EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) (2007-2013)

In deze verordening wordt vastgesteld welke acties die het verschil in ontwikkelingsniveau tussen de Europese regio's verkleinen en de achterstand van de minst begunstigde regio’s trachten in te halen, in aanmerking komen voor financiering uit het Europees Regionaal Fonds (EFRO). In de verordening worden ook de taken van het EFRO en de reikwijdte van de steun uit het Fonds in het kader van de doelstellingen "convergentie", "regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid" en "Europese territoriale samenwerking" van het herziene cohesiebeleid voor de periode 2007-2013 vastgesteld.

BESLUIT

Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1783/1999 [Zie wijzigingsbesluit(en)].

SAMENVATTING

In deze verordening worden de taken en de reikwijdte van de steun uit het EFRO vastgesteld. Het EFRO kan worden ingezet in het kader van de doelstellingen “convergentie”, “regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid” en “Europese territoriale samenwerking” zoals deze zijn omschreven in de algemene bepalingen met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds.

Doelstelling

Het EFRO heeft ten doel bij te dragen aan de versterking van de economische en sociale cohesie door de ongelijkheid tussen de regio's te verkleinen. Deze bijdrage neemt de vorm aan van ontwikkelingssteun en steun voor de structurele aanpassing van de regionale economieën, met inbegrip van de omschakeling van industriegebieden met afnemende economische activiteit.

Toepassingsgebied

De steun uit het EFRO is toegespitst op een aantal thematische prioriteiten waarin de verschillende doelstellingen “convergentie”, “regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid” en “Europese territoriale samenwerking” tot uiting komen. Het EFRO draagt met name bij aan de financiering van:

  • investeringen die bijdragen aan het scheppen van duurzame werkgelegenheid;
  • investeringen in infrastructuur;
  • maatregelen die de regionale en lokale ontwikkeling steunen; deze omvatten steun voor en diensten aan bedrijven, met name het midden- en kleinbedrijf (MKB);
  • technische bijstand.

Convergentie

In het kader van de doelstelling “convergentie” wordt de steun uit het EFRO toegespitst op duurzame, geïntegreerde economische ontwikkeling en het scheppen van duurzame werkgelegenheid. De operationele programma's in de lidstaten hebben ten doel de regionale economische structuren te moderniseren en te diversifiëren, onder meer via de volgende prioriteiten:

  • onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO), innovatie en ondernemerschap;
  • informatiemaatschappij;
  • milieu;
  • risicopreventie;
  • toerisme;
  • cultuur;
  • vervoer;
  • energie;
  • onderwijs;
  • gezondheids- en sociale infrastructuur;
  • directe steun voor investeringen in het midden- en kleinbedrijf (MKB).

Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid

De prioriteiten in het kader van de doelstelling "regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid" kunnen in drie categorieën worden ingedeeld:

  • innovatie en kenniseconomie, met name verbetering van de regionale capaciteit voor OTO en innovatie, ondernemerschap en het creëren van nieuwe financiële instrumenten voor ondernemingen;
  • milieu en risicopreventie, hetgeen inhoudt: herstellen van vervuilde terreinen, stimuleren van het energierendement, bevorderen van schoon openbaar stadsvervoer en uitwerken van plannen om natuurlijke en technologische risico's te voorkomen en te beheersen;
  • toegang tot vervoers- en telecommunicatienetwerken van algemeen economisch belang, met name versterking van de secundaire netten en stimulering van de toegang van het MKB tot de informatie- en communicatietechnologie (ICT).

Europese territoriale samenwerking

In het kader van de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” is de steun uit het EFRO toegespitst op de volgende drie hoofdlijnen:

  • ontwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activiteiten via gezamenlijke strategieën voor duurzame ontwikkeling. Het komt er bijvoorbeeld op aan ondernemerschap te stimuleren, de natuurlijke en culturele hulpbronnen te beschermen en te beheren en de samenwerking, de capaciteiten en het gezamenlijk gebruik van infrastructuur te ontwikkelen;
  • totstandbrenging en ontwikkeling van de transnationale samenwerking met inbegrip van bilaterale samenwerking tussen maritieme regio’s. De prioriteiten betreffen innovatie, milieu, verbetering van de toegankelijkheid en duurzame stedelijke ontwikkeling;
  • verhoging van de doeltreffendheid van het regionaal beleid. Het gaat erom netwerken te creëren en ervaringen uit te wisselen tussen de regionale en lokale autoriteiten.

Op verzoek van de lidstaten kan de Commissie voor bepaalde uitgaven regels betreffende de subsidiabiliteit voorstellen ter vervanging van de nationale regels.

De lidstaten wijzen één enkele beheersautoriteit, één enkele certificerende autoriteit en één enkele auditautoriteit aan.

