EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

De eurozone in de wereldeconomie - Ontwikkelingen in de eerste drie jaar

In deze mededeling maakt de Commissie de balans op van de eerste drie jaar van de Economische en Monetaire Unie (EMU) en de eurozone in de context van de wereldeconomie.

BESLUIT

Mededeling van de Commissie "De eurozone in de wereldeconomie - Ontwikkelingen in de eerste drie jaar" [COM(2002) 332 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad].

SAMENVATTING

De derde fase van de Economische en Monetaire Unie ging op 1 januari 1999 van start. Drie jaar later is de euro een tastbare realiteit geworden met het in omloop brengen van de munten en de bankbiljetten. De voltooiing van de EMU is een historische gebeurtenis waarvan de gevolgen een diepgaande invloed hebben op de economieën van de lidstaten van de eurozone.

ECONOMISCHE SITUATIE

Economische groei. Na een economische groei van gemiddeld 3% gedurende de eerste twee jaar van de EMU heeft de economie van de eurozone in 2001 een kortdurende vertraging gekend die werd veroorzaakt door meerdere factoren zoals de stijging van de olieprijzen, het knappen van de luchtbel van de aandelenmarkt en de gebeurtenissen van 11 september.

Arbeidsmarkt. De arbeidsmarktsituatie is gedurende de afgelopen drie jaar van de gemeenschappelijke munt verbeterd. Er werden ongeveer zes miljoen banen gecreëerd en deze tendens heeft zich zelfs tijdens de periode van conjuncturele neergang voortgezet. Het werkloosheidscijfer in de eurozone is gedaald en dankzij structurele hervormingen, loonmatigingen en economische groei bedroeg dit in 2001 8,3%.

Inflatie. Hoewel in 1999 sprake was van een gematigd inflatiecijfer van 1,1%, zijn de consumptieprijzen gestegen en bedroeg deze stijging in 2001 2,5%. Dit kan worden verklaard door de stijging van de olieprijzen alsook door de depreciatie van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Bovendien heeft de stijging van de voedselprijzen, die werd veroorzaakt door de crisis in verband met de gekke-koeienziekte en het uitbreken van mond- en klauwzeer, aan deze ontwikkeling bijgedragen.

Wisselkoers. Sinds de invoering van de euro op 1 januari 1999 heeft de gemeenschappelijke munt meer dan 20% van haar waarde ten opzichte de Amerikaanse dollar verloren en is vervolgens weer 10% in waarde gestegen. De euro wordt ondergewaardeerd genoemd. Dit heeft de economie van de eurozone in een machtspositie ten opzichte van concurrerende economieën geplaatst, hetgeen blijkt uit de stijging van de export en het positieve effect hiervan op het bruto binnenlands product (BBP).

Lopende rekening en concurrentievermogen. De lopende rekening van de eurozone heeft in 2001 verdere verbeteringen ondergaan en heeft een licht batig saldo bereikt. Het concurrentievermogen varieert per lidstaat: in de eerste drie jaar van de EMU hebben Duitsland, Griekenland en Oostenrijk hun situatie zien verbeteren. Het begrotingsbeleid en de structurele hervormingen zijn de enige resterende aanpassingsmiddelen om te voorkomen dat de problemen inzake het concurrentievermogen en de lopende rekening zich opstapelen.

MACRO-ECONOMISCH BELEID

Stabiliteits- en groeipact. Het doel van het stabiliteits- en groeipact is sanering van de overheidsfinanciën. De lidstaten hebben zich ertoe verbonden om tegen 2004 begrotingsoverschotten te hebben. Sinds 1999 is de verbetering van de begrotingssituatie afgeremd en in 2001 heeft het begrotingstekort van de eurozone zelfs een stijging gekend. Er zijn nog twee grote uitdagingen op begrotingsgebied: voorzetting van het beleid voor correctie van begrotingsonevenwichtigheden om het hoofd te kunnen bieden aan normale conjuncturele schommelingen en voorbereiding van de Europese landen op de vergrijzing door vermindering van de totale schuldenlast van ondernemingen.

