EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012DC0433

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Strategie voor het duurzame concurrentievermogen van de bouwsector en de ondernemingen in die sector

/* COM/2012/0433 final */

52012DC0433

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Strategie voor het duurzame concurrentievermogen van de bouwsector en de ondernemingen in die sector /* COM/2012/0433 final */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Strategie voor het duurzame concurrentievermogen van de bouwsector en de ondernemingen in die sector

1. Inleiding

De bouwsector speelt een belangrijke rol in de Europese economie. De sector genereert bijna 10 % van het bbp en zorgt voor 20 miljoen banen, vooral in kleine en micro-ondernemingen. De bouw is tevens een belangrijke afnemer van tussenproducten (grondstoffen, chemicaliën, elektrische en elektronische apparatuur enz.) en aanverwante diensten. Vanwege het grote economische belang van de bouwsector kunnen de prestaties van deze sector een aanzienlijke invloed hebben op de ontwikkeling van de economie in het algemeen.

De kwaliteit van bouwwerken heeft ook rechtstreeks invloed op de levenskwaliteit van de Europese burger. Daarnaast hebben de energieprestaties van gebouwen en de efficiëntie bij de productie, het vervoer en het gebruik van producten bestemd voor de bouw van gebouwen en infrastructuur belangrijke gevolgen voor het energiegebruik, klimaatverandering en het milieu.

Het concurrentievermogen van bouwondernemingen is daarom niet alleen belangrijk voor de groei en de werkgelegenheid in het algemeen, maar ook om de duurzaamheid van de sector te waarborgen.

De sector kan een aanzienlijke bijdrage leveren aan het scheppen van werkgelegenheid[1] door actiever te worden op een aantal zeer veelbelovende terreinen zoals de renovatie van gebouwen en infrastructuur, ondersteund met bijvoorbeeld passende beleidsmaatregelen om de vraag te stimuleren maar ook om investeringen te bevorderen. De bouwsector speelt daarom een belangrijke rol bij de uitvoering van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Bovendien wijst de Commissie in haar mededeling over het “Stappenplan Energie 2050”[2] erop dat de verhoogde energie-efficiëntie van nieuwe en bestaande gebouwen van cruciaal belang is voor de transformatie van het energiestelsel van de EU.

Een duurzame bouwsector speelt een cruciale rol bij het behalen van de doelstelling van de EU om de uitstoot van broeikasgassen op de lange termijn met 80-95 % te reduceren. Volgens de Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050[3] zou de bouwsector een kostenefficiënte reductie kunnen leveren van ongeveer 40 tot 50 % in 2030 en van rond 90 % in 2050. De investeringen die daarvoor nodig zijn zouden aanzienlijk bijdragen tot het concurrentievermogen van de Europese bouwsector. De sector heeft ook een belangrijke rol te spelen bij de aanpassing aan klimaatverandering en de bestendigheid tegen natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen door de bevordering van rampenbestendige langetermijninvesteringen.

De bouwsector wordt echter geconfronteerd met een aantal structurele problemen, zoals het gebrek aan geschoolde arbeidskrachten bij veel ondernemingen, het feit dat de sector vanwege de arbeidsomstandigheden weinig aantrekkelijk is voor jongeren, een beperkt innovatievermogen en zwartwerk. De huidige situatie in deze bedrijfstak kan meer algemeen worden gekenmerkt aan de hand van drie essentiële elementen.

Ten eerste heeft de bouwsector bijzonder te lijden gehad van de financiële en economische crisis (tussen januari 2008 en november 2011 daalde het bouw- en infrastructuurwerk in de EU‑27 met 16 %[4]). Ten tweede is er meer concurrentie van niet-Europese bedrijven, niet alleen op de internationale markten, maar ook op de interne markt, met name bij infrastructuurprojecten. Deze externe concurrentie is niet altijd eerlijk: EU-ondernemingen hebben vaak veel hogere kosten dan niet-Europese ondernemingen. Ten slotte hebben de energie- en milieuvraagstukken geleid tot een nieuwe dynamiek tussen ondernemingen en tot diverse overheidsinitiatieven die intussen van groot belang zijn geworden voor de concurrentie op de markt. De bouwondernemingen hebben al aanzienlijke vooruitgang geboekt, maar om de EU-doelstellingen op het gebied van klimaat, energie en milieu te halen zijn belangrijke veranderingen nodig, die de sector zonder de nodige beleidsmatige steun maar moeilijk zal kunnen verwezenlijken.

Deze mededeling geeft een overzicht van de belangrijkste uitdagingen die de sector van nu tot 2020 op het gebied van investeringen, menselijk kapitaal, milieuvoorschriften, regelgeving en markttoegang moet aangaan, en stelt initiatieven voor die de sector daarbij kunnen ondersteunen. Op korte termijn is het zaak de groei en werkgelegenheid in de bouwsector te ondersteunen om de crisis te overwinnen. Op lange termijn vereisen de uitdagingen waarmee de industrie wordt geconfronteerd een gemeenschappelijke en gecoördineerde aanpak op Europees niveau ter verbetering van het functioneren van de waardeketen, met name door middel van vrijwillige partnerschappen tussen de particuliere en de openbare sector en waar nodig een passend regelgevend kader.

2. Stand van zaken en belangrijkste uitdagingen

Het uiteenlopende karakter van de activiteiten van de verschillende takken van de bouwsector leidt tot verschillen, zowel op sociaaleconomisch, organisatorisch, cultureel en technologisch vlak, als bij de aanpassing aan nieuwe regelgeving en marktkansen.

Er zijn mondiale uitdagingen die op middellange termijn tot duurzame groei kunnen leiden, mits nu passende maatregelen worden genomen. Het resultaat zou de ontwikkeling kunnen zijn van een reeks diensten op het gebied van gezondheid en veiligheid, energiezuinigheid, groene bouw, rampenbestendigheid, binnenklimaat, hergebruik/terugwinning/recycling en ontwerp-op-maat. Indien wij deze uitdagingen verstandig aangaan, kunnen ook nieuwe marktkansen worden gecreëerd.

2.1 De algemene macro-economische context

De financiële crisis heeft de bouwsector bijzonder zwaar getroffen: de vraag naar met name particuliere woningen maar ook naar andere producten zoals infrastructuur is zeer sterk gedaald. De ontwikkelingen verschillen per lidstaat. In sommige lidstaten was het uiteenspatten van de vastgoedzeepbel een van de oorzaken voor de terugval, die tot nu voortduurt[5]. In andere lidstaten heeft de sector vooral te lijden onder de inkrimping van de kredietmarkten. De beperking van de overheidsuitgaven als gevolg van de crisis zal de investeringen in infrastructuur verder onder druk zetten.

Sommige landen hebben als reactie op de crisis geïnvesteerd in stimuleringspakketten, zoals aanvangsinvesteringen in infrastructuurprojecten, verlaagde btw-tarieven voor nieuwbouw en/of renovatie van gebouwen, preferentiële rentevoeten voor hypotheken enz. Het concurrentievermogen van de sector zal echter alleen blijvend worden verbeterd als maatregelen worden genomen om vaardigheden en kwalificaties te verbeteren en innovatie en een “groene” economie te bevorderen. Bijgevolg is een passend beleid ter stimulering van groei en werkgelegenheid op de korte termijn nodig, maar ook een reorganisatie van de bouwsector op de lange termijn.

2.2 De prestaties van de waardeketen

De markten van de bouwsector in de EU en de sector zelf zijn sterk gefragmenteerd: er zijn heel veel micro-ondernemingen, de prestaties van de sector verschillen sterk tussen de verschillende lidstaten en de verspreiding van goede praktijken verloopt zeer moeizaam. Een betere integratie van de waardeketen zou de kans op innovatie als gunstig neveneffect van samenwerking aanzienlijk kunnen vergroten.

Bouwondernemingen en in mindere mate fabrikanten van bouwproducten zullen steeds meer te kampen krijgen met de behoefte aan geschoolde werknemers. Ook zal vervanging gevonden moeten worden voor de enorme hoeveelheid geschoolde werknemers — meer dan tweederde van het totaal in de bouw, de industrie en het vervoer — die tussen nu en 2020 met pensioen zal gaan[6]. Het chronische tekort aan geschoolde arbeidskrachten kan worden verklaard door enerzijds de geringe aantrekkelijkheid van de sector voor jongeren en anderzijds de toenemende behoefte aan vaardigheden die overeenstemmen met specifieke kwalificaties, die de onderwijs- en opleidingsinstellingen (en de arbeidsmarkt) maar moeilijk kunnen vervullen. De overgang naar een zuinige, koolstofarme economie zal ook belangrijke structurele veranderingen met zich meebrengen voor de bouwsector, die zich zal moeten aanpassen en proactief zal moeten inspelen op de behoeften aan vaardigheden en bekwaamheden op deze gebieden. Dat geldt met name voor de voorbereiding van de beroepsbevolking op de bouw van gebouwen die “bijna energieneutraal” zijn, of dit nu nieuwbouw of renovatie betreft. De ontwikkeling van sleuteltechnologieën en het gebruik van flexibele werktijdenregelingen zal ook veranderingen vergen van de vaardigheden en kwalificaties binnen de bouw.

