EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61989CJ0117
Judgment of the Court (First Chamber) of 4 July 1990. # Klaus Jürgen Kracht v Bundesanstalt für Arbeit. # Reference for a preliminary ruling: Bundessozialgericht - Germany. # Social security - Family allowances - Suspension of entitlement to benefits. # Case C-117/89.
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 juli 1990.
Klaus Jürgen Kracht tegen Bundesanstalt für Arbeit.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Bundessozialgericht - Duitsland.
Sociale zekerheid - Kinderbijslagen - Schorsing van recht op uitkering.
Zaak C-117/89.
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 juli 1990.
Klaus Jürgen Kracht tegen Bundesanstalt für Arbeit.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Bundessozialgericht - Duitsland.
Sociale zekerheid - Kinderbijslagen - Schorsing van recht op uitkering.
Zaak C-117/89.
European Court Reports 1990 I-02781
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1990:279
ARREST VAN HET HOF (EERSTE KAMER) VAN 4 JULI 1990. - KLAUS JUERGEN KRACHT TEGEN BUNDESANSTALT FUER ARBEIT. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: BUNDESSOZIALGERICHT - DUITSLAND. - SOCIALE ZEKERHEID - GEZINSBIJSLAGEN - SCHORSING VAN RECHT OP UITKERINGEN. - ZAAK C-117/89.
Jurisprudentie 1990 bladzijde I-02781
Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Gezinsbijslagen - Communautaire anti-cumulatievoorschriften - Schorsing van recht op uitkering in land van tewerkstelling - Uitkeringen verschuldigd krachtens wettelijke regeling van staat waar gezinsleden wonen - Voorwaarden
( Verordening van de Raad nr . 1408/71, artikelen 73 en 76 )
Artikel 73 van verordening nr . 1408/71 moet het voor migrerende werknemers gemakkelijker maken kinderbijslagen te ontvangen in hun land van tewerkstelling, wanneer hun gezin zich niet ook in dat land heeft gevestigd . Het wordt aangevuld met artikel 76, dat enkel tot doel heeft, de mogelijkheid van cumulatie van bijslagen te beperken . Dit artikel, in de versie van verordening nr . 2001/83, moet aldus worden uitgelegd, dat het bij artikel 73 toegekende recht op gezins -of kinderbijslagen in de Lid-Staat van tewerkstelling van een van de ouders niet moet worden geschorst wanneer in de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de gezinsleden wonen, gezins - of kinderbijslagen niet of niet meer verschuldigd zijn om de enkele reden dat zij niet of niet opnieuw zijn aangevraagd .
In zaak C-117/89,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundessozialgericht, in het aldaar aanhangig geding tussen
K . J . Kracht
en
Bundesanstalt fuer Arbeit,
om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 73 en 76 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen ( PB 1971, L 149, blz . 2 ), in de versie van verordening ( EEG ) nr . 2001/83 van 2 juni 1983 ( PB 1983, L 230, blz . 6 ),
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE ( Eerste Kamer ),
samengesteld als volgt : Sir Gordon Slynn, kamerpresident, R . Joliet en G . C . Rodríguez Iglesias, rechters,
advocaat-generaal : W . Van Gerven
griffier : J . A . Pompe, adjunct-griffier
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door :
- de regering van de Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door P . G . Ferri, avvocato dello Stato, als gemachtigde,
- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door D . Gouloussis en J . Pipkorn, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden,
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de opmerkingen van de regering van de Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door J . Karl, Oberregierungsrat bij het Bondsministerie van Economische Zaken, en van de Commissie, ter terechtzitting van 8 maart 1990,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 29 maart 1990,
het navolgende
Arrest
1 Bij beschikking van 22 februari 1989, ingekomen ten Hove op 10 april daaraanvolgend, heeft het Bundessozialgericht krachtens artikel 177 EEG-Verdrag twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van artikel 76 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen ( PB 1971, L 149, blz . 2 ), in de versie van verordening ( EEG ) nr . 2001/83 van 2 juni 1983 ( PB 1983, L 230, blz . 6 ).
2 Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen K . J . Kracht en de Bundesanstalt fuer Arbeit, wegens haar weigering om kinderbijslag toe te kennen .
3 Kracht is werknemer in het toepassingsgebied van het Bundeskindergeldgesetz . Zijn echtgenote, die de Italiaanse nationaliteit bezit, woont met hun twee kinderen, Marco, geboren op 3 mei 1964, en Lukas Oliver, geboren op 11 maart 1966, in Italië . Zij werkt bij een bank in Milaan .
