EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IR0040

Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Het antwoord van de EU op de demografische uitdaging

OJ C 17, 18.1.2017, p. 40–45 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

18.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 17/40


Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Het antwoord van de EU op de demografische uitdaging

(2017/C 017/08)

Rapporteur:

Juan Vicente HERRERA CAMPO (ES/EVP), minister-president van Castilla y León

BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITE VAN DE REGIO’S

De demografische uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd

1.

Wijst erop dat de demografische veranderingen tot de grootste uitdagingen behoren waarmee de Europese Unie wordt geconfronteerd. Deze veranderingen zijn mede toe te schrijven aan de vergrijzing van de bevolking, de daling van het aantal jongeren en een lager geboortecijfer. Het gevolg hiervan is dat de demografische groei voor een groot deel afhangt van migratiebewegingen, die sterk verschillen van regio tot regio in de EU. Door de onevenwichtigheden ontstaan allerhande uitdagingen, zowel in de regio’s waar de bevolking afneemt als in de grote stedelijke gebieden waar er mensen bijkomen.

2.

De inbreng van migratie is slechts een kortetermijnoplossing en ontoereikend voor het dalende geboortecijfer. Migratie brengt weliswaar voorlopig extra werknemers, maar zij zorgt ook voor een hoger percentage volwassen bevolking in Europa, waarmee het algemene probleem van de bevolking, namelijk geboortedaling en vergrijzing, niet wordt opgelost.

3.

Sinds het jaar 2000 is de bevolkingsgroei in Europa zeer bescheiden in vergelijking met de 50 voorgaande jaren: ongeveer 0,5 % per jaar. In 2014 is de bevolking in 12 lidstaten afgenomen en in 16 landen toegenomen. Er zijn grote verschillen tussen de oostelijke en westelijke delen van Europa en ook, zij het in mindere mate, tussen het noorden en het zuiden. Binnen één lidstaat komen vaak regionale verschillen voor. In de meeste Europese landen doet zich in stedelijke gebieden doorgaans een sterkere groei voor dan op het platteland. In heel Europa kampen afgelegen plattelandsgebieden met demografische problemen. Door de recente economische crisis worden de verschillen op zowel Europees als nationaal niveau nog groter en nemen de uitdagingen als gevolg van de dalende bevolkingsaantallen in de regio’s verder toe.

4.

Het Vergrijzingsverslag 2015 bevat prognoses voor 2060, die niet mogen worden genegeerd. Door de ontwikkeling van het vruchtbaarheidscijfer, de levensverwachting en de migratiebewegingen zullen er grote veranderingen optreden in de leeftijdsopbouw van de bevolking in de EU. De verhouding tussen het aantal actieven en inactieven zal van 4:1 naar ongeveer 2:1 gaan. De bevolking in Europa zal in 2060 niet alleen een stuk grijzer, maar ook een stuk ongelijker verdeeld zijn. Volgens de prognoses zullen zich grote verschillen voordoen tussen en binnen de lidstaten; in ongeveer de helft van de landen zal de bevolking afnemen en in de andere helft neemt de bevolking toe.

5.

De demografische veranderingen zullen een enorme economische, sociale, budgettaire en ecologische impact hebben, zowel op nationaal als op lokaal en regionaal niveau, en zullen van invloed zijn op de houdbaarheid van de pensioen- en zorgstelsels. Zij zullen ook bepalend zijn voor de ontwikkeling van de welvaartsstaat, vooral vanwege de druk op de zorgstelsels en de sociale diensten voor ouderen en afhankelijke personen, en zullen gevolgen hebben voor de groei in verschillende regio’s van de EU en het behoud van de traditionele ecosystemen en infrastructuur. Bepaalde gebieden in de EU dreigen ontvolkt te raken. Afgelegen regio’s worden bijvoorbeeld geconfronteerd met specifieke geografische en demografische uitdagingen als gevolg van de mobiliteitsbelemmeringen waarmee zij te maken hebben. En hoewel sommige gebieden of regio’s, afhankelijk van hun kenmerken, pas later of in mindere mate zullen worden getroffen, zullen de consequenties van deze veranderingen onmiskenbaar in de hele EU worden gevoeld.

6.

