EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IE0801

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de belangrijkste onderliggende factoren die het gemeenschappelijk landbouwbeleid post-2020 beïnvloeden (initiatiefadvies)

OJ C 75, 10.3.2017, p. 21–27 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.3.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 75/21


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de belangrijkste onderliggende factoren die het gemeenschappelijk landbouwbeleid post-2020 beïnvloeden

(initiatiefadvies)

(2017/C 075/04)

Rapporteur:

Simo TIAINEN

Besluit van de voltallige vergadering

21.1.2016

Rechtsgrondslag

Artikel 29, lid 2, van het reglement van orde

 

Initiatiefadvies

Bevoegde afdeling

Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

Goedkeuring door de afdeling

24.11.2016

Goedkeuring door de voltallige vergadering

15.12.2016

Zitting nr.

521

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

188/2/8

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is al een halve eeuw een van de bouwstenen van de Europese Unie. Heden ten dage zou een terugkeer naar de basis de kans bieden om tot een nieuwe langetermijnvisie voor het GLB te komen en duidelijk en concreet aan te geven waar we naartoe willen, zowel voor de boeren als voor de miljoenen burgers. Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) hamert er consequent op dat met het toekomstige GLB moet worden opgekomen voor het Europese landbouwmodel, waarin beginselen als voedselsoevereiniteit en duurzaamheid centraal staan en waarmee aan de daadwerkelijke behoeften van de Europese burgers (of die nu landbouwers, werknemers in de landbouw of consumenten zijn) moet worden voldaan.

1.2.

Het EESC verwelkomt de eerste discussies en gedachtebepalingen over het GLB voor de periode na 2020. De sinds 1957 ongewijzigde GLB-doelstellingen zoals vastgelegd in het Verdrag en de nieuwe uitdagingen die het GLB moet aangaan zijn relevanter dan ooit. In dit licht is het uitermate belangrijk om het huidige GLB en de resultaten van de vorige hervorming grondig te analyseren. Doel van dit advies is om een aantal suggesties te doen en deel te nemen aan de gedachtevorming over de toekomst van het GLB.

1.3.

Het GLB zit ingewikkeld in elkaar en het doorvoeren van de laatste hervorming is geen sinecure gebleken. De boeren hebben dan ook allereerst behoefte aan politieke stabiliteit en een langetermijnvisie op het landbouwbeleid. Met name gezien het Verdrag van Lissabon zullen er zeker verscheidene jaren nodig zijn om na te denken, gezamenlijke doelstellingen overeen te komen, uitdagingen te bespreken en oplossingen te vinden. De Europese instellingen zouden het er daarom snel over eens moeten worden om de huidige GLB-periode met minstens twee jaar te verlengen.

1.4.

In het kader van het GLB moet het voor jonge en nieuwe boeren en boerinnen gemakkelijker worden om een bedrijf op te starten. Dat vereist niet alleen specifieke instrumenten, maar ook een echt stabiel beleid. Boeren hebben namelijk meer stabiliteit nodig om met het oog op de komende decennia te kunnen investeren en om generatie-opvolging mogelijk te maken.

1.5.

In het toekomstige GLB moet rekening worden gehouden met enerzijds de diversiteit aan landbouwmodellen en regionale kenmerken, en anderzijds de diversiteit aan doelstellingen (op economisch, sociaal en milieugebied). Voor ieder land in de wereld geldt dat de eigen voedselproductie en de eigen landbouw belangrijk zijn en deel uitmaken van de cultuur. Een Europees voedselbeleid, dat gebaseerd dient te zijn op gezond voedsel van goede kwaliteit, zou synergieën met het GLB teweeg moeten brengen. Het zou een van de belangrijkste uitgangspunten van het GLB moeten zijn om in alle EU-regio’s te zorgen voor een levende en duurzame landbouw.

1.6.

De eerste onderliggende prioriteit voor de volgende GLB-hervorming zou vereenvoudiging moeten zijn. Het GLB zou vlotter ten uitvoer moeten worden gelegd en er zouden redelijkere controle- en sanctieregelingen moeten worden uitgewerkt. Het is van het grootste belang om tijdige betalingen aan landbouwers te garanderen.

