EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015DC0116

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE EUROPESE CENTRALE BANK, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Het EU-scorebord voor justitie 2015

/* COM/2015/0116 final */

52015DC0116

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE EUROPESE CENTRALE BANK, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Het EU-scorebord voor justitie 2015 /* COM/2015/0116 final */


              1.       INLEIDING

De editie 2015 van het EU-scorebord voor Justitie (hierna "het scorebord" genoemd) wordt gepresenteerd op het moment dat de EU ernaar streeft de groei weer leven in te blazen en een nieuwe impuls voor verandering te geven. Een doeltreffend rechtsstelsel is van essentieel belang voor het scheppen van een aantrekkelijk investeringsklimaat, het herstellen van het vertrouwen, het voorspelbaarder maken van de regelgeving en het bevorderen van duurzame groei.

Het scorebord helpt de lidstaten om hun rechtsstelsel doeltreffender te maken. Deze editie beschrijft mogelijke trends en bevat nieuwe indicatoren en gedetailleerder gegevens. 

Dat rechtsstelsels belangrijk zijn voor groei, komt bovenop hun essentiële functie, nl. het handhaven van de waarden waarop de EU is gebaseerd. Toegang tot een doeltreffend rechtsstelsel is een essentieel recht, dat ten grondslag ligt aan de Europese democratieën en wordt erkend in de constitutionele tradities die de lidstaten gemeen hebben. Het recht op een doeltreffende voorziening in rechte voor een rechter is opgenomen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De doeltreffendheid van rechtsstelsels is ook cruciaal voor de tenuitvoerlegging van het EU-recht en voor de versterking van het wederzijdse vertrouwen. Telkens wanneer een nationale rechter EU-wetgeving toepast, treedt hij op als "rechter van de Unie" en moet hij doeltreffende rechtsbescherming bieden aan allen – burgers en ondernemingen – van wie de door het EU-recht gewaarborgde rechten zijn geschonden. Tekortkomingen in de nationale rechtsstelsels zijn een obstakel voor de werking van de eengemaakte markt, voor het functioneren van de rechtsruimte van de EU en, meer in het algemeen, voor de doeltreffende uitvoering van het EU-acquis.

Om deze redenen maken nationale justitiële hervormingen sinds 2011 integraal deel uit van de structurele elementen in de lidstaten die aan economische aanpassingsprogramma’s zijn onderworpen[1]. Sinds 2012 is de verbetering van de kwaliteit, onafhankelijkheid en efficiëntie van rechtsstelsels ook een prioriteit voor het Europees Semester, de jaarlijkse cyclus van economische beleidscoördinatie van de EU. De jaarlijkse groeianalyse 2015 getuigt opnieuw van het streven structurele hervormingen door te voeren op het gebied van justitie[2].

Grote hervormingen op justitiegebied ondernomen in de lidstaten...

Uit de informatie die voor deze editie van het EU-scorebord voor justitie is verzameld, blijkt dat alle lidstaten in 2014 hun rechtsstelsels aan het hervormen waren. De hervormingen lopen sterk uiteen wat betreft reikwijdte, schaal en vorderingen. Hetzelfde geldt voor de nagestreefde doelstellingen, waarbij het onder meer kan gaan om het aanpakken van inefficiëntie, het verbeteren van kwaliteit en toegankelijkheid, het omgaan met budgettaire beperkingen, het versterken van het vertrouwen bij de burger en het bevorderen van een bedrijfsvriendelijk klimaat.

Grafiek 1: Inventarisatie van de hervormingen op justitiegebied in de EU in 2014 (bron: Europese Commissie[3])

Deze hervormingen variëren van operationele maatregelen, zoals de modernisering van beheer van de gerechtelijke procedure, het gebruik van nieuwe informatietechnologie, de ontwikkeling van alternatieve geschillenbeslechting, tot meer structurele maatregelen, zoals herstructurering van de organisatie van de gerechten, herziening van de gerechtelijke kaart, vereenvoudiging van het procesrecht, hervorming van justitiële en juridische beroepen alsook van de rechtsbijstand.

....aangemoedigd en ondersteund op EU-niveau.

Dit hervormingsproces maakt deel uit van de structurele hervormingen die op EU-niveau worden aangemoedigd om Europa een stevige duw in de richting van economisch herstel te geven. Structurele hervormingen vormen samen met investeringen en budgettaire verantwoordelijkheid de drie pijlers van een geïntegreerde aanpak van het economische en sociale beleid van de EU in 2015. Structurele hervormingen ten behoeve van efficiënte rechtsstelsels leggen de grondslag voor een bedrijfs- en burgervriendelijk klimaat.

De EU heeft zich bij het vaststellen van de landspecifieke aanbevelingen op het gebied van justitie onder meer gebaseerd op de bevindingen van het scorebord 2014 en de beoordeling van elk van de betrokken lidstaten. Ingevolge een voorstel van de Commissie heeft de Raad aan twaalf lidstaten[4] aanbevelingen gericht om, afhankelijk van het betrokken land, de onafhankelijkheid, de kwaliteit en/of de efficiëntie van hun rechtsstelsel te verbeteren. Van deze twaalf lidstaten waren er in 2013 reeds tien[5] en in 2012 reeds zes[6] aangewezen als lidstaten met problemen in verband met de werking van hun rechtsstelsel. De Commissie volgt de uitvoering van deze aanbevelingen nauwlettend in het kader van een dialoog met de nationale autoriteiten en de belanghebbenden in de betrokken lidstaten.

Ter ondersteuning van deze hervormingsinspanningen heeft de Commissie ook de dialoog met de lidstaten in het kader van haar groep van contactpersonen inzake nationale justitiële stelsels[7] geïntensiveerd. Bij de discussies is gebruikgemaakt van de deskundigheid van de lidstaten[8] en is informatie uitgewisseld over praktijken ter bevordering van de rechtsstelsels, zoals met name methodes voor kwaliteitsbeheer, het communicatiebeleid van gerechten, inspanningen om tot een uniforme toepassing van het EU-recht te komen, en de recente hervormingen om het rechtsstelsel beter en efficiënter te maken (bv. qua structuur). Van groot belang voor de kwaliteit van de justitiële hervormingen in de lidstaten zijn de inspanningen om de uitwisseling van beste praktijken te bevorderen.

De Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen)[9] ondersteunen de inspanningen die lidstaten leveren om de werking van hun rechtsstelsels te verbeteren. Bij het begin van de nieuwe programmeringsperiode 2014-2020 is de Commissie met de lidstaten een intensieve dialoog aangegaan over het vaststellen van de strategische financieringsprioriteiten van de ESI-fondsen, om een nauwe band tussen beleid en financiering te bevorderen. Volgens de ontwerpen van de partnerschapsovereenkomsten is er voor de volgende programmeringsperiode in totaal bijna 5 miljard euro aan begrotingsmiddelen uitgetrokken voor investeringen in de institutionele capaciteit van de overheid. Van de twaalf lidstaten die in 2014 een landspecifieke aanbeveling hebben gekregen, merkten er elf justitie aan als prioritair terrein voor ondersteuning uit de ESI-fondsen. Justitie geniet ook prioriteit in de economische aanpassingsprogramma’s voor Griekenland en Cyprus, die ESI-fondsen op dit gebied zullen gebruiken. De landspecifieke aanbevelingen, de landspecifieke beoordeling en de gegevens in het scorebord zijn de belangrijkste elementen waarop lidstaten zich baseren bij het vaststellen van hun financieringsprioriteiten.

Lidstaten die rechtsstelsels als een prioritair beleidsterrein hebben aangemerkt, zijn van plan de ESI-fondsen met name aan te wenden om het gerechtelijk apparaat doeltreffender te maken.  Hoewel concrete activiteiten afhankelijk zullen zijn van de bijzondere behoeften van elke betrokken lidstaat, wordt duidelijk dat een aantal activiteiten door meerdere lidstaten wordt ontplooid, zoals de invoering van casemanagementsystemen, het gebruik van ICT in het gerecht, instrumenten voor toezicht en evaluatie, en opleidingsprogramma's voor rechters. De omvang van deze ondersteuning varieert tussen de lidstaten. Sommige lidstaten zijn voornemens een groot deel van hun rechtsstelsel te ondersteunen, andere zullen zich concentreren op slechts enkele gerechten, die voor bijzondere opgaven staan of voor een proefproject zijn geselecteerd. De Commissie benadrukte dat betrouwbare indicatoren van belang zijn om de efficiëntie van de ondersteuning te kunnen controleren en reikte richtsnoeren voor toezichtindicatoren aan, zoals die ook voor het scorebord worden gebruikt. Deze indicatoren zullen ervoor zorgen dat de lidstaten regelmatig verslag aan de Commissie uitbrengen over de bereikte resultaten. Deze gegevens zullen van nut zijn bij het evalueren van de EU-ondersteuning die wordt geboden om de rechtsstelsels van de lidstaten efficiënter te maken.

Wat is het EU-scorebord voor justitie?

Het EU-scorebord voor justitie is een informatie-instrument dat als doel heeft de EU en de lidstaten bij te staan in hun streven naar een meer doeltreffende justitie, door objectieve, betrouwbare en vergelijkbare gegevens te verstrekken over de kwaliteit, onafhankelijkheid en efficiëntie van rechtsstelsels in alle lidstaten.

Het scorebord draagt bij tot het inventariseren van mogelijke tekortkomingen, verbeteringen en goede praktijken. Het geeft historische tendensen weer in de werking van de nationale rechtsstelsels. Het bevat niet één enkele algemene rangschikking, maar wel een overzicht van de werking van alle rechtsstelsels op basis van verschillende indicatoren die van gemeenschappelijk belang zijn voor alle lidstaten.

Uit het scorebord spreekt geen voorkeur voor een bepaald soort rechtsstelsel en alle lidstaten worden gelijk behandeld. Snelheid, onafhankelijkheid, betaalbaarheid en gebruiksvriendelijke toegang zijn enkele essentiële parameters van een doeltreffend rechtsstelsel, ongeacht de vorm ervan of de rechtstraditie waarin het verankerd is.

Het scorebord 2015 is toegespitst op burgerlijke, handels- en bestuursrechtelijke rechtszaken. Het moet de lidstaten helpen bij het ontwikkelen van een bedrijfs- en burgervriendelijk klimaat, waardoor er meer wordt geïnvesteerd en de interne markt dieper en eerlijker wordt. Het scorebord is een instrument dat in overleg met de lidstaten en het Europees Parlement wordt ontwikkeld om de essentiële parameters van een efficiënt rechtsstelsel vast te stellen. Het Europees Parlement heeft de Commissie opgeroepen om het toepassingsgebied van het scorebord geleidelijk uit te breiden. Inmiddels wordt hierover nagedacht.

Hoe levert het EU-scorebord voor justitie informatie voor het Europees Semester?

Het EU-scorebord voor justitie geeft informatie over de werking van rechtsstelsels en helpt de impact van rechtsstelsels te beoordelen. Wanneer de indicatoren van het scorebord wijzen op slechte prestaties, is steeds een grondigere analyse van de oorzaken van het resultaat vereist. Deze landspecifieke evaluatie wordt uitgevoerd in het kader van het Europees semester door middel van een bilaterale dialoog met de betrokken autoriteiten en belanghebbenden. Bij deze evaluatie wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken van het rechtsstelsel en de context van de betrokken lidstaten. Dit kan ertoe leiden dat de Commissie aan de Raad landspecifieke aanbevelingen doet om justitiële stelsels te verbeteren[10].

Wat is de methode van het EU-scorebord voor justitie?

Het scorebord maakt gebruik van verschillende informatiebronnen. Thans worden de meeste kwantitatieve gegevens verstrekt door de Commissie voor efficiëntie in justitie van de Raad van Europa (CEPEJ), waarmee de Commissie een overeenkomst heeft gesloten om een specifieke jaarlijkse studie uit te voeren[11]. Deze gegevens zijn van 2013 en zijn door de lidstaten verstrekt overeenkomstig de CEPEJ-methodologie. Dit jaar zijn de gegevens specifiek voor de EU-lidstaten verzameld door de CEPEJ[12]. De studie bevat ook landenfiches die meer context bieden en in samenhang met de cijfers moeten worden gelezen.

Voor het scorebord van 2015 heeft de Commissie ook een beroep gedaan op aanvullende informatiebronnen, namelijk Eurostat, de Wereldbank, het Economisch Wereldforum, de Europese justitiële netwerken (in het bijzonder het Europees netwerk van de Raden voor de rechtspraak, dat antwoorden gaf op een vragenlijst over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht) en de groep van contactpersonen inzake justitiële stelsels. Verder is informatie verkregen door middel van gegevensverzameling en veldonderzoek inzake de wijze waarop de nationale gerechten te werk gaan wanneer zij uitvoering geven aan het EU-recht op het gebied van mededinging, consumentenbescherming, het Gemeenschapsmerk en openbare aanbestedingen.

Hoe dragen efficiënte rechtsstelsels bij tot groei?

Efficiënte rechtsstelsels spelen in de hele bedrijfscyclus een belangrijke rol bij het herstellen van het vertrouwen. Als rechtsstelsels garanderen dat rechten en overeenkomsten naar behoren ten uitvoer worden gelegd, zijn kredietverleners eerder geneigd leningen te verstrekken, worden bedrijven weerhouden van opportunistisch gedrag, nemen de transactiekosten af en kunnen investeringen gemakkelijker naar innovatieve sectoren vloeien, die dikwijls steunen op immateriële activa (zoals intellectuele-eigendomsrechten). Als gerechten efficiënter werken, betreden meer ondernemers de markt en wordt de mededinging bevorderd. Uit onderzoek blijkt dat er een positief verband bestaat tussen de grootte van ondernemingen en de doeltreffendheid van rechtsstelsels, terwijl er een geringere stimulans om te investeren en aan te werven is wanneer de werking van het rechtsstelsel tekortkomingen vertoont. De impact van nationale rechtsstelsels op de economie wordt benadrukt door het Internationaal Monetair Fonds, de Europese Centrale Bank, de OESO, het Economisch Wereldforum en de Wereldbank[13].

              2.       Indicatoren van het EU-scorebord voor justitie van 2015

Het scorebord 2015 is geëvolueerd. In deze derde editie van het scorebord wordt bij het inventariseren van mogelijke trends voorzichtig en genuanceerd te werk gegaan, aangezien de situatie sterk verschilt naargelang van de lidstaat en de indicator. Het scorebord 2015 bevat ook nieuwe indicatoren en meer gedetailleerde gegevens uit nieuwe informatiebronnen, bv. over de efficiëntie van gerechten op het gebied van openbare aanbestedingen en intellectuele-eigendomsrechten, het gebruik en de bevordering van alternatieve geschillenbeslechting, het gebruik van ICT voor procedures betreffende geringe vorderingen, het communicatiebeleid van gerechten, en de samenstelling en bevoegdheden van de Raden voor de rechtspraak. Ook bevat het, voor het eerst, gegevens over het aandeel vrouwelijke beroepsrechters, aangezien genderdiversiteit de kwaliteit van de rechtsstelsels kan verbeteren.

