EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0319
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE COUNCIL concerning a consultation on Fishing Opportunities for 2014
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD betreffende een raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2014
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD betreffende een raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2014
/* COM/2013/0319 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD betreffende een raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2014 /* COM/2013/0319 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD betreffende een raadpleging over de
vangstmogelijkheden voor 2014 1. Inleiding In dit document worden de verkennende
voorstellen van de Europese Commissie met betrekking tot de vaststelling van de
totaal toegestane vangsten (TAC's) en visserijinspanningen in de Europese
wateren en voor de Europese vissers in 2014 uiteengezet. De lidstaten en de
regionale adviesraden (RAR's) worden verzocht om hun mening ter overweging aan
de Commissie kenbaar te maken, voordat een definitief besluit over de
voorstellen van de Commissie wordt genomen. De toestand van de visbestanden in de Europese
Atlantische en de nabijgelegen wateren blijft erop vooruitgaan. Meer bestanden
worden geëxploiteerd binnen de niveaus die een maximale duurzame opbrengst
toelaten. Ook de kennis over de toestand van de bestanden in de Middellandse
Zee en de Zwarte Zee wordt beter. Overbevissing moet verder worden uitgefaseerd.
De belangrijkste instrumenten hiertoe zijn aangepaste vangstmogelijkheden, in
combinatie met aanpassingen van de toegestane structuur van vistuig om de
selectiviteit te verbeteren. Na de geplande vaststelling van de op een voorstel
van de Commissie[1]
gebaseerde hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, zullen
individuele visserijtakken naar verwachting met ingang van 2014 een na een
verplicht worden om alle gevangen vis aan te landen. Ook dit zou de
instandhouding van de visbestanden ten goede moeten komen. Een einde stellen aan de overbevissing
betekent dat het risico op instorting van de commerciële visbestanden fors
wordt verminderd, de rentabiliteit van vissersvloten wordt verbeterd, de
koolstofuitstoot en het brandstofverbruik worden teruggedrongen en de levering
van vis aan de consument stabieler en betrouwbaarder wordt. Tevens wordt de
impact op het mariene milieu en op kwetsbare soorten zoals dolfijnen en koralen
erdoor teruggedrongen. Deze acties zullen bijdragen tot het bereiken van een
goede milieutoestand tegen 2020, zoals de kaderrichtlijn mariene strategie[2] voorschrijft. Het einde van de overbevissing is ook deel van
de oplossing om teruggooi te beëindigen aangezien meer vis de kans zal krijgen
om tot een waardevolle omvang uit te groeien en het voor vissers veel
gemakkelijker zal worden om vis van een goede grootte te vangen zonder daarbij
ook kleinere vissen op te halen. Gelet op de voordelen van visserij op
MSY-niveau moet alles in het werk worden gesteld om deze toestand zo spoedig
mogelijk te bereiken. De Commissie is voornemens gehoor te geven aan het
wetenschappelijke advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de
zee (ICES) en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de
visserij (WTECV) over het halen van het MSY-niveau met een laag risico op
uitputting van de bestanden. De basis voor de voorgestelde vangstmogelijkheden
is daarmee dezelfde als die voor de visseizoenen 2011-2013. Wanneer biologische informatie over bepaalde
visbestanden onvolledig is en er geen gekwantificeerde MSY-raming mogelijk is,
zal de Commissie gebruikmaken van schattingen en kwalitatief advies van
diezelfde wetenschappelijke organen en de beschikbare informatie als basis voor
haar voorstellen gebruiken, met transparante en stelselmatige toepassing van
het voorzorgsbeginsel. Voor bepaalde bestanden worden geen wijzigingen van de
TAC's voorgesteld, tenzij er nieuwe aanwijzingen zijn dat er een wijziging
nodig is. 2. Toestand van de bestanden Recente gegevens over de toestand van de
bestanden in de Atlantische Europese wateren (bijlage 1a) geven een duidelijke
verbetering te zien van het percentage bestanden waarvoor wetenschappelijk
advies inzake biologisch veilige grenzen voorhanden is (tabel 1). Dit is
gestegen van 35 % voor 2012 naar 50 % voor 2013. Het aantal bestanden
waarvoor volledige beoordelingen beschikbaar zijn, is geleidelijk geklommen van
29 in 2007 tot 46 in 2013, hetgeen duidt op een verbetering van de
wetenschappelijke gegevens ter onderbouwing van het advies (tabel 5). Door de
nieuwe methodologie die de ICES toepast op bestanden waarvoor weinig gegevens
beschikbaar zijn, is het aantal bestanden waarvoor kwantitatief advies
beschikbaar is, gestegen van 47 tot 77. De toestand van de bestanden verbetert
voortdurend (tabel 2). Het aantal overbeviste bestanden (waarvan de meest
recente visserijsterfte hoger is dan die welke de MSY oplevert) is gedaald van 47 %
vorig jaar tot 39 % dit jaar. Er wordt voor meer bestanden geadviseerd de
vangsten tot het laagst mogelijke niveau te beperken (tabel 3). Het gaat om
kabeljauw en tong in de Ierse Zee, haring in de Keltische zee, garnalen (Pandalus)
in de noordelijke Noordzee en wijting in de wateren ten westen van Schotland.