De uitgaven aan onderzoek en innovatie zijn nog steeds erg laag in vergelijking met die van de rest van het bedrijfsleven. Dit kan echter worden verklaard door het arbeidsintensieve karakter en het feit dat de bouwondernemingen vooral bestaande externe technologische ontwikkelingen in hun activiteiten willen integreren. De sector zal zijn inspanningen op het gebied van onderzoek en innovatie waarschijnlijk intensiveren, om het hoofd te kunnen bieden aan de hoge consumptie van grondstoffen (zoals metaalhoudende en niet-metaalhoudende mineralen, chemische stoffen en hout), en de productie van grote hoeveelheden afval. Bovendien worden steeds meer materialen ontwikkeld die gemakkelijker verzameld en opnieuw gebruikt kunnen worden, en is er steeds meer “systeembouw” die demontage en hergebruik van de gebruikte materialen makkelijker maakt. Deze inspanningen zijn in overeenstemming met de nieuwe in de verordening bouwproducten omschreven basisverplichting voor de bouw betreffende een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en met het grondstoffeninitiatief, door de mogelijke ontwikkeling van beste praktijken bij het verzamelen en behandelen van afval, en met name door de terugwinning en/of het hergebruik van waardevolle materialen uit afval, en via ondersteuning van onderzoek naar economische prikkels ter bevordering van recycling/terugwinning. De initiatieven op EU- en nationaal niveau moeten er echter voor zorgen dat innovatieve oplossingen en beste praktijken sneller worden overgenomen.

2.3 De koolstofarme economie

Zoals aangekondigd in de herschikking van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen[7] wordt de invoering van bijna-energieneutrale gebouwen[8] een zeer belangrijke uitdaging voor de bouwsector. De markt heeft een aantal jaar om zich aan te passen, maar alle marktdeelnemers, van overheidsinstanties (die de voorschriften twee jaar moeten toepassen) tot bouwbedrijven, ontwerpers, ontwikkelaars enz., hebben steun nodig. Er zullen ook aanpassingen nodig zijn op gebieden als financieringsstructuur, aanbestedingen, onderwijs en marketing.

Het aantal energie-efficiënte gebouwen groeit weliswaar, maar een kritische massa is nog niet bereikt en pogingen om de energie-efficiëntie te verbeteren en hernieuwbare energiebronnen te integreren vorderen traag. Handhaving van het regelgevingskader en toepassing van een passend fiscaal beleid moeten samen bijdragen tot het bereiken van een kritische massa.

Bij renovatie van bestaande gebouwen moet ook meer worden gedaan aan energiebesparing. Bovendien is het aantal bestaande gebouwen dat uitgebreide renovatie ondergaat relatief bescheiden. In de Strategie voor een concurrerende, duurzame en continu geleverde energie[9], de Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050[10] en de Routekaart Energie 2050[11] wordt daarom benadrukt dat meer actie op het gebied van gebouwen moet worden ondernomen en dat met name renovatie moet worden bevorderd. Deze beleidslijn zal moeten worden voortgezet.

De vervoersinfrastructuur heeft een enorme uitwerking op het milieu, verbruikt veel energie en grondstoffen en produceert veel afval. Infrastructuurnetwerken zullen een belangrijke bijdrage moeten leveren aan een duurzamer Europa.

2.4 Concurrentie tussen bouwondernemingen binnen de EU en op internationale markten

De concurrentie op de EU-markten is verbeterd door de toepassing van de richtlijnen inzake overheidsopdrachten, de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn en de goedkeuring van Europese ontwerp- en bouwnormen (“Eurocodes”). Voor EU-ondernemingen is de concurrentiestrijd echter niet altijd een gelijke, met name als zij concurreren met niet-Europese bedrijven, omdat deze vaak aan minder strenge sociale en milieu-eisen hoeven te voldoen en staatssteun ontvangen. De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat EU- en niet-EU-ondernemingen met gelijke middelen strijden om overheidsopdrachten in de wacht te slepen, zonder de sociale en milieugerelateerde verworvenheden van de EU in gevaar te brengen.

De situatie op de internationale markten is zelfs nog moeilijker. De sector wordt niet alleen vaak geconfronteerd met grote technische problemen, ook de voorwaarden van mededinging in andere landen kunnen problematisch zijn. China, bijvoorbeeld, beperkt de toegang tot deze markten. De sector zal echter wereldwijd actiever moeten worden, omdat de bouwnijverheidsmarkten in de EU naar verwachting trager zullen groeien dan in de opkomende markten. Voor de bouwondernemingen van de EU is het belangrijk dat derde landen hun markten openen en EU-bouwondernemingen laten meedingen naar contracten. De EU moet zich sterker inzetten om in onderhandelingen toezeggingen van niet-EU-landen voor de verdere openstelling van hun commerciële en aanbestedingsmarkten te verkrijgen, mogelijke discriminatie bij aanbestedingsprocedures te onderzoeken en geschillen over de toegang tot markten te beslechten door overleg met de betrokken landen.

3. Een Europese strategie voor een duurzaam concurrentievermogen van de bouwnijverheid

Er is een Europese strategie voor het volgende decennium opgesteld om een antwoord te bieden op de voornaamste hierboven genoemde uitdagingen. De strategie is bedoeld als aanvulling op de door de ondernemingen van de bouwsector zelf ontwikkelde strategieën om hun concurrentievermogen te verbeteren en op maatschappelijke uitdagingen te reageren.

Deze strategie is vooral gericht op vijf belangrijke doelstellingen: a) bevordering van gunstige omstandigheden voor investeringen, b) verbetering van het menselijk kapitaal in de bouwnijverheid, c) verbetering van de grondstoffenefficiëntie, milieuprestaties en commerciële mogelijkheden, d) versterking van de interne markt voor de bouwnijverheid, en e) bevordering van de mondiale concurrentiepositie van EU-bouwondernemingen. Elke doelstelling omvat verschillende belangrijke uitdagingen. Het stimuleren van groei, onderzoek en innovatie en de koolstofarme economie, bijvoorbeeld, vereist gunstige omstandigheden voor investeringen. Op vergelijkbare wijze is het menselijk kapitaal van essentieel belang voor het verbeteren van de prestaties van de waardeketen en de toepassing van innovatieve oplossingen, met name voor een koolstofarme economie. Enerzijds doet de strategie aanbevelingen om uitdagingen op korte tot middellange termijn op economisch gebied en op het gebied van de werkgelegenheid in de bouwsector aan te pakken. Anderzijds zijn er ook aanbevelingen met een langetermijnperspectief om ervoor te zorgen dat de effecten op het concurrentievermogen van de sector duurzaam zijn.

3.1 Stimulering van gunstige investeringsvoorwaarden

De renovatie van gebouwen en projecten op het gebied van trans-Europese netwerken kunnen de groei van de bouwsector nieuw leven inblazen en tegelijkertijd bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het Europees energie‑, vervoers- en cohesiebeleid. De bestrijding van betalingsachterstanden zal bovendien de financiële levensvatbaarheid van bouwondernemers (en in het bijzonder van ambachtelijke en kleine bouwbedrijven) en hun toegang tot krediet verbeteren. Op lange termijn zal de bouwsector zijn vermogen om te innoveren moeten vergroten ter verhoging van de productiviteit en de toegevoegde waarde van de sector en de milieuprestaties van alle schakels van de waardeketen.

3.1.1 Kortetermijnmaatregelen

Vooral de renovatie van gebouwen en infrastructureel onderhoud moet worden gestimuleerd: samen vertegenwoordigen zij een aanzienlijk deel van de werkgelegenheid en productie in de bouwnijverheid. Met name de huidige activiteit en praktijken op het gebied van renovatie[12] zijn wat betreft verbetering van de energie-efficiëntie onvoldoende om de EU 2020-doelen voor energiebesparing te halen. De goedkeuring van de voorgestelde streefcijfers — het jaarlijks kostenoptimaal renoveren van 3 % van de gebouwen die eigendom zijn van centrale overheden[13] (een verdubbeling van de huidige renovatiecijfers) en van 2 % van alle gebouwen[14] — zou niet alleen bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen, maar ook aan economische groei en werkgelegenheid op lokaal niveau in de hele EU. Deze verbeteringen kunnen echter alleen worden goedgekeurd nadat een aantal regelgevende, economische en financiële belemmeringen uit de weg zijn geruimd.