Efficiëntie van rechtsstelsels

Het scorebord van 2015 berust op dezelfde indicatoren voor de efficiëntie van procedures als voorheen: de duur van de procedures, het afhandelingspercentage en het aantal aanhangige zaken. Bovendien geeft het scorebord 2015 de resultaten weer van vier gegevensverzamelingen die gericht waren op het verschaffen van meer gedetailleerde gegevens over de lengte van juridische procedures op het gebied van het EU-mededingingsrecht, het consumentenrecht, Gemeenschapsmerken en openbare aanbestedingen. De efficiëntie van de rechtsstelsels op deze twee gebieden van het EU-recht is bijzonder belangrijk voor de economie.

Kwaliteit van rechtsstelsels

Net als de vorige edities is het scorebord 2015 gericht op factoren die de rechtsbedeling kunnen verbeteren, zoals opleiding, toezicht en evaluatie inzake activiteiten van het gerecht, het gebruik van tevredenheidsonderzoeken, budgettaire zaken en personele middelen. In het scorebord 2015 worden gegevens over de beschikbaarheid van ICT aangevuld en wordt grondiger onderzocht welke praktische toepassingen er kunnen worden gegeven aan elektronische hulpmiddelen. Bovendien heeft de samenwerking met de groep van contactpersonen inzake nationale rechtsstelsels nuttige kennis opgeleverd over de communicatiepraktijken van de gerechten en de concrete methoden die lidstaten gebruiken om methoden voor alternatieve geschillenbeslechting (ADR) te bevorderen. Voorts bevat het scorebord 2015 gegevens over rechtsbijstand en de verhouding tussen en mannen en vrouwen binnen het gerechtelijk apparaat.

Onafhankelijkheid van de rechterlijke macht

Het scorebord bevat gegevens over de perceptie van de onafhankelijkheid van het rechtsstelsel, zoals vastgesteld in het jaarlijkse Global Competitiveness Report van het Economisch Wereldforum. Het is van belang dat de rechter als onafhankelijk wordt gezien, omdat dit beeld van invloed kan zijn op investeringsbeslissingen. Nog belangrijker is echter dat de onafhankelijkheid van de rechter in een rechtsstelsel afdoende wordt beschermd via juridische waarborgen (structurele onafhankelijkheid). Het scorebord 2014 bood een eerste algemeen overzicht van de manier waarop de nationale rechtsstelsels zijn georganiseerd om de gerechtelijke onafhankelijkheid te beschermen in bepaalde situaties waarin die in het gedrang kan komen. Op het gebied van de structurele onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is de Commissie blijven samenwerken met de Europese justitiële netwerken, met name het Europees netwerk van de Raden voor de rechtspraak. Het scorebord 2015 bevat actuele informatie over de juridische waarborgen die vorig jaar zijn gepresenteerd alsmede een ruimer vergelijkend overzicht inzake structurele onafhankelijkheid. Daarbij gaat het met name om een vergelijking van de samenstelling en de belangrijkste bevoegdheden van de bestaande Raden voor de rechtspraak in de EU, om informatie over welke tak van het staatsbestel de criteria vaststelt voor de vaststelling van de financiële middelen voor het gerechtelijk apparaat en om deze criteria zelf.

Context van de analyse

Efficiëntie, kwaliteit en onafhankelijkheid zijn de belangrijkste parameters voor het analyseren van de efficiëntie van rechtsstelsels. De gegevens over de werklast van gerechten in lidstaten bevatten belangrijke informatie over de context waarbinnen een rechtsstelsel functioneert (bv. taken van gerechten, procesbereidheid). Ongeacht de verschillen tussen de lidstaten, moet elk rechtsstelsel binnen een redelijke termijn het hoofd kunnen bieden aan de werklast en daarbij voldoen aan de verwachtingen inzake kwaliteit en onafhankelijkheid.  

Grafiek 2: Aantal binnenkomende burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken per 100 inwoners* (eerste aanleg, 2010, 2012 en 2013) (bron: onderzoek CEPEJ)

* Deze grafiek heeft betrekking op alle litigieuze en niet-litigieuze burgerlijke en handelszaken, handhavingszaken, kadastrale zaken en bestuurszaken (litigieuze of niet-litigieuze) en andere niet-strafrechtelijke zaken. IT: de mogelijke verkeerde interpretatie van de vergelijking tussen 2010, 2012 en 2013 zou het gevolg kunnen zijn van een andere indeling van burgerrechtelijke zaken.

Grafiek 3: Aantal binnenkomende litigieuze burgerlijke en handelszaken per 100 inwoners* (eerste aanleg, 2010, 2012 en 2013) (bron: onderzoek CEPEJ)

 * Litigieuze burgerlijke zaken (en handelszaken) betreffen volgens de CEPEJ-methodologie geschillen tussen partijen, bijvoorbeeld geschillen over overeenkomsten. Daartegenover staan niet-litigieuze burgerlijke zaken (en handelszaken), die niet-contentieuze procedures betreffen, zoals onbetwiste betalingsopdrachten. Handelszaken worden in sommige landen behandeld door speciale handelsgerechten, en in andere landen door de gewone (burgerlijke) gerechten. IT: de mogelijke verkeerde interpretatie van de vergelijking tussen 2010, 2012 en 2013 zou het gevolg kunnen zijn van een andere indeling van burgerrechtelijke zaken.

              3.       Belangrijkste bevindingen van het EU-scorebord voor justitie van 2015

3.1 Doeltreffendheid van rechtsstelsels

Te laat recht doen is geen recht doen. Snelle beslissingen zijn essentieel voor ondernemingen en investeerders. Zij houden bij hun investeringsbeslissingen rekening met de mogelijkheid dat zij te maken krijgen met handels-, arbeids- of belastinggeschillen of insolventieprocedures. De efficiëntie waarmee in een rechtsstelsel van een lidstaat geschillen worden beslecht, is zeer belangrijk. Een overeenkomst inzake leveringen of diensten langs juridische weg afdwingen wordt bijvoorbeeld zeer duur naarmate het geschil langer aansleept, en wordt na zekere tijd zelfs zinloos, aangezien de kans om vergoed te worden via betalingen en boetes, afneemt.

              3.1.1 Duur van de procedure

De duur van de procedure is de tijd (in dagen) die nodig is om een zaak voor de rechter te behandelen, met andere woorden, de tijd die de rechter nodig heeft om een uitspraak te doen in eerste aanleg. De indicator "beslissingstermijn" is het aantal niet-afgehandelde zaken gedeeld door het aantal afgehandelde zaken aan het einde van een jaar, vermenigvuldigd met 365 dagen[14]. Afgezien van grafieken 13 tot en met 17 hebben alle cijfers betrekking op procedures in eerste aanleg en worden, voor zover beschikbaar, gegevens over 2010 vergeleken met gegevens over 2012 en 2013[15]. Hoewel verschillende beroepsprocedures een belangrijke invloed kunnen hebben op de duur van een procedure, zou de doeltreffendheid van een rechtsstelsel al in eerste aanleg zichtbaar moeten zijn, aangezien dit een verplichte stap is voor iedereen die zich tot de rechter wendt.

Grafiek 4: Tijd die nodig is voor de behandeling van burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken* (eerste aanleg/in dagen) (bron: onderzoek CEPEJ[16])

  * Deze grafiek heeft betrekking op alle litigieuze en niet-litigieuze burgerlijke en handelszaken, handhavingszaken, kadastrale zaken, bestuurszaken (litigieuze of niet-litigieuze) en andere niet-strafrechtelijke zaken. Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meldden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, IT, CY, LV, HU en SI) of een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE en LU).

Grafiek 5: Tijd die nodig is voor de behandeling van litigieuze burgerlijke en handelszaken* (eerste aanleg/in dagen) (bron: onderzoek CEPEJ)  

 * Litigieuze burgerlijke zaken (en handelszaken) betreffen volgens de CEPEJ-methodologie geschillen tussen partijen, bijvoorbeeld geschillen over overeenkomsten. Daartegenover staan niet-litigieuze burgerlijke zaken (en handelszaken), die niet-contentieuze procedures betreffen, zoals onbetwiste betalingsopdrachten. Handelszaken worden in sommige landen behandeld door speciale handelsgerechten, en in andere landen door de gewone (burgerlijke) gerechten. Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meldden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, IT, CY, LV, HU en SI) of een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE en LU). NL gaf een beslissingstermijn op die op meting berust, maar deze is niet berekend door de CEPEJ.

Grafiek 6: Tijd die nodig is voor de behandeling van bestuurszaken* (eerste aanleg/in dagen) (bron: onderzoek CEPEJ)

 * Bestuurszaken betreffen volgens de CEPEJ-methodologie geschillen tussen burgers en lokale, regionale of nationale autoriteiten. Bestuurszaken worden in sommige landen behandeld door speciale administratieve gerechten, en in andere landen door gewone (burgerlijke) gerechten. Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meldden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (HU) of het bestuursrechtelijke rechtsstelsel te hebben gereorganiseerd (HR) dan wel een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE en LU). In LT zouden variaties wellicht zijn toe te schrijven aan veranderingen in binnenkomende zaken.

              3.1.2 Afhandelingspercentage

Het afhandelingspercentage is de verhouding van het aantal afgehandelde zaken tot het aantal binnenkomende zaken. Het drukt uit in hoeverre gerecht gelijke tred houdt met het aantal binnenkomende zaken. De duur van de procedures hangt af van de snelheid waarmee de gerechten de zaken kunnen behandelen, het "afhandelingspercentage", en van het aantal zaken waarin nog een uitspraak moet worden gedaan, de "aanhangige zaken". Wanneer het afhandelingspercentage ongeveer 100% of meer bedraagt, betekent dit dat het rechtsstelsel ten minste evenveel zaken kan behandelen als er binnenkomen. Ligt het afhandelingspercentage onder de 100%, dan komen er meer zaken binnen dan er worden behandeld. De niet-afgehandelde zaken aan het einde van het jaar vormen dan de aanhangige zaken. Wanneer een dergelijke situatie enkele jaren aanhoudt, kan dit wijzen op een meer systematisch probleem, aangezien de oplopende achterstand de werklast van de rechterlijke instanties verder verhoogt, waardoor de procedures nog langer duren.

Grafiek 7: Afhandelingspercentage burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken (eerste aanleg/in % – waarden boven 100 % geven aan dat meer zaken worden afgehandeld dan er binnenkomen, terwijl waarden onder 100 % aangeven dat er minder zaken worden afgehandeld dan er binnenkomen) (bron: onderzoek CEPEJ)

 * Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meldden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, IT, CY, LV, HU en SI) of een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE en LU). In LT en SK zouden variaties wellicht zijn toe te schrijven aan veranderingen in binnenkomende zaken. In LV zouden bepaalde variaties wellicht zijn toe te schrijven aan externe en interne factoren, zoals nieuwe insolventieprocedures.

Grafiek 8: Afhandelingspercentage litigieuze burgerlijke en handelszaken (eerste aanleg/in %) (bron: onderzoek CEPEJ)

 * Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meldden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, IT, CY, LV, HU en SI) of een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE en LU). NL gaf een beslissingstermijn op die op meting berust, maar deze is niet berekend door de CEPEJ.

Grafiek 9: Afhandelingspercentage bestuurszaken* (eerste aanleg/in %) (bron: onderzoek CEPEJ)

 * Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meldden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (HU) of het bestuursrechtelijke rechtsstelsel te hebben gereorganiseerd (HR) dan wel een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE en LU). In LT zouden variaties wellicht zijn toe te schrijven aan veranderingen in binnenkomende zaken.

              3.1.3 Aanhangige zaken

Het aantal aanhangige zaken is het aantal zaken dat aan het eind van een periode nog niet is afgehandeld. Dit is ook van invloed op de beslissingstermijn. Derhalve zijn, om de duur van de procedures te verkorten, maatregelen nodig om het aantal aanhangige zaken te verminderen.

Grafiek 10: Aantal aanhangige burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken* (eerste aanleg/per 100 inwoners) (bron: onderzoek CEPEJ)

 * Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meldden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, IT, CY, LV, HU en SI) of een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE en LU). In LT en SK zouden variaties wellicht zijn toe te schrijven aan veranderingen in binnenkomende zaken. In DK zou de afname van het aantal aanhangige zaken wellicht het gevolg zijn van de digitalisering van het kadaster.

Grafiek 11: Aantal aanhangige litigieuze burgerlijke en handelszaken (eerste aanleg/per 100 inwoners) (bron: onderzoek CEPEJ)

 * Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meldden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, IT, CY, LV, HU en SI) of een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE en LU). In EL, LT en SK zouden variaties wellicht zijn toe te schrijven aan veranderingen in binnenkomende zaken.

Grafiek 12: Aantal aanhangige bestuurszaken (eerste aanleg/per 100 inwoners) (bron: onderzoek CEPEJ)

 * Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meldden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (HU) of het bestuursrechtelijke stelsel te hebben gereorganiseerd (HR) dan wel een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE en LU). In LT en SK zouden variaties wellicht zijn toe te schrijven aan veranderingen in binnenkomende zaken.

              3.1.4 Efficiëntie op specifieke gebieden

Als aanvulling op de algemene gegevens over burgerlijke, handels- en bestuurszaken bevat het scorebord voor 2015 informatie over de gemiddelde duur van procedures op bepaalde gebieden die van belang zijn voor het bedrijfsklimaat. De huidige systemen voor gegevensverzameling in de lidstaten verschaffen niet altijd gegevens over specifieke rechtsgebieden. Aangezien op grond van deze gegevens een scherper beeld kan worden gevormd van de efficiëntie van de rechtsstelsels in de lidstaten, is voor dit scorebord met name gekeken naar insolventie[17], mededingingsrecht, consumentenrecht, intellectuele-eigendomsrechten en openbare aanbestedingen.

Grafiek 13: Tijd die nodig is voor de behandeling van insolventiezaken* (in jaren) (bron: Wereldbank: Doing Business)

 * Termijn voor de schuldeisers om hun vorderingen te innen. De termijn loopt vanaf het moment dat de onderneming in gebreke blijft tot de betaling van een deel of het geheel van het aan de bank te betalen bedrag. Mogelijke vertragingsmanoeuvres, zoals het aantekenen van dilatoire beroepen of verzoeken om verlenging, zijn in aanmerking genomen. De gegevens zijn verkregen via enquêtes die werden voorgelegd aan lokale insolventiedeskundigen, en gecontroleerd in een studie van wet- en regelgeving en aan de hand van openbare informatie over faillissementssystemen.

De onderstaande gegevens hebben betrekking op de toepassing die de nationale gerechten geven aan het EU-recht en met name aan het consumenten- en mededingingsrecht, het Gemeenschapsmerk en de regels inzake openbare aanbestedingen[18]. Deze gegevens maken duidelijk in hoeverre de nationale gerechten op deze gebieden efficiënt te werk gaan bij het toepassen van het EU-recht. Er wordt informatie verstrekt over het gemiddelde aantal dagen dat de rechter in eerste en tweede aanleg nodig heeft om tot een uitspraak te komen in zaken die betrekking hebben op deze specifieke gebieden.