1.7.

Het GLB is een beleid dat rechtstreeks op Europees niveau ingrijpt, en aangezien de aantasting van de communautaire preferentie tot een daling van de producentenprijzen leidt, moet het toekomstige GLB in staat zijn om alle uitdagingen waar het voor staat aan te gaan, ook marktturbulentie. Het is dan ook zaak dat het beleidskader op nieuwe leest wordt geschoeid om al deze nieuwe uitdagingen te kunnen aangaan, en dat er op Europees niveau adequate instrumenten worden verschaft.

1.8.

In 2017 zal de Europese Commissie doorgaan met haar werk en een brede raadpleging houden over de vereenvoudiging en modernisering van het GLB. Het is belangrijk dat Europese maatschappelijke organisaties actief aan dit proces meedoen. Het EESC zou een studiegroep moeten opzetten om dit proces te volgen en eraan bij te dragen.

2.   Inleiding

2.1.

De landbouw is van centraal belang om de strategische, economische, sociale en milieu-uitdagingen van morgen te kunnen aangaan. Het GLB is een voorbeeld van een geslaagd Europees beleid voornamelijk omdat de Europese consumenten hierdoor de voorbije decennia hebben kunnen genieten van veiliger voedsel voor dalende prijzen. In sommige gebieden hebben we echter te maken met problemen op het vlak van biodiversiteit, milieu en landschap, die aangepakt moeten worden. Burgers en consumenten willen een duurzame landbouw die hoogwaardig voedsel produceert. Om aan deze wens te voldoen is er een gemeenschappelijk landbouwbeleid nodig dat zorgt voor gezonde en veilige levensmiddelen, hoge kwaliteit tegen een redelijke prijs, milieubescherming, landschapsbehoud en een dynamische economie in landelijke gebieden.

2.2.

Wanneer boeren in onze marktgerichte samenleving levensmiddelen produceren en daarmee voor voedselzekerheid zorgen, hebben ze ook een impact op de beschikbaarheid en de kwaliteit van water en op de lucht- en bodemkwaliteit, oftewel de natuur, creëren ze werkgelegenheid in landelijke gebieden en helpen ze landschappen in stand te houden. Veel van deze bijproducten zouden als publieke goederen moeten worden beschouwd.

2.3.

Land- en bosbouw zijn nauw met elkaar verbonden; een groot deel van het grondgebied van de EU wordt hiervoor gebruikt. De bosbouw speelt dan ook vaak een rol bij de levering van publieke goederen.

2.4.

Waar het gaat om de factoren die het GLB voor de periode na 2020 beïnvloeden, moet eerst worden gewezen op de uitdagingen waar de landbouw voor staat, maar ook op het feit dat het landbouwbeleid een Europese aangelegenheid is met een specifiek hervormingsproces, een specifiek budget en bovenal een duidelijke visie voor de komende decennia.

2.5.

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid behoort sinds jaar en dag tot de voornaamste beleidsterreinen van de EU. Algemeen gesproken kan men zeggen dat het GLB in het belang is van de Europese samenleving. Het EESC hecht er dan ook aan om van meet af aan een actieve rol te spelen bij de voorbereiding van de hervorming van het GLB voor de periode na 2020.

3.   Belangrijke uitdagingen voor de landbouw

Voedselzekerheid

3.1.

Op basis van de wereldwijde mondiale trends wordt ervan uitgegaan dat er in 2050 ca. 9 miljard monden te voeden zullen zijn. Door de hogere levensstandaard in verschillende regio’s van de wereld stijgt de vraag naar voedsel en gaan de mensen meer producten van dierlijke oorsprong consumeren. Geraamd wordt dat deze ontwikkelingen zullen resulteren in een verdubbeling van de vraag naar voedsel in 2050. De EU moet haar verantwoordelijkheid nemen waar het gaat om de mondiale voedselzekerheid, maar de export van Europese landbouwproducten lost het probleem van de honger in de wereld niet op. Voedselzekerheid zou gebaseerd moeten zijn op duurzame lokale voedselsystemen. Iedere natie moet de verantwoordelijkheid dragen voor de eigen voedselzekerheid; dit wordt ook door de FAO aanbevolen. Het EESC acht het noodzakelijk dat de EU zich ook concentreert op kennisoverdracht en uitwisseling van ervaringen over manieren waarop er elders in de wereld meer en beter voedsel lokaal en op duurzame wijze geproduceerd kan worden.

