EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten

Bij de voedselcrises van de jaren negentig is gebleken dat bepaalde overdraagbare ziekten kunnen worden verspreid door niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. Die bijproducten mogen niet meer in de voedselketen terechtkomen. Daarom zijn in deze verordening strenge gezondheids­voorschriften vastgelegd voor het gebruik van die bijproducten, om zo een hoog gezondheid- en veiligheidsniveau te garanderen. Met name is recycling binnen dezelfde diersoort verboden.

BESLUIT

Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten [Zie wijzigingsbesluiten].

SAMENVATTING

Verordening (EG) nr. 178/2002 is de hoeksteen van de nieuwe Europese wetgeving inzake voedselveiligheid. Door de aanpak "van boer tot bord" en door gebruik te maken van de meest recente wetenschappelijke bevindingen probeert deze verordening een hoog niveau van gezondheid en veiligheid in de gehele voedselketen te bereiken.

Dierlijke bijproducten worden gedefinieerd als hele kadavers of delen van dieren of producten van dierlijke oorsprong die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, met inbegrip van eicellen, embryo's en sperma. Het gaat hier om meer dan vijftien miljoen ton vlees, zuivel- en andere producten, inclusief gier. Dit materiaal wordt vervolgens vernietigd, of verwerkt en opnieuw gebruikt in een groot aantal sectoren, waaronder de cosmetische en farmaceutische sector, of wordt bestemd voor andere vormen van technisch gebruik.

Als gevolg van de voedselcrises uit de jaren negentig zoals de BSE-epidemie, is de rol van de bijproducten bij de verspreiding van deze overdraagbare dierziekten duidelijk gebleken. De Wetenschappelijke Stuurgroep (ES) (EN) (FR), die bestaat uit acht onafhankelijke wetenschappelijke deskundigen, heeft daarom besloten dat dierlijke bijproducten die voor menselijke consumptie ongeschikt zijn verklaard, niet in de voedselketen terecht mogen komen. Voorts kan het vervoederen van eiwitten verkregen door de verwerking van kadavers van dezelfde diersoort – of anders gezegd kannibalisme – een extra risico betekenen voor de verspreiding van ziekten.

In deze verordening worden de te nemen maatregelen voor de behandeling van dierlijke bijproducten in detail aangegeven.

TOEPASSINGSGEBIED

In deze verordening worden veterinairrechtelijke en volksgezondheidsvoorschriften vastgesteld voor:

  • het verzamelen, vervoeren, opslaan, hanteren, verwerken en gebruiken of verwijderen van dierlijke bijproducten;
  • het in de handel brengen en, in bepaalde specifieke gevallen, het uitvoeren en het doorvoeren van dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide producten.

Deze verordening is niet van toepassing op:

  • rauw voeder voor gezelschapsdieren dat afkomstig is uit winkels;
  • vloeibare melk en biest die op de boerderij van oorsprong worden gebruikt;
  • hele kadavers of delen van gezonde wilde dieren, met uitzondering van voor commerciële doeleinden aangevoerde vis en kadavers of delen van wilde dieren die worden gebruikt voor de productie van jachttrofeeën;
  • rauw voer voor de gezelschapsdieren ter plaatse dat afkomstig is van dieren die, in overeenstemming met de nationale wetgeving, op de boerderij van oorsprong zijn geslacht voor consumptie door de landbouwer en zijn gezin;
  • keukenafval en etensresten, tenzij bestemd voor dierlijke consumptie, of bestemd voor gebruik in een biogasinstallatie of voor verwerking tot compost, of afkomstig van internationaal opererende middelen van vervoer;
  • voor fokdoeleinden bestemd(e) eicellen, embryo's en sperma;
  • vervoer over zee of door de lucht.

INDELING VAN DIERLIJKE BIJPRODUCTEN

Categorie 1-materiaal

Onder categorie 1-materiaal worden de volgende dierlijke bijproducten verstaan:

  • alle delen, met inbegrip van de huid, van dieren die vermoedelijk met een TSE zijn besmet of waarbij de aanwezigheid van een TSE officieel is bevestigd, dieren die in het kader van TSE-uitroeiingsmaatregelen zijn gedood, gezelschapsdieren, dieren in dierentuinen en circusdieren, proefdieren, wilde dieren waarvan wordt vermoed dat zij met overdraagbare ziekten zijn besmet;
  • gespecificeerd risicomateriaal waarmee een besmettend agens kan worden verspreid;
  • producten afkomstig van dieren die stoffen toegediend hebben gekregen die verboden zijn, of die voor het milieu gevaarlijke stoffen bevatten;
  • al het dierlijke materiaal dat wordt opgevangen bij de behandeling van afvalwater van categorie 1-verwerkingsbedrijven en andere bedrijfsruimten waar gespecificeerd risicomateriaal wordt verwijderd;
  • keukenafval en etensresten afkomstig van internationaal opererende middelen van vervoer;
  • mengsels van categorie 1-materiaal met categorie 2-materiaal of met categorie 3-materiaal dan wel met materiaal van beide categorieën.

