EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Sociaal beleid

INLEIDING

Een van de veranderingen in het sociaal beleid van de Europese Gemeenschap ten gevolge van het Verdrag van Amsterdam heeft betrekking op het belang van de integratie van een versterkte sociale overeenkomst in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen vanaf de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam. Alle door de 14 ondertekenaars van deze overeenkomst goedgekeurde richtlijnen zijn reeds uitgebreid tot het Verenigd Koninkrijk.

Deze "hereniging" van de vijftien lidstaten herstelt de eenheid en de samenhang van het sociaal beleid in de Gemeenschap. Dit kan een veelvuldiger gebruik van de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op sociaal gebied mogelijk maken, alsmede een uitbreiding van het werkingsgebied van dit communautair beleid. In wezen brengt de integratie van de sociale overeenkomst geen wijzigingen van de bepalingen van deze tekst met zich, maar sommige bepalingen zijn wel aangescherpt, met name op het gebied van gelijke kansen en de bestrijding van uitsluiting.

DE GRONDSLAGEN VAN HET SOCIAAL BELEID

Het nieuwe verdrag beoogt de fusie van de twee rechtsgrondslagen waarop het sociale beleid tot dusver gebaseerd was:

  • het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat bepalingen bevat met betrekking tot alle lidstaten (titel XI, oude titel VIII);
  • de aan het sociaal protocol gehechte sociale overeenkomst, die bepalingen bevat met betrekking tot de veertien lidstaten die deze hebben ondertekend.

Artikel 136 (oud artikel 117) wijst erop dat het sociaal beleid een gedeelde bevoegdheid van de Europese Gemeenschap en de lidstaten is. Maar hoewel de belangrijkste taak van de Gemeenschap het ondersteunen en aanvullen van de actie van de lidstaten is, worden de bevoegdheden van de Gemeenschap op dit gebied met de integratie van de sociale overeenkomst wezenlijk uitgebreid.

Bovendien hebben de Gemeenschap en de lidstaten de wezenlijk geachte sociale rechten vastgesteld op basis van twee teksten:

  • het op 18 oktober 1961 te Turijn ondertekend Europees Sociaal Handvest, en
  • het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden van 1989.

Deze sociale grondrechten hebben voornamelijk betrekking op de werkgelegenheid, de levens- en arbeidsomstandigheden, de sociale bescherming, de sociale dialoog en de bestrijding van uitsluiting.

DE INTEGRATIE VAN DE SOCIALE OVEREENKOMST

Tijdens de Intergouvernementele Conferentie over de politieke Unie in 1992 werd een sociale overeenkomst gesloten waaraan het Verenigd Koninkrijk niet wenste deel te nemen. De toenmalige twaalf lidstaten keurden een aan het Verdrag van Maastricht gehecht protocol goed dat de elf lidstaten zonder het Verenigd Koninkrijk in staat stelde een tekst toe te passen die verder ging dan het hoofdstuk betreffende het sociaal beleid in de Gemeenschap. Deze tekst was gebaseerd op het in 1989 door alle lidstaten met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk goedgekeurd Sociaal Handvest.

Dit sociaal protocol is ingetrokken en de sociale overeenkomst is geïntegreerd in de bepalingen van titel XI van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. De Europese Gemeenschap kan voortaan op de volgende gebieden optreden of haar acties versterken:

  • verbetering van het arbeidsmilieu om de gezondheid en de veiligheid van de werknemers te beschermen;
  • arbeidsvoorwaarden;
  • voorlichting en raadpleging van de werknemers;
  • integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten;
  • gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

Aan deze reeds in de sociale overeenkomst opgenomen lijst voegt het Verdrag van Amsterdam de mogelijkheid toe stimulerende maatregelen aan te nemen teneinde de sociale uitsluiting te bestrijden.

Onderwerpen als de beloning, het recht van vereniging, het stakingsrecht of het recht van uitsluiting worden evenwel net als in het verleden niet op Gemeenschapsniveau geregeld.