De gegevens zijn aan zeer uiteenlopende bronnen ontleend. De gemiddelde duur van zaken op het gebied van het mededingings- en het consumentenrecht van de EU is vastgesteld in samenwerking met Europese netwerken van nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van deze onderdelen van de EU-wetgeving[19]. Gegevens over het Gemeenschapsmerk zijn vergaard bij de leden van het Europees Waarnemingscentrum voor inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten, die zich hebben gebaseerd op specifieke statistieken – voor zover beschikbaar – of op representatieve steekproeven van zaken. De gegevens over openbare aanbestedingen zijn verzameld in het kader van een proefsgewijze gegevensvergaring waartoe de Europese Commissie opdracht had gegeven. Gezien de verschillen in de manier waarop de gegevens met betrekking tot deze instanties worden weergegeven, worden de lidstaten alfabetisch gerangschikt volgens hun originele taal.

Het mededingingsrecht moedigt efficiëntie en innovatie aan en zorgt voor lagere prijzen. Voor het bedrijfsklimaat is het van wezenlijk belang dat deze regels doeltreffend worden gehandhaafd. Gemiddeld duurt rechterlijke toetsing in mededingingszaken in eerste aanleg ongeveer even lang als de gemiddelde beslissingstermijn in bestuurszaken en lijkt er meer tijd mee gemoeid te zijn dan bij burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken. In bepaalde lidstaten zijn echter zaken geconstateerd waarvan de behandeling beduidend meer tijd vergt[20]. Dit verschil kan in bepaalde gevallen te wijten zijn aan de complexiteit van dit soort gespecialiseerde geschillenbeslechting. Uit de onderstaande grafiek blijkt ook dat in verscheidene lidstaten de duur van de rechterlijke toetsing in eerste en tweede aanleg aanzienlijk verschilt. In veel lidstaten is er met de behandeling van zaken in tweede aanleg vaak meer tijd gemoeid dan met de behandeling in eerste aanleg.

Grafiek 14: Tijd die nodig is om de rechterlijke toetsing van besluiten van nationale mededingingsautoriteiten op grond van de artikelen 101 en 102 VWEU te behandelen* (in dagen) (bron: proefsgewijze gegevensvergaring van de Europese Commissie in samenwerking met het Europees Concurrentienetwerk)

* Er werden in deze periode geen gevallen geconstateerd in BG, EE, IE, HR, CY, LU, MT en NL. De berekening van de gemiddelde duur vond plaats op basis van een proefsgewijze gegevensvergaring waarbij alle zaken zijn geïnventariseerd waarin beroep werd aangetekend tegen besluiten van nationale mededingingsautoriteiten op grond van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en waarin tussen 2012 en 2013 rechterlijke beslissingen ten gronde werden gegeven. De cijfers betreffen de eerste en tweede aanleg. Voor dit scenario van rechterlijke toetsing kent AT geen tweede aanleg en in SI bestaat deze mogelijkheid pas sinds augustus 2013.

Voor echte consumentenbescherming moeten de gerechten die recht wijzen inzake de toepassing van regelgeving inzake consumentenbescherming, doeltreffend te werk gaan. Het scorebord 2015 geeft weer hoeveel tijd er in de lidstaten gemoeid is met de behandeling van een beroep tegen een besluit van mededingingsautoriteiten op grond van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, de richtlijn oneerlijke bedingen en de richtlijn verkoop van en garanties voor consumptiegoederen. Hoewel de gemiddelde behandelingstermijn voor de rechterlijke toetsing van consumentenzaken in eerste aanleg langer is dan de gemiddelde termijn voor burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken, is het verschil over het algemeen kleiner dan bij mededingingszaken.

Grafiek 15: Tijd die nodig is om beroepen tegen beslissingen van autoriteiten voor consumentenbescherming te behandelen (in dagen) (bron: proefsgewijze gegevensvergaring van de Europese Commissie in samenwerking met het Europees Concurrentienetwerk)

 * Het scenario waarop dit cijfer betrekking heeft, is niet van toepassing op BE, LU, AT, FI, SE en UK, aangezien bepaalde autoriteiten voor consumentenbescherming niet bevoegd zijn een inbreuk op deze regels vast te stellen. In DE, IE en MT waren er in deze periode geen relevante zaken. In FR wordt zelden beroep ingesteld. De gemiddelde duur is berekend op basis van steekproeven van zaken waarin een beslissing waarbij een autoriteit voor consumentenbescherming toepassing geeft aan de richtlijn oneerlijke bedingen, de richtlijn verkoop op afstand, de richtlijn verkoop van en garanties voor consumptiegoederen, de richtlijn oneerlijke handelspraktijken of de nationale uitvoeringsbepalingen van deze richtlijnen, rechterlijk is getoetst en waarin tussen 2012 en 2013 een beslissing werd gegeven. De omvang van de steekproeven verschilt per lidstaat[21].

Groei in meer innoverende sectoren, met name die welke steunen op immateriële activa zoals intellectuele-eigendomsrechten, is afhankelijk van een goed werkend rechtshandhavingssysteem[22]. Derhalve bevat het scorebord dit jaar specifieke gegevens over de tijd die nationale rechters gemiddeld in eerste en tweede aanleg nodig hebben voor zaken die betrekking hebben op  inbreuk op een Gemeenschapsmerk. Op een aantal uitzonderingen na wijken deze termijnen minder af van de gemiddelde duur van burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken dan in de twee soorten zaken die hierboven worden beschreven.

Grafiek 16: Tijd die nodig is om zaken te behandelen die betrekking hebben op inbreuk op een Gemeenschapsmerk* (in dagen) (bron: proefsgewijze gegevensvergaring van de Europese Commissie in samenwerking met het Europees Waarnemingscentrum voor inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten)

* In HR zijn geen zaken geconstateerd. De duur is berekend op basis van steekproeven van zaken die betrekking hadden op inbreuken op het Gemeenschapsmerk en waarin in 2012 en 2013 beslissingen werden gegeven. De zaken uit de steekproef zijn verzameld door leden van het Europees Waarnemingscentrum voor inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten[23]. Waar er statistieken over de duur van deze zaken beschikbaar waren, is geen gebruik gemaakt van steekproeven van zaken.

Ten slotte zijn er voor het scorebord ook gegevens verzameld over de tijd die gemoeid is met de behandeling van zaken die met overheidsopdrachten verband houden. De regels inzake overheidsopdrachten waarborgen dat overheidsopdrachten op een open, billijke en transparante manier worden gegund. De onderstaande tabel bevat gegevens over de rechterlijke toetsing in eerste, tweede en derde aanleg in zaken waarin de nationale rechter een besluit neemt naar aanleiding van een beroep dat is aangetekend vóórdat de overeenkomst wordt gesloten. De verstrekte gegevens hebben betrekking op de jaren 2009-2012. De grafiek wijst uit dat wanneer buitengerechtelijke instanties een besluit nemen in eerste aanleg (een mogelijkheid waarin de richtlijn betreffende beroepsmogelijkheden in verband met overheidsopdrachten voorziet), de betrokken procedures in de regel minder lang duren dan die van rechterlijke organen. Hoewel beroep in eerste aanleg goed lijkt te werken, is er met de latere beroepsmogelijkheden meer tijd gemoeid.

Grafiek 17: Tijd die nodig is om zaken te behandelen waarbij regels inzake overheidsopdrachten worden toegepast* (in dagen) (bron: proefonderzoek[24])

* De gemiddelde duur is berekend op basis van steekproeven van zaken die betrekking hadden op beroepsmogelijkheden waarin de richtlijn betreffende beroepsmogelijkheden in verband met overheidsopdrachten voorziet en waarin in 2009 en 2012 beslissingen werden gegeven. In de lidstaten waar over een beroep in eerste aanleg wordt beslist door een buitengerechtelijk orgaan (BG, CZ, DK, EE, ES, CY, LV, HU, MT, AT tot 2014, PL, RO, SI en SK), zijn de gegevens over dit orgaan weergegeven in wit. Het onderzoek had geen betrekking op HR, dat in juli 2013 tot de EU is toegetreden[25]. De gemiddelde duur kon niet worden vastgesteld voor de eerste aanleg in ES en PT en evenmin voor de tweede aanleg in IE en MT.

Voor het scorebord 2015 is initieel onderzoek[26] verricht om een beeld te krijgen van de tenuitvoerlegging en de tijd die verstrijkt voordat aan een vordering voldaan is. Aangezien de bronnen met vergelijkbare gegevens over de duur van de tenuitvoerlegging bijzonder schaars zijn, is een passende methode ontwikkeld. Dit heeft een aanpak opgeleverd die gericht is op het verzamelen van een representatieve steekproef van gegevens over het tijdsverloop tussen het moment dat een definitieve rechterlijke beslissing wordt gegeven, het moment waarop de bankrekening van de verweerder wordt geblokkeerd en het moment waarop de geblokkeerde middelen daadwerkelijk worden ingevorderd. Er is op verschillende geografische plaatsen uitgebreid contact geweest met betrokken partijen, zoals rechters en deurwaarders, teneinde de geschiktheid van de gebruikte onderzoeksmethode te staven. De gegevens zijn schaars, maar er is wel enige informatie verstrekt over de duur van de procedures van tenuitvoerlegging. Zo wijst het onderzoek uit dat er in Italië 136 dagen verstrijken tussen de definitieve rechterlijke beslissing en de invordering van de activa; daarbij inbegrepen zijn 23 dagen tussen de rechterlijke beslissing en het blokkeren van de bankrekening. Uit de gegevens over Finland blijkt dat de bankrekening gemiddeld 21 dagen na de rechterlijke beslissing wordt geblokkeerd.

Conclusies over de doeltreffendheid van rechtsstelsels · De derde editie van het EU-scorebord voor justitie beoogt mogelijke trends in kaart te brengen[27]. Daarbij is een voorzichtige en genuanceerde aanpak geboden. Het beeld hangt sterk af van de betrokken lidstaat en indicator[28]. Ook zijn gegevens niet altijd beschikbaar voor alle lidstaten en voor de drie onderzochte jaren. Het kost tijd voordat hervormingen op justitiegebied vrucht afwerpen. Aangezien het scorebord regelmatig wordt opgesteld, zal duidelijk worden welke vooruitgang er is geboekt. · Voor de lidstaten waarvoor gegevens beschikbaar zijn, kan wat betreft de efficiëntie van de justitiële stelsels over het algemeen enige verbetering worden geconstateerd. Gedurende de onderzochte jaren[29] lijken er meer lidstaten een positieve dan een negatieve trend te vertonen waar het gaat om de beslissingstermijn en het afhandelingspercentage voor litigieuze burgerlijke en handelszaken en bestuurszaken. Voor aanhangige zaken kan er geen duidelijke gemeenschappelijke trend in enige richting worden onderscheiden, uitgezonderd een gestage afname van het aantal aanhangige burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken. · Bij de lidstaten met specifieke problemen lijken de meeste trends positief te zijn, een enkele uitzondering daargelaten. In bepaalde lidstaten die aan ambitieuze hervormingen werken[30], zijn er positieve tekenen die de betrokken landen zouden moeten inspireren om vastberaden door te gaan op de ingeslagen weg. · De voorbeelden van proefsgewijze gegevensvergaring lijken erop te wijzen dat de prestaties van gerechten variëren naargelang van het betrokken rechtsgebied. Zo kan op bepaalde gebieden waar nationale rechters als rechter van de Unie optreden, zoals mededingingsrecht en consumentenbeschermingsrecht, met het beslechten van een geschil meer tijd gemoeid zijn dan op het bredere gebied van burgerlijke, handels- en bestuurszaken. Daarentegen behandelen lidstaten zaken op het gebied van overheidsopdrachten binnen kortere termijnen. · Deze gegevens over specifieke rechtsgebieden duiden ook op verschillen tussen de behandeling in eerste en tweede aanleg. Wat de duur van de procedures betreft kan er binnen de EU echter geen gemeenschappelijke trend voor eerste en tweede aanleg worden geïdentificeerd.

[1]     In 2014 bevatten de economische aanpassingsprogramma’s in EL, PT (beëindigd in juni 2014) en CY voorwaarden inzake justitiële hervormingen.

[2]     Mededeling van de Commissie, Jaarlijkse groeianalyse 2015, COM(2014) 902 final.

[3]     De gegevens zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake rechtsstelsels.

[4]     Aanbeveling van de Raad van 8 juli 2014 over het nationale hervormingsprogramma 2014 van Bulgarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2014 van Bulgarije (2014/C 247/02);  Aanbeveling van de Raad van 8 juli 2014 over het nationale hervormingsprogramma 2014 van Kroatië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2014 van Kroatië (2014/C 247/10); Aanbeveling van de Raad van 8 juli 2014 over het nationale hervormingsprogramma 2014 van Ierland en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2014 van Ierland (2014/C 247/07); Aanbeveling van de Raad van 8 juli 2014 over het nationale hervormingsprogramma 2014 van Italië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2014 van Italië (2014/C 247/11); Aanbeveling van de Raad van 8 juli 2014 over het nationale hervormingsprogramma 2014 van Letland en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2014 van Letland (2014/C 247/12); Aanbeveling van de Raad van 8 juli 2014 over het nationale hervormingsprogramma 2014 van Malta en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2014 van Malta (2014/C 247/16); Aanbeveling van de Raad van 8 juli 2014 over het nationale hervormingsprogramma 2014 van Polen en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2014 van Polen (2014/C 247/19); Aanbeveling van de Raad van 8 juli 2014 over het nationale hervormingsprogramma 2014 van Portugal en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2014 van Portugal (2014/C 247/20); Aanbeveling van de Raad van 8 juli 2014 over het nationale hervormingsprogramma 2014 van Roemenië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2014 van Roemenië (2014/C 247/21); Aanbeveling van de Raad van 8 juli 2014 over het nationale hervormingsprogramma 2014 van Slowakije en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2014 van Slowakije (2014/C 247/23); Aanbeveling van de Raad van 8 juli 2014 over het nationale hervormingsprogramma 2014 van Slovenië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2014 van Slovenië (2014/C 247/22); Aanbeveling van de Raad van 8 juli 2014 over het nationale hervormingsprogramma 2014 van Spanje en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2014 van Spanje (2014/C 247/08).

[5]     BG, ES, HU, IT, LV, MT, PL, RO, SI en SK.

[6]     BG, IT, LV, PL, SI, SK.

[7]     In 2013 heeft de Commissie een groep van contactpersonen inzake nationale justitiële stelsels opgezet met het oog op de voorbereiding van het EU-scorebord voor justitie en ter bevordering van het uitwisselen van beste praktijken die de rechtsstelsels doeltreffender maken. Hiertoe is de lidstaten gevraagd om twee contactpersonen aan te wijzen: één voor het gerechtelijk apparaat en een voor het ministerie van Justitie. In 2014 en 2015 is deze informele groep geregeld bijeengekomen. Eén lidstaat heeft nog geen contactpersonen aangewezen en vier hebben wel iemand bij het ministerie van Justitie aangewezen, maar nog niet bij het gerechtelijk apparaat.