4 Krachtens het Italiaanse recht ontving mevrouw Kracht voor haar twee zonen slechts tot 31 december 1983 kinderbijslag, omdat zij na dat tijdstip geen desbetreffende aanvraag meer heeft ingediend . Ook toen Lukas Oliver in september 1986 weer ging studeren, diende zij bij het bevoegde Italiaanse orgaan geen aanvraag om kinderbijslag in .
5 Toen de Bundesanstalt fuer Arbeit ( verweerster in het hoofdgeding ) weigerde aan Kracht kinderbijslag te betalen, wendde deze zich tot het Sozialgericht Oldenburg, dat de afwijzende beschikking bij vonnis van 12 juni 1987 vernietigde . Bij arrest van 22 september 1987 verwierp het Landessozialgericht Niedersachsen het hoger beroep van de Bundesanstalt tegen de uitspraak waarbij zij was veroordeeld om voor Marco per 1 januari 1984 en voor Lukas Oliver per 1 september 1986 kinderbijslag te betalen . Bij beschikking van 22 februari 1989 heeft de tiende Senat van het Bundessozialgericht, waarbij beroep tot "Revision" was ingesteld, de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen voorgelegd :
"1 ) Wordt het recht op bijslagen krachtens artikel 73 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 geschorst ingevolge artikel 76 van die verordening, wanneer de gezins - of kinderbijslagen in de Lid-Staat waar de gezinsleden wonen, niet meer verschuldigd zijn om de enkele reden dat zij niet zijn aangevraagd?
2 ) Wordt het recht op bijslagen krachtens artikel 73 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 geschorst ingevolge artikel 76 van die verordening, wanneer de gezins - of kinderbijslagen in de Lid-Staat waar de gezinsleden wonen, niet meer verschuldigd zijn om de enkele reden dat vanaf een willekeurig bepaald tijdstip geen aanspraak op die bijslagen meer wordt gemaakt?"
6 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de bij het Hof ingediende opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .
7 De twee vragen van de verwijzende rechter dienen te zamen te worden behandeld . In wezen gaat het immers om de vraag, of uitkeringen krachtens artikel 73 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 ingevolge artikel 76 daarvan worden geschorst, wanneer de gezins - of kinderbijslagen in de Lid-Staat waar de gezinsleden wonen, niet meer verschuldigd zijn om de enkele reden dat zij niet of niet opnieuw zijn aangevraagd .
8 Artikel 73, lid 1, van verordening nr . 1408/71 in de versie van verordening nr . 2001/83 luidt als volgt :
"Werknemers
1 . De werknemer op wie de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat dan Frankrijk van toepassing is, heeft voor zijn gezinsleden die op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonen, recht op de gezinsbijslagen waarin de wettelijke regeling van de eerste staat voorziet, alsof die gezinsleden op het grondgebied van deze staat woonden ."
9 Artikel 76 van de verordening in dezelfde versie luidt :
"Prioriteitsregels bij samenloop van rechten op gezins - of kinderbijslagen krachtens artikel 73 of artikel 74 en op grond van verrichte beroepswerkzaamheden in het land waar de gezinsleden wonen
Het recht op krachtens artikel 73 of artikel 74 verschuldigde gezins - of kinderbijslagen wordt geschorst indien krachtens de wettelijke regeling van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de gezinsleden wonen, op grond van verrichte beroepswerkzaamheden eveneens gezins - of kinderbijslagen verschuldigd zijn ."
10 Vooraf zij erop gewezen, dat artikel 76, lid 2, van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 in de versie van verordening nr . 3427/89 van de Raad van 30 oktober 1989 ( PB 1989, L 331, blz . 1 ), bepalende dat het land van tewerkstelling het recht op gezinsbijslagen kan schorsen wanneer in de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de gezinsleden wonen, geen verzoek tot uitkering wordt ingediend, eerst met ingang van 1 mei 1990 van toepassing is . Deze bepaling kan dus geen rol spelen bij de beantwoording van de vragen van de verwijzende rechter .
11 Voorts zij erop gewezen, dat ingevolge de arresten van 13 november 1984 ( zaak 191/83, Salzano, Jurispr . 1984, blz . 3741 ) en 23 april 1986 ( zaak 153/84, Ferraioli, Jurispr . 1986, blz . 1401 ) het recht op gezinsbijslagen die verschuldigd zijn in het land van tewerkstelling van een van de ouders, niet wordt geschorst wanneer de andere ouder met de kinderen in een andere Lid-Staat woont en aldaar beroepswerkzaamheden verricht, doch voor die kinderen geen gezinsbijslagen ontvangt omdat niet is voldaan aan alle in de wetgeving van die Lid-Staat gestelde voorwaarden voor de daadwerkelijke toekenning van die bijslagen, daaronder begrepen de voorwaarde dat een aanvraag om toekenning is ingediend .