Kever valt voor 2013 niet meer onder deze categorie. Sinds 2011 zijn voor zes bestanden TAC's
vastgesteld door individuele lidstaten[3]. Dit is – onder voorbehoud van waarborgen inzake
goed beheer – gebeurd in gevallen waar slechts één lidstaat belang bij die
visserij heeft. Reden tot bezorgdheid is dat
de lidstaten niet in staat blijken te zijn de verslagleggingseisen onverkort na
te komen, in de meeste gevallen wegens het ontbreken van de technische basis om
de toestand van de betrokken bestanden volledig te beoordelen en nauwkeurige
MSY-streefcijfers voor deze bestanden vast te stellen.
Het is moeilijk te beoordelen in hoeverre de vastgestelde TAC's vanuit
duurzaamheidsoogpunt in overeenstemming zijn met het gemeenschappelijk
visserijbeleid. De Commissie zal zich in de
loop van 2013 verder over deze kwestie buigen. Tijdens de Raad van december 2012 zijn
Denemarken, Duitsland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk
overeengekomen dat het terugbrengen van de visserijsterfte voor de
kabeljauwbestanden een prioriteit moet blijven en dat de lidstaten maatregelen
ter vermijding van de kabeljauwvangst en ter vermindering van de teruggooi van
kabeljauw zullen ontwikkelen en in 2013 kabeljauwvermijdingsplannen zullen
uitvoeren. De huidige kennis van de toestand van de
visbestanden wordt hieronder per gebied beschreven[4]. Pelagische bestanden van het
noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan: De meeste haringbestanden (Noordzee, wateren ten
westen van Schotland, westelijke Oostzee, Botnische Zee, Ierse Zee en Keltische
Zee) en Oostzeesprot worden nu bevist op of onder het MSY‑niveau. Voor 2013 zijn in alle gevallen met de MSY
overeenkomende TAC's vastgesteld, behalve voor het haringbestand in de
Botnische Zee. Voor sommige andere pelagische
bestanden is de toestand verslechterd: westelijke
horsmakreel, haring in de wateren ten noordwesten van Ierland, in de Golf van
Riga en in het Centrale Oostzeebekken worden stuk voor stuk overbevist. Met name makreel baart zorgen. De Unie blijft IJsland en de Faeröer ertoe
aanzetten zich aan te sluiten bij Noorwegen en de EU in hun inspanningen om het
makreelbestand duurzaam te beheren. Een
dergelijk akkoord blijft voorlopig uit. Het
totaal van de door de EU, Noorwegen, de Faeröer en IJsland in 2013 vastgestelde
TAC’s lag weerom 36 % boven het wetenschappelijke geadviseerde percentage
(de Russische vangsten niet meegerekend). De
bevissingscoëfficiënt gaat de grenzen van de duurzaamheid nog steeds te buiten
en het bestand zal volgend jaar inkrimpen. Binnen
de ICES wordt voortgewerkt aan een beoordeling van de toestand van het
makreelbestand. Noordzee, Skagerrak en Kattegat: koolvis, schol, schelvis en
haring worden bevist op een niveau dat in overeenstemming is met de MSY, net
zoals Nephrops in het Skagerrak en in de Fladengronden. Alle andere bestanden,
met inbegrip van tong, worden overbevist of er is onvoldoende informatie om hun
toestand te beoordelen. Het kabeljauwbestand van de Noordzee blijft
ernstige zorgen baren. Ondanks recente stijgingen van de bestandsgrootte en
dalingen van de visserijsterfte, ligt de omvang van het bestand dicht bij de
grenswaarde voor de biomassa en bedraagt hij minder dan de helft van het
voorzorgsniveau. De teruggooipercentages zijn gedaald, maar bedragen nog steeds
zo'n 25 % van de aanlandingen. De visserijsterftecijfers liggen ruim boven
de MSY-niveaus en overschrijden steeds meer de in het langetermijnplan beoogde
cijfers. De tot op heden genomen maatregelen volstaan niet. Er moet meer worden
gedaan. In het Kattegat is er extreem weinig kabeljauw en zijn er verdere
maatregelen, zoals gesloten gebieden, nodig om het bestand te beschermen. Er wordt nog steeds erg veel schol en wijting
teruggegooid: respectievelijk 40 en 56 % van de vangsten. Naar aanleiding van de overeenkomst met
Noorwegen om het teruggooiverbod in te voeren, is in 2013 in het Skagerrak
nieuw, selectiever vistuig geïntroduceerd. Er wordt ook gewerkt aan
verbeteringen van de selectiviteit in de Noordzee. Oostzee: sprot,
