EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Letland

1) REFERENTIES

Advies van de Commissie [COM(97) 2005 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad]

Verslag van de Commissie [COM(98) 704 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad]

Verslag van de Commissie [COM(1999) 506 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad]

Verslag van de Commissie [COM(2000) 706 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad]

Verslag van de Commissie [COM(2001) 700 def. - SEC(2001) 1749 - Niet verschenen in het Publicatieblad]

Verslag van de Commissie [COM(2002) 700 def. - SEC(2002) 1405 - Niet verschenen in het Publicatieblad]

Verdrag betreffende de toetreding tot de Europese Unie [Publicatieblad L 236 van 23.9.2003]

2) SAMENVATTING

In haar advies van juli 1997 wees de Europese Commissie in het algemeen op aanzienlijke leemten in de Letse wetgeving, institutionele tekortkomingen en een gebrek aan middelen en ervaren personeel. Zij verzocht Letland derhalve aanzienlijke en voortdurende inspanningen te leveren op het gebied van wetgeving, teneinde op middellange termijn te kunnen voldoen aan de geldende regels van de Europese Unie (EU).

In het verslag van november 1998 werd Letland verzocht de hervormingen van het gerechtelijk apparaat voort te zetten, en met name het statuut van de rechters te verbeteren, en de ingeslagen koers ten aanzien van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, die reeds vorderingen had opgeleverd, aan te houden. Naast de reeds uitgevoerde juridische en institutionele hervormingen moest de capaciteit van de politie worden vergroot. Over het algemeen was op juridisch en organisatorisch gebied in alle sectoren vooruitgang geboekt, maar de vraag was hoe deze in de praktijk gestalte zou krijgen, inzonderheid voor de grenscontroles en de bestrijding van de drugshandel en drugsverslaving, twee prioriteiten op middellange termijn van het partnerschap voor toetreding.

Het verslag van oktober 1999 was over het geheel genomen positiever dan de twee voorgaande verslagen. De Commissie stelde vast dat Letland grote vorderingen heeft gemaakt in de aanpassing aan het acquis op alle gebieden die verband houden met justitie en binnenlandse zaken, inzonderheid de grenscontroles, immigratie en asiel. Daarentegen waren de vorderingen minder aanzienlijk op het gebied van de politiële samenwerking en de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en het drugsmisbruik.

In het verslag van november 2000 stelde de Commissie vast dat sedert het laatste verslag vooruitgang was geboekt op het gebied van visa, gegevensbescherming en politiële samenwerking. Toch moesten nog meer inspanningen worden geleverd om de aanpassing aan het acquis te kunnen garanderen.

In het verslag van november 2001 concludeerde de Commissie dat Letland vorderingen had gemaakt op het gebied van gegevensbescherming, het visumbeleid en de grenscontroles. Het land moest evenwel zijn inspanningen voortzetten op het gebied van de bestrijding van corruptie en fraude, het witwassen van geld en de politiële samenwerking.

In het verslag van oktober 2002 wordt vastgesteld dat Letland aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt, met name wat betreft de aanpassing van de wetgeving. Het land heeft tevens de versterking van zijn institutionele capaciteit voortgezet. Het moet zich thans concentreren op de versterking van de capaciteiten die nodig zijn om deze wetgeving ten uitvoer te leggen en toe te passen.

Het toetredingsverdrag is ondertekend op 16 april 2003 en de toetreding vond plaats op 1 mei 2004.

