EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Wederzijdse erkenning van definitieve beslissingen in strafzaken

Er bestaat geen Europees strafrecht als dusdanig: het strafrecht van de lidstaten is niet op communautair niveau geharmoniseerd. De nationale gerechten passen, naargelang de feiten, de respectieve strafwetgevingen van de lidstaten toe en steunen hun beslissingen op die rechtsbron. De tenuitvoerlegging van een definitieve beslissing in strafzaken in een andere lidstaat dan deze waar de beslissing is uitgesproken, wordt vaak gehinderd door administratieve belemmeringen, de traagheid van de procedure of een gebrek aan onderling vertrouwen tussen de lidstaten. Daarom onderzoekt de Commissie de mogelijkheidhet beginsel van de wederzijdse erkenning toe te passen op definitieve beslissingen in strafzaken.

BESLUIT

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Wederzijdse erkenning van definitieve beslissingen in strafzaken. [COM(2000) 495 def - Niet in het Publicatieblad verschenen]

SAMENVATTING

De traditionele justitiële samenwerking in strafzaken berust op een groot aantal internationale rechtsinstrumenten, die grotendeels uitgaan van wat het "verzoekbeginsel" zou kunnen worden genoemd: de ene soevereine staat dient een verzoek in bij een andere soevereine staat, die vervolgens besluit of hij het verzoek al dan niet zal inwilligen. Dit traditionele systeem heeft het nadeel niet alleen traag maar ook omslachtig te zijn. Daarom heeft de Europese Raad, in zijn zitting te Tampere in oktober 1999, zich op het standpunt gesteld dat het beginsel van wederzijdse erkenning de hoeksteen van de justitiële samenwerking binnen de Unie zou moeten worden, in zowel burgerlijke als strafzaken. Een versterkte wederzijdse erkenning op deze gebieden zou niet alleen de samenwerking tussen de autoriteiten vergemakkelijken, maar ook bijdragen tot een betere bescherming van de rechten van het individu. De Raad van de Unie en de Commissie werden door de Europese Raad verzocht vóór december 2000 een programma van maatregelen goed te keuren om het beginsel van wederzijdse erkenning toe te passen.

Door na te gaan welke ontwikkelingen bij de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op definitieve beslissingen in strafzaken te verwachten zijn, geeft de mededeling van de Commissie een gedeeltelijk antwoord op dit verzoek.

Wederzijdse erkenning: gelijkwaardigheid en vertrouwen tussen staten

De Commissie wijst er allereerst op dat het beginsel van wederzijdse erkenning in het algemeen berust op de noties gelijkwaardigheid en vertrouwen. Op die grondslag kan een beslissing die door een autoriteit in de ene lidstaat is genomen, als zodanig in een andere staat worden aanvaard. Wederzijdse erkenning gaat vaak hand in hand met een bepaalde mate van standaardisering van de manier waarop staten zaken aanpakken, maar kan evenzeer standaardisering overbodig maken.

De Commissie definieert vervolgens het soort beslissingen waarop de mededeling betrekking heeft: het gaat om beslissingen in het kader van het strafrecht (de regels betreffende op te leggen sancties of resocialisatiemaatregelen) die een definitief karakter hebben (d.w.z. beslissingen van rechterlijke en bepaalde administratieve instanties, resultaten van bemiddelingsprocedures en dadingen tussen de verdachten en het openbaar ministerie).

Verscheidene overeenkomsten die op het niveau van de Raad van Europa of de Europese Unie, of in het kader van het Schengenakkoord zijn gesloten, voorzien in de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van bepaalde strafrechtelijke uitspraken, maar deze rechtsinstrumenten zijn nog niet tussen alle lidstaten in werking getreden. Overigens is de inhoud ervan niet toereikend om een algemeen stelsel van wederzijdse erkenning tot stand te brengen. Een bijkomende en alomvattende bestudering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning is derhalve verantwoord.

Alvorens de verschillende aspecten van het principe van wederzijdse erkenning en de wijze waarop dit principe in de praktijk kan worden gebracht onder de loep te nemen, gaat de Commissie in op het vraagstuk van de informatieverstrekking.

