EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016PC0067

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot toekenning van verdere macrofinanciële bijstand aan Tunesië

COM/2016/067 final - 2016/039 (COD)

Brussel, 12.2.2016

COM(2016) 67 final

2016/0039(COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot toekenning van verdere macrofinanciële bijstand aan Tunesië

{SWD(2016) 30 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Parallel aan een langdurig en fragiel politiek overgangsproces sinds de revolutie van 2011 heeft de Tunesische economie te kampen gehad met aanhoudende binnenlandse onrust, instabiliteit in de regio (onder meer door de conflicten in Libië) en een somber internationaal klimaat (met name in de eurozone). Deze ongunstige ontwikkelingen verzwakten de groeiprestaties aanzienlijk, alsook de begrotingssituatie en de betalingsbalans. In 2015 werden de groeiprojecties, grotendeels door het negatieve economische effect van terroristische aanslagen (met name op het toerisme, de vervoerssector en investeringen) en door productieverstoringen ten gevolge van sociale onrust, beduidend naar beneden bijgesteld, terwijl de situatie een negatieve invloed heeft op een reeds kwetsbare betalingsbalans en begrotingssituatie, hetgeen aanzienlijke financieringsbehoeften creëert.

Tegelijkertijd is het land belangrijke stappen blijven zetten in de richting van consolidatie van democratische mechanismen, onder meer door de goedkeuring van een nieuwe grondwet in januari 2014, hoewel de politieke overgang niet zonder moeilijkheden en perioden van instabiliteit verloopt.

Midden april 2013 bereikte Tunesië overeenstemming met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) over een stand-by-overeenkomst van 24 maanden voor een bedrag van 1,75 miljard USD, die in juni 2013 door de raad van bestuur van het IMF werd goedgekeurd en vervolgens tot december 2015 werd verlengd. In augustus 2013 verzocht het land ook om aanvullende macrofinanciële bijstand van de EU. De Europese Commissie heeft naar aanleiding daarvan in december 2013 macrofinanciële bijstand ten bedrage van 250 miljoen EUR in de vorm van leningen voorgesteld, die de medewetgevers tot 300 miljoen EUR verhoogden en in mei 2014 goedkeurden. Het memorandum van overeenstemming waarin de beleidsvoorwaarden voor die lening werden vastgelegd, trad in werking in maart 2015.

Nadat de zesde evaluatie van het IMF-programma in september 2015 was afgerond, heeft Tunesië het IMF verzocht om een vervolgregeling, waarschijnlijk met een looptijd van vier jaar. De onderhandelingen over het nieuwe IMF-programma zijn nog aan de gang, maar verwacht wordt dat het in het voorjaar van 2016 ter goedkeuring aan de raad van bestuur van het IMF zal worden voorgelegd. De eerste macrofinanciële bijstand is op schema, ondanks enkele vertragingen in de uitvoering. De eerste tranche werd uitbetaald op 7 mei 2015 en omdat Tunesië heeft voldaan aan de voorwaarden die met de EU in het memorandum van overeenstemming zijn overeengekomen, werd de tweede tranche uitbetaald op 1 december 2015. De derde en laatste tranche zal naar verwachting in het tweede kwartaal van 2016 worden uitbetaald, mits aan de voorwaarden van het memorandum van overeenstemming voldaan is.

In deze context heeft de Tunesische premier in een brief aan voorzitter Juncker van augustus 2015 de EU verzocht om een tweede macrofinanciële bijstand ten bedrage van 500 miljoen EUR, die het vervolgprogramma van de IMF zou vergezellen; dit verzoek is in december herhaald in een brief van de minister van Ontwikkelingssamenwerking en Investering. In het licht van het sterke effect dat de veiligheidssituatie op de economie en de externe financieringsbehoeften van Tunesië heeft in een periode van consolidatie van de politieke overgang, en na een bijgestelde beoordeling van de externe financieringsbehoeften die in samenspraak met het IMF is verricht, dient de Europese Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in om de Republiek Tunesië een tweede macrofinanciële bijstand ten bedrage van ten hoogste 500 miljoen EUR toe te kennen, in de vorm van leningen op middellange termijn. Het voorgestelde bedrag is ook afgestemd op de verwachte omvang van het IMF-programma, de aanzienlijke risico's die de Tunesische economie loopt en het feit dat de EU vastbesloten is om de politieke en economische overgang van Tunesië te ondersteunen.

De voorgestelde nieuwe macrofinanciële bijstand zou Tunesië helpen om een deel van zijn resterende externe financieringsbehoeften te lenigen, die in het kader van het nieuwe IMF-programma voor de periode 2016-2017 op ongeveer 2,9 miljard USD worden geraamd. De macrofinanciële bijstand zou de economie op korte termijn minder kwetsbaar maken wat de betalingsbalans en de begroting betreft, en tegelijkertijd gecoördineerd zijn met de aanpassings- en hervormingsprogramma's die met het IMF en de Wereldbank moeten worden overeengekomen, alsook met de hervormingen die zijn afgesproken in het kader van de EU-maatregelen ter ondersteuning van de begroting, met name het programma ter ondersteuning van het herstel (programme d’appui à la relance, hierna "PAR" genoemd). De voorgestelde tweede macrofinanciële bijstand strookt met de hoofdlijnen van het Europees nabuurschapsbeleid en met de inspanningen van de internationale gemeenschap, waaronder het Deauville-partnerschapsinitiatief van de G-7, om Tunesië in deze moeilijke tijden bij te staan.

In deze context, en zoals uitgelegd in het werkdocument van de diensten van de Commissie dat dit voorstel vergezelt, is de Commissie van mening, mede op basis van de beoordeling van de politieke situatie die door de Europese Dienst voor extern optreden is verricht, dat aan de politieke en economische randvoorwaarden voor een macrofinanciële bijstand van de voorgestelde omvang en aard is voldaan.

Algemene context

Na twee jaar van stabiele maar lage bbp-groei (2,3 % zowel in 2013 als in 2014) is in het kader van het IMF-programma de groei voor 2015 naar beneden bijgesteld tot 0,5 %, terwijl de prognose aan het begin van het jaar nog 3 % bedroeg. De economie van Tunesië heeft een sterke terugval geleden, voornamelijk ten gevolge van de terroristische aanslagen van 2015, waardoor belangrijke economische sectoren zijn getroffen. Het negatieve effect van de aanslagen op het toerisme (dat ongeveer 7 % van het bbp bijdraagt en goed is voor ongeveer 15 % van de beroepsbevolking) en de vervoerssector (die ook ongeveer 7 % van het bbp bijdraagt, waarvan 20 % van toeristische reizen afhangt), en op het vertrouwen van buitenlandse investeerders, heeft samen met verstoringen in de fosfaatproductie, de vervoers- en andere sectoren (werkonderbrekingen en stakingen) tot die neerwaartse bijstelling bijgedragen. De Tunesische autoriteiten en het IMF verwachten dat de groei in 2016 zal aantrekken als er zich geen bijkomende schokken voordoen, mede dankzij een traag herstel van het toerisme en een normalisatie van de binnenlandse productie. Niettemin bestaan er voor dit basisscenario grote neerwaartse risico's.

Deze lage groeipercentages zullen hoe dan ook niet volstaan om een beduidend verschil te maken voor de werkloosheid, die hoog blijft op 15 % en vooral hoog is bij de jongeren en hoogopgeleiden (meer dan 30 %) en bij de vrouwen (21,6 %). Voorts is de werkgelegenheid in de informele economie nog altijd goed voor ongeveer 50 % van de beroepsbevolking tussen 15 en 24 jaar.

De inflatie bedroeg in 2014 gemiddeld 5,5 % en vertoont een dalende tendens, gelet op de dalende internationale grondstoffenprijzen, de stabiele binnenlandse voedselproductie, de verzwakking van de binnenlandse vraag en een voorzichtig monetair beleid. De nominale inflatie zal in 2015 naar verwachting tot een gemiddelde van 4,9 % verminderen en de komende vijf jaar op ongeveer 4 % blijven.

Na het monetair beleid tussen 2012 en midden 2014 te hebben aangescherpt naar aanleiding van de inflatiedruk en de verslechtering van de externe balans en de begrotingssituatie, heeft de centrale bank haar referentierentevoet voorbije oktober met 50 basispunten verminderd (tot 4,25 %) om de wankelende bbp-groep bij vertragende inflatie op basis van de consumentenprijsindex aan te zwengelen.

Wat de overheidsfinanciën betreft, heeft Tunesië in 2014 een bepaalde mate van begrotingsconsolidatie bereikt, aangezien het structurele begrotingssaldo (waarin met name bankherkapitalisatiekosten en andere eenmalige maatregelen uitgesloten zijn) daalde van 5,1 % van het bbp in 2013 tot 4,2 % van het bbp in 2014. In 2015 zal het structurele tekort naar verwachting echter stijgen tot 4,7 % van het bbp, grotendeels door uitgavenmaatregelen die in de nasleep van de terroristische aanslagen zijn genomen, en dit ondanks de besparingen op de uitgaven die het gevolg zijn van het feit de olieprijzen lager uitvallen dan verwacht. De begrotingswet van 2016 voorziet in een vermindering van het structurele tekort tot 4,2 % van het bbp, die grotendeels moet worden bereikt door een stijging van de inkomsten (ten dele door de invoering van een btw) en lagere uitgaven voor subsidies (grotendeels op grond van de aannamen van een lagere internationale olieprijs en een stabiele wisselkoers). De geplande aanwerving van ongeveer 15 000 extra ambtenaren (voornamelijk voor de sectoren defensie en veiligheid) zal de loonkost echter doen stijgen.

