EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014JC0012
JOINT COMMUNICATION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Neighbourhood at the Crossroads: Implementation of the European Neighbourhood Policy in 2013
GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S Nabuurschap op de tweesprong: Tenuitvoerlegging van het Europees Nabuurschapsbeleid in 2013
GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S Nabuurschap op de tweesprong: Tenuitvoerlegging van het Europees Nabuurschapsbeleid in 2013
/* JOIN/2014/012 final */
GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S Nabuurschap op de tweesprong: Tenuitvoerlegging van het Europees Nabuurschapsbeleid in 2013 /* JOIN/2014/012 final */
1. Inleiding Met het Europees
nabuurschapsbeleid (ENB) wordt beoogd bijzondere betrekkingen tot stand te
brengen tussen de EU en haar partnerlanden, waarmee wordt bijgedragen tot de
totstandkoming van een ruimte van veiligheid, welvaart en goed nabuurschap. In
2013 is enige vooruitgang bij de verwezenlijking van deze doelstellingen
geboekt. De hervormingsinspanningen in zowel de oostelijke als zuidelijke
ENB-landen zijn – met steun van de EU - voortgezet. Het was evenwel opnieuw een
crisisjaar, door de politieke instabiliteit en de aanhoudend moeilijke
sociaaleconomische omstandigheden in een aantal nabuurschapslanden. De
veiligheidsproblemen namen - zowel nationaal als regionaal - toe en hebben in
sommige landen de resultaten uit eerdere jaren op het gebied van de
democratische hervormingen deels tenietgedaan en de vooruitzichten op
economisch herstel in het gedrang gebracht. In deze gezamenlijke
mededeling, die vergezeld gaat van een reeks gemeenschappelijke werkdocumenten
van de diensten van de Commissie [1], worden
de vorderingen beschreven die de EU en de partnerlanden[2] hebben gemaakt bij de uitvoering van de
gezamenlijk overeengekomen hervormingsdoelstellingen en de aanpak van
specifieke problemen waarmee beide partijen worden geconfronteerd. Uit de - zowel positieve
als negatieve - ontwikkelingen in 2013 is gebleken dat het succes van het
beleid rechtstreeks afhankelijk is van het vermogen en de toezegging van de
regeringen om te hervormen en de banden met de EU aan te halen, evenals van hun
vermogen om dit beleid uit te leggen en steun onder de bevolking te verkrijgen
voor deze agenda. Hoewel het ENB is toegespitst op de ondersteuning - gedurende
een langere tijd - van hervormingen en geleidelijke veranderingen, werd het ENB
voor enkele problemen gesteld bij het aanzetten van partnerlanden tot het
voeren van een beleid dat resulteert in meer veiligheid en meer democratische
en economische hervormingen, op momenten van abrupte verandering en inbreuken
op de politieke en sociale stabiliteit. De hervormingspaden en
-ambities van de partners ten aanzien van hun betrekkingen tot de EU, en de
problemen waar zij worden geconfronteerd, lopen steeds meer uiteen. De keuzes
die door enkele landen zijn gemaakt, zullen een grotere differentiatie in de
betrekkingen tussen de EU en haar partners vereisen, om niet alleen beter te
kunnen inspelen op de verwachtingen en behoeften van elke partner, maar ook om
de eigen strategische belangen van de EU veilig te stellen. De EU blijft zich
inzetten voor de opbouw van een partnerschap met elk van haar buren, waarbij
rekening wordt gehouden met de individuele behoeften, capaciteiten en
hervormingsdoelstellingen van deze partnerlanden. De verwezenlijking van de
overeengekomen hervormingsdoelstellingen in de partnerlanden wordt tevens
beïnvloed door hun regionale omgeving, de acties van andere belanghebbenden en
hun - soms botsende - doelstellingen. Bepaalde oostelijke Europese
partnerlanden hebben - naast de nog altijd fragiele aard van hun politieke
hervormingen, trage economische groei en structurele economische tekortkomingen
- als gevolg van hun streven om de banden met de EU nauwer aan te halen, te
maken gehad met onmiskenbare externe druk, zoals mogelijke wijzigingen in de
energieprijzen en kunstmatige handelsbelemmeringen. In het zuidelijke
nabuurschap hebben de acties van verscheidene regionale of mondiale spelers
eveneens een negatief effect op de ontwikkelingen gehad, zoals het conflict in
Syrië en de politieke (en economische) crisis in Egypte. Om het ENB
doeltreffender en relevanter te maken, zal de EU van haar kant de hand blijven
reiken aan en in gesprek blijven met deze regionale en mondiale spelers om te
voorkomen dat de hervormingsinspanningen door tegenstrijdige
beleidsdoelstellingen worden doorkruist. Zowel de nabuurschapspartners van de
EU als hun directe buurlanden zijn gebaat bij democratische en economische
hervormingen. Naar aanleiding van de
dramatische gebeurtenissen in de Oekraïne is gebleken hoe een weinig
vastberaden regering die het contact met de bevolking verloren had en onder
onaanvaardbare externe druk stond, grote politieke en sociale onrust kan
veroorzaken. De EU treedt daadkrachtig
op, in samenwerking met haar internationale partners, om de nieuwe autoriteiten
van het land te helpen de situatie te stabiliseren, de eenheid van het land te
bewaren met volledige eerbiediging van alle gemeenschappen en
bevolkingsgroepen, en tegemoet te komen aan de aspiraties van de bevolking.
Hiertoe heeft de Europese Commissie op 5 maart 2014 een steunpakket voor Oekraïne
vastgesteld[3],
waarin een groot aantal beleidsmaatregelen en -instrumenten van het Oostelijk
Partnerschap vervroegd worden uitgevoerd en worden versterkt. De voorgestelde
maatregelen kunnen resulteren in een totale steun gedurende de komende jaren van
ten minste 11 miljard euro uit de EU-begroting en van in de EU
gevestigde internationale financiële instellingen, naast aanzienlijke
financiële steun van het IMF en de Wereldbank. Deze aanpak berust op de wens om
Oekraïne te helpen bij de verwezenlijking van zijn ambities, die de burgers en
het maatschappelijk middenveld tijdens de gebeurtenissen zonder weerga in Kiev
en de rest van het land duidelijk kenbaar hebben gemaakt. Op 18 maart 2014 heeft de
Russische Federatie een verdrag ondertekend met de feitelijke autoriteiten van
de Krimrepubliek en de stad Sebastopol, waardoor de Krim met onmiddellijke
ingang de facto werd geannexeerd. Zoals Voorzitter van de Europese Raad Herman
Van Rompuy en Commissievoorzitter José Manuel Barroso op 18 maart 2014 hebben verklaard,
worden noch het illegale en illegitieme referendum in de Krim, noch de
resultaten van dit referendum door de Europese Unie erkend. De soevereiniteit,
territoriale integriteit en onafhankelijkheid van Oekraïne moeten worden
gerespecteerd. De annexatie van de Krim en Sebastopol door de Russische
Federatie wordt door de Europese Unie niet erkend en zal in de toekomst ook
niet worden erkend. De Europese Raad is het
eens met het standpunt inzake de onwettigheid van het referendum en de
daaropvolgende stappen, zoals is gesteld in de conclusies van de Raad van 20
maart 2014. De dag daarop hebben de EU en Oekraïne de politieke bepalingen van
de associatie-overeenkomst ondertekend en hebben zij bevestigd dat zij
vastberaden waren om de resterende onderdelen van de overeenkomst te
ondertekenen en af te sluiten, die samen met de politieke bepalingen één enkel
instrument vormen. Zoals recentelijk in de conclusies van de Raad Buitenlandse
Zaken is uiteengezet[4],
vormt de associatieovereenkomst niet het uiteindelijke doel van de samenwerking
tussen de EU en Oekraïne. Daarnaast vereisen de
aanhoudende crises in de zuidelijke nabuurschap, in het bijzonder de
aanhoudende burgeroorlog in Syrië en de negatieve gevolgen ervan voor de
buurlanden de continue aandacht en betrokkenheid van de EU. Dankzij de
bevoegdheden die in het kader van het Verdrag van Lissabon aan de EU zijn
toegekend, beschikt de EU thans over een steeds bredere waaier van zowel
politieke als technische beleidsinstrumenten. Hierdoor kan de EU een grotere politieke
rol vervullen in het transitieproces dat Tunesië, Egypte en Libië momenteel
doormaken. De Hoge
Vertegenwoordiger/Vicevoorzitter van de Commissie heeft nauwe banden met de
talrijke politieke actoren en heeft bijzonder goede contacten met deze actoren
uitgebouwd, zelfs in bijzonder moeilijke omstandigheden, waarvan haar
ontmoeting met de heer Morsi misschien het meest prominente voorbeeld is. Dit
betekent dat de EU ten aanzien van de autoriteiten onverbloemd haar standpunten
kan uiteenzetten wanneer het gaat om waarden die zij belangrijk vindt. De speciale
vertegenwoordiger van de EU voor de zuidelijke nabuurschap Bernardino Leon en
de speciale vertegenwoordiger van de EU voor mensenrechten Stavros Lambrinidis
hebben ook een unieke rol vervuld door hun goede diensten aan te bieden en de
zichtbaarheid van de EU in de regio te versterken. Ook heeft de EU
onmiddellijk substantiële maatregelen getroffen voor de aanpak van de gevolgen
van de Syrische burgeroorlog en de toenemende regionale implicaties daarvan,
zoals vluchtelingenstromen en het gevaar van onlusten in de buurlanden van de
Syrië. De gezamenlijke mededeling "Naar een omvattende EU-aanpak van de
crisis in Syrië"[5]
ging gepaard met aanvullende financiële steun van 400 miljoen euro in 2013 om
de gevolgen van de crisis op te vangen. Indachtig de ongekende gevolgen van de
crisis op de Syrische bevolking en de stabiliteit van de buurlanden, was de EU
de grootste verstrekker van hulp aan de slachtoffers van de Syrische
crisis en heeft zij omvangrijke humanitaire en niet-humanitaire bijstand
verleend. Hoewel de EU in
verschillende gevallen de uitdaging kon aangaan en snel kon reageren, moet zij
blijven zoeken naar manieren waarop het beleid en de bijbehorende instrumenten
beter kunnen worden afgestemd op de zeer uiteenlopende situaties in de
partnerlanden en moet zij nagaan hoe sommige beleidsonderdelen eventueel moeten
worden aangepast, onder meer door het gebruik van aanvullende
beleidsinstrumenten. Bij de ontwikkeling van de wetgeving voor de beleids- en
financiële instrumenten van de EU, zoals de kaderwetgeving voor het verlenen
van macrofinanciële bijstand, vereenvoudigde procedures op het gebied van het
handelsbeleid of inspanningen ten behoeve van snellere
besluitvormingsprocedures voor de toepassing van GVDB-instrumenten, moet de
noodzaak om snel te handelen in verschillende soorten situaties, met
verschillende soorten besluitvormingsprocedures, in aanmerking worden genomen.
