EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0393
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Regulation (EC) No 443/2009 to define the modalities for reaching the 2020 target to reduce CO2 emissions from new passenger cars
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 443/2009 teneinde de modaliteiten vast te stellen voor het bereiken van de 2020-doelstelling om de CO2-emissies van nieuwe personenauto's te verminderen
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 443/2009 teneinde de modaliteiten vast te stellen voor het bereiken van de 2020-doelstelling om de CO2-emissies van nieuwe personenauto's te verminderen
/* COM/2012/0393 final - 2012/0190 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 443/2009 teneinde de modaliteiten vast te stellen voor het bereiken van de 2020-doelstelling om de CO2-emissies van nieuwe personenauto's te verminderen /* COM/2012/0393 final - 2012/0190 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL ·
Algemene context De EU heeft zich ten doel gesteld om de
wereldwijde klimaatverandering te beperken tot een temperatuursstijging van
2 ºC boven de pre-industriële niveaus. Om deze doelstelling te kunnen
halen, dient de wereldwijde uitstoot tegen 2020 een piek te hebben bereikt en
tegen 2050 wereldwijd met ten minste 50 % te zijn gedaald ten opzichte van
1990. De Europese Raad heeft, in de context van de vereiste reducties voor de
ontwikkelde landen als groep, de EU-doelstelling herbevestigd om tegen 2050 een
reductie van 80 % tot 95 % te bereiken ten opzichte van 1990. Met het huidige beleid zou tegen 2050 slechts
een BKG-emissiereductie van ongeveer 40 % worden bereikt. In de mededeling van
de Commissie 'Een routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in
2050'[1]
wordt uiteengezet hoe de 2050-doelstelling van een reductie van de EU-emissies
met 80 % op de meest kosteneffectieve wijze kan worden gehaald. Uit de
routekaart blijkt dat elke economische sector een bijdrage moet leveren en
afhankelijk van het scenario dienen de vervoersemissies tegen 2030 tussen +20 %
en -9 % te bedragen ten opzichte van 1990 en tegen 2050 gedaald te zijn met 54
% tot 67 %[2]. Terwijl de emissies in de meeste sectoren
dalen, zijn in een paar sectoren, zoals die van het wegvervoer, de emissies
snel gestegen: tussen 1990 en 2008 zijn de emissies van het wegvervoer met 26 %
toegenomen. In 2008 werd ongeveer 70 % van de totale CO2-emissies in
de vervoerssector veroorzaakt door het wegverkeer[3]. Hierdoor is deze sector de op
één na grootste bron van broeikasgasemissies in de EU en veroorzaakt deze
ongeveer een vijfde van de totale CO2-emissies in de EU. In maart 2011 heeft de Commissie het
'Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een
concurrerend en zuinig vervoerssysteem' aangenomen. Hierin wordt een
strategie uiteengezet die erop gericht is tegen 2050 een reductie van de
broeikasgasemissies in de vervoerssector van 60 % te verwezenlijken. ·
De verordening In Verordening (EG) nr. 443/2009 wordt het
kader vastgesteld voor de reductie van de CO2-emissies van nieuwe
auto's tot 2020. De verordening kent twee uitvoeringsfasen. In de eerste fase,
tot 2015, worden de modaliteiten voor het naleven van de doelstelling vastgesteld.