Monetair beleid. Het monetair beleid is inmiddels in handen van de Europese Centrale Bank (ECB). De belangrijkste door het Verdrag vastgestelde doelstelling van dit beleid is prijsstabiliteit. Volgens de normen van de ECB is deze stabiliteit bereikt als de inflatie beneden de 2% blijft. Het monetair beleid berust op twee pijlers. De eerste pijler bestaat uit de toename van de M3-geldhoeveelheid tot het door de ECB vastgestelde doelniveau van 4,5%. In de tweede pijler is een groot aantal economische indicatoren verenigd, zoals indexcijfers van prijzen en kosten, de wisselkoers en indicatoren van de reële economie.

Rentevoet. De ECB heeft de rentevoeten in 2000 en 2001 meermaals verhoogd in verband met inflatoire spanningen die werden veroorzaakt door de stijging van de olieprijzen en de depreciatie van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar. In verband met de ontwikkelingen binnen de wereldeconomie in 2001 en na de gebeurtenissen van 11 september heeft de ECB haar rentevoeten echter snel verlaagd.

Coördinatie van het economisch beleid. De centrale schakel van deze coördinatie wordt gevormd door de globale richtsnoeren voor het economische beleid (GREB). Dit is een jaarlijkse, tot de lidstaten gerichte leidraad van de Raad. Deze bevat richtsnoeren op macro-economisch gebied alsook aanbevelingen voor structurele hervormingen. De doelstelling ervan is het vergroten van het economisch groeipotentieel en de productiviteit in de Europese Unie (EU).

Eurogroep. Binnen de eurozone is nog een coördinatieforum opgericht, Eurogroep, waarin de ministers van Economie en Financiën van de lidstaten zijn verenigd die de euro hebben aanvaard. Hun informele bijeenkomsten worden gehouden vlak voor een Raad van ministers van Economie en Financiën, de zogenaamde "ECOFIN"-Raad, en maken een open debat over vraagstukken met betrekking tot de EMU mogelijk.

LOONONTWIKKELING

De EMU maakt het verband tussen de ontwikkeling van de lonen en die van de werkgelegenheid zichtbaarder. Een verlies aan concurrentievermogen zal onvermijdelijk blijken als een aanpassing via de wisselkoersen niet meer mogelijk is. De ontwikkeling van de lonen in een land van de eurozone heeft gevolgen voor de gehele zone, met name voor het inflatierisico. De gemeenschappelijke munt vergroot de prijstransparantie doordat deze vergelijkingen gemakkelijker maakt, hetgeen zou kunnen aanzetten tot een zekere mate van onderlinge loonaanpassing.

Algemene loonontwikkeling. De bestrijding van de inflatie in Europa heeft gevolgen gehad voor de lonen, aangezien de loonontwikkeling wordt geïndexeerd met de prijsinflatie. De verschillen tussen de landen in groeicijfers van de lonen zijn de afgelopen tien jaar eveneens sterk afgenomen, maar zijn nog steeds aanzienlijk, hetgeen kan worden verklaard door de verschillende productiviteitsniveaus.

Werkloosheidscijfer. Ondanks een aanzienlijke daling van de werkloosheid de afgelopen jaren zijn er maar weinig tekenen van een nieuwe aanzienlijke versnelling in de loonkostenstijging in de eurozone. De reële lonen zijn in bijna alle landen gematigd. De matiging heeft haar nut bewezen doordat deze heeft bijgedragen aan het creëren van werkgelegenheid. Het werkloosheidscijfer is van 11,5% naar 8,5% gedaald. Het grootste deel van deze daling is toe te schrijven aan een daling van de structurele werkloosheid. Er zij op gewezen dat alle grote economieën van de EMU nog steeds met een relatief hoge structurele werkloosheid kampen.

