EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016PC0108

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen)

COM/2016/0108 final - 2016/061 (NLE)

Brussel, 2.3.2016

COM(2016) 108 final

2016/0061(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen)


TOELICHTING

1.INLEIDING

1.Op 16 maart 2011 diende de Commissie een voorstel 1 in voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels en een voorstel 2 voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen 3 .

2.De rechtsgrondslag voor de voorgestelde verordeningen van de Raad is artikel 81, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De voorstellen hebben betrekking op justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, en meer bepaald op "aspecten in verband met het familierecht". Op basis van deze rechtsgrondslag neemt de Raad met eenparigheid van stemmen maatregelen aan, na raadpleging van het Europees Parlement.

3.Vanaf december 2012 werden de voorstellen van de Commissie besproken in de Groep burgerlijk recht (huwelijksvermogensstelsels en de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen) van de Raad. In december 2012 werden de voorstellen besproken op een bijeenkomst van de Raad en werden de ministers het eens over een aantal krachtlijnen ter vergemakkelijking van de onderhandelingen over de twee voorstellen.

4.Op 10 september 2013 heeft het Europees Parlement een positief advies gegeven samen met opmerkingen over de twee voorstellen 4 . Er werd rekening gehouden met de opmerkingen van het Europees Parlement, met name met betrekking tot het behoud van de exequaturprocedure in beide voorstellen en het opnemen van bepalingen over de uitvoerbaarheid die vergelijkbaar zijn met die welke in de verordening erfopvolging zijn opgenomen 5 , en van bepalingen over bevoegdheid die gebaseerd is op het verschijnen van de verweerder. Op verzoek van het Europees Parlement werden in het voorstel betreffende vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen bepalingen inzake rechtskeuze en forumkeuze opgenomen.

5.In december 2014 waren de meeste technische kwesties opgelost en was het dossier klaar voor een politiek akkoord. De grote meerderheid van de lidstaten wenste op dat ogenblik de voorstellen aan te nemen. Sommige lidstaten hadden daar echter problemen mee gezien het politiek gevoelige karakter van de voorstellen. Het Italiaanse voorzitterschap legde de kwestie voor aan de JBZ-Raad, die besloot voor de lidstaten die daarmee problemen bleven hebben, een bezinningsperiode in te lassen tot december 2015. Deze problemen hielden voornamelijk verband met het feit dat een aantal lidstaten de instituten huwelijk of geregistreerd partnerschap tussen personen van hetzelfde geslacht niet kenden. Sommige van deze lidstaten vonden dat de aan de Raad voorgelegde compromisteksten voldoende garanties boden om ervoor te zorgen dat hun rechterlijke instanties zich niet zouden moeten uitspreken over buitenlandse instituten die hun rechtsstelsel niet kennen. Andere lidstaten spraken echter hun bezorgdheid uit over het feit dat, zelfs indien de toekomstige instrumenten niet zouden vereisen dat de in hun nationaal recht onbekende instituten werden ingevoerd, de erkenning in hun land van de vermogensrechtelijke gevolgen van dergelijke buitenlandse instituten een indirect effect zouden hebben op hun nationale familierecht en -beleid. Voor de meeste lidstaten was het essentieel om beide voorstellen als één pakket aan te nemen ter waarborging van de gelijke behandeling van paren in de hele Unie.

6.In de loop van 2015 vond intensief overleg plaats, met name onder het Luxemburgse voorzitterschap. In de voorstellen werden wijzigingen aangebracht om deze voor alle lidstaten aanvaardbaar te maken. Na kennis te hebben genomen van de herziene compromisteksten concludeerde de Raad op zijn bijeenkomst van 3 december 2015 echter dat een EU-breed akkoord over de vaststelling van beide verordeningen niet binnen een redelijke termijn zou kunnen worden bereikt 6 . Veel delegaties gaven echter aan bereid te zijn nauwere samenwerking te overwegen voor de aangelegenheden die onder de verordeningen vallen.

7.Van december 2015 tot februari 2016 richtten zeventien lidstaten (Zweden, België, Griekenland, Kroatië, Slovenië, Spanje, Frankrijk, Portugal, Italië, Malta, Luxemburg, Duitsland, Tsjechië, Nederland, Oostenrijk, Bulgarije en Finland) een verzoek aan de Commissie waarin zij te kennen gaven dat zij onderling nauwere samenwerking wensten aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels en de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, en waarbij zij de Commissie verzochten aan de Raad een voorstel in die zin voor te leggen.

8.Dit voorstel is het antwoord van de Commissie op die verzoeken.

2.RECHTSGRONDSLAG VOOR DE NAUWERE SAMENWERKING

9.Het aangaan van nauwere samenwerking wordt beheerst door artikel 20 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en de artikelen 326 tot en met 334 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

10.Het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen), is gebaseerd op artikel 329, lid 1, VWEU.