Tussentijds hanteren of tijdelijk opslaan van categorie 1-materiaal geschiedt uitsluitend in erkende intermediaire bedrijven van dezelfde categorie. Categorie 1-materiaal wordt zo spoedig mogelijk verzameld, vervoerd en geïdentificeerd en:

  • wordt rechtstreeks als afval verbrand in een erkende verbrandingsinstallatie;
  • wordt verwerkt in een erkend verwerkingsbedrijf volgens een specifieke verwerkingsmethode, in welk geval het daaruit resulterende materiaal wordt gemerkt en definitief als afval wordt verwijderd door verbranding of meeverbranding;
  • wordt, met uitzondering van materiaal van dieren die met een TSE zijn besmet of waarbij de aanwezigheid van een TSE wordt vermoed, volgens een specifieke verwerkingsmethode verwerkt in een erkend verwerkingsbedrijf, in welk geval het daaruit resulterend materiaal wordt gemerkt en definitief als afval wordt verwijderd door begraving op een erkende stortplaats;
  • wordt, in het geval van keukenafval en etensresten, door begraving als afval verwijderd op een stortplaats.

Categorie 2-materiaal

Onder categorie 2-materiaal worden de volgende dierlijke bijproducten verstaan:

  • mest en de inhoud van het maagdarmkanaal;
  • al het dierlijke materiaal, behalve van categorie 1, dat wordt opgevangen bij de behandeling van afvalwater van slachthuizen;
  • producten van dierlijke oorsprong die residuen bevatten van diergeneesmiddelen en contaminanten en die het in de communautaire wetgeving toegestane niveau overschrijden;
  • andere producten van dierlijke oorsprong dan categorie 1-materiaal, ingevoerd uit derde landen, die niet blijken te voldoen aan de veterinaire voorschriften voor invoer in de Gemeenschap;
  • andere dieren dan dieren van categorie 1, die anders dan door slachting voor menselijke consumptie sterven;
  • mengsels van categorie 2-materiaal met categorie 3-materiaal.

Tussentijds hanteren of tijdelijk opslaan van ander categorie 2-materiaal dan mest, mag uitsluitend geschieden in erkende intermediaire categorie 2-bedrijven. Categorie 2-materiaal wordt zo spoedig mogelijk verzameld, vervoerd en geïdentificeerd en:

  • wordt rechtstreeks als afval verbrand in een erkende verbrandingsinstallatie;
  • wordt verwerkt in een erkend verwerkingsbedrijf volgens een specifieke verwerkingsmethode, in welk geval het daaruit resulterende materiaal wordt gemerkt en definitief als afval wordt verwijderd;
  • wordt, als het van vis afkomstig materiaal betreft, ingekuild of tot compost verwerkt;
  • wordt, als het gaat om mest, de inhoud van het maagdarmkanaal, melk en biest die geen ernstige overdraagbare ziekte kunnen verspreiden, ofwel a) onverwerkt gebruikt als grondstof in een biogasinstallatie of composteerinstallatie, dan wel behandeld in een technisch bedrijf, ofwel b) op het land uitgereden;
  • wordt gebruikt voor de productie van jachttrofeeën in een technisch bedrijf dat met het oog hierop is erkend.

Categorie 3-materiaal

Onder categorie 3-materiaal worden de volgende dierlijke bijproducten verstaan:

  • delen van geslachte dieren die voor menselijke consumptie geschikt zijn, maar die om commerciële redenen niet voor menselijke consumptie bestemd zijn;
  • delen van geslachte dieren, die voor menselijke consumptie ongeschikt zijn verklaard, maar die geen symptomen van overdraagbare ziekten vertonen;
  • huiden, hoeven en horens, varkenshaar en veren van dieren die worden geslacht in een slachthuis nadat zij een keuring vóór het slachten hebben ondergaan waarbij zij geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie;
  • bloed verkregen van andere dieren dan herkauwers die worden geslacht in een slachthuis nadat zij een keuring vóór het slachten hebben ondergaan waarbij zij geschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie;
  • dierlijke bijproducten verkregen bij de productie van voor menselijke consumptie bestemde producten, waaronder ontvette beenderen en kanen;
  • andere voormalige voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong dan keukenafval en etensresten, die niet langer voor menselijke consumptie bestemd zijn, om commerciële redenen of ten gevolge van gebreken bij de productie of bij de verpakking;
  • rauwe melk afkomstig van dieren die geen symptomen vertonen van een overdraagbare ziekte;
  • op volle zee voor de productie van vismeel gevangen vis of andere zeedieren, met uitzondering van zeezoogdieren, alsook verse bijproducten van vis afkomstig van bedrijven die visproducten voor menselijke consumptie vervaardigen;
  • eierschalen, afkomstig van dieren die geen symptomen vertonen van een overdraagbare ziekte;
  • bloed, huiden, hoeven, veren, wol, hoorn, haar en bont afkomstig van gezonde dieren;
  • ander keukenafval en etensresten dan van categorie 1.

Tussentijds hanteren of tijdelijk opslaan van categorie 3-materiaal mag uitsluitend geschieden in erkende intermediaire categorie 3-bedrijven. Categorie 3-materiaal wordt zo spoedig mogelijk verzameld, vervoerd en geïdentificeerd en:

  • rechtstreeks als afval verbrand in een erkende verbrandingsinstallatie;
  • als grondstof gebruikt in een bedrijf voor de productie van voeder voor gezelschapsdieren;
  • verwerkt in een erkend verwerkingsbedrijf volgens een specifieke verwerkingsmethode, in een technisch bedrijf of in een biogasinstallatie of composteerinstallatie;
  • als het keukenafval en etensresten van categorie 3 betreft, verwerkt in een biogasinstallatie of tot compost;
  • als het van vis afkomstig materiaal betreft, ingekuild of tot compost verwerkt.