In de tweede fase, tot en met 2020, dient de doelstelling van kracht te worden
via de uitvoering van de nodige modaliteiten, die via een evaluatie worden
vastgesteld. Deze doelstelling is via de medebeslissingsprocedure vastgesteld
en wordt niet heroverwogen in de evaluatie. Het niet vaststellen of uitvoeren van de
modaliteiten heeft negatieve gevolgen voor de autofabrikanten en leveranciers
van onderdelen, die zekerheid nodig hebben met betrekking tot de technologie en
voertuigen die nodig zijn om de doelstelling te halen. Modaliteiten zijn uitvoeringsaspecten waarmee
bepaald wordt hoe de emissiedoelstelling wordt bereikt. Tot de belangrijkste
modaliteiten in deze verordening behoren de grenswaardencurve, die bepaald
wordt op basis van de nutsparameter, en de functie waarmee het verband tussen
de nutsparameter en de CO2-emissies wordt berekend (waarbij de vorm
en helling worden vastgesteld). Voorts betreft het onder meer de regeling
inzake bijdragen voor buitenmatige emissies, eco-innovaties, afwijkingen,
groepsvorming, het geleidelijk invoeren van de doelstellingen en de toewijzing
van superkredieten met een beperkte duur. 2. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN
EFFECTBEOORDELING Raadpleging van belanghebbenden ·
Externe deskundigheid De externe studie: 'Steun voor de
herziening van Verordening (EG) nr. 443/2009 betreffende CO2-emissies
van auto's'[4]
is de belangrijkste analyse waarop dit voorstel is gebaseerd. In de studie
worden verschillende modaliteiten en de kosten ervan beoordeeld. De totale
gevolgen van de 2020-doelstellingen zijn beoordeeld aan de hand van het
PRIMES-TREMOVE-model. ·
Raadpleging van belanghebbende partijen De belanghebbende partijen zijn formeel
geraadpleegd via een onlinevragenlijst en een vergadering. Hun inbreng is
meegewogen bij het beoordelen van de verschillende opties voor het reguleren
van de CO2-emissies van auto's. –
Raadpleging van het publiek In de herfst van 2011 werd het publiek online
geraadpleegd. Uit de antwoorden blijkt dat de regulering van de emissies van
voertuigen in het algemeen belangrijk wordt gevonden, moet geschieden
overeenkomstig de BKG-langetermijndoelstellingen, gebaseerd moet zijn op nieuwe
gemiddelde voertuigemissies en technologisch neutraal moet zijn. Over de vraag
of de huidige wetgeving goed functioneert, waren de meningen sterk verdeeld.
Velen lijken immers van mening te zijn dat de huidige wetgeving niet robuust
genoeg is. Er is veel steun voor het vaststellen van doelstellingen voor na
2020, ongeacht de mogelijke uitvoering van andere maatregelen. De resultaten
van de openbare raadpleging werden samengevat en gepubliceerd[5]. –
Vergadering met belanghebbende partijen Op 6 december 2011 werd een vergadering
gehouden met de belanghebbende partijen. De afgeronde studie is daar
voorgesteld en de presentaties die op deze vergadering werden gegeven en een
samenvatting van de discussie werden gepubliceerd[6]. De deelnemers waren het op
geen enkel punt grondig oneens met de voorgestelde analyse. Ngo's voerden aan
dat de doelstellingen moeten worden aangescherpt omdat de kosten lager zijn dan
eerst werd aangenomen. De effectbeoordeling Er is een gezamenlijke effectbeoordeling
uitgevoerd voor het huidige voorstel en een gelijkwaardig voorstel tot
wijziging van Verordening (EG) nr. 510/2011. Bij het identificeren van de
beleidsopties is een brede aanpak gehanteerd. Er werd met name aandacht besteed
aan problemen met betrekking tot de wetgeving, tot de uitvoering ervan en aan
problemen die aan bod kwamen in de studies waarin werd onderzocht hoe de
wetgeving doeltreffender kan worden gemaakt. De volgende elementen zijn
onderzocht: a) de 'niets
doen'-optie; b) modaliteiten voor het behalen van de
autodoelstelling; c) vereenvoudiging en beperking van de
administratieve last; d) aanpassing aan de nieuwe testcyclus; e) de vorm en de strengheid van de wetgeving
na 2020. Op basis van de analyse van de economische,
maatschappelijke en milieueffecten zijn uit de effectbeoordeling de volgende
conclusies getrokken: ·
Als nutsparameter moet 'massa' gehanteerd blijven
worden voor auto's; de grenswaardencurve moet lineair blijven. ·
Uit de gegevens blijkt dat de hellingshoek van de
curve op een relatief laag niveau moet worden vastgesteld om marktverstoringen
te vermijden. ·
De bijdrage voor buitenmatige emissies dient te
worden gehandhaafd op 95 euro per g/km per voertuig. ·
De verordening moet in overeenstemming worden
gebracht met het Verdrag van Lissabon. ·
De afwijkingsprocedure moet worden vereenvoudigd
door een de-minimisvrijstelling van de CO2-doelstelling voor de
kleinste fabrikanten in te voeren. Daarnaast moet er meer flexibiliteit worden
toegestaan met betrekking tot de datum waarop kleinschalige vrijstellingen
worden verleend. 3. JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL De EU is, in het kader van de milieubepalingen
in het Verdrag, al eerder op dit gebied actief geweest, met name toen zij
Verordening (EG) nr. 433/2009 heeft vastgesteld. Daarnaast noodzaakt de interne
markt tot een aanpak op EU-niveau in plaats van op lidstaatniveau teneinde
gemeenschappelijke eisen in de hele EU vast te stellen en de kosten voor de
