EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016AE0719

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van de grensoverschrijdende portabiliteit van online-inhoudsdiensten in de interne markt (COM(2015) 627 final — 2015/0284 (COD))

OJ C 264, 20.7.2016, p. 86–90 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

20.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 264/86


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van de grensoverschrijdende portabiliteit van online-inhoudsdiensten in de interne markt

(COM(2015) 627 final — 2015/0284 (COD))

(2016/C 264/11)

Rapporteur:

Bernardo HERNÁNDEZ BATALLER

De Raad en het Europees Parlement hebben op resp. 8 januari 2016 en 21 januari 2016 besloten om, op grond van artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van de grensoverschrijdende portabiliteit van online-inhoudsdiensten in de interne markt

(COM(2015) 627 final— 2015/0284 (COD)).

De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 13 april 2016 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 27 en 28 april 2016 gehouden 516e zitting (vergadering van 27 april 2016) onderstaand advies uitgebracht, dat met 162 stemmen vóór en 6 stemmen tegen, bij 1 onthouding, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Comité is ingenomen met het initiatief van de Commissie om het thema van de zogeheten „grensoverschrijdende portabiliteit” aan te snijden. Grensoverschrijdende portabiliteit betekent vooral dat gebruikers en consumenten bij een tijdelijk verblijf in een andere lidstaat van de Europese Unie gebruik kunnen blijven maken van de audiovisuele online-inhoudsdiensten waartoe ze in de lidstaat waar ze wonen legaal toegang hebben.

1.2.

Het Comité stemt ook in met de keuze voor een verordening voor het regelen van de portabiliteit, aangezien het hierbij om een grensoverschrijdende activiteit gaat. Ook lijkt het logisch een vacatio legis in het leven te roepen en op basis daarvan de niet-afdwingbaarheid te overwegen van beperkende clausules voor portabiliteit in reeds van kracht zijnde overeenkomsten. Het Comité meent dat zes maanden een redelijke periode is voor de aanbieders in kwestie om hun aanbodsystemen aan de nieuwe situatie aan te passen.

1.3.

Het EESC vindt dat er een duidelijke omschrijving van het concept „woonlidstaat” van de abonnee moet worden gegeven, zodat de resterende EU-lidstaten automatisch als landen worden gezien waar men tijdelijk aanwezig kan zijn. Het zou weleens niet voldoende kunnen zijn om in artikel 2 alleen maar te verwijzen naar de woonlidstaat. Er moeten ook andere criteria als voorlopig verblijf en leefomgeving in overweging worden genomen, met een niet-uitputtende lijst van indicatoren, om het temporele verband met de woonlidstaat in kaart te brengen. Hoe dan ook is het Comité van mening dat de grensoverschrijdende portabiliteit moet worden gegarandeerd wanneer een gebruiker klant of abonnee van een dienst is en door middel van zijn IP-adres, internetverbinding of een vergelijkbare indicator in verband kan worden gebracht met een lidstaat.

1.4.

Gezien de aard en voorwaarden van de portabele diensten is het duidelijk dat het voorstel zowel betaalde als kosteloze diensten bestrijkt, in het laatste geval echter alleen als de lidstaat wordt „gecontroleerd”. Met name de portabiliteit van de gratis diensten zou gegarandeerd moet worden wanneer de lidstaat kan worden „gecontroleerd”, mits dit voor de aanbieder geen extra kosten meebrengt.

1.5.

In het dispositief moet expliciet worden vermeld dat elke verslechtering of achteruitgang van het aanbod met gevolgen voor de dienstverlening, het scala aan diensten, de toegang via verschillende apparaten of het aantal gebruikers, als niet-nakoming van de dienstenovereenkomst zal worden beschouwd. Er moet bovendien een minimale toegangskwaliteit worden gewaarborgd. Dit moet op zijn minst een standaard- of referentiekwaliteit in de lidstaat van verblijf zijn voor lokale lijnen. Aldus worden oneerlijke praktijken en voorwaarden — hogere tarieven voor toegang van het type „premium” — vermeden. Het volstaat niet om klanten alleen maar te informeren over het kwaliteitsniveau waarop zij kunnen rekenen. Een expliciete verwijzing naar deze verplichtingen dient te worden opgenomen in het dispositief en niet alleen in de overwegingen van de verordening.