Daar moeten de EU-instellingen en lidstaten hun aandacht op richten, zodat de
EU beter en sneller kan reageren op ontwikkelingen in haar nabuurschap en op de
veranderende behoeften van haar partners. 2. Uitvoering Net als in 2012 was de
vooruitgang die de partnerlanden hebben geboekt in de uitvoering van hun
hervormingsverbintenissen zeer wisselend. In de zuidelijke
nabuurschap vormde de algemene politieke situatie vaak een belemmering voor de
bereidheid van de partnerlanden om de overeengekomen hervormingsagenda uit te
voeren. Tunesië heeft vooruitgang bij de democratische overgang geboekt dankzij
de inclusieve dialoog en ondanks de grote veiligheidsdreigingen gedurende 2013.
De aanstelling van een nieuwe regering halverwege december en de daarop
volgende aanneming van een nieuwe grondwet in januari 2014 waren belangrijke
democratische stappen. In Marokko heeft een lastige politieke situatie
geresulteerd in een beperkte uitvoering van de verbintenissen die zijn vervat
in de constitutionele hervorming van 2011. In Egypte is president Mohammed
Morsi na demonstraties van de bevolking en een ultimatum van het leger afgezet
en vervangen door een interim-president. Libië kampt nog altijd met ernstige
veiligheidsproblemen, met gevolgen in eigen land als in de hele
Noord-Afrikaanse regio (bijv. de Sahel en de crisis in Mali). Libanon, waar een
nieuwe regering is benoemd, en Jordanië worstelen met de effecten van de
Syrische burgeroorlog op hun politieke, economische en sociale stelsels, wat
hun vermogen tot de uitvoering van politieke en structurele hervormingen sterk
hindert. De VS hebben hun inspanningen voor vrede tussen de Israëli’s en de
Palestijnen hernieuwd, wat in juli heeft geleid tot hervatting van de
onderhandelingen met als doel om binnen negen maanden tot overeenstemming te
komen op alle punten met betrekking tot de definitieve status. In het oosten worden de
democratische structuren van sommige ENB-landen sterker, maar werden brede
hervormingen soms belemmerd of vertraagd door gevestigde politieke of
economische belangen. Moldavië en Georgië hebben de onderhandelingen over de associatieovereenkomsten
afgerond en hebben deze overeenkomsten geparafeerd, met inbegrip van diepe en
brede vrijhandelszones (AO's/DCFTA's), hebben vooruitgang geboekt op het gebied
van de politieke en justitiële hervorming en zijn doorgegaan met de hervormingen
ter voorbereiding op de uitvoering van de AO’s/DCFTA's. Uit de politieke crisis
in Moldavië van begin 2013 bleek evenwel hoe kwetsbaar bepaalde
overheidsinstellingen zijn voor de gevestigde belangen, de beperkingen van het
constitutionele stelsel van controles en evenwichten en het nog steeds fragiele
karakter van de resultaten die in het kader van de hervormingen zijn geboekt.
De verkiezingen in Georgië in het najaar van 2013 waren de tweede democratische
machtsoverdracht in het land van de afgelopen 18 maanden en luidden een
aanzienlijke constitutionele verschuiving in van een semi-presidentieel naar
een parlementair systeem. Armenië heeft in februari 2013 presidentsverkiezingen
gehouden die ondanks resterende inbreuken over het algemeen behoorlijk
georganiseerd waren en waarbij de fundamentele vrijheden in acht werden
genomen. Armenië had onderhandeld over een AO/DCFTA, maar heeft deze na zijn
besluit om zich bij de Euraziatische douane-unie aan te sluiten, niet
geparafeerd. Het hervormingsproces in Oekraïne is na het opschorten van de
voorbereidingen voor de ondertekening van de associatieovereenkomst volledig
stilgevallen. Deze opschorting heeft geleid tot massale protesten vanuit de
bevolking (de zogeheten 'Euromaidan') ter ondersteuning van een politieke
associatie met en economische integratie in de EU. Azerbeidzjan dient
aanvullende inspanningen te leveren om de fundamentele rechten en vrijheden
beter te waarborgen. Belarus heeft qua politieke hervormingen geen vooruitgang
geboekt. De uitvoering door de afzonderlijke landen van de belangrijkste
aanbevelingen uit 2013 Armenië heeft enkele
van de belangrijkste aanbevelingen opgevolgd. Het land heeft een werkgroep
opgericht die voorstellen gaat indienen als reactie op de aanbevelingen van de
OVSE/het ODIHR inzake verkiezingen. Ondanks enige maatregelen tegen de
corruptie op hoog niveau bleef het optreden van de ethische commissie
ondoeltreffend. Het land is doorgegaan met de ontwikkeling van het
"radicale afschaffingsprogramma" dat naar verwachting de
administratieve lasten zal afbouwen en de kansen op corruptie zal beperken. Het
heeft een nieuwe interinstitutionele commissie voor de uitvoering van de
nationale strategie ter bescherming van de mensenrechten opgericht. Het heeft
amendementen op de wet inzake de alternatieve militaire dienst en een wet
inzake gelijke rechten en kansen voor mannen en vrouwen aangenomen. Er was een
beperkte vooruitgang wat betreft de hervormingen van het openbaar bestuur en er
zijn enige maatregelen genomen ter hervorming van het gerechtelijk apparaat
alsmede ter bevordering van de sectorale hervormingen en de aanpassing van de
regelgeving aan het EU-acquis. Azerbeidzjan heeft enkele
van de belangrijkste aanbevelingen opgevolgd. Het land heeft de problemen met
het beheer van de overheidsfinanciën deels aangepakt en heeft ook maatregelen
ter bestrijding van de corruptie genomen. Georgië heeft het
merendeel van de belangrijkste aanbevelingen in het ENB-voortgangsverslag van
vorig jaar opgevolgd. De presidentsverkiezingen in Georgië werden
overeenkomstig de internationale normen georganiseerd. De hervorming van het
gerechtelijk apparaat werd voortgezet, alsook de sectorale hervormingen en de
aanpassing aan het EU-acquis. Georgië heeft actief deelgenomen aan het
overleg van Genève en heeft met steun van de EU maatregelen genomen ter
verbetering van de leefomstandigheden van de binnenlands ontheemden; bovendien
heeft Georgië zich opnieuw bereid verklaard om in een waarachtig overleg te
treden met de afgescheiden regio’s. Moldavië heeft het
merendeel van de belangrijkste aanbevelingen in het ENB-voortgangsverslag van
vorig jaar opgevolgd. Moldavië heeft de uitvoering van het actieplan voor
visumliberalisering voltooid, de hervormingen op het vlak van wetshandhaving en
justitie verder doorgevoerd, is begonnen met de herstructurering van het kader
voor corruptiebestrijding, heeft de uitvoering van het actieplan voor de
mensenrechten en het actieplan voor steun aan de Romabevolking geïntensiveerd,
heeft de dialoog met Tiraspol in stand gehouden en de uitdagende regelgevings-
en sectorale hervormingen voortgezet. Oekraïne heeft
enkele aanbevelingen uit het vorige voortgangsverslag deels opgevolgd, met name
de aanbevelingen die betrekking hadden op de kieswet en -praktijk en de rechterlijke
macht, maar de opschorting van de voorbereidingen voor de ondertekening van de associatie-overeenkomst,
die ook een diepe en brede vrijhandelsruimte (AO/DCFTA) moet omvatten, hebben
de hervormingen volledig doen stilvallen. Egypte heeft door de
politieke gebeurtenissen de belangrijkste aanbevelingen uit het
ENB-voortgangsverslag van vorig jaar niet opgevolgd, met uitzondering van de
ondertekening van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane
preferentiële oorsprongsregels. Dat betekent dat de meeste aanbevelingen nog
steeds gehandhaafd blijven. Israël heeft enkele
van de belangrijkste aanbevelingen uit het verslag van vorig jaar opgevolgd. De
regionale conventie betreffende de pan-Europese oorsprongsregels alsook de
uitgebreide burgerluchtvaartovereenkomst met de EU werden ondertekend en de
overeenkomst inzake overeenstemmingsbeoordeling en aanvaarding van
industrieproducten (OAA) trad in werking. Jordanië
heeft
een aantal van de belangrijkste aanbevelingen uit het ENB-voortgangsverslag van
vorig jaar opgevolgd en heeft in het bijzonder een
corruptiebestrijdingsstrategie aangenomen en de regionale conventie betreffende
de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels geratificeerd. Libanon is begonnen
met de uitvoering van verscheidene aanbevelingen uit het voortgangsverslag van
2012 en heeft onder meer enige vooruitgang in de OOA-onderhandelingen geboekt
en wetgeving opgesteld inzake overheidsaanbestedingen, de corruptiebestrijding
en migrerende werknemers. Die wetgeving is echter niet door het parlement
aangenomen. Marokko heeft het
merendeel van de belangrijkste aanbevelingen opgevolgd. Het comité van
ministers heeft het regeringsplan inzake gelijkheid en het wetsontwerp voor de
oprichting van een autoriteit voor gelijkheid en discriminatiebestrijding
(APALD) goedgekeurd. Ook is er vooruitgang geboekt met betrekking tot het kader
voor corruptiebestrijding (d.w.z. de status van de desbetreffende instantie).