3.2.

Ook wordt verwacht dat de vraag naar voedsel in Europa vrij stabiel zal blijven, maar gekenmerkt zal blijven worden door een grote diversiteit waar het gaat om kwaliteit, gezondheid, ethiek, herkomst enz.

Uitdagingen op milieugebied

3.3.

In alle regio’s hangen landbouw en milieu op allerlei manieren zeer nauw met elkaar samen. Land- en bosbouw spelen een essentiële rol bij natuurbehoud, bescherming van de biodiversiteit, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en het terugdringen van de vervuiling.

Energie

3.4.

Volgens het klimaat- en energiekader van de EU moeten hernieuwbare energiebronnen in 2030 een aandeel in het energieverbruik hebben van minstens 27 %. Dit aandeel zal in de toekomst nog toenemen. Land- en bosbouw zouden biomassa kunnen leveren om deze doelstelling te bereiken in het kader van een economie die op groene groei is gericht. Ook moeten zij hun eigen energie-efficiëntie verbeteren.

Klimaatverandering: aanpassing en afzwakking

3.5.

De Commissie heeft op 20 juli 2016 een pakket wetgevingsvoorstellen ingediend met gedetailleerde regels voor het klimaat- en energiebeleidskader van de EU met het oog op 2030. De EU reageert hiermee op de COP21-overeenkomst van december 2015 waarin is afgesproken om de klimaatverandering te beperken. Land- en bosbouw zijn een deel van de oplossing om de emissies te verminderen en koolstof op te slaan in bomen of in de bodem. Om de voedselzekerheid te waarborgen en de klimaatverandering te beperken is er behoefte aan groene groei en een agro-ecologische benadering en moet de landbouwproductie op duurzame en efficiënte wijze worden opgevoerd. Met het oog op de toekomst is het voorts cruciaal dat de landbouw wordt aangepast aan de klimaatverandering.

Een evenwichtige plattelandsontwikkeling

3.6.

Land- en bosbouw en alle daarmee samenhangende vormen van bio-economie zijn onmisbaar om de dynamiek in landelijke gebieden in stand te houden en voor een evenwichtigere plattelandsontwikkeling te zorgen. Ze zijn belangrijk voor werkgelegenheid, cultuur, territoriale samenhang en toerisme in landelijke EU-gebieden. Demografisch gezien worden vele afgelegen regio’s, bergstreken en kansarme gebieden nog steeds gekenmerkt door ontvolking en vergrijzing. Overheidsbeleid, met name het GLB, moet ervoor helpen zorgen dat er overal in de EU landbouw blijft bestaan en dat producenten gesteund worden, ook in regio’s met specifieke problemen. Steunbetalingen aan boerenbedrijven in landelijke gebieden die met natuurlijke handicaps te kampen hebben, zijn voor plattelandsontwikkeling essentieel. Anders kan er van een levensvatbare landbouw in dergelijke gebieden geen sprake zijn.

3.7.

Synergieën tussen de twee pijlers van het GLB zijn belangrijk en moeten versterkt worden. Met de laatste hervormingen zijn het verband en de samenhang tussen alle ESI-fondsen versterkt. Dit zou moeten worden voortgezet.

3.8.