Ten eerste moeten de lidstaten de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen[15] correct uitvoeren en handhaven. Een weinig ambitieuze houding en het niet handhaven van de energiecodes voor de bouw belemmeren in een aantal lidstaten de bouw van energie-efficiënte gebouwen en stimuleren de bouwsector daarom niet.

Fiscale prikkels[16] en financiële steunmaatregelen vallen bij de marktdeelnemers in goede aarde en bevorderen de renovatie van bestaande gebouwen. Nationale regelingen en het effect daarvan variëren echter sterk. Het uitwisselen van ervaringen zou heel nuttig kunnen zijn om vanuit verschillende gezichtspunten beter inzicht te krijgen in de potentiële consequenties, de risico’s van een onvolledige uitvoering en de eventuele onbedoelde gevolgen. Om een zo groot mogelijke hefboomeffect te hebben moet ook worden gestreefd naar complementariteit tussen deze nationale regelingen aan de ene kant en EU- en particuliere fondsen en financiële instrumenten aan de andere kant.

De EU biedt steun en financiering via verschillende mechanismen; de lidstaten zouden daarvan beter gebruik moeten maken. De structuurfondsen en het cohesiefonds (2007-2013) kunnen worden aangewend voor investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, en dit niet alleen voor openbare gebouwen en bedrijfspanden, maar ook voor bestaande woningen. Daarnaast bieden financiële instrumenten zoals Jessica de mogelijkheid te investeren in kleine projecten (voor stedelijke ontwikkeling en herstel) die via de normale marktmechanismen niet gefinancierd zouden zijn. Risicokapitaalfondsen en garanties voor leningen van de Europese Investeringsbank (EIB), de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) en het Europese Fonds voor energie-efficiëntie en ontwikkeling bieden, samen met steun voor projectontwikkeling aan de eindbegunstigden (bv. Elena), andere mogelijkheden om overheidssteun aan te boren.

Een regeling die investeringen in grondstoffenefficiënte renovaties zou kunnen stimuleren, is de ontwikkeling van ontwerp-bouw-beheerdiensten (design-build-operation services) voor kleine renovatieprojecten met contractueel gegarandeerde gebouwprestaties. Dit marktsegment wordt niet alleen interessant voor energiedienstenbedrijven maar ook voor kleine gespecialiseerde aannemers, die eventueel ook prestatiegaranties zouden kunnen bieden voor een verscheidenheid aan bouwdiensten. Interventie door de overheid zou de ontwikkeling van dergelijke diensten ook kunnen bevorderen, met name op het gebied van overheidsopdrachten en in de woningbouw, samen met de ontwikkeling van verzekeringsproducten die de technische risico’s van prestatiegaranties zouden kunnen dekken. In het bijzonder zouden overheden kunnen waarborgen dat bij renovaties actief energiebeheer en slimme meters worden geïnstalleerd.

Tot slot is het van belang dat bouwbedrijven binnen redelijke termijnen toegang hebben tot hun eigen financiële middelen. De nieuwe richtlijn betalingsachterstanden[17] introduceert strengere bepalingen, met name door harmonisatie van de termijnen waarbinnen overheidsinstanties ondernemingen moeten betalen, door verhoging van de wettelijke rente voor achterstallige betaling en door ondernemingen toe te staan de invorderingskosten door te berekenen. In het kader van de herziening van de EU-richtlijnen inzake overheidsopdrachten stelde de Commissie voor dat de lidstaten moeten kunnen bepalen dat subcontractanten rechtstreekse betaling door de aanbestedende dienst mogen verlangen voor alle door hen in het kader van het contract aan de hoofdcontractant geleverde goederen, werkzaamheden en diensten.

De Commissie: · zal uiterlijk eind 2012 een analyse overleggen van de verschillende financiële instrumenten op nationaal en EU-niveau die energie-efficiëntie in gebouwen ondersteunen, mogelijk met inbegrip van aanbevelingen voor een betere benutting van overheidssteun om renovatie van gebouwen te stimuleren; · zal in 2013 de voorlopige conclusies presenteren van een lopend proefproject waarbij de mogelijkheid wordt onderzocht gebruik te maken van verzekeringen die contractuele prestatiegaranties en grensoverschrijdende diensten dekken, met name voor kleine aannemers; · zal in 2012 in alle lidstaten een op ondernemingen gerichte voorlichtingscampagne lanceren over de bestrijding van betalingsachterstanden bij handelstransacties; · zal in 2012, in verband met de richtlijn betalingsachterstanden, een proefproject uitvoeren voor de snelle en doeltreffende betaling van openstaande vorderingen van kmo’s die grensoverschrijdend actief zijn. De lidstaten wordt verzocht: · passende programma’s op te zetten of te verbeteren voor reparatie-, onderhouds- en renovatieprojecten met ambitieuze duurzaamheidsdoelen en na te gaan in hoeverre fiscale en financiële instrumenten (verlaagd btw-tarief, gerichte subsidies enz.) en kredietmechanismen voor renovatieprojecten met ambitieuze duurzaamheidsdoelen daarbij nuttig kunnen zijn; · het gebruik te bevorderen van de financiële instrumenten en steunprogramma’s voor projectontwikkeling in het kader van de structuurfondsen, de EIB, de EBWO en het Europese Fonds ter ondersteuning van kleine renovatieprojecten met contractuele garanties op de gebouwprestaties, met inbegrip van de “frontloading” van de structuurfondsen voor energie-efficiënte gebouwen.

3.1.2 Middellange- en langetermijnmaatregelen

Het nieuwe voorstel voor een cohesiebeleid van de EU voor 2014‑2020[18] legt nog meer de nadruk op de ondersteuning van investeringen in verband met de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU en stelt voor het bedrag voor duurzame energie in de lopende periode nagenoeg te verdubbelen. Er wordt voorgesteld een aanzienlijk deel van de structuurfondsen en het Cohesiefonds toe te wijzen aan investeringen ter ondersteuning van de verschuiving naar de koolstofarme economie, en met name ter ondersteuning van energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen, met inbegrip van renovatie van gebouwen. Financiële instrumenten zullen in de toekomst waarschijnlijk een grotere rol gaan spelen bij op maat gemaakte investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energieën in de stedelijke infrastructuur en de bouwsector.

De ontwikkeling van een “kernnetwerk”, zoals door de Europese Commissie voorgesteld, waarbij de EU-hoofdsteden en andere grote steden, havens, luchthavens en andere belangrijke economische centra via multimodaal vervoer efficiënt met elkaar worden verbonden, is van essentieel belang is voor de economie. Op 19 oktober 2011 heeft de Europese Commissie een nieuw pakket maatregelen gepresenteerd met het oog op de totstandbrenging van een gunstig kader voor de ontwikkeling van trans-Europese vervoersnetwerken (TEN-T). Dit pakket omvat de herziene richtsnoeren voor het trans-Europese vervoersnetwerk, de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (de “Connecting Europe Facility”), met een budget van in totaal 50 miljard euro, en het voorstel voor een snelle uitvoering van projectobligaties met de Europese Investeringsbank.

Het is de bedoeling uiterlijk op 31 december 2050 te beschikken over een operationeel “allesomvattend” netwerk, maar voorrang te geven aan het kernnetwerk dat uiterlijk op 31 december 2030 klaar moet zijn. De op 19 oktober 2011 door de Europese Commissie voorgestelde corridors van het kernnetwerk en de bijbehorende “platformen” zullen de betrokken lidstaten en de belanghebbenden (infrastructuurbeheerders en gebruikers) nader tot elkaar brengen, waardoor coördinatie, samenwerking en transparantie gewaarborgd worden. Naast deze voorstellen zal enige harmonisatie van nationale administratieve procedures nodig zijn met het oog op een soepele uitvoering van de grensoverschrijdende gedeelten van de netwerken.