2.   Inleiding

2.1.

In de politieke beleidslijnen van de Europese Commissie van 15 juli 2014 wordt de totstandbrenging van „een connectieve digitale interne markt” als 2e prioriteit genoemd en op basis hiervan is de mededeling „Strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa” goedgekeurd (1). Het EESC heeft zich over deze prioriteit uitgesproken (2) en staat er volledig achter. Het Comité is bovendien van mening dat deze prioriteit een nieuwe impuls kan geven aan een digitaal beleid voor de Europese Unie.

2.2.

De Commissie stelt meer bepaald voor om ongefundeerde geoblocking te voorkomen, zodat consumenten en bedrijven volledig kunnen profiteren van de eengemaakte markt met meer keuzevrijheid en lagere prijzen.

2.3.

De Conferentie van de Verenigde Naties inzake handel en ontwikkeling (Unctad) heeft onlangs een herziening goedgekeurd van de richtlijnen van Verenigde Naties voor de bescherming van consumenten (UNGCP), om deze af te stemmen op de recente technologische ontwikkelingen zoals elektronische handel en de zogeheten „digitale consumptie”. Deze actualisering moet leiden tot een betere bescherming van privacy online en tot een consistente toepassing van het beginsel dat consumenten recht hebben op een billijke bescherming.

2.4.

Bij de uitwerking van de strategie voor de digitale eengemaakte markt heeft de Commissie ook een mededeling goedgekeurd over de modernisering van normen inzake auteursrecht, onlineverkoopcontracten en de levering van online-inhoud. Het EESC zal zich hierover nog uitspreken.

2.5.

Het voorstel voor een verordening over de zogeheten „grensoverschrijdende portabiliteit” waardoor een afnemer van online-inhoudsdiensten in een bepaalde lidstaat van de EU toegang kan krijgen tot dergelijke inhoud wanneer hij zich tijdelijk in een andere lidstaat bevindt, moet ook in dit licht worden gezien. Portabiliteit is een belangrijke stap in de richting van bredere toegang tot audiovisuele inhoud voor gebruikers; dit is in de ogen van de Commissie een belangrijke doelstelling van de strategie voor een digitale eengemaakte markt.

2.6.

De moeilijkheden, of zelfs onmogelijkheden, waarmee Europese staatsburgers die geabonneerd zijn op dergelijke diensten, te maken krijgen wanneer ze toegang willen blijven houden tot de diensten als ze zich buiten hun land, maar wel binnen de EU, bevinden, worden niet veroorzaakt door technologische factoren; het gaat hier om geoblocking die het gevolg is van de manier waarop rechthebbenden licenties verlenen of van de commerciële praktijken van de aanbieders van de diensten. Ook de hoge roamingkosten waarmee de consumenten en gebruikers in Europa te maken krijgen en die dankzij het voorstel dat door de Commissie is goedgekeurd snel tot het verleden zullen behoren, hebben deze grensoverschrijdende portabiliteit bemoeilijkt.

3.   Strekking van het voorstel

3.1.

De hoofddoelstelling van het voorstel voor een verordening, zoals omschreven in artikel 1 van de ontwerptekst, is het garanderen van grensoverschrijdende portabiliteit van online-inhoudsdiensten in de interne markt. Dat wil zeggen dat elke gebruiker in de Unie die deze inhoud legaal kan ontvangen in zijn woonland, er ook toegang toe moet hebben wanneer hij tijdelijk in een andere lidstaat verblijft.

3.2.

Artikel 2 bevat verschillende definities die verband houden met de aard van de dienst en de betrokken personen: „abonnee”, „consument”, „woonlidstaat”, „tijdelijk aanwezig”, „online-inhoudsdiensten”, „portabel”. Wat betreft online-inhoudsdiensten, wordt gespecificeerd dat dit audiovisuele mediadiensten kunnen zijn of diensten die toegang bieden tot werken of ander beschermd materiaal of uitzendingen van omroeporganisaties. Deze diensten kunnen op lineaire wijze of op aanvraag worden verstrekt, tegen betaling of zonder dat de gebruiker hiervoor hoeft te betalen.