het oostelijke kabeljauwbestand, het westelijke haringbestand en het
haringbestand in de Botnische Zee worden alle bevist op niveaus die in
overeenstemming zijn met de MSY. In 2012 zijn de TAC's in de Oostzee besproken
op een regionaal forum van nationale visserijdirectoraten
("BALTFISH"). Er werd een zeer verantwoord akkoord bereikt inzake de
vaststelling van TAC's voor 2013 overeenkomstig het wetenschappelijk advies en
de Commissie en de Raad zijn tot overeenstemming gekomen over de door BALTFISH
overeengekomen TAC's. Dit is een uitstekend voorbeeld van een geregionaliseerde
aanpak, dat ook op andere gebieden navolging van de lidstaten verdient. De lidstaten hebben ook overeenstemming
bereikt over de invoering van het teruggooiverbod. Wetenschappers werken in
samenwerking met de RAR voor de Oostzee aan nieuwe selectiviteitsmaatregelen in
de kabeljauwvisserij. Hiermee wordt een soepele overgang naar de invoering van
het teruggooiverbod beoogd. Wateren ten westen van Schotland, de Ierse
Zee en de Keltische Zee: in de Ierse Zee en de wateren ten westen van Schotland blijven
kabeljauw, schelvis en wijting zorgen baren. Het
advies voor kabeljauw en wijting in de wateren ten westen van Schotland en de
Ierse Zee luidde dat de vangsten tot het laagst mogelijke niveau moeten worden
beperkt. Er is geconstateerd dat de
verbeteringen van het schelvisbestand in de wateren ten westen van Schotland
overschat zijn. Voor de Keltische Zee zijn
enkele aanwasproblemen vastgesteld en volgens de beoordelingen blijven
selectieve maatregelen geboden. Voor het
schelvisbestand in de Keltische Zee is in het licht van de MSY een verlaging
van de TAC's met 55 % geadviseerd. De
teruggooi van kabeljauw, schelvis en wijting blijft erg hoog en bedreigt de
levensvatbaarheid van deze bestanden. Op de
Raad van december 2012 hebben het VK en de Commissie zich ertoe verbonden samen
met andere lidstaten die actief zijn in de visserij ten westen van Schotland,
te streven naar de vermindering van ongewenste vangsten en de uitbanning van
teruggooi. Voor de Keltische Zee zijn de
Commissie, Frankrijk, Ierland en het VK overeengekomen in 2013 een evaluatie
van de maatregelen inzake selectief vistuig te verrichten teneinde na overleg
met de belanghebbenden de nodige verbeteringen vast te stellen. Op basis van de conclusies zullen de lidstaten
verdere selectiviteitsmaatregelen overeenkomen om de teruggooi in de gemengde
visserij op kabeljauw, schelvis en wijting uiterlijk eind 2013 terug te
dringen. Van de 18 bestanden waarvoor MSY-beoordelingen
konden worden gemaakt, werden er in 2011 10 op MSY-niveaus bevist. Voor 12 van deze bestanden werden vaak substantiële
verlagingen aanbevolen. Voor 8 bestanden werd
een stijging geadviseerd. Wat langoustines betreft, hebben betere
bestandsopnamen het mogelijk gemaakt de MSY voor op een na alle functionele
eenheden te ramen. De betere gegevens laten
toe het gesloten seizoen op de Porcupine Bank in te korten. In de Keltische Zee, de Ierse Zee en de
wateren ten westen van Schotland zijn maatregelen ingevoerd om de teruggooi te
beteugelen en de kabeljauwsterfte terug te dringen. Vele
daarvan zijn pas in oktober uitgevoerd en de impact ervan moet dus nog worden
bepaald. De betrokken maatregelen zijn
gebaseerd op inbreng van de sector. De regionale adviesraad voor de
noordwestelijke wateren (NWWRAC) heeft zijn "initiatief inzake
gegevenstekorten" voortgezet en heeft zijn derde jaarlijkse gezamenlijke
werkgroep met de ICES gehouden om de lacunes in de wetenschappelijke kennis
over bepaalde bestanden in de Keltische Zee aan te vullen. Dit is nuttig gebleken en er is gesuggereerd in 2013
de historische gegevens voor de Ierse Zee te reconstrueren. Voor de Golf van Biskaje en de
Iberisch-Atlantische Zeeën zijn weinig beoordelingen voorhanden. Door de goede aanwas is er veel zuidelijke heek,
maar het bestand wordt nog steeds overbevist en de duurzaamheid ervan op de
lange termijn is in gevaar. De vangst- en
inspanningsdatabanken van de Atlantische lidstaten zijn in 2012 door de Commissie
doorgelicht en er zijn vervolgmaatregelen vastgesteld.