fabrikanten zo veel mogelijk te beperken. De vaststelling van het voorstel heeft niet de
intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg. Samenvatting van de voorgestelde maatregel Het voorstel wijzigt de verordening teneinde
de modaliteiten voor het behalen van de 2020-doelstelling van 95 g CO2/km
voor nieuwe personenauto's uit te voeren. De belangrijkste modaliteiten zijn: –
De nutsparameter blijft de massa van het voertuig
in rijklare toestand. –
De grenswaardencurve blijft lineair, met een
helling van 60 % ten opzichte van de uitgangsvloot, die blijft overeenstemmen
met de van de vloot van 2006 en in overeenstemming is met de grenswaardecurve
van 2015. –
Tussen 2020 en 2023 worden voor auto's die minder
dan 35 g CO2/km uitstoten superkredieten ingevoerd met een
vermenigvuldigingsfactor van 1,3 en gelimiteerd tot een cumulatief aantal van
20 000 voertuigen per fabrikant gedurende de looptijd van de regeling. –
De 2020-doelstelling voor nichefabrikanten die
onder de afwijkingsregeling vallen, wordt bijgewerkt. –
Fabrikanten die jaarlijks minder dan 500
ingeschreven nieuwe personenauto's produceren, hoeven niet aan de CO2-doelstelling
te voldoen. –
De datum waarop over kleinschalige vrijstellingen
wordt beslist, mag flexibeler worden bepaald. –
Eco-innovaties blijven behouden wanneer een
herziene testprocedure wordt toegepast. –
De bijdrage voor buitenmatige emissies blijft
gehandhaafd op 95 euro per g/km per voertuig. –
De procedurebepalingen voor het comité worden in
overeenstemming gebracht met het Verdrag van Lissabon. Aangezien het bedrijfsleven gebaat is bij
informatie over het regelgevingskader na 2020, wordt in het voorstel in een
nieuwe evaluatie voorzien, die uiterlijk op 31 december 2014 moet plaatsvinden. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Voor het voorstel zijn geen aanvullende
financiële middelen nodig. 5. OPTIONELE ELEMENTEN ·
Evaluatie-/herzienings-/uitdovingsclausule Het voorstel omvat een evaluatieclausule. ·
Europese Economische Ruimte De voorgestelde maatregel betreft een
onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet bijgevolg worden
uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte. 2012/0190 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr.
443/2009 teneinde de modaliteiten vast te stellen voor het bereiken van de
2020-doelstelling om de CO2-emissies van nieuwe personenauto's te
verminderen HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[7], Gezien het advies van het Comité van de
Regio's [8], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Krachtens artikel 13, lid 5,
van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23
april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in
het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies
van lichte voertuigen te beperken[9],
dient de Commissie de modaliteiten, met name de formules in bijlage I en de
afwijkingen in artikel 11, te evalueren om op kostenefficiënte wijze uiterlijk
in 2020 de doelstelling van 95 g CO2/km te behalen. Het voorstel om
de verordening te wijzigen moet met betrekking tot concurrentie zo neutraal
mogelijk, sociaal billijk en duurzaam zijn (2) Gelet op de controle van de
naleving van de doelstelling van 95 g CO2/km dient te worden
verduidelijkt dat de CO2-emissies nog steeds moeten worden gemeten
overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de
Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met
betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en
Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie[10] en de bijbehorende
uitvoeringsbepalingen en innoverende technologieën. (3) Rekening houdend met de hoge onderzoeks-
en ontwikkelingskosten en productiekosten per eenheid van zeer koolstofarme
auto's van vroege generaties is het passend om, op voorlopige basis en in
beperkte mate, het proces van de invoering ervan op de markt van de Unie in de
eerste stadia van de commercialisering ervan te versnellen en te
vergemakkelijken. (4) Rekening houdend met de
onevenredige gevolgen die naleving van de specifieke emissiedoelstellingen voor
de kleinste fabrikanten met zich zou meebrengen gezien het praktische nut van
het voertuig, de hoge administratieve last van de afwijkingsprocedure en de
marginale CO2-reductie die de door hen verkochte voertuigen
opleveren, zijn fabrikanten die jaarlijks minder dan 500 nieuwe lichte
bedrijfsvoertuigen produceren vrijgesteld van de specifieke emissiedoelstelling
en de bijdragen voor buitenmatige emissies. (5) De procedure voor het
verlenen van de afwijking aan kleine fabrikanten wordt vereenvoudigd opdat de
fabrikanten meer flexibiliteit wordt geboden met betrekking tot de datum van de
afwijkingsaanvraag en de Commissie met betrekking tot het nemen van een besluit
tot verlening ervan. (6) De afwijkingsprocedure voor
nichefabrikanten moet worden voortgezet tot 2020. Teneinde de
reductie-inspanningen die nichefabrikanten moeten leveren in overeenstemming te
brengen met die welke grote fabrikanten leveren, dient voor de nichefabrikanten
vanaf 2020 een doelstelling te gelden die 45 % lager is dan hun gemiddelde
specifieke emissies in 2007. (7) Om de automobielindustrie in