Bij onderzoek en innovatie moeten op technologie gerichte activiteiten[19] gecombineerd worden met sociaaleconomisch onderzoek naar op de markt gebaseerde instrumenten aan de vraagzijde (opleiding, overheidsopdrachten, normalisatie, verzekeringen enz.) die de overgang van onderzoek naar de toepassing van innovatieve oplossingen kan versnellen. Dat vraagt om een breder partnerschap met de verschillende belangengroepen binnen de door de verschillende EU-instrumenten te financieren initiatieven, om zo een wijder marktperspectief te bereiken en een kritische massa tot stand te brengen. Bestaande initiatieven zoals het publiek-private partnerschap Energie-efficiënte gebouwen, Cultureel erfgoed, slimme steden en gemeenschappen en Onderzoek ten behoeve van toekomstige infrastructuurnetwerken in Europa (reFINE) zouden in dit verband een relevante basis kunnen vormen voor het ontwikkelen van dergelijke partnerschappen. Het EU-cohesiebeleid kan bovendien in het kader van de nationale programma’s steun bieden aan onderzoek en innovatie op deze gebieden en zal ook sterk de nadruk blijven leggen op de verbetering van het concurrentievermogen van het mkb, met inbegrip van het gebruik dat het mkb maakt van informatie- en communicatietechnologieën. Met name de ontwikkeling van innovatiestrategieën voor slimme specialisatie, zoals voorgesteld door de Commissie als voorafgaande voorwaarde voor het gebruik van de structuurfondsen in de volgende programmeringsperiode (2014‑2020), zal de steun uit de structuurfondsen doelgerichter helpen maken en bijdragen tot een strategische aanpak om het potentieel voor slimme groei in alle regio’s te benutten[20].

De Commissie: · heeft in het kader van het cohesiebeleid voor de periode 2014-2020 voorgesteld een aanzienlijk deel van de structuurfondsen en het Cohesiefonds toe te wijzen aan investeringen in de omschakeling naar een koolstofarme economie en met name in energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen, onder meer bij de renovatie van gebouwen. Bovendien zal de Commissie het gebruik van revolverende fondsen op dit gebied blijven stimuleren, om het hefboomeffect te vergroten; · zal een reeks kerneisen voor bouwwerken vaststellen waaraan grensoverschrijdende gedeelten van de TEN-projecten moeten voldoen, om ervoor te zorgen dat de nationale procedures voor verlening van vergunningen in technisch opzicht minstens enigermate met elkaar overeenstemmen; · zal in het voorjaar van 2013 een conferentie over innovatie in de bouwsector houden om de technologische lacunes in de gehele waardeketen te inventariseren en een actieplan op te stellen om die lacunes op te vullen. De lidstaten wordt verzocht: samen met andere lidstaten en de particuliere sector gemeenschappelijke gecoördineerde initiatieven te ontwikkelen waarbij onderzoek, technologische ontwikkeling, innovatieve aanbestedingen, certificering, verzekeringen, interregionale clusters enz. worden gecombineerd, zodat nieuwe kennis en technologieën sneller tot de markt doordringen op regionaal en EU-niveau. De EU zal deze initiatieven ondersteunen met Horizon 2020 en met Cosme 2014 – 2020 (Concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen), niet alleen via directe subsidies, maar ook met financiële instrumenten die ervoor zorgen dat het mkb betere toegang krijgt tot financiële middelen, in de vorm van aandelenkapitaalfondsen en leningen. Nationale en regionale instanties zullen moeten zorgen voor een efficiënt en complementair gebruik van de verschillende vormen van EU-steun, waaronder fondsen in het kader van cohesiebeleid, voor zover de desbetreffende operationele programma’s dergelijke maatregelen toelaten.

3.2. Verbetering van het menselijk kapitaal in de bouwsector

Bouwondernemingen en in mindere mate producenten van bouwproducten kampen momenteel met een aanzienlijk tekort aan gekwalificeerde werknemers. Bovendien bestaan er tussen de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa grote verschillen wat betreft de mate van (de)centralisatie, de opzet van opleidingsprogramma’s, de rol van de sociale partners, de financiële structuren en de inhoud van de cursussen.

Het is zaak beter te anticiperen op toekomstige behoeften aan vaardigheden en kwalificaties, voldoende studenten te stimuleren relevante bouwopleidingen te volgen en de voorwaarden te scheppen voor een betere werkomgeving en een beter loopbaanbeheer, een grotere mobiliteit van werknemers in de bouw en een bredere verlening van grensoverschrijdende diensten. Hierbij moet rekening worden gehouden met het effect van de vergrijzing van de beroepsbevolking van de EU en met de gezondheid en veiligheid op het werk binnen de sector.

3.2.1 Kortetermijnmaatregelen

Het in het kader van het programma “Intelligent Energy Europe” uitgevoerde “Build Up Skills”-initiatief is erop gericht het stelsel van beroepsonderwijs en -opleiding aan te passen aan de behoeften aan vaardigheden en kwalificaties op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen. Dankzij Build Up Skills kunnen nationale kwalificatieroutekaarten naar 2020 worden opgesteld. Bovendien zal het initiatief de oprichting ondersteunen van grootschalige opleidings- en certificatiestelsels en van kwalificatieontwerp ter opwaardering van reeds bestaande structuren, waar nodig met de steun van financiële instrumenten zoals het Europees Sociaal Fonds en het programma “Een leven lang leren” en de voorgestelde opvolger daarvan, Erasmus voor iedereen. Hierdoor zou het aantal beschikbare gekwalificeerde bouwvakkers groeien en zouden eigenaren van gebouwen meer vertrouwen krijgen in energiebesparende investeringen.

Dit initiatief kan tevens als uitgangspunt dienen voor de inventarisering van de behoeftes aan studie- en opleidingsprogramma’s en kwalificaties op andere gebieden die verband houden met de bouw en duurzame ontwikkeling, zoals de industrialisatie van het bouwproces, het gebruik van innovatieve of niet-conventionele bouwproducten en -technieken, de aanwending van informatie- en communicatietechnologie binnen gebouwbeheersystemen enz.

De Commissie: · zal het “Build Up Skills”-initiatief evalueren, en met name nagaan of het nut heeft het eerste initiatief uit te breiden tot andere beroepscategorieën in de bouwsector of tot andere kwalificatiebehoeften op het gebied van de bouw en duurzame ontwikkeling. De lidstaten, bouworganisaties en onderwijsinstellingen wordt verzocht: · collectieve overeenkomsten te sluiten om de ontwikkeling van vaardigheden in het kader van het “Build Up Skills”-initiatief of andere, vergelijkbare programma’s te steunen.

3.2.2 Middellange- en langetermijnmaatregelen

De bouwsector moet uit strategisch oogpunt de behoeften aan vaardigheden beter kunnen opsporen en zich er beter op kunnen voorbereiden. Bovendien is het zaak opleidings- en kwalificatieontwerpprogramma’s beter op die behoeften af te stemmen. In een aantal landen bestaan platformen waar toekomstige behoeften aan arbeidskrachten en vaardigheden met een indirect effect op de bouwsector worden geïnventariseerd. Een via de sociale dialoog ondersteund initiatief op Europees niveau zou de uitwisseling van informatie over deze behoeften kunnen verbeteren, de bereidheid van de sector om grondstoffenefficiënte werkwijzen toe te passen en duurzame gebouwen te leveren kunnen vergroten, evenals het vermogen van de onderwijsstelsels om in deze behoeften te voorzien.

In deze context zal de Europese Commissie een haalbaarheidsstudie van de Europese sociale partners over de oprichting van een Europese raad voor sectorvaardigheden ondersteunen. Europese raden voor sectorvaardigheden zijn netwerken van nationale waarnemingscentra voor analyse van de arbeidsmarkt en van de vaardigheden op sectorniveau, die onder leiding van vertegenwoordigers van de bedrijfstak en Europese sociale partners en met deelname van vertegenwoordigers van onderwijs- en opleidingsverstrekkers, informatie en goede praktijken uitwisselen om aanbevelingen voor de ontwikkeling van vaardigheden en banen te doen.

De Commissie zal in 2012 voorts de haalbaarheid onderzoeken van allianties voor sectorvaardigheden op het gebied van duurzame bouw tussen aanbieders van beroepsonderwijs en ‑opleiding, ondernemingen en andere belanghebbenden, met het oog op het ontwikkelen van passende, bijgewerkte en nieuwe onderwijsprogramma’s en -cursussen en het vinden van innovatieve manieren om beroepsonderwijs en –opleiding te geven.