3.MAATREGELEN OM NAUWERE SAMENWERKING TOT STAND TE BRENGEN

11.Het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad heeft betrekking op de machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen). Samen met dit voorstel worden voorstellen ingediend voor specifieke maatregelen om die nauwere samenwerking tot stand te brengen. De belangrijkste elementen van deze maatregelen worden hierna beschreven.

12.Gezien de conclusies van de Raad van 3 december 2015 en de verzoeken van de lidstaten waarin zij aangeven onderling nauwere samenwerking te willen aangaan op dit gebied, moeten de maatregelen om die nauwere samenwerking tot stand te brengen, de volgende elementen bevatten:

(a)een voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels. Dit voorstel moet gebaseerd zijn op de compromistekst die is voorgesteld op de JBZ-Raad van 3 december 2015 7 ;

(b)een voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen. Dit voorstel moet gebaseerd zijn op de compromistekst die is voorgesteld op de JBZ-Raad van 3 december 2015 8 ;

13.De bepalingen inzake huwelijksvermogensstelsels en de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen hebben gelijkwaardige doelstellingen. De formulering van deze bepalingen kan echter niet dezelfde zijn, gezien de specifieke kenmerken van elk van deze instituten en in het bijzonder het feit dat niet alle lidstaten het geregistreerde partnerschap kennen. In dit verband werd in de effectbeoordeling bij de voorstellen van de Commissie van 2011 9 vastgesteld dat grensoverschrijdende paren in geregistreerde partnerschappen met specifieke problemen worden geconfronteerd aangezien niet alle lidstaten dat instituut kennen. Daarom moeten regels worden vastgesteld die specifiek zijn toegesneden op huwelijken en geregistreerde partnerschappen, hetgeen het moeilijk maakt om beide instituten in één enkel instrument te behandelen. Om de lezing en toepassing van de verordeningen door de autoriteiten van de lidstaten te vergemakkelijken, worden de twee instituten behandeld in twee voorstellen om nauwere samenwerking tot stand te brengen op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen). Deze aanpak beantwoordt eveneens aan het verzoek van de lidstaten dat de nauwere samenwerking inhoudelijk zou overeenkomen met de twee compromisteksten die op 3 december 2015 aan de Raad zijn voorgelegd om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk lidstaten zouden deelnemen.

14.In de mededeling bij de voorstellen van de Commissie van 2011 werd reeds benadrukt dat de samenwerking in burgerlijke zaken in kwestie betrekking had op de vermogensstelsels van internationale paren. De Raad en het Europees Parlement hebben de twee oorspronkelijke voorstellen van de Commissie ook als één pakket behandeld. Ten slotte hebben de lidstaten, overeenkomstig artikel 329, lid 1, VWEU, op grond waarvan de lidstaten die onderling een nauwere samenwerking wensen aan te gaan, het toepassingsgebied van de voorgenomen nauwere samenwerking moeten opgeven, aangegeven dat zij onderling nauwere samenwerking wensten aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels en van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.

15.Gelet op het bovenstaande brengen de voorgestelde verordeningen nauwere samenwerking tot stand op het enkele gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen). Om ervoor te zorgen dat geen burgers worden gediscrimineerd, moeten de voorgestelde verordeningen derhalve tegelijkertijd worden vastgesteld en als één pakket worden behandeld met het oog op de totstandbrenging van, en de toekomstige deelname aan, de nauwere samenwerking.

4.BEOORDELING VAN DE WETTELIJKE VOORWAARDEN VOOR HET AANGAAN VAN NAUWERE SAMENWERKING

4.1.Machtigingsbesluit als ultiem middel en deelname van ten minste negen lidstaten

16.Artikel 20, lid 2, VEU bepaalt dat het besluit houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan slechts in laatste instantie door de Raad kan worden vastgesteld, wanneer deze constateert dat de met die samenwerking nagestreefde doelstellingen niet binnen een redelijke termijn door de Unie in haar geheel kunnen worden verwezenlijkt en mits ten minste negen lidstaten aan de nauwere samenwerking deelnemen.

17.Zoals vermeld concludeerde de Raad op zijn bijeenkomst van 3 december 2015 dat het niet mogelijk zou om binnen een redelijke termijn een EU-breed akkoord over beide verordeningen te bereiken 10 . De Raad stelde derhalve vast dat er geen oplossing voor de Unie in haar geheel kon worden gevonden en dat in laatste instantie een nauwere samenwerking zou kunnen worden aangegaan.

18.Tot dusver heeft de Commissie van zeventien lidstaten (Zweden, België, Griekenland, Kroatië, Slovenië, Spanje, Frankrijk, Portugal, Italië, Malta, Luxemburg, Duitsland, Tsjechië, Nederland, Oostenrijk, Bulgarije en Finland) een verzoek ontvangen waarin zij de wens aangaven onderling nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels en de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.