Het Comité acht het opportuun om hieraan aandacht te besteden tegen de achtergrond van de demografische ontwikkelingen in de wereld. Het is dan ook zeer te spreken over het werk van de OESO, die vergelijkende bevolkingsgegevens op lokaal en regionaal niveau verzamelt. Dit helpt om inzicht te krijgen in de demografische uitdagingen in breder perspectief, dus niet alleen in Europees verband. Goede instrumenten om inzicht te krijgen in de demografische problemen en gegevens over demografische veranderingen te verzamelen zouden „EU-kaarten” kunnen zijn, d.w.z. digitale instrumenten voor datamining en voor het in kaart brengen van demografische indicatoren via geografische aanduidingen — een geografisch informatiesysteem.

Het antwoord van de regio’s en steden op de demografische uitdagingen

7.

Het Comité constateert dat de Europese steden en regio’s op verschillende manieren reageren op de demografische uitdagingen:

door maatregelen te nemen ter bevordering van arbeidsparticipatie en werkgelegenheid, die nodig zijn om zowel stijgende als dalende bevolkingscijfers het hoofd te bieden;

door gezinsvriendelijk beleid te voeren en maatregelen te nemen die de combinatie van werk en gezin vergemakkelijken en een positief effect kunnen hebben op de vruchtbaarheidscijfers;

door beleid te voeren dat gericht is op het behoud van onderwijsinstellingen in afgelegen landelijke gebieden;

door actie te ondernemen op het gebied van emancipatie en bewustmaking van jongeren en vaardigheden af te stemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt;

door initiatieven te nemen met betrekking tot de terugkeer van emigranten en het terughalen van talent;

door gelijke behandeling van mannen en vrouwen en een betere integratie van immigranten te garanderen;

door de gezondheidszorg en sociale voorzieningen voor ouderen aan te passen en daarbij in het licht van de beperktere middelen en de stijgende vraag de nadruk te leggen op aspecten als ondersteuning van zelfstandig wonen, betere preventie en coördinatie van maatregelen;

door stedelijke gebieden aan te passen en aantrekkelijker te maken, vooral voor ouderen en afhankelijke personen;

door het vervoersbeleid aan te passen en specifieke maatregelen te nemen om de mobiliteit te waarborgen, de verbindingen in en tussen alle regio’s te verbeteren en innovatieve concepten als vervoer „op afroep” te lanceren.

8.

Het Comité verzoekt de Europese regio’s en steden om deze problemen te blijven bestrijden en daarbij ook gebruik te maken van de kansen die demografische veranderingen bieden, zoals die welke de „zilveren economie” biedt aan bedrijven en entiteiten die innovatieve producten en diensten voor ouderen ontwikkelen en aanbieden, vooral als deze mogelijkheid wordt benut in de regio’s waar de gevolgen van de demografische veranderingen het grootst zijn. Dit is tevens een uitgelezen kans om meer in „human capital” te investeren, lokale hulpbronnen beter in te zetten, de openbare dienstverlening doeltreffender en doelmatiger te maken en nieuwe formules te bedenken om de levenskwaliteit van alle burgers te verbeteren. Doel is niet alleen de levenskwaliteit maar ook het welzijn in drie opzichten — op fysiek, mentaal en sociaal gebied — te verbeteren. Kansen met betrekking tot demografische veranderingen liggen ook in werkgelegenheid in verband met diensten voor ouderen (lichamelijk, digitaal, een gezonde levensstijl enz.).

9.

Het is zaak dat de dienstverlening in regio’s met een krimpende bevolking zodanig wordt bijgesteld dat de mensen aldaar, die vaak ouder zijn, toegang hebben tot diensten in overeenstemming met hun fundamentele rechten. Dit betekent ontwikkeling van vormen van dienstverlening middels verticale initiatieven en samenwerking tussen de verschillende overheidsniveaus om er aldus voor te zorgen dat de lokale en regionale overheden over de middelen beschikken die zij nodig hebben om de vergrijzing het hoofd te bieden.

10.