Ondertussen is de overheidsschuld blijven stijgen tot 50 % van het bbp in 2014; tegen eind 2018 zal hij naar verwachting oplopen tot 61 % van het bbp voordat de tendens begint om te buigen. De komende twee jaar is er trouwens een aanzienlijke verhoging van de aflossingen van de overheidsschuld gepland (van ongeveer 600 miljoen USD in 2015 tot meer dan 1,4 miljard USD in 2017 en bijna 1,2 miljard USD in 2018).

Wat de betalingsbalans betreft, is het tekort op de lopende rekening in 2014 groter geworden: 8,9 % van het bbp in vergelijking met 8,3 % van het bbp in 2013. Naar verwachting zal het in 2015 op een onhoudbaar hoog niveau blijven, ondanks de daling van de olieprijzen, de zwakkere binnenlandse economische activiteit en betere uitvoerprestaties. De negatieve effecten van de terroristische aanslag in Sousse op het toerisme zullen naar verwachting het tekort op de lopende rekening extra onder druk zetten en het tekort opnieuw naar 8,8 % van het bbp opdrijven. Ook de instroom van particulier kapitaal in Tunesië is verzwakt sinds 2011, wat ertoe bijdraagt dat de betalingsbalans kwetsbaar is. De netto buitenlandse directe investeringen, die in de periode 2005-2010 gemiddeld ongeveer 5 % van het bbp bedroegen, zijn de voorbije twee jaar gedaald tot net iets meer dan 2 % van het bbp.

Door het grote tekort op de lopende rekening en de zwakkere kapitaalinstroom heeft Tunesië in toenemende mate een beroep moeten doen op officiële financiële instroom. Daarnaast heeft Tunesië in 2015 een deel van zijn externe financieringstekort kunnen dekken door de uitgifte in januari 2015 van een euro-obligatie van 1 miljard USD met een looptijd van tien jaar tegen 5,75 %, waarop internationale beleggers overintekenden, ook al was er geen staatsgarantie van een buitenlandse donor.

De officiële deviezenreserves beliepen eind 2014 7,7 miljard USD, hetzij het equivalent van amper drie maanden invoer, terwijl het IMF-programma in een initieel streefdoel van 9,0 miljard USD voorzag. Door de internationale obligatie van 1 miljard USD die in januari 2015 werd uitgegeven, steeg het niveau van de reserve, maar tegen eind oktober waren de reserves weer gezakt tot ongeveer 6,5 miljard USD, hetzij net onder vier maanden invoer, omdat het toerisme terugviel in de nasleep van de terroristische aanslagen. Het niveau van de reserve eind 2015 is nu naar verwachting 7,5 miljard EUR. Dit is ruim onder het bedrag van 8,2 miljard USD dat het IMF voor het einde van het jaar had geraamd in het kader van de zesde evaluatie van het programma (die in september 2015 werd afgerond) en moet worden vergeleken met het streefdoel van een reserve van 10,1 miljard USD in het kader van het oorspronkelijke programma.

De buitenlandse schuld steeg van 48 % van het bbp in 2011 tot een geraamde 56,2 % van het bbp in 2014 en zal naar verwachting een piek bereiken van 72,3 % van het bbp in 2018 voordat deze tendens begint om te buigen. De overheidsratings van Tunesië zijn sinds 2011 verschillende keren verlaagd, de laatste keer in 2014 (van Ba2 tot Ba3 door Moody's en van BB tot BB- door Standard & Poor's).

Tunesië blijft voor aanzienlijke problemen staan op het gebied van structurele hervorming. Hoewel het land in de periode 2000-2010 een periode van betrekkelijk hoge economische groei per hoofd van de bevolking kende (een van de hoogste bij de olie-importeurs in de regio van het Midden-Oosten en Noord-Afrika), blijft het kampen met een aantal structurele gebreken. Het hangt in buitensporige mate af van een uitvoergerichte industrie met een lage toegevoegde waarde die nabij de kustlijn is gevestigd, wat bijdraagt tot een onevenwichtig patroon van regionale ontwikkeling, en lijdt onder starre arbeidsmarkten en discrepanties tussen de gevraagde en de aangeboden vaardigheden, wat bijdraagt tot hoge werkloosheid, vooral bij de jongeren. In combinatie met het feit dat de transparantie en de economische governance als zwak worden gepercipieerd, heeft het groeimodel geleid tot een oneerlijke verdeling van de economische voordelen over de bevolking.

Globaal genomen blijft de vooruitgang van de hervormingen beperkt, hoewel de recente positieve dynamiek bemoedigend is en de regering zich blijft inzetten om op een positief hervormingstraject te blijven. Het grootste deel van de grondslagen voor sommige belangrijke hervormingen (met name van het belastingbeleid en de belastingdiensten, verbetering van het ondernemings- en investeringsklimaat en van de financiële sector) is gelegd, wat de weg zou moeten effenen voor het doorvoeren van diepgaandere hervormingen. Om andere hervormingen door te voeren, zullen er nog verdere tussenstappen, sterke politieke wil en steun nodig zijn (bijvoorbeeld de hervorming van de prijssubsidies en de verbetering van het sociale vangnet).

Zoals gezegd heeft de raad van bestuur van het IMF op 7 juni 2013 zijn goedkeuring gehecht aan een tweejarige stand-by-overeenkomst voor een bedrag van 1,75 miljard USD (400 % van het quotum van Tunesië), die vervolgens tot december 2015 werd verlengd. Tunesië heeft het IMF verzocht om een vervolgregeling, die naar verwachting een looptijd van vier jaar zal hebben en wellicht door een uitgebreide financieringsfaciliteit zal worden ondersteund. Het programma, waarover nog wordt onderhandeld, zal naar verwachting in het voorjaar van 2016 ter goedkeuring aan de raad van bestuur van het IMF worden voorgelegd. Hoewel het definitieve bedrag nog moet worden vastgesteld, zal het naar verwachting hoger zijn dan de huidige stand-by-overeenkomst.

De herziene projecties die in november door het IMF werden opgesteld, wijzen op aanzienlijke betalingsbalansbehoeften voor de periode 2016-2017, omdat het totale externe financieringstekort op 5,1 miljard USD wordt geraamd (2,7 miljard USD in 2016 en 2,4 miljard USD in 2017). Dit financieringstekort kan grotendeels aan drie factoren worden toegeschreven: een aanhoudend groot tekort op de lopende rekening, het feit dat de deviezenreserve in de periode 2016-2017 moet worden opgebouwd, en de verwachte grote schuldaflossingen, vooral voor 2017. De voorgestelde nieuwe macrofinanciële bijstand van 500 miljoen EUR zou 19,2 % van het geraamde resterende financieringstekort dekken.

Tunesië heeft in het verleden ook de financiële steun genoten van een aantal bilaterale donoren (met name van de VS en Japan, maar ook van Algerije), alsook van andere multilaterale donoren (met name van de Wereldbank en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank), die in de komende periode wellicht aanvullende middelen zullen bijdragen. Van de bijstand die door de EU wordt verstrekt, zorgt de eerste macrofinanciële bijstand van 300 miljoen EUR, die met succes wordt uitgevoerd, voor de broodnodige financiële steun om belangrijke hervormingen te kunnen doorvoeren.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

Besluit nr. 534/2014/EU waarbij een eerste macrofinanciële bijstand ten bedrage van 300 miljoen EUR aan de Republiek Tunesië werd verstrekt, werd op 15 mei 2014 vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad 1 .

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

De EU wil nauwe banden met Tunesië aanknopen en de economische en politieke hervormingen in het land ondersteunen. In 1995 werd Tunesië het eerste land in het zuidelijke Middellandse Zeegebied dat een associatieovereenkomst met de EU ondertekende. Deze overeenkomst, die in 1998 in werking trad, blijft de rechtsgrondslag voor bilaterale samenwerking vormen. De bilaterale betrekkingen zijn verder versterkt in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) van de EU, mede via de aanneming van vijfjarige ENB-actieplannen waarin strategische doelstellingen voor deze samenwerking worden vastgelegd. Het meest recente actieplan heeft betrekking op de periode 2013-2017. Daarnaast is het land lid van de Unie voor het Middellandse Zeegebied. Ook de economische banden met de EU zijn belangrijk. Tunesië heeft in 2008 de laatste hand gelegd aan de afschaffing van de tarieven voor industrieproducten, waarmee het het eerste mediterrane land was dat een vrijhandelsovereenkomst met de EU sloot. Tunesië is het buurland dat het grootste deel van zijn handel met de EU voert. In 2014 was de EU goed voor 64,7 % van de invoer en 72,5 % van de uitvoer van Tunesië. Tunesië is ook sterk afhankelijk van de EU wat buitenlandse directe investeringen en andere financiële stromen, geldovermakingen door emigranten en toerisme-inkomsten betreft. De EU en Tunesië zijn in oktober 2015 formeel onderhandelingen gestart over een diepe en brede vrijhandelsruimte, met de bedoeling Tunesië volledige toegang te verlenen tot de eengemaakte markt van de EU.