Door de toepassing van corrigerende maatregelen in de loop van 2012 en 2013
zullen de controlesystemen van de betrokken lidstaten verbeteren. Voor langoustines in de Cantabrische Zee geldt nog
steeds het advies de visserij stop te zetten. Volgens
de ramingen bedraagt de teruggooi van heek zo'n 6 % van de totale
vangsten. Hoewel er in de Middellandse Zee bij de
beoordelingen nog steeds geen sprake is van een geografisch evenwicht of een
goede spreiding in de tijd, zijn ze kwantitatief en kwalitatief sterk
vooruitgegaan. Volgens de analyses in de
periode 2010-2012 werden er van de 113 bestanden van EU-belang 85, d.w.z. 75 %,
overbevist. 7 op de 10 duurzaam geëxploiteerde
bestanden zijn kleine pelagische soorten. Aangezien
nog maar onlangs met deze beoordelingen is begonnen en niet alle bestanden elk
jaar worden beoordeeld, kunnen deze gegevens niet worden gebruikt om na te gaan
hoe de bestanden zich in de loop der tijd ontwikkelen. In de Zwarte Zee is de situatie
verslechterd. Het sprotbestand verkeert niet
in een goede toestand en wordt overbevist, terwijl de tarbotsterfte historisch
hoog lijkt. Het tarbotbestand wordt niet op
duurzame wijze geëxploiteerd. Hoewel deze
beoordelingen te lijden hebben onder de schaarste aan visserijonafhankelijke
informatie, bevelen wetenschappers aan een internationaal beheersplan voor dit
bestand te ontwikkelen. In elk geval moeten de
TAC's voor 2014 op wetenschappelijk advies worden gestoeld en in het kader van
de GFCM in samenwerking met de andere verdragspartijen worden uitgewerkt. 3. Economische analyse De totale visserijvloot van de EU vertoonde
tekenen van rentabiliteit in 2011, voornamelijk dankzij betere marktprijzen. De
economische prestaties van tal van segmenten van de vloot blijven echter zwak,
met name wat de demersale soorten betreft. Uit WTECV-gegevens blijkt dat
ongeveer 45 % van alle segmenten van de EU-visserijvloot in 2011 verlies
leed. Uit analyses komen twee redenen voor deze
zwakke economische prestaties naar voren. Ondanks
de verbetering van veel visbestanden zorgt de aanhoudend zwakke toestand van
enkele belangrijke bestanden ervoor dat de vangsten kleiner zijn en de kosten
van het vissen – met name de brandstofkosten – hoger waren dan verwacht. In
2011 zijn de brandstofprijzen blijven stijgen, waardoor de rentabiliteit van de
vloot is afgenomen, met name voor brandstofintensieve vistuigen zoals
boomkorren, bodemtrawls en pelagische trawls. Deze druk kan enigszins worden
verlicht door over te schakelen op een meer brandstofefficiënte aandrijving en
door aanpassingen van het visserijgedrag en het vistuig. Het totale
brandstofverbruik door de EU-vloot is met 5 % afgenomen ten opzichte van 2010.
Waar zulke aanpassingen hebben plaatsgevonden, waren de vloten in staat hun
brandstofverbruik aanzienlijk te verlagen. Toch is het in de moeilijke context
van stijgende kosten duidelijk de uitfasering van de overbevissing die de
grootste bijdrage levert tot economische efficiëntie en stabiliteit. Volgens de meest recente cijfers (2011) blijkt
dat ~130 000 vissers in de EU werkzaam waren – een daling van 5 % ten
opzichte van 2010. Griekenland en Cyprus zijn niet in deze analyse opgenomen
omdat zij geen gegevens hebben ingediend. De werkgelegenheid in de sector
blijft een neerwaartse trend vertonen. Een en ander wordt gestaafd door de volgende
gegevens en indicatoren uit de informatie die de lidstaten uiterlijk op 8 mei 2013
hebben verstrekt. De
inkomsten uit de visserij stegen van ~6,5 miljard euro in 2010 tot 7,1 miljard
euro in 2011 en de nettowinst van 324 miljoen in 2010 tot 457 miljoen in 2011. De
inkomsten uit aangelande vangsten stegen in 2011 met 10 %. De waarde van
de aangelande vangsten steeg met 7,5 % terwijl het aangelande volume met 7,6 %
is gezakt. De rentabiliteit werd meer verbeterd door de prijsstijgingen dan
door stijgingen van de volumes. Hoewel het aangelande volume daalde, traden
voor sommige bestanden, voornamelijk pelagische, stijgingen op. Hoewel
de globale prestaties van de EU-vloot in 2011 verbeterden (de nettowinsten
klommen met ~40 %), is het aantal verlieslatende vlootsegmenten gestegen.
