EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012DC0671
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE COUNCIL AND THE EUROPEAN PARLIAMENT Establishing appropriate relations between the EU and the European Space Agency
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Tot het aangaan van nuttige relaties tussen de EU en het Europees Ruimteagentschap
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Tot het aangaan van nuttige relaties tussen de EU en het Europees Ruimteagentschap
/* COM/2012/0671 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Tot het aangaan van nuttige relaties tussen de EU en het Europees Ruimteagentschap /* COM/2012/0671 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD
EN HET EUROPEES PARLEMENT Tot het aangaan van nuttige relaties tussen
de EU en het Europees Ruimteagentschap Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van
Lissabon is de Europese Unie bevoegd op ruimtevaartgebied, zonder afbreuk te
doen aan de bevoegdheden van de lidstaten. Ruimtevaart is een instrument voor
de verwezenlijking van de EU-doelstellingen en een volwaardig EU-beleidsterrein
geworden. Artikel 189 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie roept de EU op om elke nuttige relatie met het
Europees Ruimteagentschap (ESA) aan te gaan. Deze mededeling bouwt verder op de mededeling
"Naar een ruimtevaartstrategie van de Europese Unie ten dienste van de
burger" van april 2011[1],
waarin de Commissie eerste ideeën over de uitbouw van de betrekkingen tussen de
EU en ESA heeft geformuleerd. 1. Achtergrond Gedurende het laatste decennium is de EU een
belangrijke speler inzake ruimtevaart geworden. Egnos en Galileo, GMES en het
ruimteonderzoek uit hoofde van het zevende kaderprogramma zijn uitgegroeid tot
belangrijke bakens in het Europese ruimtevaartlandschap. De voorstellen in dit verband die de Commissie
voor het volgend meerjarig financieel kader heeft geformuleerd, houden voor de
EU een verder verhoogde betrokkenheid op het gebied van de ruimtevaart in. De groeiende rol van de EU in de ruimtevaart
gaat samen met steeds nauwere betrekkingen met de lidstaten en ESA, de twee
andere protagonisten van het Europees ruimtevaartbeleid. In dit kader heeft de
Commissie aan ESA bepaalde verantwoordelijkheden bij de uitvoering van
specifieke EU-ruimtevaartprogramma's toevertrouwd. Inzake de Europese
wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) is ESA momenteel verantwoordelijk
voor het ontwerp en de ontwikkeling van en het plaatsen van opdrachten voor de
grond- en ruimtesegmenten van de systemen, terwijl de verantwoordelijkheid voor
het operationele beheer in verband met de exploitatie van de systemen aan het
Europees GNSS-Agentschap (GSA)[2]
moet worden toevertrouwd. Een nauwere band met ESA zou een verdere
taakverdeling mogelijk maken. ESA is een organisatie van wereldklasse en
verdient lof voor de successen die Europa tijdens de laatste vier decennia
heeft geboekt. Dankzij de activiteiten van ESA en lidstaten in het kader van
nationale ruimteprogramma's beschikt Europa nu over een sterke technologische
en industriële basis en wordt het erkend als betrouwbare partner bij
internationale programma's. De EU steunt in sterke mate op de technische
topkwaliteit van ESA; een groot deel van de ruimtevaartbegroting van de EU
wordt aan ESA overgedragen, zodat de EU inmiddels tot de belangrijkste
donateurs van ESA behoort. Nochtans hebben de opkomst van ruimtevaart als
EU-beleidsdomein, het toenemende belang van de EU-ruimtevaartprogramma's en de
afhankelijkheid van de EU van de technische expertise van ESA nog niet geleid
tot een geëvolueerd beheer van ruimtevaartaangelegenheden op Europees niveau.
In overeenstemming met artikel 189 schetst deze mededeling mogelijke richtingen
voor de betrekkingen van de EU met ESA op korte en lange termijn, om de
efficiënte samenwerking te kunnen voortzetten. Deze mededeling biedt eerste
ideeën. Verdere voorstellen moeten door een gedegen kosten-batenanalyse en
effectbeoordeling worden onderbouwd. 2. Structurele belemmeringen in de huidige
betrekkingen tussen de EU en ESA 2.1. Ongeschikte combinatie van
financiële voorschriften Het beheer door ESA van de EU-middelen is te
ingewikkeld, omdat de EU en ESA verschillende voorschriften hanteren en ESA
beide regelgevingen tegelijk moet respecteren. De belangrijkste programma's van
ESA worden hoofdzakelijk uit bijdragen van lidstaten gefinancierd. Bij het
plaatsen van opdrachten voor industriële goederen voor deze programma's wordt
rekening gehouden met het principe van geografische opbrengstverdeling; de
financiële procedures van ESA zijn hoofdzakelijk overeenkomstig dit principe
ontworpen. Bij de uitvoering van EU-programma's is ESA verplicht om de
regelgeving van de EU en het strikte beginsel van de beste
prijs-kwaliteitsverhouding, opgenomen in het Financieel Reglement van de EU[3], te
volgen. Dit heeft voor moeilijkheden gezorgd, in het bijzonder bij de
programma's gefinancierd met zowel ESA- als EU-middelen. 2.2. Asymmetrie in het
ESA-lidmaatschap Momenteel zijn zeventien lidstaten van de EU
ook lid van ESA[4].