ACQUIS COMMUNAUTAIRE

Het vrije verkeer van personen

Het beginsel van het vrije verkeer en verblijf van alle Europese burgers is neergelegd in artikel 14 (voormalig artikel 7A) van het Verdrag, alsmede in de bepalingen betreffende het Europees burgerschap (artikel 18, voormalig artikel 8A). In het Verdrag van Maastricht werden het asielbeleid, het overschrijden van de buitengrenzen van de Unie en het immigratiebeleid tot de aangelegenheden van gemeenschappelijk belang voor de lidstaten gerekend. Het Verdrag van Amsterdam, dat op 1 mei 1999 in werking is getreden, heeft deze aangelegenheden opgenomen in het EG-Verdrag (artikelen 61 tot en met 69), waarbij een overgangsperiode van vijf jaar wordt vastgesteld alvorens de communautaire procedures volledig van toepassing zijn. Op de duur moet er een "ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid" komen zonder controles van de personen aan de binnengrenzen, ongeacht hun nationaliteit. Tegelijkertijd moeten er gemeenschappelijke normen worden ingevoerd voor controles aan de buitengrenzen van de Unie, visa, asiel - en immigratiebeleid. In het actieplan van de Raad en de Commissie van 3 december 1998 wordt een tijdschema vastgesteld voor de maatregelen die moeten worden goedgekeurd om die doelstellingen in de komende vijf jaar te bereiken; dit tijdschema is nauwkeuriger vastgelegd in het scorebord van maart 2000.

Sommige lidstaten passen reeds gemeenschappelijke regels op deze gebieden toe, dankzij de Schengen-akkoorden, waarvan het eerste in 1985 is ondertekend. Deze intergouvernementele akkoorden zijn opgenomen in het kader van de Europese Unie (EU) ingevolge de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam en maken thans deel uit van het acquis communautaire dat de kandidaat-landen moeten overnemen.

Letland heeft de wens en de bereidheid geuit om de bepalingen van het Schengen-akkoord ten uitvoer te leggen. Met de voorbereidingen hiertoe is een aanvang gemaakt en de lidstaten is om bijstand verzocht, met name voor de versterking van de controles aan de buitengrenzen.

Het asielbeleid

Het Europese asielbeleid, dat sedert het Verdrag van Maastricht een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang voor de lidstaten is, is hoofdzakelijk gebaseerd op instrumenten zonder rechtsgevolgen zoals bijvoorbeeld de resoluties van Londen van 1992 over de kennelijk ongegronde asielverzoeken en het beginsel van "derde landen van opvang", of op internationale overeenkomsten zoals het Verdrag van Genève van 1951 betreffende de status van vluchtelingen.

In het kader van de Schengen-akkoorden hebben de lidstaten op 15 juni 1990 de Overeenkomst van Dublin ondertekend, die op 1 september 1997 in werking is getreden, ter vaststelling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van de Unie wordt ingediend. Deze kwestie was niet geregeld in het Verdrag van Genève. Verschillende uitvoeringsmaatregelen zijn vervolgens door het bij deze overeenkomst in het leven geroepen comité goedgekeurd.

Behalve het actieplan van 3 december 1998 van de Commissie en de Raad is een algemene strategie noodzakelijk. Een "task force" inzake asiel en migratie is derhalve door de Raad opgericht om aan deze behoefte te voldoen.

Het immigratiebeleid

Het immigratiebeleid is sinds het Verdrag van Maastricht een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang die onder de intergouvernementele samenwerking op het gebied van binnenlandse zaken valt, doch bestaat nog niet werkelijk als Europees beleid. Er is nog geen enkele regel vastgesteld met betrekking tot de binnenkomst op het grondgebied en het verblijf voor de burgers van derde landen.

Het actieplan van 3 december 1998 voorziet evenwel in de goedkeuring van specifieke maatregelen op dit gebied.

Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken

Op dit gebied, waar de EU sinds het Verdrag van Maastricht handelingsbevoegdheid heeft, zijn weinig maatregelen goedgekeurd. De belangrijkste die tot dusver werd aangenomen is het Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van de Europese Unie van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken. De voornaamste instrumenten ter vergemakkelijking van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken werden op internationaal niveau uitgewerkt (zoals bijvoorbeeld in de Verdragen van Brussel en Rome).

In het actieplan van 3 december 1998 van de Raad en van de Commissie is eveneens in de goedkeuring van nieuwe regels voorzien.