De macrofinanciële bijstand van de EU zou fungeren als aanvulling op de subsidies die in het kader van het Europees nabuurschapsinstrument en het overkoepelende programma worden verleend, en met name op de voorwaarden die zijn gesteld in het kader van de begrotingssteunpakketten PAR-IV en PAR-V die door de EU worden uitgevoerd. Door de Tunesische autoriteiten te ondersteunen bij de totstandbrenging van een passend kader om het macro-economische beleid te hervormen en structurele hervormingen door te voeren, zou de macrofinanciële bijstand van de EU de meerwaarde en de doeltreffendheid van het EU-optreden, onder meer via andere financiële instrumenten, versterken.

Sinds de Arabische lente heeft de EU bij verschillende gelegenheden de toezegging gedaan Tunesië te zullen steunen in zijn economische en politieke hervormingsproces. De EU heeft haar financiële steun in de vorm van subsidies verdubbeld, waardoor Tunesië tot dusver de grootste ontvanger van financiering in het kader van het Spring-programma en het overkoepelende programma is.

Hoewel de weg van Tunesië naar volledige democratie niet zonder moeilijkheden verloopt en er aanzienlijke onzekerheden blijven bestaan, heeft het land erg grote stappen op de weg naar politieke hervorming gezet. Er is ook een sterk en intenser wordend kader van bilaterale betrekkingen tussen de EU en Tunesië in het kader van de associatieovereenkomst, het Europees nabuurschapsbeleid en andere recente initiatieven.

In deze context wordt Tunesië geacht aan de politieke voorwaarden voor de toekenning van macrofinanciële bijstand aan derde landen te voldoen, met name eerbiediging van de democratie, mensenrechten en de rechtsstaat, en een land te zijn waarmee de EU nauwe politieke en economische betrekkingen onderhoudt. Het werkdocument van de diensten van de Commissie dat dit voorstel vergezelt, heeft als bijlage een gedetailleerde toetsing aan de politieke criteria voor macrofinanciële bijstand, die door de Europese Dienst voor extern optreden is opgesteld. Het voorstel voor macrofinanciële bijstand strookt met de toezegging van de EU om het economische en politieke overgangsproces van Tunesië te ondersteunen.

2.RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbende partijen

De macrofinanciële bijstand wordt verstrekt als integraal onderdeel van de internationale steun voor de economische stabilisatie van Tunesië. Bij het opstellen van dit voorstel voor macrofinanciële bijstand hebben de diensten van de Commissie overleg gepleegd met het IMF en de Wereldbank, die reeds omvangrijke financieringsprogramma's in het land hebben lopen en nieuwe programma's aan het voorbereiden zijn. De Commissie heeft het Economisch en Financieel Comité op 10 december 2015 geraadpleegd, dat zijn goedkeuring aan het voorstel heeft gehecht. De Commissie heeft ook regelmatig contact gehad met de Tunesische autoriteiten.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

In de loop van december 2013 hebben de diensten van de Commissie met bijstand van deskundigen een operationele beoordeling van de kwaliteit en betrouwbaarheid van de financiële en administratieve procedures van Tunesië verricht. De resultaten, die grotendeels positief waren, werden in januari 2014 met de Tunesische autoriteiten en de EU-delegatie gedeeld voor verder werk op mogelijke gebieden die voor verbetering vatbaar zijn.

Effectbeoordeling

De macrofinanciële bijstand van de Unie is een uitzonderlijk noodinstrument om betalingsbalanscrises in derde landen aan te pakken. Dit voorstel voor macrofinanciële bijstand is dus vrijgesteld van het vereiste dat een effectbeoordeling wordt verricht overeenkomstig de richtsnoeren inzake betere regelgeving van de Commissie (SWD(2015) 111 def.), omdat het politiek noodzakelijk is dat in deze noodsituatie snel wordt gereageerd.

Meer algemeen zullen de macrofinanciële bijstand en het bijbehorende economische aanpassings- en hervormingsprogramma de financieringsbehoeften van Tunesië op korte termijn helpen verlichten en tegelijkertijd de beleidsmaatregelen ondersteunen die erop gericht zijn op middellange termijn de houdbaarheid van de betalingsbalans en van de begroting te versterken en de duurzame groei te verhogen, zoals met het IMF zal worden overeengekomen in het kader van het nieuwe programma. De macrofinanciële bijstand zal met name helpen het beheer van de overheidsfinanciën doelmatiger en transparanter te maken, en structurele hervormingen te bevorderen om uiteindelijk begrotingsconsolidatie en aanpassing van de betalingsbalans alsook de groei van productiviteit en werkgelegenheid te ondersteunen, en harmonisatie op het gebied van regelgeving en economische integratie met de EU bevorderen, onder meer in het kader van de overeenkomst inzake een diepe en brede vrijhandelsruimte waarover momenteel wordt onderhandeld.

3.JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)

De Europese Unie stelt Tunesië macrofinanciële bijstand voor een totaal maximumbedrag van 500 miljoen EUR beschikbaar in de vorm van een lening op middellange termijn. De bijstand zal bijdragen aan het lenigen van de resterende externe financieringsbehoeften van Tunesië in de periode 2016-2017, zoals de Commissie die op basis van de ramingen van het IMF heeft vastgesteld.

Het is de bedoeling dat de bijstand in drie leningstranches van respectievelijk 200 miljoen EUR, 150 miljoen EUR en 150 miljoen EUR wordt uitbetaald. De uitbetaling van de eerste tranche zal naar verwachting plaatsvinden midden 2016. De tweede tranche zou, afhankelijk van een aantal beleidsmaatregelen, in het vierde kwartaal van 2016 kunnen worden uitgekeerd. De derde en laatste tranche zou in de eerste helft van 2017 beschikbaar kunnen worden gesteld op voorwaarde dat de vereiste beleidsmaatregelen zijn genomen. De bijstand zal door de Commissie worden beheerd. Daarbij zijn met het Financieel Reglement strokende specifieke bepalingen ter preventie van fraude en andere onregelmatigheden van toepassing.

Zoals gebruikelijk bij het instrument van de macrofinanciële bijstand zouden de uitkeringen afhankelijk zijn van positieve programma-evaluaties uit hoofde van de nieuwe financiële regeling van het IMF. Daarnaast zouden de Commissie en de Tunesische autoriteiten specifieke structurele hervormingsmaatregelen moeten overeenkomen in een memorandum van overeenstemming. De Commissie zal vooral de klemtoon leggen op structurele hervormingen om het algemene macro-economische beheer en de voorwaarden voor duurzame groei te verbeteren (bv. de transparantie en doelmatigheid van het beheer van de overheidsfinanciën, begrotingshervormingen, hervormingen om het sociale vangnet te versterken, arbeidsmarkthervormingen en hervormingen om het regelgevingskader voor handel en investeringen te verbeteren). Deze hervormingsmaatregelen zouden de hervormingsagenda van de autoriteiten ondersteunen en een aanvulling vormen op de programma's die met het IMF, de Wereldbank en andere donoren zijn overeengekomen, en op de beleidsprogramma's die met de begrotingssteunmaatregelen van de EU gepaard gaan. Ze zouden stroken met de belangrijke prioriteiten voor economische hervorming die tussen de EU en Tunesië zijn overeengekomen in het kader van het gezamenlijke actieplan van het Europees nabuurschapsbeleid en andere strategische documenten. Ze zullen ook voortbouwen op de structurele hervormingen die in het kader van de eerste macrofinanciële bijstand zijn doorgevoerd.

Het besluit om de volledige macrofinanciële bijstand in de vorm van leningen te verstrekken, wordt gerechtvaardigd door het ontwikkelingsniveau (afgemeten aan het inkomen per hoofd van de bevolking) en de schuldindicatoren van Tunesië. Het is tevens in overeenstemming met de behandeling die Tunesië ten deel valt van de Wereldbank en het IMF. Tunesië komt immers niet in aanmerking voor financiering onder zachte voorwaarden van de International Development Association of van de uitgebreide kredietfaciliteit van het IMF.

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 212 VWEU.

Subsidiariteitsbeginsel

Het subsidiariteitsbeginsel is geëerbiedigd aangezien de doelstelling de macro-economische stabiliteit op korte termijn in Tunesië te herstellen, onvoldoende kan worden verwezenlijkt door de lidstaten alleen en derhalve beter door de Europese Unie kan worden verwezenlijkt. De belangrijkste redenen zijn de budgettaire beperkingen op nationaal niveau en de behoefte aan krachtige donorcoördinatie om de omvang en de doeltreffendheid van de bijstand zo groot mogelijk te maken.

Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het beperkt zich tot het minimum dat vereist is om de doelstelling van macro-economische stabiliteit op korte termijn te verwezenlijken en gaat niet verder dan hetgeen voor dat doel nodig is.