12 De verwijzende rechter verzoekt het Hof evenwel deze uitlegging in heroverweging te nemen, omdat hij van oordeel is, dat artikel 76 van verordening nr . 1408/71 een dwingende prioriteitsregel is, die niet door een wilsverklaring van de rechthebbende buiten toepassing kan worden gesteld . Ter terechtzitting heeft de regering van de Bondsrepubliek Duitsland hetzelfde standpunt ingenomen . Zij was van mening, dat door de uitsluiting van het keuzerecht van de uitkeringsgerechtigde praktische moeilijkheden - door dat keuzerecht zouden bij voorbeeld verschuivingen kunnen optreden in de verdeling van de financiële lasten of zou het kunnen komen tot cumulatie van de uitkeringen van het woonland van het gezin met die van het land van tewerkstelling - kunnen worden voorkomen, zonder dat de gerechtigde daardoor ook maar enig nadeel zou lijden; volgens de rechtspraak van het Hof moet immers het land van tewerkstelling het verschil tussen de twee bedragen voor zijn rekening nemen, wanneer zijn uitkeringen hoger zijn dan die van het land waar het gezin van de migrerend werknemer woont . Volgens de Duitse regering zou de nieuwe versie van artikel 76 trouwens geen nieuwe regel bevatten, doch slechts een uitleggingsregel zijn, ten einde alle onzekerheid op dit gebied weg te nemen .
13 Het Hof kan zich bij deze zienswijze niet aansluiten .
14 Zoals het Hof bij herhaling heeft beslist, is het doel van artikel 51 EEG-Verdrag, namelijk de totstandbrenging van het vrije verkeer van werknemers, bepalend voor de uitlegging van de verordeningen die de Raad inzake de sociale zekerheid van migrerende werknemers heeft vastgesteld . De uitlegging van artikel 76 in eerdergenoemde arresten is met dit doel in overeenstemming .
15 Volgens de uitlegging van het Hof heeft artikel 76 immers enkel tot doel, de mogelijkheid van cumulatie van bijslagen te beperken . Zo gezien, is artikel 76 een aanvulling op artikel 73 van verordening nr . 1408/71, dat het voor migrerende werknemers gemakkelijker moet maken kinderbijslagen te ontvangen in hun land van tewerkstelling, wanneer hun gezin zich niet ook in dat land heeft gevestigd .
16 Zou de betrokken bepaling daarentegen, zoals de Bondsregering meent, als een dwingende prioriteitsregel moeten worden gezien, dan zou zij leiden tot een beperking van de mogelijkheden waarover de migrerend werknemer dank zij artikel 73 beschikt .
17 Ten slotte kan het Hof het ook niet eens zijn met de Duitse regering waar deze stelt, dat de bij verordening nr . 3427/89 ingevoerde nieuwe versie van artikel 76 van verordening nr . 1408/71 uitsluitend beoogt duidelijkheid te brengen in een rechtssituatie waarover tot nog toe verschillende opvattingen bestonden . Deze zienswijze druist namelijk in tegen artikel 3 van verordening nr . 3427/89, bepalende dat artikel 76 in zijn gewijzigde versie eerst met ingang van 1 mei 1990 van toepassing is, terwijl alle andere bepalingen ervan met ingang van 15 januari 1986 van toepassing zijn verklaard .
18 Mitsdien moet op de prejudiciële vragen van de verwijzende rechter worden geantwoord, dat artikel 76 van verordening nr . 1408/71 in de versie van verordening nr . 2001/83 van 2 juni 1983 aldus moet worden uitgelegd, dat het recht op uitkeringen bedoeld in artikel 73 van die verordening, niet wordt geschorst wanneer in de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de gezinsleden wonen, geen gezins - of kinderbijslagen meer verschuldigd zijn om de enkele reden dat zij niet of niet opnieuw zijn aangevraagd .
Kosten
19 De kosten door de regering van de Italiaanse Republiek en de regering van de Bondsrepubliek Duitsland alsmede de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening hunner opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen . Ten aanzien van de partijen in het hoofgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen .
HET HOF VAN JUSTITIE ( Eerste Kamer )
uitspraak doende op de door het Bundessozialgericht bij beschikking van 22 februari 1989 gestelde vragen, verklaart voor recht :
Artikel 76 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de versie van verordening ( EEG ) nr . 2001/83 van 2 juni 1983, moet aldus worden uitgelegd, dat het recht op uitkeringen, bedoeld in artikel 73 van die verordening, niet wordt geschorst wanneer in de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de gezinsleden wonen, geen gezins - of kinderbijslagen meer verschuldigd zijn om de enkele reden dat zij niet of niet opnieuw zijn aangevraagd .