Sociale pacten. In verschillende landen hebben sociale pacten bijgedragen tot het creëren van een gunstig klimaat door onderhandelingen tussen overheden en sociale partners, hetgeen heeft bijgedragen tot het veiligstellen van de loonmatiging. Het risico van conflicten tussen ondernemingen en werknemers is aanzienlijk teruggedrongen. Loonflexibiliteit is belangrijker geworden voor de correcte werking van de EMU. Gedifferentieerde overeenkomsten of een bepaalde decentralisatie, bijvoorbeeld in de vorm van openingsbepalingen die aanpassing aan de regionale omstandigheden van de sector of van de onderneming mogelijk maken, hebben deze flexibiliteit verhoogd.

INVESTERINGEN

Investeringspotentieel. De euro heeft gezorgd voor een duidelijke toename van het investeringspotentieel van de eurozone. In de eerste plaats heeft de euro de koersrisico's tussen twaalf markten uitgebannen en de concurrentie binnen deze geïntegreerde markt gestimuleerd. Daarnaast zijn de financieringsvoorwaarden voor ondernemingen verbeterd dankzij de versnelling van het integratieproces van de financiële markten. Bovendien moet de EMU als katalysator dienen voor structurele hervormingen in de lidstaten en met name voor de arbeidsmarkten. Via het beleid voor sanering van de overheidsfinanciën heeft de EMU eveneens een positief effect op de rentevoeten.

Publieke en particuliere investeringen. Door het in de jaren '90 gevoerde privatiseringsbeleid is het aandeel van de publieke investeringen in het BBP gelijkmatig gedaald. De investeringen van ondernemingen, met name in de informatie- en communicatietechnologie (ITC), zijn daarentegen de afgelopen jaren gestegen. De verschillen tussen de landen in investeringscijfers zijn de afgelopen tien jaar aanzienlijk verminderd, hetgeen convergentie tussen de landen van de eurozone doet veronderstellen. Niettemin is er sinds 1999 sprake van een lichte toename van de verschillen in investeringscijfers, hetgeen deels toe te schrijven is aan het dynamische proces dat plaatsvindt in de landen die zich in een inhaalfase bevinden.

Buitenlandse directe investeringen. De buitenlandse directe investeringen (BDI) zijn gedurende de jaren '90 gestimuleerd door de opheffing van vele belemmeringen in het Europese integratieproces. De invoering van de euro heeft tot deze tendens geleid omdat wisselkoersverschillen en -risico's zijn verdwenen. De stromen DBI die afkomstig zijn uit en die welke bestemd zijn voor de eurozone zijn aanzienlijk toegenomen. Dit is grotendeels toe te schrijven aan de mondiale expansie van ondernemingen en de fusies en overnames in verband hiermee.

Effecten van de EMU. De volatiliteit van de wisselkoersen is opgeheven. Dankzij het beleid inzake begrotingssanering zijn de rentevoeten voor de korte en de lange termijn verlaagd. De financiële, arbeids- en productenmarkten moeten nog flexibeler worden zodat investeringsvoorwaarden in de eurozone kunnen worden verbeterd. Er bestaat een verband tussen stringente bepalingen en een gematigd investeringscijfer. Hierdoor zou de eurozone maximaal profijt uit de door de EMU geboden kansen kunnen trekken. Een toename van de investeringen leidt tot een toename van het groeipotentieel van de eurozone. Dit is des te belangrijker als men kijkt naar de negatieve effecten op de groei op de lange termijn, zoals de demografische perspectieven.

FINANCIEEL STELSEL

Algemene ontwikkeling. Er is een duidelijke versnelling van de integratie van de financiële markten waargenomen vanwege de mondialisering maar ook vanwege de invoering van een gemeenschappelijk regelgevend kader en de overgang naar de euro. De financiële sector maakt een snelle structurele transformatie door en de integratie gaat gepaard met een algemene expansie en een intensivering van de concurrentie. Het wisselkoersrisico is weggevallen evenals de kosten in verband met het gefragmenteerde karakter van het stelsel. De liberalisering van de markt en de komst van de euro zouden de financiering van ondernemingen moeten bevorderen door een beroep te doen op de kapitaalmarkten ten koste van de bancaire financiering van ondernemingen.