Om een beslissing die in een andere lidstaat is gegeven te kunnen erkennen, moet eerst bekend zijn dat die beslissing bestaat en wat zij inhoudt. Op dit ogenblik bestaat er geen Europees uitsprakenregister dat door de autoriteiten zou kunnen worden geraadpleegd. Het opzetten van een dergelijk register zou in twee fasen kunnen gebeuren: in de eerste fase zouden alleen gemeenschappelijke Europese meertalige formulieren worden ontwikkeld die door rechtspractici in alle lidstaten kunnen worden gebruikt voor het opvragen van gegevens over bestaande strafbladen in andere lidstaten. In een tweede fase zou een echt centraal Europees strafregister kunnen worden opgezet, dat langs elektronische weg kan worden geraadpleegd en aan de hand waarvan de vervolgende instanties snel en eenvoudig zouden kunnen nagaan of tegen een bepaalde persoon al procedures lopen. Vóór het opzetten van zo'n register moet een aantal praktische en juridische kwesties worden aangepakt (verantwoordelijkheid voor het invoeren en bijhouden van informatie, gegevensbescherming, recht van toegang, onderlinge verschillen tussen de nationale regels inzake strafbladen, gewenste graad van homogeniteit van de door de verschillende lidstaten ingevoerde gegevens enz.).

De verschillende aspecten van wederzijdse erkenning

Een beslissing erkennen betekent in de eerste plaats dat men ze ook ten uitvoer legt. De uitvoering van een beslissing van een andere lidstaat kan rechtstreeks gebeuren (waarbij aan de beslissing in de gehele Unie onverkorte en rechtstreekse uitwerking wordt gegeven), dan wel indirect (waarbij de buitenlandse beslissing moet worden omgezet in een nationale beslissing). Volgens de Commissie wordt in de conclusies van Tampere de voorkeur gegeven aan rechtstreekse tenuitvoerlegging.

Een beslissing erkennen betekent ook dat met die beslissing rekening wordt gehouden. Een beslissing die in een andere lidstaat is genomen, kan verschillende gevolgen hebben, die te maken hebben met het "ne bis in idem"-beginsel of het begrip recidivisme.

Volgens het "ne bis in idem"-beginsel kan, wanneer ten aanzien van iemand eenmaal een strafrechtelijke beslissing is gegeven over bepaalde feiten en de daarop toe te passen rechtsnormen, ten aanzien van deze persoon niet opnieuw een beslissing worden gegeven over dezelfde zaak. In verband met het "ne bis in idem"-beginsel doen zich diverse interpretatieproblemen voor, nu de diverse internationale rechtsinstrumenten die ernaar verwijzen het niet allemaal op dezelfde wijze definiëren. De Commissie wijst er evenwel op dat het belang van dit beginsel kleiner zou worden indien een register van lopende procedures en definitieve beslissingen in strafzaken en een bevoegdheidsregeling op het niveau van de Unie tot stand zouden worden gebracht.

De erkenning van een in een andere lidstaat gegeven strafrechtelijke beslissing zou tevens de zwaarte van een veroordeling kunnen beïnvloeden. Indien zou blijken dat iemand die een misdrijf heeft gepleegd in een andere lidstaat reeds voor een soortgelijk delict is veroordeeld, zou dit kunnen worden beschouwd als een verzwarende omstandigheid, die een strengere straf rechtvaardigt. Rekening houden met een eerdere veroordeling mag echter niet alleen ten nadele van de dader van een misdrijf geschieden. In de strafwetten van meerdere lidstaten zijn mechanismen opgenomen die ervoor zorgen dat straffen die aan recidivisten worden opgelegd niet zonder meer worden opgeteld.

De draagwijdte van wederzijdse erkenning naar gelang van het misdrijf en de dader

Aangezien de strafrechtelijke regels inzake de behandeling van minderjarigen en personen met een geestelijke handicap aanzienlijk verschillen van lidstaat tot lidstaat, zouden beslissingen ten aanzien van dergelijke personen, althans in een eerste fase, kunnen worden uitgesloten van de toepassing van de wederzijdse erkenning. De definitie van het begrip minderjarige zou aan de betrokken lidstaat kunnen worden overgelaten. Het zou echter noodzakelijk kunnen blijken te zijn een minimumleeftijd vast te stellen.