staat te stellen om langetermijninvesteringen te doen en te innoveren is het
wenselijk informatie te verschaffen over de manier waarop de verordening voor
de periode na 2020 gewijzigd moet worden. Deze informatie dient gebaseerd te
zijn op een beoordeling van het vereiste reductiepercentage in overeenstemming
met de langetermijnklimaatdoelstellingen van de Unie en de gevolgen voor de
ontwikkeling van kosteneffectieve CO2-reducerende technologieën voor
voertuigen. Het is daarom wenselijk dat deze elementen geëvalueerd worden, de
Commissie verslag uitbrengt en er passende voorstellen worden gedaan voor
doelstellingen na 2020. (8) In de verordening is bepaald
dat de Commissie de testprocedures aan een effectbeoordeling onderwerpt om deze
in overeenstemming te brengen met de daadwerkelijke CO2-emissies van
auto's. Dit geschiedt via de ontwikkeling van de 'World Light Duty
Test'-procedure in het kader van de Economische Commissie voor Europa van de
Verenigde Naties, maar deze is nog niet afgerond. Daarom zijn in bijlage I bij
Verordening (EG) nr. 443/2009 emissiegrenswaarden voor 2020 opgenomen die
gemeten zijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2007 en bijlage XII bij
Verordening (EG) nr. 692/2008. Wanneer de testprocedures worden gewijzigd,
moeten de in bijlage I opgenomen grenswaarden worden aangepast teneinde
vergelijkbare strengheid te waarborgen voor de fabrikanten en
voertuigcategorieën. (9) Artikel 3, lid 2, van
Verordening (EG) nr. 443/2009 moet worden aangepast om het concept van
onderling verbonden ondernemingen in overeenstemming te brengen met de
bepalingen van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004
betreffende de controle op concentraties van ondernemingen[11] en met artikel 3, lid 2, van
Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei
2011 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen
in het kader van de geïntegreerde benadering van de Unie om de CO2-emissies
van lichte voertuigen te beperken[12]. (10) Bij Verordening (EG) nr.
443/2009 zijn aan de Commissie bevoegdheden verleend om een aantal bepalingen
van deze verordening ten uitvoer te leggen in overeenstemming met Besluit
1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999[13].
Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten deze bevoegdheden
in overeenstemming worden gebracht met de artikelen 290 en 291 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie. (11) Om eenvormige voorwaarden voor
de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 443/2009 te waarborgen, moeten
uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Deze bevoegdheden
moeten worden uitgeoefend overeenkomstig
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16
februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die
van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[14]. (12) De bevoegdheid om handelingen
vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie moet aan de Commissie worden overgedragen voor het
aanvullen van de regels inzake afwijkingen van de specifieke
emissiedoelstellingen, voor het wijzigen van gegevensvereisten ten behoeve van
de CO2-monitoring en voor het aanpassen van de formules voor de
berekening van de specifieke CO2-emissies in bijlage I aan
veranderingen in de voertuigmassawaarde en de regelgevingsprocedure met
toetsing voor de meting van specifieke CO2-emissies die is
vastgelegd in Verordening (EG) nr. 715/2007. Het is van bijzonder belang dat de
Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging
overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de
voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de
desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden
toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. (13) Het is wenselijk bij het
vaststellen van de doelstelling te blijven uitgaan van het lineaire verband
tussen het praktische nut van het lichte bedrijfsvoertuig en de CO2-emissiedoelstelling
ervan zoals is vastgesteld in de formules in bijlage I. Op deze manier kunnen
immers de diversiteit van de markt voor personenwagens en het vermogen van
fabrikanten om tegemoet te komen aan uiteenlopende consumentenbehoeften
behouden worden, en kan bijgevolg onrechtmatige marktverstoring vermeden
worden. (14) De Commissie heeft de
beschikbaarheid van voetafdrukgegevens en de toepassing ervan als nutsparameter
in de formules in bijlage I beoordeeld. Deze gegevens zijn beschikbaar en de
potentiële toepassing ervan is in de effectbeoordeling beoordeeld, op basis
waarvan is geconcludeerd dat massa de nutsparameter moet zijn in de formules
voor de 2020-doelstelling. Niettemin dienen de lagere kosten en voordelen van
een overstap naar voetafdruk als nutsparameter in de toekomstige herziening te
worden overwogen. (15) Verordening (EG) nr. 443/2009
dient bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1
Verordening (EG) nr. 443/2009 wordt als
volgt gewijzigd: (1)
In artikel 1 wordt de tweede alinea vervangen door: 'In deze verordening is vastgesteld dat vanaf 2020
de gemiddelde CO2-emissies van nieuwe personenauto's moeten worden
beperkt tot 95 g CO2/km, gemeten overeenkomstig
Verordening (EG) nr. 715/2007 en bijlage II bij Verordening (EG) nr.