Zoals de Commissie op basis van de ramingen van het IMF in het kader van de toekomstige regeling inzake de uitgebreide financieringsfaciliteit heeft berekend, komt het bedrag van de tweede macrofinanciële bijstand neer op 19,2 % van het resterende financieringstekort voor de periode 2016-2017. Dit strookt met de standaardregels inzake lastendeling voor macrofinanciële-bijstandsoperaties. Gezien de bijstand die door andere bilaterale en multilaterale donoren en crediteuren aan Tunesië is toegezegd, wordt dit als een passend niveau van lastendeling voor de EU beschouwd. Als met de niet-uitbetaalde derde tranche van de eerste macrofinanciële bijstand rekening wordt gehouden, komt de totale financiële bijstand van de eerste en de tweede macrofinanciële bijstand in de periode 2016-2017 overeen met 23,4 % van het geraamde financieringstekort.

Keuze van instrumenten

Projectfinanciering of technische bijstand zou niet geschikt of afdoende zijn voor de verwezenlijking van deze macro-economische doelstellingen. De belangrijkste meerwaarde van macrofinanciële bijstand in vergelijking met andere EU-instrumenten zou zijn dat hij de externe financiële druk verlicht en de totstandkoming van een stabiel macro-economisch kader faciliteert, onder meer door een houdbare betalingsbalans en begrotingssituatie en een passend kader voor structurele hervormingen te bevorderen. Door aan de totstandbrenging van een passend algemeen beleidskader bij te dragen, kan macrofinanciële bijstand de doeltreffendheid vergroten van de acties die in Tunesië in het kader van andere financiële instrumenten van de EU met een nauwere focus worden gefinancierd.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De geplande bijstand zou worden verstrekt in de vorm van een lening en worden gefinancierd met behulp van een lening die de Commissie namens de EU zal opnemen. De kosten van de bijstand voor de begroting zijn gelijk aan het bedrag van de voorziening dat uit begrotingsonderdeel 01 03 06 ("Voorziening van het Garantiefonds") in het Garantiefonds moet worden gestort en dat overeenstemt met 9 % van de uitbetaalde bedragen. In de veronderstelling dat de eerste en de tweede tranche van de lening ten belope van in totaal 350 miljoen EUR in 2016 zullen worden uitbetaald en de derde tranche van de lening ten belope van 150 miljoen EUR in 2017, zal de voorziening van het Garantiefonds overeenkomstig de regels waaraan het garantiefondsmechanisme onderworpen is, in de begrotingen voor 2018-2019 plaatsvinden. Op basis van de huidige projecties van het gebruik van begrotingsonderdeel 01 03 06 is de Commissie van oordeel dat de gevolgen voor de begroting van de operatie kunnen worden opgevangen.

5.FACULTATIEVE ELEMENTEN

Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling

Het voorstel bevat een vervalbepaling. De voorgestelde macrofinanciële bijstand zou beschikbaar worden gesteld gedurende tweeënhalf jaar vanaf de eerste dag na de inwerkingtreding van het memorandum van overeenstemming.

2016/0039 (COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot toekenning van verdere macrofinanciële bijstand aan Tunesië

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie 2 ,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure 3 ,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De betrekkingen tussen de Europese Unie ("de Unie") en de Republiek Tunesië ("Tunesië") ontwikkelen zich in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB). Tunesië was het eerste mediterrane land dat met de EU een associatieovereenkomst ondertekende op 17 juli 1995, die op 1 maart 1998 in werking trad. In het kader van deze Associatieovereenkomst heeft Tunesië in 2008 de laatste hand gelegd aan de afschaffing van de tarieven voor industrieproducten, waarmee Tunesië het eerste mediterrane land was dat een vrijhandelszone met de Unie tot stand bracht. De bilaterale politieke dialoog en economische samenwerking zijn verder ontwikkeld in het kader van ENB-actieplannen, waarvan het meest recente betrekking heeft op de periode 2013-2017.

(2)Na de revolutie en de afzetting van president Ben Ali op 14 januari 2011 zijn op 23 oktober 2011 in Tunesië de eerste vrije en democratische verkiezingen gehouden. In januari 2014 werd een nieuwe grondwet aangenomen en in het vierde kwartaal van 2014 vonden parlements- en presidentsverkiezingen plaats, waarbij de belangrijkste politieke actoren gezamenlijke inspanningen leverden om hervormingen door te voeren die tot de totstandkoming van een volwaardig democratisch systeem moeten leiden.

(3)Parallel aan dit politiek overgangsproces heeft de Tunesische economie te kampen gehad met aanhoudende binnenlandse onrust, instabiliteit in de regio (onder meer door de conflicten in Libië) en een somber internationaal klimaat (met name in de Unie, de belangrijkste handelspartner van Tunesië). Deze ongunstige ontwikkelingen verzwakten haar groeiprestaties aanzienlijk, alsook de begrotingssituatie en de betalingsbalans.

(4)Sinds 2011 heeft de Unie na de politieke veranderingen in Tunesië ondubbelzinnig toegezegd dat zij Tunesië zal steunen in zijn economisch en politiek hervormingsproces. Zij heeft haar financiële steun voor Tunesië verhoogd, haar samenwerking op veel gebieden versterkt, onder meer het maatschappelijk middenveld, het kiesstelsel, veiligheid, regionale ontwikkeling en sociale en economische hervormingen. Zij heeft ook de mogelijkheid aangeboden om een overeenkomst inzake een diepe en brede vrijhandelsruimte te sluiten; de onderhandelingen daarover zijn in oktober 2014 van start gegaan.

(5)In deze moeilijke economische en financiële context hebben de Tunesische autoriteiten en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in april 2013 overeenstemming bereikt over een niet uit voorzorg gesloten stand-by-overeenkomst van 1 150 miljoen SDR (Special Drawing Rights - bijzondere trekkingsrechten) met een looptijd van drie jaar om het economische aanpassings- en hervormingsprogramma van Tunesië te ondersteunen, die tot eind 2015 werd verlengd. In totaal is in het kader van het IMF-programma 1,5 miljard USD opgevraagd na zes voltooide programma-evaluaties.

(6)In augustus 2013 heeft Tunesië de Unie verzocht om aanvullende macrofinanciële bijstand. In antwoord daarop werd in mei 2014 macrofinanciële bijstand van 300 miljoen EUR in de vorm van leningen goedgekeurd 4 . Het memorandum van overeenstemming waarin de beleidsvoorwaarden voor die eerste macrofinanciële bijstand werden vastgelegd, trad in werking op 4 maart 2015. Nadat de overeengekomen beleidsmaatregelen waren uitgevoerd, werd de eerste tranche van de eerste macrofinanciële bijstand uitbetaald op 7 mei 2015 en de tweede tranche op 1 december 2015.

(7)De Unie heeft voor de periode 2011-2015 524 miljoen EUR aan subsidies beschikbaar gesteld in het kader van haar gewone samenwerkingsprogramma ter ondersteuning van de economische en politieke hervormingsagenda van Tunesië. Voorts is in de periode 2011-2013 aan Tunesië 155 miljoen EUR toegewezen in het kader van het Spring-programma (Support for Partnership, Reform and Inclusive Growth - steun voor partnerschap, hervormingen en inclusieve groei) en in de periode 2014-2015 122 miljoen EUR in het kader van het overkoepelende programma. Daarnaast heeft de Europese Investeringsbank sinds 2011 1 338 miljoen EUR aan leningen verstrekt.

(8)In 2015 is de economie van Tunesië zwaar getroffen door verschillende terroristische aanslagen tegen belangrijke economische sectoren als het toerisme en het vervoer, die ook als bedoeling hadden de consolidatie van de politieke overgang van het land te verstoren. Die aanslagen hebben gewogen op het economische herstel dat Tunesië had ingezet. Samen met de aanhoudende instabiliteit in de regio (onder meer het Libische conflict dat weer is opgelaaid) en het nog altijd zwakke Europese en wereldwijde economische klimaat hebben die gebeurtenissen de al zwakke betalingsbalans en begrotingssituatie van Tunesië verergerd. Dit heeft geleid tot grote externe en budgettaire financiële tekorten.

(9)In deze moeilijke context heeft de Unie haar toezegging herhaald Tunesië te zullen steunen in zijn economische en politieke hervormingsproces. Die toezegging werd met name gedaan in de conclusies van de bijeenkomst van de Associatieraad tussen de Unie en Tunesië in maart 2015 en, na de terroristische aanslag in Sousse in juni 2015, in de conclusies van de Raad van 20 juli 2015. Politieke en economische steun van de Unie aan het hervormingsproces van Tunesië strookt met het beleid van de Unie ten aanzien van het zuidelijke Middellandse Zeegebied, zoals vastgesteld in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid.

(10)Na de verergering in de economische en financiële situatie van Tunesië zijn het IMF en Tunesië gesprekken gestart over een vervolgregeling van een hoger bedrag, die de vorm zou kunnen aannemen van een uitgebreide financieringsfaciliteit ("het IMF-programma"), wellicht een looptijd van vier jaar zou hebben en in het voorjaar van 2016 zou starten. Het nieuwe IMF-programma zou bedoeld zijn om de betalingsbalansmoeilijkheden van Tunesië op korte termijn te verlichten, terwijl de uitvoering van krachtige aanpassingsmaatregelen wordt aangemoedigd.

(11)In augustus 2015 heeft Tunesië, gelet op de verslechterende economische situatie en vooruitzichten, de Unie verzocht om aanvullende macrofinanciële bijstand.