Het nationale handvest inzake de justitiële hervormingen is gepubliceerd en er
zijn twee bijbehorende organieke wetten opgesteld. Daarnaast is er een aanvang
gemaakt met de DCFTA-onderhandelingen en liggen de voorbereidingen voor een
OOA-overeenkomst nog steeds op schema. Palestina:
De
Palestijnse Autoriteit heeft de regionale conventie betreffende de
pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels ondertekend en daarmee een
van de aanbevelingen uit het ENB-voortgangsverslag van vorig jaar uitgevoerd.
Niettemin moet het merendeel van de belangrijkste aanbevelingen nog worden
opgevolgd en blijven deze gehandhaafd. Tunesië heeft
hoofdzakelijk resultaten geboekt met betrekking tot de aanbevelingen over de
consolidatie van de democratie (goedkeuring van een grondwet en totstandkoming
van een rechtskader ter voorkoming van martelingen, alsmede voor de media, de
onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, corruptiebestrijding en een
overgangsrechtspraak) en de voorbereiding van de volgende verkiezingen
(aanstelling van de leden van de hoogste onafhankelijke verkiezingsinstanties).
Wat betreft zijn bilaterale verbintenissen, heeft Tunesië vorderingen gemaakt
in de richting van een mobiliteitspartnerschap. Verder heeft Tunesië de
regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële
oorsprongsregels ondertekend. De hoge
vertegenwoordiger, de Commissie en de EU-delegaties in de partnerlanden hebben
hun inspanningen op het vlak van de toelichting van het beleid bij de
partnerlanden en de bevolking verhoogd. Ten behoeve van het Oostelijk
Partnerschap heeft de EU in 2013 een 'zichtbaarheidsstrategie' geïntroduceerd.
Deze strategie moet ervoor zorgen dat de mensen die geraakt worden door of
kunnen profiteren van het Oostelijk Partnerschap naar behoren worden
geïnformeerd, niet alleen over de verwachte voordelen op de lange termijn, maar
ook over de concrete veranderingen die het beleid in hun land teweeg zal
brengen. Voor alle ENB-landen biedt het webportaal van het EU Neighbourhood
Info Centre (www.enpi-info.eu)
een reeds bestaande online-informatiebron, up-to-date informatie in vier talen
over de samenwerkingsprojecten in de ENB-landen. Het Neighbourhood Info Centre
is een van de onderdelen van het regionale voorlichtingsprogramma van de ENPI
(2011-2013). Dit programma omvat tevens opleiding en netwerkactiviteiten voor
journalisten, congressen voor studenten, mediamonitoring en opiniepeilingen in
het ENB-gebied. De belangrijkste
boodschappen in de voorlichting van de EU zijn dat het ENB ertoe bijdraagt om
van Europa en haar omgeving een betere, veiligere, meer welvarende plek te
maken en dat het ENB het leven van mensen verbetert door bij te dragen tot meer
democratische, open en gelijke samenlevingen en een grotere welvaart en door
netwerken tussen de EU en haar buurlanden op te zetten. De EU benadrukt
bovendien dat iedereen, ook belanghebbenden buiten de nabuurschap, voordeel van
het ENB ondervindt. Medeverantwoordelijkheid en wederzijdse
verantwoordingsplicht vormen de kern van het ENB. Zo bieden
associatieovereenkomsten en DCFTA's met onze partnerlanden ook kansen en
voordelen voor de buren van de buren. De samenwerking en de creatie van
netwerken stoppen niet bij de grens van de ENB-partners, maar reiken verder.
Het is een inclusief beleid. De EU zou de concrete
voordelen van haar initiatieven echter wel beter kunnen uitleggen. Zij moet
ervoor zorgen dat de voortdurende onderhandelingen snel worden afgerond en dat
de overeenkomsten zo spoedig mogelijk van kracht kunnen worden en tastbare
voordelen opleveren. Tegelijkertijd moeten zowel de EU als de lidstaten
garanderen dat het beleid aantrekkelijk blijft en inspeelt op de behoeften van
hun partners. Vooral op terreinen waarop belangrijke beleidscompetenties bij de
lidstaten berusten moet de EU nog nauwer met de lidstaten gaan samenwerken om
haar toezeggingen aan de partners gestand te doen.
2.1.
Duurzame en blijvende democratie
Ondanks de inspanningen
en verbeteringen op bepaalde gebieden vertoonde 2013 over het algemeen een vrij
gemengd beeld en een paar zorgwekkende trends. In Georgië, Moldavië, Marokko en
Tunesië gaven de autoriteiten duidelijk blijk naar hervormingen te streven. In
Egypte hebben de ontwikkelingen gedurende het jaar aangetoond welke risico's en
valkuilen een overgang naar democratie kan meebrengen als het proces op een
niet-inclusieve, partijdige manier verloopt. In 2013 zijn er slechts
een paar verkiezingen in de nabuurschapslanden gehouden. De
presidentsverkiezingen in Georgië en in mindere mate Armenië waren ware
democratische verkiezingen, terwijl de presidentsverkiezingen in Azerbeidzjan
niet volledig aan de internationale normen voldeden. In januari 2014 werd in
Egypte een referendum over de grondwet gehouden. De opkomst was relatief laag
en tijdens de
verkiezingscampagne werd de oppositie weinig ruimte gegund. De fundamentele
vrijheden worden in bepaalde delen van de nabuurschap bedreigd, maar een
vooruitgang in de behandeling van minderheden, bijvoorbeeld in Moldavië, en de
aanneming van een nieuwe grondwet in januari 2014 in Tunesië banen in die
landen de weg voor een grotere eerbiediging van de rechtsstaat en bijgevolg
voor de democratie en de fundamentele vrijheden. In een aantal landen is
geen verbetering opgetreden en bleven de beperkingen op de vrijheid van
vergadering en vereniging bestaan. In Egypte kwamen in 2013 ruim 1300
mensen om het leven na het uiteenslaan van demonstraties door de
veiligheidstroepen en beperkte een nieuwe wet de vrijheid van vergadering,
terwijl een wetsontwerp inzake verenigingen eveneens beperkende bepalingen
bevat. Deze wetten zullen in overeenstemming met de onlangs aangenomen grondwet
moeten worden gebracht. In Armenië heeft de ombudsman benadrukt dat
politiemensen die geweld hebben gebruikt tegen vreedzame demonstranten niet
worden vervolgd en dat de rechten van arbeiders en vakbonden worden ingeperkt.