692/2008 en de uitvoeringsbepalingen ervan, en met behulp van innoverende
technologie.' (2)
Aan artikel 2 wordt het volgende lid 4 toegevoegd: '4. Artikel 4, artikel 8, lid 4, onder b) en
c), artikel 9 en artikel 10, lid 1, onder a) en c), zijn niet van toepassing op
een fabrikant die samen met alle met hem verbonden ondernemingen minder dan 500
in de EU in het voorgaande kalenderjaar ingeschreven nieuwe personenauto's
heeft geproduceerd.' (3)
In artikel 3, lid 2, onder a), wordt het eerste
streepje vervangen door: '- de bevoegdheid meer dan de helft van de
stemrechten uit te oefenen; of' (4)
Na artikel 5 wordt het volgende artikel ingevoegd: 'Artikel 5 bis Superkredieten voor de doelstelling van 95 g CO2/km 1. Bij de berekening van de gemiddelde
specifieke CO2-emissies telt elke nieuwe personenauto met specifieke
CO2-emissies van minder dan 35 g CO2/km als 1,3
personenauto's in de periode van 2020 tot en met 2023 en als 1 personenauto
vanaf 2024. 2. Het maximum aantal nieuwe personenauto's
waarmee rekening wordt gehouden bij de toepassing van de in lid 1 bedoelde
vermenigvuldigingsfactoren voor de periode 2020 tot en met 2023 is niet hoger
dan het cumulatieve totaal van 20 000 nieuwe inschrijvingen van
personenauto's per fabrikant.' (5)
Artikel 8, lid 9, komt als volgt te luiden: '9. De Commissie stelt, middels
uitvoeringshandelingen, gedetailleerde regels vast voor de monitoring- en de
rapporteringprocedures voor gegevens krachtens dit artikel en bij toepassing
van bijlage II. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig
de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. De Commissie kan gedelegeerde handelingen
vaststellen overeenkomstig artikel 14 bis tot wijziging van bijlage II wat
betreft gegevensvereisten en ‑parameters.' (6)
Artikel 9, lid 3, komt als volgt te luiden: '3. De Commissie stelt, middels
uitvoeringshandelingen, gedetailleerde regelingen vast voor de inning van de
bijdragen voor buitenmatige emissies als bedoeld in lid 1. Deze
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid
2, bedoelde onderzoeksprocedure." (7)
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd: a) In lid 3 wordt de laatste zin geschrapt. b) In lid 4, tweede alinea, wordt punt b)
vervangen door: 'b) als de toepassing geschiedt volgens
bijlage I, punt 1, onder a) en b), een doelstelling die een vermindering met
25 % is van de gemiddelde specifieke CO2-emissies in 2007 of
als één aanvraag wordt ingediend voor een aantal onderling verbonden
ondernemingen, een doelstelling die een vermindering met 25 % is van het
gemiddelde van de gemiddelde specifieke CO2-emissies van deze
ondernemingen in 2007.' c) In lid 4 wordt na de tweede alinea het
volgende punt c) toegevoegd: 'c) als de toepassing geschiedt volgens
bijlage I, punt 1, onder c), een doelstelling die een vermindering van 45 % is
van de gemiddelde specifieke CO2-emissies in 2007 of als één
aanvraag wordt ingediend voor een aantal onderling verbonden ondernemingen, een
doelstelling die 45 % lager is dan het gemiddelde van de gemiddelde specifieke
CO2-emissies van deze ondernemingen in 2007.' (8)
b) Lid 8 komt als volgt te luiden: '8. De Commissie stelt gedelegeerde
handelingen vast overeenkomstig artikel 14 bis waarin regels worden vastgesteld
ter aanvulling van de leden 1 tot en met 7, betreffende de criteria om in
aanmerking te komen voor een afwijking, de inhoud van de aanvragen alsmede de
inhoud en beoordeling van de programma's voor de reductie van de specifieke CO2-emissies.' (9)
In artikel 12, lid 2, komt de eerste zin als volgt
te luiden: 'De Commissie stelt gedetailleerde bepalingen vast
voor een procedure om de innoverende technologieën als bedoeld in lid 1 goed te
keuren middels uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, van deze verordening
bedoelde onderzoeksprocedure.' (10)
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd: a) Lid 2, derde alinea, komt als volgt te
luiden: 'Deze maatregelen worden aangenomen middels
gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 14 bis.' b) In lid 3 wordt de tweede alinea