(12)Omdat Tunesië onder het Europees nabuurschapsbeleid valt, moet het worden beschouwd als een land dat voor macrofinanciële bijstand van de Unie in aanmerking komt.

(13)De macrofinanciële bijstand van de Unie moet een uitzonderlijk financieel instrument zijn van ongebonden en niet-toegewezen betalingsbalanssteun, gericht op het lenigen van de onmiddellijke externe financieringsbehoeften van de begunstigde, en dienen ter ondersteuning van de uitvoering van een beleidsprogramma met krachtige directe aanpassings- en structurele hervormingsmaatregelen die gericht zijn op het verbeteren van de betalingsbalans op korte termijn.

(14)Aangezien er nog steeds sprake is van een aanzienlijk resterend extern financieringstekort op de betalingsbalans van Tunesië dat de door het IMF en andere multilaterale instellingen verstrekte middelen te boven gaat, wordt de door de Unie aan Tunesië toe te kennen macrofinanciële bijstand, onder de huidige uitzonderlijke omstandigheden, aangemerkt als een passende reactie op het verzoek van Tunesië om in samenhang met het IMF-programma de economische stabilisatie te ondersteunen. De macrofinanciële bijstand van de Unie zou de economische stabilisatie en de structurele hervormingsagenda van Tunesië ondersteunen en een aanvulling vormen op de middelen die in het kader van de financiële regeling met het IMF beschikbaar worden gesteld.

(15)De macrofinanciële bijstand van de Unie moet gericht zijn op het helpen herstellen van een houdbare externe financieringspositie voor Tunesië en aldus de economische en sociale ontwikkeling van het land ondersteunen.

(16)De vaststelling van het bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie is gebaseerd op een volledige kwantitatieve beoordeling van de resterende externe financieringsbehoeften van Tunesië, en bij de vaststelling ervan is rekening gehouden met het vermogen van het land zichzelf te financieren met eigen middelen, met name met de internationale reserves waarover het beschikt. De macrofinanciële bijstand van de Unie moet complementair zijn aan de programma’s van het IMF en de Wereldbank en de door hen verstrekte middelen. Bij het vaststellen van het bedrag van de bijstand wordt ook rekening gehouden met verwachte financiële bijdragen van multilaterale donoren en met de noodzaak te zorgen voor een billijke lastendeling tussen de Unie en andere donoren, alsook met de reeds bestaande inzet van de andere externe financieringsinstrumenten van de Unie in Tunesië en met de meerwaarde die over het geheel genomen door de betrokkenheid van de Unie wordt geboden.

(17)De Commissie moet ervoor zorgen dat de macrofinanciële bijstand van de Unie juridisch en materieel verenigbaar is met de hoofdbeginselen, -doelstellingen en -maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van de verschillende onderdelen van het extern optreden en andere relevante beleidsmaatregelen van de Unie.

(18)De macrofinanciële bijstand van de Unie moet het externe beleid van de Unie jegens Tunesië ondersteunen. De diensten van de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden moeten gedurende de hele macrofinanciële-bijstandsoperatie nauw samenwerken om het externe beleid van de Unie te coördineren en de samenhang ervan te waarborgen.

(19)De macrofinanciële bijstand van de Unie moet Tunesië ondersteunen in zijn engagement met betrekking tot waarden die het land met de Unie deelt, waaronder democratie, de rechtsstaat, goed bestuur, eerbiediging van de mensenrechten, duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, en ook in zijn engagement met betrekking tot de beginselen van open, op regels gebaseerde en eerlijke handel.

(20)Een randvoorwaarde voor de toekenning van de macrofinanciële bijstand van de Unie moet zijn dat Tunesië doeltreffende democratische mechanismen - waaronder een parlementair stelsel met meerdere partijen - en de rechtsstaat eerbiedigt, en eerbiediging van de mensenrechten garandeert. Daarnaast moeten de specifieke doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie de doelmatigheid, transparantie en verantwoording van de beheerssystemen voor de overheidsfinanciën in Tunesië bevorderen en bijdragen aan structurele hervormingen die gericht zijn op de bevordering van duurzame en inclusieve groei, het scheppen van werkgelegenheid en begrotingsconsolidatie. De Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden moeten regelmatig erop toezien dat aan de randvoorwaarden is voldaan en die doelstellingen worden verwezenlijkt.

(21)Om ervoor te zorgen dat de financiële belangen van de Unie in het kader van de macrofinanciële bijstand van de Unie efficiënt worden beschermd, moet Tunesië passende maatregelen nemen in verband met de preventie en bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden met betrekking tot de bijstand. Daarnaast moet erin worden voorzien dat de Commissie controles verricht en de Rekenkamer audits.

(22)De uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie laat de bevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad (als begrotingsautoriteit) onverlet.

(23)De bedragen van de voorziening voor de macrofinanciële bijstand moeten stroken met de in het meerjarig financieel kader vastgestelde begrotingskredieten.

(24)De macrofinanciële bijstand van de Unie moet door de Commissie worden beheerd. Om ervoor te zorgen dat het Europees Parlement en de Raad de uitvoering van dit besluit kunnen volgen, moet de Commissie hen regelmatig inlichten over ontwikkelingen met betrekking tot de bijstand en hun relevante documenten daarover verstrekken.

(25)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit besluit te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 5 .

(26)De macrofinanciële bijstand van de Unie moet onderworpen zijn aan voorwaarden inzake economisch beleid, die in een memorandum van overeenstemming moeten worden vastgelegd. Omwille van de efficiëntie en om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering te waarborgen, moet de Commissie worden gemachtigd om met de Tunesische autoriteiten onderhandelingen over deze voorwaarden te voeren onder toezicht van het comité van vertegenwoordigers van de lidstaten waarin Verordening (EU) nr. 182/2011 voorziet. Krachtens die verordening moet in de regel de raadplegingsprocedure worden gebruikt in alle andere gevallen dan die waarin die verordening voorziet. Gezien de mogelijk belangrijke effecten van bijstand van meer dan 90 miljoen EUR, is het passend dat de onderzoeksprocedure wordt gebruikt voor verrichtingen boven die drempel. Gezien het bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie aan Tunesië moet op de goedkeuring van het memorandum van overeenstemming en voor het verlagen, opschorten of annuleren van de bijstand de onderzoeksprocedure worden toegepast,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.De Unie stelt Tunesië macrofinanciële bijstand ("de macrofinanciële bijstand van de Unie") beschikbaar voor een maximumbedrag van 500 miljoen EUR, teneinde de economische stabilisatie van Tunesië en een substantiële hervormingsagenda te ondersteunen. De bijstand draagt bij aan het lenigen van de betalingsbalansbehoeften van Tunesië die in het kader van het IMF-programma zijn vastgesteld.

2.Het volledige bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie wordt in de vorm van leningen aan Tunesië verstrekt. De Commissie is bevoegd om namens de Unie de nodige financiële middelen te lenen op de kapitaalmarkten of van financiële instellingen teneinde de middelen vervolgens aan Tunesië door te lenen. De leningen hebben een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.

3.De uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie wordt door de Commissie beheerd op een wijze die strookt met de overeenkomsten of afspraken tussen het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en Tunesië, en met de hoofdbeginselen en -doelstellingen van de economische hervormingen die in de in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid gesloten Associatieovereenkomst tussen de EU en Tunesië zijn vastgelegd. De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad regelmatig in over de ontwikkelingen met betrekking tot de macrofinanciële bijstand van de Unie, onder meer de uitbetalingen daarvan, en verstrekt die instellingen tijdig relevante documenten.

4.De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt voor een periode van tweeënhalf jaar beschikbaar gesteld, met ingang van de eerste dag na de inwerkingtreding van het in artikel 3, lid 1, bedoelde memorandum van overeenstemming.

5.Indien de financieringsbehoeften van Tunesië tijdens de periode van uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie aanzienlijk verminderen ten opzichte van de oorspronkelijke prognoses, verlaagt de Commissie, handelend volgens de in artikel 7, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure, het bedrag van de bijstand of schorst of annuleert zij deze.

Artikel 2

1.Een randvoorwaarde voor de toekenning van de macrofinanciële bijstand van de Unie is dat Tunesië doeltreffende democratische mechanismen - waaronder een parlementair stelsel met meerdere partijen - en de rechtsstaat eerbiedigt, en eerbiediging van de mensenrechten garandeert.

2.De Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden zien tijdens de volledige duur van de macrofinanciële bijstand van de Unie erop toe dat aan die randvoorwaarde is voldaan.

3.De leden 1 en 2 van dit artikel worden toegepast overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad 6 .

Artikel 3

1.De Commissie bereikt, volgens de in artikel 7, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure, met de Tunesische autoriteiten overeenstemming over duidelijk bepaalde voorwaarden inzake economisch beleid en financiële voorwaarden, gericht op structurele hervormingen en gezonde overheidsfinanciën, waaraan de macrofinanciële bijstand van de Unie onderworpen is en die in een memorandum van overeenstemming moeten worden vastgelegd. De in het memorandum van overeenstemming vastgelegde voorwaarden inzake economisch beleid en financiële voorwaarden stroken met de in artikel 1, lid 3, bedoelde overeenkomsten of afspraken, met inbegrip van de programma's voor macro-economische aanpassing en structurele hervorming die door Tunesië met de steun van het IMF worden uitgevoerd.