Het Comité is vastbesloten om het Europese convenant inzake demografische veranderingen (Covenant on Demographic Change) te blijven steunen, een door het AGE-platform Europe in nauwe samenwerking met WHO-Europa en met steun van het thematisch netwerk AFE-INNOVNET opgezet initiatief in het kader waarvan Europese lokale en regionale overheden zich inzetten voor de totstandbrenging van een omgeving die is aangepast aan ouderen op gebieden als gezondheidszorg, sociale voorzieningen, huisvesting, informatie- en communicatietechnologie, stadsontwikkeling en mobiliteit.

11.

Europese regio’s en gemeenten spelen een belangrijke rol in het voeren van Europees beleid om de demografische uitdaging het hoofd te bieden, vooral door het ontplooien van initiatieven ter bevordering van diversiteit en interculturaliteit. Gemeenten in de meest getroffen lidstaten moeten ook lokale en regionale strategieën uitwerken om ervoor te zorgen dat onderzoeksinstellingen, ondernemingen en centrale en lokale overheidsorganen gaan samenwerken om starterscentra te bevorderen, plattelandstoerisme te stimuleren enz., teneinde werkgelegenheid te creëren en de aantrekkelijkheid van de bevolking in de werkende leeftijd te vergroten.

12.

Horizontale samenwerking met betrekking tot demografische veranderingen is van groot belang. Dit aspect is soms aan bod gekomen in de programma’s voor territoriale samenwerking, vooral met als doel het hoofd te bieden aan de vergrijzing, de achteruitgang van het platteland of, in veel mindere mate, aan zaken die verband houden met het geboortecijfer in het licht van demografische veranderingen. Het Comité juicht structuren voor reflectie en uitwisseling van goede praktijken op dit gebied toe, zoals het Europees netwerk van regio’s met demografische problemen (Demographic Change Regions Network, DCRN), dat het pad heeft geëffend voor het opzetten van gemeenschappelijke initiatieven en een gezamenlijke aanpak.

13.

De demografische veranderingen in Europa zijn zo omvangrijk dat ze niet kunnen worden aangepakt zonder dat er ook krachtige verticale samenwerkingsinitiatieven worden ontplooid, waarbij regionale en lokale acties worden versterkt door nationale en supranationale maatregelen.

Het huidige antwoord van de EU op de demografische uitdagingen

14.

Het Comité constateert dat het huidige antwoord van de EU op de demografische uitdagingen beperkt en ontoereikend is. Beperkt omdat bijna uitsluitend aandacht wordt besteed aan de vergrijzing en andere aspecten, zoals het lage geboortecijfer of het teruglopen van de bevolking om sociaaleconomische redenen, en vervoers-, emigratie- en mobiliteitsproblemen te weinig aandacht krijgen. Ontoereikend omdat veel beleidsmaatregelen die de demografische uitdagingen zouden kunnen helpen aanpakken daar niet specifiek voor bedoeld zijn.

15.

Het Comité wil erop wijzen dat het beleid voor innovatie en onderzoek heeft bijgedragen tot het lanceren van meer initiatieven voor het omgaan met de demografische uitdagingen en dat deze initiatieven bijna altijd gericht zijn geweest op de vergrijzing. In het kader van het Europa 2020-vlaggenschipinitiatief „Innovatie-Unie” is een Europees innovatiepartnerschap opgericht dat zich specifiek bezighoudt met actief en gezond ouder worden. Demografische veranderingen zijn een van de „maatschappelijke uitdagingen” (societal challenges) van de derde pijler van Horizon 2020. Andere voorbeelden zijn het initiatief voor gezamenlijke programmering „Langer en beter leven” (More Years Better Lives), de kennis- en innovatiegemeenschap (KIG) voor actief en gezond ouder worden, en het programma voor omgevingsondersteund wonen „Ambient Assisted Living” (AAL).

16.

Ook in de tweede pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), die betrekking heeft op plattelandsontwikkeling, komen de demografische uitdagingen aan bod. In de programmeringsperiode 2014-2020 zal de nadruk liggen op de bevordering van „de ontwikkeling van diensten en infrastructuur die leiden tot sociale inclusie en tot een omkering van de tendens van sociale en economische achteruitgang en ontvolking in de plattelandsgebieden”. De vergrijzing van de bevolking is een belangrijk punt van zorg op het platteland en daarom wordt in het GLB extra aandacht besteed aan generatievernieuwing en de arbeidsparticipatie van vrouwen.

17.