Uitsluiting en medebeslissing op bepaalde gebieden

Het actiegebied van de Gemeenschap wordt weliswaar relatief weinig uitgebreid, maar het wetgevingsproces verandert ten aanzien van bovengenoemde gebieden. Rekening houdend met de in elk van de lidstaten bestaande omstandigheden en technische voorschriften stelt de Raad bij gekwalificeerde meerderheid richtlijnen vast overeenkomstig de medebeslissingsprocedure na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio´s.

Daarnaast neemt de Raad volgens dezelfde procedure maatregelen aan die erop gericht zijn de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen voor de ontwikkeling van de uitwisseling van informatie, de bevordering van innoverende benaderingswijzen en de evaluatie van ervaringen teneinde de sociale uitsluiting te bestrijden.

Handhaving van eenparigheid van stemmen voor de andere gebieden

De volgende gebieden, vastgesteld in de sociale overeenkomst, worden in titel XI opgenomen. De besluitvormingsprocedure blijft ongewijzigd. De Raad kan met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité besluiten nemen. De enige wijziging ten opzichte van de bestaande procedure in de sociale overeenkomst is dat voortaan ook het Comité van de Regio's wordt geraadpleegd.

Deze procedure geldt voor de volgende punten:

  • de sociale zekerheid en de sociale bescherming van werknemers;
  • de bescherming van werknemers bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst;
  • de vertegenwoordiging en collectieve verdediging van de belangen van werknemers en werkgevers (met inbegrip van de medezeggenschap);
  • de werkgelegenheidsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen die op wettige wijze op het grondgebied van de Gemeenschap verblijven;
  • de financiële bijdragen ter bevordering van de werkgelegenheid en het scheppen van arbeidsplaatsen (onverminderd de bepalingen betreffende het Europees Sociaal Fonds).

Tenslotte dient erop te worden gewezen dat de op Gemeenschapsniveau goedgekeurde maatregelen de lidstaten niet beletten nationale maatregelen vast te stellen die een hogere graad van bescherming bieden, mits deze met het Gemeenschapsrecht verenigbaar zijn.

DE SOCIALE PARTNERS

Hun fundamentele rol is in de sociale overeenkomst erkend en de in deze overeenkomst opgenomen bepalingen zijn volledig in het Verdrag van Amsterdam overgenomen.

De Commissie moet de dialoog tussen de sociale partners bevorderen en hen raadplegen alvorens voorstellen op sociaal gebied in te dienen, en hen vervolgens ook over de inhoud van dit voorstel raadplegen.

De sociale partners kunnen in de verschillende etappes van het wetgevingsproces hun invloed doen gelden, zodat zij een belangrijke rol kunnen spelen bij de totstandkoming van nieuwe maatregelen en bij de toepassing daarvan. Iedere lidstaat kan immers de sociale partners met de tenuitvoerlegging van nieuwe richtlijnen belasten.

GELIJKE KANSEN EN GELIJKE BELONING

Tot dusverre stelde het verdrag dat de lidstaten de gelijke beloning moesten verzekeren voor mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke arbeid. Dankzij het Verdrag van Amsterdam is een nieuwe rechtsgrondslag ingevoerd voor de maatregelen betreffende gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het werk.

Na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité neemt de Raad, overeenkomstig de medebeslissingsprocdure, positieve maatregelen aan om de toepassing van dit beginsel te waarborgen. Bovendien kunnen de lidstaten specifieke voordelen instellen om de uitoefening van een beroepsactiviteit door het ondervertegenwoordigde geslacht te vergemakkelijken. Deze maatregelen mogen niet de vorm aannemen van vaste quota; deze zijn door het Hof van Justitie in het Arrest Kalanke in 1995 afgewezen (dit aspect is ook in 1997 in de zaak Marshall aan de orde gekomen).

See also

Als u meer wil weten:

  • over de wetgeving op het gebied van het sociaal beleid
  • over de sociale partners
  • over gelijke kansen en gelijke beloning
Top