EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61988CJ0021

Arrest van het Hof van 20 maart 1990.
Du Pont de Nemours Italiana SPA tegen Unità Sanitaria locale no 2 di Carrara.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunale amministrativo regionale della Toscana - Italië.
Overheidsopdrachten voor leveringen - Reservering van 30% van deze opdrachten ten gunste van in een bepaalde regio gevestigde ondernemingen.
Zaak C-21/88.

European Court Reports 1990 I-00889

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1990:121

61988J0021

ARREST VAN HET HOF VAN 20 MAART 1990. - DU PONT DE NEMOURS ITALIANA SPA TEGEN UNITA SANITARIA LOCALE N. 2 DI CARRARA EN 3 M ITALIA SPA. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: TRIBUNALE AMMINISTRATIVO REGIONALE DELLA TOSCANA - ITALIE. - OVERHEIDSOPDRACHTEN VOOR LEVERINGEN - VOORBEHOUD VAN 30 % VAN DIE OPDRACHTEN TEN GUNSTE VAN IN EEN BEPAALDE STREEK GEVESTIGDE ONDERNEMINGEN. - ZAAK 21/88.

Jurisprudentie 1990 bladzijde I-00889
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00359
Finse bijz. uitgave bladzijde 00377


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . Vrij verkeer van goederen - Kwantitatieve beperkingen - Maatregelen van gelijke werking - Regeling die gedeelte van overheidsopdracht voorbehoudt aan ondernemingen die in bepaald deel van nationale grondgebied zijn gevestigd - Ontoelaatbaarheid - Maatregel die slechts deel van nationale produkten bevoordeelt - Niet relevant

( EEG-Verdrag, artikel 30 )

2 . Vrij verkeer van goederen - Kwantitatieve beperkingen - Maatregelen van gelijke werking - Maatregel die als steunmaatregel in zin van artikel 92 EEG-Verdrag kan worden aangemerkt - Mogelijkheid die toepasselijkheid van verbod van maatregelen van gelijke werking niet uitsluit

( EEG-Verdrag, artikelen 30 en 92 )

Samenvatting


1 . Artikel 30 EEG-Verdrag verzet zich tegen een nationale regeling die een percentage van de overheidsopdrachten voor leveringen voorbehoudt aan ondernemingen die in bepaalde delen van het nationale grondgebied zijn gevestigd .

Ofschoon de beperkende gevolgen van een dergelijke preferentiële regeling de produkten van ondernemingen van de betrokken Lid-Staat die niet in het betrokken gebied zijn gevestigd, in gelijke mate treffen als de produkten van ondernemingen die in de andere Lid-Staten zijn gevestigd, zijn toch alle produkten die onder de preferentiële regeling vallen, nationale produkten . Voorts kan een overheidsmaatregel niet aan het verbod van artikel 30 ontsnappen op grond dat de beperkende werking ervan op de invoer niet alle nationale produkten, doch slechts een gedeelte daarvan voordeel verschaft .

2 . De verdragsbepalingen betreffende steunmaatregelen kunnen in geen geval worden benut om afbreuk te doen aan die betreffende het vrije verkeer van goederen . Beide groepen van bepalingen hebben een gemeenschappelijk doel, namelijk het vrije verkeer van goederen tussen de Lid-Staten onder normale concurrentievoorwaarden te verzekeren . Het feit dat een nationale maatregel eventueel als een steunmaatregel in de zin van artikel 92 kan worden aangemerkt, is onvoldoende grond om hem aan het verbod van artikel 30 te onttrekken .

Partijen


In zaak C-21/88,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het tribunale amministrativo regionale della Toscana, in het aldaar aanhangig geding tussen

Du Pont de Nemours Italiana SpA

en

Unità sanitaria locale n° 2 di Carrara,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 30, 92 en 93 EEG-Verdrag,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt : O . Due, president, C . N . Kakouris, F . A . Schockweiler en M . Zuleeg, kamerpresidenten, T . Koopmans, G . F . Mancini, R . Joliet, J . C . Moitinho de Almeida, G . C . Rodríguez Iglesias, F . Grévisse en M . Díez de Velasco, rechters,

advocaat-generaal : C . O . Lenz

griffier : B . Pastor, administrateur

gelet op de opmerkingen ingediend door :