In Azerbeidzjan kan betrokkenheid bij een "bij wet verboden
samenscholing" volgens het nieuwe wetboek van strafrecht nu twee jaar
gevangenisstraf opleveren. In Algerije bevat de wet op vereniging problematische
bepalingen en blijft de invoering ervan zeer omstreden; Israël houdt
beperkingen op de vrijheid van vergadering in stand. Een wetsvoorstel in
Palestina kan de positie van de vakbonden op de Gazastrook verslechteren. Daar
waar de vrijheid van vereniging ontbreekt, worden de bescherming en bevordering
van de collectieve rechten aangetast. In Oekraïne werd in 2013
en begin 2014 steeds vaker melding gemaakt van intimidatie van journalisten
door de politie. In Moldavië en Georgië vonden enkele positieve ontwikkelingen
plaats. In Tunesië toonden een aantal opmerkelijke zaken met betrekking tot
activisten aan dat de vrijheid van meningsuiting - ondanks diepgaande
positieve veranderingen - nog altijd niet gegarandeerd is. Soortgelijke
gevallen hebben zich in Marokko voorgedaan. In Belarus bleef de
situatie met betrekking tot de eerbiediging van de mensenrechten, de
rechtsstaat en de democratische grondbeginselen zorgelijk.
De
justitiële stelsels in de hele regio behoeven
verdere hervorming. In verschillende landen is de onafhankelijkheid van het
gerechtelijk apparaat nog altijd niet volledig gegarandeerd. In Egypte, evenals
in Israël, Libanon en Jordanië, kunnen burgers nog steeds door een militaire
rechtbank worden berecht. Niettemin wordt er in Georgië, Moldavië, Marokko en Oekraïne
gewerkt aan hervorming van het gerechtelijk apparaat ter versterking van de
rechtsstaat. De aanneming in januari 2014 van een nieuwe grondwet in Tunesië
heeft ook de weg vrijgemaakt voor de scheiding van de machten en de
rechtsstaat.
Marteling
en mishandeling in gevangenissen houden, in
uiteenlopende mate, aan in de hele nabuurschap. Niettemin was een nationaal
mechanisme ter voorkoming van marteling de eerste en zeer symbolische maatregel
die door de Tunesische constituerende nationale vergadering in oktober 2013
werd aangenomen na opheffing van haar schorsing. In
het rechtskader van Moldavië, Oekraïne, Georgië en Marokko, dat nog wel moet
worden ingevoerd, werd enige vooruitgang geboekt bij de bestrijding van de corruptie.
Andere landen, zoals Libanon, Armenië en Azerbeidzjan, ontberen nog altijd
sterke, doeltreffende instanties en mechanismen om de corruptie tegen te gaan. De noodzaak van
hervorming van de politie teneinde het publieke vertrouwen en de
verantwoordingsplicht te herstellen, vormt een punt van zorg in de hele
nabuurschap. De mensenrechten worden in de gevangenissen of door de politie en
het leger van verschillende landen nog altijd niet geëerbiedigd. De landen in de
nabuurschap vertonen aanhoudende tekenen van sociale ongelijkheid en dus
van discriminatie van vrouwen en minderheden. Gendergerelateerd geweld
en discriminatie op grond van seksuele geaardheid tegen lesbiennes,
homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (LHBTI) vormt een
groeiend probleem, met uitzondering van Israël, waar wettelijke discriminatie
op grond van de seksuele geaardheid niet bestaat. De rechten van personen
die tot minderheden behoren staan in de meeste nabuurschapslanden onder
druk. De uitsluiting varieert van toenemend geweld en haatzaaien in de politiek
tegen minderheden in Armenië, Oekraïne, Palestina en Israël tot sektarische
strijd gedurende heel 2013 in Egypte. De discriminatie en het
geweld tegen kinderen worden grotendeels genegeerd, ondanks het feit dat
ze in veel nabuurschapslanden, met name waar een conflict of crisis heerst, een
probleem vormen. Een toenemend aantal kinderen verlaat de school vroegtijdig of
kan geen toegang tot onderwijs krijgen, waardoor zij in de toekomst verstoken
blijven van kansen. Deze trend verergert het reeds bestaande probleem van de
grote aantallen jongeren die geconfronteerd worden met talrijke belemmeringen
op hun weg naar billijke toegang tot fatsoenlijk werk en inkomsten. 2.2
De ondersteuning van het maatschappelijk middenveld De bereidheid tot
hervorming kan niet van buitenaf worden opgelegd en de verwachting van
hervormingen moet vanuit de samenleving zelf komen. Door directe betrokkenheid
bij de mensen, het bieden van reis- en studiemogelijkheden voor burgers (zo
nodig unilateraal), het bevorderen van het netwerkproces tussen de
gemeenschappen (bedrijfsleven, onderzoeksinstituten, universiteiten, kunsten,
cultuur enz.) en door de ondersteuning van het maatschappelijk middenveld kan
het EU-beleid als een katalysator van dit proces werken. In het herziene ENB
verbindt de EU zich tot een sterk partnerschap met samenlevingen en krijgt de
EU de beschikking over aanzienlijk sterkere instrumenten om betrekkingen te
onderhouden met en steun te verlenen aan het maatschappelijk middenveld in de
ENB-regio's. De raadpleging van
organisaties uit het maatschappelijk middenveld is uitgegroeid tot een vast
element van de EU-samenwerking met de nabuurschapslanden. Het maatschappelijk
middenveld wordt bij de voorbereiding en programmering van de financiële steun
van de EU regelmatig geraadpleegd over beleidspunten en operationele kwesties.
De nationale platforms van het Forum van het maatschappelijk middenveld van de
landen van het Oostelijk Partnerschap bieden de organisaties uit het
maatschappelijk middenveld de unieke gelegenheid om de prioriteiten van het
Oostelijk Partnerschap te bespreken en mee te denken over de voortgang in de
uitvoering van gezamenlijk overeengekomen hervormingen op het vlak van
democratie, goed bestuur en economische ontwikkeling. In de zuidelijke
nabuurschap speelt het maatschappelijk middenveld in verscheidene landen een
sleutelrol bij de uitvoering van door de EU gefinancierde sociale programma's
(alfabetiseringsprogramma's, kinderopvang, gendergelijkheid enz.). Er zijn ook
inspanningen verricht om op regionaal niveau een gestructureerde dialoog tot
stand te brengen tussen het maatschappelijk middenveld, de overheden en de EU. Gedurende 2014 zullen
EU-delegaties in de ENB-landen nationale stappenplannen ontwikkelen ten behoeve
van de betrokkenheid met het maatschappelijk middenveld. Met de stappenplannen
wordt beoogd een gemeenschappelijk strategisch kader te ontwikkelen voor de
betrokkenheid op nationaal niveau van de EU-delegaties en -lidstaten bij het
maatschappelijk middenveld. Daarnaast blijft de EU haar directe steun aan het
maatschappelijk middenveld en de sociale partners versterken, zodat burgers hun
zorgen kunnen uiten, kunnen bijdragen aan de beleidsvorming en regeringen ter
verantwoording kunnen roepen.
2.3.
Duurzame economische en sociale ontwikkeling
Zowel in de oostelijke
als de zuidelijke nabuurschap blijft het economische klimaat problematisch. De
economische groei van de meeste partnerlanden bleef zwak, niet alleen als
gevolg van de recessie in de eurozone en de zwakke groei in Rusland, maar ook
door het gebrek aan vooruitgang bij de structurele hervormingen. De EU is de
macro-economische dialogen met al haar buren zowel in het oosten als in het
zuiden, met uitzondering van Libië en Syrië, blijven versterken. Deze zijn
nuttig voor het in stand houden van een open uitwisseling van standpunten over
binnenlandse economische en financiële ontwikkelingen in zowel de partnerlanden
als de EU, over de beleidsproblemen waarmee de nabuurschap kampt en over de
samenwerking tussen de EU en haar buren. Daarnaast zijn deze dialogen nuttig
voor de evaluatie van de uitvoering van de in de ENB-associatieagenda's en
-actieplannen vastgestelde economische hervormingsprioriteiten. In aanvulling op de
macro-economische dialogen houdt de Commissie met de partnerlanden die
macrofinanciële bijstand (MFB) ontvangen besprekingen over het economisch
beleid. De MFB is bedoeld om de partnerlanden financieel te ondersteunen
terwijl zij macro-economische onevenwichtigheden aanpakken en op de groei
gerichte structurele hervormingen doorvoeren. In 2013 heeft de EU nieuwe
programma's voorbereid voor Jordanië en Tunesië, naast de reeds bestaande
programma's voor Georgië en Oekraïne. Er hebben in 2013 geen MFB-betalingen aan
Oekraïne plaatsgevonden, aangezien dit land geen regeling met het IMF getroffen
heeft. Armenië heeft in februari 2013 een verzoek om een MFB-programma
ingediend en de Commissie buigt zich momenteel over een voorstel. Als gevolg van het trage
economische herstel en het gebrek aan structurele hervormingen en verbeteringen
van het ondernemings- en investeringsklimaat blijven de sociaaleconomische
uitdagingen buitengemeen groot. De hoge werkloosheid vormt nog altijd een groot
probleem in vooral het zuiden, waar ook de reële lonen opnieuw zijn bevroren of
gedaald. Aanzienlijke delen van de bevolking in de meeste ENB-partnerlanden,
voornamelijk op het platteland, worden getroffen door armoede. Met name
kinderen zijn erg kwetsbaar voor en worden getroffen door armoede. De EU is
steun blijven verlenen aan maatregelen voor een betere sociale bescherming,
armoedebestrijding en het scheppen van werkgelegenheid. Bij de samenwerking van
de EU met de ENB-partners is lang de nadruk gelegd op de ontwikkeling van de
particuliere sector - die essentieel is voor inclusieve economische groei en
het scheppen van werkgelegenheid. De ontwikkeling van een levendige
particuliere sector, met name door het stimuleren van kleine en middelgrote
ondernemingen, kan ondersteuning bieden aan een beter bestuur en democratie.