VERZAMELEN, VERVOER, OPSLAG, VERZENDING

Met uitzondering van keukenafval en etensresten van categorie 3 worden de dierlijke bijproducten en de verwerkte producten verzameld, vervoerd en geïdentificeerd. De reglementaire procedure heeft betrekking op de identificatie en de etikettering van de grondstoffen van de drie categorieën, de uitrusting van voertuigen en recipiënten, de handelsdocumenten, gezondheidscertificaten en transportvoorwaarden. Voor elke zending wordt een dossier bijgehouden.

Voor de verzending van dierlijke bijproducten en verwerkte producten moet de lidstaat van bestemming de ontvangst hebben toegestaan van categorie 1-materiaal, categorie 2-materiaal, en verwerkte dierlijke eiwitten. Elke zending van dierlijke bijproducten wordt correct geïdentificeerd en rechtstreeks naar het verwerkingsbedrijf van bestemming gebracht. Alle informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten wordt via het Traces-systeem gecirculeerd.

ERKENNING

Intermediaire en opslagbedrijven

De intermediaire en opslagbedrijven van de categorieën 1, 2, en 3 moeten door de bevoegde autoriteit worden erkend. Om erkend te worden, moeten zij aan de vereisten van deze verordening voldoen die erop gericht zijn elk risico van verspreiding van een overdraagbare ziekte te verhinderen.

De hygiëne-eisen hebben betrekking op: de inrichting van de ruimten, de aard van de uitrusting, de hygiëne van het personeel, de bescherming tegen schadelijke dieren zoals insecten, knaagdieren en vogels, een afvalwaterlozingssysteem, de bewaartemperatuur, de schoonmaak en desinfectering van de recipiënten en de voertuigen, met uitzondering van schepen.

De bevoegde autoriteit voert regelmatig controle uit op de bedrijven. Daarnaast moeten de intermediaire bedrijven specifieke procedures voor de interne controle toepassen. De bevoegde autoriteit trekt de erkenning onmiddellijk in, indien aan de erkenningsvoorwaarden niet wordt voldaan.

Verbrandings- of meeverbrandingsinstallaties

In Richtlijn 2000/76/EG worden de voorwaarden vastgesteld voor de verbranding van afval van verwerkte producten. Indien genoemde richtlijn niet op bepaalde dierlijke bijproducten van toepassing is, worden voor de vernietiging daarvan de bepalingen van deze verordening toegepast.

De bevoegde autoriteit erkent verbrandingsinstallaties met een hoge en een lage capaciteit. Verbrandingsinstallaties met een lage capaciteit worden alleen gebruikt voor de opruiming van dode gezelschapsdieren, gespecificeerd risicomateriaal, categorie 2- en/of categorie 3-materiaal, en zij houden zich aan strikte normen inzake de inrichting en het onderhoud van de ruimten, de exploitatievoorwaarden (ontstane gassen, temperatuur), lozingen van water, residuen (bodemas, slakken, ketelas), de meting van de temperatuur en de voorwaarden voor de verbranding van specifiek risicomateriaal.

De erkenning wordt onmiddellijk ingetrokken indien de geldende normen niet worden nageleefd.

Categorie 1- en categorie 2-verwerkingsbedrijven

Categorie 1- en categorie 2-verwerkingsbedrijven moeten worden erkend door de bevoegde autoriteit die het productieproces valideert en controleert. Om deze erkenning te verkrijgen, moeten de betrokken bedrijven voldoen aan de normen van deze verordening inzake de inrichting van de ruimten, de aard van de uitrusting, de hygiëne van het personeel, de bescherming tegen schadelijke dieren zoals insecten, knaagdieren en vogels, het afvalwaterlozingssysteem, de opslag, de schoonmaak en desinfectering van de ruimte en de voertuigen.

Naar gelang van de categorie dierlijke bijproducten kunnen zeven verwerkingsmethoden worden gebruikt. Deze methoden staan in bijlage V beschreven en variëren volgens de deeltjesgrootte van de grondstof, de bij de warmtebehandeling bereikte temperatuur, de druk waarbij de grondstof wordt verwerkt en de duur van de warmtebehandeling, waarvan er één specifiek is voor dierlijke bijproducten van vis. Methode 1 wordt gebruikt:

  • voor categorie 2-materiaal – behalve mest, de inhoud van het maagdarmkanaal, melk en biest – bestemd voor een biogas- of compostproductiebedrijf of voor gebruik in biologische meststoffen of bodemverbeteraars;
  • voor categorie 1- en categorie 2-materiaal bestemd voor een stortplaats;
  • voor verwerkte dierlijke eiwitten van zoogdieren.

De methoden 1-5 worden gebruikt:

  • voor grondstoffen van categorie 2 die na verwerking bestemd zijn voor verbranding;
  • voor categorie 1- en categorie 2-materiaal bestemd voor verbranding.