Politiële, douane- en justitiële samenwerking in strafzaken

Het acquis op deze gebieden vloeit hoofdzakelijk voort uit het samenwerkingskader zoals omschreven in titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie, ofwel de " derde pijler ". Het Verdrag van Amsterdam heeft de betreffende juridische bepalingen gewijzigd. Voortaan heeft titel VI hoofdzakelijk betrekking op samenwerking tussen politiediensten, bestrijding van de georganiseerde misdaad, drugshandel, corruptie en fraude, justitiële samenwerking in strafzaken en samenwerking tussen douaneautoriteiten. De in 1993 bij het Verdrag van Maastricht vastgestelde intergouvernementele procedures blijven in deze titel behouden.

Het acquis betreffende justitie en binnenlandse zaken impliceert zowel een hoge graad van praktische samenwerking tussen de regeringen als het opstellen van regelingen en de feitelijke tenuitvoerlegging daarvan. Te dien einde is een eerste programma "Octopus" tussen 1996 en 1998 door de Europese Commissie en de Raad van Europa gefinancierd. Doel van "Octopus II" (1999-2000) is de goedkeuring te vergemakkelijken van nieuwe wetgevende en constitutionele maatregelen door de landen van Midden- en Oost-Europa (LMOE) en door bepaalde nieuwe onafhankelijke staten, met als voorbeeld de in de EU van kracht zijnde regels, door alle personen die belast zijn met de bestrijding van corruptie en georganiseerde criminaliteit opleiding en bijstand te bieden. Voorts hebben de EU en de LMOE op 28 mei 1998 een Pact ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit ondertekend.

Op communautair niveau zijn in het actieplan van de Raad en de Commissie van 3 december 1998 de verschillende maatregelen aangeduid die moeten worden goedgekeurd op korte termijn (twee jaar) en op middellange termijn (vijf jaar) om een daadwerkelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen. Tot deze maatregelen behoort de oprichting van de Europese Politiedienst (Europol), de organisatie van betrekkingen tussen het kantoor en de gerechtelijke autoriteiten van de lidstaten, de integratie van het Schengen-acquis inzake de samenwerking op politieel en douanegebied en de organisatie van het verzamelen en het opslaan van noodzakelijke informatie op het vlak van de grensoverschrijdende criminaliteit.

De Europaovereenkomst en het Witboek over de landen van Midden- en Oost-Europa en de interne markt

De Europaovereenkomst met Letland bevat bepalingen betreffende samenwerking op het gebied van de bestrijding van drugsmisbruik en het witwassen van geld.

In het Witboek over de landen van Midden- en Oost-Europa en de interne markt wordt de derde pijler niet expliciet behandeld, maar wordt verwezen naar materies zoals het witwassen van geld en het vrije verkeer van personen, welke nauw verband houden met problemen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.

EVALUATIE

In januari 2001 is de in maart 2000 opgerichte nationale inspectie voor de gegevensbescherming operationeel geworden. Voorts is in september 2001 het Verdrag van de Raad van Europa van 1981 tot bescherming van personen terzake van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens in werking getreden. Er zijn echter nog aanvullende inspanningen nodig voor de aanpassing aan het acquis inzake Europol en Schengen.

Wat het visumbeleid betreft, is de Letse wetgeving grotendeels in overeenstemming met het acquis. In 2000 heeft Letland verscheidene bilaterale overeenkomsten betreffende regelingen zonder visa ondertekend met Israël, Japan en Cyprus. Wat de bestuurlijke capaciteit betreft, is sinds januari 2001 een eenvormig informaticasysteem voor de afhandeling van visumaanvragen (UVIS) in werking getreden, dat door de diplomatieke consulaten in het buitenland kan worden geraadpleegd.

Overeenkomsten met het oog op vrijstelling van de visumplicht zijn gesloten met Monaco, Panama en Roemenië.