- verzoekster in het hoofdgeding, ondersteund door Du Pont de Nemours Deutschland GmbH, vertegenwoordigd door G . P . Zanchini en M . Siragusa, advocaten te Rome, en door G . Scassellati Sforzolini, procuratore te Bologna,

- 3M Italia SpA, interveniënte in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door E . A . Raffaelli, C . Rucellai en C . Lessona, advocaten te Florence,

- de regering van de Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door P . G . Ferri, avvocato dello stato, als gemachtigde,

- de regering van de Franse Republiek, vertegenwoordigd door Cl . Chavance, hoofdattaché centrale administratie bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, als gemachtigde,

- de Commissie der Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G . Berardis, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,

gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 18 oktober 1989,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 28 november 1989,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 1 april 1987, ingekomen bij het Hof op 20 januari 1988, heeft het tribunale amministrativo regionale della Toscana krachtens artikel 177 EEG-Verdrag drie prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van de artikelen 30, 92 en 93 EEG-Verdrag ten einde de verenigbaarheid met deze bepalingen te kunnen beoordelen van een Italiaanse regeling die een percentage van de overheidsopdrachten voor leveringen reserveert ten gunste van in de Mezzogiorno gevestigde ondernemingen .

2 Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen Du Pont de Nemours Italiana SpA, ondersteund door Du Pont de Nemours Deutschland GmbH, en de unità sanitaria locale n° 2 di Carrara ( hierna : USL ), ondersteund door 3M Italia SpA, over de voorwaarden voor de plaatsing van een opdracht voor de levering van roentgenfilm en -vloeistof .

3 Bij artikel 17, leden 16 en 17, van wet nr . 64 van 1 maart 1986 ( Disciplina organica dell' intervento straordinario nel Mezzogiorno ) heeft de Italiaanse staat de verplichting om ten minste 30 % van de benodigdheden te betrekken van ondernemingen uit de industrie -, landbouw - en ambachtssector die in de Mezzogiorno zijn gevestigd, alwaar de betrokken produkten een bewerking moeten hebben ondergaan, uitgebreid tot alle overheidslichamen en -diensten alsmede de vennootschappen en instellingen met overheidsdeelneming, waaronder de over het gehele nationale grondgebied verspreide USL .

4 Conform deze wettelijke regeling stelde de USL bij besluit van 3 juni 1986 de voorwaarden vast voor de onderhandse plaatsing van de opdracht voor de levering van roentgenfilm en -vloeistof . In de bijgevoegde bijzondere aanbestedingsvoorwaarden was de levering in twee kavels gesplitst, waarvan er één, gelijk aan 30 % van het totale bedrag, was gereserveerd voor de in de Mezzogiorno gevestigde ondernemingen . Du Pont De Nemours Italiana SpA vocht dit besluit voor het tribunale amministrativo regionale della Toscana aan, omdat zij van deelneming aan de aanbestedingsprocedure voor deze kavel was uitgesloten, daar zij geen vestiging in de Mezzogiorno had . Bij besluit van 15 juli 1986 ging de USL over tot gunning van de kavel van 70 % van het totale bedrag van de betrokken levering . Ook dit besluit heeft de Du Pont De Nemours Italiana SpA voor het tribunale aangevochten .

5 In verband met de beoordeling van deze twee zaken heeft de nationale rechter besloten, het Hof de volgende prejudiciële vragen voor te leggen :

1 ) Moet artikel 30 EEG-Verdrag, dat kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking verbiedt, aldus worden uitgelegd dat het aan de onderhavige nationale regeling in de weg staat?

2 ) Heeft de verplichting van artikel 17 van wet nr . 64 van 1 maart 1986 om een deel van de opdrachten te reserveren, de kenmerken van een "steunmaatregel" in de zin van artikel 92, voor zover zij dient "ter bevordering van de economische ontwikkeling" van een streek waar "de levensstandaard abnormaal laag is", door het aantrekken van ondernemingen die aan de sociaal-economische ontwikkeling van dergelijke streken kunnen bijdragen?