Voor elke verwerkingsmethode moeten de kritische controlepunten worden vastgesteld die de intensiteit van de warmtebehandeling bepalen. Deze kritische controlepunten omvatten: de deeltjesgrootte van de grondstof, de bij de warmtebehandeling bereikte temperatuur, de druk waarbij de grondstof wordt verwerkt en de duur van de warmtebehandeling.

De erkenning wordt onmiddellijk ingetrokken indien niet aan de erkenningsvoorwaarden wordt voldaan.

Categorie 3-verwerkingsbedrijven

De categorie 3-verwerkingsbedrijven moeten door de bevoegde autoriteit worden erkend. Met het oog op deze erkenning moeten de betrokken bedrijven voldoen aan de normen inzake de inrichting van de ruimten, de aard van de uitrusting, de capaciteit voor de productie van warm water, de warmtebehandeling, de bescherming tegen schadelijke dieren, het afvalwaterlozingssysteem, de schoonmaak en desinfectering van de ruimten.

Alleen categorie 3-grondstoffen – met uitzondering van bloed, huiden, hoeven, veren, wol, hoorn, haar en bont afkomstig van dieren die niet geschikt zijn voor menselijke consumptie maar overigens geen symptomen van overdraagbare ziekten vertonen, alsook keukenafval en etensresten – mogen worden gebruikt voor de vervaardiging van verwerkte dierlijke eiwitten en andere grondstoffen voor de diervoeding. Voor elke verwerking moeten deze dierlijke bijproducten verplicht worden gecontroleerd op de aanwezigheid van vreemde bestanddelen, zoals verpakkingsmateriaal of stukken metaal.

Voor elke gebruikte verwerkingsmethode moeten de kritische controlepunten worden vastgesteld die de intensiteit van de warmtebehandeling bepalen: de deeltjesgrootte, de temperatuur, de druk en de duur. Er zijn specifieke vereisten van kracht voor verwerkte dierlijke eiwitten (bv.: methode nr. 1 voor eiwitten van zoogdieren), voor bloedproducten, voor gesmolten vet en visolie, voor (producten op basis van) melk en biest, gelatine en gehydrolyseerde eiwitten, dicalcium- of tricalciumfosfaat.

De bevoegde autoriteit valideert en controleert de verwerkingsbedrijven en trekt onmiddellijk de erkenning in, indien de normen van de verordening niet worden toegepast. De bedrijven zorgen ook voor procedures voor interne controle.

Categorie 2- en categorie 3-oleochemische bedrijven

Oleochemische bedrijven dienen in het bezit te zijn van een erkenning van de bevoegde autoriteit. Om te worden erkend, moeten categorie 2- of categorie 3-oleochemische bedrijven het van categorie 2- of categorie 3-materiaal verkregen gesmolten vet verwerken overeenkomstig de normen van de verordening en methoden voor monitoring en controle op de kritische controlepunten invoeren en toepassen. De bevoegde autoriteit controleert de bedrijven; zodra niet meer aan de erkenningseisen wordt voldaan, wordt de erkenning onmiddellijk ingetrokken.

Biogasinstallaties en composteerinstallaties

Biogasinstallaties en composteerinstallaties dienen in het bezit te zijn van een erkenning van de bevoegde autoriteit. De erkenningsvoorwaarden hebben betrekking op de aard en de uitrusting van de bedrijven. Daarnaast voeren deze bedrijven methoden voor monitoring en controle op de kritische controlepunten in en passen zij deze toe. Zodra niet meer aan de erkenningseisen wordt voldaan, wordt de erkenning onmiddellijk ingetrokken.

Alleen de hierna opgesomde dierlijke bijproducten mogen in een biogas- of composteerinstallatie worden verwerkt:

  • categorie 2-materiaal dat volgens de methode 1 wordt verwerkt in een categorie 2-verwerkingsbedrijf;
  • mest, de inhoud van het maagdarmkanaal gescheiden van het maagdarmkanaal, melk en biest;
  • categorie 3-materiaal.

Voor biogasinstallaties en composteerinstallaties zijn specifieke hygiënenormen van toepassing.

Bedrijven voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren en technische bedrijven

Bedrijven voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren, hondenkluiven en technische producten moeten door de bevoegde autoriteit worden gecontroleerd en erkend.

De verordening stelt specifieke hygiënenormen vast voor:

  • voeder voor gezelschapsdieren en hondenkluiven;
  • mest;
  • bloed en bloedproducten;
  • serum van paardachtigen;
  • huiden van hoefdieren;
  • jachttrofeeën;
  • wol;
  • haar en varkenshaar, en veren en delen van niet-verwerkte veren;
  • producten van de bijenteelt;
  • beenderen, hoorn en hoeven die niet bestemd zijn als grondstof voor diervoeding, voor organische meststoffen of bodemverbeteraars;
  • dierlijke bijproducten die bestemd zijn voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren en farmaceutische en andere technische producten;
  • gesmolten vet voor oleochemische doeleinden;
  • vetderivaten;
  • smaakgevende ingewanden voor de vervaardiging van voeder voor gezelschapsdieren.