Het EESC is er voorstander van dat het gebruik van de CLLD-methode (vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling) in het kader van alle ESI-fondsen wordt uitgebreid en verplicht wordt gesteld, met het oog op een evenwichtige ontwikkeling van landelijke gebieden. De inschakeling van lokale actiegroepen (LAG’s), via lokale partnerschappen, en de participatie van landbouwers bij het zoeken en financieren van lokale projecten zijn van positieve invloed op de kwaliteit van het bestaan van de bevolking. Dit zou de leegloop en de vergrijzing in de landelijke gebieden van de EU op doeltreffende wijze kunnen tegengaan.

3.9.

Generatievernieuwing is van cruciaal belang om de landbouw in stand te houden. De vestiging van jonge en/of nieuwe boeren en boerinnen zou met alle beschikbare middelen verder gestimuleerd moeten worden. Gekoppelde steun is ook noodzakelijk voor sectoren of regio’s waar specifieke vormen van landbouw of specifieke agrarische branches van bijzonder belang zijn om economische, sociale of milieuredenen. In het GLB zou ook het stimuleren van actieve landbouwers en productie duidelijk moeten worden benadrukt.

Schommelingen van prijzen en inkomens

3.10.

De landbouw is een bijzondere economische activiteit waarop de normale economische wetten niet van toepassing zijn. Schommelingen in prijzen en inkomens zijn in een markteconomie het gevolg van verschuivingen in vraag en aanbod. Kenmerkend voor voedsel echter is dat het een basisbehoefte is, waardoor de prijzen per definitie inelastisch zijn. Het aanbod van voedsel kan ook niet snel aan prijsveranderingen worden aangepast. Het herstellen van het marktevenwicht na onverwachte veranderingen in productievolumes, vereist dan ook vaak meer tijd en grote prijsveranderingen. Om deze redenen worden landbouwmarkten als zeer volatiel beschouwd. Ook zouden er andere innovatieve marktmechanismen kunnen worden getest.

Consumentenvraag

3.11.

Consumenten vragen om veilige, duurzame, voedzame en hoogwaardige levensmiddelen. Voedsel moet voor hen ook betaalbaar zijn; het belang hiervan is met de economische crisis nog vergroot. Daarnaast hebben veel consumenten waardering voor traceerbaar, lokaal geproduceerd voedsel. Volgens de Speciale Eurobarometer 410 vindt een grote meerderheid van de respondenten in alle lidstaten dat de herkomst van vlees bekend moet zijn. Alle betrokkenen in de voedselvoorzieningsketen moeten helpen om deze uitdagingen aan te pakken.

Duurzame ontwikkeling

3.12.

Ook in de volgende periode moet het GLB, net als het EU-beleid op andere terreinen, aansluiten bij de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen. Het GLB is van belang voor tal van doelstellingen, maar vooral voor doelstelling 2: honger uitbannen, voor veilig voedsel zorgen, de voeding verbeteren en duurzame landbouw bevorderen

Onzekerheid in de internationale handel

3.13.

De internationale handel zal in de toekomst onvermijdelijk een grotere rol gaan spelen. Het recente Russische embargo op voedselproducten uit de Europese Unie heeft echter tot grote onzekerheid in de internationale handel geleid. Het Russische embargo heeft landbouwmarkten in de EU, vooral in sommige lidstaten, enorm onder druk gezet. Voor de toekomst van de landbouw is het van cruciaal belang dat de problemen rond de onzekerheid in de internationale handel worden aangepakt.

Verschuivende machtsverhoudingen in de voedselvoorzieningsketen

3.14.

De afgelopen jaren heeft er een verschuiving in de machtsverhoudingen in de voedselvoorzieningsketen plaatsgevonden, meestal in het voordeel van de retailsector en van sommige transnationale ondernemingen en ten nadele van leveranciers, met name landbouwers. Het volgende GLB zou de onderhandelingsmacht van landbouwers ten goede moeten komen.

4.   Landbouw in de EU is een Europese aangelegenheid

4.1.

De landbouw is voor de EU van cruciaal belang. De doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn meteen al in het Verdrag van Rome in 1957 vastgelegd. Ze zijn nog steeds van toepassing. Nieuwe uitdagingen, bijv. op het gebied van milieu, de ontwikkeling van plattelandsgebieden en gezondheids- en kwaliteitskwesties, alsook vraagstukken als de honger in de wereld zijn erbij gekomen zonder dat tot dusver de Verdragen zijn aangepast.

