EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart

 

SAMENVATTING VAN:

Verordening (EU) nr. 996/2010 — Onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart

WAT IS HET DOEL VAN DE VERORDENING?

  • De verordening is erop gericht de veiligheid van de luchtvaart te verbeteren door ervoor te zorgen dat de efficiëntie, de snelle uitvoering en kwaliteit van veiligheidsonderzoeken in de burgerluchtvaart door de Europese Unie (EU) van hoog niveau zijn.
  • In deze verordening worden de regels vastgelegd betreffende de tijdige beschikbaarheid van informatie over alle personen en gevaarlijke goederen aan boord van een luchtvaartuig dat betrokken is bij een ongeval.
  • Ook moet de verordening de bijstand aan slachtoffers van luchtvaartongevallen en hun familieleden verbeteren.

KERNPUNTEN

Toepassingsgebied

  • Deze verordening is van toepassing op veiligheidsonderzoeken van ongevallen* en ernstige incidenten*:
    • die plaatsvinden op het grondgebied van EU-lidstaten;
    • die plaatsvinden buiten het grondgebied van de EU-lidstaten, maar waarbij luchtvaartuigen zijn betrokken die zijn geregistreerd in een EU-lidstaat of die worden geëxploiteerd door een in een EU-lidstaat gevestigde onderneming;
    • waarbij een EU-lidstaat (overeenkomstig internationale normen en aanbevolen werkwijzen) gemachtigd is om een geaccrediteerde vertegenwoordiger aan te wijzen om deel te nemen aan het onderzoek;
    • waarbij een EU-lidstaat, die een bijzonder belang heeft bij het onderzoek omdat burgers van dat EU-land gedood of ernstig gewond zijn, van het land dat het onderzoek uitvoert toestemming krijgt om een deskundige aan te wijzen.
  • Deze verordening is niet van toepassing op veiligheidsonderzoeken naar ongevallen en ernstige incidenten met een luchtvaartuig dat militaire, douane-, politie- of soortgelijke activiteiten uitvoert.

Onafhankelijke instanties voor veiligheidsonderzoek

  • Elke lidstaat zorgt ervoor dat veiligheidsonderzoeken naar ongevallen en ernstige incidenten, zonder externe inmenging, worden uitgevoerd door een permanente nationale instantie voor onderzoek naar de veiligheid van de burgerluchtvaart.
  • Elke veiligheidsonderzoeksinstantie moet functioneel onafhankelijk zijn van elke autoriteit of elke andere partij waarvan de belangen strijdig zouden kunnen zijn met de taken of de objectiviteit van de veiligheidsonderzoeksinstantie.
  • Elke veiligheidsonderzoeksinstantie moet in staat zijn om onafhankelijk een volledig onderzoek uit te voeren. Lidstaten moeten zorgen voor de middelen en financiën, inclusief een budget, zodat de veiligheidsonderzoeksinstantie haar verantwoordelijkheden onafhankelijk kan uitvoeren en toegang heeft tot voldoende middelen.
  • De veiligheidsonderzoeksinstantie moet met name de beschikking hebben over gekwalificeerd personeel en adequate faciliteiten, waaronder kantoren en loodsen voor de opslag en het onderzoek van luchtvaartuigen, de inhoud en wrakstukken.

Onderzoeksverplichting

  • Met betrekking tot elk ongeval of ernstig incident waarop Verordening (EU) 2018/1139 (zie de summary) van toepassing is, wordt een veiligheidsonderzoek uitgevoerd in de lidstaat op het grondgebied waarvan het ongeval of het ernstig incident zich heeft voorgedaan.
  • Wanneer een luchtvaartuig waarop Verordening (EU) 2018/1139 van toepassing is en dat is geregistreerd in een lidstaat, betrokken raakt bij een ongeval of ernstig incident waarvan niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat de plaats ervan op het grondgebied van een lidstaat ligt, dan wordt een veiligheidsonderzoek uitgevoerd door de veiligheidsonderzoekinstantie van de lidstaat van registratie.
  • Veiligheidsonderzoeksinstanties mogen beslissen andere dan de in de voorgaande alinea’s beschreven incidenten en ongevallen of ernstige incidenten met andere types luchtvaartuigen te onderzoeken, overeenkomstig de nationale wettelijke regeling van de lidstaten, als zij verwachten daar veiligheidslessen uit te kunnen trekken.
  • Wanneer geen personen dodelijk of ernstig gewond zijn geraakt, kan de verantwoordelijke veiligheidsonderzoeksinstantie ertoe besluiten, met inachtneming van de lessen die naar verwachting kunnen worden getrokken voor de verbetering van de luchtvaartveiligheid, geen veiligheidsonderzoek te starten voor een vastgesteld aantal gevallen zoals opgenomen in artikel 135 van Verordening (EU) 2018/1139 tot vervanging van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 996/2010.
  • Veiligheidsonderzoeken mogen zich niet bezighouden met het vaststellen van schuld of aansprakelijkheid. Ze moeten onafhankelijk zijn en losstaan van eventuele juridische of administratieve procedures voor het vaststellen van schuld of aansprakelijkheid.