Een sterkere particuliere sector vergroot dankzij het ontstaan van een
middenklasse ook het aantal burgers dat voorstander van democratische
hervormingen is. Corruptie blijkt een
belangrijk obstakel voor investeringen en bedrijfsvoering, zowel in de
oostelijke als in de zuidelijke ENB-landen. Voor het bevorderen van de
economische dynamiek, de investeringen en het ondernemerschap en voor het
scheppen van de nodige werkgelegenheid is het van essentieel belang om de
particuliere sector en de economische voordelen los te koppelen van gevestigde
belangen en politieke ambten en de toegang tot justitie te verbeteren. De EU ondersteunt
inclusieve economische ontwikkeling, met name in de privésector, alsmede
werkgelegenheid, dankzij de ontwikkeling van het mkb, infrastructurele
ontwikkeling en steun aan praktijkopleidingen en ondernemerschap door middel
van een reeks beleidsinitiatieven en financiële bijstand. De DCFTA's, waarover met
een aantal ENB-partners is of wordt onderhandeld, kunnen niet alleen de handel
liberaliseren, maar ook krachtige instrumenten vormen voor de verbetering van
de transparantie en het regelgevingskader in het algemeen. De met de partners
overeengekomen ENB-actieplannen vergen aanzienlijke inspanningen op gebieden
als ondernemingsbeleid, technische regelgeving en standaarden. In de zuidelijke
nabuurschap heeft de Euro-mediterrane industriële samenwerking lange tijd een
kader geboden voor de ontwikkeling van een ondernemingsbeleid op basis van het
Euromediterraan handvest voor het bedrijfsleven, dat momenteel wordt
geëvalueerd en herzien, zodat het straks ook onderdelen van de Small Business
Act (SBA) omvat[6].
Verscheidene ENB-partnerlanden hebben op grond van de SBA referentiedocumenten
vastgesteld om het ondernemerschap te stimuleren en een gunstig bedrijfsklimaat
voor groei en werkgelegenheid te scheppen. In de regio van het Oostelijk
Partnerschap is in 2012 de eerste SBA-evaluatie afgerond. De gedane
aanbevelingen werden door de partnerlanden zeer nuttig geacht en worden
momenteel in het merendeel van de landen opgevolgd. Een tweede evaluatie – ter
controle van de voortgang van de opvolging – gaat in de eerste helft van 2014
van start.
2.4. Versterking van de handelsbetrekkingen
De EU blijft de
belangrijkste handelspartner voor nagenoeg alle ENB-partners. Met Moldavië, Georgië en
Armenië zijn associatieovereenkomsten, inclusief DCFTA's, gesloten (Armenië
heeft zich naderhand aangesloten bij de Euraziatische douane-unie, hetgeen
onverenigbaar is met de ondertekening van een AO/DCFTA met de EU). Oekraïne
heeft besloten de voorbereidingen van de ondertekening van de
Associatieovereenkomst/DCFTA op te schorten omdat het land zich naar eigen
zeggen zorgen maakt over de potentiële gevolgen van de overeenkomst voor zijn
economie en zijn economische betrekkingen met Rusland. In het zuiden zijn de
onderhandelingen met Marokko over een DCFTA van start gegaan. Wat de
voorbereidingen met Tunesië betreft, is er vooruitgang geboekt, maar door de
politieke onzekerheid heeft de aanvang van de onderhandelingen vertraging
opgelopen. Jordanië heeft de voorbereidingen voortgezet en heeft hierbij
aanzienlijke vorderingen gemaakt. Een eerste bijeenkomst en dialoog over de
DCFTA met Egypte heeft in juni 2013 plaatsgevonden, maar na het politieke
tumult in de zomer en de regeringswisseling is in 2013 geen verdere vooruitgang
meer geboekt. Met enkele partners kon
vooruitgang worden geboekt op het vlak van de overeenkomsten betreffende de
overeenstemmingsbeoordeling en de aanvaarding van industrieproducten
(OAA's). De OAA met Israël is in januari 2013 van kracht geworden. De
voorbereidende werkzaamheden aan soortgelijke overeenkomsten met andere
partners in het zuidelijke Middellandse Zeegebied worden voortgezet, waarbij de
geboekte vooruitgang onderling sterk kan verschillen. Deze overeenkomsten
vormen krachtige instrumenten voor hun economische integratie in de EU. De
partnerlanden passen hun wetgeving en standaarden aan het EU-acquis aan
voor de belangrijkste industrietakken waarvoor EU-wetgeving bestaat, samen met
hun standaardisatie, accreditatie, overeenstemmingsbeoordeling, metrologie en
markttoezicht. In specifieke, door de partners gekozen sectoren kunnen ze met
de EU handel drijven onder dezelfde voorwaarden als de EU-lidstaten dat met
elkaar doen.
2.5.
Migratie en mobiliteit
In 2013 hebben er
cruciale ontwikkelingen plaatsgevonden in de samenwerking op het gebied van
vrijheid, veiligheid en recht (VVR), vooral met betrekking tot mobiliteit en
migratie. Oekraïne en Moldavië zijn de actieplannen voor visumliberalisering
(VLAP's) blijven gebruiken als instrumenten voor de grondige, structurele
hervorming van de bredere VVR-sector, en beide landen hebben aanzienlijke
vooruitgang geboekt bij de uitvoering van hun VLAP's. Het voorstel van de
Commissie om Moldavië op de positieve lijst overeenkomstig Verordening (EG) nr.
539/2001 te zetten en Moldavische burgers met een biometrisch paspoort
visumvrij reizen in het Schengengebied toe te staan, is in februari 2014 door
het Europees Parlement aangenomen en in maart 2014 door de Raad goedgekeurd. Deze ontwikkeling is een
grote stap voorwaarts op het gebied van de intermenselijke contacten en een
positieve stimulans voor de andere partners uit het Oostelijk Partnerschap. Na
de overlegging van zijn VLAP in februari heeft Georgië veel vooruitgang geboekt
bij de uitvoering van de benchmarks uit de eerste fase. De visumversoepelingsovereenkomst
tussen de EU en Azerbeidzjan is in november tijdens de top in Vilnius
ondertekend, en het mobiliteitspartnerschap tussen de EU en Azerbeidzjan
in december. De overnameovereenkomst tussen de EU en Azerbeidzjan is in juli
2013 geparafeerd. Na de top van het Oostelijk Partnerschap in Vilnius zijn de
onderhandelingen over visumversoepelings- en overnameovereenkomsten tussen de
EU en Belarus van start gegaan. Belangrijke resultaten
werden geboekt in de zuidelijke nabuurschap. In juni is er een mobiliteitspartnerschap
tussen de EU en Marokko gesloten, het eerste mobiliteitspartnerschap met
een zuidelijke ENB-partner, en op 3 maart 2014 is er een dergelijk partnerschap
met Tunesië ondertekend. De uitdaging is nu om de in de
mobiliteitspartnerschappen vastgestelde projecten uit te voeren. Ook zijn in
december de onderhandelingen over een mobiliteitspartnerschap met Jordanië
van start gegaan. Het tragische feit dat er een schip met migranten voor de
kust van Lampedusa is gezonken, heeft ertoe geleid dat de Commissie een aantal
voorstellen[7]
heeft gedaan die in de Europese Raad[8] van
december zijn besproken, met het doel het optreden van de EU te versterken om
verder verlies van migrantenlevens in de Middellandse Zee te voorkomen. Er is behoorlijke
vooruitgang geboekt op het gebied van de coördinatie van socialezekerheidsstelsels
in verband met de arbeidsmobiliteit met de zuidelijke partnerlanden. De
technische besprekingen over de uitvoering van de bepalingen uit de
associatieovereenkomsten met Marokko en Israël zijn afgerond. Met Algerije en
Tunesië moeten de technische details nog nader besproken worden.