3 ) Verleent artikel 93 EEG-Verdrag de opdracht, toezicht te houden op de verenigbaarheid van dergelijke steunmaatregelen met artikel 92, uitsluitend aan de Commissie, of valt die taak eveneens toe aan de nationale rechter, wanneer deze nagaat of de nationale wetgeving eventueel strijdig is met normen van het gemeenschapsrecht?

6 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, de toepasselijke regelingen en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voorzover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

A - De eerste vraag

7 Met deze vraag wil de nationale rechter weten of artikel 30, dat kwantitatieve invoerperkingen evenals alle maatregelen van gelijke werking verbiedt, zich verzet tegen een nationale regeling die een percentage van overheidsopdrachten voor leveringen voorbehoudt aan ondernemingen die in bepaalde delen van het nationale grondgebied zijn gevestigd .

8 In dit verband moet in de eerste plaats eraan worden herinnerd, dat volgens de rechtspraak van het Hof sedert het arrest van 11 juli 1974 ( zaak 8/74, Dassonville, Jurispr . 1974, blz . 837, r.o . 5 ) artikel 30, waar het tussen de Lid-Staten maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve invoerbeperkingen verbiedt, van toepassing is op iedere handelsregeling die de intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan belemmeren .

9 Voorts wordt in de eerste alinea van de considerans van richtlijn 77/62/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de cooerdinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen ( PB 1977, L 13, blz . 1; hierna : richtlijn 77/62 ), die ten tijde van de feiten van het hoofdgeding van kracht was, verklaard dat "de beperkingen die op het gebied van leveringen van de overheid aan het vrije verkeer van goederen in de weg worden gelegd, verboden zijn krachtens artikel 30 en volgende van het Verdrag ".

10 Derhalve dient te worden nagegaan, welke gevolgen een preferentiële regeling als de onderhavige kan hebben voor het vrije verkeer van goederen .

11 Een dergelijke regeling, die in een bepaald gebied van een Lid-Staat bewerkte produkten begunstigt, verhindert de betrokken overheidslichamen en -diensten om een deel van hun behoeften bij ondernemingen in andere Lid-Staten te dekken . Onder deze omstandigheden worden de uit andere Lid-Staten afkomstige produkten gediscrimineerd ten opzichte van de in de betrokken Lid-Staat vervaardigde produkten en wordt het normale verloop van het intracommunautaire handelsverkeer derhalve belemmerd .

12 Aan deze vaststelling wordt niet afgedaan door het feit, dat de beperkende gevolgen van een dergelijke preferentiële regeling de produkten van ondernemingen van de betrokken Lid-Staat die niet zijn gevestigd in het gebied waarvoor de preferentiële regeling geldt, in gelijke mate treffen als de produkten van ondernemingen die in de andere Lid-Staten zijn gevestigd .

13 Ofschoon niet alle produkten uit de betrokken Lid-Staat worden bevoordeeld ten opzichte van buitenlandse produkten, zijn toch alle produkten die onder de preferentiële regeling vallen nationale produkten . Voorts kan een overheidsmaatregel niet aan het verbod van artikel 30 ontsnappen op grond dat de beperkende werking ervan op de invoer niet alle nationale produkten, doch slechts een gedeelte daarvan voordeel verschaft .

14 Bovendien kan een regeling als de onderhavige vanwege haar discriminerende karakter geen rechtvaardiging vinden in de dwingende eisen die in de rechtspraak van het Hof zijn erkend . Met dergelijke dwingende eisen kan enkel rekening worden gehouden in geval van maatregelen die zonder onderscheid van toepassing zijn op nationale en ingevoerde produkten ( arrest van 17.6.1981, zaak 113/80, Commissie/Ierland, Jurispr . 1981, blz . 1625 ).

15 Hieraan moet nog worden toegevoegd, dat een dergelijke regeling evenmin onder de uitzonderingen valt die in artikel 36 EEG-Verdrag limitatief zijn opgesomd .