4.2.

Het GLB is een fundamenteel Europees en geïntegreerd beleidsterrein, dat ook steeds nauwer verband houdt met andere beleidsterreinen met een specifieke Europese meerwaarde, zoals werkgelegenheid, klimaat, mededinging, begroting, handel en onderzoek.

4.3.

Het GLB is een noodzakelijke voorwaarde om in de voedselsector in de EU een interne markt tot stand te brengen. De Europese voedselindustrie is de grootste industriesector in de EU en goed voor ruim 5 miljoen arbeidsplaatsen.

Voorbereiding van de volgende GLB-hervorming

4.4.

Complexiteit en subsidiariteit zijn sleutelbegrippen wanneer het erop aankomt alle sectoren en regio’s voor te bereiden op de uitdagingen die voor de deur staan. Deze begrippen hebben met de jongste hervorming nog aan kracht gewonnen. Het blijkt zeer lastig om met betrokkenheid van 28 lidstaten en het Europees Parlement gemeenschappelijke regels in het kader van het Verdrag van Lissabon voor te bereiden en af te spreken.

4.5.

De huidige beleidsmaatregelen zijn nog niet geëvalueerd. De evaluatie van de tenuitvoerlegging van het eerste jaar van de „vergroeningsverplichtingen” is nog bezig. Hetzelfde geldt voor de ecologische aandachtsgebieden. Het is belangrijk om het GLB niet overhaast opnieuw te hervormen zonder dat er een heldere en grondige beoordeling is gemaakt van het huidige GLB, zodat kan worden vastgesteld in welke mate beleidsmaatregelen doeltreffend zijn geweest. Dit vereist dat maatregelen goed worden geëvalueerd, met name maatregelen waarvan het effect pas na geruime tijd zichtbaar wordt, zoals vergroeningsverplichtingen.

4.6.

De meest recente hervorming werd in 2010 gelanceerd en pas vanaf 2015 doorgevoerd. Het duurde dus vijf jaar om de hervorming af te ronden. In de huidige mandaatsperiode van de Commissie en het EP zal er geen tijd zijn om de volgende GLB-hervorming af te ronden met het oog op een mogelijke implementatie in 2021. Er moet dan ook een overgangsperiode worden ingesteld om het huidige GLB na 2020 nog voldoende tijd voort te zetten

Subsidiariteit en Europese meerwaarde

4.7.

Sinds 1962 is het GLB gebaseerd op drie kernbeginselen: één markt, communautaire preferentie en financiële solidariteit. De interne markt is tegenwoordig een feit, maar communautaire preferentie en financiële solidariteit moeten op politiek niveau opnieuw worden bevestigd.

4.8.

Met de mondialisering wordt er door de VS financiële steun verleend om Amerikaanse landbouwproducten onder de consumenten te promoten in het kader van het „Food Stamp Program” (voedselbonnenprogramma) en de „Buy American Act”. De EU zou soortgelijke maatregelen moeten nemen en zou het strategische belang van Europese preferentie in de verf kunnen zetten middels een „Buy European Act”.

5.   Algemene opmerkingen

Brexit

5.1.

De brexit zal een grote impact hebben op de EU, met name op de interne markt en de internationale handel, en daarmee ook op de toekomst van het GLB. Als tijdens de brexitonderhandelingen blijkt dat het VK uit de EU-douane-unie stapt, zouden de huidige handelsstromen als uitgangspunt moeten dienen bij de verdeling van de WTO-quota van de EU-28 tussen het VK en de nieuwe EU.

Concurrentievermogen, productiviteit en duurzaamheid

5.2.

Sinds de hervorming van 1992 en de invoering van rechtstreekse betalingen is concurrentievermogen topprioriteit in het GLB. Maar om het concurrentievermogen en de productiviteit en duurzaamheid naar een hoger plan te tillen, zijn er nieuwe prikkels nodig ter bevordering van innovatie (ontwikkeling, verspreiding en ingebruikname van nieuwe technologieën).