geschrapt. c) Lid 5 komt als volgt te luiden: '5. Uiterlijk op 31 december 2014 evalueert de
Commissie de specifieke emissiedoelstellingen, modaliteiten en andere elementen
van deze verordening teneinde de CO2-emissiedoelstellingen voor
nieuwe personenauto's vast te stellen voor de periode na 2020.' d) Lid 7 komt als volgt te luiden: '7. De Commissie wordt gemachtigd
gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 14 bis om de
formules in bijlage I aan te passen aan eventuele veranderingen in de
regelgevende testprocedure voor de meting van specifieke CO2-emissies
die is vastgesteld in Verordening (EG) nr. 715/2007 en Verordening (EG) nr.
692/2008, waarbij zo veel mogelijk wordt gewaarborgd dat de reductievereisten
voor fabrikanten en voertuigen van verschillend nut onder de oude en nieuwe
testprocedure van vergelijkbare strengheid zijn.' (11)
Artikel 14 komt als volgt te luiden: 'Artikel 14
Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het
bij artikel 9 van Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement
en de Raad ingestelde Comité klimaatverandering. Dat comité is een comité in de
betekenis van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is
artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.' (12)
Het volgende artikel 14 bis wordt ingevoegd: 'Artikel 14 bis
Uitoefening van de delegatie 1. De bevoegdheid om gedelegeerde
handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit
artikel neergelegde voorwaarden. 2. De in artikel 8, lid 9, tweede alinea,
artikel 11, lid 8, artikel 13, lid 2, derde alinea, en artikel 13, lid 7,
bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de
Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [de datum waarop deze
verordening in werking treedt]. 3. Het Europees Parlement of de Raad kan de
in de artikel 8, lid 9, tweede alinea, artikel 11, lid 8, artikel 13, lid
2, derde alinea, en artikel 13, lid 7, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen
tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in
dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de
bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin
genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde
gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een gedelegeerde
handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het
Europees Parlement en de Raad. 5. Een overeenkomstig artikel 8, lid 9,
tweede alinea, artikel 11, lid 8, artikel 13, lid 2, derde alinea, en artikel
13, lid 7, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien
het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van [twee
maanden] na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de
Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad
voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij
daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het
Europees Parlement of de Raad met [twee maanden] verlengd (13)
In bijlage I, punt 1, wordt het volgende punt c)
toegevoegd: 'c) vanaf 2020: specifieke CO2-emissies = 95 + a × (M –
M0) waarbij: M = de massa van het voertuig in kilogram (kg) M0 = de overeenkomstig artikel 13, lid
2, vastgestelde waarde a = 0,0333.' Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde
dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese
Unie. Deze
verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk
in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter [1] COM/2011/0112 definitief. [2] Uitgezonderd internationale maritieme emissies. [3] Het vervoer in de EU in cijfers 2011, Europese
Commissie. [4] http://ec.europa.eu/clima/policies/transport/vehicles/cars/docs/study_car_2011_en.pdf [5] http://ec.europa.eu/clima/consultations/0012/index_en.htm [6] http://ec.europa.eu/clima/events/0048/index_en.htm [7] PB C , , blz. [8] PB C , , blz. [9] PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1. [10] PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1. [11] PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1. [12] PB L 145 van 31.5.2011, blz. 1. [13] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. [14] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.