het licht van artikel 11 van het VEU samenwerken om de deelname van en de dialoog met die organisaties op zowel nationaal als Europees niveau verder te versterken en meer betrokkenheid van de organisaties bij de beleidsvorming en de voorbereiding van de wetgeving van de Unie te bevorderen.

    Ook promoten Commissie en Comité gezamenlijk een gestructureerde dialoog tussen de organisaties van het Europees maatschappelijk middenveld en netwerken alsook tussen hen en de Europese instellingen, en wel met name via de daarvoor door het Comité opgerichte verbindingsgroep.

    In het kader van haar raadplegingsbeleid doet de Commissie, wanneer dienstig, met name een beroep op het Comité voor het uitbouwen van de betrekkingen met het maatschappelijk middenveld, zowel in als buiten de Unie. Het Comité ondersteunt de Commissie in dit verband door gezamenlijk hoorzittingen, seminars en conferenties te organiseren met de actoren die met specifieke beleidskwesties van gemeenschappelijk belang te maken hebben, en zulks op gebieden waarop het Comité over de juiste vaardigheden en deskundigheid beschikt.

    14.

    De Commissie neemt nota van de bereidheid van het Comité om bij te dragen tot de tenuitvoerlegging van het burgerinitiatief.

    Drie maanden nadat de Commissie heeft gereageerd op een succesvol burgerinitiatief worden de organisatoren van dat initiatief in de gelegenheid gesteld om het initiatief toe te lichten tijdens een samen met het Europees Parlement georganiseerde openbare hoorzitting (en „eventueel in samenwerking met andere instellingen en organen van de Unie die hieraan wensen deel te nemen” (artikel 11 van Verordening (EU) nr. 211/2011)). De Commissie is in dit verband voornemens het Europees Parlement te suggereren om, wanneer dat dienstig is, het Comité voor zo'n hoorzitting uit te nodigen.

    De Commissie neemt er kennis van dat het Comité te allen tijde een advies kan wensen uit te brengen op gebieden ten aanzien waarvan het van mening is dat het over de juiste vaardigheden en deskundigheid beschikt en waarde kan toevoegen.

    15.

    Het Comité organiseert, in het kader van de uitoefening van zijn adviesfunctie, gestructureerde raadplegingen van het maatschappelijk middenveld in de vorm van hoorzittingen, seminars of conferenties, die tot doel hebben zoveel mogelijk standpunten van de betrokken middenveldorganisaties op te tekenen.

    De Commissie is bereid om bij te dragen tot de organisatie van deze raadplegingen op de meest geschikte manier, zo nodig ook door logistieke en/of financiële steun te verstrekken.

    16.

    Commissie en Comité zullen ermee doorgaan de synergie-effecten van hun acties en initiatieven te vergroten op beleidsterreinen die voor het maatschappelijk middenveld het meeste belang belichamen, met name de strategie Europa-2020, inclusief duurzame groei en klimaatverandering, verdieping van de interne markt, bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, immigratie en energievoorziening.

    Ieder jaar presenteert het Comité een verslag waarin in nauwe samenwerking met de nationale sociaaleconomische raden en aanverwante instellingen de balans wordt opgemaakt ter zake van de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij het opstellen van de nationale hervormingsprogramma's. Dat verslag wordt besproken tijdens de zitting die aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad voorafgaat.

    Het in dit verband bevoegde Commissielid wordt uitgenodigd om aan de bespreking deel te nemen en het jaarlijks groeiverslag te presenteren.

    17.

    Commissie en Comité zullen zich inspannen om betrokkenheid onder de burgers bij het beleid van de Unie te bevorderen. De Commissie is in deze ingenomen met het voornemen van het Comité om eraan te blijven werken, het netwerk van nationale sociaaleconomische raden en aanverwante instellingen te involveren.

    18.

    Het Comité draagt bij tot de evaluatie van de uitvoering van de wetgeving van de Unie en zulks met name met betrekking tot de horizontale clausules van de artikelen 8 tot en met 12 van het VWEU.

    19.

    Het Comité streeft ernaar de externe dimensie van het optreden van de Unie te steunen door een dialoog te voeren met organisaties van het maatschappelijk middenveld in landen of regio’s buiten de EU waarmee de Unie gestructureerde betrekkingen onderhoudt. De Commissie steunt zijn initiatieven om de rol van de organisaties van het maatschappelijk middenveld buiten de Unie te vergroten, en om een cultuur van dialoog en overleg, en de daarmee verbonden structuren te promoten.

    Comité en Commissie werken samen om de oprichting te bevorderen en voor het beheer te zorgen van gemengde mechanismen van het maatschappelijk middenveld om de tenuitvoerlegging van handelsakkoorden door te lichten.

    IV.   EUROPA IN PARTNERSCHAP UITDRAGEN

    20.

    Communicatie met en voorlichting van de burgers en de middenveldorganisaties over de Europese Unie is een gedeelde verantwoordelijkheid van alle Europese instellingen en organen. Doeltreffende voorlichting en communicatie door de Europese Unie zou dus in de eerste plaats als openbaredienstverlening moeten worden beschouwd. Het doel moet zijn, de burgers en de middenveldorganisaties de mogelijkheid te geven volledig deel te nemen aan het Europese debat en het democratische beleids- en besluitvormingsproces in de Unie.

    21.

    Commissie en Comité zijn het erover eens dat het in het algemeen belang van de Europese Unie en haar burgers is om op het gebied van informatie en communicatie hun contacten uit te bouwen en hiervoor een versterkte samenwerking in het leven te roepen.

    22.

    Verder zijn Commissie en Comité het erover eens dat communicatie in de besluitvorming moet worden geïntegreerd. Het Comité heeft, gegeven zijn samenstelling en de hem bij de Verdragen toebedeelde rol, een cruciale rol te vervullen bij de totstandbrenging van een echte Europese openbare ruimte van dialoog en discussie over onderwerpen die de burgers na aan het hart liggen en die bepalend zijn voor de toekomst van de Europese integratie.

    23.

    Commissie en Comité werken via de beschikbare communicatieplatforms en –instrumenten aan gemeenschappelijke media-aandacht voor hun evenementen. Daarbij vestigen zij in hun openbare communicatie- en informatieactiviteiten de aandacht op hun respectieve rollen.

    24.

    Met eerbiediging van de voorschriften voor gegevensbescherming wisselen zij hun lijsten van officiële contactpersonen bij de hoofdcontactpunten in de lidstaten uit en actualiseren deze.

    De Commissievertegenwoordigingen in de lidstaten en een contactpunt van het Comité per lidstaat stellen elkaar op de hoogte van hun communicatieplannen en bundelen, wanneer passend, hun krachten om evenementen te organiseren. Het Comité kan, wanneer overeengekomen, nodig en in logistiek opzicht mogelijk, gebruik maken van de faciliteiten van de Commissievertegenwoordigingen in de lidstaten. Ook kan het noodzakelijk zijn om met de voorlichtingsbureaus van het Europees Parlement te overleggen.

    25.

    Het Comité vormt samen met zijn partnerorganisaties en de nationale sociaaleconomische raden en aanverwante instellingen een cruciaal netwerk voor informatie en communicatie. De Commissie zal zoveel mogelijk deelnemen aan vergaderingen die worden georganiseerd door het Comité en zijn leden, hun organisaties en de nationale sociaaleconomische raden en aanverwante instellingen.

    Gedaan te Brussel, 22 februari 2012.

    Voor de Europese Commissie

    José Manuel BARROSO

    De voorzitter

    Voor het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Staffan NILSSON

    De voorzitter


    Top