EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Diepzeevissen

Overbevissing kan tot uitputting van de diepzeevisbestanden leiden. Om een duurzame exploitatie van deze bestanden te waarborgen, zijn maatregelen genomen zoals de verlaging van de totaal toegestane vangsten (TAC's) of de beperking van de visserijinspanning. In deze mededeling maakt de Commissie de balans op van de momenteel geldende maatregelen en wijst zij er nadrukkelijk op dat er te weinig informatie over de visserij bestaat om het beheer van de diepzeebestanden te verbeteren.

BESLUIT

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 29 januari 2007: Herziening van het beheer van diepzeebestanden [COM(2007) 30 definitief – Niet bekendgemaakt in het Publicatieblad].

SAMENVATTING

De diepzeevisbestanden bestaan uit soorten die leven op een diepte van meer dan 400 meter. Deze bestanden zijn bijzonder kwetsbaar wat overbevissing betreft. Hun groei verloopt traag en hun vruchtbaarheid is eerder zwak.

De visserij die zich toelegt op diepzeesoorten is recentelijk tot ontwikkeling gekomen. Kenmerkend voor deze visserij is het gemengde karakter van de vangst en het gebrek aan betrouwbare wetenschappelijke gegevens om een duurzame exploitatie van de diepzeebestanden te kunnen waarborgen.

Maatregelen zoals de beperking van de visserijinspanning of van de TAC’s, zijn genomen. Deze zijn evenwel ontoereikend want het merendeel van de diepzeesoorten is het slachtoffer van een bevissing die de toelaatbare biologische grenzen overschrijdt.

Totaal toegestane vangsten (TAC's)

De regelgeving met betrekking tot de diepzeevisserij is betrekkelijk recent. De eerste TAC’s werden in 2002 vastgesteld voor de periode 2003-2004 en voor het merendeel van de soorten worden ze om de twee jaar bijgewerkt. Door een gebrek aan kennis over de betrokken soorten en een gebrek aan informatie over de samenstelling van de vangsten, de teruggooi, de geografische spreiding van de bestanden enz. werden de TAC’s aanvankelijk willekeurig vastgesteld en dit voor negen van de achtenveertig diepzeesoorten die zijn vermeld in bijlage I en II bij Verordening (EG) nr. 2347/2002.

Ze zijn nu gebaseerd op de wetenschappelijke inzichten van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), die bepalen dat het merendeel van de diepzeesoorten onderhevig zijn aan niet-duurzame exploitatie. Bijgevolg worden de vangstmogelijkheden ingeperkt en is het nu niet toegestaan om rechtstreeks op bepaalde soorten, waaronder alle diepzeehaaien, te vissen.

Visserijinspanning

Een van de aanvullende maatregelen bestond erin, de visserijinspanning van schepen die over een diepzeevisdocument beschikken, in 2005 een eerste maal en in 2006 een tweede maal, met 10 % te verlagen in vergelijking met 2003. Deze verlaging kon evenwel de uitbreiding van de diepzeevisserij niet beletten omdat sommige diepzeebestanden worden geëxploiteerd in de vorm van bijvangsten; dat geldt met name voor leng, torsk en zilvervis.

De beperking van de capaciteit van de vissersvloot leidt niet tot een beperking van het aantal vaartuigen dat zich op de diepzeevisserij toelegt omdat deze capaciteit op een te hoog niveau is vastgesteld. De verklaring hiervoor moet worden gezocht in de toegepaste berekeningswijze die in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2347/2002 is uiteengezet. Bij deze berekening is de totale capaciteit van alle vissersvaartuigen die in de loop van ten minste één van de jaren 1998, 1999 of 2000, meer dan 10 ton diepzeevis – ongeacht in welke verhouding – hebben aangeland, in aanmerking genomen, in plaats van de gedurende die periode aangelande gemiddelde capaciteit.