4.2.Gebieden die onder de Verdragen vallen

19.Artikel 20, lid 1, VEU bepaalt dat nauwere samenwerking alleen kan worden aangegaan "in het kader van de niet-exclusieve bevoegdheden van de Unie" en artikel 329, lid 1, VWEU bepaalt dat nauwere samenwerking kan worden aangegaan "op een van de gebieden die onder de Verdragen vallen, met uitzondering van de gebieden van exclusieve bevoegdheid".

20.De veertien verzoekende lidstaten hebben machtiging gevraagd om onderling nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels en de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, en op die manier collisieregels op dit gebied vast te stellen. Collisieregels zijn niet opgenomen in de lijst van exclusieve bevoegdheden waarin artikel 3, lid 1, VWEU voorziet. Collisieregels zijn expliciet genoemd in de lijst van maatregelen in artikel 81, lid 2, VWEU, terwijl in artikel 81, lid 3, VWEU het onderscheid wordt gemaakt tussen collisieregels in burgerlijke en handelszaken in het algemeen en collisieregels op het gebied van het familierecht.

21.Collisieregels op het gebied van het familierecht vormen dus een goed afgebakend gebied, dat niet onder de exclusieve bevoegdheden van de Unie valt in de zin van de Verdragen en waarop nauwere samenwerking mag worden aangegaan.

4.3.Bevorderen van de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie, beschermen van haar belangen en versterken van haar integratieproces

4.3.1.Algemene context

22.Rekening houdend met de effectbeoordeling en de toelichting bij de voorstellen van de Commissie van 2011 heeft de nauwere samenwerking als doel een duidelijk en allesomvattend rechtskader tot stand te brengen voor de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen). De voorstellen beogen met name, in overeenstemming met de huidige trends in het familierecht, de partijen een zekere mate van autonomie te geven in de keuze van het toepasselijke recht.

23.In 2003 heeft de Commissie een studie laten uitvoeren over huwelijksvermogensstelsels en het vermogen van ongehuwde paren in het internationaal privaatrecht en in het nationale recht 11 waaruit duidelijk bleek dat er op dit gebied problemen waren. Deze problemen doen zich met name voor wanneer burgers gebruikmaken van hun recht op vrij verkeer in de Europese Unie, waardoor hun vermogensstelsels onder conflicterende rechtsstelsels kunnen vallen. In 2006 heeft de Commissie een groenboek aangenomen over collisieregels op het gebied van huwelijksvermogensstelsels, met inbegrip van de kwestie van de rechterlijke bevoegdheid en van de wederzijdse erkenning 12 , en ook daarin werden tekortkomingen in de huidige situatie vastgesteld.

24.De Commissie heeft ook een groep van deskundigen opgericht om haar bij te staan in haar werkzaamheden voor toekomstige wetgevingsvoorstellen, samengesteld uit deskundigen die onafhankelijk van de lidstaten optreden. Op 28 september 2009 heeft een openbare hoorzitting plaatsgevonden, met 99 deelnemers uit de lidstaten. De deskundigengroep, evenals academici, advocaten, notarissen en leden van de civiele samenleving woonden het forum bij om te discussiëren over de behoefte aan een instrument van de Unie op het gebied van vermogensstelsels van internationale paren.

25.In het programma van Stockholm 13 werd ervoor gepleit het beginsel van de wederzijdse erkenning uit te breiden "tot gebieden waarop dit beginsel nu nog niet van toepassing is, maar die van groot belang zijn voor het dagelijks leven, zoals [...] het huwelijksvermogensrecht en de vermogensrechtelijke gevolgen van een scheiding".

26.De voorstellen van de Commissie van 2011 werden over het algemeen noodzakelijk geacht om de vermogensstelsels van paren coherent aan één toepasselijk rechtsstelsel te onderwerpen en door één autoriteit te laten behandelen; internationale echtparen te laten kiezen welk recht op hun vermogen van toepassing is; de rechtszekerheid voor geregistreerde partnerschappen met een internationale dimensie te vergroten door als algemene regel te stellen dat op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap het recht toepasselijk is van het land waarin het partnerschap werd geregistreerd; burgers in staat te stellen verschillende procedures door dezelfde rechtbank te laten behandelen, en zo parallelle procedures en tegenstrijdige rechterlijke beslissingen te voorkomen; en de voorspelbaarheid voor internationale paren te verbeteren via een vereenvoudiging van de procedures voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en de uitwisseling van authentieke akten in de hele EU.

27.De voorstellen vormen ook een belangrijke aanvulling bij Verordening nr. 650/2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring. De reden hiervoor is dat de vereffening van het vermogensstelsel zeer vaak een kwestie is die de vereffening van de nalatenschap van een overleden persoon voorafgaat. De efficiëntie van de Europese erfrechtverklaring zou aanzienlijk verbeteren indien uniforme collisieregels werden toegepast op de vermogensstelsels van paren in de hele Europese Unie.