16 De Italiaanse regering heeft evenwel een beroep gedaan op artikel 26 van richtlijn 77/62, dat luidt : "deze richtlijn vormt geen beletsel voor de toepassing van de voorschriften die op het moment van de aanneming ervan van kracht zijn, die in de Italiaanse wet nr . 835 van 6 oktober 1950 ( Publikatieblad van de Italiaanse Republiek nr . 245 van 24.10.1950 ) alsmede in de opeenvolgende wijzigingen ervan voorkomen, onverminderd de verenigbaarheid van deze bepalingen met het Verdrag ".

17 Hierbij moet worden opgemerkt, dat de wettelijke regeling waarnaar de nationale rechter verwijst ( wet nr . 64/86 ), ten dele een andere en ruimere inhoud heeft dan ten tijde van de vaststelling van de richtlijn ( wet nr . 835/50 ), en dat volgens artikel 26 de richtlijn van toepassing is "onverminderd de verenigbaarheid van deze bepalingen van het Verdrag ". In ieder geval mag de richtlijn niet zo worden uitgelegd, als zou zij de toepassing van een met het Verdrag strijdige nationale wettelijke regeling toestaan en derhalve aan de toepassing van artikel 30 in een geval als het onderhavige in de weg staan .

18 Mitsdien moet aan de nationale rechter worden geantwoord, dat artikel 30 EEG-Verdrag aldus moet worden uitgelegd, dat het zich verzet tegen een nationale regeling die een percentage van de overheidsopdrachten voor leveringen voorbehoudt aan ondernemingen die in bepaalde delen van het nationale grondgebied zijn gevestigd .

B - De tweede vraag

19 Met deze vraag wil de nationale rechter weten, of een eventuele kwalificatie van de betrokken regeling als steunmaatregel in de zin van artikel 92 de regeling kan onttrekken aan het verbod van artikel 30 .

20 Hierbij kan worden volstaan met te herinneren aan de vaste rechtspraak van het Hof ( vergelijk met name het arrest van 5.6.1986, zaak 103/84, Commissie/Italië, Jurispr . 1986, blz . 1759 ), dat artikel 92 in geen geval kan worden benut om afbreuk te doen aan de verdragsbepalingen betreffende het vrije verkeer van goederen . Volgens deze rechtspraak hebben deze bepalingen en die betreffende steunmaatregelen immers een gemeenschappelijk doel, namelijk het vrije verkeer van goederen tussen de Lid-Staten onder normale concurrentievoorwaarden te verzekeren . In voormelde rechtspraak heeft het Hof gepreciseerd, dat het feit dat een nationale maatregel eventueel als een steunmaatregel in de zin van artikel 92 kan worden aangemerkt, geen voldoende grond is om hem aan het verbod van artikel 30 te onttrekken .

21 Gezien deze rechtspraak, en wat er ook zij van het steunkarakter van de in geding zijnde regeling, moet aan de nationale rechter worden geantwoord, dat het feit dat een nationale regeling zou kunnen worden aangemerkt als een steunmaatregel in de zin van artikel 92, die regeling niet onttrekt aan het verbod van artikel 30 .

C - De derde vraag

22 Uit de antwoorden op de vorige vragen volgt, dat in een geval als het onderhavige de nationale rechter tot taak heeft ervoor te zorgen, dat artikel 30 onverkort wordt toegepast . De derde vraag, die de rol van de nationale rechter bij de beoordeling van de verenigbaarheid van steunmaatregelen met artikel 92 betreft, behoeft derhalve niet te worden beantwoord .

Beslissing inzake de kosten


Kosten

23 De kosten door de Italiaanse regering, de Franse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening hunner opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen . Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

uitspraak doende op de door het tribunale amministrativo regionale della Toscana bij beschikking van 1 april 1987 gestelde vragen, verklaart voor recht :

1 ) Artikel 30 EEG-Verdrag moet aldus worden uitgelegd, dat het zich verzet tegen een nationale regeling die een percentage van de overheidsopdrachten voor leveringen voorbehoudt aan ondernemingen die in bepaalde delen van het nationale grondgebied zijn gevestigd .

2 ) Het feit dat een nationale regeling zou kunnen worden aangemerkt als een steunmaatregel in de zin van artikel 92 EEG-Verdrag, onttrekt die regeling niet aan het verbod van artikel 30 EEG-Verdrag .

Top