EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014TN0180

Zaak T-180/14: Beroep ingesteld op 14 maart 2014 — Front Polisario/Raad

OJ C 184, 16.6.2014, p. 33–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

16.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 184/33


Beroep ingesteld op 14 maart 2014 — Front Polisario/Raad

(Zaak T-180/14)

2014/C 184/55

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Front populaire pour la libération de la saguia-el-hamra et du rio de oro (Front Polisario) (Al-Ajoen) (vertegenwoordiger: G. Devers, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

het beroep tot nietigverklaring ontvankelijk verklaren;

het besluit van de Raad nietig verklaren;

de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van zijn beroep tegen besluit 2013/785/EU van de Raad van 16 december 2013 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko (1), voert verzoeker twaalf middelen aan.

Verzoeker meent dat hij als vertegenwoordiger van de Sahrawi rechtstreeks en individueel wordt geraakt door die handeling.

1.

Eerste middel, ontleend aan schending van de motiveringsplicht, aangezien op basis van het bestreden besluit niet kan worden begrepen op welke manier de Raad bij zijn besluitvorming in aanmerking heeft genomen dat de Westelijke Sahara een niet-zelfbesturend gebied is dat door het Koninkrijk Marokko wordt bezet.

2.

Tweede middel, ontleend aan schending van het beginsel van raadpleging, aangezien de Raad het bestreden besluit heeft vastgesteld zonder verzoeker te raadplegen, terwijl het internationaal recht vereist dat de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen van een volk dat een niet-zelfbesturend gebied bewoont, in overleg met hun vertegenwoordigers gebeurt. Verzoeker voert aan dat hij de enige vertegenwoordiger van de Sahrawi is.

3.

Derde middel, ontleend aan schending van het beginsel van samenhang, aangezien het bestreden besluit toestaat dat een op het grondgebied van de Westelijke Sahara van toepassing zijnde internationale overeenkomst in werking treedt, hoewel geen enkele lidstaat heeft erkend dat het Koninkrijk Marokko over soevereiniteit in de Westelijke Sahara beschikt. Het bestreden besluit versterkt de greep van het Koninkrijk Marokko op het Sahara-gebied. Dit is in strijd met de bijstand die de Commissie aan Sahrawi-vluchtelingen verleent. Het bestreden besluit ligt bovendien niet in de lijn van de wijze waarop de Europese Unie gewoonlijk reageert wanneer uit bindende normen van internationaal recht voortvloeiende verplichtingen niet worden nagekomen en is in strijd met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

4.

Vierde middel, ontleend aan niet-nakoming van de doelstelling van duurzame ontwikkeling.

5.

Vijfde middel, ontleend aan schending van het beginsel van gewettigd vertrouwen, aangezien het bestreden besluit het vertrouwen beschaamt dat verzoeker had, doordat de instellingen van de Europese Unie herhaaldelijk hebben aangekondigd dat de met het Koninkrijk Marokko gesloten overeenkomsten in overeenstemming met het internationaal recht waren.

6.

Zesde middel, ontleend aan schending van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko, aangezien het bestreden besluit in strijd was met artikel 2 van die associatieovereenkomst, omdat het besluit in strijd was met het recht op zelfbeschikking.

7.

Zevende middel, ontleend aan schending van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, aangezien het bestreden besluit de inwerkingtreding van een Protocol toestond waarbij de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko visquota vaststellen in wateren die niet onder hun soevereiniteit vielen en schepen van de Unie toestemming geven om visbestanden te exploiteren die onder de uitsluitende soevereiniteit van de Sahrawi vallen.

8.

Achtste middel, ontleend aan schending van het recht op zelfbeschikking, aangezien het bestreden besluit de greep van het Koninkrijk Marokko op de Westelijke Sahara versterkt.

9.

Negende middel, ontleend aan schending van het beginsel van permanente soevereiniteit over natuurlijke hulpbronnen en van artikel 73 van het Handvest van de Verenigde Naties, aangezien verzoeker niet is geraadpleegd, ofschoon het bestreden besluit de exploitatie toestaat van natuurlijke hulpbronnen die onder de uitsluitende soevereiniteit van de Sahrawi vielen.

10.

Tiende middel, ontleend aan schending van het beginsel van de relatieve werking van verdragen, aangezien het bestreden besluit internationale verplichtingen doet ontstaan voor verzoeker zonder dat hij daarmee heeft ingestemd.

11.

Elfde middel, ontleend aan schending van internationaal humanitair recht, aangezien het bestreden besluit financiële steun verleent aan het kolonisatiebeleid van het Koninkrijk Marokko in de Westelijke Sahara.

12.

Twaalfde middel, ontleend aan schending van het internationale aansprakelijkheidsrecht, aangezien de Europese Unie op grond van het bestreden besluit internationaal aansprakelijk is.


(1)  PB L 349, blz. 1.


Top