3.3.

In artikel 3 van het voorstel staat dat de voor aanbieders van portabele diensten vastgestelde verplichting om ook in andere lidstaten voor portabiliteit te zorgen, niet betekent dat zij daar dezelfde kwaliteit moeten leveren als in de woonlidstaat, tenzij zij dit uitdrukkelijk hebben toegezegd. De aanbieder moet de abonnee echter wel informeren over de kwaliteit van deze dienstverlening.

3.4.

Met het oog op de audiovisuele regelgeving, de intellectuele-eigendomsrechten en de bescherming van gegevens worden de levering van de dienst in de lidstaat van tijdelijk verblijf en de toegang tot en het gebruik van deze dienst door een abonnee overeenkomstig artikel 4 geacht plaats te vinden in de woonlidstaat.

3.5.

Krachtens artikel 5 zijn contractuele regelingen — tussen de rechthebbenden en de aanbieders van diensten en tussen aanbieders van de diensten en hun klanten — die indruisen tegen de verplichting inzake grensoverschrijdende portabiliteit, niet afdwingbaar. Rechthebbenden kunnen echter eisen dat de aanbieder gebruikmaakt van doeltreffende middelen om na te gaan of de dienst in overeenstemming met de verordening wordt verleend, op voorwaarde dat deze middelen redelijk zijn en niet verder gaan dan wat nodig is om hun doel te bereiken.

3.6.

In artikel 6 wordt aangegeven dat de verwerking van de persoonsgegevens van de abonnees moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de Europese regelgeving op dit gebied (Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG) (3).

3.7.

In artikel 7 wordt bepaald dat de verordening niet alleen van toepassing is op overeenkomsten die na inwerkingtreding worden gesloten, maar ook, met terugwerkende kracht, op eventuele overeenkomsten die zijn gesloten en rechten die zijn verkregen vóór de datum van toepassing ervan, indien deze van belang zijn voor de verlening van, de toegang tot en het gebruik van de dienst.

3.8.

In artikel 8 wordt bepaald dat de verordening zes maanden na de bekendmaking ervan in werking treedt.

4.   Algemene opmerkingen

4.1.

Het Comité is ingenomen met het initiatief van de Commissie om het thema van de zogeheten „grensoverschrijdende portabiliteit” aan te snijden, dat er in hoofdzaak op neerkomt dat gebruikers en consumenten gebruik kunnen blijven maken van de audiovisuele online-inhoudsdiensten waarop ze in hun woonstaat zijn geabonneerd, wanneer ze zich tijdelijk in een andere lidstaat van de Europese Unie bevinden.

4.2.

Het EESC is van mening dat deze maatregel, in het kader van de strategie van de Commissie, belangrijk is voor de totstandbrenging van de digitale eengemaakte markt, aangezien ermee belemmeringen voor de vrije verlening van diensten en de vrije concurrentie tussen bedrijven uit de weg worden geruimd. En gezien de commerciële aspecten die meespelen, kan de maatregel de economische, sociale en territoriale cohesie versterken, waardoor de integratie van de verschillende groepen van het georganiseerde maatschappelijk middenveld wordt vergemakkelijkt.

4.3.

In dit kader heeft het voorstel voor een verordening, dat op 9 december 2015 is ingediend door de Commissie, als doel het uit de weg ruimen van belemmeringen die een sta-in-de-weg zijn voor grensoverschrijdende portabiliteit. Dit kan worden bereikt door aanbieders te verplichten deze portabiliteit mogelijk te maken wanneer de diensten legaal worden gebruikt en portabel zijn in de nationale markt.

4.4.

De keuze voor een juridisch instrument (verordening) wordt aldus gerechtvaardigd door de supranationale dimensie van de te reguleren activiteit en omdat het nodig is het instrument in alle lidstaten op vergelijkbare wijze en tegelijkertijd toe te passen. Het voorstel sluit aan op de bepalingen van artikel 56 VWEU, waarin beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Unie zijn verboden ten aanzien van de onderdanen van de lidstaten die in een andere lidstaat zijn gevestigd dan die waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht.

4.5.