[8]     AT, BE, DE, IE, EL, HR, IT, LT, NL, PT en RO hebben binnen deze groep presentaties gewijd aan bepaalde aspecten van hun rechtsstelsel.

[9]     Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013).

[10]    De redenen voor landspecifieke aanbevelingen worden door de Commissie uiteengezet in werkdocumenten van de diensten van de Commissie, die te vinden zijn op: http://ec.europa.eu/europe2020/making-it-happen/country-specific-recommendations/index_nl.htm.

[11]    Beschikbaar op: http://ec.europa.eu/justice/effective-justice/index_en.htm

[12]    Om de twee jaar verzamelt de CEPEJ gegevens over de 47 lidstaten van de Raad van Europa (het laatste algemeen verslag van de CEPEJ werd in 2014 uitgebracht en betrof 2012). Op drie lidstaten na hebben alle de CEPEJ-vragenlijst voor het scorebord ingevuld.

[13]    Zie voor de economische impact van efficiënte rechtsstelsels het EU-scorebord voor justitie 2014, deel 'De doeltreffendheid van nationale rechtsstelsels als een structurele component van groei'; zie ook "The Economic Impact of Civil Justice Reforms", Europese Commissie, Economic Papers 530, september 2014. 

[14]    De duur van de procedure, het afhandelingspercentage en het aantal aanhangige zaken zijn standaard-indicatoren die door de CEPEJ zijn gedefinieerd. http://www.coe.int/t/dghl/cooperation/cepej/evaluation/default_en.asp

[15]    De gegevens bevatten aanpassingen die de CEPEJ heeft aangebracht na de publicatie van haar onderzoek van 2013, die aan de Commissie zijn toegezonden.

[16]    Onderzoek inzake het functioneren van rechtsstelsels in de EU-lidstaten (2015), verricht voor de Commissie door het secretariaat van de CEPEJ. Beschikbaar op: http://ec.europa.eu/justice/effective-justice/index_nl.htm

[17]    Zie ook Bankruptcy and second chance for honest bankrupt entrepreneurs, een onderzoek verricht in opdracht van directoraat-generaal Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf, beschikbaar op: http://ec.europa.eu/enterprise/newsroom/cf/itemdetail.cfm?item_id=7962&lang=en

[18]    De specifieke aard van de onderzochte situaties verklaart waarom het niet altijd mogelijk is gebleken om alle EU-lidstaten in de grafieken op te nemen, aangezien over bepaalde soorten zaken in een aantal lidstaten geen informatie kon worden verzameld.

[19]    In de gevallen van rechterlijke toetsing waarover gegevens zijn verzameld, waren deze instanties partij in de procedure.

[20]    Het aantal relevante gevallen van rechterlijke toetsing verschilt per lidstaat. In sommige gevallen (BE, CZ, DK, IT, PL en SK) is het aantal relevante zaken zo beperkt, dat het gemiddelde door één bijzonder langdurige zaak aanzienlijk kan oplopen. In ES wordt bij het berekenen van de duur van zaken in tweede aanleg ook rekening gehouden met hogere voorzieningen wegens schending van een grondrecht, waarvan de behandeling doorgaans minder tijd in beslag neemt.

[21]    Over het algemeen hebben de gegevens geen betrekking op financiële diensten en producten. In CZ zijn gegevens verzameld bij de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de richtlijn oneerlijke handelspraktijken. In DK, EE, FR, HR, NL, SI en SK is het aantal relevante zaken zo beperkt, dat het gemiddelde door één bijzonder langdurige zaak aanzienlijk kan oplopen. Voor ES betreffen de gegevens niet alle autonome gemeenschappen. De gegevens van IT, PL en RO zijn gebaseerd op een raming van de autoriteit voor consumentenbescherming.

[22]    Zie bijvoorbeeld "What makes civil justice effective?”, beleidsnota's van de Afdeling economische zaken van de OESO, nr. 18 juni 2013 en "The Economics of Civil Justice: New Cross-Country Data and Empirics", werkdocument nr. 1060 van de Afdeling economische zaken van de OESO.

[23]    De omvang van de steekproeven verschilt per lidstaat. De statistische gegevens voor DK hebben ook betrekking op zaken waarin de zee- en handelsrechtbank toepassing geeft aan het nationale merkenrecht. DE heeft geen specifieke statistieken over zaken betreffende het Gemeenschapsmerk, aangezien de statistieken worden verzameld over alle zaken die betrekking hebben op industriële eigendom. De verstrekte cijfers berusten op ramingen van gerechten. In SK wordt onder "tweede aanleg" voor 2012 het hooggerechtshof verstaan en voor 2013 de zaken die zijn gehoord voor de districtsrechtbank van Bratislava. In bepaalde lidstaten (EE, LT, LU, HU, FI en in SI voor tweede aanleg) is het aantal relevante zaken beperkt. In IE was er in deze periode slechts één relevante zaak.

[24]    Economic efficiency and legal effectiveness of review and remedies procedures for public contracts, onderzoek door Europe Economics in opdracht van DG Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf, beschikbaar op: http://ec.europa.eu/growth/single-market/public-procurement/modernising-rules/evaluation/index_en.htm

[25]    Voor HR zijn gegevens beschikbaar op de webpagina van de Kroatische staatscommissie voor toezicht op overheidsopdrachten (in de jaarverslagen).

[26]    Case study on the functioning of enforcement proceedings relating to judicial decision in Member States, Matrix, onderzoek in opdracht van de Europese Commissie (DG Justitie en Consumentenzaken), beschikbaar op http://ec.europa.eu/justice/effective-justice/index_nl.htm

[27]    Uit de drie scoreborden kunnen heel verschillende trends worden afgeleid. Zo kunnen veranderingen in de duur van procedures uiteenlopen van 10 dagen (of minder) tot 100 dagen (of meer).

[28]    Zie voor meer details over de variaties met name de landenfiches in het

onderzoek inzake het functioneren van rechtsstelsels in de EU-lidstaten (2015), verricht voor de Commissie door het secretariaat van de CEPEJ.

[29]    Nl. 2010, 2012 en 2013.

[30]    Bv. EL.

3.2 Kwaliteit van rechtsstelsels

Kwalitatief hoogwaardige instellingen, met inbegrip van de nationale rechtsstelsels, zijn een bepalende factor voor economische prestaties. Een doeltreffende rechtsbedeling vergt kwaliteit in de hele justitieketen. Een gebrek aan kwaliteitsvolle rechterlijke beslissingen kan leiden tot een toename van de bedrijfsrisico’s voor grote ondernemingen en kmo’s en de keuzes van de consument beïnvloeden.

Alle lidstaten nemen thans maatregelen ter ondersteuning van de kwaliteit van hun rechtsstelsel. Er bestaat geen algemeen aanvaard systeem om de kwaliteit van een rechtsstelsel te meten. Het scoreboard maakt daarom gebruik van een aantal parameters die over het algemeen als relevant worden aangemerkt[31], waarmee kan worden bijgedragen tot een betere kwaliteit van de rechtspleging.

              3.2.1 Instrumenten voor monitoring, evaluatie en enquête ter ondersteuning van de kwaliteit van rechtsstelsels

Instrumenten zoals het monitoren en evalueren van de activiteiten van de rechterlijke instanties bevorderen de voorspelbaarheid en snelheid van de rechterlijke beslissingen en de goede werking van de gerechten[32]. Deze instrumenten kunnen bestaan in het toezien op de dagelijkse activiteiten van de gerechten door het verzamelen van gegevens. Ook een meer prospectieve evaluatie van het gerechtelijke stelsel is mogelijk, bijvoorbeeld door kwaliteitsindicatoren te gebruiken of kwaliteitsnormen te ontwikkelen voor het hele justitiële stelsel. Ook enquêtes bij beoefenaars van juridische beroepen die in de gerechten werkzaam zijn en/of de gebruikers van de gerechten kunnen relevante informatie bieden voor verbetering van de kwaliteit van het rechtsstelsel.

Grafiek 18: Beschikbaarheid van monitoring van activiteiten van de gerechten in 2013* (bron: CEPEJ-studie[33])

* Monitoringsystemen beoordelen de dagelijkse activiteiten van de gerechten, met name door het verzamelen van gegevens en statistische analyse. Voor FR worden de verschillen met de vorige Scorebordeditie veroorzaakt door de correctie van gegevens die voor beide jaren stabiel zijn. De gegevens voor ES en PL betreffen het jaar 2012.

Grafiek 19: Beschikbaarheid van evaluatie van activiteiten van de gerechten in 2013* (bron: CEPEJ-studie)

* Het evaluatiesysteem heeft betrekking op de prestaties van de gerechten en maakt doorgaans gebruik van indicatoren en streefcijfers. Ook hanteren sommige lidstaten een kwaliteitsbeleid en kwaliteitsnormen voor het gehele justitiële stelsel. In RO wordt regelmatig gebruikgemaakt van prestatie-indicatoren voor de activiteiten van de gerechten. Voor alle overige lidstaten zijn de resultaten dezelfde als de voor 2012 verzamelde gegevens. De gegevens voor ES en PL betreffen het jaar 2012.

Grafiek 20: Enquêtes uitgevoerd bij gebruikers van de gerechten en beoefenaars van juridische beroepen in 2013* (bron: CEPEJ-studie)

* Voor NL wordt gemeld dat het aantal enquêtes bij openbare aanklagers is verminderd. Het aantal enquêtes bij advocaten, partijen en andere gebruikers van de gerechten is volgens de meldingen gestegen in respectievelijk HU en LT. Voor alle overige lidstaten zijn de resultaten dezelfde als de voor 2012 verzamelde gegevens. De gegevens voor EL, ES en PL betreffen het jaar 2012.

              3.2.2 Informatie- en communicatietechnologiesystemen dragen bij tot een kortere duur van de procedures en een betere toegang tot justitie

ICT-systemen voor de registratie en het beheer van zaken zijn onmisbare instrumenten voor de gerechten om een effectief timemanagement te garanderen, aangezien met behulp van deze systemen de gerechten zaken sneller kunnen behandelen en de procedures daardoor minder lang duren. ICT-systemen voor de communicatie tussen rechterlijke instanties en partijen (bv. elektronisch indienen van vorderingen) kunnen bijdragen tot het wegwerken van de achterstand en de kosten voor de burgers en ondernemingen helpen verlagen door de toegang tot justitie te vergemakkelijken. Ook voor de grensoverschrijdende samenwerking tussen justitiële autoriteiten spelen ICT-systemen een steeds belangrijkere rol. Ze vergemakkelijken op deze manier de tenuitvoerlegging van EU-wetgeving.

Grafiek 21: ICT-systemen voor de registratie en het beheer van zaken* (gewogen indicator, min=0, max=4) (bron: CEPEJ-studie)

* Samengestelde indicator op basis van een aantal ICT-indicatoren (zaakregistratiesysteem, zaakmanagementsysteem, informatiesysteem voor gerechtelijk management, financieel informatiesysteem, videoconferentiesysteem) die de beschikbaarheid van deze systemen meten met een score van 0 tot 4 (0 = beschikbaar in 0% van de rechterlijke instanties; 4 = beschikbaar in 100% van de rechterlijke instanties).

Grafiek 22: Elektronische communicatie tussen gerechten en partijen* (gewogen indicator, min=0, max=4) (bron: CEPEJ-studie)

Samengestelde indicator op basis van een aantal ICT-indicatoren (elektronische webformulieren, website, onlinefollow-up van zaken, elektronische registers, elektronische verwerking van geringe vorderingen, elektronische verwerking van onbetwiste schuldvorderingen, elektronische indiening van vorderingen, videoconferentiesysteem, andere faciliteiten voor elektronische communicatie) die de beschikbaarheid van deze systemen meten met een score van 0 tot 4 (0 = beschikbaar in 0% van de rechterlijke instanties; 4 = beschikbaar in 100% van de rechterlijke instanties).

Grafiek 23: Elektronische verwerking van onbetwiste schuldvorderingen (0 = beschikbaar in 0% van de gerechten; 4 = beschikbaar in 100% van de gerechten) (bron: CEPEJ-studie)

Grafiek 24: Elektronische indiening van vorderingen (0 = beschikbaar in 0% van de gerechten; 4 = beschikbaar in 100% van de gerechten) (bron: CEPEJ-studie)

Een doeltreffende procedure voor geringe vorderingen op nationaal of Europees niveau is essentieel om burgers betere toegang tot justitie te bieden en de uitoefening van hun consumentenrechten te vergemakkelijken. Door de groei van de grensoverschrijdende elektronische handel neemt ook het belang van grensoverschrijdende procedures voor geringe vorderingen online toe. Als een van haar beleidsdoelen wil de Europese Commissie de procedures voor geringe vorderingen vereenvoudigen en verkorten door betere communicatie tussen de gerechtelijke autoriteiten en slimmer gebruik van ICT. Uiteindelijk moet dit leiden tot minder administratieve lasten voor alle groepen gebruikers: gerechten, justitiële actoren en eindgebruikers.

In het elfde benchmarkverslag over e-overheid[34], dat in opdracht van de Europese Commissie is opgesteld, wordt voor het eerst de kwaliteit gemeten van de onlineprocedures voor geringe vorderingen in de EU-lidstaten. De procedures voor geringe vorderingen werden door de onderzoekers getest met behulp van mysteryshoppers[35]. De bedoeling was om na te gaan of de voorzieningen voor online overheidsdiensten georganiseerd zijn met de behoeften van de gebruikers voor ogen. Elke onderzoeker gedroeg zich als een normale burger, en zijn of haar “reis” was in de tijd beperkt: elke mysteryshopper had één dag de tijd om een bepaalde “levensgebeurtenis” te beoordelen. Wanneer een bepaalde voorziening niet binnen die tijd werd gevonden, werd dat als negatief beoordeeld. Een negatieve respons betekent dus niet per se dat de desbetreffende voorziening niet online beschikbaar is, maar het betekent wel dat die voorziening niet op intuïtieve wijze zonder al te veel klikken te vinden is, en dat gewone burgers of ondernemers de voorziening dus waarschijnlijk ook niet hadden gebruikt of gevonden.

Grafiek 25: Benchmarking van onlineprocedures voor geringe vorderingen (maximaal 100 punten voor elke categorie, in totaal maximaal 700 punten) (bron: Delivering on the European Advantage? ‘How European governments can and should benefit from innovative public services’ – studie in opdracht van de Europese Commissie (directoraat-generaal Communicatienetwerken, inhoud en technologie[36])

              3.2.3 Communicatiebeleid van de gerechten

Communicatie door de gerechten is essentieel om burgers en bedrijven te helpen weloverwogen besluiten te nemen over (gerechtelijke of buitengerechtelijke) redresmogelijkheden en bij te dragen tot het noodzakelijke vertrouwen in het rechtsstelsel. Bij de verslaggeving over rechtszaken spelen de media een cruciale rol. Door te streven naar beter contact tussen de gerechten en de media kan de rechterlijke macht het publiek beter informeren over de gerechtelijke werkzaamheden (omvang, beperkingen en complexiteit) en bijdragen tot de kwaliteit van de verslaggeving (vermijden van feitelijke onjuistheden).