De bedrijven voeren methoden voor monitoring en controle op de kritische controlepunten in en passen deze toe op basis van het gebruikte procédé. Naar gelang van het product nemen zij monsters met het oog op analyse in een laboratorium. De bevoegde autoriteit voert controles uit en schorst de erkenning indien aan de toekenningsvoorwaarden ervan niet langer is voldaan.

IN DE HANDEL BRENGEN EN GEBRUIK VAN VERWERKTE DIERLIJKE EIWITTEN

De lidstaten moeten kunnen garanderen dat dierlijke bijproducten en hun afgeleide producten niet afkomstig zijn uit een gebied waarvoor beperkingen gelden in verband met gezondheidsoverwegingen. In bepaalde gevallen kunnen dierlijke bijproducten wel uit zo'n gebied afkomstig zijn, namelijk indien zij niet of vermoedelijk niet besmet zijn, correct zijn geïdentificeerd en voldoen aan de hygiënenormen van deze verordening.

In de handel brengen en uitvoer van verwerkte dierlijke eiwitten die als grondstoffen worden gebruikt voor diervoeders

Alleen dierlijke eiwitten die behandeld, verwerkt, opgeslagen en vervoerd zijn volgens de bepalingen van deze verordening kunnen in de handel worden gebracht of geëxporteerd. Zij worden in een categorie 3-verwerkingsbedrijf en uitsluitend van materiaal van dezelfde categorie bereid.

In de handel brengen en uitvoer van voeder voor gezelschapsdieren, hondenkluiven en technische producten

Alleen voeder voor gezelschapsdieren, hondenkluiven en technische producten die voldoen aan de specifieke normen van de verordening en afkomstig zijn van erkende en gecontroleerde bedrijven mogen in de handel worden gebracht.

De vetderivaten die in de handel gebracht of geëxporteerd worden, zijn vervaardigd van categorie 2 of categorie 3-materiaal in een oleochemisch bedrijf van dezelfde categorie, en beantwoorden aan de normen van de verordening inzake behandeling en hantering.

Beschermende maatregelen

Indien een besmettelijke veeziekte (epizoötie) optreedt die een gevaar voor de gezondheid kan vormen, neemt de verzendende lidstaat overeenkomstig de geldende wetgeving alle noodzakelijke maatregelen voor de uitroeiing van de ziekte, met name door de getroffen zone af te bakenen. De lidstaat van bestemming treft de in de communautaire wetgeving vastgestelde preventieve maatregelen. Deze bepalingen zijn van toepassing op het verkeer van dierlijke bijproducten.

Het is verboden:

  • een diersoort te voederen met verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van (delen van) kadavers van dieren van dezelfde diersoort (kannibalisme).Na een advies van het wetenschappelijk comité, dat zich hierover gunstig heeft uitgesproken, is voor vissen en pelsdieren een uitzondering op dit verbod toegestaan;
  • landbouwhuisdieren (behalve pelsdieren) te voederen met keukenafval en etensresten;
  • op weiden andere biologische meststoffen en bodemverbeteraars dan mest te gebruiken.

AFWIJKINGEN

Afwijkingen met betrekking tot het gebruik van dierlijke bijproducten

De lidstaten kunnen, op voorwaarde dat toezicht wordt gehouden door de bevoegde autoriteiten, toestemming verlenen om dierlijke bijproducten te gebruiken voor diagnose, onderwijs en onderzoek en voor taxidermie in technische bedrijven die hiertoe zijn erkend.

Dierlijke bijproducten die van categorie 2- en categorie 3-materiaal zijn vervaardigd - met uitzondering van bloed, huiden, hoeven, veren, wol, hoorn, haar en bont afkomstig van dieren die niet geschikt zijn voor menselijke consumptie maar overigens geen symptomen van overdraagbare ziekten vertonen - mogen gebruikt worden voor de voedering van de volgende dieren:

  • dieren in dierentuinen en circusdieren;
  • reptielen en roofvogels;
  • pelsdieren;
  • wilde dieren waarvan het vlees niet voor menselijke consumptie bestemd is;
  • honden in erkende kennels of honden voor de drijfjacht die deel uitmaken van een erkende jachthondenmeute;
  • maden voor gebruik als visaas.

Na een advies van het wetenschappelijk comité, dat zich hierover gunstig heeft uitgesproken, kunnen de lidstaten het gebruik toestaan van hele kadavers van dieren van categorie 1 die gespecificeerd risicomateriaal bevatten voor het voederen van met uitsterven bedreigde of beschermde aasetende vogelsoorten (aasgieren).

Elke lidstaat informeert de Commissie over de toegestane afwijkingen en de van kracht zijnde controlemodaliteiten. Hij stelt een lijst samen van de gebruikers en van de op zijn grondgebied gemachtigde en geregistreerde verzamelcentra en wijst hun een officieel nummer toe.

Afwijkingen betreffende de verwijdering van dierlijke bijproducten

De directe begraving van kadavers van gezelschapsdieren is alleen in een beperkt aantal gevallen toegestaan.

Bepaalde dierlijke bijproducten in een afgelegen gebied mogen als afval worden verwijderd door verbranding of begraving ter plaatse. Het betreft hier dode gezelschapsdieren en kadavers van categorie 1-dieren die specifiek risicomateriaal bevatten, categorie 2-materiaal en categorie 3-materiaal in een afgelegen gebied, en dierlijke bijproducten die in geval van het uitbreken van een in lijst A van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE) (ES) (EN) (FR) genoemde ziekte ter plaatse verbrand of begraven kunnen worden.