2.De in lid 1 bedoelde voorwaarden zijn er in het bijzonder op gericht de doelmatigheid, transparantie en verantwoording van de beheerssystemen voor de overheidsfinanciën in Tunesië te bevorderen, met inbegrip van de systemen voor het gebruik van de macrofinanciële bijstand van de Unie. Bij het bepalen van de beleidsmaatregelen wordt ook terdege rekening gehouden met vooruitgang wat betreft het wederzijds openstellen van markten, de ontwikkeling van op regels gebaseerde en eerlijke handel en andere prioriteiten in het kader van het externe beleid van de Unie. De Commissie ziet regelmatig toe op de vooruitgang die bij het verwezenlijken van die doelstellingen is geboekt.

3.De financiële voorwaarden van de macrofinanciële bijstand van de Unie worden in detail vastgelegd in een tussen de Commissie en de Tunesische autoriteiten te sluiten leningsovereenkomst.

4.De Commissie onderzoekt op gezette tijden of de in artikel 4, lid 3, bedoelde voorwaarden vervuld blijven, onder meer of het economische beleid van Tunesië verenigbaar is met de doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie. De Commissie werkt daarbij nauw samen met het IMF en de Wereldbank en, indien nodig, met het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 4

1.De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt door de Commissie beschikbaar gesteld in drie leningstranches, mits aan de voorwaarden van lid 3 is voldaan. De omvang van elke tranche wordt in het in artikel 3 bedoelde memorandum van overeenstemming vastgelegd.

2.Voor de bedragen van de macrofinanciële bijstand van de Unie worden, indien nodig, voorzieningen aangelegd overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad 7 .

3.De Commissie besluit tot uitbetaling van de tranches mits aan alle van de volgende voorwaarden voldaan is:

(a)de in artikel 2 vastgestelde randvoorwaarde;

(b)een bevredigende voortgang bij de uitvoering van een beleidsprogramma met krachtige maatregelen voor aanpassing en structurele hervorming, ondersteund door een niet uit voorzorg getroffen kredietregeling met het IMF; en

(c)de bevredigende uitvoering van de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde voorwaarden inzake economisch beleid en financiële voorwaarden.

De tweede tranche wordt in beginsel niet vroeger dan drie maanden na de uitbetaling van de eerste tranche uitbetaald. De derde tranche wordt in beginsel niet vroeger dan drie maanden na de uitbetaling van de tweede tranche uitbetaald.

4.Indien de in lid 3 vastgestelde voorwaarden constant niet zijn vervuld, wordt de uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie door de Commissie tijdelijk geschorst of geannuleerd. In die gevallen licht zij het Europees Parlement en de Raad in over de redenen voor die opschorting of annulering.

5.De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt uitbetaald aan de Centrale Bank van Tunesië. Met inachtneming van de in het memorandum van overeenstemming vast te leggen bepalingen, onder andere betreffende een bevestiging van de resterende budgettaire financieringsbehoeften, kunnen de middelen van de Unie aan het Tunesische ministerie van Financiën als eindbegunstigde worden overgemaakt.

Artikel 5

1.De op de macrofinanciële bijstand van de Unie betrekking hebbende verrichtingen tot het opnemen en verstrekken van leningen worden uitgevoerd in euro met dezelfde valutadatum, en mogen de Unie niet blootstellen aan looptijdtransformaties, valuta- of renterisico's of andere commerciële risico's.

2.Indien de omstandigheden dit mogelijk maken en indien Tunesië daarom verzoekt, kan de Commissie de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat in de leningsvoorwaarden een clausule inzake vervroegde aflossing is opgenomen en dat in de voorwaarden verbonden aan de opgenomen leningen een overeenkomstige clausule voorkomt.

3.De Commissie kan, indien de omstandigheden een gunstiger rente op de verstrekte lening mogelijk maken en indien Tunesië daarom verzoekt, besluiten de oorspronkelijk door haar opgenomen leningen geheel of gedeeltelijk te herfinancieren of de desbetreffende financiële voorwaarden te herstructureren. De herfinancieringen of herstructureringen geschieden onder de in lid 1 en in lid 4 vastgestelde voorwaarden en mogen niet leiden tot een verlenging van de looptijd van de betrokken opgenomen leningen en evenmin tot een verhoging van het op de datum van die herfinancieringen of herstructureringen nog uitstaande bedrag.

4.Alle kosten die de Unie met betrekking tot de uit hoofde van dit besluit opgenomen of verstrekte leningen maakt, komen ten laste van Tunesië.

5.De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad in over de ontwikkelingen met betrekking tot de in de leden 2 en 3 bedoelde verrichtingen.

Artikel 6

1.De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad 8 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie 9 .

2.De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt onder direct beheer uitgevoerd.

3.De met de Tunesische autoriteiten te sluiten leningsovereenkomst bevat bepalingen die het volgende verzekeren:

(a)Tunesië gaat regelmatig na of de uit de begroting van de Unie verstrekte financiering naar behoren is gebruikt, neemt passende maatregelen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude, en onderneemt zo nodig gerechtelijke stappen om de uit hoofde van dit besluit verstrekte middelen waaraan geen wettige bestemming is gegeven, terug te vorderen;

(b)de financiële belangen van de Unie worden beschermd, in het bijzonder met specifieke maatregelen met het oog op de preventie en de bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met de macrofinanciële bijstand van de Unie, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad 10 , Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 11 en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 12 ;

(c)de Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding, of haar vertegenwoordigers worden uitdrukkelijk gemachtigd tot het uitvoeren van controles, waaronder controles en inspecties ter plaatse;

(d)de Commissie en de Rekenkamer worden uitdrukkelijk gemachtigd om tijdens en na de periode waarin de macrofinanciële bijstand van de Unie beschikbaar is, audits uit te voeren, waaronder documentaudits en audits ter plaatse, zoals operationele beoordelingen;

(e)de Unie heeft recht op vervroegde terugbetaling van de lening, indien is vastgesteld dat Tunesië met betrekking tot het beheer van de macrofinanciële bijstand van de Unie fraude, corruptie of een andere onwettige activiteit heeft gepleegd die de financiële belangen van de Unie schaadt.

4.Vóór de uitvoering van de macrofinanciële bijstand van de Unie beoordeelt de Commissie, door middel van een operationele beoordeling, de deugdelijkheid van de voor deze bijstand geldende financiële regelingen, administratieve procedures en interne en externe controlemechanismen van Tunesië.

Artikel 7

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 8

1.De Commissie dient jaarlijks, uiterlijk op 30 juni, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van dit besluit in het voorgaande jaar, met inbegrip van een evaluatie van die uitvoering. In dit verslag:

(a)wordt de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de macrofinanciële bijstand van de Unie onderzocht;

(b)worden de economische situatie en de vooruitzichten van Tunesië, alsook de bij de uitvoering van de in artikel 3, lid 1, bedoelde beleidsmaatregelen geboekte vooruitgang beoordeeld;

(c)wordt het verband gespecificeerd tussen de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde voorwaarden inzake economisch beleid, de actuele economische en budgettaire prestaties van Tunesië en de besluiten van de Commissie tot uitbetaling van de tranches van de macrofinanciële bijstand van de Unie.

2.Uiterlijk twee jaar na het verstrijken van de in artikel 1, lid 4, bedoelde beschikbaarheidsperiode dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag achteraf in met een beoordeling van de resultaten en de doelmatigheid van de voltooide macrofinanciële bijstand van de Unie en van de mate waarin die tot de doelstellingen van de bijstand heeft bijgedragen.



Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                Voor de Raad

De voorzitter                De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstellingen

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Besluit tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Tunesië

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 13

Beleidsterrein:    Titel 01 - Economische en financiële zaken

Activiteit:    03 - Internationale economische en financiële kwesties

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

X Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

1.4.Doelstellingen

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

"Het bevorderen van welvaart buiten de EU"

Het belangrijkste relevante terrein waarop DG ECFIN actief is, heeft betrekking op:

1. Bevordering van de uitvoering van het Europees nabuurschapsbeleid door verdieping van de economische analyse en versterking van de beleidsdialoog en advisering over de economische aspecten van de actieplannen.

2. Ontwikkeling, bewaking en tenuitvoerlegging van macrofinanciële bijstand voor derde partnerlanden in samenwerking met de betrokken internationale financiële instellingen.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

Specifieke doelstelling nr. 1: "Macrofinanciële bijstand verstrekken aan derde landen om mee te werken aan de oplossing van hun betalingsbalansproblemen en het herstel van de houdbaarheid van hun externe schuld"

Betrokken AMB/ABB-activiteit(en): Internationale economische en financiële betrekkingen, mondiaal bestuur.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

De voorgenomen bijstand bestaat uit een EU-lening van 500 miljoen EUR aan de Republiek Tunesië ("Tunesië") en moet bijdragen tot een houdbaardere betalingsbalans. De bijstand, die in drie tranches moet worden uitbetaald, zou het land moeten helpen om uit zijn moeilijke economische situatie en betalingsbalanssituatie te raken, die nog verergerd is door de terroristische aanslagen in 2015 en door de aanhoudende binnenlandse en regionale onrust. Ook zal de bijstand structurele hervormingen bevorderen die zijn gericht op verhoging van de duurzame economische groei en verbetering van het beheer van de overheidsfinanciën.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

De autoriteiten zullen op gezette tijden aan de diensten van de Commissie verslag moeten uitbrengen over een reeks indicatoren en een uitgebreid verslag moeten verstrekken inzake de naleving van de overeengekomen beleidsvoorwaarden, voordat de tweede en de derde tranche van de bijstand worden uitgekeerd.