28.De voorstellen van de Commissie van 2011 waren belangrijk omdat zij betrekking hadden op ongeveer 16 miljoen internationale echtparen in de EU die bijvoorbeeld in een andere dan hun eigen lidstaat wonen of in een andere lidstaat bezittingen hebben.

29.In 2007 vonden in de EU ongeveer 300 000 internationale huwelijken plaats en werden ongeveer 500 000 internationale huwelijken ontbonden (via een echtscheiding of door het overlijden van een van de echtgenoten). Met de ontbinding van internationale huwelijken is elk jaar meer dan 460 miljoen euro gemoeid. In 2007 hadden meer dan 41 000 nieuwe geregistreerde partnerschappen in de EU een "internationale dimensie" wat hun vermogen betreft. Jaarlijks nemen ongeveer 10 000 geregistreerde partnerschappen een einde door scheiding of overlijden. Bovendien neemt het aantal geregistreerde partnerschappen gestaag toe, met name omdat het aantal lidstaten dat het instituut van het geregistreerde partnerschap heeft ingevoerd, is gestegen van 17 in 2011 tot 20 nu. Daarom neemt ook het aantal vereffeningen van vermogens in het kader van partnerschappen als gevolg van de beëindiging van het partnerschap of het overlijden van een van de partners toe.

4.3.2.Huidige situatie op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen)

30.Momenteel ondervinden burgers verschillende praktische problemen met vermogensplanning wanneer zij een internationaal huwelijk of partnerschap sluiten. De burgers van de Unie overschrijden de nationale grenzen steeds vaker en dit leidt tot een toenemend aantal internationale paren of paren met een internationale dimensie: echtgenoten met een verschillende nationaliteit, paren die in een lidstaten wonen waarvan zij geen onderdaan zijn, die bezittingen hebben in verschillende lidstaten, of niet in hun eigen land scheiden of overlijden. Het probleem is dat het zeer moeilijk is voor burgers om te weten welke rechtbanken bevoegd zijn en welk recht van toepassing is op hun persoonlijke situatie en op hun vermogen. Bijgevolg ondervinden zij onbedoelde en nadelige gevolgen, niet alleen bij het dagelijks beheer van hun bezittingen, maar ook bij scheiding of overlijden van een van partners of echtgenoten.

31.Er bestaan weliswaar Unieregels over rechterlijke bevoegdheid en toepasselijk recht in burgerlijke en handelszaken, en op sommige gebieden van het familierecht, maar momenteel bestaan geen dergelijke regels voor vermogensstelsels van internationale paren. Het onderwerp wordt dus door het nationale recht beheerst en in zeer beperkte mate door internationale overeenkomsten tussen lidstaten.

32.De oorzaken van de huidige problemen voor paren met een geregistreerd partnerschap zijn dezelfde als voor gehuwde paren. Paren in een geregistreerd partnerschap ondervinden echter belangrijke aanvullende problemen aangezien het instituut van het geregistreerde partnerschap slechts in 20 lidstaten bestaat, niet alle lidstaten materiële rechtsregels hebben die de vermogensrechtelijke gevolgen ervan beheersen en nog minder lidstaten regels inzake rechterlijke bevoegdheid en collisieregels hebben vastgesteld.

33.De voorgestelde verordeningen hebben betrekking op paren die zich er formeel toe verbinden in gezinsverband samen te leven, met name door te huwen of een geregistreerd partnerschap te sluiten. Feitelijk samenwonen valt daar niet onder.

34.Deze nauwere samenwerking heeft als doel in de deelnemende lidstaten een duidelijk rechtskader vast te stellen om te bepalen welke rechtbank bevoegd is voor en welk recht van toepassing is op de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen), en om de uitwisseling van beslissingen en authentieke akten op dit gebied tussen de lidstaten te vergemakkelijken.

4.3.3.Voordelen van nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen)

35.Zeventien lidstaten hebben om nauwere samenwerking verzocht op het gebied van de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen): Zweden, België, Griekenland, Kroatië, Slovenië, Spanje, Frankrijk, Portugal, Italië, Malta, Luxemburg, Duitsland, Tsjechië, Nederland, Oostenrijk, Bulgarije en Finland. Deze zeventien verzoekende lidstaten tellen in totaal 340 miljoen inwoners. Dit is ongeveer 67 % van het totale bevolkingsaantal van de Unie 14 . Dit betekent dat een aanzienlijk aantal van de naar schatting 16 miljoen internationale huwelijken in de EU 15 baat zal hebben bij deze nauwere samenwerking. Hoe meer lidstaten deelnemen aan de nauwere samenwerking, des te meer burgers hiervan zullen profiteren.