Tot de leden van ESA behoren ook Noorwegen en Zwitserland, die niet tot de EU
behoren. Canada heeft een bilaterale samenwerkingsovereenkomst met ESA.
Naargelang de samenwerking tussen de EU en ESA groeit, bezorgt deze asymmetrie
in combinatie met het stemsysteem, waarbij elke lidstaat één stem in de
ESA-Raad heeft en de belangrijkste beslissingen binnen deze instantie met
eenparigheid van stemmen worden aangenomen, de leden van ESA die niet tot de EU
behoren, onevenredig veel macht in aangelegenheden die invloed op de EU kunnen
hebben. Bovendien bemoeilijkt deze asymmetrie de besprekingen, in het bijzonder
met betrekking tot veiligheid en defensie, zoals hieronder is aangegeven. 2.3. Asymmetrie op het gebied van
veiligheid en defensie De bevoegdheid van de EU op het gebied van
veiligheid en defensie is uitgebreid door de aanneming van het Verdrag van
Lissabon en de oprichting van de Europese Dienst voor extern optreden.
Ruimtecapaciteiten kunnen vaak zowel voor civiele als voor defensiedoeleinden
benut worden. Om tot de doelstellingen van het gemeenschappelijk veiligheids-
en defensiebeleid bij te dragen, moet de EU een steeds hechtere en sterkere
verbinding en synergie tussen de civiele en defensieve aspecten van ruimtevaart
tot stand brengen. Samenwerking van de lidstaten met ESA is hiervoor
essentieel. Nochtans belemmert het gegeven dat ESA ook staten die niet tot de
EU behoren, tot haar leden telt, de betrekkingen tussen de EU en ESA. Dit creëert
een voor de hand liggend algemeen probleem, dat zich nog scherper stelt op het
vlak van veiligheid en defensie. 2.4. Gebrek aan mechanismen voor
beleidscoördinatie De activiteiten van ESA op het gebied van
ruimtevaart missen een structureel verbindings- en coördinatiemechanisme binnen
het kader van de bredere beleidsvorming van de EU. De ESA/EU-kaderovereenkomst
van 2004[5]
voorziet hier niet in, ondanks het ruime toepassingsgebied ervan. Specifieke
mechanismen voor coördinatie en samenwerking moeten geregeld worden door middel
van tijdrovende onderhandelingen op programmaniveau. Er is geen formeel
mechanisme op beleidsniveau om te garanderen dat initiatieven van ESA
consistent zijn met het EU-beleid. Dit is in het bijzonder van belang aangaande
internationale betrekkingen. 2.5. Geen politieke
verantwoordingsplicht voor ESA Ten slotte heeft de asymmetrie met betrekking
tot politieke verantwoording invloed op de betrekkingen tussen de EU en ESA.