De diensten van de Commissie zullen ook na de ter voorbereiding van deze operatie in Tunesië uitgevoerde operationele beoordeling van de financiële en administratieve procedures het beheer van de overheidsfinanciën blijven bewaken. De EU-delegatie in Tunesië zullen ook periodiek verslag uitbrengen over zaken die relevant zijn voor het bewaken van de bijstand. De diensten van de Commissie zullen nauwe contacten met het IMF en de Wereldbank blijven onderhouden om te profiteren van hun inzichten naar aanleiding van hun lopende activiteiten in Tunesië.

Het voorstel voor een wetgevingsbesluit voorziet in een jaarlijks bij de Raad en het Europees Parlement in te dienen verslag waarin een evaluatie van de uitvoering van deze maatregel is opgenomen. Een onafhankelijke evaluatie achteraf van de bijstand zal binnen twee jaar na afloop van de uitvoeringsperiode worden uitgevoerd.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

De uitbetaling van de bijstand zal afhankelijk worden gesteld van bevredigende vooruitgang bij de uitvoering van het toekomstige economische programma tussen Tunesië en het IMF, dat naar verwachting tegen maart 2016 zal zijn vastgesteld. Daarnaast moet de Commissie met de Tunesische autoriteiten een aantal specifieke, in een memorandum van overeenstemming vast te leggen beleidsvoorwaarden overeenkomen waaraan moet worden voldaan voordat de tweede en de derde tranche door de Commissie worden uitgekeerd.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Door het land te helpen de economische schok te boven te komen die door de terroristische aanslagen van 2015 en de binnenlandse en regionale onrust is veroorzaakt, zal de voorgestelde macrofinanciële bijstand bijdragen tot de bevordering van macro-economische stabiliteit en economische hervormingen, terwijl de consolidatie van de politieke overgang van het land wordt ondersteund. Doordat de macrofinanciële bijstand fungeert als aanvulling op de middelen die door de internationale financiële instellingen, de EU en andere donoren beschikbaar zijn gesteld, zal hij bijdragen tot de algehele doeltreffendheid van het financiële steunpakket dat door de internationale donorgemeenschap wordt verstrekt.

Het voorgestelde programma zal ook het streven van de regering naar hervormingen en naar nauwere betrekkingen met de EU bevorderen. Dit resultaat zal onder meer worden verwezenlijkt door de uitbetaling van de bijstand van passende voorwaarden afhankelijk te stellen. In een ruimere context zal het programma voor de andere landen in de regio een signaal zijn dat de EU steun blijft verlenen aan landen die ondanks moeilijke economische omstandigheden duidelijk hebben gekozen voor politieke hervormingen.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Sinds 2004 zijn in totaal 16 evaluaties achteraf van macrofinanciële-bijstandsoperaties uitgevoerd. Volgens die evaluaties levert macrofinanciële bijstand een positieve, zij het soms bescheiden en indirecte bijdrage tot een betere houdbaarheid van de externe positie, de macro-economische stabiliteit en de totstandbrenging van structurele hervormingen in het begunstigde land. In de meeste gevallen heeft macrofinanciële bijstand een positief effect gehad op de betalingsbalans van het begunstigde land en geholpen zijn budgettaire moeilijkheden te verlichten. Ook heeft macrofinanciële bijstand geleid tot een enigszins hogere economische groei.

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

De EU is een van de belangrijkste donoren van Tunesië. In de periode 2011-2015 werd in het kader van het Europees nabuurschapsinstrument, en voordien in het kader van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, 801 miljoen EUR aan financiële bijstand verstrekt, daaronder begrepen 277 miljoen EUR in het kader van het Spring-programma en het overkoepelende programma (respectievelijk 155 miljoen EUR en 122 miljoen EUR). Die middelen werden aangevuld door financiering uit andere EU-instrumenten, zoals het stabiliteitsinstrument, het Europees instrument voor democratie en mensenrechten, de nabuurschapsinvesteringsfaciliteit en de thematische programma's in het kader van het instrument voor ontwikkeling en samenwerking. De Europese Investeringsbank heeft ook sinds 2011 1 338 miljoen EUR aan leningen verstrekt, waarvan 200 miljoen EUR in 2015. Ten slotte is de eerste macrofinanciële bijstand van 300 miljoen EUR die in 2014 werd goedgekeurd, op bevredigende wijze uitgevoerd, en alleen de laatste tranche van 100 miljoen EUR moet nog worden uitbetaald.

De grootste toegevoegde waarde van macrofinanciële bijstand in vergelijking met andere EU-instrumenten is dat hij de totstandkoming faciliteert van een stabiel macro-economisch kader (onder meer door een houdbare betalingsbalans en begrotingssituatie te bevorderen) en van een passend kader voor structurele hervormingen. Macrofinanciële bijstand is niet bedoeld als periodieke financiële steun en evenmin ter ondersteuning van de economische en sociale ontwikkeling van de begunstigde landen. Hij moet worden beëindigd zodra het land weer door een houdbare externe financiële situatie wordt gekenmerkt. Daarna moeten reguliere EU-instrumenten voor samenwerking en bijstand de plaats van macrofinanciële bijstand innemen.

Voorts is macrofinanciële bijstand opgevat als complementair aan interventies van de internationale financiële instellingen, en in het bijzonder aan de aanpassings- en hervormingsprogramma's die door de uitgebreide financieringsfaciliteit van het IMF en door de leningen ter ondersteuning van het ontwikkelingsbeleid van de Wereldbank worden ondersteund.

1.6.Duur en financiële gevolgen

X Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

X Voorstel/initiatief is van kracht gedurende 2,5 jaar vanaf de inwerkingtreding van het memorandum van overeenstemming, zoals bepaald in artikel 1, lid 4, van het besluit

X Het financiële gevolg doet zich naar verwachting voor van 2016 tot 2019

1.7.Beheersvorm(en) 14

X Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Deze bijstand is van macro-economische aard en sluit qua opzet aan bij het toekomstige door het IMF ondersteunde economische programma. De controle van de actie door de diensten van de Commissie zal plaatsvinden op basis van de vooruitgang bij de uitvoering van het IMF-programma en de specifieke hervormingsmaatregelen die met de Tunesische autoriteiten in een memorandum van overeenstemming moeten worden overeengekomen (zie ook punt 1.4.4).

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico's

Aan deze macrofinanciële-bijstandsoperatie zijn fiduciaire, beleidsmatige en politieke risico's verbonden.

Er bestaat een risico dat de macrofinanciële bijstand, die niet aan specifieke uitgaven is gebonden, op frauduleuze wijze zou kunnen worden aangewend. In het algemeen hangt dit risico samen met factoren zoals de kwaliteit van de beheerssystemen in de centrale bank en het ministerie van Financiën en de geschiktheid van interne en externe controlemogelijkheden.

Een ander belangrijk risico voor de operatie vloeit voort uit de binnenlandse veiligheidssituatie, met name de mogelijkheid van terroristische aanslagen, die belangrijke economische sectoren verder zouden kunnen destabiliseren, de politieke wil van de autoriteiten om de nodige economische hervormingen door te voeren, zouden kunnen verzwakken en sociale onrust zouden kunnen aanwakkeren. Als van het aanpassingstraject wordt afgeweken, zouden de doelstellingen van het door het IMF ondersteunde programma en de macro-economische stabiliteit in gevaar kunnen worden gebracht en zou de tweede macrofinanciële bijstand niet kunnen worden uitbetaald. Er bestaan ook aanzienlijke risico's ten gevolge van de regionale politieke situatie, met name het conflict in Libië, dat een negatief effect heeft op de economische en sociale situatie van Tunesië, onder meer door de instroom van Libische vluchtelingen.

Ten slotte zijn er risico's ten gevolge van een mogelijke verzwakking van het Europese en wereldwijde economische klimaat (aangezien Tunesië erg afhankelijk is van de EU-markt) en een stijging van de internationale energie- en voedselprijzen, die een belangrijk effect zouden hebben op de begrotingssituatie en de betalingsbalans van Tunesië.

2.2.2.Controlemiddel(en)

De macrofinanciële bijstand zal worden onderworpen aan verificatie-, controle- en auditprocedures onder de verantwoordelijkheid van de Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en van de Europese Rekenkamer.