5.3.

In de agrarische sector moet veel geïnvesteerd worden. Dat kan als het verwachte inkomen toereikend is en als de economische risico’s beheersbaar zijn. In de huidige situatie kan men er niet omheen om de landbouwinkomens te ondersteunen met rechtstreekse betalingen.

Risico- en crisisbeheer in de landbouw

5.4.

EU-producenten hebben tegenwoordig rekening te houden met de wereldmarkten en met het feit dat de prijsschommelingen daar groter zijn. Voorts wordt de landbouw geconfronteerd met extreme natuurverschijnselen, en met meer gezondheidsproblemen doordat het personen- en goederenverkeer is toegenomen (pandemieën). Een en ander heeft aanzienlijke productieverliezen tot gevolg. Het GLB zou moeten zorgen voor specifieke instrumenten waarmee de landbouwsector deze risico’s kan beperken en ondervangen.

5.5.

Met het huidige GLB zijn er al enkele risicobeheersinstrumenten voorhanden. Interventieprijzen, particuliere opslag, afzetbevordering, termijnmarkten en instrumenten die met de integrale GMO worden verschaft, zouden gehandhaafd of verder ontwikkeld moeten worden.

5.6.

Maar het is hoe dan ook noodzakelijk om nieuwe instrumenten uit te werken:

Marktwaarnemingsmechanismen moeten verder worden ontwikkeld. De Europese Commissie zou verschillende crisisniveaus moeten afbakenen om crisis doeltreffender te voorkomen. Voor een goed functionerende voedselvoorzieningsketen is het van cruciaal belang dat de markten transparanter worden wat productievolumes en prijzen betreft.

Er zou verder geëxperimenteerd moeten worden met systemen op basis van onderlinge fondsen of verzekeringsregelingen (gewas-, omzet- of inkomensverzekeringen) om te onderzoeken of verzekeringsmaatschappijen of andere organen in staat zijn efficiënte opties aan te bieden. We stellen vast dat met de meest recente Amerikaanse landbouwwet (US Farm Bill) de mogelijkheid is ingevoerd om verzekeringsregelingen te gebruiken, maar dat geen enkele van onze handelspartners de „green box” gebruikt om dergelijke verzekeringsinstrumenten bij de WTO te melden. Hoe dan ook zouden eventuele stappen in die richting de concurrentie tussen producenten niet verder mogen verstoren. Voorts moet worden vastgesteld wat zo’n mechanisme kost.

De milieudimensie van het GLB

5.7.

De zorg om het milieu is in de landbouw duidelijk een prioriteit. Daarom is bij de laatste hervorming werk gemaakt van de zgn. vergroening. Beleidsmakers hebben er herhaaldelijk op gewezen dat dit een belangrijke ontwikkeling in het GLB is. De milieudimensie van het GLB is even breed als complex, want bij het bedrijven van landbouw spelen bodem, water, biodiversiteit, bosbouw en CO2-emissies een rol. Een efficiënter beleid zou voor de boeren begrijpelijker, haalbaarder en eenvoudiger moeten zijn.

5.8.

Betalingen zijn nodig om boeren te vergoeden voor het verlenen van openbare diensten (met name ecosysteemdiensten).

Een gemeenschappelijk voedselbeleid

5.9.

Met name het Nederlandse EU-voorzitterschap heeft gepleit voor een gemeenschappelijk voedselbeleid. Met het nieuwe GLB erkent de EU dat de Europese landbouw meer moet streven naar het duurzaam produceren van veilige levensmiddelen van goede kwaliteit. Het GLB bevordert regelingen waarbij fruit en melk aan kinderen op school worden verstrekt, bedoeld om ze al op jonge leeftijd aan te zetten tot een gezond voedselpatroon. Ook stimuleert het GLB biologische productiemethoden via duidelijke etiketteringsregels die een weloverwogen keuze mogelijk maken, en via specifieke steunregelingen in het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid.