Er is vooruitgang geboekt op het gebied van de controle aan de buitengrenzen, dankzij de tenuitvoerlegging van een programma voor het oprichten van een nationaal korps van grenswachters in de periode 2001-2005. Het programma omvat de goedkeuring van wetgeving en de ontwikkeling van de infrastructuur en de bestuurlijke capaciteit. Zo is in april 2002 de Hogeschool voor grenswachters van start gegaan. In mei 2001 is een actieplan aangenomen voor de aanpassing aan het Schengen-acquis, met name wat het SIS (Schengen-informatiesysteem) betreft. Het land bereidt zich verder voor op toekomstige deelneming aan het Schengen-informatiesysteem (SIS II). Met het oog op de invoering van een geïntegreerd systeem van grensbeheer zijn verschillende overeenkomsten ondertekend tussen de verschillende betrokken instellingen. De bevoegdheden van het nationale korps van grenswachters is uitgebreid tot alle grenzen. Voorts is een dienst van maritieme grenswachters opgericht. Ofschoon de grenscontroles doeltreffender zijn geworden, namelijk aan de groene grens, blijven inspanningen op dit gebied een prioriteit.

In mei 2001 heeft Letland een nieuwe wet goedgekeurd betreffende de afgifte en registratie van verblijfsvergunningen, waardoor de procedures aanzienlijk konden worden vereenvoudigd. Voorts is in de schoot van het nationale korps van grenswachters een immigratiedienst opgericht om de clandestiene immigratie te bestrijden. Er zijn overnameovereenkomsten gesloten met talrijke landen (Oostenrijk, de Benelux, Kroatië, Denemarken, Estland, Finland, Duitsland, Griekenland, IJsland, Italië, Rusland, …). De wet waarbij een nieuw paspoortsysteem wordt ingevoerd, is in mei 2002 goedgekeurd.

De asielwetgeving is grotendeels in overeenstemming met het acquis communautaire. In maart 2002 is de wet betreffende het asielrecht goedgekeurd, die ertoe strekt de leemten aan te vullen van de vroegere wetgeving betreffende het statuut van de vluchtelingen en de toekenning aan deze laatsten van een tijdelijke bescherming of subsidiaire vormen van bescherming. Voorts is begin 2002 de institutionele structuur gerationaliseerd om de administratieve procedures sneller te laten verlopen. Terzelfdertijd heeft Letland opleidingsseminaries georganiseerd om de bestuurlijke capaciteit op dit gebied te versterken.

Op het gebied van de politiële samenwerking en de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit heeft het land vooruitgang geboekt op het gebied van de georganiseerde criminaliteit en de illegale handel, en bij de versterking van de administratieve capaciteit van de politie. Letland heef het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (Verdrag van Palermo van 2000 (esdeenfr)) geratificeerd. Evenwel moet het land zijn strafwetboek opnieuw wijzigen om het aan de bepalingen van dit Verdrag aan te passen. Voorts heeft het land een aanvang gemaakt met raadplegingen met het oog op een samenwerkingsovereenkomst met Europol. Sinds april 2002 werkt in Den Haag een bijzondere attaché van het ministerie van Binnenlandse Zaken die als verbindingsofficier zal optreden zodra de overeenkomst is gesloten. Samenwerkingsovereenkomsten op politieel gebied zijn ondertekend met België, Nederland, Zweden, Georgië, de Russische Federatie en Slowakije. In juni 2002 is een intergouvernementele samenwerkingsovereenkomst voor de bestrijding van terrorisme, georganiseerde criminaliteit en drugshandel ondertekend tussen Letland en Oezbekistan. Voorts heeft Letland in december 2001 de internationale overeenkomst ter bestrijding van de financiering van het terrorisme (1999) ondertekend.

De modernisering van de bestuurlijke capaciteit en infrastructuur moet voornamelijk bijdragen tot de versterking van de internationale samenwerking tussen politiediensten en de strijd tegen de moderne misdaadvormen (computercriminaliteit, mensenhandel, kinderpornografie). In mei 2001 is een eenheid opgericht die gespecialiseerd is in de bestrijding van computercriminaliteit.