Zoals vastgesteld in de algemene bepalingen, kunnen de lidstaten de taken van de beheersinstantie en van het gemeenschappelijk technisch secretariaat delegeren aan het juridisch samenwerkingsinstrument, de Europese groepering voor grensoverschrijdende samenwerking (EGTS).

Om in aanmerking te komen voor selectie moet een project ten goede komen aan begunstigden uit ten minste twee landen, die gezamenlijk optreden op ten minste twee van de volgende vier gebieden: ontwikkeling, tenuitvoerlegging, uitrusting en financiering. Bij transnationale samenwerking kan een programma in één enkele lidstaat worden uitgevoerd op voorwaarde dat het door ten minste twee lidstaten is ingediend. Netwerken voor samenwerking en uitwisseling van ervaringen dienen ten minste drie begunstigden uit ten minste drie regio’s in ten minste twee lidstaten te omvatten, die gezamenlijk op de vier vorengenoemde gebieden optreden.

Het operationeel programma dient met name de volgende gegevens te bevatten:

  • een analyse van de sterke en zwakke punten van de samenwerkingszone;
  • een motivering van de prioriteiten;
  • informatie over de prioriteiten en de specifieke doelstellingen;
  • een verdeling van de steungebieden naar categorie;
  • een financieringsplan;
  • uitvoeringsbepalingen;
  • een indicatieve lijst van de grote projecten.

Op het gebied van de financiering gelden specifieke regels die verband houden met de geografische ligging. De cofinancieringsbijdrage bedraagt ten hoogste:

  • 20 % bij grensoverschrijdende samenwerking in aan de Unie grenzende NUTS III-zones;
  • 20 % bij transnationale samenwerking, wanneer bij de maatregelen partners betrokken zijn die buiten de betrokken zone gevestigd zijn;
  • 10 % bij grensoverschrijdende en transnationale samenwerking, wanneer het uitgaven betreft voor de tenuitvoerlegging van maatregelen op het grondgebied van derde landen en op voorwaarde dat deze ten goede komen aan de regio’s van de Gemeenschap.

Specifieke territoriale kenmerken

Het EFRO besteedt bijzondere aandacht aan de specifieke territoriale kenmerken. De acties in verband met de stedelijke dimensie worden in operationele programma’s geïntegreerd, uitgaande van de ervaring met het initiatief URBAN. Het EFRO streeft namelijk naar een oplossing voor de economische, ecologische en sociale problemen in de steden.

In de plattelandszones en de zones die afhankelijk zijn van de visserij moet de steun uit het EFRO worden geconcentreerd op economische diversificatie op de volgende gebieden:

  • infrastructuur ter verbetering van de toegang;
  • telecommunicatienetwerken en -diensten in plattelandszones;
  • ontwikkeling van nieuwe economische activiteiten;
  • versterking van de banden tussen stads- en plattelandszones;
  • ontwikkeling van het toerisme en de ruimtelijke ordening op het platteland.

In zones met een natuurlijke handicap draagt het EFRO bij aan de financiering van investeringen ten gunste van: een verbetering van de toegang, economische activiteiten in verband met het cultureel erfgoed, het duurzaam gebruik van hulpbronnen en de bevordering van het toerisme.

Ten slotte draagt het EFRO bij aan de financiering van de extra uitgaven die verband houden met de geografische ligging van de ultraperifere regio’s en aan de financiering van:

  • de steun voor het goederenvervoer en het opstarten van vervoerdiensten;
  • de steun bij opslagproblemen, het onderhoud van het productieapparaat en het oplossen van het tekort aan menselijk kapitaal op de plaatselijke arbeidsmarkt.

Slotbepalingen

De verordening zal geen weerslag hebben op de steunmaatregelen die vóór de inwerkingtreding ervan zijn goedgekeurd. De verzoeken die op grond van Verordening nr. 1783/99 zijn ingediend blijven geldig, maar die verordening is met ingang van 1 januari 2007 ingetrokken. De onderhavige verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2007 en wordt uiterlijk op 31 december 2013 aan een nieuw onderzoek onderworpen.

Referenties

Besluit

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad

Verordening (EG) nr. 1080/2006

1.8.2006

-

L 210 van 31.7.2006

Wijzigingsbesluit

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad

Verordening (EG) nr. 397/2009

10.6.2009

-

L 126 van 21.5.2009

Verordening (EG) nr. 437/2010

18.6.2010

-

L 132 van 29.5.2010

GERELATEERDE BESLUITEN

ALGEMENE BEPALINGEN

Verordening (EG) nr. 1083/2006van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999.Zie geconsolideerde versie.

IN AANMERKING KOMENDE REGIO'S EN ZONES

Beschikking 2006/769/EG van de Commissie van 31 oktober 2006 tot vaststelling van de lijst van regio's en gebieden die in aanmerking komen voor financiering uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in het kader van de grensoverschrijdende en transnationale onderdelen van de doelstelling Europese territoriale samenwerking voor de periode 2007-2013 [Publicatieblad L 312 van 11.11.2006].Zie geconsolideerde versie.