Op aandringen van de Commissie wisselen de lidstaten sinds vorig jaar informatie uit over beleid en praktijk op het gebied van de gerechtelijke communicatie. Daaruit bleek dat een beter beeld van de praktijk op dit terrein noodzakelijk is. Als vervolgmaatregel heeft de Commissie samen met de lidstaten de huidige praktijk in kaart gebracht[37], wat de belangrijkste elementen van een doeltreffend communicatiebeleid voor de gerechten betreft[38]. Het gaat onder meer om de beschikbaarheid van informatie voor het algemene publiek, de wijze waarop de gerechten de betrekkingen met de pers en de media regelen, de opleiding die rechters wordt geboden voor de communicatie met de partijen en met de pers, en de beschikbaarheid online van gerechtelijke uitspraken en de werkwijze op dit gebied (op alle niveaus van het gerechtelijk apparaat).

Grafiek 26: Beschikbaarheid online van informatie over het justitiële stelsel voor het algemene publiek (bron: Europese Commissie[39])

* Voor elk van de categorieën in het schema kan 1 punt worden toegekend. DE heeft als federale staat gedecentraliseerde structuren. De deelstaten bepalen zelf welke informatie zij online verstrekken en houden die informatie dus ook zelf bij. Hetzelfde geldt op federaal niveau.

Grafiek 27: Betrekkingen tussen de gerechten en de pers/media* (bron: Europese Commissie[40])

* Voor elke instantie (eerste, tweede en derde aanleg) kunnen twee punten worden toegekend indien er een persfunctionaris of een “persrechter” is voor zowel burgerlijke en handelszaken als bestuurszaken. Als slechts één van deze groepen zaken (d.w.z. burgerlijke en handelszaken of bestuurszaken) is vertegenwoordigd, wordt één punt toegekend. Is er een persfunctionaris voor sommige gerechten, dan wordt een half punt per instantie (eerste, tweede en derde aanleg) toegekend. In IE beschikt de Courts Service over een adviseur voor mediabetrekkingen die persberichten opstelt en publiceert.

Grafiek 28: Beschikbaarheid van opleiding voor rechters inzake de communicatie met de partijen en met de pers* (bron: Europese Commissie[41])

* Voor elk van de categorieën in het schema kan één punt worden toegekend.

Grafiek 29: Onlinetoegang tot rechterlijke uitspraken* (burgerlijke en handelszaken, alle instanties) (bron: Europese Commissie[42])

* Voor de vermeldingen “Rechterlijke uitspraken zijn online beschikbaar”, “Gegevens in de database worden ten minste eenmaal per maand bijgewerkt” en “Gepubliceerde rechterlijke uitspraken zijn gratis te raadplegen” worden drie punten toegekend wanneer de vermelding voor elke instantie geldt (eerste, tweede en derde aanleg). Als de vermelding slechts voor een bepaalde aanleg geldt, worden een of twee punten toegekend. Als de vermelding slechts voor een beperkt aantal gerechten geldt, wordt een half punt toegekend. Voor de vermelding “Belanghebbenden (rechters, advocaten, andere rechtsbeoefenaars, het publiek) hebben toegang tot de database” wordt 1 punt toegekend als deze geldt voor elke categorie belanghebbenden. Als het algemene publiek geen toegang heeft, wordt 0,25 punt toegekend voor elke categorie belanghebbenden die wel toegang heeft.

Grafiek 30: Onlinetoegang tot rechterlijke uitspraken* (bestuurszaken, alle instanties) (bron: Europese Commissie[43])

* Voor de vermeldingen “Rechterlijke uitspraken zijn online beschikbaar”, “Gegevens in de database worden ten minste eenmaal per maand bijgewerkt” en “Gepubliceerde rechterlijke uitspraken zijn gratis te raadplegen” worden drie punten toegekend wanneer de vermelding voor elke instantie geldt (eerste, tweede en derde aanleg). Als de vermelding slechts voor een bepaalde aanleg geldt, worden een of twee punten toegekend. Als de vermelding slechts voor een beperkt aantal gerechten geldt, wordt een half punt toegekend. Voor de vermelding “Belanghebbenden (rechters, advocaten, andere rechtsbeoefenaars, het publiek) hebben toegang tot de database” wordt 1 punt toegekend als deze geldt voor elke categorie belanghebbenden. Als het algemene publiek geen toegang heeft, wordt 0,25 punt toegekend voor elke categorie belanghebbenden die wel toegang heeft. In IE is de website van de Courts Service het officiële platform voor de publicatie van alle uitspraken van alle gerechten die burgerlijke en handelszaken behandelen. Er geen speciale categorie voor bestuurszaken.

Grafiek 31: Praktijken betreffende de onlinepublicatie van rechterlijke uitspraken* (burgerlijke en handelszaken, alle instanties) (bron: Europese Commissie[44])

* Voor de vermeldingen “De publicatie van rechterlijke uitspraken gebeurt op basis van selectiecriteria” “Rechterlijke uitspraken worden aangeduid met een ECLI-identificatiecode (of dat is gepland)”, “Rechterlijke uitspraken worden voorzien van sleutelwoorden” en “Rechterlijke uitspraken worden geanonimiseerd” worden drie punten toegekend wanneer de vermelding voor elke instantie geldt (eerste, tweede en derde aanleg). Als de vermelding slechts voor een bepaalde aanleg geldt, worden een of twee punten toegekend. In Malta is het gerecht van tweede aanleg het hoogste gerecht.

Grafiek 32: Praktijken betreffende de onlinepublicatie van rechterlijke uitspraken* (bestuurszaken, alle instanties) (bron: Europese Commissie[45])

* Voor de vermeldingen “De publicatie van rechterlijke uitspraken gebeurt op basis van selectiecriteria” “Rechterlijke uitspraken worden aangeduid met een ECLI-identificatiecode (of dat is gepland)”, “Rechterlijke uitspraken worden voorzien van sleutelwoorden” en “Rechterlijke uitspraken worden geanonimiseerd” worden drie punten toegekend wanneer de vermelding voor elke instantie geldt (eerste, tweede en derde aanleg). Als de vermelding slechts voor een bepaalde aanleg geldt, worden een of twee punten toegekend. In Malta is het gerecht van tweede aanleg het hoogste gerecht. In IE is de website van de Courts Service het officiële platform voor de publicatie van alle uitspraken van alle gerechten die burgerlijke en handelszaken behandelen. Er geen speciale categorie voor bestuurszaken.

              3.2.4 Alternatieve geschillenbeslechting draagt bij tot vermindering van de werklast van de gerechten

Onder alternatieve geschillenbeslechting vallen alle methoden om geschillen bij te leggen, andere dan rechtszaken. Mediation, bemiddeling en arbitrage zijn de meest voorkomende vormen ervan. Vergeleken met de gemiddelde rechtszaak komen de partijen eerder tot een vergelijk en wordt een meer harmonieuze cultuur bevorderd waarin er geen winnaars of verliezers zijn. Alternatieve geschillenbeslechting kan tot doeltreffender justitie leiden en uiteindelijk tot een investeringsvriendelijk klimaat en economische groei. Alle lidstaten die gegevens hebben verstrekt, meldden dat ten minste drie methoden voor alternatieve geschillenbeslechting beschikbaar waren. In de meeste lidstaten waren vier methoden beschikbaar: justitiële en niet-justitiële mediation, bemiddeling en arbitrage. Ondanks het bestaan van allerlei methoden om geschillen zonder tussenkomst van de rechter te beslechten, worden deze methoden in de meeste lidstaten nog te weinig gebruikt (zie grafiek 35). Het scorebord geeft gegevens over de activiteiten die de lidstaten in de publieke sector ondernemen om deze methoden te promoten en het gebruik ervan te stimuleren. Bij promotie gaat het om vrijwillige maatregelen, maar stimuleringsmaatregelen zijn bij wet of decreet vastgelegd en derhalve verplicht. De grafieken 33 en 34 zijn gebaseerd op de antwoorden op een vragenlijst die aan de contactpersonen van de lidstaten was gestuurd. Grafiek 35 is gebaseerd op een Eurobarometerenquête. De grafiek geeft de antwoorden weer van de ondernemingen die aangaven gedurende de afgelopen twaalf maanden via allerlei kanalen klachten van consumenten te hebben ontvangen.

Grafiek 33: Bevordering van alternatieve geschillenbeslechting in de publieke sector* (bron: Europese Commissie[46])

* Geaggregeerde indicator op basis van de volgende criteria: 1) websites met informatie over alternatieve geschillenbeslechting, 2) voorlichtingscampagnes in de media, 3) brochures voor het algemene publiek, 4) specifieke voorlichtingsbijeenkomsten over alternatieve geschillenbeslechting die op verzoek worden georganiseerd, 5) evaluaties van het gebruik van alternatieve geschillenbeslechting, 7) statistieken over het gebruik van alternatieve geschillenbeslechting en 8) overige bronnen. Voor elk promotiemiddel in de vragenlijst wordt één punt toegekend. Voor bepaalde lidstaten kunnen aanvullende activiteiten worden ondernomen (DE).

Grafiek 34: Maatregelen om alternatieve geschillenbeslechting te stimuleren* (bron: Europese Commissie[47])

 

* Geaggregeerde indicator op basis van de volgende criteria: 1) rechtsbijstand dekt (geheel of ten dele) de kosten van alternatieve geschillenbeslechting, 2) volledige of gedeeltelijke terugbetaling van gerechtskosten, m.i.v. zegelrecht, als de alternatieve geschillenbeslechting succes heeft, 3) voor de alternatieve geschillenbeslechtingsprocedure is geen advocaat vereist, 4) de rechter kan als mediator optreden, 5) bij de gerechten is een coördinator voor alternatieve geschillenbeslechting/mediation aanwezig, 6) overig. Voor elk stimuleringsmiddel in de vragenlijst wordt één punt toegekend. Bepaalde lidstaten noemen een aanvullende methode om het gebruik van alternatieve geschillenbeslechting te vergemakkelijken (IE). In CZ kan de rechter, indien de omstandigheden dat toelaten, een gerechtelijke schikking initiëren en trachten een compromis tot stand te brengen.

Grafiek 35: Klachten van consumenten die via diverse kanalen door ondernemingen zijn ontvangen* (bron: Eurobarometer-enquête[48])

* Gevallen waarbij detailhandelaars via geen enkel kanaal consumentenklachten hadden ontvangen, zijn niet in de grafiek opgenomen.

              Het bevorderen van de opleiding van rechters kan bijdragen tot doeltreffender rechtsbedeling

De opleiding van rechters is een belangrijk element voor de kwaliteit van rechterlijke beslissingen. Uit het jaarverslag 2014 over de Europese justitiële opleiding[49] is informatie overgenomen betreffende het huidige percentage rechters die deelnemen aan permanente opleiding op het gebied van EU-recht of van het recht van een andere lidstaat.

Grafiek 36: Verplichte opleiding voor rechters in 2013* (bron: CEPEJ-studie)

* DE en HU hebben het aantal verplichte opleidingscategorieën ten opzichte van 2012 verhoogd, zo wordt gemeld. De gegevens voor ES en PL betreffen het jaar 2012.

Grafiek 37: Rechters die deelnemen aan activiteiten voor permanente opleiding op het gebied van EU-recht of van het recht van een andere lidstaat (als % van het totaal aantal rechters)* (bron: Europese Commissie, European Judicial Training, 2014[50])

* Dit jaar zijn gegevens verstrekt voor UK (Schotland). Voor FR omvat het cijfer ook officieren van justitie. * In enkele door de lidstaten gemelde gevallen bedraagt het percentage deelnemers in verhouding tot het aantal beoefenaars van een bepaald juridisch beroep meer dan 100%, hetgeen betekent dat de deelnemers meer dan één opleidingsactiviteit op het gebied van EU-recht hebben gevolgd.

              3.2.6 Middelen

De tabel toont het totale goedgekeurde algemene budget van de gerechten per inwoner voor de jaren 2010, 2012 en 2013. Uit de tabel blijkt dat het budget per inwoner voor de gerechten gedurende deze drie jaar relatief stabiel bleef, met gemiddeld een kleine stijging.

Grafiek 38: Begrotingsmiddelen voor gerechten (in EUR per inwoner)* (bron: CEPEJ-studie)

* Grafiek 38 toont de jaarlijkse goedgekeurde begrotingsmiddelen voor de werking van alle gerechten, uit alle bronnen en voor alle niveaus (nationaal of regionaal). Bij vergelijking moet ermee rekening worden gehouden dat de cijfers voor AT, BE, FR, EL en LU de begroting van het gehele justitiële stelsel betreffen, met inbegrip van rechtsbijstand en het openbaar ministerie, dat de cijfers voor DE onvolledig zijn doordat enkele deelstaten ontbreken, en dat sommige lidstaten financiering krijgen van internationale en Europese instellingen. De aanzienlijke daling voor ES (periode 2010–2012) is een gevolg van het feit dat de gegevens van de autonome regio’s en van de Raad voor de rechterlijke macht niet zijn opgenomen in de gegevens over 2012.

Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bepaalt dat rechtsbijstand moet worden verleend aan diegenen die niet over toereikende financiële middelen beschikken, voor zover die bijstand noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen. Het scorebord voor 2015 geeft informatie over de uitgaven van de lidstaten voor rechtsbijstand in 2010, 2012 en 2013, per inwoner. Onderstaande grafiek laat zien dat deze bedragen voor groepen landen aanzienlijk kunnen verschillen. De aan rechtsbijstand per inwoner bestede bedragen zijn in de betrokken jaren in de meeste lidstaten relatief stabiel gebleven. De tabel geeft geen informatie over de wijze waarop de totale voor rechtsbijstand bedoelde bedragen zijn verdeeld over begunstigden of over zaken.

Grafiek 39: Jaarlijkse overheidsbegroting voor rechtsbijstand per inwoner in 2010, 2012 en 2013* (bron: onderzoek CEPEJ)

* Grafiek 39 geeft aan welke jaarlijkse bedragen op de overheidsbegroting voor rechtsbijstand per inwoner zijn uitgetrokken in 2010, 2012 en 2013. De begrotingscijfers voor DE zijn onvolledig omdat zij geen betrekking hebben op alle deelstaten. In sommige lidstaten kunnen beoefenaars van juridische beroepen ook voor een deel de rechtsbijstand dekken, maar dat is niet in bovenstaande grafieken verwerkt.