Wat misdrijven betreft die voor wederzijdse erkenning in aanmerking komen, is de Commissie van oordeel dat zowel de toepassing als het loslaten van het beginsel van de dubbele strafbaarheid (dat inhoudt dat alleen beslissingen moeten worden erkend die betrekking hebben op gedragingen die in beide betrokken lidstaten strafbaar zijn) aanleiding zou geven tot procedureproblemen. Ook deze problemen zouden kunnen worden opgelost door de invoering van een systeem van rechtspraak op het niveau van de Unie.

Volgens de Commissie zou er geen reden zijn om de wederzijdse erkenning te beperken tot de ernstigste vormen van misdadigheid.

De toepassing van de wederzijdse erkenning op straffen

Op het gebied van straffen beklemtoont de Commissie dat twee belangen moeten worden verzoend: het belang van de lidstaat waar de straf is uitgesproken, die de straf moet kunnen doen uitvoeren, en het belang van de veroordeelde, die een reële kans op wederopneming in de maatschappij moet behouden.

Het vereiste vertrouwen moet wederzijds zijn: de lidstaat die de straf uitvoert, vertrouwt op de beslissing van de lidstaat waar de uitspraak heeft plaatsgevonden, en deze laatste moet vertrouwen hebben in de wijze waarop de andere lidstaat de straf uitvoert.

De Commissie gaat vervolgens na op welke wijzen het beginsel van wederzijdse erkenning kan worden toegepast op diverse soorten straffen (geldstraffen, verbeurdverklaring, alternatieve straffen, ontzetting uit rechten), die elk hun eigen problemen meebrengen.

Bescherming van de rechten van het individu

De gerechtelijke bescherming van de persoonsrechten (behandeling van verdachten, rechten van de verdediging enz.) mag volgens de Commissie geen negatieve gevolgen ondervinden van de toepassing van het erkenningsbeginsel. Integendeel, de garanties dienen in elk onderdeel van de procedure te worden versterkt.

Weliswaar voorziet het Europees Verdrag voor de rechten van de mens van 1950 reeds in garanties op dit gebied, maar sommige specifieke aspecten van het procesrecht zouden niettemin nog meer kunnen worden uitgewerkt, zoals de voorwaarden waaronder juridisch advies en tolkdiensten kunnen worden verstrekt.

Aspecten van het procesrecht waarvoor gemeenschappelijke minimumnormen noodzakelijk worden geacht

In sommige gevallen kan het vaststellen van gemeenschappelijke minimumnormen noodzakelijk zijn om de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning te vergemakkelijken. Dit is met name het geval op het gebied van de bescherming van de beklaagde, wat betreft de rechten van de verdediging en op het gebied van de bescherming van het slachtoffer, wat betreft de mogelijkheid om gehoord te worden.

De geldigverklaringsprocedure ("exequaturprocedure")

Hoewel de geldigverklaring van een in een andere lidstaat gegeven beslissing theoretisch niet noodzakelijk zou moeten zijn, is de rechtstreekse en automatische toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning in de praktijk in de meeste gevallen onmogelijk. Een lidstaat die een in een andere lidstaat gegeven beslissing ten uitvoer wenst te leggen, zal op zijn minst deze beslissing moeten vertalen en moeten verifiëren dat zij uitgaat van een ter zake bevoegde autoriteit.

Voorkoming van jurisdictiegeschillen tussen de lidstaten

De Commissie maakt melding van twee instrumenten die zouden kunnen bijdragen tot de beslechting van jurisdictiegeschillen tussen lidstaten: coördinatie (een bestaand of nog op te richten orgaan, zoals het Hof van Justitie of EUROJUST, dat aan de hand van vooraf vastgestelde criteria geval per geval zou beslissen welke lidstaat bevoegd is) en het opstellen van exclusieve bevoegdheidsregels voor de Unie.

Deze laatste oplossing zou het voordeel hebben dat niet alleen positieve bevoegdheidsgeschillen (wanneer twee of meer lidstaten een bepaalde zaak voor de rechter willen brengen) maar ook negatieve bevoegdheidsgeschillen (wanneer geen enkele lidstaat een bepaalde zaak voor de rechter wil brengen) worden voorkomen.

In bepaalde gevallen (wanneer nationale belangen worden geschaad, bij inbreuken op de wetgeving inzake de nationale veiligheid enz.) zullen de lidstaten zeer moeilijk afstand doen van hun bevoegdheid, ongeacht de plaats waar de betrokken feiten hebben plaatsgevonden. Gelet op de moeilijkheid om een uitsluitende bevoegdheid vast te stellen voor dergelijke zaken, kan aan een uitzondering op het beginsel van wederzijdse erkenning worden gedacht.