Samenwerking tussen veiligheidsonderzoeksinstanties

Onder deze verordening is samenwerking tussen veiligheidsonderzoeksinstanties en de mogelijkheid tot het delegeren van taken toegestaan.

Europees netwerk van instanties voor veiligheidsonderzoek in de burgerluchtvaart

Lidstaten dienen ervoor te zorgen dat hun veiligheidsonderzoeksinstanties een Europees netwerk van instanties voor veiligheidsonderzoek in de burgerluchtvaart (Encasia) oprichten met als doel:

  • het verbeteren van de kwaliteit van de door de veiligheidsonderzoeksinstanties verrichte onderzoeken en het vergroten van de onafhankelijkheid ervan;
  • het bevorderen van strenge normen voor de onderzoeksmethoden en de opleiding van de onderzoekers.

Onderzoek

  • Onverminderd een eventueel gerechtelijk onderzoek, heeft de aangewezen onderzoeker de bevoegdheid om alle nodige maatregelen te treffen om aan de eisen van zijn veiligheidsonderzoek te voldoen. De onderzoeker heeft het recht:
    • op onmiddellijke, onbeperkte en ongehinderde toegang tot de plaats van het ongeval of incident en tot het toestel, de inhoud ervan of de wrakstukken;
    • te eisen dat onmiddellijk aanwijzingen worden verzameld en onder toezicht wrakstukken of onderdelen worden meegenomen voor analyse;
    • om autopsies en medisch onderzoek te eisen van personen die bij de exploitatie van het luchtvaartuig zijn betrokken;
    • getuigen op te roepen en hen verzoeken te getuigen.
  • De lidstaat op het grondgebied waarvan het ongeval of het ernstig incident zich heeft voorgedaan, is verantwoordelijk voor de veilige behandeling en bescherming van alle bewijs.

Coördinatie met andere autoriteiten

  • Lidstaten zien erop toe dat de veiligheidsonderzoeksinstanties en andere instanties (bijv. gerechtelijke instanties, burgerluchtvaartautoriteiten, opsporings- en reddingsautoriteiten die bij het veiligheidsonderzoek betrokken zijn) op basis van eerder gemaakte afspraken samenwerken, mits dergelijke afspraken de onafhankelijkheid van de veiligheidsonderzoeksinstanties niet beïnvloeden.
  • Lidstaten delen deze afspraken mede aan de Europese Commissie, die ze ter informatie doorzendt naar de voorzitter van Encasia, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.

Vertrouwelijkheid en passend gebruik van informatie

  • In de verordening is een lijst opgenomen met geregistreerde gegevens die niet openbaar mogen worden gemaakt of gebruikt voor andere doeleinden dan het veiligheidsonderzoek (bijv. gegevens van de vluchtrecorder, conceptrapporten, de identiteit van personen die zijn gehoord, notities van onderzoekers).
  • Regels in de verordening betreffende vertrouwelijk gebruik van informatie, waaronder informatie waarmee het luchtvaartuig waarover een voorvalverslag is opgesteld, te identificeren is, zoals het serie- en registratienummer ervan, zijn gewijzigd door Verordening (EU) nr. 376/2014. De verordening erkent ook dat de gerechtelijke instantie of de bevoegde instantie kan besluiten opnamen openbaar te maken volgens de nationale wetgeving. Lidstaten kunnen, overeenkomstig de rechtshandelingen van de EU, het aantal gevallen beperken waarin tot openbaarmaking kan worden besloten.