Daarnaast zou ook het cohesiebeleid een grotere rol moeten spelen bij het oplossen van de demografische problematiek, geheel conform het bepaalde in artikel 174 VWEU. Daarin staat immers dat bijzondere aandacht dient te worden besteed aan „de plattelandsgebieden, de regio’s die een industriële overgang doormaken, en de regio’s die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, zoals de meest noordelijke regio’s met een zeer geringe bevolkingsdichtheid, alsmede insulaire, grensoverschrijdende en berggebieden”. In artikel 175 VWEU wordt bepaald dat bij de vaststelling en de tenuitvoerlegging van het beleid en van de maatregelen van de Unie rekening moet worden gehouden met de doelstellingen van artikel 174 en dat de verwezenlijking daarvan tevens door de structuurfondsen, de Europese Investeringsbank en andere financieringsinstrumenten moet worden ondersteund. Daarnaast kunnen nog andere specifieke maatregelen worden vastgesteld. Tot nog toe is hier echter vrij weinig van terechtgekomen omdat er geen positieve actie is ondernomen om de bestaande demografische belemmeringen te lijf te gaan.

18.

In veel Europese beleidsmaatregelen die de demografische uitdagingen het hoofd kunnen helpen bieden ontbreekt helaas gerichte actie ten behoeve van de getroffen regio’s. Dat geldt onder meer voor de beleidsmaatregelen op het gebied van vervoer, de informatiemaatschappij, werkgelegenheid en sociaal beleid, milieu en klimaat, en het bedrijfsleven.

19.

Het Comité betreurt dat er in het kader van het Europees Semester niet meer aandacht wordt besteed aan de demografische problematiek, en dat daarin tot dusver alleen wordt gekeken naar het effect van de vergrijzing op de houdbaarheid van de begrotingen van de lidstaten. Met name op lokaal en regionaal vlak zou meer moeten worden gedaan aan diagnostiek en aan het formuleren van aanbevelingen aan de lidstaten.

Het gewenste antwoord van de EU op de demografische uitdagingen

20.

De EU zou de demografische veranderingen moeten aanpakken op basis van een brede, gecoördineerde en inclusieve visie omdat het hier een horizontaal thema betreft. Er zou een Europese strategie moeten worden uitgewerkt om de demografische problemen op alle fronten te bestrijden, niet alleen binnen het cohesiebeleid maar ook als onderdeel van de beleidsmaatregelen op het gebied van innovatie, vervoer, gezondheid, sociale zaken en werkgelegenheid, ICT, plattelandsontwikkeling en emigratie. Die strategie zou moeten zijn gegrondvest op gemeenschappelijke Europese waarden en de beginselen van gelijke behandeling en respect voor de mensenrechten. Ook kostenanalyses en prognoses voor het nationale, regionale en lokale niveau zouden er deel van moeten uitmaken;

21.

Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 9 september 2015 over het verslag inzake de uitvoering, resultaten en algehele beoordeling van het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties 2012 (1) de Commissie al verzocht om „vaststelling van een EU-strategie inzake demografische veranderingen om het EU-optreden op verschillende gebieden te coördineren teneinde voor synergie te zorgen en de positieve invloed ervan op de Europese burger, de economie en banencreatie te maximaliseren, en de mensenrechten van ouderen te beschermen op alle beleidsterreinen van de EU”.

22.

In een dergelijke strategie zou prioriteit moeten worden gegeven aan behoud van de leefbaarheid, de ontwikkeling van mogelijkheden voor het aantrekken en vasthouden van jongeren op het gehele grondgebied, de bevordering van een evenwichtige groei van dichtbevolkte gebieden en gebieden met een bevolkingsafname en dunbevolkte gebieden door het leveren van kwalitatief hoogwaardige openbare diensten aan alle burgers te bevorderen. Daarbij zou ook moeten worden bijgedragen aan de totstandkoming van gezinsvriendelijk beleid door middel van maatregelen die de belemmeringen voor het ouderschap opheffen en een stijging van het geboortecijfer beogen, zou aandacht moeten worden besteed aan het genderperspectief, zouden ouderen in staat moeten worden gesteld om langer zelfstandig te blijven, zou de gezonde levensverwachting moeten worden vergroot en de afhankelijkheid moeten worden verminderd en zou de sociale uitsluiting van sommige bevolkingsgroepen moeten worden bestreden. Daarnaast zijn er verdere inspanningen nodig om erkenning te tonen voor onbetaald huishoudelijk werk en de uitvoering van het beleid inzake het combineren van werk en gezin te bevorderen.