Er wordt geen afwijking toegestaan voor dieren die vermoedelijk met een TSE zijn besmet.

CONTROLES EN INSPECTIES

Interne controles

Exploitanten en eigenaars van intermediaire bedrijven en verwerkingsbedrijven dragen zorg voor de invoering van een permanente procedure, ontwikkeld volgens de beginselen van het systeem van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP). Zij moeten met name:

  • de kritische controlepunten in de bedrijven bepalen om een methode voor toezicht en controle mogelijk te maken;
  • in het geval van een verwerkingsbedrijf representatieve monsters nemen om te controleren;
  • de resultaten van de controles en tests registreren en gedurende ten minste twee jaar bewaren;
  • een systeem invoeren dat de traceerbaarheid van iedere verzonden partij waarborgt.

Wanneer de resultaten van een test op monsters niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze verordening, dient de exploitant van het verwerkingsbedrijf onverwijld de bevoegde autoriteit te informeren, te bepalen als gevolg van welke oorzaken niet aan de voorschriften is voldaan, ervoor te zorgen dat besmet materiaal het bedrijf niet verlaat, de frequentie van de controles op de productie op te voeren en het bedrijf op de juiste wijze te ontsmetten.

Officiële controles en lijsten van erkende bedrijven

De bevoegde autoriteit controleert regelmatig de erkende vestigingen en bedrijven. Voor de verwerkingsbedrijven heeft het toezicht op de productie betrekking op:

  • de algemene hygiënetoestand in de ruimten;
  • de uitrusting en het personeel;
  • de doeltreffendheid van de interne controles die het bedrijf uitvoert;
  • de normen waaraan de producten na verwerking voldoen;
  • de voorwaarden voor opslag;
  • de beschrijving van de procedures;
  • de bepaling van de kritische controlepunten.

De frequentie van de inspecties en de controleoperaties hangt af van de grootte van de vestigingen en bedrijven, van het type product dat er wordt gemaakt en van de risico-evaluatie overeenkomstig de HACCP-beginselen.

Elke lidstaat stelt een lijst samen van de op zijn grondgebied gemachtigde en geregistreerde vestigingen en bedrijven en wijst hun een officieel identificatienummer toe. Actuele exemplaren van deze lijst worden de Commissie en de andere lidstaten ter beschikking gesteld.

Communautaire controles in de lidstaten

Deskundigen van de Commissie kunnen in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ter plaatse controles uitvoeren. De Commissie stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat in kennis van de resultaten daarvan.

INVOER EN DOORVOER VAN BEPAALDE DIERLIJKE BIJPRODUCTEN

De bepalingen die van toepassing zijn op de invoer van dierlijke bijproducten uit derde landen mogen niet gunstiger of minder gunstig zijn dan de bepalingen die van toepassing zijn op de productie en het in de handel brengen van de betrokken producten in de Gemeenschap.

De ingevoerde producten moeten afkomstig zijn uit een derde land dat voorkomt op een geactualiseerde lijst die rekening houdt met criteria inzake de wetgeving en de hygiëne in dat land. Daarnaast worden de vestigingen en bedrijven die produceren voor uitvoer naar de Europese Unie erkend door de bevoegde autoriteit van het derde land en op een communautaire lijst geplaatst. In afwachting van de opstelling van dergelijke lijsten kunnen de lidstaten de controles handhaven zoals voorzien bij Richtlijn 97/78/EG.

Een gezondheidscertificaat (opgesteld volgens diverse modellen als opgenomen in de verordening) identificeert het product en garandeert de veiligheid ervan.

Deskundigen van de Commissie kunnen ter plaatse controles uitvoeren om de lijst van derde landen op te stellen en de voorwaarden voor invoer en/of doorvoer te bepalen. De Commissie neemt de kosten voor deze inspecties op zich. Indien bij een controle een ernstige inbreuk op de gezondheidsvoorschriften wordt vastgesteld, verzoekt de Commissie het derde land onverwijld de nodige maatregelen te treffen of schort zij de leveringen naar de Unie op en stelt zij de andere lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis.

De lijsten van derde landen waaruit de lidstaten invoer van dierlijke bijproducten kunnen toestaan, zijn per product in bijlage XI van de verordening opgenomen.

SLOTBEPALINGEN

De bijlagen kunnen worden gewijzigd of aangevuld, en elke passende overgangsmaatregel kan bij besluit van de Commissie worden getroffen, na overleg met het betreffende wetenschappelijke comité over alle kwesties die effect kunnen hebben op de diergezondheid of de volksgezondheid.

Het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en de relevante wetenschappelijke comités staan de Commissie bij.

Nationale bepalingen

Binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de nationale wetgevingsmaatregelen die zijn genomen om aan de nieuwe communautaire bepalingen te voldoen.

Op basis van de ontvangen informatie presenteert de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een gedetailleerd verslag, eventueel vergezeld van wetgevingsvoorstellen. Zij stelt tevens een verslag op over de financiële maatregelen van de lidstaten voor de verwerking, de verzameling, de opslag en de vernietiging van dierlijke bijproducten.