Zo'n 45 % van de EU-vloot leed verlies in 2011, tegenover 42 % in 2010.
Dit wijst op een bredere kloof tussen winstgevende en niet-winstgevende vloten. De
energiekosten stegen in 2011 met zo'n 21 % ten opzichte van 2010. 4. Aanwijzingen voor het beleid
4.1. Ontwikkelingen op het gebied
van het wetenschappelijke advies voor bestanden waarvoor geen volledige
gegevens beschikbaar zijn In vorige versies van deze mededeling is
uiting gegeven aan de bezorgdheid over het gebrek aan wetenschappelijk advies
voor veel bestanden. In reactie daarop heeft d ICES in 2012 een nieuwe
adviseringsmethodologie geïntroduceerd waarbij alle beschikbare informatie
wordt ingezet. Wanneer de gegevens hiaten vertonen (en er geen gekwantificeerde
beoordeling kan worden berekend) worden nieuwe procedures gebruikt om uit de
beschikbare gegevens gevolgtrekkingen over de staat van het bestand af te
leiden. Informatie zoals vangstcijfers, trends in bestandsopnamen, en
biologische informatie over groei en rijpheid kunnen nu worden gecombineerd en
gebruikt om advies inzake de MSY of voorzorgscriteria te verlenen. Deze
methodologie is minder nauwkeurig dan de op analytische beoordelingen gebaseerde
methode, maar kan aanvaardbaar zijn in gevallen waarin de bestanden klein zijn,
van gering economisch belang zijn of een korte exploitatiegeschiedenis kennen.
In 2012 is door de ICES advies verleend over 48 zulke bestanden. Deze categorie omvat momenteel ook waardevolle
en belangrijke bestanden, met name zeeduivel. De vergaring en de analyse van
gegevens moeten verder worden verbeterd. De Commissie blijft zulke
verbeteringen nastreven door het "kader voor gegevensverzameling"[5] te vervangen. In geval van een
aanhoudend gebrek aan gegevens, moet de voorzorgsbenadering worden
aangescherpt. 4.2. Verplichting tot aanlanding
van alle vangsten Verwacht wordt dat de hervorming van het
gemeenschappelijk visserijbeleid in de loop van 2013 wordt vastgesteld en dat
op 1 januari 2015 een verplichting om alle vangsten aan te landen van kracht
wordt voor de gerichte visserij op: kleine
pelagische vis (makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis,
ansjovis, zilvervis, sardine, sprot); grote
pelagische vis (blauwvintonijn, zwaardvis, witte tonijn, grootoogtonijn, blauwe
en witte marlijn); vis
voor industriële doeleinden (waaronder lodde, zandspiering en kever); Voor
de visserij op zalm in de Oostzee zal naar verwachting met ingang van 1 januari
2014 een verplichting om alle vangsten aan te landen van kracht worden. In 2013 vraagt de Commissie de ICES, het WTECV
en de CGPM om de evaluatie van de teruggegooide hoeveelheden van deze bestanden
voor te bereiden zodat de vaststelling van de vangstmogelijkheden waar nodig
kan worden aangepast. Afhankelijk van de mate
waarin in het verleden vis is teruggegooid, kunnen deze aanpassingen verhogingen
van de TAC's inhouden. Het principe is dat de
totale bevissing, inclusief vis die in het verleden zou zijn teruggegooid, de
verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB, en met name de
verwezenlijking van Fmsy, niet in het gedrang mag brengen. Voorafgaand aan deze evaluatie worden de lidstaten
verzocht actuele informatie aan deze adviesorganen te verstrekken. Ook de desbetreffende regionale adviesraden worden