Bevordering en toepassing van instrumenten die in het kader van het EU-beleid voor bij- en nascholing zijn ontwikkeld, zou de mobiliteit van geschoolde werknemers moeten verbeteren. De richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers omvat een minimum van duidelijk omschreven arbeidsvoorwaarden die de dienstverlener in het ontvangende land in acht moet nemen. Daardoor biedt de richtlijn gedetacheerde werknemers een adequaat beschermingsniveau. De handhaving van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers moet worden verbeterd om te voorkomen dat de regelgeving wordt misbruikt of omzeild en om “sociale dumping” te voorkomen (een situatie waarbij dienstverleners van buiten de ontvangende lidstaat lokale dienstverleners kunnen onderbieden omdat de arbeidsnormen in hun eigen lidstaat soepeler zijn), met name door betere voorlichting over de toepasselijke arbeidsvoorwaarden, efficiëntere administratieve samenwerking en uitwisseling van informatie tussen inspectiediensten, doeltreffendere inspecties en de invoering van hoofdelijke aansprakelijkheid voor het loon gedetacheerde werknemers.

Ten slotte staat de sector als gevolg van de demografische veranderingen voor een dubbele uitdaging. Enerzijds moeten bouwondernemingen in de EU strategieën bepalen om tegenwicht te bieden aan de teruglopende instroom van Europese jongeren in de sector en het grote aantal werknemers dat de komende jaren met pensioen gaat; anderzijds moeten de arbeidsomstandigheden worden verbeterd om een hogere levensverwachting te garanderen. Vanwege deze dubbele uitdaging zal de werkomgeving aantrekkelijker moeten worden en zal meer aandacht moeten worden besteed aan gezondheids- en veiligheidsvraagstukken, om vervroegde pensionering als gevolg van beroepsongevallen of ‑ziekten te vermijden.

De Commissie: · zal in de context van de Europese sociale dialoog initiatieven stimuleren om: het beroepsonderwijs af te stemmen op de toekomstige behoeften aan vaardigheden en kwalificaties in de bouwsector (met inbegrip van behoeften in verband met het efficiënt gebruik van hulpbronnen), basisvereisten voor vaardigheden in specifieke sectoren vast te stellen en de wederzijdse erkenning van kwalificaties te vergemakkelijken; · zal de Europese sociale partners in de bouwsector helpen een Europese raad voor sectorvaardigheden voor de bouwnijverheid op te richten; · zal hen aanmoedigen initiatieven te ontwikkelen op gebieden als energie- en grondstoffenefficiëntie in gebouwen, gezondheid en veiligheid, kwaliteitsnormen en opleiding, met inbegrip van het leerlingwezen voor jongeren. Deze initiatieven kunnen onder andere de vorm aannemen van voorlichtingscampagnes en opleidingen en kunnen afhankelijk van de nationale context ook gezamenlijk beheer van fondsen omvatten; · zal via het programma Een leven lang leren de haalbaarheid onderzoeken van allianties voor sectorvaardigheden op het gebied van duurzame bouw, d.w.z. partnerschappen tussen aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding, ondernemingen en andere belanghebbenden, met het oog op het ontwikkelen van passende studieprogramma’s of beroepskwalificaties en innovatieve vormen van beroepsonderwijs en -opleiding. De lidstaten, sociale partners in de bouw en opleidingsinstellingen wordt verzocht: · het voorstel voor een richtlijn betreffende de handhaving van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten[21] snel goed te keuren; · partnerschappen op te zetten ter ondersteuning van passend beroepsonderwijs en passende beroepsopleidingen op nationaal en regionaal niveau waarbij op bestaande en nieuwe behoeften van de bouwsector wordt ingespeeld, en met name de beheerscapaciteit wordt versterkt en intensiever gebruik wordt gemaakt van ICT; · campagnes te starten en te steunen om de bouwsector aantrekkelijker te maken voor mensen met talent.

3.3 Efficiënter gebruik van hulpbronnen, verbetering van milieuprestaties en vergroting van commerciële mogelijkheden

Het Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa[22] omschrijft het aanzienlijke effect dat de bouw heeft op natuurlijke hulpbronnen, energie, milieu en klimaatverandering. Als significante verbeteringen in bouwactiviteiten en voor de hele levenscyclus van bouwwerken worden aangebracht, kan de concurrentiekracht van de bouwsector toenemen en kan een grondstoffen- en energie-efficiënte gebouwenvoorraad worden opgebouwd, waarbij alle nieuwe gebouwen bijna energieneutraal zijn en uit grondstoffenefficiënte materialen bestaan.

Verbeteringen in de bouw scheppen nieuwe kansen voor het bedrijfsleven, waaronder het mkb, omdat de behoeften af kunnen hangen van de plaatselijke omstandigheden en individuele oplossingen kunnen vereisen. Zoals al aangekondigd in het Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa zal de Commissie in 2013 een mededeling uitbrengen over duurzame gebouwen, waarin de acties ter ondersteuning van een hulpbronnenefficiënte sector verder gedefinieerd en uitgewerkt zullen worden.

Om ervoor te zorgen dat het begrip “duurzame ontwikkeling” beter wordt begrepen en op grotere schaal wordt toegepast, zullen geharmoniseerde indicatoren, codes en methoden voor de beoordeling van de milieuprestaties van bouwproducten, -processen en -werken ontwikkeld moeten worden. Samen moeten zij zorgen voor een samenhangende en onderling erkende interpretatie van de milieuprestaties, en tegelijkertijd de goede werking van de interne markt op het gebied van bouwproducten en ‑diensten in stand houden.

De Commissie zal voorstellen doen voor benaderingen voor de wederzijdse erkenning of harmonisatie van de diverse bestaande beoordelingsmethoden, onder andere om deze methoden beter uitvoerbaar en betaalbaarder te maken voor bouwondernemingen, het verzekeringswezen en investeerders. Dit initiatief zal voortbouwen op de bestaande platformen, zoals het CEN-bouwnetwerk, gidsen zoals de JRC-gids Life Cycle Thinking and Assessment en Europese onderzoeksprojecten zoals SuperBuildings en Open House.

Deze werkzaamheden zullen bovendien bijdragen tot de ontwikkeling van een meer systematische aanpak van de beoordeling van de duurzaamheid van projecten die in aanmerking komen voor financiële overheidssteun, waaronder modellen op EU-niveau voor kosten/batenanalyses. Proefprojecten die in het kader van groene overheidsopdrachten en regionaal beleid zijn ontwikkeld, zouden instanties die belast zijn met planning en aanbestedingen kunnen voorzien van passende instrumenten, met name voor de renovatie van bestaande gebouwen en de modernisering van de vervoersinfrastructuur.

Belanghebbenden uit het bedrijfsleven hebben tijdens de openbare raadpleging aangegeven dat bouwprojecten hinder kunnen ondervinden van nationale vergunningsprocedures, bijvoorbeeld als gevolg van vertragingen in verband met publieke weerstand, onteigeningsaangelegenheden of het feit dat verschillende vergunningen, waaronder milieuvergunningen, moeten worden verkregen. Deze kwesties zijn geconstateerd in het kader van de lopende evaluatie van de richtlijn milieueffectbeoordeling[23], die onder meer erop is gericht de bestaande procedures te vereenvoudigen en te stroomlijnen, en die derhalve op dit gebied een positief effect zal hebben, aangezien de milieueffectbeoordeling deel uitmaakt van de vergunningsprocedure. De meeste belemmeringen vloeien voort uit de uiteenlopende nationale wetgeving en administratieve procedures voor vergunningverlening. Deze kunnen de totstandbrenging van uniforme concurrentievoorwaarden en de verspreiding van ecologische technologieën bemoeilijken. Hoewel erkend wordt dat deze wetgeving vaak gebieden betreft die onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten vallen (zoals eigendomsrechten) zal de Commissie de uitwisseling van informatie en van beste praktijken bevorderen, onder andere door vrijwillige invoering van gedragscodes voor zaken zoals de duur van de procedure voor vergunningverlening en de stappen waaruit deze bestaat, of het opzetten van procedures voor arbitrage tussen overheidsdiensten.

Ten slotte vormt de doelstelling van de kaderrichtlijn afvalstoffen om in 2020 70 % van het bouw- en sloopafval opnieuw te gebruiken, te recyclen en/of terug te winnen, een waardevolle kans voor de bouwwaardeketen. Het bedrijfsleven zou verder gebaat kunnen zijn bij betere en duidelijkere definities van afval, harmonisering van registratievoorwaarden voor het vervoeren van afval en van voorschriften voor de kenmerken van bouwproducten in verband met het gebruik, de duurzaamheid en de milieuvriendelijkheid van grondstoffen.