36.Nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen) zou de burgers de volgende voordelen opleveren:

(a)de vermogensstelsels van paren kunnen coherent aan één toepasselijk rechtsstelsel worden onderwerpen en door één autoriteit worden behandeld;

(b)internationale paren kunnen kiezen welk recht op hun vermogen van toepassing is;

(c)de rechtszekerheid voor internationale paren wordt groter aangezien als algemene regel het recht van de staat wordt toegepast waarmee het paar het nauwst verbonden is;

(d)burgers worden in staat gesteld verschillende procedures door dezelfde rechtbank te laten behandelen, en zo parallelle procedures en tegenstrijdige rechterlijke beslissingen te voorkomen, en

(e)de voorspelbaarheid voor internationale paren wordt verbeterd via een vereenvoudiging van de procedures voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en de uitwisseling van authentieke akten in de hele EU.

4.3.4.Vervullen van de voorwaarden van artikel 20, lid 1, VEU

37.Artikel 20, lid 1, VEU vereist dat met nauwere samenwerking beoogd wordt de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie te bevorderen, haar belangen te beschermen en haar integratieproces aan te wakkeren.

38.De Unie heeft onder meer als taak haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen te bieden, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is (artikel 3, lid 2, VEU). De ruimte van recht omvat onder meer het ontwikkelen van een justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen, die berust op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen (artikel 81, lid 1, VWEU). Hiertoe kan de Unie maatregelen vaststellen die, in de eerste plaats, de wederzijdse erkenning tussen de lidstaten van rechterlijke beslissingen en de tenuitvoerlegging daarvan beogen, en ten tweede de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor collisie en jurisdictiegeschillen (artikel 81, lid 2, onder a) en c), VWEU).

39.De harmonisatie van collisieregels en regels voor jurisdictiegeschillen vergemakkelijkt de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen. Het feit dat rechtbanken van verschillende lidstaten dezelfde regels toepassen voor jurisdictiegeschillen en collisie, teneinde te bepalen welke rechter bevoegd is om kennis te nemen van een zaak en welk recht op die zaak van toepassing is, versterkt het wederzijdse vertrouwen in rechterlijke beslissingen die in een andere lidstaat zijn gegeven 16 .

40.Nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen) tussen de verzoekende lidstaten zou bijdragen aan de doelstelling van de Unie om te zorgen voor de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor collisie en jurisdictiegeschillen. Versterkte samenwerking op dit gebied zou zorgen voor een grotere verenigbaarheid van de nationale regels om te bepalen welke rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van vermogensstelsels van internationale paren en welk recht die rechtbank moet toepassen, alsook van de regels betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging in een lidstaat van beslissingen op dit gebied die in een andere lidstaat zijn gegeven, in vergelijking met de huidige situatie waarin er geen geharmoniseerde regels zijn over collisie, jurisdictiegeschillen en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van vermogensstelsels van internationale paren.

4.4.Eerbiediging van de Verdragen en het recht van de Unie

41.Overeenkomstig artikel 326 VWEU moeten bij nauwere samenwerking de Verdragen en het recht van de Unie worden geëerbiedigd.

42.De nauwere samenwerking zou geen afbreuk doen aan het bestaande acquis. Zij zou tot stand komen op een gebied dat valt onder de gedeelde bevoegdheden van de Unie, maar waarop tot dusver geen gemeenschappelijke regels van de Unie bestaan. Het eerste instrument van de Unie op het gebied van familierecht, Verordening (EG) nr. 1347/2000 van de Raad 17 , voorzag in regels betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en van naar aanleiding van procedures in huwelijkszaken gegeven beslissingen inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid voor de gemeenschappelijke kinderen van de echtgenoten. Deze verordening bevatte echter geen regels over het toepasselijke recht op het gebied van echtscheiding noch op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen voor paren. De vaststelling van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad 18 tot intrekking en vervanging van Verordening (EG) nr. 1347/2000 met ingang van 1 maart 2005, heeft op dit punt niets veranderd. De collisieregels inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed werden in Verordening (EU) nr. 1259/2010 vastgesteld in nauwere samenwerking tussen 16 lidstaten 19 . De collisieregels inzake testamenten en erfopvolging zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 650/2012 20 . De kwestie van de collisieregels op het gebied van vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen) moet het rechtskader voor internationale paren in de Unie vervolledigen.

43.Nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen) zou niet leiden tot krachtens artikel 18 VWEU verboden discriminatie op grond van nationaliteit, omdat de voorgestelde collisieregels universeel van aard zijn en van toepassing zouden zijn op alle procedures voor de rechtbanken van de deelnemende lidstaten, ongeacht de nationaliteit of woonplaats van de partijen. De rechtbanken van de niet-deelnemende landen zullen daarentegen hun nationale collisieregels blijven toepassen krachtens hun internationaal privaatrecht.

4.5.Geen afbreuk aan de interne markt, noch aan de economische, sociale en territoriale samenhang; geen belemmering of discriminatie in de handel; geen verstoring van de mededinging.