Monetaire markten. De integratie van de markten is niet in alle segmenten even vergevorderd. De integratie van de termijndepositomarkt en de markt voor afgeleide instrumenten heeft een hoog niveau bereikt. De gegarandeerde compartimenten van de monetaire markt (bijvoorbeeld particuliere pensioenvoorzieningen, schatkistpapieren, handelspapieren en depositocertificaten) hebben daarentegen niet een zelfde mate van integratie ondergaan. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de nog steeds tussen de wetgevingen van de lidstaten bestaande verschillen. De richtlijn inzake financiële garanties moet in deze situatie verbetering brengen.

Obligatiemarkten. Met de invoering van de euro zijn de nationale obligatiemarkten geïntegreerd in een in euro luidende duidelijk homogenere obligatiemarkt. Dankzij de grote liquiditeit is de omvang van de emissies gestegen. De emissies van de particuliere sector zijn in verband met het restrictieve begrotingsbeleid sterk toegenomen ten koste van de emissies van de publieke sector. Het groeiende aantal fusies en overnames alsook de veilingen voor de UMTS-licenties (es de en fr), die vaak met de emissie van obligaties worden gefinancierd, hebben bijgedragen aan de groei van dit deel van de financiële markt.

Staatsobligaties. Staatsobligaties vertegenwoordigen nog ongeveer 40% van het totaal. Wat rendementen betreft is sterke convergentie tussen de lidstaten ontstaan. De liquiditeit van deze markt blijft evenwel beperkt aangezien deze obligaties worden uitgegeven door twaalf verschillende instellingen met uiteenlopende emissies, strategieën, instrumenten en procedures. Over het totaal genomen is de euro de op één na belangrijkste munteenheid in het kader van internationale emissies van obligaties, na de Amerikaanse dollar.

Aandelenmarkten. De komst van de euro heeft de vraag naar grensoverschrijdende investeringen in deze munteenheid gestimuleerd. De investeerders lijken steeds meer de kant op te gaan van een pan-Europese sectorale aanpak, dit ten koste van een zuiver nationale aanpak. Bovendien heeft de overgang naar de euro bijgedragen tot stimulering van de beursmarkten die gespecialiseerd zijn in de nieuwe economie. De beurzen in Europa hebben op de Europese integratie gereageerd middels strategieën inzake bundeling en fusie.

Risicokapitaal. Risicokapitaal speelt vaak een belangrijke rol in de eerste levenscycli van een onderneming. De Europese Unie heeft inspanningen verricht ter verbetering van de toegang van ondernemingen tot deze financieringsvorm, zoals met het Actieplan voor risicokapitaal (APRK). De Europese risicokapitaalmarkten blijven gefragmenteerd, de investeringen vinden voornamelijk op nationaal niveau plaats. Dit is deels te verklaren door de verschillen die tussen de landen van de EU op het niveau van de regelgevende, fiscale en juridische structuren blijven voortbestaan. Het knappen van de luchtbel van de beurzen rond de nieuwe-technologie-ondernemingen heeft tot een aanzienlijke terugloop in de investeringen met risicokapitaal geleid.

Financiële diensten. De Europese markt van financiële diensten voor ondernemingen wordt steeds verder opengesteld voor mondiale concurrentie. De banken hebben hierop gereageerd middels herstructurering en heroriëntering van hun traditionele activiteiten ten gunste van activiteiten waarbij zij de rol van "investeringsbank" op zich nemen. Deze activiteiten bestaan in de ontwikkeling en de verkoop van nieuwe financiële producten, advisering van cliënten of fusie- of overnameactiviteiten. De fusies vinden met name op nationaal niveau plaats en op dit niveau is sectorconcentratie waarneembaar. De juridische verschillen maken dat de ontwikkeling van een werkelijk pan-Europees productenpakket nog niet mogelijk is.