In december 2000 heeft Letland het Verdrag van de Raad van Europa inzake het strafrecht met betrekking tot corruptie (1999) geratificeerd. In mei 2001 heeft het land bovendien een programma tot voorkoming van corruptie aangenomen, aan de tenuitvoerlegging waarvan nog steeds wordt gewerkt. Verschillende nieuwe wetgevende instrumenten zijn goedgekeurd. In uitvoering van de wet tot oprichting van een Bureau voor de bestrijding van de corruptie, die in juli 2002 is goedgekeurd, richt Letland momenteel een Bureau voor de voorkoming en bestrijding van corruptie op. Het land bereidt zich voor op volledige samenwerking met het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) op het ogenblik van de toetreding. Het land moet evenwel meer inspanningen leveren voor de ratificatie van het Verdrag van 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen.

In juni 2001 is het strafrecht gewijzigd om de strafrechtelijke verantwoordelijkheid te vergroten van personen die verdovende middelen of psychotrope stoffen verkopen aan minderjarigen. Andere wijzigingen hebben betrekking op de strafrechtelijke verantwoordelijkheid bij de aankoop, de opslag van beperkte hoeveelheden en het gebruik van verdovende middelen zonder doktersvoorschrift. De narcoticabrigade gaat voort met het organiseren van opleidingscursussen voor politieagenten, douaneambtenaren en rechters die met de drugsproblematiek te maken hebben. Voorts gaat Letland verder met de tenuitvoerlegging van de nationale strategie 1999-2003 ter voorkoming en bestrijding van drugsmisbruik. Met het oog op de deelneming aan het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) en het Europees Informatienetwerk voor drugs en drugsverslaving (REITOX) wordt het wettelijke en institutionele kader geregeld dat nodig is voor de oprichting van een nationaal knooppunt.

De aanpassing van de wetgeving op het gebied van het witwassen van geld is nog niet voltooid en het acquis moet beter worden toegepast. De lijst van mogelijke inbreuken is uitgebreid en omvat nu ook belastingontduiking. Voorts moet de Cel voor financiële inlichtingen op de hoogte worden gebracht van elke risico-operatie die met het witwassen van geld verband houdt. De cel telt 13 werknemers en beschikt over informaticamateriaal dat het nodige opzoekingswerk mogelijk maakt. De cel heeft echter geen enkele onderzoeksbevoegdheid en dient haar rapport over verdachte gevallen slechts bij het Parlement in (op verzoek van dit laatste).

In juni 2002 zijn de wijzigingen van de wet tot voorkoming van het witwassen van opbrengsten van criminele activiteiten goedgekeurd. Daarin wordt onder andere voorzien in de bevriezing van financiële transacties die met terrorisme verband houden.

Op het gebied van de samenwerking tussen douaneautoriteiten bereidt Letland zijn toetreding voor tot het Napels II-verdrag (esdeenfr)(wederzijdse bijstand en samenwerking tussen douaneadministraties). Voorts zijn met 14 landen samenwerkingsovereenkomsten gesloten.

Teneinde de internationale justitiële samenwerking te ontwikkelen is in januari 2001 een dienst justitiële samenwerking opgericht binnen het ministerie van Justitie. Er is goede vooruitgang geboekt met de aanpassing van de Letse wetgeving aan het acquis communautaire. De wijzigingen aan het wetboek van strafvordering in verband met uitlevering en de overbrenging van gevonniste personen zijn in juni 2002 in werking getreden. Voorts is het Verdrag van Den Haag van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen in februari 2002 in werking getreden. Het Verdrag van 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen is geratificeerd en in augustus 2002 in werking getreden. Een handboek over internationale juridische samenwerking en een nationaal actieplan zijn opgesteld.

Letland heeft alle rechtsinstrumenten in verband met de mensenrechten geratificeerd die deel uitmaken van het acquis op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.

Laatste wijziging: 09.12.2002

Top