23.

In een toekomstige Europese strategie zou de hele samenleving moeten worden betrokken en zou passende aandacht moeten worden geschonken aan de rol die de lokale en regionale overheden spelen in de strijd tegen demografische verandering, zou de uitwisseling van beste praktijken tussen deze overheden moeten worden bevorderd en zou de nadruk moeten worden gelegd op interventie- en preventiemaatregelen.

24.

Er dient te worden gehamerd op het belang van een Europees antwoord op de demografische uitdagingen door middel van het Europees systeem voor strategische en beleidsanalyse (ESPAS), waaraan verschillende Europese instellingen en organen meewerken. Het platform zou kunnen profiteren van de ervaringen van verschillende netwerken op EU-niveau in verband met kwesties zoals gezond ouder worden, waaronder de WHO Healthy Ageing Task Force, het Age-Friendly Cities Network, European Covenant on Demographic Change, AFE-INNOVNET, AGE Platform Europe.

25.

In alle beleidsvormen en maatregelen van de EU moet rekening worden gehouden met de demografische uitdagingen en moet worden voorzien in mechanismen om deze aan te pakken. De EU moet proberen op alle beleidsterreinen aandacht te schenken aan demografische overwegingen. De EU moet hiermee ook rekening houden bij het vaststellen van de toekomstige financiële meerjarenplanning en moet budgettaire voorzieningen treffen om dergelijke beleidsmaatregelen en activiteiten mogelijk te maken; voorts moeten prioritaire mechanismen in het leven worden geroepen voor regio’s die bijzonder te lijden te hebben onder de gevolgen van demografische veranderingen. Dit alles moet geschieden op basis van de NUTS-3-gebiedskwalificaties.

26.

Het Comité wijst erop dat demografische veranderingen gevolgen hebben voor de mobiliteit in regio’s met demografische uitdagingen, vooral in plattelandsgebieden in de buurt van grote steden die bevolking aantrekken, en herhaalt zijn oproep voor een groenboek over deze problematiek (2).

27.

De EU moet de lidstaten helpen bij het voeren van een hoofdzakelijk op werkgelegenheid gebaseerd immigratiebeleid dat de eerder genoemde negatieve demografische tendens kan helpen keren en wijst op de noodzaak van een langetermijnvisie voor de integratie van migranten, waardoor zij bijdragen aan de ontwikkeling van een interculturele samenleving waarin de Europese fundamentele waarden worden gerespecteerd. De lokale en regionale overheden, die hierbij een belangrijke rol spelen, moeten in dit verband alle bevoegdheden krijgen om integratiebeleid succesvol in praktijk te brengen, ook in kleine gemeenten op het platteland.

28.

Vergrijzing in combinatie met overheidsbegrotingen die onder druk komen te staan, betekent dat decentrale overheden zich moeten voorbereiden op een ouder wordende beroepsbevolking en grote aantallen mensen die de komende jaren stoppen met werken, en ervoor moeten zorgen dat voldoende jonge, gekwalificeerde vakmensen worden aangetrokken. Het aanwerven en vasthouden van jongere en oudere werknemers en teruggekeerde emigranten vragen op alle bestuursniveaus om meer aandacht.

29.

Het cohesiebeleid moet zich resoluut gaan richten op de aanpak van de demografische problemen. Dit is een aspect dat in de discussies over de toekomst van het GLB na 2020 moet worden onderstreept en in het achterhoofd moet worden gehouden bij het vaststellen van de reikwijdte en werkwijze van dit beleid en de toekomstige uitvoeringsmechanismen ervan. Alleen zo kunnen de sterke punten van elke regio worden benut en kunnen de barrières die een evenwichtige ontwikkeling in de weg staan, zoals demografische veranderingen, worden overwonnen. Het Comité betreurt dat dit aspect tot dusver niet voldoende uit de verf is gekomen, ondanks het feit dat het GLB er sinds het Verdrag van Lissabon een territoriale dimensie bij heeft gekregen.