GERELATEERDE BESLUITEN

Programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen. Publicatieblad C 12 van 15.1.2001. De toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen veronderstelt wederzijds vertrouwen van de lidstaten in elkaars strafstelsels. Dit programma is bedoeld voor het vaststellen van prioriteiten met het oog op de totstandbrenging van een echte Europese justitiële ruimte. Naar wederzijdse erkenning moet worden gestreefd in elk stadium van de strafrechtelijke procedure. Met het oog op een efficiënte actie wordt in het programma een reeks parameters omschreven waarmee de lidstaten rekening zullen moeten houden bij de tenuitvoerlegging van de conclusies van de Europese Raad van Tampere. De door de Raad, en in het bijzonder door de delegatie van het Verenigd Koninkrijk, vastgestelde parameters zijn de volgende:

  • het feit dat wederzijdse erkenning beperkt kan blijven tot ernstige strafbare feiten,
  • handhaving of schrapping van de vereiste van dubbele strafbaarheid als voorwaarde voor erkenning,
  • vaststelling van regelingen voor de bescherming van de rechten van derden en slachtoffers,
  • vaststelling van gemeenschappelijke minimumnormen teneinde wederzijdse erkenning te vergemakkelijken,
  • vaststelling van de procedure van rechtstreekse of onrechtstreekse tenuitvoerlegging van de beslissing,
  • vaststelling van de gronden tot weigering van de erkenning die gebaseerd zijn op de soevereiniteit of andere wezenlijke belangen van de aangezochte lidstaat,
  • regeling van de aansprakelijkheid van staten in geval van buitenvervolgingstelling of vrijspraak.

De inaanmerkingneming van bepaalde parameters kan variëren naar gelang van de toepassing die men aan het beginsel van wederzijdse erkenning wil geven. Dit programma moet niet als een definitief programma worden opgevat, doch is eerder bedoeld om de richtsnoeren te verdisconteren die werden vastgesteld tijdens de informele zitting van de Raad Justitie en binnenlandse zaken die op 28 en 29 juli 2000 in Marseille plaatsvond.

Voor de verwezenlijking van het beginsel van de wederzijdse erkenning moet met bepaalde vraagstukken rekening worden gehouden:

  • toepassing van het beginsel "ne bis in idem",
  • individualisering van de sanctie, waarbij rekening wordt gehouden met het strafrechtelijk verleden van de dader en recidive,
  • beslissingen ten behoeve van bewijsgaring en betreffende veiligstelling van bewijsmateriaal en bevriezing van vermogensbestanddelen,
  • toepassing van voorlopige maatregelen ter fine van confiscatie of teruggave aan de slachtoffers,
  • toepassing van de beslissingen betreffende personen (aanhoudingsbevelen, niet tot vrijheidsbeneming strekkende controlemaatregelen),
  • inaanmerkingneming van beslissingen tot instelling van vervolging in andere lidstaten,
  • toepassing van gevangenisstraffen, boetes, confiscatie van goederen of ontzegging van de rijbevoegdheid,
  • overbrenging van personen die zich na een onherroepelijke veroordeling aan de tenuitvoerlegging trachten te onttrekken,
  • overbrenging van personen naar hun staat van verblijf om reclassering te bevorderen,
  • alle beslissingen in het kader van de follow-up van het strafvonnis (maatregelen van toezicht of voorwaardelijke invrijheidstelling).

Omdat precieze data voor de uit te voeren werkzaamheden moeilijk kunnen worden vastgesteld, blijft het programma beperkt tot het vaststellen van de prioriteiten. De Raad wordt evenwel verzocht de vóór eind 2002 geboekte vooruitgang te evalueren.

See also

Nadere informatie is op volgende websites te vinden:

  • Het onderling vertrouwen tussen de lidstaten versterken (es de en fr) in verband met de wederzijdse erkenning van beslissingen in strafzaken;
  • Europese Commissie, directoraat-generaal (DG) Justitie, vrijheid en veiligheid: strafrecht en de wederzijdse erkenning van beslissingen (DE)(EN)(FR) - politiek en juridisch beleid (vigerende communautaire wetgeving, voorstellen, beleidsmaatregelen, enz.)

Laatste wijziging: 13.09.2005

Top