44.Artikel 326 VWEU bepaalt dat nauwere samenwerking geen afbreuk mag doen aan de interne markt, noch aan de economische, sociale en territoriale samenhang, geen belemmering of discriminatie in de handel tussen de lidstaten mag vormen, en de mededinging tussen de lidstaten niet mag verstoren.

45.Nauwere samenwerking op het gebied van de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen) levert geen problemen op in verband met deze wettelijke voorwaarden. De voorstellen om nauwere samenwerking tot stand te brengen op dit gebied zullen immers bijdragen aan de goede werking van de interne markt door belemmeringen weg te nemen voor het vrije verkeer van personen die momenteel problemen ondervinden als gevolg van verschillen tussen de nationale rechtsstelsels betreffende de vermogensrechtelijke gevolgen van huwelijken of partnerschappen. De rechtszekerheid die geharmoniseerde collisieregels op dit gebied meebrengt, zou derhalve een positief effect hebben op paren die gebruikmaken van hun recht op vrij verkeer tussen de deelnemende lidstaten.

46.Uit de aard van de voorgestelde verordeningen, die alleen de betrekkingen tussen twee personen betreffen, volgt dat de nauwere samenwerking ondernemingen of juridische betrekkingen op de markt onverlet zou laten en geen afbreuk zou doen aan handel of mededinging in de Unie. Ten slotte zou de nauwere samenwerking geen afbreuk doen aan de territoriale samenhang tussen de regio’s van de Unie.

47.Door te voorzien in de harmonisatie van de collisieregels, zouden de voorstellen het leven van de burgers (en beoefenaars van juridische beroepen) aanzienlijk vereenvoudigen, aangezien zij in de deelnemende lidstaten zouden kunnen bepalen welke rechtbank bevoegd is voor en welk recht van toepassing is op hun vermogensstelsels en zij zouden profiteren van een vereenvoudigde uitwisseling van beslissingen en authentieke akten op dit gebied.

48.Weliswaar zullen niet alle internationale paren in de Unie profiteren van de rechtszekerheid en de vereenvoudiging die de nauwere samenwerking teweegbrengt, maar de situatie van internationale paren die verschijnen voor rechtbanken van niet-deelnemende lidstaten zal hoe dan ook niet verslechteren ten opzichte van de huidige situatie. De niet-deelnemende lidstaten zullen immers hun status quo behouden aangezien zij, zoals zij dat vandaag doen, hun nationaal recht (met inbegrip van hun regels van internationaal privaatrecht) zullen blijven toepassen op grensoverschrijdende situaties inzake huwelijksvermogensstelsels en de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, om te bepalen welke rechtbank bevoegd is voor een zaak op dat gebied en welk recht moet worden toegepast. De niet-deelnemende lidstaten zullen ook, zoals zij dat vandaag doen, hun nationaal recht (met inbegrip van hun regels van internationaal privaatrecht) blijven toepassen op de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen die in een van de deelnemende lidstaten zijn gegeven. De deelnemende lidstaten zullen, zoals zij dat vandaag doen, hun nationaal recht (met inbegrip van hun regels van internationaal privaatrecht) blijven toepassen op de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen die in een niet-deelnemende lidstaat zijn gegeven. De situatie met betrekking tot huwelijksvermogensstelsels en de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen zal dus vergelijkbaar zijn met de situatie met betrekking tot andere civielrechtelijke instrumenten waaraan niet alle lidstaten deelnemen, zoals Verordening nr. 1259/2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed en Verordening nr. 650/2012 inzake erfopvolging en testamenten.

49.Bovendien zal de toepassing van de verordeningen inzake huwelijksvermogensstelsels en de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen waarin de nauwere samenwerking tot stand wordt gebracht, niet afhankelijk zijn van de nationaliteit van de partners of echtgenoten, dat wil zeggen van de vraag of zij onderdanen zijn van een deelnemende lidstaat. De autoriteiten van deelnemende lidstaten (bijvoorbeeld een notaris of een rechtbank), die verplicht zijn de verordeningen toe te passen, zullen deze verordeningen toepassen op alle burgers die hun een zaak voorleggen betreffende huwelijksvermogensstelsels of de vermogensrechtelijke gevolgen van hun geregistreerd partnerschap, ongeacht de nationaliteit van de burgers. Evenzo zullen, indien een paar bestaande uit één of twee burgers van een deelnemende lidstaat een zaak voorlegt aan een autoriteit van een niet-deelnemende lidstaat, de autoriteiten van die niet-deelnemende lidstaat niet de verordeningen, maar hun nationaal recht (met inbegrip van hun internationaal privaatrecht) toepassen om zich te buigen over de internationale procedurele aspecten van het huwelijksvermogensstelsel of van de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap.

50.Bijgevolg zal de nauwere samenwerking geen ongerechtvaardigde gedifferentieerde behandeling tussen burgers teweegbrengen.