Grafiek 40: Totale algemene overheidsuitgaven voor rechtspleging* (in EUR per inwoner) (bron: Eurostat)

Deze aanvullende indicator voor middelen is gebaseerd op de gegevens van Eurostat over overheidsuitgaven. Daarin worden de feitelijk bestede begrotingsmiddelen weergegeven, hetgeen een aanvulling vormt op de bestaande indicator voor toegewezen begrotingsmiddelen voor gerechten. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen 2010, 2011 en 2012.

* Terwijl grafiek 38 de jaarlijkse goedgekeurde begrotingsmiddelen aanduidt die worden toegewezen voor de werking van alle gerechten, ongeacht welke de bron is van deze middelen en op welk niveau deze worden toegekend (nationaal of regionaal), geeft grafiek 40 de totale (feitelijke) algemene overheidsuitgaven voor rechtspleging aan (gegevens uit de nationale rekeningen, classificatie van overheidsfuncties, groep 03.3). Grafiek 40 heeft ook betrekking op reclasseringssystemen en rechtsbijstand.

Grafiek 41: Algemene overheidsuitgaven voor rechtspleging als percentage van het bbp (bron: Eurostat)

Onderstaande tabellen geven informatie over het bij de rechterlijke macht werkzame personeel in de lidstaten. Wat het aantal rechters per 100 000 inwoners betreft, zijn de cijfers voor de periode 2010–2013 in de meeste lidstaten relatief stabiel (gemiddeld een lichte stijging). In de meeste lidstaten is tevens een stijging van het aantal advocaten per 100 000 inwoners geconstateerd. De verhoudingen verschillen sterk van land tot land.

Grafiek 42: Aantal advocaten* (per 100 000 inwoners) (bron: CEPEJ-studie)

* Een advocaat is een persoon die overeenkomstig het nationale recht gekwalificeerd en bevoegd is om namens zijn cliënten te pleiten en te handelen, het recht te beoefenen, voor gerechten op te treden of zijn cliënten te vertegenwoordigen en te adviseren in juridische aangelegenheden (Aanbeveling Rec(2000)21 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa inzake de vrije uitoefening van het beroep van advocaat).

Grafiek 43: Aantal rechters* (per 100 000 inwoners) (bron: CEPEJ-studie)

* Volgens de CEPEJ-methodologie bestaat deze categorie uit voltijds werkende rechters. Rechtspfleger/griffiers, die slecht in enkele lidstaten voorkomen, zijn er niet in opgenomen. Het totale aantal beroepsrechters in EL omvat voor de getoonde jaren verschillende categorieën, wat deels de variatie van de cijfers verklaart.

Grafiek 44: Variatie van het absolute aantal gerechtelijke instanties (geografische locaties) in de periode 2010–2013 (bron: CEPEJ-studie)

Grafiek 1, Inventarisatie van de hervormingen op justitiegebied in de EU in 2014, laat zien dat in een groot aantal lidstaten een hervorming van de gerechtelijke kaart en/of van de justitiële structuur is geïnitieerd, goedgekeurd of ten uitvoer gelegd. Onderstaande grafiek vormt hierop een aanvulling, met gegevens over de variatie van het aantal gerechten, bezien als geografische locaties[51], in de periode 2010–2013. De variatie van het aantal gerechten, bezien als justitiële entiteiten, wordt in deze grafiek niet weergegeven.

* In IT is de geografische verdeling van de gerechten in september 2013 gereorganiseerd. Dit hield onder meer de sluiting (door het samengaan met andere **locaties**) in van 30 tribunali (gerechten), 30 procure (parketten), 220 sezioni di tribunali (kamers van gerechten) en 346 kantoren van giudici di pace (vrederechters). In LT is het aantal districtsgerechten in januari 2013 teruggebracht van 54 naar 49. In NL is de geografische verdeling van de gerechten in 2013 gewijzigd door een vermindering van 64 tot 40. In het kader van deze reorganisatie is een aantal gerechten gesloten. De stijging voor HR en SI kan worden verklaard doordat de vraag van CEPEJ in 2013 anders werd geïnterpreteerd dan in 2010.

3.2.7 Percentage vrouwelijke beroepsrechters

Door grotere diversiteit van het personeelsbestand komen meer kennis, vaardigheden en ervaring beschikbaar en wordt de realiteit in de samenleving beter weerspiegeld. Voor gerechtelijke instanties is dat in bijzondere mate het geval. Een gerechtelijk apparaat met een grotere genderdiversiteit kan bijdragen tot een hogere kwaliteit van de rechtsbedeling.

De onderstaande cijfers betreffende vrouwelijke rechters bij gerechten van eerste en tweede aanleg en bij de hooggerechtshoven geven een uiteenlopend beeld. De gegevens bevestigen dat de relatie omgekeerd evenredig is: hoe hoger de rechterlijke instantie, hoe lager het percentage vrouwelijke rechters. In de meeste lidstaten is het percentage vrouwelijke rechters bij gerechten van eerste en tweede aanleg relatief hoog, en ligt het binnen het gebied waarbij de geslachten in evenwicht zijn, namelijk 40–60%[52]. Voor vrouwelijke rechters bij de hoogste gerechtelijke instanties is het beeld geheel anders. De ontwikkelingen van de laatste drie jaar voor de gerechten van eerste en tweede aanleg, en die van de laatste zeven jaar voor de hooggerechtshoven, zijn echter grotendeels positief. Zij doen vermoeden dat de meeste lidstaten naar een genderevenwicht toewerken.

Grafiek 45: Percentage vrouwelijke beroepsrechters bij gerechten van eerste en tweede aanleg en bij de hooggerechtshoven (bron: Europese Commissie en CEPEJ-studie)

Grafiek 46: Variatie van het percentage vrouwelijke beroepsrechters bij gerechten van eerste en tweede aanleg en bij de hooggerechtshoven in de periode 2007–2014* (bron: Europese Commissie en CEPEJ-studie)

* Voor gerechten van eerste aanleg in SI en de hooggerechtshoven van EE, FI en VK tonen de cijfers geen variatie in de referentieperiode.

Conclusies over de kwaliteit van rechtsstelsels

· Het EU-scorebord voor justitie van 2015 laat zien dat er ruimte is voor voortzetting en intensivering van de inspanningen ter ondersteuning van de kwaliteit van de rechtsstelsels.

· De inspanningen om de ICT-instrumenten voor het rechtsstelsel te verbeteren, zijn voortgezet. Uit de indicatoren blijkt echter dat er in een aantal lidstaten sprake is van een kloof, zowel wat betreft de ICT-instrumenten voor de administratie en het beheer van gerechten als wat betreft de elektronische communicatie tussen gerechten en partijen. Elektronische verwerking van vorderingen en onbetwiste schuldvorderingen is in een aanzienlijk aantal lidstaten niet mogelijk. Er zijn meer vergelijkende gegevens nodig om exacter te bepalen welke problemen de modernisering van de ICT-instrumenten voor de rechtsstelsels in de weg staan en wat de beste praktijken zijn. Een dergelijk overzicht is nuttig voor de lidstaten die met de modernisering van de ICT-instrumenten zijn begonnen. De Commissie steunt deze inspanningen, in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake de nationale rechtsstelsels.

· In de overgrote meerderheid van de lidstaten worden evaluatie-instrumenten gebruikt om de activiteiten van de gerechten te monitoren. In de meeste gevallen worden jaarlijkse activiteitenverslagen uitgebracht over de werking van de rechtsstelsels. Niet alle systemen voor gegevensverzameling bieden echter voldoende informatie over de werking van het stelsel of gegevens die op EU-niveau vergelijkbaar zijn, zoals die welke de CEPEJ nodig heeft.

· Slechts weinig lidstaten hanteren een brede aanpak voor de evaluatie van de activiteiten van de gerechten. De meeste lidstaten maken gebruik van enquêtes om gegevens te verzamelen over de werking van hun rechtsstelsel. Slechts enkele lidstaten ondervragen echter alle betrokkenen (rechters, justitieel personeel, openbare aanklagers, advocaten, partijen en andere gebruikers van de gerechten).

· Toegang tot de rechter houdt in dat rechtsbijstand moet worden verleend aan diegenen die niet over toereikende financiële middelen beschikken, voor zover die bijstand noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen. Wat betreft het budget dat per inwoner voor rechtsbijstand wordt uitgetrokken, lopen de cijfers voor de lidstaten ver uiteen.

· Er is aanzienlijke ruimte voor verbetering van de onlineprocedures voor geringe vorderingen. Uit de benchmarking die hiervoor is verricht, blijkt dat er zowel wat de verwerkingsaspecten als wat de kwaliteit en toegankelijkheid van informatie betreft, ruimte is voor verbetering. Om de mogelijkheden voor onlineverwerking van geringe vorderingen verder uit te bouwen, moeten voor bepaalde fasen van de procedure belangrijke faciliterende maatregelen worden genomen, zoals het ontwikkelen van een elektronische identiteitskaart (of ander identificatiemiddel) en het authenticeren van documenten.

· In de meeste lidstaten neemt meer dan 20% van de rechters deel aan permanente opleiding op het gebied van EU-recht of het recht van een andere lidstaat. Dit is meer dan het streefcijfer dat jaarlijks 5% van de beoefenaars van juridische beroepen opleiding volgt met als doel dat in 2020 de 50% is bereikt. In 2013 hebben alle lidstaten die gegevens verstrekken over de opleiding van rechters, het jaarlijks streefcijfer behaald.

· Alle lidstaten zetten zich in om hun burgers informatie te bieden over het rechtsstelsel, ook wat betreft afzonderlijke gerechten en de stappen die moeten worden gezet wanneer iemand zich tot de rechter wendt. Er is in enkele lidstaten echter onvoldoende informatie over de kosten van de procedures en over rechtsbijstand. In de overgrote meerderheid van de lidstaten worden opleidingsactiviteiten georganiseerd inzake communicatieve vaardigheden voor rechters.

· In de meeste lidstaten zijn uitspraken in burgerlijke en handelszaken voor het publiek gratis toegankelijk. De trends wijzen erop dat de gegevens frequent worden bijgewerkt (ten minste eenmaal per maand). In bijna alle lidstaten is de toegang kosteloos. Wat bestuurszaken betreft, is de situatie iets minder gunstig. Voor alle categorieën zaken (burgerlijke zaken, handelszaken en bestuurszaken) zijn ook uitspraken in eerste aanleg minder vaak online toegankelijk. Het anonimiseren van online toegankelijke gerechtelijke uitspraken en het toekennen van sleutelwoorden wordt veelvuldig toegepast. Ongeveer een derde van de lidstaten gebruikt het Europese identificatiesysteem voor jurisprudentie of is dat van plan. In zeer weinig lidstaten worden arresten van de hoogste gerechtelijke instantie in vertaling aangeboden.

· Uit gegevens over het gebruik van methoden voor alternatieve geschillenbeslechting blijkt voor bijna de helft van de lidstaten dat deze methoden voor het beslechten van consumentengeschillen vaker worden toegepast dan gerechtelijke procedures. In meer dan een derde van de lidstaten kozen consumenten vaker voor alternatieve geschillenbeslechting dan dat zij zich tot niet-gouvernementele consumentenorganisaties of overheidsinstanties wendden.

· Vrijwel alle lidstaten die gegevens hebben verstrekt, melden dat in de publieke sector activiteiten zijn ondernomen om alternatieve geschillenbeslechting te promoten en het gebruik ervan te stimuleren. Een grote groep lidstaten meldde ten aanzien van zowel promotie- als stimuleringsactiviteiten dat zij voor burgerlijke, handels-, arbeids- en consumentengeschillen hetzelfde aantal instrumenten hadden ingevoerd.

· De aan de rechterlijke macht toegewezen middelen zijn in Europa de afgelopen drie jaar gemiddeld licht gestegen. Voor een doeltreffende rechtsbedeling zijn toereikende middelen vereist. Elke lidstaat moet na een algemene grondige analyse van de situatie van zijn systeem vaststellen welke middelen precies benodigd zijn. Lidstaten moeten daarom beschikken over instrumenten om de activiteiten van de gerechten te monitoren en te evalueren. De informatie die zo beschikbaar komt, moet mede in aanmerking worden genomen bij het toewijzen van de benodigde middelen.

· Een passend financieringsniveau is altijd noodzakelijk, maar om de maatregelen doeltreffender te maken, zijn verschillende factoren bepalend. Maatregelen die het beheer van rechtszaken vergemakkelijken, hervormingen van de procedures of integratie van efficiënte informatie- en communicatietechnologieën in het systeem kunnen bijvoorbeeld voor een beter functioneren van de gerechten van belang zijn.

· Hoe hoger de rechterlijke instantie, hoe lager het percentage vrouwelijke rechters. Het percentage vrouwelijke beroepsrechters in eerste en tweede aanleg en bij de hoogste gerechtelijke instanties vertoont weliswaar in de meeste lidstaten een opgaande lijn, maar wat de hoogste instanties betreft, is in de meeste lidstaten nog lang geen genderevenwicht bereikt (d.w.z. 40–60%).

3.3 Onafhankelijkheid

De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is een vereiste die voortvloeit uit het recht op een doeltreffende voorziening in rechte dat is opgenomen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (artikel 47). Deze onafhankelijkheid is ook van belang om een aantrekkelijk investeringsklimaat tot stand te brengen, omdat zo de eerlijkheid, voorspelbaarheid, zekerheid en stabiliteit van het rechtsstelsel waarin ondernemingen werken, gewaarborgd is.

Naast informatie over de perceptie van de rechterlijke onafhankelijkheid, die op investeringsbeslissingen van invloed kan zijn, gaf het Scorebord 2014 een eerste vergelijkend overzicht van de manier waarop de nationale rechtsstelsels zijn georganiseerd om de gerechtelijke onafhankelijkheid te beschermen in bepaalde soorten situaties waarin die in het gedrang kan komen.

In samenwerking met de Europese justitiële netwerken, met name het Europees netwerk van Raden voor de rechtspraak (ENCJ), heeft de Commissie het vergelijkend overzicht inzake de structurele onafhankelijkheid uitgebreid. De in het Scorebord 2015 aangeboden cijfers zijn gebaseerd op de antwoorden op een vragenlijst die de Commissie in nauwe samenwerking met het ENCJ heeft opgesteld, en op de ENCJ Guide[53].

              3.3.1 Perceptie van rechterlijke onafhankelijkheid

Grafiek 47: Perceptie van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht (hogere waarden wijzen op betere perceptie) (bron: World Economic Forum[54])

* De cijfers tussen haakjes geven de meest recente rangorde weer van 144 landen wereldwijd.

              3.3.2 Structurele onafhankelijkheid

Verschillende lidstaten overwegen hun Raad voor de rechtspraak te hervormen of een onafhankelijke instantie op te richten die als belangrijkste taak heeft de rechterlijke onafhankelijkheid te beschermen. De cijfers geven dan ook een vergelijking weer van de samenstelling (door middel van benoeming) en de belangrijkste bevoegdheden van de bestaande Raden voor de rechtspraak in de EU (grafieken 48 en 49). Deze vergelijkende overzichten kunnen de lidstaten helpen bij het vaststellen van hervormingen die de doeltreffende werking van hun Raad voor de rechtspraak kunnen waarborgen, zodat deze als onafhankelijke nationale instelling de eindverantwoordelijkheid kan dragen voor de ondersteuning van de rechterlijke macht bij de onafhankelijke rechtsbedeling, met inachtneming van de tradities en bijzonderheden van hun rechtsstelsels.