2.6. Financiële steun
De financiële steun van
de EU is belangrijk om de partnerlanden te helpen bij de uitvoering van
gezamenlijk overeengekomen doelstellingen en hun hervormingsagenda. Van 2007
tot en met 2013 hebben de partners aanmerkelijk meer financiering ontvangen dan
aanvankelijk was geprogrammeerd. In totaal hebben de partners ruim
13 miljard euro ontvangen. Dat is inclusief de aanvullende middelen
ten belope van 2,6 miljard euro die onder andere in een reactie op de
oprichting van het Oostelijk Partnerschap in 2009, de Arabische revoluties van
2011 en de voortdurende behoeften in Palestina en Syrië zijn vrijgemaakt. Alleen al in 2013 bedroeg
de hulp aan de ENB-partners uit het Europees nabuurschaps- en
partnerschapsinstrument (ENPI) 2,56 miljard euro, het hoogste jaarbedrag uit de
hele periode van zeven jaar. Een deel bestond uit aanvullende stimuleringssteun
(overeenkomstig de Spring- en EaPIC-programma's) voor de landen die zich het
meest inzetten voor hervormingen en die vooruitgang boeken bij de opbouw van
een duurzame en blijvende democratie. De EU heeft tevens via
internationale financiële instellingen, met name de EIB en de EBWO,
aanzienlijke middelen ter beschikking gesteld, in het bijzonder aan kleine en
middelgrote ondernemingen. In 2013 heeft de EU de
algemene herziening van haar financiële instrumenten voltooid in het kader van
het gemoderniseerde meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020, met
inbegrip van het Europees nabuurschapsinstrument. Door dit nieuwe instrument
komt de steun voor onze buren sneller beschikbaar en wordt deze flexibeler, waardoor
een betere differentiatie mogelijk wordt en meer stimulansen kunnen worden
geboden. Ondanks de financiële crisis en het feit dat de totale EU-begroting
over minder middelen beschikt, bedraagt de voor het ENI uitgetrokken
financiering 15,4 miljard euro, hetgeen aangeeft welk belang de EU aan de regio
hecht. Het ENI zal het merendeel van de financiering aan de 16
ENB-partners leveren. Het ENI zorgt voor een grotere samenhang tussen het
beleid en de financiële steun en stelt mechanismen vast voor de toepassing van
de op stimulansen gebaseerde aanpak ter aanmoediging van hervormingen in de
partnerlanden. De steun wordt verleend via bilaterale, grensoverschrijdende en
meerlandensamenwerkingsprogramma's.
2.7. Sectorale samenwerking
Het ENB biedt de partners
door middel van sectoraal beleid een zeer concreet pakket mogelijkheden aan.
Dit beleid omvat een breed scala aan beleidsterreinen. Op basis van
convergentie met de EU-normen en -standaarden vormen de dialoog over het
sectorbeleid en de samenwerking op het gebied van regelgeving fundamentele
elementen van het ENB en een praktische toepassing van het EU-beleid in de
nabuurschap. Hiermee worden de hervormingen ondersteund die gericht zijn op het
garanderen van goed bestuurde instellingen en toegang tot de sociale
voorzieningen voor alle burgers, hetgeen moet resulteren in de juiste
omstandigheden voor inclusieve economische groei en meer werkgelegenheid. In de ENB-regio heeft
zich een intense politieke activiteit voorgedaan, die de toekomstige koers op
het vlak van energie en vervoer heeft bepaald. Het
Energiegemeenschapsverdrag is het belangrijkste kader gebleven voor de
samenwerking met de oostelijke partners; de raad van ministers van de
Energiegemeenschap heeft besloten het verdrag tot 2026 te verlengen en was
verheugd over de aanvraag van Georgië voor het volledige lidmaatschap. Er is
overeenstemming bereikt over een lijst grote energie-infrastructuurprojecten.
De vaststelling van het definitieve investeringsbesluit door het Shah Deniz II-consortium in december 2013 is
een belangrijke stap op weg naar de verwezenlijking van de zuidelijke
gascorridor. In juni is er een uitgebreide overeenkomst inzake luchtdiensten
tussen de EU en Israël ondertekend. Een uitgebreide overeenkomst inzake
luchtdiensten tussen de EU en Oekraïne is geparafeerd tijdens de top in
Vilnius, en met Azerbeidzjan en Tunesië vinden onderhandelingen plaats. Verscheidene partners
hebben interministerieel werk verricht met betrekking tot de klimaatverandering;
zo heeft Jordanië een geïntegreerd beleid betreffende de klimaatverandering
vastgesteld. De EU heeft regionale projecten voor technische bijstand opgestart
(Clima East en Clima South). Deze projecten ondersteunen alle inspanningen van
de partners voor de overgang naar een koolstofarme ontwikkeling en
klimaatbestendigheid. Er zal ook verdere beleidssamenwerking nodig zijn ten
behoeve van de onderhandelingen over een nieuwe internationale
klimaatovereenkomst die in 2015 in Parijs moet worden gesloten. Alle partnerlanden nemen
zeer actief deel aan de regionale ENB-milieuprojecten, hetgeen
daadwerkelijke vooruitgang oplevert bij de verwezenlijking van een
hulpbronnenefficiënte economische ontwikkeling en andere beleidsdoelen voor de
sector. Op de derde top van het Oostelijk Partnerschap in Vilnius is het milieu
als prioriteit erkend en is overeenstemming bereikt over de voortzetting van
het proces van onderlinge aanpassing van de regelgeving en convergentie van het
beleid. Vijf ENB-landen hebben besloten hun samenwerking met het Europees Milieuagentschap
uit te breiden, en een ministersvergadering over het milieu en de
klimaatverandering van de UMZ staat voor mei 2014 gepland. De creatie, samen met de
ENB-partners, van een gemeenschappelijke ruimte voor kennis en innovatie
is verder gevorderd. Deze ruimte zal de EU en haar partners met elkaar
verbinden door middel van een beleidsdialoog, nationale en regionale
capaciteitsopbouw, samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie en een
grotere mobiliteit voor onderzoekers. Binnen het Oostelijk Partnerschap is een
nieuw, speciaal aan onderzoek en innovatie gewijd panel opgericht ,
terwijl de samenwerking in de zuidelijke nabuurschap in het kader van het
toezichtcomité voor Euro-mediterrane samenwerking op het gebied van onderzoek
en technologische ontwikkeling binnen de UMZ is voortgezet. Armenië, Israël en
Moldavië hebben een formeel verzoek om toetreding tot het Horizon
2020-programma van de EU voor onderzoek en innovatie ingediend om optimaal
gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden die dit omvangrijkste
onderzoeksprogramma van de EU ooit te bieden heeft. De onderhandelingen met
Israël over toetreding tot het programma zijn in december 2013 afgerond,
terwijl de officiële besprekingen met Moldavië in januari 2014 van start zijn
gegaan. Onderwijs, jeugdzaken en cultuur zijn punten gebleven waarop de EU en de ENB-partners
samenwerken, met de uitwisseling van 3175 studenten en academici binnen Erasmus
Mundus. Als gevolg van deze speciale openstelling voor studenten uit de
partnerlanden in het zuidelijke Middellandse Zeegebied heeft in 2013 het
hoogste aantal studenten uit deze landen tot op heden een beurs ontvangen om
een universitaire opleiding in de EU te volgen. De onderwijsministers hebben op
hun bijeenkomst binnen de dialoog van het Oostelijk Partnerschap in Jerevan de
resultaten van eerdere academische samenwerkingsprogramma's onderstreept en de
doelstellingen van het nieuwe Erasmus+- programma goedgekeurd. Ruim 9600
jongeren en jeugdwerkers uit buurlanden en 710 vrijwilligers hebben kunnen
profiteren van het programma Jeugd in actie. Op de eerste ministersconferentie
over cultuur van het Oostelijk Partnerschap werd het belang van de cultuur voor
de menselijke en sociaaleconomische ontwikkeling opnieuw bevestigd. Het ENB-programma voor landbouw
en plattelandsontwikkeling (Enpard), dat onderdeel vormt van de inzet
van de EU voor groei en stabiliteit in de nabuurschap, erkent het belang van de
landbouw voor de voedselzekerheid, duurzame ontwikkeling en werkgelegenheid op
het platteland. In het Enpard-programma wordt een
participatieve methode van beleidsformulering toegepast . Dit sluit goed
aan op de bredere uitdagingen waarmee de ENB-landen worden geconfronteerd, maar
de uitvoering in de praktijk zal blijvende politieke steun vereisen. In
2014 gaat de tenuitvoerlegging van Enpard in Marokko, Algerije en Tunesië van
start. De eerste bijeenkomst van het panel voor landbouw en
plattelandsontwikkeling binnen de dialoog van het Oostelijk Partnerschap heeft
in mei 2013 plaatsgevonden, en de tweede in januari 2014. De
ministersvergadering over landbouw en ontwikkeling van het Oostelijk
Partnerschap, waarin de nadruk lag op de tenuitvoerlegging van Enpard, is in
januari 2014 in Chisinau gehouden. De samenwerking op het
gebied van de gezondheid met de partners van de zuidelijke nabuurschap
is versterkt, onder meer door de introductie van een 'Mediterranean Programme
in Intervention Epidemiology Training' voor de zuidelijke buren, terwijl de
oostelijke buren betrokken werden bij EU-bijeenkomsten van de hiv/aids-denktank
en het beleidsforum voor het maatschappelijk middenveld. De EU heeft haar
constructieve samenwerking op het gebied van het geïntegreerd maritiem
beleid met de ENB-partners uit het Middellandse Zeegebied voortgezet en een
uitgebreide dialoog opgestart met de oostelijke partners uit de landen in het
Zwarte Zeegebied. In de loop van 2013 heeft
de EU een nieuwe generatie programma's vastgesteld binnen het meerjarig
financieel kader 2014-2020; een groot aantal daarvan staat open voor de ENB-partners.