5.10.

De bevordering van de volksgezondheid en van gezonde eetgewoonten en een gezonde levensstijl valt momenteel onder de bevoegdheid van de lidstaten. Maar de Europese Unie moet garanderen dat alle inwoners van Europa toegang hebben tot goede en gezonde levensmiddelen die voortvloeien uit duurzame voedselsystemen. Europees optreden kan nationale inspanningen aanvullen en coördineren. Tegelijkertijd zou synergie tussen het GLB en een toekomstig Europees voedselbeleid moeten worden bevorderd.

5.11.

Gezien de verwachtingen van de burgers en de vraag van de consumenten zou er in het bijzonder geijverd moeten worden voor de ontwikkeling van plaatselijke voedselsystemen en dus van korte toeleveringsketens, met name voor collectieve cateringfaciliteiten.

Klimaatbeleid en het GLB

5.12.

Sinds 1990 is de ecologische voetafdruk van de landbouw kleiner geworden. Toch is er nog steeds werk aan de winkel om de emissies door de landbouw met het oog op 2030 terug te dringen. Dit moet zijn beslag krijgen met instandhouding van een Europees landbouwmodel en met een kostenefficiënt uitstootverminderingsbeleid. Er zijn mogelijkheden om het koolstofgehalte in de bodem op te voeren en om fossiele energie en petrochemische producten te vervangen door land- en bosbouwproducten.

5.13.

De meervoudige doelstellingen van de agrarische en landgebruiksector, die minder mogelijkheden biedt om de klimaatverandering af te zwakken, moeten worden onderkend. Dat geldt ook voor de noodzaak om coherentie tussen de EU-doelstellingen inzake voedselzekerheid en die inzake klimaatverandering te waarborgen (1).

Onderzoek, innovatie en adviseringssystemen

5.14.

Op boerderijen, in proefstations en in laboratoria worden voortdurend belangrijke innovaties ontdekt. Er zou meer werk moeten worden gemaakt van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten waarmee de ontwikkeling van de landbouw in de richting van duurzamere systemen in goede banen kan worden geleid. Absoluut noodzakelijk is ook dat deze innovaties onder de aandacht van andere stakeholders worden gebracht. Landbouwvoorlichtingsdiensten, samenwerking tussen stakeholders en andere manieren om innovatie te verspreiden en navolgenswaardige methoden te delen, moeten gepromoot worden.

5.15.

Het landbouwonderzoeksprogramma van de EU zou in de komende programmeringsperiode versterkt moeten worden om rekening te houden met de uitdagingen en het geostrategische belang van voedsel in de 21e eeuw. De digitalisering van de landbouw zou na de groene revolutie van de 20e eeuw wel eens de volgende agrarische revolutie kunnen worden.

Werking van de toeleveringsketen

5.16.

Het is duidelijk aangetoond dat de voedselvoorzieningsketen in bijna alle lidstaten slecht functioneert als gevolg van de hoge mate van concentratie in de downstreamsector. Hierdoor is er geen sprake van een eerlijke verdeling van de meerwaarde tussen de verschillende betrokkenen in de keten.

5.17.

Aangezien de EU bevoegd is voor mededingings- en internemarktkwesties, zou dit probleem op Europees niveau moeten worden aangepakt. De Europese Commissie zou Europese regelgevingskaders moeten voorstellen om de contractuele betrekkingen binnen de keten te reguleren en voor boeren wettelijke mogelijkheden te scheppen collectieve acties op touw te zetten. Producentenorganisaties zijn immers belangrijke spelers in de voedselvoorzieningsketen en dragen ertoe bij dat de positie van producenten wordt versterkt. Het volgende GLB zou de onderhandelingsmacht van producentenorganisaties ten goede moeten komen. Er zou rekening moeten worden gehouden met de resultaten van het werk van de taskforce voor de landbouwmarkt (Agricultural Market Task Force — AMTF).

5.18.

