Bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken
SAMENVATTING VAN:
Verordening (EU) 2020/1783 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de EU-landen op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken
WAT IS HET DOEL VAN DE VERORDENING?
Deze verordening heeft ten doel grensoverschrijdende juridische procedures in burgerlijke en handelszaken doeltreffender te maken en sneller te laten verlopen door de procedures voor bewijsverkrijging te vereenvoudigen en te stroomlijnen.
KERNPUNTEN
De verordening is van toepassing in burgerlijke en handelszaken waarin een gerecht* („verzoekend gerecht”) een gerecht van een ander EU-land („aangezocht gerecht”) om bewijsverkrijging verzoekt of zelf rechtstreeks bewijs wil verkrijgen.
Verzoeken om bewijsverkrijging worden:
- uitsluitend gedaan in juridische procedures die reeds aanhangig zijn of in voorgenomen procedures;
- in een officiële EU-taal op een standaardformulier ingediend en bevatten alle noodzakelijke gegevens;
- verzonden via een veilig en betrouwbaar gedecentraliseerd IT-systeem met inachtneming van de grondrechten en de fundamentele vrijheden;
- binnen zeven dagen door het gerecht bevestigd te zijn ontvangen;
- verwerkt met verschillende termijnen indien het verzoek onvolledig is of het aangezochte gerecht niet over de benodigde bevoegdheid beschikt.
Een gerecht dat om bewijsverkrijging is verzocht:
- handelt onverwijld en uiterlijk binnen negentig dagen;
- kan op verzoek van het verzoekende gerecht en indien toegestaan door het nationale recht gebruikmaken van video- of teleconferenties;
- staat de partijen en hun vertegenwoordigers, met inbegrip van die van het verzoekende gerecht, toe aanwezig te zijn bij de bewijsverkrijging indien dat recht in het land van het verzoekende gerecht bestaat;
- kan het verzoek afwijzen indien:
- de te verhoren persoon zich beroept op het recht om niet te getuigen of geen verklaring mag afleggen uit hoofde van de wet,
- de aanvraag niet aan de verordening voldoet of buiten de bevoegdheid van het gerecht valt,
- het verzoekende gerecht niet de eventueel vereiste aanvullende informatie verstrekt of geen deposito stort binnen de nodige termijnen.
Een gerecht dat zelf rechtstreeks bewijs wil verkrijgen in een ander EU-land:
- neemt contact op met het centrale orgaan of de bevoegde autoriteit van het land, dat/die het verzoek binnen dertig dagen aanvaardt of afwijst, er voorwaarden aan kan verbinden en een bepaald gerecht kan aanwijzen;
- kan gebruikmaken van videoconferenties of een andere vorm van communicatie op afstand om de betrokkene te verhoren.
In het algemeen mag een gerecht dat om bewijsverkrijging is verzocht, het verzoekende gerecht niet om terugbetaling van heffingen of kosten verzoeken. Dit mag echter wel voor:
- vergoedingen voor deskundigen en tolken, met inbegrip van een deposito of voorschot voor de verwachte kosten daarvan;
- de uitgaven aan video- of teleconferenties.
De EU-landen:
- wijzen een centraal orgaan aan dat:
- informatie verstrekt aan de gerechten,
- oplossingen zoekt indien zich moeilijkheden voordoen,
- in uitzonderlijke gevallen verzoeken aan het bevoegde gerecht doet toekomen;
- verstrekken praktische informatie aan de Europese Commissie, zoals de gegevens van de centrale organen en bevoegde autoriteiten;
- dragen de kosten van de installatie, de exploitatie en het onderhoud van de gebruikte nationale IT-systemen.
De Commissie:
- stelt een elektronische handleiding op met de praktische informatie die zij van de nationale autoriteiten ontvangt en werkt die bij;
- kan gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vaststellen met betrekking tot technische aspecten van de wetgeving;
- is verantwoordelijk voor het creëren, onderhouden, ontwikkelen en financieren van software die de nationale autoriteiten in plaats van hun nationale IT-systeem kunnen gebruiken;
- stelt uiterlijk op 2 juli 2023 een gedetailleerd programma op voor de monitoring van de output, resultaten en effecten van de verordening;
- dient een evaluatieverslag in bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.
De verordening is niet van toepassing in Denemarken.
Intrekking
Verordening (EU) 2020/1783 strekt tot intrekking en vervanging van Verordening (EG) nr. 1206/2001 (zie samenvatting).
VANAF WANNEER IS DE VERORDENING VAN TOEPASSING?
De verordening is van toepassing vanaf 1 juli 2022.
Verordening (EU) 2020/1783 strekt tot herziening en vervanging van Verordening (EG) nr. 1206/2001 (en de latere wijzingen ervan), met name door het gebruik van digitalisering en moderne technologie om processen te versnellen en kosten en vertragingen voor personen en bedrijven te verminderen.
ACHTERGROND
- Gerechtelijke procedures in burgerlijke zaken betreffen onder meer contracten, eigendom, erfopvolging en familie- en vennootschapsrecht. In 2018 waren er zo’n 3,4 miljoen burgerlijke en handelszaken waarbij meer dan één EU-land betrokken was.
- Zie voor meer informatie:
KERNBEGRIPPEN
Gerecht: een nationale autoriteit die bevoegd is om bewijs te verkrijgen (d.w.z. niet enkel gerechtelijke instanties).
BELANGRIJKSTE DOCUMENT
Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (herschikking) (PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1-39)
GERELATEERD DOCUMENT
Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (PB L 174 van 27.6.2001, blz. 1-24)
Achtereenvolgende wijzigingen aan Verordening (EG) nr. 1206/2001 werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.
Laatste bijwerking 26.01.2021