De EU blijft binnen het versterkte ENB-kader de partnerlanden aanmoedigen om
deel te nemen aan EU-programma's en -agentschappen. 2.8 Hervorming van de veiligheidssector en conflictoplossing De EU ondersteunt de
hervorming van de veiligheidsdiensten van voormalige autoritaire regimes tot
meer transparante en democratisch gecontroleerde veiligheidssectoren die
verantwoording moeten afleggen. De EU is reeds in
verschillende landen, zowel in het oosten (EUBAM Moldavië, EUMM Georgië) als in
het zuiden (EUBAM Libië, EUBAM Rafah, EUPOL COPPS in Palestina), betrokken bij
grensbeheer-, controle- of -advies-/hulpmissies. Deze missies, die voornamelijk
in het kader van het GVDB worden uitgevoerd, worden aangevuld met
langetermijnprogramma's die gericht zijn op capaciteitsopbouw en die de weg
voor de institutionele hervormingen moeten effenen. In het zuiden is er reeds
een samenwerking tot stand gekomen met een aantal landen. In Tunesië hebben
Europese deskundigen een evaluatie op voet van gelijkheid uitgevoerd die moet
dienen als basis voor de vaststelling van de nationale strategische
beleidslijnen. Zo ondersteunt de EU ook de ontwikkeling van een nationale
capaciteit voor veiligheid en stabilisatie in Libanon. In het oosten moedigt de
EU de partnerlanden aan tot "hervorming van de veiligheidsdiensten en
wetshandhavingsinstanties (inclusief de politie) en totstandbrenging van
democratische controle over het leger en de veiligheidsdiensten"[9]. Voor Moldavië werd de hervorming van de
veiligheidsdiensten en wetshandhavingsinstanties in 2013 opgestart, en de
politie en het grensbeheer zullen vanaf 2014 centraal staan bij de steun van de
EU in het kader van het Europees nabuurschapsinstrument (ENI). Naast de
ervaring die is opgedaan met het politiesamenwerkingsprogramma van het
Oostelijk Partnerschap is er in 2013 een nieuw panel opgericht voor de
samenwerking op het gebied van het GVDB in het "multilaterale
verband" van het Oostelijk partnerschap. Dit panel gaat zich voornamelijk
toespitsen GVDB-zaken, met als doel om de oostelijke partners te helpen bij de
verbetering van hun capaciteit en hun bijdragen aan GVDB-missies en -operaties
en informatie te delen met de andere landen van het Oostelijk partnerschap,
EU-lidstaten en de EU-instellingen. De EU is bovendien een
actieve partner gebleven in fora voor internationale conflictoplossing, zoals
het internationale overleg van Genève en de 5+2-besprekingen, en is haar
volledige steun blijven geven aan de Minsk-groep van de OVSE. De speciale
vertegenwoordiger van de EU voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië
hebben de dialoog tussen de partijen vereenvoudigd. Wat het vredesproces in
het Midden-Oosten betreft, is de EU de huidige rechtstreekse onderhandelingen
tussen de Israëli’s en Palestijnen met de VS als bemiddelaar volledig blijven
ondersteunen en heeft zij verschillende malen laten weten alle instrumenten die
tot haar beschikking staan te willen inzetten ter ondersteuning van de
zoektocht van de partijen naar een uitgebreid akkoord over alle kwesties die verband
houden met de definitieve status. In de conclusies van de Raad van december
2013 zijn de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU overeengekomen om beide
partijen binnen het kader van een akkoord over de definitieve status te
voorzien van een pakket zonder weerga aan Europese politieke, economische en
veiligheidsgerelateerde steun. De EU is de Palestijnse institutionele opbouw en
bestuur, ontwikkeling van de particuliere sector en humanitaire hulp blijven
steunen. De EU heeft ook de EUBAM Rafah-missie paraat gehouden, zodat deze
opnieuw actief kan worden aan de grensovergang met Rafah zodra de veiligheids-
en politieke situatie dit toelaat. 3. De oostelijke en zuidelijke dimensie van het ENB 3.1.
Oostelijk Partnerschap De
samenwerking tussen de EU en haar oostelijke Europese partners - Armenië,
Azerbeidzjan, Belarus, Georgië, de Republiek Moldavië en Oekraïne - is in 2013
geïntensiveerd. Verscheidene partnerlanden hebben belangrijke stappen
voorwaarts gezet in het proces van nauwere politieke banden met en economische
integratie in de EU. Een mijlpaal was de derde top van het Oostelijk
Partnerschap die op 28-29 november 2013 in het Litouwse Vilnius is gehouden. In
Vilnius kon de vooruitgang sinds de tweede top van het Oostelijk Partnerschap
in Warschau worden geïnventariseerd en kon de te volgen route voor de komende
twee jaar worden uitgestippeld. Hoewel de volgende fase van het Oostelijk
Partnerschap zich zal kenmerken door een grotere differentiatie in de
bilaterale betrekkingen, is er ook behoefte aan verdere ontwikkeling van een
gemeenschappelijke agenda die voor alle zes partnerlanden relevant is. In de
toekomst zal het multilaterale verband van het Oostelijk Partnerschap de
doelstellingen van het bilaterale verband blijven versterken en tevens de
dialoog over en samenwerking op het gebied van een gemeenschappelijk aantal
kwesties stimuleren, zoals vastgesteld in de werkprogramma's van de vier
thematische platforms van het Oostelijk Partnerschap. Multilaterale
ministeriële contacten zijn in dit opzicht van essentieel belang, en
voortzetting van de informele dialogen binnen het Oostelijk Partnerschap zal
tot de prioriteiten behoren. Deze bijeenkomsten zijn een uitstekende manier
gebleken om regelmatige, informele uitwisselingen tussen de ministers van
Buitenlandse Zaken over de agenda van het Oostelijk Partnerschap en over
buitenlandse politieke kwesties van gemeenschappelijk belang te initiëren,
hetgeen bijdraagt tot een groeiende convergentie op politiek en
veiligheidsgebied en een grotere doeltreffendheid van het buitenlandbeleid. Op
dezelfde manier moet er naar mogelijkheden worden gezocht voor sectorspecifieke
ministersvergaderingen naar het model van de ministersvergadering over vervoer
en justitie die in 2013 heeft plaatsgevonden. In
hun mededeling van mei 2011 over het ENB[10]
hebben de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger erop gewezen dat de waarden
waarop de Europese Unie is gebouwd - vrijheid, democratie, respect voor de
mensenrechten en fundamentele vrijheden, en de rechtsstaat - ook de kern vormen
van het proces van politieke associatie en economische integratie. Dit zijn ook
de waarden die zijn vastgelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de
Europese Unie en waarop de artikelen 8 en 49 zijn gebaseerd. De
prioriteiten voor de werkzaamheden in de komende jaren worden toegelicht in het
Uitvoeringsverslag 2013 inzake het Oostelijk Partnerschap dat bij deze
mededeling is gevoegd. 3.2 Partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart met het
zuidelijke Middellandse Zeegebied In een reactie op de historische gebeurtenissen van
2011 in de Arabische wereld heeft de EU haar partners in het Middellandse
Zeegebied een partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart aangeboden[11]. De routekaart die in
2012 is vastgesteld bevatte de doelstellingen die binnen het partnership
moesten worden nagestreefd. De
uitvoering werd in 2013 echter sterk beïnvloed door de aanhoudende en
ingrijpende politieke ontwikkelingen in het zuidelijke Middellandse Zeegebied. In politiek opzicht werd
2013 overheerst door steeds complexere en veranderende situaties in de landen
van de zuidelijke nabuurschap, waarvan de regionale integratie steeds
problematischer werd. Het aanhoudende conflict in Syrië bleef de situatie in de
hele regio bepalen en werkte ook door op de politieke stabiliteit van enkele
buurlanden. De regio kampt met een grote vluchtelingenstroom; meer dan 2,5
miljoen mensen zijn uit Syrië naar de buurlanden gevlucht. De politieke en
religieuze polarisatie treft veel landen in het Middellandse Zeegebied, zoals
Egypte, waar de gebeurtenissen van juli hebben geleid tot de afzetting van
president Morsi. Hoewel er nog steeds vooruitgang werd geboekt met de opbouw en
versterking van de institutionele basis voor democratie, verliep dit proces in
sommige landen problematisch als gevolg van interne politieke conflicten. De EU