De lidstaten mogen nationale voorschriften aannemen of handhaven die het gebruik van organische meststoffen en bodemverbeteraars en van categorie 2-materiaal vervaardigde vetderivaten verder beperken.

Intrekking

Bij deze verordening worden Richtlijn 90/667/EEG en de Beschikkingen 95/348/EG en 1999/534/EG zes maanden na de inwerkingtreding van de verordening ingetrokken.

Referenties

Besluit

Inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad

Verordening (EG) nr. 1774/2002

30.10.2002

-

L 273 van 10.10.2002

AFWIJKING VAN HET BESLUIT

Beschikking 2003/324/EG [Publicatieblad L 117 van 13.5.2003].

Deze uitzondering wordt aan Finland en Estland toegekend voor het voederen van pelsdieren (vossen en wasbeerhonden) met verwerkte dierlijke eiwitten die afkomstig zijn van kadavers of delen van kadavers van dieren van dezelfde soort.Zie geconsolideerde versie [PDF].

Wijzigingsbesluit(en)

Inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad

Verordening (EG) nr. 808/2003

13.5.2003

-

L 117 van 13.5.2003

De opeenvolgende wijzigingen en correcties van verordening (EG) nr. 1774/2002 zijn in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie [PDF] heeft slechts documentaire waarde.

WIJZIGING VAN DE BIJLAGEN

Bijlage I – Specifieke definities: Verordening (EG) 808/2003 [Publicatieblad L 117 van 13.5.2003];

Verordening (EG) 688/2004 [Publicatieblad L 112 van 19.4.2004];

Verordening (EG) 181/2006 [Publicatieblad L 29 van 2.2.2006];

Verordening (EG) 829/2007 [Publicatieblad L 191 van 21.7.2007];

Verordening (EG) 1432/2007 [Publicatieblad L 320 van 6.12.2007];

Verordening (EG) 777/2008 [Publicatieblad L 207 van 5.8.2008].

Bijlage II – Eisen inzake hygiëne bij het verzamelen en het transport: Verordening (EG) 808/2003 [Publicatieblad L 117 van 13.5.2003];

Verordening (EG) 93/2005 [Publicatieblad L 19 van 21.1.2005];

Verordening (EG) 829/2007 [Publicatieblad L 191 van 21.7.2007];

Verordening (EG) 1432/2007 [Publicatieblad L 320 van 6.12.2007].

Bijlage III – Eisen inzake hygiëne op intermediaire en opslagbedrijven:

Verordening (EG) 808/2003 [Publicatieblad L 117 van 13.5.2003].

Bijlage IV – Eisen inzake verbrandings- en medeverbrandingsinstallaties waarop Richtlijn 2000/76/EG niet van toepassing is: Verordening (EG) 808/2003 [Publicatieblad L 117 van 13.5.2003].

Bijlage V – Algemene hygiëne-eisen voor de verwerking van materiaal van de categorieën 1, 2 en 3: Verordening (EG) 808/2003 [Publicatieblad L 117 van 13.5.2003];

Verordening (EG) 93/2005 [Publicatieblad L 19 van 21.01.2005];

Verordening (EG) 777/2008 [Publicatieblad L 207 van 5.8.2008].

Bijlage VI – Specifieke eisen voor de verwerking van categorie 1- en categorie 2-materiaal en voor biogas- en composteerinstallaties en het merken van bepaalde gewijzigde producten: Verordening (EG) 808/2003 [Publicatieblad L 117 van 13.5.2003];

Verordening (EG) 208/2006 [Publicatieblad L 36 van 8.2.2006];

Verordening (EG) 1432/2007 [Publicatieblad L 320 van 6.12.2007].

Bijlage VII – Specifieke hygiëne-eisen voor het verwerken en het in de handel brengen van verwerkte dierlijke eiwitten en andere verwerkte producten die als voedermiddel gebruikt kunnen worden:

Verordening (EG) 808/2003 [Publicatieblad L 117 van 13.5.2003];

Verordening (EG) 668/2004 [Publicatieblad L 112 van 19.4.2004];

Verordening (EG) 829/2007 [Publicatieblad L 191 van 21.7.2007];

Verordening (EG) 437/2008 [Publicatieblad L 132 van 22.5.2008];

Verordening (EG) 777/2008 [Publicatieblad L 207 van 5.8.2008].

Bijlage VIII – Eisen voor het in de handel brengen van voeder voor gezelschapsdieren, hondenkluiven en technische producten: Verordening (EG) 808/2003 [Publicatieblad L 117 van 13.5.2003];

Verordening (EG) 668/2004 [Publicatieblad L 112 van 19.4.2004];

Verordening (EG) 208/2006 [Publicatieblad L 36 van 8.2.2006];

Verordening (EG) 2007/2006 [Publicatieblad L 379 van 28.12.2006];

Verordening (EG) 829/2007 [Publicatieblad L 191 van 21.7.2007];

Verordening (EG) 399/2008 [Publicatieblad L 118 van 6.5.2008];

Verordening (EG) 523/2008 [Publicatieblad L 153 van 12.6.2008].

Bijlage IX – Voorschriften voor het gebruik van bepaald materiaal van categorie 2 of categorie 3 als diervoeder voor bepaalde dieren overeenkomstig artikel 23, lid 2: Verordening (EG) 808/2003 [Publicatieblad L 117 van 13.5.2003].