4.6.Eerbiediging van de rechten, bevoegdheden en verplichtingen van de niet-deelnemende lidstaten

51.Artikel 327 vereist dat bij nauwere samenwerking de bevoegdheden, rechten en verplichtingen van de niet-deelnemende lidstaten worden geëerbiedigd.

52.De vaststelling van gemeenschappelijke collisieregels door de zeventien verzoekende lidstaten zou de regels van de niet-deelnemende lidstaten onverlet laten. De niet-deelnemende lidstaten zullen hun eigen regels van internationaal privaatrecht betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van vermogensstelsels van internationale paren blijven toepassen.

53.Op het niveau van het internationaal publiekrecht zijn er geen internationale overeenkomsten betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen) tussen de deelnemende en de niet-deelnemende lidstaten waarvoor de nauwere samenwerking gevolgen zou hebben.

4.7.Conclusie in verband met het vervullen van de wettelijke voorwaarden

54.Gelet op het voorgaande concludeert de Commissie dat alle wettelijke voorwaarden die door de Verdragen voor de machtiging van nauwere samenwerking zijn gesteld, zijn vervuld.

4.8.Eerbiediging van de grondrechten

55.De nauwere samenwerking op het gebied van vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen) eerbiedigt de grondrechten die zijn opgenomen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 9 betreffende het recht te huwen en het recht een gezin te stichten volgens de nationale wetten en artikel 21 inzake non-discriminatie. De collisieregels die worden voorgesteld in de verordeningen betreffende de totstandbrenging van nauwere samenwerking, zullen zonder enige vorm van discriminatie in de deelnemende lidstaten worden toegepast op alle internationale paren die verbonden zijn door een institutionele band, zoals het huwelijk en het geregistreerde partnerschap.

4.9.Conclusie in verband met de nauwere samenwerking

56.De Commissie is van oordeel dat nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen), talrijke voordelen heeft zijn ten opzichte van de optie van het status-quo en dat de voordelen van nauwere samenwerking op dit gebied opwegen tegen eventuele nadelen.

57.De gemeenschappelijke collisieregels op het gebied van vermogensstelsels van internationale paren zullen het leven van vele paren in de deelnemende lidstaten aanzienlijk vergemakkelijken. Dit is in overeenstemming met het programma van Stockholm, waarin de Europese Raad heeft bevestigd dat het proces van harmonisatie van de collisieregels op het niveau van de Unie moet doorgaan waar het noodzakelijk is, bijvoorbeeld inzake "... huwelijksvermogensrecht en de vermogensrechtelijke gevolgen van een scheiding echtscheiding" 21 .

58.De Commissie stelt derhalve voor, machtiging te verlenen voor het aangaan van nauwere samenwerking tussen de verzoekende lidstaten. De Commissie benadrukt dat nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen) overeenkomstig artikel 328 VWEU op elk moment openstaat voor alle lidstaten, en zij moedigt de lidstaten die nog niet om deelname aan nauwere samenwerking hebben verzocht, aan om dit alsnog te doen, teneinde de voordelen en baten te vergroten,

2016/0061 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 329, lid 1,

Gezien het verzoek van België, Bulgarije, Tsjechië, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Finland en Zweden,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement 22 ,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. Voor de geleidelijke totstandbrenging van een dergelijke ruimte moet de Unie maatregelen nemen in verband met justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen.

(2)Overeenkomstig artikel 81 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moeten die maatregelen onder meer de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor collisie en jurisdictiegeschillen beogen, met inbegrip van maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen.

(3)Op 16 maart 2011 diende de Commissie een voorstel in voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels en een voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.

(4)Op zijn bijeenkomst van 3 december 2015 concludeerde de Raad dat een EU-brede overeenkomst over beide verordeningen niet binnen een redelijke termijn zou kunnen worden bereikt.

(5)In die omstandigheden hebben vervolgens Malta, Kroatië en België bij brieven van respectievelijk 14 december 2015, 15 december 2015 en 17 december 2015 en Zweden, Griekenland Slovenië, Spanje, Frankrijk, Portugal, Italië, Luxemburg en Duitsland bij brieven van 18 december 2015 verzoeken aan de Commissie gericht waarin zij te kennen gaven dat zij onderling nauwere samenwerking wensten aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels en de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, en waarbij zij de Commissie verzochten aan de Raad een voorstel in die zin voor te leggen. De Tsjechische Republiek, Nederland, Bulgarije, Oostenrijk en Finland hebben bij brieven van respectievelijk 28 januari 2016, 2 februari 2016, 9 februari 2016, 16 februari 2016 en 26 februari identieke verzoeken aan de Commissie gericht. In totaal hebben zeventien lidstaten om nauwere samenwerking verzocht.

(6)De versterkte samenwerking moet in de deelnemende lidstaten een duidelijk en allesomvattend rechtskader tot stand brengen op het gebied van vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen), de burgers geschikte oplossingen aanreiken op het vlak van rechtszekerheid, voorspelbaarheid en flexibiliteit en de uitwisseling van beslissingen en authentieke akten tussen de deelnemende lidstaten vergemakkelijken.