Het bepalen van de financiële middelen waarover de rechterlijke macht moet kunnen beschikken, is een gevoelige kwestie die de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht kan beïnvloeden. De nieuwe grafiek 50 geeft informatie over welke tak van het staatsbestel de criteria vaststelt voor het bepalen van de financiële middelen voor het gerechtelijk apparaat en over deze criteria zelf.

De structurele onafhankelijkheid kan slechts worden gewaarborgd als er wettelijke garanties aanwezig zijn om die onafhankelijkheid te beschermen in situaties waar deze in gevaar kan komen. Vijf indicatoren worden gebruikt voor de waarborgen die in dergelijke situaties noodzakelijk zijn: de waarborgen in verband met de onvrijwillige overplaatsing van rechters (grafiek 51), de afzetting van rechters (grafiek 52), de toewijzing van binnenkomende zaken binnen een gerecht (grafiek 53), de onttrekking van zaken aan rechters en de wraking van rechters (grafiek 54) en de bedreiging van de onafhankelijkheid van een rechter (grafiek 55). Voor dergelijke situaties voorziet de Aanbeveling van de Raad van Europa van 2010 over rechters: onafhankelijkheid, efficiëntie en verantwoordelijkheden (hierna “de aanbeveling” genoemd) in normen die ervoor zorgen dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht wordt geëerbiedigd[55].

De grafieken zijn geactualiseerd wanneer het rechtskader of de praktijk in een lidstaat na de publicatie van het Scorebord 2014 is gewijzigd. In enkele grafieken worden aanvullende waarborgen weergegeven, zoals de instantie die beslist over beroep tegen de afzetting van een rechter. Er is een nieuwe kwantitatieve laag toegevoegd die weergeeft hoe vaak een bepaalde situatie zich in 2013 heeft voorgedaan, zoals het aantal onvrijwillig overgeplaatste rechters en het aantal afgezette rechters. De grafieken geven een overzicht van de juridische waarborgen die in bepaalde soorten situaties beschikbaar zijn, zonder daarbij de doeltreffendheid ervan te beoordelen of kwantitatief weer te geven[56].

Het is de bedoeling met het overzicht de Europese justitiële netwerken en de betrokken autoriteiten te helpen om de effectiviteit van de waarborgen te onderzoeken. Het Europees netwerk van raden voor de rechtspraak is in 2014 met de beoordeling begonnen.

Grafiek 48: Samenstelling van de raden voor de rechtspraak volgens benoemingsmethode*[57]

In de grafiek wordt de samenstelling weergegeven van de Raden voor de rechtspraak die lid zijn van het ENCJ, volgens de wijze van benoeming: of de leden van de Raad rechters/aanklagers zijn die door hun ambtsgenoten worden gekozen, of zij worden benoemd door de uitvoerende of de wetgevende macht of dat zij worden benoemd door andere instanties of autoriteiten. Ten minste de helft van de leden van de Raden voor de rechtspraak moeten rechters zijn die door hun ambtsgenoten uit alle niveaus van de rechterlijke macht zijn gekozen, met inachtneming van het pluralisme binnen het gerechtelijk apparaat[58].

* BE: de justitiële leden zijn rechters of aanklagers. BG: de categorie aanklagers omvat één verkozen onderzoeksmagistraat. DK: alle leden worden formeel benoemd door de minister van Justitie. De categorie “Benoemd/aangewezen door andere instanties/autoriteiten” omvat twee vertegenwoordigers van de gerechten, die zijn aangewezen door de vakbond voor administratief personeel en de politievakbond. DK: de Raad heeft twee formaties – een die bevoegd is voor de rechters en een die bevoegd is voor de aanklagers. De Raad omvat één lid van de Conseil d’État, dat door de algemene vergadering van de Conseil d’État is verkozen. IT-CSM: Consiglio Superiore della Magistratura (burgerrecht en strafrecht). De categorie rechters omvat twee magistraten (rechters en/of aanklagers) die gekozen worden uit het hooggerechtshof. IT-CPGA: Consiglio di presidenza della giustizia amministrativa (bestuursrecht). ES: de leden van de Raad die uit de rechterlijke macht afkomstig zijn, worden benoemd door het parlement. De Raad deelt het parlement de lijst mee van kandidaten die zijn voorgedragen door een rechtersvereniging of door 25 rechters. MT: de oppositieleider benoemt één lekenlid. NL: de leden worden formeel benoemd bij koninklijk besluit, op voorstel van de minister van Veiligheid en Justitie. RO: de gekozen magistraten worden bekrachtigd door de senaat. SI: de leden worden verkozen door de nationale vergadering, op voorstel van de president van de Republiek.

Grafiek 49: Bevoegdheden van de raden voor de rechtspraak*[59]

Deze grafiek geeft enkele van de belangrijkste bevoegdheden weer van de Raden voor de rechtspraak die leden zijn van de ENCJ, zoals in het kader van de benoeming en afzetting van rechters, de onvrijwillige overplaatsing van rechters, tuchtprocedures inzake rechters, de vaststelling van ethische normen en de bevordering van rechters.

* In de grafiek worden niet alle bevoegdheden van de Raden voor de rechtspraak weergegeven. IT: beide Raden voor de rechtspraak: de CSM (burgerrecht en strafrecht) en de CPGA (bestuursrecht). In sommige landen (bijv. ES) is de uitvoerende macht (bij wet of in de praktijk) verplicht om voorstellen van de Raad voor de rechtspraak tot benoeming of afzetting van een rechter te volgen.

Grafiek 50: Criteria voor het bepalen van de financiële middelen van de rechterlijke macht*[60]

De grafiek toont welke tak van het staatsbestel (rechterlijke, wetgevende of uitvoerende macht) de criteria vaststelt voor het bepalen van de financiële middelen die voor het gerechtelijk apparaat worden uitgetrokken. Ook wordt per land aangegeven op basis van wat voor criteria dat gebeurt: ofwel op basis van de historische/bevestigde kosten (het meest voorkomende criterium), ofwel (minder vaak) op basis van het aantal inkomende/behandelde zaken, de geraamde kosten of behoeften/verzoeken van de gerechten.

* DK: er wordt rekening gehouden met het aantal inkomende en behandelde zaken in eerste aanleg. DE: slechts voor de begroting van het Bundesgerichtshof; wat de rechtsstelsels in eerste en tweede aanleg betreft, variëren de regels van deelstaat tot deelstaat. EE: slechts voor gerechten van eerste en tweede aanleg. HU: volgens de wet wordt de bezoldiging van rechters bepaald in de wet betreffende de nationale begroting, met dien verstande dat het bedrag niet lager mag zijn dan in het voorgaande jaar. NL: er wordt rekening gehouden met het aantal behandelde zaken, op basis van een evaluatie van de gerechtskosten.

Grafiek 51: Waarborgen in verband met de onvrijwillige overplaatsing van rechters (rechters kunnen niet uit hun functie worden ontheven) [61]

De grafiek toont of onvrijwillige overplaatsing van rechters mogelijk is, en zo ja, welke autoriteiten daarover beslissen, om welke redenen (bijv. organisatorisch, tuchtrechtelijk) een dergelijke overplaatsing is toegestaan, en of beroep tegen de beslissing mogelijk is[62]. Voor het eerst wordt ook vermeld hoeveel rechters onvrijwillig zijn overgeplaatst (in 2013).

* Het cijfer boven elke kolom geeft het aantal in 2013 onvrijwillig overgeplaatste rechters aan (is dat gegeven niet beschikbaar, dan ontbreekt het cijfer). BE: overplaatsing om organisatorische redenen binnen een gerecht. CZ: rechters kunnen slechts worden overgeplaatst naar een gerecht van dezelfde aanleg, dan wel één aanleg hoger of lager (binnen eenzelfde arrondissement). DE: overplaatsing voor de duur van ten hoogste drie maanden, wanneer er sprake is van vertegenwoordiging. EL: één rechter in de sector burgerrecht/strafrecht is overgeplaatst. LT: dringende tijdelijke overplaatsing i.v.m. de goede werking van de rechtbank. FR: de minister van justitie kan een rechter om organisatorische reden overplaatsen in uitzonderingsgevallen zoals de sluiting van een gerecht, of om juridische redenen zoals een vaste benoeming (van de president van een gerecht of een gespecialiseerde rechter). PL: na een gerechtelijke reorganisatie werden ca. vijfhonderd rechters overgeplaatst van gesloten gerechten naar andere gerechten. RO: uitsluitend tijdelijke overplaatsingen (voor ten hoogste een jaar) om tuchtrechtelijke redenen. VK (EN+WL): in 2013 geen of minder dan vijf rechters overgeplaatst.

Grafiek 52: Afzetting van rechters in eerste en tweede aanleg*[63]

Deze grafiek geeft aan welke autoriteiten bevoegd zijn om voorstellen te doen en besluiten te nemen over de afzetting van rechters in eerste en tweede aanleg in de verschillende lidstaten[64]. In het bovenste gedeelte van de kolom wordt aangegeven wie het eindbesluit neemt[65] en in het onderste gedeelte (in voorkomend geval) wie de afzetting voorstelt of wie moet worden geraadpleegd voordat een besluit wordt genomen. Voor het eerst wordt in deze grafiek ook getoond hoeveel rechters zijn afgezet (in 2013) en of herziening van het afzettingsbesluit mogelijk is voor een gerecht, een grondwettelijk hof of een andere onafhankelijke instantie.

* Het cijfer boven elke kolom geeft het aantal in 2013 afgezette rechters aan (is dat gegeven niet beschikbaar, dan ontbreekt het cijfer). EL: één rechter in de sector burgerrecht/strafrecht is afgezet. VK (EN+WL): er zijn geen voltijds werkzame rechters afgezet. Slechts enkele in deeltijd werkzame rechters (met een dagvergoeding) zijn afgezet, namelijk één rechter bij een tribunal, vier recorders (die gewoonlijk jaarlijks ongeveer vijftien dagen zitting hebben) en acht (leken)magistraten. In sommige landen (bijv. ES) is de uitvoerende macht (bij wet of in de praktijk) verplicht om voorstellen van de Raad voor de rechtspraak tot afzetting van een rechter te volgen.

Grafiek 53: Toewijzing van zaken binnen een gerecht[66]

De grafiek toont op welk niveau de criteria voor de toewijzing van zaken binnen een gerecht worden vastgesteld (bijvoorbeeld wet, vaste praktijk), hoe zaken worden toegewezen (bijvoorbeeld door de president van het gerecht, gerechtelijk personeel, willekeurige toewijzing, vooraf bepaalde volgorde) en welke autoriteit toeziet op de toewijzing[67].

Grafiek 54: Onttrekking van een zaak aan een rechter en wraking van een rechter[68]

De grafiek geeft weer of rechters aan sancties kunnen worden onderworpen wanneer zij zich niet houden aan de verplichting om zich aan een zaak te onttrekken waarin hun onpartijdigheid in vraag wordt gesteld of in het gedrang komt of wanneer er sprake is van een redelijke perceptie van vooringenomenheid. In de grafiek wordt ook aangegeven welke autoriteit[69] besluit over een verzoek tot wraking van een rechter[70].

Grafiek 55: Procedures in het geval van bedreiging van de onafhankelijkheid van een rechter[71]

De grafiek geeft aan welke autoriteiten kunnen optreden in specifieke procedures voor de bescherming van de onafhankelijkheid wanneer rechters van oordeel zijn dat hun onafhankelijkheid wordt bedreigd[72]. De grafiek geeft tevens aan welke maatregelen deze autoriteiten kunnen nemen (bijvoorbeeld afgifte van een formele verklaring, indiening van klachten of sancties tegen personen die rechters op ongeoorloofde wijze trachten te beïnvloeden). De maatregelen ter bescherming van de rechterlijke onafhankelijkheid worden getroffen door een dienst van de openbare aanklager of een gerecht wanneer het om sancties gaat en door de Raad voor de rechtspraak wanneer het om andere maatregelen gaat.

Conclusies over de rechterlijke onafhankelijkheid

De afgelopen drie jaar is in de meeste lidstaten de perceptie van onafhankelijkheid verbeterd of stabiel gebleven. In enkele lidstaten is echter de reeds bestaande perceptie van geringe onafhankelijkheid verder verslechterd. De juridische waarborgen die de rechterlijke onafhankelijkheid moeten beschermen in een aantal situaties waarin die in het gedrang kan komen, worden in het scorebord 2015 breder in kaart gebracht. Ook wordt getoond hoeveel rechters in 2015 onvrijwillig zijn overgeplaatst of zijn afgezet. Verder geeft het scorebord informatie over de criteria die in de lidstaten worden toegepast voor het bepalen van de financiële middelen voor het gerechtelijk apparaat. Aangezien verschillende lidstaten hervormingen door willen voeren met betrekking tot hun Raad voor de rechtspraak of overwegen dergelijke onafhankelijke instanties op te richten, biedt het scorebord 2015 een vergelijkend overzicht van de bevoegdheden en de samenstelling van deze Raden. Dit kan de lidstaten helpen de doeltreffende werking van hun Raden voor de rechtspraak te waarborgen, zodat deze in staat zijn de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te garanderen, met inachtneming van de tradities en bijzonderheden van hun rechtsstelsels. De Commissie moedigt de justitiële netwerken aan een diepgaander evaluatie van de doeltreffendheid van de wettelijke waarborgen te verrichten en zal overwegen hoe de bevindingen daarvan in toekomstige scoreborden kunnen worden weergegeven.

              4.       HET TEKORT AAN GEGEVENS AANPAKKEN

Het blijft een probleem om voor alle lidstaten de nodige gegevens over hun rechtsstelsels te verzamelen. De onderstaande grafiek geeft de omvang van de gegevenskloof weer. De grafiek toont hoeveel van de benodigde informatie over elk van de belangrijkste onderdelen van het scorebord (efficiëntie, kwaliteit en onafhankelijkheid) voor elke lidstaat beschikbaar is.

Grafiek 56: Gegevenskloof en beschikbaarheid van informatie (efficiëntie, kwaliteit, onafhankelijkheid – percentage per lidstaat) (bron: Europese Commissie[73])

De informatie over onafhankelijkheid is door bijna alle lidstaten beschikbaar gesteld. Op het gebied van kwaliteit ligt het beschikbaarheidspercentage van gegevens over het algemeen boven de 50%. De belangrijkste problemen concentreren zich op het gebied van efficiëntie. Hoewel vrijwel alle lidstaten medewerking hebben verleend aan het verzamelen van gegevens door de CEPEJ voor het opstellen van het scorebord 2015, zijn meer gedetailleerde antwoorden nodig op de specifieke vragen.