30.

In het regionaal en lokaal huisvestings- en ruimtelijkeordeningsbeleid moet ook met de woonbehoeften van ouderen en, in de mate van het mogelijke, ook met hun wens om in hun eigen omgeving te blijven rekening worden gehouden en aandacht worden geschonken aan verandering of aanpassing van bestaande woningen door de ontwikkeling van „bouwen voor iedereen” (inclusive design) te stimuleren of projecten voor sociale huisvesting te realiseren wanneer de beschikbare middelen dat toestaan.

31.

Het zou een goede zaak zijn als de Europese instellingen het in artikel 174 VWEU opgenomen begrip „ernstige en permanente demografische belemmeringen” nauwkeuriger zouden definiëren en met statistische gegevens zouden onderbouwen.

32.

In het CvdR-advies getiteld „Indicatoren voor territoriale ontwikkeling — het bbp en verder” (3) wordt opgemerkt dat het bbp geen nauwkeurige indicator is voor het vermogen van een samenleving om zaken als demografische veranderingen aan te pakken en wordt gepleit voor internationale, nationale, regionale en lokale initiatieven voor de vaststelling van andere indicatoren dan het bbp alleen voor het meten van vooruitgang. Mocht op grond hiervan besloten worden om andere indicatoren dan het bbp te overwegen, dan is het wellicht ook raadzaam te kijken naar de invoering van indicatoren die de demografische situatie van een land, regio of een specifiek gebied in kaart brengen.

33.

Het Comité zou eveneens graag zien dat er in het cohesiebeleid speciale voorzieningen worden getroffen voor de gebieden die het meest te kampen hebben met demografische problemen, zoals een grotere wegingsfactor voor demografische criteria bij het toewijzen van financiële middelen of meer flexibiliteit bij het kiezen van thematische doelstellingen of bij het bepalen van medefinancieringspercentages. In verband hiermee verwijst het naar wat het in zijn advies over „De demografische toekomst van Europa” heeft gezegd, nl. dat ondersteuning van de regio’s met de meeste problemen een manier is „om adequate instrumenten uit te werken waarmee de demografische veranderingen in heel Europa in de hand kunnen worden gehouden” (4).

34.

Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling kan ertoe bijdragen dat regio’s met veel vergrijzing, een uitgesproken plattelandskarakter en hoge aantallen wegtrekkende inwoners onder meer hun vervoers-, telecommunicatie- en toeristische structuur aanpassen, de digitale kloof overbruggen en de openbare dienstverlening verbeteren.

35.

Het Europees Sociaal Fonds kan belangrijk werk verrichten op het punt van de opleiding van jongeren door te helpen voorkomen dat zij hun geboortegrond verlaten om te gaan studeren en niet meer terugkeren. Ook kan dit fonds de arbeidsparticipatie van vrouwen helpen bevorderen, een beter evenwicht tussen werk en privéleven tot stand helpen brengen en de sociale uitsluiting van ouderen helpen bestrijden.

36.

Lokale en regionale actoren moeten meer gaan samenwerken bij aangelegenheden die te maken hebben met demografische veranderingen. Daarom zou in het Europees programma voor territoriale samenwerking de mogelijkheid moeten worden opgenomen om zowel grensoverschrijdende als transnationale en interregionale samenwerkingsverbanden op te zetten om samen aan een oplossing voor de demografische uitdagingen te werken.

37.

Wat het vervoersbeleid betreft is het van belang dat regio’s die minder demografische activiteit vertonen, evenals regio’s die met ernstige demografische en natuurlijke handicaps hebben te kampen, niet in een isolement geraken, te meer daar het vaak om regio’s met een perifere en verafgelegen ligging of berggebieden gaat.

38.