(7)Overeenkomstig de verzoeken van de lidstaten om nauwere samenwerking aan te gaan, stelt de Commissie twee materiële instrumenten voor om deze nauwere samenwerking tot stand te brengen, het ene betreffende huwelijksvermogensstelsels en het andere betreffende de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen. Om de volledige reikwijdte van de nauwere samenwerking op het gebied van de vermogensstelsels van internationale paren te beslaan en de non-discriminatie van burgers te garanderen, moeten de twee materiële uitvoeringshandelingen gelijktijdig worden aangenomen.

(8)De voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 20 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en in de artikelen 326 tot en met 329 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zijn vervuld.

(9)Het gebied van de nauwere samenwerking, namelijk de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen) behoort volgens artikel 81, lid 2, onder c), en artikel 81, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie tot de gebieden die onder de Verdragen vallen. Dit is geen gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt.

(10)De voorwaarde van artikel 20, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, namelijk dat slechts in laatste instantie nauwere samenwerking kan worden aangegaan, is vervuld, aangezien de Raad op 3 december 2015 heeft geconcludeerd dat de met de voorgestelde verordeningen beoogde doelen niet binnen een redelijke termijn door de Unie in haar geheel konden worden verwezenlijkt.

(11)De nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen) beoogt de ontwikkeling van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen die berust op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen, en de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor collisie. Zoals vereist door artikel 20, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie beoogt nauwere samenwerking de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie, de bescherming van haar belangen en de versterking van haar integratieproces.

(12)De nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen) eerbiedigt de Verdragen en het recht van de Unie en doet geen afbreuk aan de interne markt of de economische, sociale en territoriale samenhang. Zij vormt geen belemmering of discriminatie in de handel tussen de lidstaten en verstoort de mededinging tussen de lidstaten niet.

(13)De nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen) eerbiedigt met name het recht van de Unie inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, aangezien geen afbreuk wordt gedaan aan reeds bestaand acquis.

(14)De nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen) eerbiedigt de bevoegdheden, rechten en verplichtingen van de niet-deelnemende staten. De gemeenschappelijke regels in verband met bevoegdheid, collisie, erkenning en tenuitvoerlegging in de deelnemende lidstaten laten de regels van de niet-deelnemende lidstaten onverlet. De rechtbanken van de niet-deelnemende lidstaten blijven hun bestaande nationale regels toepassen voor het bepalen van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen).

(15)Dit besluit eerbiedigt de beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name in de artikelen 9 en 21.

(16)De nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen), staat overeenkomstig artikel 328 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op elk moment open voor alle lidstaten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden worden hierbij gemachtigd onderling nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen), door toepassing van de relevante bepalingen van de Verdragen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1) COM(2011) 126.
(2) COM(2011) 127.
(3) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, nam Denemarken niet deel aan de aanneming van de voorgestelde verordening, die derhalve niet bindend was voor noch van toepassing was op Denemarken. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gaven het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet de wens te kennen aan de aanneming en toepassing van de voorgestelde verordeningen deel te nemen.
(4) A7-0253/2013 en A7-0254/2013.
(5) Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.
(6) CS-PRES/2015/14937.
(7) Document 14651/15 + COR1 REV1 van de Raad.
(8) Document 14652/15 van de Raad.
(9) SEC(2011) 327 final.
(10) CS-PRES/2015/14937.
(11) Studie over de huwelijksvermogensstelsels van gehuwde paren en over het vermogen van ongehuwde paren in het internationaal privaatrecht en in het nationale recht van de lidstaten van de Unie, Consortium Asser-UCL. Zie: http://europa.eu.int/comm/justice_home/doc_centre/civil/studies/doc_civil_studies_en.htm
(12) COM(2006) 400 def.
(13) PB C 115 van 4 mei 2010.
(14) Informatie van Eurostat van 1 januari 2015(http://ec.europa.eu/eurostat/tgm/table.do?tab=table&language=en&pcode=tps00001&tableSelection=1&footnotes=yes&labeling=labels&plugin=1).
(15) De informatie in deze punten is gebaseerd op het eindverslag van de effectbeoordelingsstudie van EPEC over communautaire instrumenten in verband met huwelijksvermogensstelsels en eigendom van ongehuwde koppels met grensoverschrijdende elementen (2010).
(16) Programma van maatregelen voor de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, vastgesteld op 30 november 2000 (PB C 12 van 15.1.2001, blz. 1).
(17) Verordening (EG) nr. 1347/2000 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke kinderen (PB L 160 van 30.6.2000, blz. 19).
(18) Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000.
(19) Verordening (EU) nr. 1259/2010 van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed.
(20) Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.
(21) PB C 115 van 4 mei 2010.
(22) PB C […] van […], blz. […].
Top