Hierdoor schoot de beperking van de visserijinspanning dan ook haar doel voorbij. In de praktijk hebben de beperkingen van de visserijinspanning inderdaad niet geleid tot een verlaagde exploitatie van de diepzeebestanden. Deze beperking kan daarentegen wel leiden tot een onnodige beperking van de visserijinspanning voor andere visserijtakken, zoals voor de visserij op blauwe wijting.

Er is dringend behoefte aan betere informatie met betrekking tot de verschillende visserijtakken die diepzeebestanden exploiteren zodat de visserijinspanning voor elke tak afzonderlijk kan worden aangepast volgens de soorten waarop gericht wordt gevist en de soorten die door bijvangst worden verkregen. Bij de afgifte van visdocumenten zou meer rekening moeten worden gehouden met de historische informatie over ieder vaartuig.

De Commissie kan zich geen volledig beeld vormen van de respectieve impact van het vistuig omdat sommige lidstaten haar hun rapport over de visserijinspanning niet hebben voorgelegd.

Wetenschappelijke bemonsteringsprogramma’s

Om het gebrek aan wetenschappelijke informatie over de diepzeebestanden te verhelpen werden bemonsteringsprogramma’s opgezet. De huidige wetgeving geeft evenwel onvoldoende aanwijzingen met betrekking tot de procedures. De bemonsteringsprogramma’s die door de lidstaten zijn uitgewerkt, zijn kwalitatief en inhoudelijk verschillend, hetgeen de verwerking van de gegevens bemoeilijkt. Om de compilatie van de verkregen gegevens te vergemakkelijken of hun kwaliteit te verbeteren, zou een rapportageformaat moeten worden overeengekomen.

Toezicht en controle

Voor bepaalde soorten, zoals orange roughy, kunnen beschermingsgebieden worden ingesteld. Schepen die over een diepzeevisdocument beschikken en dergelijke gebieden binnenvaren, moeten bepaalde regels in acht nemen. Tijdens de doorvaart moeten zij zich houden aan een gemiddelde minimumsnelheid van acht knopen en moet alle vistuig dat zij aan boord hebben, zijn vastgesjord.

De controleautoriteiten van de lidstaten zouden meer gebruik moeten maken van het satellietvolgsysteem voor schepen (VMS). Dit systeem zou hen in staat stellen de inspecteurs over verdachte bewegingen in de betrokken gebieden in te lichten en de desbetreffende schepen bij het binnenvaren van de haven te onderscheppen. In alle lidstaten zouden centra voor de controle van de visserijtakken moeten worden opgericht die de schepen die door beschermingsgebieden varen of in deze gebieden vissen, inspecteren.

Te veel schepen zijn in het bezit van een diepzeevisdocument, terwijl hun vangsten van diepzeesoorten slechts marginaal zijn. Hierdoor schieten de beperkingen van de diepzeevisserij-inspanning hun doel voorbij en kunnen bovendien controleproblemen ontstaan voor andere bestanden dan diepzeebestanden. Een vissersvaartuig dat in het bezit is van een diepzeevisdocument kan, zonder gericht op diepzeebestanden te vissen, rechtmatig vissen in gebieden die door een lidstaat waaraan diepzeequota zijn toegekend, worden geëxploiteerd.

De lidstaten zijn gehouden bij de Commissie de procedures te melden die zij toepassen om toezicht en controle uit te oefenen in de voor de aanlanding van diepzeesoorten aangewezen havens.

GERELATEERDE BESLUITEN

Verordening (EU) nr. 1225/2010 van de Raad van 13 december 2010 tot vaststelling, voor 2011 en 2012, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor visbestanden van bepaalde diepzeevissoorten [Publicatieblad L 336 van 21.12.2010].

Verordening (EU) nr. 1262/2012 van de Raad van 20 december 2012 tot vaststelling, voor 2013 en 2014, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor visbestanden van bepaalde diepzeevissoorten [Publicatieblad L 356 van 22.12.2012].

Laatste wijziging: 17.01.2014

Top