is echter standvastig gebleven en heeft de samenwerking met en de bijstand aan
de landen in het Middellandse Zeegebied voortgezet en zelfs versterkt door
middel van de mechanismen die haar binnen de bilaterale politieke dialogen en
bijstandsprogramma's ter beschikking stonden. De
prioriteiten voor de werkzaamheden in de komende jaren worden toegelicht in het
Uitvoeringsverslag 2013 van het partnerschap voor democratie en gedeelde
welvaart dat bij deze mededeling is gevoegd. 4. De EU als diplomatieke speler die zorgt voor veiligheid De
bevordering van stabiliteit, veiligheid en duurzame ontwikkeling lag aan de
basis van het ENB en blijft een belangrijke doelstelling van de EU. Veiligheid,
in de breedst mogelijke zin van het woord, vereist een transparant bestuur dat
rekenschap moet afleggen, eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden
en vooruitzichten op het vlak van de economie en werkgelegenheid. De EU en haar partners in
de nabuurschap kampen met oude en nieuwe veiligheidsrisico's in een snel
veranderend, complex geostrategisch gebied. Ook terrorisme en georganiseerde
misdaad, waaronder de smokkel van mensen, drugs en vuurwapens, vormen een groot
gevaar voor de veiligheid. De instabiele veiligheidssituatie, in combinatie met
een aantal "bevroren conflicten" die de EU en haar partners ervan
weerhouden om optimaal te profiteren van de samenwerking in het kader van het
ENB, onderstreept de noodzaak van een verdere verhoging door de EU van haar bijdrage
aan de veiligheid in haar nabuurschap en daarmee aan een vergroting van haar
eigen veiligheid. Dat is van gemeenschappelijk belang voor de EU en voor een
aantal van haar partners, ook voor die partners die tot dusver blijk hebben
gegeven van weinig bereidheid, of vermogen, om in het kader van het vernieuwde
ENB volwaardige betrekkingen met de EU aan te gaan. De noodzaak om nauwer samen
te werken aan de oplossing van de regionale veiligheidsproblemen staat echter
buiten kijf. Voor de EU, op basis van haar alomvattende benadering van externe
conflicten en crises, en ook voor haar lidstaten door middel van bilaterale
inspanningen, is een grote rol weggelegd bij het voorkomen en beheersen van
conflicten en hun oorzaken. De gezamenlijke
crisisbeheersing kan worden versterkt door de deelname van de partners aan
GVDB-missies aan te moedigen en te bevorderen. De kaderovereenkomsten inzake
deelname aan GVDB-missies (KPO's) die de EU heeft gesloten met Oekraïne,
Moldavië en Georgië, moeten verder ten uitvoer worden gelegd. De besprekingen
over mogelijke KPO's en mogelijke deelname aan GVDB-missies moeten worden
voortgezet, in het bijzonder met Jordanië en Marokko. Als het ENB ook binnen de
context van aanhoudende en toenemende veiligheids-, politieke en economische
crises voor de partners relevant wil blijven, moet de EU, door middel van het
ENB, elke gelegenheid tot actie op basis van diplomatie, conflictpreventie en
bemiddeling aangrijpen. Dergelijke actie moet ook de van oudsher bestaande
veiligheidscapaciteiten bevorderen, bijvoorbeeld op het gebied van militair
advies en militaire training, politie, justitie en samenwerking inzake
grensbeheer, en moet de partners waar mogelijk helpen bij de uitvoering van hun
internationale verplichtingen op het gebied van bredere veiligheidsrisico's
krachtens de desbetreffende verdragen. De EU moet haar aandacht in het
bijzonder sterker richten op de ondersteuning van hervormingen die leiden tot
een meer transparante en democratisch gecontroleerde veiligheidssector die rekenschap
moet afleggen, om zowel in het oosten als in het zuiden een klimaat voor meer
democratie en inclusieve groei tot stand te brengen. Doelmatige, duurzame
EU-steun vereist een grotere samenhang tussen de algemene strategische en
politieke bilaterale doelstellingen, ook op het vlak van het GVDB en de
samenwerking met de partnerlanden. Een alomvattende EU-benadering van externe
conflicten en crises[12]
zal de EU in staat stellen om haar reactie op de specifieke behoeften van de
ENB-partners bij crises en in post-crisissituaties aan te passen, waarbij zij
een beroep kan doen op al haar bestaande beleids- en financiële instrumenten.
Een meer samenhangend, geïntegreerd gebruik van de EU-instrumenten, met
inbegrip van de bilaterale activiteiten van EU-lidstaten met partners uit de
nabuurschap, zal de capaciteit van de EU vergroten om de problemen en behoeften
in de regio zowel op de korte als de lange termijn aan te pakken. 5. Conclusies Het ENB is een beleid van
voortdurende betrokkenheid. De waarde van het beleid schuilt niet uitsluitend
in de resultaten van de afzonderlijke componenten (zoals politieke
hervorming/democratisering, marktintegratie, grotere mobiliteit en
intermenselijke contacten of samenwerking per sector). Het ENB verankert ook
landen/samenlevingen in transitie en zelfs in crisissituaties aan de EU doordat
het een aantal normen en waarden voorstelt als richtsnoer voor hun
hervormingsinspanningen en doordat het netwerken opricht die hen met de EU, en
daarbuiten met andere partners, verbinden. Het vormt een kader - dat toewerkt
naar en garant staat voor democratie, vrijheid, welvaart en veiligheid voor
zowel de EU als haar partners. Hoewel dit een continue toetsing van de
juistheid en geschiktheid van het beleid en zijn instrumenten vereist, zijn er
dringende redenen waarom het ENB de komende jaren het kader moet blijven voor
de betrekkingen van de EU met haar buren. Tegelijkertijd moet de EU
inspanningen leveren voor een grotere samenhang in de doelstellingen van het
EU-beleid en moet zij een betere werkwijze ontwikkelen om crises te voorkomen
en te reageren op snel veranderende situaties, door aanpassing van haar
besluitvormingsprocedures en, zo nodig, door gebruikmaking van aanvullende
beleidsinstrumenten. De EU en haar lidstaten moeten hun aandacht richten op
manieren om de EU beter te laten reageren op ontwikkelingen in hun nabuurschap
en om tegemoet te komen aan de veranderende behoeften van de partners. Het blijft de
doelstelling van de EU om te zorgen voor een relevant en doeltreffend ENB voor
al haar partners, ook partners die onder druk staan en kampen met conflicten.
Het ENB moet effectief bijdragen aan het voorkomen, beheersen en oplossen van
conflicten en moet de partners de juiste stimulansen bieden om democratische,
economische en structurele hervormingen tot stand te brengen. [1] Bij deze gezamenlijke mededeling is voor elk van de 12
partnerlanden een voortgangsverslag gevoegd met een beoordeling van de
uitvoering van het ENB in 2013 in de landen waarmee een ENB-actieplan of een
daarmee vergelijkbaar document werd overeengekomen, twee regionale
voortgangsverslagen over de vooruitgang in 2013 met de tenuitvoerlegging van
het Oostelijk Partnerschap en het Partnerschap voor democratie en gedeelde
welvaart, en een statistische bijlage. [2] De Europese nabuurschap omvat Algerije, Armenië,
Azerbeidzjan, Belarus, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, de
Republiek Moldavië (hierna Moldavië genoemd), Marokko, Palestina (de benaming
in dit document houdt geen erkenning in van Palestina als staat en laat de
standpunten over de erkenning van Palestina als staat onverlet), Syrië, Tunesië
en Oekraïne. [3] SEC(2014) 200. [4] Conclusies van de Raad over Oekraïne, vergadering van de
Raad Buitenlandse Zaken van 10 februari 2014 te Brussel. [5] JOIN(2013) 22/2, Naar een omvattende EU-aanpak van de
crisis in Syrië. [6] COM(2008) 394
definitief, "Denk eerst klein" – Een "Small Business
Act" voor Europa. [7] COM(2013)
869 final over de werkzaamheden van de Taskforce Middellandse Zeegebied. [8] Europese Raad van 19/20 december 2013, conclusies, EUCO
217/13. [9]
Zie
de routekaart voor het Oostelijk partnerschap 2012-2013 , SWD(2012) 109 final. [10] COM(2011) 303 van 25.5.2011, Inspelen op de
veranderingen in onze buurlanden. [11] COM(2011) 200 van 8.3.2011, Een partnerschap voor
democratie en gedeelde welvaart. [12] JOIN(2013) 30 final, De brede EU-aanpak van externe
conflicten en crisissituaties.