Het EESC is het eens met de keuze voor de interne markt (artikel 114 VWEU) als juridische basis, gezien het bereik en de intrinsiek grensoverschrijdende aard van de in het verordeningsvoorstel genoemde diensten en de noodzakelijke samenhang met ander beleid van de Unie, vooral wat culturele aspecten (artikel 167 VWEU) en de bevordering van de belangen van de consumenten (artikel 169 VWEU) betreft. Het is belangrijk dat het voorstel wordt geïnterpreteerd met eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van ondernemerschap.

4.6.

Het voorstel heeft ook betrekking op inhoud die wordt verspreid door omroeporganisaties of door aanbieders van de diensten van de informatiemaatschappij: op lineaire wijze of op aanvraag; door middel van downloads, streaming of een andere procedure; door grote bedrijven of het mkb; tegen betaling (abonnement) of kosteloos, in het laatste geval alleen wanneer wordt gecontroleerd in welke lidstaat de gebruiker is geregistreerd (bijvoorbeeld aan de hand van het IP-adres of de internetverbinding). Andere goederen en diensten die onderhevig zijn aan grensoverschrijdende transacties en waarbij strikt audiovisuele materialen slechts een accessoire vormen, zullen niet onder deze verordening vallen.

4.7.

Het voorstel voor een verordening heeft daarom als doel om zo doeltreffend mogelijk te kunnen voldoen aan de wensen en behoeften van de burgers in de digitale omgeving, aangezien deze dankzij de maatregelen gebruik zullen kunnen maken van de audiovisuele inhoud waartoe ze rechtmatig toegang hebben wanneer ze zich in andere landen binnen de EU bevinden. Het heeft ook als doel om de ontwikkeling van de markt voor audiovisuele materialen hand in hand te laten gaan met de waarborging van een hoge mate van bescherming voor rechthebbenden (auteursrechten en andere vergelijkbare rechten, en ook het recht om belangrijke gebeurtenissen en informatie te verspreiden).

4.8.

De Commissie benadrukt in dit opzicht de voordelen die het initiatief kan bieden voor zowel de gebruikers als, op de lange termijn, de aanbieders. In de preambule van het voorstel voor een verordening wordt aangegeven dat de grensoverschrijdende portabiliteit niet alleen bijdraagt aan de bevordering van de belangen van de consumenten. De verordening levert namelijk ook verschillende soorten voordelen op voor zowel de rechthebbenden van de creatie, interpretatie en uitvoering als de personen die zich bezighouden met de reproductie, mededeling aan het publiek en beschikbaarstelling van audiovisuele inhoud. Ze zullen uiteindelijk allemaal meer rechtszekerheid hebben en beter kunnen inspelen op de eisen van gebruikers.

4.9.

Ongetwijfeld als reactie op de bezorgdheid die door deze sectoren werd geuit tijdens de openbare raadpleging, besteedt de Commissie speciale aandacht aan hun rechten en activiteiten. Zo wordt aangegeven dat het voorstel de licentieverlening van rechten en de bedrijfsmodellen in wezen niet beïnvloedt; dat er niet opnieuw hoeft te worden onderhandeld over licentieovereenkomsten, aangezien door het voorstel alle bepalingen in overeenkomsten die in strijd zijn met de verplichting om te zorgen voor grensoverschrijdende portabiliteit, niet-afdwingbaar worden; dat de portabiliteit (en dit is vooral van belang voor verspreiders van audiovisuele materialen en materialen van sportevenementen met een grote vraag) de hoeveelheid gebruikers niet zal vergroten en de territoriale exclusiviteit van de licenties daarom ook niet zal beïnvloeden.

4.10.

Er moet daarom aan de tekst van het voorstel, om precies te zijn aan artikel 5, lid 2, worden toegevoegd dat, naast de redelijkheid en evenredigheid van de middelen die worden gebruikt om te controleren of de online-inhoudsdiensten op juiste wijze worden verstrekt, ook moet worden gegarandeerd dat dergelijke „benodigde middelen” de beginselen en rechten die worden gegarandeerd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en die expliciet genoemd zouden moeten worden, eerbiedigen of hiermee in overeenstemming zijn.