geraadpleegd. Het is van essentieel belang dat
teruggooigegevens wetenschappelijk worden getoetst door deze organen voordat ze
in aanmerking worden genomen voor aanpassingen van de TAC's. De Commissie zal bij het opstellen van
toekomstige voorstellen inzake vangstmogelijkheden voor deze soorten rekening
houden met de implicaties voor de passende omvang van vangstmogelijkheden en de
in het wetenschappelijke advies opgenomen ramingen van de teruggooi. Zoals hierboven is opgemerkt, mogen zulke
aanpassingen geen bedreiging vormen voor de verwezenlijking van de
instandhoudingsdoelen van het GVB, en met name voor de doelstelling om
bestanden op MSY-niveau te brengen en te houden. 4.3. Visserijinspanning Het beheer van de visserijinspanning (de
beperking van de tijd die vissersvaartuigen op zee doorbrengen) moet er, samen
met de TAC's, voor zorgen dat minder wordt teruggegooid en minder illegaal
wordt gevangen. Het beheer van de
visserijinspanning is een instandhoudingsmaatregel waarvan gebruik wordt
gemaakt in tal van langetermijnplannen, bijvoorbeeld voor kabeljauw in de
Noordzee en de Oostzee, voor schol en tong in de Noordzee, voor tong in het
westelijke deel van het Kanaal, voor zuidelijke heek en voor de langoustinebestanden
(bijlage II). Bijlage II laat een algemene, zij het
onregelmatige, afnemende tendens zien in de visserijinspanning tussen 2003 of 2004
en 2010. De afname van de visserijinspanning is het
grootst voor het westelijke gedeelte van de Oostzee, de Noordzee, het Kattegat,
de Ierse Zee en de wateren ten westen van Schotland en iets minder groot voor
het westelijke deel van het Kanaal, waar de inspanning de afgelopen drie jaar
stabiel was. Tot 2009 vielen in het
Iberisch-Atlantische gebied enkel kleine verminderingen van de
visserijinspanning te noteren. Voor 2010 en
later ontbreken gegevens en de lidstaten worden verzocht volledige
inspanningsgegevens toe te zenden om een beter beeld van de inspanningstrend te
krijgen, met name in het kader van de inspanningsregeling voor zuidelijke heek
en in overeenstemming met verscheidene verordeningen inzake
vangstmogelijkheden. De visserijinspanning in
het centrale deel van de Oostzee lijkt sinds 2009 toe te nemen. Van 2010 tot 2011 is ook de visserijinspanning van
de boomkorvisserij in het westelijke deel van het Kanaal toegenomen. Van 2010 tot 2011 bleef de visserijinspanning
nagenoeg ongewijzigd in de Ierse Zee en het Kanaal, terwijl in de wateren ten
westen van Schotland sprake was van een forse daling. In tegenstelling tot de trend in andere
gebieden zijn er geen aanwijzingen dat de maatregelen ter vermindering van de
visserijinspanning in het Iberisch-Atlantisch gebied al effect hebben
gesorteerd. 5. Beheer aan de hand van
meerjarenplannen De uitvoering van langetermijnplannen heeft
een beslissende bijdrage geleverd aan de verbeteringen in de toestand van de
visbestanden die sinds medio jaren 2000 hebben plaatsgevonden. De uitvoering
van de bestaande plannen moet volgens wetenschappelijk advies worden voortgezet
om de sector meer stabiliteit te bieden en voor gezondere visbestanden te
zorgen. De Commissie is begonnen met de
voorbereidingen om de huidige plannen, die van één bestand uitgaan, te
vervangen door beheersplannen voor meerdere bestanden.