De problemen met het verzamelen van de gegevens hebben allerlei redenen, zoals met name het ontbreken van relevante gegevens als gevolg van een tekortschietende statistische capaciteit, het feit dat de nationale categorieën voor gegevensverzameling niet overeenstemmen met de door de CEPEJ gebruikte, of in enkele gevallen een gebrek aan bereidheid om medewerking te verlenen aan het verzamelen van gegevens voor het scorebord.

Om de gegevenskloof aan te pakken, roept de Commissie de lidstaten op alle gegevens te verstrekken die voor het scorebord relevant zijn. Zij is voornemens de volgende activiteiten te intensiveren:

· de samenwerking met de groep van contactpersonen inzake de nationale rechtsstelsels bij het verzamelen van gegevens en, naar aanleiding van de in de groep getoonde belangstelling voor het ontwikkelen van nieuwe indicatoren, het werk aan de ontwikkeling van mogelijke nieuwe indicatoren;

· de samenwerking met de EU-instanties op specifieke gebieden van het groeigerelateerde EU-recht, zoals het mededingingsrecht, het consumentenrecht en de intellectuele-eigendomsrechten, en de uitbreiding van deze samenwerking naar andere terreinen;

· de samenwerking met de Europese netwerken op het gebied van justitie, met name het Europees netwerk van de Raden voor de rechtspraak, het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges in de EU, de Vereniging van Raden van State en Hoogste Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie, het Europees netwerk voor justitiële opleiding en de verenigingen van beoefenaars van juridische beroepen, met name advocaten;

· het volgen van de gezamenlijke activiteiten op het gebied van verzameling van Eurostat/UNODC en de deskundigengroepen op het gebied van binnenlandse zaken; en

· het aanpakken van het capaciteitsgebrek in bepaalde lidstaten voor het verzamelen van relevante justitiële statistieken in het kader van het Europees semester.

              5.       CONCLUSIES

Het EU-scorebord voor justitie van 2015 geeft weer wat de lidstaten ondernemen om hun rechtsstelsel doeltreffender te maken. Het laat een aantal verbeteringen zien, maar er blijkt tevens uit dat het tijd kost om de voordelen van justitiële hervormingen tot werkelijkheid te maken. Voor een doeltreffender rechtsbedeling zijn dus inzet en vastberadenheid nodig.

De Commissie handhaaft haar verbintenis om deze inspanningen te ondersteunen, in samenwerking met de lidstaten en alle belanghebbenden. Een doeltreffende rechtsbedeling is een dergelijke gezamenlijke inzet waard, gezien de rol die de rechtsbedeling speelt voor het versterken van de gemeenschappelijke waarden van de Unie en de bijdrage die zij levert tot de economische groei.

[31]    Zie bijvoorbeeld de CEPEJ-checklist voor bevordering van de kwaliteit van de rechtspleging en de gerechten, en advies nr. 6 (2004) van de adviesraad van Europese rechters (CCJE). https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?Ref=CCJE(2004)OP6&Sector=secDGHL&Language=lanEnglish&Ver=original&BackColorInternet=FEF2E0&BackColorIntranet=FEF2E0&BackColorLogged=c3c3c3

[32]    Advies nr. 6 (2004) van de CCJE, punt 34: […] een evaluatie van de “kwaliteit” van het rechtsstelsel, d.w.z. van de prestaties van het gerechtelijk systeem in zijn geheel of van elk afzonderlijk gerecht of elke afzonderlijke plaatselijke groep van gerechten, mag niet worden verward met de evaluatie van de beroepsbekwaamheid van elke afzonderlijke rechter.

[33]    Gegevens over andere elementen betreffen bijvoorbeeld zaken in hoger beroep (EE, LV), hoorzittingen (SE), of het aantal zaken dat binnen een bepaalde tijd is opgelost (DK).

[34]    Elfde benchmark verslag e-overheid – e-Government Benchmark Report (SMART 2013/0053-3). Beschikbaar op: http://ec.europa.eu/digital-agenda/en/news/eu-egovernment-report-2014-shows-usability-online-public-services-improving-not-fast

[35]    Mysteryshoppers worden opgeleid en geïnstrueerd om een (overheids)proces te observeren, te ervaren en te meten door zich voor te doen als een potentiële gebruiker. Elke mysteryshopper heeft één dag de tijd om een levensgebeurtenis te beoordelen.

[36]    Beschikbaar op: http://ec.europa.eu/digital-agenda/en/news/eu-egovernment-report-2014-shows-usability-online-public-services-improving-not-fast

[37]    De gegevens zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake de nationale rechtsstelsels.

[38]    Bij het opstellen van de vragenlijst is gebruikgemaakt van advies nr. 7 (2005) over “Justitie en de samenleving” van de adviesraad van Europese rechters (CCJE) (te vinden op https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?Ref=CCJE(2005)OP7&Sector=secDGHL&Language=lanEnglish&Ver=original&BackColorInternet=FEF2E0&BackColorIntranet=FEF2E0&BackColorLogged=c3c3c3 en het verslag van het Europees netwerk van Raden voor de rechtspraak over “Justitie, de samenleving en de media” (te vinden op http://encj.eu/images/stories/pdf/GA/Dublin/encj_report_justice_society_media_def.pdf). Het is een aanvulling op de gegevens die zijn verzameld door de Europese commissie voor de efficiëntie van justitie (CEPEJ) van de Raad van Europa.

[39]    De gegevens zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake de nationale rechtsstelsels.

[40]    De gegevens zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake de nationale rechtsstelsels.

[41]    De gegevens zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake de nationale rechtsstelsels. Voor elk van de categorieën in het schema kan één punt worden toegekend.

[42]    De gegevens zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake de nationale rechtsstelsels.

[43]    De gegevens zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake de nationale rechtsstelsels.

[44]    De gegevens zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake de nationale rechtsstelsels.

[45]    De gegevens zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake de nationale rechtsstelsels.

[46]    De gegevens zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake de nationale rechtsstelsels.

[47]    De gegevens zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake de nationale rechtsstelsels.

[48]   Flash Eurobarometer 396: Retailers’ attitudes towards cross-border trade and consumer protection, 2015 (nog niet gepubliceerd). De enquête is uitgevoerd bij detailhandelaars die aan eindverbruikers verkopen in de detailhandel- en dienstensector, met tien of meer werknemers (per land) in de 28 lidstaten van de Europese Unie. Groothandel en handelsbemiddeling (NACE-code G 51), met uitzondering van de handel in motorvoertuigen en motorrijwielen, ondersteunende activiteiten in verband met financiële instellingen (J 67), onderzoek en ontwikkeling (K 73) en andere zakelijke activiteiten (K 74) vielen niet onder de enquête.

[49]    De Europese Commissie bepaalde in 2011 dat ten minste de helft van alle beoefenaars van juridische beroepen in de EU in 2010 een opleiding over Europees recht of het recht van een andere lidstaat zouden moeten hebben gevolgd. Dit doel zou tegen 2020 moeten worden ondersteund met EU-middelen voor 20 000 juristen per jaar. In het jaarverslag 2010 over de Europese justitiële opleiding wordt de voortgang naar dit doel beschreven en informatie gegeven over door de EU gefinancierde opleiding.

[50]    Beschikbaar op: http://ec.europa.eu/justice/criminal/files/final_report_2014_en.pdf

[51]    CEPEJ definieert alle gerechten als geografische locaties, dat wil zeggen panden of gerechtsgebouwen waarin rechtszittingen plaatsvinden. Als zich in één stad meerdere gerechtsgebouwen bevinden, moet dat feit in aanmerking worden genomen. De grafieken omvatten de locaties van algemene gerechten van eerste aanleg en die van gespecialiseerde gerechten van eerste aanleg, alsmede de locaties van hogere gerechten en /of gerechtshoven.

[52]    Werkdocument van de diensten van de Commissie over de vorderingen op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen in 2013 – begeleidend document bij het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Verslag over de toepassing van het EU-Handvest van de grondrechten 2013 (COM(2014) 224 final).

[53]    Voor lidstaten die geen Raad voor de rechtspraak hebben (CZ, DE, EE, EL, CY, LU, AT en FI), zijn de antwoorden op de geactualiseerde vragenlijst verkregen in samenwerking met het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges in de Europese Unie.

      Zie de Guide to the European Network of Councils for the Judiciary, juni 2014, verkrijgbaar op: http://www.encj.eu/index.php?option=com_content&view=article&id=9&Itemid=11

[54]    De indicator van het World Economic Forum is gebaseerd op antwoorden op een enquête waarin de vraag werd gesteld: “In hoeverre is de rechterlijke macht in uw land onafhankelijk van de invloed van leden van de regering, burgers of ondernemingen?” De enquête werd beantwoord door een representatieve steekproef van ondernemingen uit alle landen, die de voornaamste sectoren van de economie (landbouw, verwerkende industrie, niet-verwerkende industrie en diensten) vertegenwoordigen. De enquête werd op verschillende manieren afgenomen, onder meer via persoonlijke interviews met zakenlieden, telefonische gesprekken en mailings. Als alternatief was er ook een online enquête beschikbaar. Beschikbaar op: http://www.weforum.org/reports/global-competitiveness-report-2013-2014

[55]    Aanbeveling CM/Rec(2010)12 van het Comité van Ministers aan de lidstaten over rechters: onafhankelijkheid, efficiëntie en verantwoordelijkheden.

[56]    Dit overzicht bevat informatie over de wijze waarop de rechtsstelsels zijn georganiseerd en wil niet de complexiteit en de details van deze stelsels weergeven. De lidstaten zijn in alfabetische volgorde in de grafieken opgenomen, op basis van de naam in de oorspronkelijke taal. De hoogte van de kolommen correspondeert niet noodzakelijkerwijs met de doeltreffendheid van de waarborgen.

[57]    Gebaseerd op de ENCJ Guide (beschikbaar op:

http://www.encj.eu/index.php?option=com_content&view=article&id=9&Itemid=11).

[58]    Raden voor de rechtspraak zijn onafhankelijke instanties die bij de wet of krachtens de grondwet zijn ingesteld en wier taak erin bestaat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en van afzonderlijke rechters te waarborgen en zo de doeltreffende werking van het rechtsstelsel te bevorderen. Zie Aanbeveling CM/Rec(2010)12 van het Comité van Ministers aan de lidstaten over rechters: onafhankelijkheid, efficiëntie en verantwoordelijkheden, punten 26-27.

[59]    Gebaseerd op de ENCJ Guide (beschikbaar op:

http://www.encj.eu/index.php?option=com_content&view=article&id=9&Itemid=11).

[60]    Gegevens verzameld met een geactualiseerde vragenlijst die de Commissie in nauwe samenwerking met het Europees netwerk van de Raden voor de rechtspraak heeft opgesteld. Voor lidstaten die geen Raden voor de rechtspraak hebben, werden de antwoorden op de geactualiseerde vragenlijst verkregen in samenwerking met het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges in de Europese Unie.

[61]    Gegevens verzameld met een bijgewerkte vragenlijst die de Commissie in nauwe samenwerking met het Europees netwerk van de Raden voor de rechtspraak heeft opgesteld. Voor lidstaten die geen Raden voor de rechtspraak hebben, werden de antwoorden op de geactualiseerde vragenlijst verkregen in samenwerking met het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges in de Europese Unie.

[62]    Punt 52 van de aanbeveling bevat garanties in verband met het feit dat rechters niet uit hun functie kunnen worden ontheven, met name de garantie dat een rechter niet zonder zijn instemming naar een andere gerechtelijke dienst mag worden overgeplaatst, behalve in geval van tuchtrechtelijke sancties of reorganisatie van de rechterlijke macht.

[63]    Gegevens verzameld met een bijgewerkte vragenlijst die de Commissie in nauwe samenwerking met het Europees netwerk van de Raden voor de rechtspraak heeft opgesteld. Voor lidstaten die geen Raden voor de rechtspraak hebben, werden de antwoorden op de geactualiseerde vragenlijst verkregen in samenwerking met het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges in de Europese Unie.

[64]    De punten 46 en 47 van de aanbeveling vereisen dat de nationale stelsels in waarborgen betreffende de afzetting van rechters voorzien.

[65]    Het kan gaan om één of twee verschillende organen, afhankelijk van de reden voor de afzetting of het soort rechter (bijv. voorzitter, enz.).

[66]    Gegevens verzameld met een bijgewerkte vragenlijst die de Commissie in nauwe samenwerking met het Europees netwerk van de Raden voor de rechtspraak heeft opgesteld. Voor lidstaten die geen Raden voor de rechtspraak hebben, werden de antwoorden op de geactualiseerde vragenlijst verkregen in samenwerking met het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges in de Europese Unie.

[67]    Punt 24 van de aanbeveling bepaalt dat de systemen voor de toewijzing van zaken binnen een gerecht op objectieve, vooraf bepaalde criteria moeten gebaseerd zijn, teneinde het recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter te waarborgen.

[68]    Gegevens verzameld met een bijgewerkte vragenlijst die de Commissie in nauwe samenwerking met het Europees netwerk van de Raden voor de rechtspraak heeft opgesteld. Voor lidstaten die geen Raden voor de rechtspraak hebben, werden de antwoorden op de geactualiseerde vragenlijst verkregen in samenwerking met het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges in de Europese Unie.

[69]    Soms kan meer dan een autoriteit een dergelijk besluit nemen, afhankelijk van het niveau van het gerecht waartoe de gewraakte rechter behoort.

[70]    De punten 59, 60 en 61 van de aanbeveling bepalen dat rechters alle zaken onafhankelijk en onpartijdig moeten behandelen, en zich aan een zaak moeten onttrekken of moeten weigeren een zaak te behandelen wanneer daartoe bij wet bepaalde gegronde redenen bestaan, en niet in andere gevallen.

[71]    Gegevens verzameld met een bijgewerkte vragenlijst die de Commissie in nauwe samenwerking met het Europees netwerk van de Raden voor de rechtspraak heeft opgesteld. Voor lidstaten die geen Raden voor de rechtspraak hebben, werden de antwoorden op de geactualiseerde vragenlijst verkregen in samenwerking met het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges in de Europese Unie.

[72]    Punten 8, 13 en 14 van de aanbeveling bepalen dat wanneer rechters van oordeel zijn dat hun onafhankelijkheid wordt bedreigd, zij over doeltreffende rechtsmiddelen moeten kunnen beschikken.

[73]    In het percentage beschikbare informatie zijn de volgende gegevens verwerkt: wat efficiëntie betreft de efficiëntie-indicatoren die aan de CEPEJ-studie zijn ontleend betreffende het mededingings- en het consumentenrecht en het Gemeenschapsmerk; wat kwaliteit betreft de efficiëntie-indicatoren die aan de CEPEJ-studie zijn ontleend en de gegevens die zijn verzameld via de groep van contactpersonen inzake de nationale rechtsstelsels; wat onafhankelijkheid betreft de indicatoren die aan de vragenlijst van de Commissie zijn ontleend.

Top