4.11.

Het aanbieden van diensten door middel van grensoverschrijdende portabiliteit wordt zo gelijkgesteld aan het aanbieden van diezelfde diensten in het woonland, wat een „juridische fictie” vormt voor de toepassing van auteursrecht en andere naburige rechten en voor de reproductie, de mededeling aan het publiek, de beschikbaarstelling of het hergebruik van materialen, de catalogus van materialen, de te gebruiken apparaten, het aantal toegestane gebruikers en de reeks functionaliteiten. Er dient expliciet op gewezen te worden dat de technologische neutraliteit hierbij moet worden gerespecteerd. Het toepassingsgebied van en de definities (met name die van de personele werkingssfeer) in het voorstel voor een verordening moeten ook worden verduidelijkt. Deze werkingssfeer dient in ieder geval te worden gebaseerd op duidelijke criteria, aangezien die noodzakelijk zijn om de rechtszekerheid en voorspelbaarheid van de verordening te garanderen.

4.11.1.

Niettemin

beperkt deze verplichting zich tot of is ze afhankelijk van bepaalde voorwaarden van evenredigheid waaraan moet worden voldaan om te voorkomen dat de verplichting voor de aanbieders van diensten onevenredige kosten meebrengt; ze geldt bijvoorbeeld niet als de aanbieder in zijn dienstverlening het woonland van de abonnee niet controleert;

gelden er beperkingen voor de verplichting om te pogen de rechten van de rechthebbenden te eerbiedigen;

vereist het voorstel bovenal geen maatregelen om te garanderen dat de kwaliteit van de verlening van de inhoudsdiensten in het land van tijdelijk verblijf vergelijkbaar is met de kwaliteit in het woonland — tenzij de aanbieder dit expliciet heeft toegezegd — maar toch mag de kwaliteit niet lager zijn dan de kwaliteit van de toegang via een lokale lijn in het land van tijdelijk verblijf. Als argument wordt aangevoerd dat deze kwaliteitsgarantie onevenredige extra kosten mee zou kunnen brengen voor de aanbieders van de diensten, gezien de verschillen tussen de lidstaten wat betreft de capaciteit van en infrastructuur voor telecommunicatie.

4.12.

Wat dit laatste punt betreft, zou de combinatie van een uitzondering op de verplichting om een standaardkwaliteit te garanderen én de mogelijkheid om premiumdiensten aan te bieden die deze kwaliteit tegen een hogere prijs wel garanderen, kunnen leiden tot bepaalde oneerlijke praktijken onder de aanbieders waarbij zij een mindere of slechtere basisdienst leveren en van de inhoud praktisch een basisproduct maken, terwijl de winst die ze boeken uit de tarieven voor hun diensten komt. Om deze reden moet in het dispositief van de norm expliciet worden opgenomen dat de aangeboden kwaliteit in geen geval lager mag zijn dan de kwaliteit van de diensten die beschikbaar zijn bij toegang via een lokale lijn in het land van tijdelijk verblijf.

4.13.

Het is trouwens ook belangrijk te vermelden dat de Commissie van plan is de verordening met terugwerkende kracht toe te passen. Dat betekent dat de clausules en voorwaarden van eerdere overeenkomsten die gesloten zijn tussen partijen als niet-bestaand worden beschouwd indien ze strijdig zijn met de portabiliteit of indien ze deze beperken. In aanvulling hierop zullen akkoorden tussen deze partijen worden bevorderd waarin het beginsel van grensoverschrijdende portabiliteit wordt toegepast.

4.14.

Het EESC stelt een nieuwe definitie voor van „gedeeltelijk overdraagbaar” die zou moeten worden toegepast op van kwaliteit afhankelijke onlinediensten wanneer online-inhoudsdiensten door de lage kwaliteit van lokaal internet in bepaalde gebieden onbruikbaar zijn voor abonnees. Op bladzijde 8 van de effectbeoordeling wordt deze term op soortgelijke wijze toegepast (4).

Brussel, 27 april 2016.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  COM(2015) 192 final.

(2)  PB C 71 van 24.2.2016, blz. 65.

(3)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31 en PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.

(4)  SWD(2015) 270 final.


Top