De Commissie: · zal initiatieven nemen ter verbetering van de wederzijdse erkenning van milieuprestaties en risicobeoordelingsmethoden, met name in het kader van de EU-normalisatiewerkzaamheden en verzekeringsstelsels; · zal de ontwikkeling ondersteunen van een in de hele EU bruikbaar kosten/batenmodel voor gehele levenscycli voor groene overheidsopdrachten en voor de beginselen van duurzame ontwikkeling in het kader van regionale beleidsmaatregelen; · zal nagaan tot welke obstakels de nationale wetgevingen inzake de vergunningsprocedure voor grote bouwprojecten aanleiding geven. Doel is goede praktijken voor de stroomlijning van de procedures op te sporen (zoals gedragscodes voor het verlenen van vergunningen en procedures voor arbitrage tussen overheidsdiensten); · zal geharmoniseerde regels ontwikkelen betreffende de opgave van de prestatiekenmerken van bouwproducten met betrekking tot het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen in het kader van de verordening bouwproducten. De lidstaten wordt verzocht: · de prestaties op het gebied van concurrentievermogen en van duurzame ontwikkeling van de verschillende subsectoren binnen de bouw op nationaal en regionaal niveau te evalueren.

3.4 Versterking van de interne markt voor de bouwnijverheid

De bouwsector is in hoge mate gereguleerd op vele niveaus (producten, werken, beroepskwalificaties, gezondheid en veiligheid op het werk, milieueffecten) en vele aspecten vallen onder de bevoegdheid van de lidstaten. Met het oog op een betere werking van de interne markt voor bouwproducten en -diensten is het belangrijk dat het wettelijk kader zo duidelijk en voorspelbaar mogelijk is en dat de administratieve kosten in redelijke verhouding staan tot de nagestreefde doelen.

Hiervoor is nodig dat de diverse soorten nationale wettelijke en bestuursrechtelijke regelingen voor de uitvoering van de EU-bouwwetgeving op een meer systematische wijze worden geanalyseerd. Deze analyse zal een beeld geven van de interactie tussen de verschillende EU-besluiten op Europees en nationaal niveau en zal uitwijzen of verduidelijking of aanvullende maatregelen nodig zijn om de administratieve lasten voor bouwondernemingen te verminderen en de werking van de interne markt in de bouwsector te verbeteren. Wat grensoverschrijdende diensten betreft is in 2011-2012 door middel van prestatiecontroles het gecombineerde effect geëvalueerd van de verschillende EU-besluiten die voor bouwondernemingen van belang zijn, wat heeft geleid tot de opsporing van enkele gevallen van onjuiste toepassing van de EU-wetgeving en de vaststelling van de behoefte aan verduidelijking en nieuwe maatregelen. Aan de hand hiervan zullen aanbevelingen worden gedaan voor een snellere convergentie van de verschillende nationale en regionale regelgevingsbenaderingen.

Eurocodes zouden tot dit convergentieproces kunnen bijdragen. Zij bestaan uit een reeks ontwerpnormen en de meest recente praktijkcodes die van toepassing zijn op alle belangrijke bouwmaterialen, de belangrijkste terreinen van de bouwtechniek en een grote verscheidenheid aan soorten structuren en producten. Eurocodes zijn zeer flexibele instrumenten, omdat elk land de mogelijkheid heeft de Eurocodes aan te passen aan hun specifieke omstandigheden en risicobeoordelingsmethoden met betrekking tot klimaat, risico van aardbevingen, tradities enz. De Commissie raadt de lidstaten sterk aan de Eurocodes te gebruiken als hun nationale ontwerpcodes[24] om te waarborgen dat gebouwen rampenbestendig zijn.

Communicatie- en verspreidingsactiviteiten, zoals het BUILD UP-webportaal[25], zouden ook de tenuitvoerlegging van de wetgeving en de toepassing van nieuwe marktoplossingen kunnen ondersteunen.

De Commissie: · zal de EU-wetgeving onderwerpen aan “check-ups”, ter opsporing van eventuele buitensporige administratieve lasten, overlappingen, lacunes, inconsistenties en achterhaalde maatregelen; · zal de bouw als prioriteit aanwijzen bij het vervolg dat wordt gegeven aan de Mededeling inzake de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn “Een partnerschap voor nieuwe groei in diensten”[26]; · zal een verslag indienen over de toepassing van Eurocodes in de lidstaten, als reactie op Aanbeveling 2003/887/EG van de Commissie; op basis van de conclusies van dit verslag zal de Commissie acties voorstellen om de toepassing van Eurocodes en andere instrumenten, zoals nationale risicobeoordelingen en beheersplannen, bij overheidsopdrachten te versterken of zo nodig af te dwingen. De lidstaten wordt verzocht: · doeltreffende instrumenten voor markttoezicht te ontwikkelen in verband met de toepassing van de Europese wetgeving, als onderdeel van de toepassing van Verordening (EG) nr. 765/2008/EG.

3.5 Bevordering van de mondiale concurrentiepositie van de bouwondernemingen in de EU

De EU probeert in het kader van de internationale handelsbesprekingen al sinds 2006 andere handelspartners te bewegen tot het doen van steeds verdergaande verbintenissen op het gebied van de dienstenhandel en overheidsopdrachten, met name voor openbare werken. Een van de jongste resultaten is de openstelling van Koreaanse concessieovereenkomsten voor leveranciers uit de EU in het kader van de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Korea.

In specifieke intercontinentale fora met Afrika en Latijns-Amerika betreffende duurzame bouw kan worden bevorderd dat de overheidsopdrachten op deze markten meer gaan berusten op prestatiecriteria, duurzaamheid en kosteneffectiviteit.

Het partnerschap tussen de EU en Afrika op het gebied van vervoersinfrastructuur[27] biedt mogelijkheden om de transcontinentale verbindingen te verbeteren en het vervoer betrouwbaarder en veiliger te maken.

Wat betreft de financiering van de infrastructuur kan de uitvoering van relevante maatregelen bovendien worden gesteund door diverse financiële instrumenten en samenwerkingsfondsen van de EU.

Het EU-initiatief “kleine bedrijven, grote wereld” zal relevante informatie, advies en bijstand bieden aan kleine gespecialiseerde ondernemers bij hun pogingen toegang te krijgen tot internationale markten en potentiële zakenpartners te vinden. Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) bevordert ook de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen voor het mkb, in het bijzonder voor internationalisering.

Buiten de EU bestaat aanzienlijke belangstelling voor het gebruik van de EN-Eurocodes, namelijk bij landen die hun nationale normen willen vervangen of actualiseren op basis van technisch geavanceerde codes of die handel willen drijven met de lidstaten van de Europese Unie en de EVA. De regelgevingsdialoog tussen de EU en Rusland heeft op dit gebied aanzienlijke vooruitgang geboekt.

De Commissie: · heeft een wetgevingsvoorstel[28] gedaan met het oog op de openstelling van aanbestedingsmarkten van derde landen en de totstandbrenging van een gelijk speelveld tussen de EU-ondernemingen en hun concurrenten uit het buitenland; · zal in handelsbesprekingen met partnerlanden blijven aandringen op ambitieuze toezeggingen op het gebied van markttoegang, zowel voor de commerciële markt als de aanbestedingsmarkt; · zal met de Europese Investeringsbank overleggen over het vergroten van de mogelijkheden om gebruik te maken van de financiële instrumenten van de EU ter ondersteuning van transcontinentale verbindingen; · zal financiële steun voor technische bijstand verstrekken om kleine gespecialiseerde aannemers te helpen internationaliseren; · zal op het gebied van duurzame bouw bij overheidsopdrachten meer gaan samenwerken met derde landen, met name in Afrika en Latijns-Amerika, maar ook in de context van de regelgevingsdialoog tussen de EU en Rusland, het EU‑nabuurschapsbeleid en het Europees-mediterrane partnerschap. In het bijzonder zal zij deze partners aanmoedigen de Eurocodes te gebruiken als instrument voor de tenuitvoerlegging van hun bouwvoorschriften. De lidstaten wordt verzocht: · de nieuwe ontwerpverordening[29] over toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de interne aanbestedingsmarkt van de Unie en procedures tot ondersteuning van onderhandelingen over toegang van goederen en diensten uit de Unie tot de aanbestedingsmarkten van derde landen snel goed te keuren.

4. Beheer en tenuitvoerlegging van de strategie

Deze mededeling gaat vergezeld van een actieplan met details over het verwachte resultaat van elk van de aanbevelingen, de verdeling van bevoegdheden tussen de Europese Commissie, de lidstaten en de sectorale organisaties, en een tijdschema voor tenuitvoerlegging.