Het Comité herinnert eraan dat het in zijn advies over Mobiliteit in regio’s met geografische en demografische problemen (5) heeft opgemerkt dat knelpuntregio’s taken vervullen die voor een evenwichtige ontwikkeling van de EU van essentieel belang zijn, en dat het hierbij hoofdzakelijk gaat om de toegang tot grondstoffen, landbouw, visserij, milieubescherming, toerisme, grensoverschrijdende betrekkingen en recreatie. Verbetering van de vervoersverbindingen binnen deze regio’s en met de rest van de EU zou dan ook een belangrijk streven moeten zijn in zowel het cohesie- als het vervoersbeleid van de EU, en niet alleen wat betreft het personenvervoer, maar ook het goederenvervoer. Stimulering van de economische groei in knelpuntregio’s zal de doeltreffende werking van de interne markt alsook de territoriale samenhang van de Unie in haar geheel ten goede komen.

39.

Informatie- en communicatietechnologieën en slimme omgevingen kunnen een belangrijke rol spelen bij de verbetering van de levensomstandigheden in de regio’s die het zwaarst gebukt gaan onder demografische uitdagingen. Wel dient rekening te worden gehouden met het feit dat de digitale geletterdheid in veel van deze regio’s vrij laag is.

40.

Het Comité verzoekt de Europese instellingen om in het kader van het milieubeleid en de bestrijding van klimaatverandering rekening te houden met de essentiële rol die veel dunbevolkte plattelandsregio’s, evenals regio’s met een grote bevolkingsspreiding, spelen bij de instandhouding van het platteland, de biodiversiteit en het landschap.

41.

Als onderdeel van het GLB zouden maatregelen moeten worden genomen om het gebrek aan generatievernieuwing op het platteland tegen te gaan, werkgelegenheid voor vrouwen te bevorderen en economische diversificatie te stimuleren. Daarnaast moet het Leader-programma worden aangepast, zodat het beter is afgestemd op de actoren op het platteland, en moeten er geïntegreerde ontwikkelingsstrategieën worden uitgewerkt en uitgevoerd.

42.

Het Comité zou graag zien dat in het kader van het streven naar „betere regelgeving” vooraf wordt beoordeeld welk effect een nieuw Europees wetgevingsinitiatief kan hebben op demografisch vlak.

43.

Het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) kan een belangrijk instrument zijn om investeringen op prioritaire EU-beleidsgebieden als energie, vervoer, intermodale logistiek, toerisme, cultuur, informatie- en communicatietechnologie, onderzoek en innovatie, het midden- en kleinbedrijf, onderwijs, gezondheidszorg, milieubescherming, sociale infrastructuur en de sociale en solidaire economie, zoals bedoeld in artikel 9 octies van de EFSI-verordening (6), te bevorderen. Om „territoriale breuken” tegen te gaan zouden ook regio’s met een minder grote demografische dynamiek van dit fonds gebruik moeten kunnen maken.

44.

Daarnaast kan in de Europa 2020-strategie meer aandacht worden gevraagd voor de demografische problemen op lokaal en regionaal niveau en zou hierin een vlaggenschipinitiatief voor demografische aangelegenheden kunnen worden opgenomen. Het aanpakken van demografische problemen zou een aandachtspunt moeten worden voor het Europa 2020-monitoringplatform.

45.

Demografische veranderingen moeten ook tijdens het Europees Semester aan bod komen, dat bovendien een territoriale dimensie zou moeten bevatten. Wanneer in het kader van het Europees Semester maatregelen worden genomen om het hoofd te bieden aan de demografische uitdagingen zouden de lokale en regionale overheden daarin als actoren moeten worden vermeld. Dat geldt eveneens voor de aanbevelingen aan de lidstaten dienaangaande.

46.

Vergrijzing is ongetwijfeld een uitdaging, maar biedt ook kansen in de zin dat de vele verworvenheden van de Europese samenleving mogelijkheden bieden op het gebied van cohesie, werkgelegenheid en vooruitgang.

47.

Tot slot pleit het Comité ervoor om, in afwachting van een EU-beleid ter zake, bij alle betrokken instanties te blijven hameren op het belang van het demografische vraagstuk en met behulp van de bestaande instrumenten stappen te zetten in de goede richting.

Brussel, 16 juni 2016.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Markku MARKKULA


(1)  2014/2255 (INI), paragraaf 41.

(2)  COR-2014-01691 — Mobiliteit in regio’s met geografische en demografische problemen.

(3)  COR-2015-04287.

(4)  CdR 341/2006 fin, paragraaf 26.

(5)  Zie voetnoot 2.

(6)

  

Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen

(

PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1

).


Top