Het eerste voorstel dat wordt afgerond, zal een meersoortenplan voor de
Oostzee zijn, waarin rekening wordt gehouden met biologische interacties zoals
predatie en competitie. Momenteel wordt ook
gewerkt aan een plan voor de gemengde visserij in de Noordzee, waarin rekening
wordt gehouden met technische interacties, d.i. de wijze waarop verschillende
vloten en verschillend vistuig een verschillende mix van vissoorten vangen. Er is ook opdracht gegeven voor een studie over de
visserij in de Keltische Zee. Zulke
benaderingen moeten verder worden ontwikkeld in het licht van de bij de
kaderrichtlijn mariene strategie ingevoerde vereisten om voor het ecosysteem
als geheel, veeleer dan voor afzonderlijke bestanden, een goede milieutoestand
te bereiken. Tussen 2009 en 2011 heeft de Commissie
voorstellen voor plannen voor ansjovis in de Golf van Biskaje, zalm in de
Oostzee en westelijke horsmakreel goedgekeurd, die nu in het Parlement en de
Raad worden besproken. In de Middellandse Zee worden de inspanningen
voortgezet om het aantal bestanden waarvoor wetenschappelijk advies voorhanden
is, op te voeren en internationale langetermijnplannen te ontwikkelen. Krachtens de verordening betreffende de
Middellandse Zee[6]
moeten de EU-lidstaten op nationaal niveau meerjarenplannen opstellen. Ondanks grote vertragingen is onlangs vooruitgang
geboekt bij de nakoming van deze verplichting, waarop nauwlettend wordt
toegezien. Om dit proces nog te versnellen is
de Commissie tegen verscheidene lidstaten precontentieuze procedures gestart en
zullen in 2013 de nodige inbreukprocedures worden ingeleid. Op CGPM-niveau worden maatregelen genomen om het
beheerskader op subregionaal niveau te verbeteren. Verwacht
wordt dat deze acties de besluitvorming voor de vaststelling van de
internationale meerjarenplannen zullen verbeteren. Daarom
zal tijdens de 37e zitting van de CGPM waarschijnlijk een voorstel voor het
opstellen van een internationaal beheersplan voor kleine pelagische bestanden
in de Adriatische Zee worden. Ook voor de
Zwarte Zee worden de eerste stappen ondernomen met het oog op de opstelling van
een internationaal beheersplan voor tarbot. 6. Methode voor het voorstellen
van tac’s 6.1. Beginselen voor het
vaststellen van TAC's Als er langetermijnplannen gelden in het kader
waarvan TAC’s of inspanningsbeperkingen zijn vastgesteld, moeten die worden
gevolgd. Voorts zal de Commissie TAC’s of
inspanningsbeperkingen voorstellen die consistent zijn met haar voorstellen
voor langetermijnplannen. Door de regionale
adviesraden ontwikkelde plannen die door de ICES en het WTECV worden beoordeeld
als zijnde in overeenstemming met de MSY-niveaus, worden eveneens gevolgd. Zijn de doelstellingen inzake herstel van de
plannen evenwel bereikt en voorzien deze plannen niet meer in de vaststelling
van de jaarlijkse vangstmogelijkheden, dan zal de Commissie voorstellen doen
die stroken met het wetenschappelijk advies om uiterlijk in 2015
visserijsterftecoëfficiënten op het MSY-niveau te halen. Als met derde landen overeenstemming is
bereikt over TAC's of andere maatregelen, moeten die worden toegepast. Als wetenschappelijk advies is verstrekt dat
is gebaseerd op volledige gegevens en op een kwantitatieve analyse en prognoses
die passen in het "MSY-kader" van de ICES, moeten de TAC’s volgens
dat advies worden vastgesteld. Als dergelijk
advies voorhanden is, moet het rechtstreeks worden gebruikt om quota- of
visserijinspanningsniveaus vast te stellen teneinde uiterlijk in 2015 de
bevissing in overeenstemming te brengen met de MSY-niveaus. Wanneer op basis van wetenschappelijk advies de
TAC's kunnen worden vastgesteld op een niveau dat het mogelijk maakt zonder of
met slechts kleine verlagingen van de TAC's de MSY-niveaus vóór 2015 te
bereiken, zal de Commissie een daartoe strekkend voorstel doen. Als wetenschappelijk advies wordt verstrekt op
basis van een kwalitatieve analyse van de beschikbare informatie (zelfs als die
onvolledig is of het oordeel van een deskundige omvat), moet dit advies worden
gebruikt als basis voor de besluiten inzake de TAC’s.
Specifieke kwesties met betrekking tot deze gevallen worden verder
besproken onder 6.2. Wanneer er helemaal geen wetenschappelijk
advies voorhanden is, moet het voorzorgsbeginsel op een stelselmatige, vooraf
vastgestelde en transparante wijze worden toegepast (zoals is uiteengezet in COM(2000)
1 definitief). 6.2. Procedure voor geselecteerde
bestanden waarover weinig gegevens beschikbaar zijn In een gemeenschappelijke verklaring met de
Raad heeft de Commissie in december 2012 verklaard dat zij het wenselijk acht
om (voor zover mogelijk in het licht van nog uit te brengen wetenschappelijk