De komende uitdagingen. De euro is een van de voornaamste oorzaken van de versnelling van de integratie. De integratie van de financiële markten is nog niet voltooid en dient te worden voortgezet teneinde meer economische voordelen uit de integratie te halen. Spaarders en beleggers hebben een grotere keuze en genieten lagere transactiekosten. Dit leidt tot een grotere productiviteit en derhalve tot een hogere economische groei. Dit is de reden waarom de opeenvolgende Europese Raden de integratie van de financiële markten tot een prioriteit van de economische hervorming hebben gemaakt. Tegen 2005 dient het Actieplan voor financiële diensten (APFD), een pakket van 42 initiatieven, ten uitvoer te zijn gelegd. De uitvoering van het actieplan voor risicokapitaal (APRK) staat gepland voor 2003.

DE EURO ALS INTERNATIONALE MUNT

Hoewel de Amerikaanse dollar de dominante internationale munteenheid blijft, is de euro de op één na belangrijkste munt van de wereld geworden. Dit kan worden verklaard door het economisch gewicht van de eurozone alsook door haar stabiliteit waaruit de goede gezondheid van de economische basisvoorwaarden blijkt.

Internationaal gebruik. Vóór de invoering van de euromunten en -bankbiljetten in 2002 schatte men het aandeel van de euro in de facturering voor internationale transacties tussen de 15 en 17% van het totaal. De Amerikaanse dollar blijft wat dit betreft de dominante munteenheid. De rol van de euro als factureringsmunt dient met name op regionaal niveau toe te nemen. Het gebruik van de gemeenschappelijke munt in internationale betalingen is in de eerste drie jaar toegenomen en dient na de invoering van de munten en de bankbiljetten verder toe te nemen. De euro is de op één na belangrijkste voor financieringen of investeringen gebruikte munteenheid van de wereld geworden. De gemeenschappelijke munt maakt bijna 34% uit van deze transacties, hetgeen eveneens kan worden verklaard door de historisch lage rentevoet in de eurozone.

De rol van de euro als anker. Meer dan 50 landen hebben hun munt door onder andere een geleide wisselkoersregeling of een currency-board-regeling aan de euro gekoppeld. Deze landen liggen vooral in Europa en in Afrika en worden gemotiveerd door de handels- en financiële betrekkingen of door het proces van toetreding tot de EU. De euro dient eveneens als interventievaluta en deze functie is nauw verbonden met de functie van de euro als ankervaluta. Het grootste deel van de interventies vindt plaats in het kader van het nieuwe wisselkoersmechanisme (WKM 2). Op dit ogenblik is alleen de Deense kroon in het kader van het WKM 2 aan de euro gekoppeld. Tot slot dient de euro als reservevaluta en neemt de euro de tweede plaats in onder de reservevaluta's van de centrale banken in de wereld. De Amerikaanse dollar vertegenwoordigde in 2000 68% van alle deviezenreserves. Het aandeel van de euro is de afgelopen jaren nagenoeg ongewijzigd gebleven.

Kandidaat-lidstaten. De kandidaat-lidstaten van de EU moeten het acquis communautaire in zijn geheel overnemen en zijn verplicht tot deelname aan de EMU. In het begin wordt aan deze landen een derogatie van het Verdrag toegekend, tot het moment waarop ze aan de convergentiecriteria voldoen. Vóór de overname van de euro moeten ze gedurende twee jaar deel uitmaken van het WKM 2.

Mondiale coördinatie. Het monetaire beleid en het wisselkoersbeleid vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap. Ten aanzien van de interne coördinatie van het beleid besluit de Raad (in dit geval de lidstaten die de euro hebben overgenomen) over de vertegenwoordiging van de Gemeenschap op internationaal niveau. In de Eurogroep worden gemeenschappelijke standpunten bepaald. Wat de externe coördinatie van het beleid betreft, bijvoorbeeld wat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) of de G7 betreft, is door de Raad tot op heden geen enkel besluit genomen. De Europese Centrale Bank heeft binnen het IMF en enkele werkgroepen van de G7 de waarnemersstatus gekregen. De EMU is dus nog in ontwikkeling wat de externe coördinatie van het beleid betreft.

Laatste wijziging: 23.02.2007

Top