Het GLB moet worden aangepast aan de realiteit van de zich snel voltrekkende economische veranderingen. De artikelen 219 tot en met 222 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 dienen verder te worden uitgewerkt om ervoor te zorgen dat ze voor de Europese Commissie en de producent werkbaar en haalbaar zijn.

Internationale handel

5.19.

Door de wereldhandel en de open markten wordt het concurrentievermogen versterkt en zou de prijs van voedsel kunnen dalen. Wel hecht de EU in dit verband zeer sterk aan eerlijke handel, want alleen dan is het mogelijk om met gebruikmaking van dezelfde productiemethoden en regels te concurreren met derde landen. Non-tarifaire belemmeringen kunnen de internationale ontwikkeling in gevaar brengen. Er zijn vele uiteenlopende oplossingen om voor wereldwijde voedselzekerheid te zorgen, en daarbij moet in verband met de toename van de agrarische export ook voor de handel een rol zijn weggelegd.

5.20.

Het GLB en het handelsbeleid moeten er wel voor zorgen dat Europese producenten op voet van gelijkheid kunnen concurreren met niet-EU-producenten die naar de EU uitvoeren. De EU zou derhalve moeten eisen dat ingevoerde producten aan dezelfde normen voldoen.

Europese begroting

5.21.

Het GLB wordt van oudsher gefinancierd op Europees niveau. Een aanzienlijk deel van de EU-begroting (38 % in 2015) gaat naar het GLB, en toch vertegenwoordigt het desbetreffende bedrag maar 0,4 % van de Europese overheidsuitgaven. De GLB-begroting is kleiner dan het landbouwbudget van de VS en China. Daarbij komt dat de GLB-begroting de voorbije jaren stabiel is gebleven of zelfs kleiner is geworden, ofschoon de EU is uitgebreid. Het GLB moet kunnen reageren op de vele belangrijke uitdagingen waarmee het te maken zal krijgen, en daarom is het zaak dat de begroting voor het landbouwbeleid op Europees niveau wordt verhoogd.

5.22.

Sommige specifieke aspecten van de Europese begroting, zoals het jaarperiodiciteitsbeginsel, maken de formulering van het GLB allesbehalve gemakkelijker. Onderlinge fondsen of crisismaatregelen worden hierdoor beperkt. Bovendien vormt de verdeling van het budget een bron van politieke spanningen die tot inefficiëntie kan leiden.

Vereenvoudiging

5.23.

Vereenvoudiging is al jarenlang een prioriteit in het GLB, en vooral in de eerste jaren van de doorvoering van de GLB-hervorming van 2013. Bij de volgende hervorming zou vereenvoudiging echter de eerste onderliggende prioriteit moeten zijn. In het bijzonder is het zaak om adequate controles en regelingen voor proportionele sancties te verbeteren. Momenteel kunnen kortingen op de steun voor vergroeningsmaatregelen en maatregelen inzake de randvoorwaarden onredelijk en buitenproportioneel zijn. Het is van het grootste belang om ervoor te zorgen dat rechtstreekse steun tijdig wordt uitbetaald.

Structuur van het GLB

5.24.

Het GLB stoelt al decennialang op twee pijlers. De eerste pijler wordt volledig door de EU gefinancierd. De tweede daarentegen wordt gecofinancierd en aan de behoeften van iedere lidstaat aangepast via meerjarenprogramma’s. Daar de lidstaten en regio’s allemaal hun eigen kenmerken en verschillende behoeften hebben, is het zaak om in het toekomstige GLB aan de tweepijlerstructuur vast te houden.

Voorbereiding van het GLB voor de periode na 2020

5.25.

De Commissie zegt in haar op 25 oktober 2016 gepubliceerde werkprogramma voor 2017 dat ze verder zal werken aan en brede consultatie zal voeren over de vereenvoudiging en modernisering van het GLB, zodat dit maximaal kan bijdragen aan de tien prioriteiten van de Commissie en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling. Het is belangrijk dat Europese maatschappelijke organisaties actief bij dit proces worden betrokken.

Brussel, 15 december 2016.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  Conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 oktober 2014, paragraaf 2.14.


Top