advies) de TAC's voor de in bijlage III genoemde bestanden te handhaven op de
voor 2013 vastgestelde niveaus. Het gaat om bestanden waarvoor weinig gegevens
beschikbaar zijn, die een geringe economische waarde hebben, die alleen als
bijvangst worden gevangen of waarvoor de quota slechts in beperkte mate worden
benut. 7. Diepzeesoorten Er zijn TAC's voor diepzeesoorten vastgesteld
voor 2014[7]
en er worden geen wijzigingen verwacht. 8. Tijdschema Het voorlopige tijdschema voor de
werkzaamheden ziet er als volgt uit. Zoals
gebruikelijk is, zal de Commissie voor kortlevende soorten waar nodig in de
loop van het jaar afzonderlijke voorstellen inzake vangstmogelijkheden bij de
Raad indienen. Verordening inzake vangstmogelijkheden || Advies beschik-baar || Indiening van het voorstel van de Commissie || Mogelijke goedkeuring van het voorstel door de Raad Bestanden in de Atlantische Oceaan, de Noordzee, de Antarctische wateren en andere gebieden || juli tot en met december || oktober || december Oostzee || begin juni || midden september || oktober Zwarte Zee || eind oktober || november || december BIJLAGE Ia – Het noordoostelijke deel van de
Atlantische Oceaan en de aangrenzende wateren BIJLAGE Ib –De Middellandse Zee en de Zwarte Zee Wetenschappelijke adviezen over overbevissing van de demersale en de kleine pelagische bestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee || aantal || % || || || || || || Bestanden die zijn ingedeeld volgens de criteria (vastgesteld referentiepunt) || 85 || 75 || || Andere bestanden die niet zijn opgenomen wegens gebrekkige gegevens (nog geen referentiepunt vastgesteld) || 28 || 25 || In aanmerking genomen bestanden (van in totaal 27 soorten) || 113 || 100 || || Ingedeelde bestanden: || || || || Het bestand wordt overbevist (boven Fmsy of equivalente waarde) || 75 || 88 || Het bestand wordt op of onder het Fmsy-niveau of equivalente waarde bevist || 10 || 12 || Totaal aantal bestanden || 85 || 100 || || || || || || BIJLAGE
II – In het kader van meerjarenplannen gereguleerde visserijinspanningen
volgens de verslagen van de lidstaten aan het WTECV (gegevens verstrekt door
het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek) Grafiek 1. Gereguleerde
visserijinspanning in het westelijke deel van de Oostzee Grafiek 2. Gereguleerde
visserijinspanning in het centrale deel van de Oostzee Grafiek 3. Gereguleerde
visserijinspanning in het Kattegat Grafiek 4.
Gereguleerde visserijinspanning in de Noordzee, het Skagerrak en het oostelijke
deel van het Kanaal Grafiek 5. Gereguleerde
visserijinspanning in de Ierse Zee Grafiek 6.
Gereguleerde visserijinspanning in de wateren ten westen van Schotland Grafiek 7. Gereguleerde
visserijinspanning in het westelijke deel van het Kanaal Grafiek 8. Gereguleerde
visserijinspanning in de Iberisch-Atlantische wateren
Spanje heeft geen gegevens over 2010 of 2011 verstrekt; daarom zijn slechts de
gegevens tot en met 2009 in kaart gebracht. BIJLAGE III. Bestanden waarvoor de
TAC-niveaus moeten worden gehandhaafd op die welke voor 2013 zijn vastgesteld,
tenzij de toestand van deze bestanden aanzienlijk wijzigt. Gewone naam || TAC-gebied Blauwe leng || EU en internationale wateren van II en IV Blauwe leng || EU en internationale wateren van III Kabeljauw || VIb (Rockall subgebied) Tong || VI, Vb, int. wateren XII en XIV Tong || VIIbc Haring || VIIef Grote zilvervis || EU en internationale wateren van I en II Grote zilvervis || EU en internationale wateren van III en IV Leng || EU en internationale wateren van I en II Leng || EU en internationale wateren van V Schol || Vb (EU-wateren), VI, XII, XIV Schol || VIIbc Schol || VIII, IX, X en CECAF 34.1.1 Pollak || Vb (EU-wateren), VI, XII en XIV Pollak || IX, X, CECAF 34.1.1 (EU) Koolvis || VII, VIII, IX, X, CECAF 34.1.1 (EU) Tong || VIIIcde, IX, X en CECAF (EU) Sprot || VIIde Lom || IIIa en EU 22-23 Lom || EU I, II, XIV Lom || EU-wateren van IV [1] COM(2011) 425 definitief. [2] Richtlijn 2008/56/EG, PB L 164 van 25.6.2008,
blz. 19. [3] 1 Artikel 6 van Verordening (EU) nr. 39/2013 van de Raad, PB L 23, 25.1.2013.
[4] Voor
een tabel met de Europese quota en de desbetreffende
"verkeerslichten", zie: http://ec.europa.eu/fisheries/documentation/publications.
Een volledige analyse van de toestand van de visbestanden kan worden gevonden
op www.ices.dk
en https://stecf.jrc.ec.europa.eu [5] Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad, PB L 60
van 5.3.2008, blz. 1-12. [6] Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad, PB
L 196 van 28.7.2011, blz. 42. [7] Verordening (EU) nr. 1262/2012 van de Raad, PB L 356 van
22.12.2012, blz. 22-33.