Bijstand aan slachtoffers en hun familieleden

  • Lidstaten moeten een noodplan voor burgerluchtvaartongevallen opstellen, met bepalingen voor het verlenen van bijstand aan slachtoffers van luchtvaartongevallen en hun familieleden. Ze moeten er bovendien op toezien dat luchtvaartmaatschappijen over een eigen plan voor bijstand aan slachtoffers en hun familieleden beschikken, waarin met name is voorzien in psychologische bijstand.
  • Lidstaten dienen bovendien luchtvaartmaatschappijen van buiten de Europese Unie die binnen de EU actief zijn aan te sporen om een soortgelijk plan op te stellen.
  • Elke lidstaat die betrokken is bij een ongeval moet een referent aanwijzen die als aanspreek- en informatiepunt fungeert voor de slachtoffers en hun familieleden.
  • Luchtvaartmaatschappijen moeten reizigers de mogelijkheid bieden de contactgegevens op te geven van iemand die bij een ongeval op de hoogte moet worden gebracht. De naam van een persoon aan boord mag niet openbaar worden gemaakt voordat de familieleden van deze persoon op de hoogte zijn gebracht.

Rapport- en veiligheidsaanbevelingen

  • Gedurende het onderzoek doet de veiligheidsinstantie aanbevelingen voor onmiddellijke maatregelen die nodig worden geacht om de luchtvaartveiligheid te verbeteren aan:
    • personen die verantwoordelijk zijn voor de productie van luchtvaartuigen of luchtvaartuigapparatuur;
    • personen die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van luchtvaartuigen of luchtvaartuigapparatuur;
    • luchtvaartuigexploitanten; en
    • personen die verantwoordelijk zijn voor de opleiding van personeel.
  • Het onderzoek wordt afgerond met een rapport met veiligheidsaanbevelingen na een laatste overleg met de betrokken instanties, waaronder het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart. Het eindverslag wordt zo snel mogelijk openbaar gemaakt, indien mogelijk binnen twaalf maanden na het tijdstip van het ongeval of ernstig incident. De instantie registreert tevens de antwoorden op de aanbevelingen.
  • Alle partijen die veiligheidsaanbevelingen ontvangen, inclusief de veiligheidsinstanties op nationaal en EU-niveau, moeten de voortgang volgen van de maatregelen die in reactie op de veiligheidsaanbeveling zijn genomen.
  • Er is een rechtmatig belang om het publiek toegang te verlenen tot alle veiligheidsaanbevelingen en de antwoorden daarop, namelijk de overkoepelende doelstelling van de Verordeningen (EU) nr. 996/2010 en (EU) nr. 376/2014 om het aantal ongevallen te verminderen en de verspreiding van de bevindingen van veiligheidsgerelateerde incidenten te bevorderen. Als zodanig reguleert Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1128 van de Commissie de toegangsrechten tot in het Europees centraal register opgeslagen veiligheidsaanbevelingen en de antwoorden daarop.

VANAF WANNEER IS DE VERORDENING VAN TOEPASSING?

De verordening is sinds 2 december 2010 van toepassing.

ACHTERGROND

Zie voor meer informatie:

KERNBEGRIPPEN

Ongeval. Een met het gebruik van een luchtvaartuig verband houdend voorval waarbij personen om het leven komen of ernstig gewond raken, het luchtvaartuig aanzienlijke schade oploopt of het luchtvaartuig vermist wordt of volledig ontoegankelijk is. In het geval van een bemand luchtvaartuig vindt het voorval plaats tussen het tijdstip waarop een persoon zich aan boord begeeft met het voornemen een vlucht uit te voeren en het tijdstip waarop alle personen die zich met dit voornemen aan boord hebben begeven, zijn uitgestapt. In het geval van een onbemand luchtvaartuig vindt het voorval plaats tussen het tijdstip waarop het luchtvaartuig klaar is om zich in beweging te zetten met het oog op het uitvoeren van een vlucht tot het tijdstip waarop het tot stilstand komt na het beëindigen van een vlucht en de hoofdaandrijving is stopgezet.
Incident. Een voorval, met uitzondering van een ongeval, dat verband houdt met de activiteiten van een luchtvaartuig en dat de veilige exploitatie van dat luchtvaartuig in gevaar brengt of kan brengen.

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35-50).

Achtereenvolgende wijzigingen in Verordening (EU) nr. 996/2010 werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18-43).

Zie de geconsolideerde versie.

Laatste bijwerking 18.10.2021

Top