2.2.3.Kosten en baten van controles en waarschijnlijk niveau van niet-naleving

De basiskosten voor de Commissie die met de verificatie- en controlemethoden verband houden, worden in tabel 3.2.1 beschreven. Daarnaast zijn er kosten voor de Europese Rekenkamer en voor eventuele interventies van OLAF. De operationele beoordeling, die in 2014 door de diensten van de Commissie werd verricht, helpt niet alleen de risico's van misbruik van de middelen in te schatten, maar biedt als bijkomend voordeel nuttige informatie over de noodzakelijke hervormingen op het gebied van het beheer van de overheidsfinanciën, die wordt geïntegreerd in de beleidsvoorwaarden van de operatie. Wat het waarschijnlijke niveau van niet-naleving betreft, wordt het risico van niet-naleving (in de vorm van niet-terugbetaling van de lening of misbruik van de middelen) op grond van de ervaringen die met het instrument van macrofinanciële bijstand sinds het bestaan ervan zijn opgedaan, laag ingeschat.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Om de risico's van frauduleus gebruik van de middelen te voorkomen, zullen meerdere maatregelen worden getroffen.

Om te beginnen zullen in het memorandum van overeenstemming en de leningsovereenkomst een aantal bepalingen met betrekking tot inspectie, fraudepreventie, controles en de terugvordering van middelen in geval van fraude of corruptie worden opgenomen. Daarnaast zal de bijstand worden uitbetaald op een speciaal daarvoor bedoelde rekening van de Centrale Bank van Tunesië.

Daarenboven hebben de diensten van de Commissie in januari 2014 met bijstand van externe consultants een operationele beoordeling verricht, om na te gaan of de voor dit soort bijstand relevante financiële en administratieve procedures betrouwbaar zijn. De conclusie van die beoordeling luidde dat het kader voor goed financieel beheer van de macrofinanciële bijstand in Tunesië doeltreffend genoeg is. De Commissie heeft sommige van de aanbevelingen van de operationele beoordeling opgenomen in de voorwaarde van hervorming van het beheer van de overheidsfinanciën die voor het eerste macrofinanciële-bijstandsprogramma gold, en is voornemens om die ook in de voorwaarden voor de nieuw voorgestelde macrofinanciële bijstand op te nemen. De Commissie gebruikt ook andere begrotingssteunmaatregelen om de Tunesische autoriteiten te helpen hun beheerssystemen voor de overheidsfinanciën te verbeteren, en die inspanningen worden ook door andere donoren ondersteund.

Ten slotte zal de macrofinanciële bijstand worden onderworpen aan verificatie-, controle- en auditprocedures onder de verantwoordelijkheid van de Commissie, met inbegrip van OLAF, en van de Europese Rekenkamer.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Bestaande begrotingsonderdelen

01 03 02: Macrofinanciële bijstand

01 04 01 14 - Voorziening van het Garantiefonds

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort uitgave

Bijdrage

Nummer
[Beschrijving…...….]

GK/NGK
( 15 )

van EVA-landen 16

van kandidaat-lidstaten 17

van derde landen

in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

4

01 03 02

Macrofinanciële bijstand

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

4

01 01 14

Voorziening van het Garantiefonds

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

01 04 01 04 - Garantie van de Europese Unie voor opgenomen EU-leningen voor macrofinanciële bijstand aan derde landen: Overeenkomstig de gewijzigde Garantiefondsverordening zijn stortingen in het Garantiefonds vereist. Overeenkomstig deze verordening worden leningen gebaseerd op het uitstaande bedrag aan het einde van het jaar. Er zijn stortingen in het Garantiefonds vereist, uit de middelen onder begrotingsonderdeel 01 04 01 14 ("Voorziening van het Garantiefonds), die overeenstemmen met 9 % van de totale uitstaande verplichtingen. Aan het begin van het jaar "n" wordt het te storten bedrag berekend: dit is het verschil tussen het streefbedrag en de waarde van de netto-activa van het Fonds aan het einde van het jaar "n–1". Dit voorzieningsbedrag wordt in het jaar "n" in het voorontwerp van begroting van het jaar "n+1" opgenomen en aan het begin van het jaar "n+1" in één keer overgemaakt uit begrotingsonderdeel 01 04 01 14 ("Voorziening van het Garantiefonds"). Voor de berekening van de storting in het Fonds wordt dus 9 % (maximaal 45 miljoen EUR) van het daadwerkelijk uitgekeerde bedrag als streefbedrag aan het einde van het jaar "n-1" in aanmerking genomen.

De begrotingspost ("p.m.") voor de begrotingsgarantie voor de lening zal alleen worden ingezet als daadwerkelijk een beroep op de garantie wordt gedaan. Verwacht wordt dat geen beroep op de begrotingsgarantie zal worden gedaan.

Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen: niet van toepassing.

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader:


4

DG: ECFIN

Jaar
2016 18

Jaar
2017

Jaar
2018

Jaar
2019

TO-TAAL

• Beleidskredieten

Begrotingsonderdeel 01 04 01 14 Voorziening van het Garantiefonds

Vastleggingen

(1a)

31,5

13,5

45

Betalingen

(2 a)

31,5

13,5

45

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten 19

(operationele beoordeling en evaluatie achteraf)

Begrotingsonderdeel 01 03 02

Vastleggingen

(3)

0,15

0,15

Betalingen

(3 a)

0,05

0,10

0,15

TOTAAL kredieten
voor DG
ECFIN

Vastleggingen

=1+1a+3

31,65

13,5

45,15

Betalingen

=2+2a+3

31,55

13,6

45,15



TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

31,65

13,5

45,15

Betalingen

(5)

31,55

13,6

45,15

TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 4

van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=4+6

31,65

13,5

45,15

Betalingen

=5+6

31,55

13,6

45,15



Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken:

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader:


5

"Administratieve uitgaven"

Jaar
2016

Jaar
2017

Jaar
2018

Jaar
2019

TO-TAAL

DG: ECFIN

• Personele middelen

0,039

0,029

0,021

0,016

0,105

• Andere administratieve uitgaven

0,025

0,015

0,040

TOTAAL DG ECFIN

Kredieten

0,064

0,044

0,021

0,016

0,145

TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 5

van het meerjarige financiële kader

(Totaal vastleggingen = Totaal betalingen)

0,064

0,044

0,021

0,016

0,145

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Jaar
2016 20

Jaar
2017

Jaar
2018

Jaar
2019

TO-TAAL

TOTAAL kredieten
voor de RUBRIEKEN 1 tot en met 5

van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

0,064

0,044

31,671

13,516

45,295

Betalingen

0,064

0,044

31,571

13,616

45,295

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

X Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1

Jaar 2016

Jaar 2017

Jaar 2018

Jaar 2019

Soort

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

- Output 1

Evaluatie achteraf

1

0,15

1

0,15

- Output 2

Voorziening van het Garantiefonds

1

31,5

1

13,5

2

45

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

2

31,65

1

13,5

3

45,15

TOTALE KOSTEN

2

31,65

1

13,5

3

45,15

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

X Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Jaar
2016 21

Jaar
2017

Jaar
2018

Jaar
2019

Zoveel jaren invullen als nodig is om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

0,039

0,029

0,021

0,016

0,105

Andere administratieve uitgaven

0,025

0,015

0,040

Subtotaal RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

0,064

0,044

0,021

0,016

0,145

Buiten RUBRIEK 5 22 van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal
buiten RUBRIEK 5

van het meerjarige financiële kader

TOTAAL

0,065

0,044

0,021

0,016

0,145

In de benodigde administratieve kredieten zal worden voorzien door de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of in het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de bestaande budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.2. Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

X Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar
2016

Jaar
2017

Jaar 2018

Jaar 2019

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

01 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

0,39

0,29

0,21

0,16

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 23

XX 01 02 01 (AC, INT, END van de totale financiële middelen)

XX 01 02 02 (AC, INT, JED, AL en END in de delegaties)

XX 01 04 jj 24

- zetel

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT - onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, INT - eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

0,39

0,29

0,21

0,16

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

De kosten van het benodigde personeel worden geraamd op basis van 30% van de jaarlijkse uitgaven voor een ambtenaar van graad AD5 - AD12.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Eenheidshoofd: Toezicht houden op de operatie en deze beheren, overeenstemming bereiken over de verslagen inzake de evaluatie van de leningsovereenkomsten, controlebezoeken leiden en de voortgang wat betreft de naleving van de voorwaarden evalueren.

Desk: Het memorandum van overeenstemming opstellen, contacten onderhouden met autoriteiten en internationale financiële instellingen, alsook met externe deskundigen voor operationele beoordelingen en evaluaties achteraf, controlebezoeken uitvoeren en rapporten van de diensten van de Commissie opstellen, Commissieprocedures met betrekking tot het beheer van de bijstand uitwerken.

Extern personeel

n.v.t.

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

X Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader.

3.2.5.Bijdrage van derden aan de financiering

X Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

(1) PB L 151 van 21.5.2014, blz. 9.
(2) PB C […] van […], blz. […].
(3) Standpunt van het Europees Parlement van … en Besluit van de Raad van …
(4) Besluit nr. 534/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Tunesië (PB L 151 van 21.5.2014, blz. 9).
(5) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(6) Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese Dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).
(7) Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad van 25 mei 2009 tot instelling van een Garantiefonds (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 10).
(8) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(9) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).
(10) Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
(11) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(12) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(13) ABM: Activity Based Management – ABB: Activity Based Budgeting.
(14) Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
(15) GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(16) EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(17) Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(18) Jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(19) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(20) Jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(21) Jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(22) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(23) AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(24) Onder het maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
Top