Door het gegeven dat ESA als Europees Agentschap geen formele verbinding met
het Europees Parlement heeft, verliest het de directe verbinding met de
burgers, waarover elk beleidsdomein van de EU beschikt. 3. De te volgen weg: De EU kan zorgen voor het politieke aspect
(ook op internationaal niveau) en de legitimiteit en tevens voor de verbinding
met andere beleidsterreinen. De behoefte aan grotere operationele
doeltreffendheid, symmetrie op het gebied van defensie en veiligheid, politieke
coördinatie en verantwoordingsplicht kan, op lange termijn, alleen door
toenadering van ESA tot de EU worden opgelost. De Commissie is van mening dat voor deze
langetermijndoelstelling een duidelijke streefdatum tussen 2020 en 2025 moet
worden vastgesteld. De Commissie kan in nauwe samenwerking met ESA aan de
lidstaten voor eind 2013 verschillende opties voor zulke toenadering
voorstellen, waaronder: een betere samenwerking in het status-quo-scenario; ESA
als intergouvernementele organisatie onder toezicht van de EU brengen (tot op
zekere hoogte volgens het model van het Europees Defensieagentschap); of ESA
omvormen tot een agentschap van de EU (volgens het model van de bestaande
regelgevende agentschappen). De Commissie zal in nauwe samenwerking met ESA een
gedetailleerde kosten-baten- en risicoanalyse van de verschillende opties
maken, om tot een optimale samenwerking tussen de verschillende spelers, met
inbegrip van het GSA, te komen. Deze opties zouden de huidige wezenlijke
kenmerken van ESA (d.w.z. optionele programma's, door lidstaten onderschreven)
in stand houden en tegelijk ESA belangrijke EU-kenmerken geven – zoals
besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid of verantwoordingsplicht aan het
Europees Parlement. Intussen is het mogelijk ervoor te zorgen dat
de EU en ESA in goede verstandhouding met elkaar samenleven, wat kan helpen om
de langetermijndoelstelling van toenadering te realiseren. De
delegatieovereenkomsten gesloten door de EU en ESA hebben al tot toenadering
van ESA tot de EU bijgedragen, met als duidelijkste voorbeeld het
ESA-directoraat Navigatie in het kader van Galileo. De Commissie heeft in haar mededeling van
april 2011[6]
voorgesteld dat ESA zich verder ontwikkelt tot een organisatiemodel dat het
mogelijk maakt dat binnen eenzelfde structuur militaire en civiele programma's
enerzijds en een intergouvernementele en een EU-dimensie anderzijds naast
elkaar blijven bestaan. ESA zou daarnaast beheersstructuren die uitsluitend op
EU-programma's zijn afgestemd, moeten ontwikkelen. Verder moet de structuur van
het lidmaatschap flexibel worden om de deelname van Zwitserland en Noorwegen
aan bepaalde programma's mogelijk te maken, onder voorbehoud van een
overeenkomst met de EU. Voortbouwend op deze eerste ideeën, stelt de
Commissie voor dat de EU: –
via de Raad van de EU werkt, met gebruik van de
open coördinatiemethode, voor zover van toepasssing, om de coherentie binnen de
EU en de consistentie van standpunten van EU-lidstaten in ESA met het EU-beleid
te verzekeren; –
zich stelselmatig van ESA bedient voor het ontwerp
en de ontwikkeling van EU-ruimtevaartinfrastructuur, terwijl andere instanties,
zoals het GSA, de exploitatie op zich nemen; –
een homogene aanpak overeenkomstig het Financieel
Reglement van de EU verzekert om verantwoordelijkheid over
EU-ruimtevaartprogramma's aan ESA over te dragen en op die wijze ESA voor te
bereiden om binnen het EU-kader te werken, en om in voorkomend geval
partnerschappen met lidstaten op te bouwen; en dat ESA: –
de noodzakelijke structurele aanpassingen
(financiële en interne besluitvorming) uitvoert om te verzekeren dat door de
Commissie aan ESA gedelegeerde activiteiten worden beheerd binnen een kader
zoals dat van de EU (bijvoorbeeld door een specifiek directoraat dat
EU-programma's binnen ESA beheert); –
de noodzakelijke wijzigingen doorvoert, waardoor de
Europese Commissie onbelemmerde toegang tot de belangrijke publiekrechtelijke
instanties van ESA (bijvoorbeeld de ESA-Raad en de daaronder ressorterende
instanties) krijgt, opdat de Commissie input kan geven en de onderlinge
afstemming met het EU-beleid kan verzekeren, met gebruikmaking van binnen ESA
bestaande mechanismen. 4. Conclusie De Commissie verzoekt de Raad en het Europees
Parlement om feedback te verschaffen over deze suggesties over de betrekkingen
tussen de EU en ESA en de langetermijndoelstelling van toenadering van ESA tot
het EU-kader. Op basis hiervan kan de Commissie een gedetailleerde
kosten-batenanalyse van de mogelijke opties maken. [1] COM(2011) 152. [2] COM(2011) 814. [3] Verordening
(EG, Euratom) nr. 1605/2002, zoals gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr.
1081/2010. [4] België,
Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië,
Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Spanje, Tsjechië, het
Verenigd Koninkrijk en Zweden. Polen is de ratificatieprocedure aan het
afronden en wordt de twintigste lidstaat van ESA. [5] PB
L 261 van 6.08.2004, blz. 64. [6] COM(2011) 152.