Bijlage X – Modellen van gezondheidscertificaten voor het invoeren uit derde landen van bepaalde dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide producten: Verordening (EG) 668/2004 [Publicatieblad L 112 van 19.4.2004];

Verordening (EG) 2007/2006 [Publicatieblad L 379 van 28.12.2006];

Verordening (EG) 829/2007 [Publicatieblad L 191 van 21.7.2007];

Verordening (EG) 437/2008 [Publicatieblad L 132 van 22.5.2008];

Verordening (EG) 523/2008 [Publicatieblad L 153 van 12.6.2008].

Bijlage XI – Lijsten van derde landen waaruit lidstaten de invoer kunnen toestaan van dierlijke bijproducten die niet bestemd zijn voor menselijke consumptie: Verordening (EG) 668/2004 [Publicatieblad L 112 van 19.4.2004];

Verordening (EG) 416/2005 [Publicatieblad L 66 van 12.3.2005];

Verordening (EG) 829/2007 [Publicatieblad L 191 van 21.7.2007];

Verordening (EG) 437/2008 [Publicatieblad L 132 van 22.5.2008];

Verordening (EG) 523/2008 [Publicatieblad L 153 van 12.6.2008].

GERELATEERDE BESLUITEN

VOORSTELLEN

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2008 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (Verordening dierlijke bijproducten) [COM(2008) 345 definitief – Niet in het Publicatieblad verschenen].

In dit voorstel blijft het bestaande basiskader van vrijwaringsmaatregelen met betrekking tot dierlijke bijproducten behouden. Er worden wel duidelijkere regels en een algemeen kader voorzien om de regelgeving beter af te stemmen op de risico’s. Het voorstel heeft ook tot doel de samenhang tussen de gezondheidsvoorschriften met betrekking tot dierlijke bijproducten en de andere bepalingen van de communautaire wetgeving te verbeteren. Tot slot bepaalt dit voorstel de omstandigheden en modaliteiten voor de tenuitvoerlegging van de milieuwetgeving en vergemakkelijkt het het gebruik van materiaal van dierlijke oorsprong voor technische toepassingen.

Medebeslissingsprocedure (COD/2008/0110).

TOEPASSINGSMAATREGELEN

Verordening (EG) nr. 1192/2006 van de Commissie van 4 augustus 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat

betreft de lijsten van erkende bedrijven in de lidstaten [Publicatieblad L 215 van 5.8.2006].

Materiaal van categorie 1

Verordening (EG) nr. 92/2005 van de Commissie van 19 januari 2005 wat betreft de methoden voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten en tot

wijziging van bijlage VI daarbij voor wat betreft de omzetting in biogas en de verwerking van gesmolten vet [Publicatieblad L 19 van 21.1.2005].

Verordening (EG) nr. 811/2003 van de Commissie van 12 mei 2003 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat

betreft het verbod op hergebruik binnen dezelfde soort voor vis, de begraving en verbranding van dierlijke bijproducten en bepaalde overgangsmaatregelen [Publicatieblad L 117 van 13.5.2003].

Beschikking 2003/322/EG [Publicatieblad L 117 van 13.5.2003]

(gebruik van materiaal van categorie 1 voor het voederen van bepaalde aasetende vogels)

Zie geconsolideerde versie [PDF].

Materiaal van categorie 3

Verordening (EG) nr. 2007/2006 [Publicatieblad L 379 van 28.12.2006] (invoer en doorvoer van bepaalde tussenproducten die afgeleid zijn van categorie 3-materiaal bestemd voor technisch gebruik in medische hulpmiddelen, in-vitrodiagnostica en laboratoriumreagentia).

Verordening (EG) nr. 79/2005 van de Commissie [Publicatieblad L 16 van 20.1.2005] (gebruik van melk, melkproducten en melkderivaten die in die verordening zijn omschreven als categorie 3-materiaal).

Zie geconsolideerde versie [PDF].

OVERGANGSMAATREGELEN

Verordening (EG) nr. 197/2006 van de Commissie van 3 februari 2006 inzake overgangsmaatregelen krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 wat betreft het verzamelen, het vervoer, de behandeling, het gebruik en de verwijdering van voormalige voedingsmiddelen (Voor de EER relevante tekst) [Publicatieblad L 32 van 4.2.2006]. De lidstaten kunnen toestemming verlenen voor het verzamelen, het vervoer, de behandeling, het gebruik en de verwijdering van voormalige voedingsmiddelen die van dierlijke oorsprong zijn of producten van dierlijke oorsprong bevatten, die niet zijn bestemd voor menselijke consumptie en geen enkel gevaar voor de volksgezondheid of de diergezondheid vormen. Deze overgangsmaatregel is geldig tot 31 juli 2009.

Verordening (EG) nr. 878/2004 [Publicatieblad L 162 van 30.4.2008]

(het invoeren en in de handel brengen van bepaalde bijproducten van categorie 1 en 2).

VERSLAGEN

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 21 oktober 2005 over de door de lidstaten genomen maatregelen om te voldoen aan Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten [COM(2005) 521 def.- Publicatieblad C 49 van 28.2.2006].

Laatste wijziging: 27.08.2008

Top