De uitvoering van de strategie vereist stroomlijning en coördinatie van de talrijke lopende initiatieven op EU-, nationaal en sectoraal niveau om de synergie te vergroten en het grootst mogelijke effect te sorteren op korte, middellange en lange termijn. De uitvoering moet gebaseerd worden op een beheerstructuur die coördinatie en toezicht vanuit zowel thematisch als strategisch perspectief combineert, met inbegrip van:

· een tripartiet strategisch forum op hoog niveau (Commissie, lidstaten, sectorale vertegenwoordigers), dat zou adviseren over EU-initiatieven die gevolgen hebben voor de bouwnijverheid en over de uitvoering van de strategie, en vervolgens voor zover nodig aanbevelingen zou doen over aanpassingen van de strategie of nieuw te starten initiatieven;

· het opzetten van thematische groepen bestaande uit lidstaten en sectorale vertegenwoordigers die belang hebben bij specifieke prioriteiten van de strategie, die contact houden met de bestaande Europese netwerken en projecten. Elk van die groepen valt onder de toezicht van de dienst van de Commissie die verantwoordelijk is voor het onderwerp waarover de desbetreffende groep zich buigt.

In deze structuur zou zowel ruimte zijn voor strategische begeleiding door de EU als voor bottom-up-initiatieven van de lidstaten en de subsectoren in de bouw. Samenwerking tussen de subsectoren en door de hele waardeketen moet worden versterkt, wil men de mondiale uitdagingen aan kunnen.

5. Conclusies

Gezien het belang van de bouwsector voor het bbp en de werkgelegenheid van de EU en de rol die sector speelt bij het bereiken van de essentiële doelstellingen op het gebied van klimaat, milieu en energie is het concurrentievermogen van deze sector een permanente politieke prioriteit.

Bovendien moet – met name in tijden van financiële en economische crisis – het EU-beleid op het gebied van klimaatverandering, energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen, met name in de context van een beleid voor een duurzame bevordering van de renovatie van gebouwen, worden gezien als een kans om de bedrijvigheid en werkgelegenheid in de bouwsector nieuw leven in te blazen.

Deze mededeling signaleert gebieden met groeipotentieel voor de ondernemingen in de bouwsector, en dit vaak binnen bestaande beleidsstrategieën en -instrumenten. De volledige tenuitvoerlegging van deze EU-strategieën zou onder andere langetermijninvesteringen moeten stimuleren in trans-Europese netwerken, onderzoek en innovatie en in inzetbaarder menselijke kapitaal, om op die manier het concurrentievermogen van de bouwsector zowel binnen de interne markt van de EU als op internationale markten te versterken. Een en ander zou vergezeld moeten gaan van een duidelijk en samenhangend wettelijk kader en geharmoniseerde methoden voor de beoordeling van de prestaties op het gebied van duurzame ontwikkeling om te zorgen voor een goed werkende interne markt voor bouwproducten en -diensten.

Het welslagen van de voorgestelde strategie hangt af van de inzet van de lidstaten en belanghebbenden in de bouw, op verschillende niveaus:

· het uitvoeren van kritische evaluaties van prestaties in de bouwsector moet duidelijk deel uitmaken van het mandaat van het tripartiete strategische forum op hoog niveau;

· lidstaten en belanghebbenden in de bouw moeten zorgen voor adequate verbindingen met de nationale en sectorale bouwagenda’s;

· lidstaten en belanghebbenden in de bouw dienen ervoor te zorgen dat de ervaringen en goede praktijken uit de thematische groepen worden overgedragen zodat zij deel kunnen gaan uitmaken van de dagelijkse praktijk van bouwondernemingen;

· elke beleidsmatige interventie dient aan de hand van een aantal indicatoren te worden gevolgd en geëvalueerd.

BIJLAGE: ACTIEPLAN

Kortetermijnacties (2012-2014) – zie de punten 3.1.1 en 3.2.1 van de mededeling

Acties || Resultaten || Beleidscontext || Hoofd­bevoegdheid || Tijdshorizon

Analyse van verschillende Europese en nationale financieringsinstrumenten ter ondersteuning van energie-efficiëntie in gebouwen || Verslag en aanbevelingen van de Europese Commissie inzake financiële steun voor energie-efficiëntie in gebouwen || Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen/ actieplan inzake energie-efficiëntie 2011 || Europese Commissie || Lopend – wordt in 2013 voltooid

Fiscale instrumenten en kredietmechanismen voor renovatieprojecten, afgestemd op de te behalen duurzaamheidsdoelen || Werkdocument van de Commissie over de tenuitvoerlegging door de lidstaten van maatregelen voor energie-efficiëntie (met inbegrip van fiscale instrumenten en krediet­mechanismen in de bouwsector), gebaseerd op nationale actieplannen voor energie-efficiëntie || Richtlijn 2006/32/EG betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten/Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen || Europese Commissie || 2012-2013

Proefproject verzekering en prestatiegaranties || Voorlopige aanbevelingen over verzekeringsstelsels voor kleine bouwbedrijven ter dekking van prestatiegaranties || Nieuw proefproject ondersteund door het Europees Parlement (gelanceerd in 2012) || Europese Commissie || 2013

Informatiecampagne over de nieuwe richtlijn betalingsachterstanden || Meer bewustzijn van de rechten van contractanten inzake betalings­voorwaarden || Richtlijn 2011/7/EU || Europese Commissie || 2012

Proefproject voor de snelle en doeltreffende inning van openstaande vorderingen van kmo’s die grensoverschrijdend actief zijn || Meer bewustzijn van de rechten van contractanten inzake betalings­voorwaarden || Richtlijn 2011/7/EU || Europese Commissie || 2012-2013

Evaluatie van het “Build Up Skills”-initiatief, met het oog op uitbreiding van het initiatief tot andere categorieën vakmensen in de bouw en andere kwalificatiebehoeften || Beoordelingsrapport || “Intelligent Energy Europe”-programma || Europese Commissie || 2013-2014

Financiële instrumenten en projectontwikkeling ter ondersteuning van kleine renovatieprojecten met contractuele garanties op de prestaties van gebouwen || Verslag van de lidstaten inzake de tenuitvoerlegging van de financiële instrumenten en mechanismen || Structuurfondsen || Lidstaten || 2012-2014

Het integreren van “Build-Up Skills”-routekaarten in de prioriteiten voor financiering door het Europees Sociaal Fonds in de periode 2014-2020 || Build-Up Skills routekaarten verwezenlijkt met ESF-financiering || Energiebeleid Regionaal beleid Werkgelegenheids­beleid || Europese Commissie Lidstaten || 2012-2013

Midden- tot langetermijnacties (2014-2020)

1. Stimulering van gunstige investeringsvoorwaarden – zie punt 3.1.2 van de mededeling

Acties || Resultaten || Beleidscontext || Bevoegdheid || Tijdshorizon

Hoogstnodige afstemming op technisch vlak van nationale procedures voor verlening van vergunningen voor grensoverschrijdende delen van trans-Europese netwerken || Gemeenschappelijke technische specificatie van de EU || Trans-Europese vervoers­netwerken || Europese Commissie || 2014 - 2016

Inventarisatie van technologische lacunes in de waardeketen van de bouw en opstelling van een actieplan om die lacunes op te vullen || Conferentie en aanbevelingen inzake innovatie­prioriteiten in de bouw || Innovatiebeleid || Europese Commissie || 2013

Gezamenlijke gecoördineerde initiatieven van de lidstaten en de particuliere sector waarbij onderzoek-innovatie-aanbesteding, certificering, verzekeringen, interregionale clusters enz. worden gecombineerd, zodat nieuwe kennis en technologieën sneller worden opgepakt op EU- en regionaal niveau. || Projecten || Horizon 2020 Cosme Middelen van het EU-cohesiebeleid || Lidstaten || 2014 - 2020

2. Verbetering van het menselijk kapitaal – zie punt 3.2.2 van de mededeling

Acties || Resultaten || Beleidscontext || Bevoegdheid || Tijdshorizon

Initiatieven van de EU voor een sociale dialoog om beroepsonderwijs en ‑opleiding af te stemmen op toekomstig kwalificatiebehoeften in de bouwsector, de basisbehoeften aan vaardigheden in specifieke branches op te sporen en de wederzijdse erkenning van kwalificaties te vergemakkelijken || Studie om een informatieplatform te ontwikkelen || Sociale dialoog EU || Europese Commissie || 2012 - 2014

Oprichting van een EU-raad voor sectorvaardigheden voor de bouw met het oog op het ontwikkelen van initiatieven op het gebied van energie- en grondstoffenefficiëntie in gebouwen, veiligheid en gezondheid, kwaliteitsnormen, leerlingwezen, gemeenschappelijk beheer van fondsen door sociale partners enz. || EU-raad voor sectorvaardigheden || Sociale dialoog EU || Europese Commissie || 2013-2016

EU-alliantie voor sectorvaardigheden voor duurzame bouw || Partnerschappen om aangepaste onderwijs­programma’s of innovatieve wijzen voor het behalen van kwalificaties door beroepsonderwijs- en ‑opleiding te ontwikkelen || Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen || Europese Commissie || 2013 - 2016