Beschikking 2006/597/EG van de Commissie van 4 augustus 2006 tot vaststelling van de lijst van de regio’s die uit hoofde van de doelstelling Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid bij wijze van specifieke overgangsmaatregel in aanmerking komen voor financiering uit de Structuurfondsen voor de periode 2007-2013 [Publicatieblad L 243 van 6.9.2006].

Beschikking 2006/595/EG van de Commissie van 4 augustus 2006 tot vaststelling van de lijst van regio's die uit hoofde van de “convergentiedoelstelling” in aanmerking komen voor financiering uit de Structuurfondsen voor de periode de 2007-2013 [Publicatieblad L 243 van 6.9.2006].

Zie geconsolideerde versie.

INDICATIEVE VERDELING OVER DE LIDSTATEN

Beschikking 2006/609/EG van de Commissie van 4 augustus 2006 tot vaststelling van een indicatieve verdeling over de lidstaten van de vastleggingskredieten voor de doelstelling Europese territoriale samenwerking voor de periode 2007-2013 [Publicatieblad L 247 van 9.9.2006].Zie geconsolideerde versie.

Beschikking 2006/594/EG van de Commissie van 4 augustus 2006 tot vaststelling van een indicatieve verdeling over de lidstaten van de vastleggingskredieten voor de “convergentiedoelstelling” voor de periode de 2007-2013 [Publicatieblad L 243 van 6.9.2006].Gewijzigd bij:Besluit van de Commissie 2010/475/EU [PB L 232 van 2.9.2010].

Beschikking 2006/593/EG van de Commissie van 4 augustus 2006 tot vaststelling van een indicatieve verdeling over de lidstaten van de vastleggingskredieten voor de doelstelling “regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid” voor de periode de 2007-2013 [Publicatieblad L 243 van 6.9.2006].Gewijzigd bij:Besluit van de Commissie 2010/476/EU [PB L 232 van 2.9.2010].

COMMUNAUTAIRE STRATEGISCHE RICHTSNOEREN

Beschikking 2006/702/EG van de Raad van 6 oktober 2006 betreffende communautaire strategische richtsnoeren inzake cohesie [Publicatieblad L 291 van 21.10.2006]. De communautaire strategische richtsnoeren inzake cohesie, groei en werkgelegenheid zijn op 6 oktober 2006 door de Raad goedgekeurd. Deze strategische richtsnoeren vormen het indicatief kader voor het cohesiebeleid en de steun uit de Fondsen in de periode 2007-2013.

Mededeling van de Commissie - Cohesiebeleid ter ondersteuning van groei en werkgelegenheid – Communautaire strategische richtsnoeren 2007-2013 [COM(2005) 299 definitief – Niet in het Publicatieblad bekendgemaakt].

ECONOMISCH HERSTEL

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Cohesiebeleid: investeren in de reële economie [COM(2008) 876 definitief – Niet in het Publicatieblad bekendgemaakt].

Het cohesiebeleid is de eerste bron van communautaire financiering voor de reële economie. De Commissie stelt een reeks prioriteiten voor met betrekking tot burgers, bedrijven, infrastructuur en energie alsook tot onderzoek en innovatie, teneinde het herstel van de Europese economie en de sociale ontwikkeling te bevorderen. Zij voorziet een toename van de overheidsinvesteringen in de periode 2007-2013.

Mededeling van de Commissie aan de Europese Raad - Een Europees economisch herstelplan [COM(2008) 800 definitief – Niet in het Publicatieblad bekendgemaakt].

ENERGIE – HUISVESTING

Verordening (EG) nr. 397/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1080/2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling met betrekking tot de subsidiabiliteit van investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie op het vlak van huisvesting.

Het Europees economisch herstelplan moedigt maatregelen aan ter bevordering van de energie-efficiëntie van gebouwen. Deze verordening schept een kader voor de op dit gebied voorziene overheidsinvesteringen. Er dienen nationale investeringsplannen te worden opgesteld op het meest geschikte territoriale niveau (nationaal, regionaal of lokaal). De financiering van het cohesiebeleid dient gebruikt te worden voor de ondersteuning van de maatregelen die door de zwakste gezinnen worden genomen.

Zo wordt de steun van het EFRO voor alle lidstaten toegankelijk gemaakt voor uitgaven voor huisvesting die verband houden met energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Andere uitgaven voor huisvesting moeten beperkt blijven tot de lidstaten die na 1 mei 2004 zijn toegetreden. Artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1080/2006 betreffende de subsidiabiliteit van deze uitgaven wordt bijgevolg gewijzigd.

Laatste wijziging: 17.09.2010

Top