Snelle maatregelen ter aanneming van het voorstel voor een richtlijn betreffende de handhaving van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers || Vaststelling van een nieuwe EU-richtlijn || Richtlijn 96/71 || Raad en Europees Parlement || 2012-2014

Partnerschappen voor beroepsonderwijs- en –opleidingsprogramma’s op nationaal en regionaal niveau, om te voorzien in bestaande en nieuwe behoeften van de bouwsector, met name op het gebied van informatie- en communicatietechnologie || Gerichte partnerschappen voor beroepsonderwijs en ‑opleiding || Nationaal beleid beroepsonderwijs || Sector­organisaties || 2013-2016

Campagnes om de bouwsector aantrekkelijker te maken voor mensen met talent || Voorlichtings­campagnes || || Sector­organisaties || 2012-2020

3. Efficiënter gebruik van hulpbronnen, verbetering van milieuprestaties en vergroting van commerciële mogelijkheden – zie punt 3.3 van de mededeling

Acties || Resultaten || Beleidscontext || Bevoegdheid || Tijdshorizon

Wederzijdse erkenning van methoden voor de beoordeling van de milieuprestaties van gebouwen[30] || EU-regeling voor milieubeoordeling van gebouwen en technische specificaties van de EU || Grondstoffen­efficiëntie- en normalisatie­beleid van de EU || Europese Commissie || 2014-2016

Wederzijdse erkenning van risicobeoordelingsmethoden die rekening houden met milieuprestaties, met name in het kader van EU-normalisatieactiviteiten en verzekeringsstelsels || Technische specificaties van de EU || Normalisatie­beleid van de EU || Europese Commissie || 2014-2018

Gemeenschappelijke methodologie, voor de hele EU, voor berekening van levenscycluskosten van gebouwen voor Groene overheidsopdrachten[31] || EU-richtsnoeren inzake levenscyclus­kostenberekening bij overheidsopdrachten || Groene overheids­opdrachten || Europese Commissie || 2014-2016

Bevordering van het gebruik van Groene overheidsopdrachten bij regionaal beleid in de komende programmeringsperiode[32] || Verdere stimulering van met de bouw verband houdende GPP-criteria bij door de EU gefinancierde projecten || Regionaal beleid || Europese Commissie || 2014-2020

Nagaan tot welke obstakels de nationale wetgevingen inzake de vergunningsprocedure voor grotere bouwprojecten aanleiding geven || Operationele conclusies van het evaluatieproces van de richtlijn milieueffect­beoordeling Richtsnoeren voor de stroomlijning van de milieubeoordelings­procedures voor energieinfrastructuur­projecten van gemeenschappelijk belang || Milieu­beoordeling en nationale vergunnings­procedures || Europese Commissie || 2013-2016

Geharmoniseerde regels voor opgave van prestatiekenmerken van bouwproducten in verband met het duurzaam gebruik van grondstoffen[33] || Geharmoniseerde EU-regels en geactualiseerde geharmoniseerde EU-normen || ENTR/ Verordening bouwproducten || Europese Commissie || 2013-2018

Evaluatie op nationaal en regionaal niveau van de prestaties van de subsectoren binnen de bouw op het gebied van concurrentievermogen en van duurzame ontwikkeling || Verslagen || Nationaal bouwbeleid || Lidstaten ||

4. Versterking van de interne markt voor de bouwnijverheid – zie punt 3.4 van de mededeling

Acties || Resultaten || Beleidscontext || Hoofd­bevoegdheid || Tijdshorizon

“Check-ups” van EU-wetgeving om buitensporige administratieve lasten, overlappingen, lacunes, inconsistenties en achterhaalde maatregelen op te sporen || Beoordelingsrapport en aanbevelingen inzake EU-wetgeving || Slimme regelgeving || Europese Commissie || 2013-2015

Evaluatie van de toepassing van Eurocodes in de lidstaten en voorstellen om de toepassing van Eurocodes en andere instrumenten, zoals nationale risicobeoordelingen en beheersplannen, bij overheidsopdrachten af te dwingen || Verslag over en mogelijk normalisatiemandaat voor andere belangrijke normen voor bouwontwerp || Aanbeveling Eurocodes van de Europese Commissie 2003/887/EG || Europese Commissie || 2013-2014

Markttoezicht in verband met de tenuitvoerlegging van Europese wetgeving || Minder klachten afkomstig van het bedrijfsleven || Verordening 765/2008/EG || Lidstaten ||

5. Bevordering van de mondiale concurrentiepositie van de bouwondernemingen in de EU – zie punt 3.5 van de mededeling

Acties || Resultaten || Beleidscontext || Hoofd­bevoegdheid || Tijdshorizon

Onderhandeling over handelstoezeggingen voor toegang tot commerciële markten en aanbestedingsmarkten van derde landen || Handels­overeenkomsten ter waarborging van de markttoegang voor bouwproducten en ‑diensten || EU-handelsbeleid || Europese Commissie || Lopend

Kansen creëren om financiële instrumenten van de EU (bijvoorbeeld van de Europese Investeringsbank) te gebruiken ter ondersteuning van transcontinentale verbindingen || Gerichte informatie inzake het gebruik van financiële instrumenten van de EU || Bv. partnerschap EU-Afrika voor vervoers­infrastructuur || Europese Commissie || 2013-2016

Financiële steun aan technische bijstand voor de internationalisatie van kleine gespecialiseerde aannemers || Technische bijstand aan kleine aannemers in de EU || “Kleine bedrijven, grote wereld”-mededeling || Europese Commissie || 2012-2015

Ontwikkeling van samenwerking met Afrika, Latijns-Amerika, Rusland en de nabuurschapslanden op het gebied van duurzame bouw bij overheidsopdrachten || Internationaal forum || Buitenland- en regelgevings­dialoog van de EU || Europese Commissie || 2013-2015

Snel maatregelen nemen voor goedkeuring van de nieuwe ontwerpverordening inzake toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de overheidsopdrachtenmarkt van de EU en procedures tot ondersteuning van onderhandelingen over toegang van goederen en diensten uit de Unie tot de overheidsopdrachtenmarkten van derde landen || Vaststelling van een EU-verordening || Voorstel voor een verordening inzake wederzijdse markttoegang || Lidstaten || 2012-2014

[1]               Er kunnen tot 2020 naar schatting 275 000 nieuwe arbeidsplaatsen in de sector worden geschapen. “Skills, Demand and Supply”, Cedefop, 2010, blz. 96 -        http://www.cedefop.europa.eu/en/Files/3052_en.pdf

[2]               COM(2011) 885/2.

[3]               COM(2011) 112.

[4]               Persbericht Eurostat 169/2011 van 17 november 2011.

[5]               Van het eerste kwartaal van 2007 tot en met het tweede kwartaal van 2011 is de aan de werkdagen aangepaste productie-index in Spanje bijvoorbeeld met 49 % gedaald en in Ierland met 76 % – bron: Eurostat.

[6]               “Skills, demand and Supply”, Cedefop, 2010, blz. 93,    http://www.cedefop.europa.eu/en/Files/3052_en.pdf

[7]               Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen.

[8]               Zie voor meer informatie over de desbetreffende bepalingen artikel 2, punt 2, en artikel 9 van Richtlijn 2010/31/EU.

[9]               COM (2010) 639 definitief.

[10]             COM (2011) 112 definitief.

[11]             COM (2011) 885 definitief.

[12]             Gemiddeld wordt jaarlijks 1,2 % van de bestaande gebouwen in de EU gerenoveerd.

[13]             Compromistekst van het Europees Parlement en de Raad voor een (nog goed te keuren) nieuwe richtlijn inzake energie-efficiëntie.

[14]             Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa, COM(2011) 571.

[15]             Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking), PB L 153, 18.6.2010, blz. 13.

[16]             Zoals verlaagde btw-tarieven, preferentiële rentetarieven, koolstofdioxide- en energiebelastingen, gerichte subsidieverlening enz.

[17]             Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (herschikking), PB L 48 van 23.2.2011, blz. 1.

[18]             COM(2011) 615 definitief.

[19]             Deze dienen betrekking te hebben op een breed scala van gebieden, zoals nieuwe materialen, het gebruik van ICT, recycling/hergebruik van bouw- en sloopafval, comfort in gebouwen enz.

[20]             http://ipts.jrc.ec.europa.eu/activities/research-and-innovation/s3platform.cfm

[21]             COM(2012) 131 definitief.

[22]             COM(2011) 571 definitief.

[23]             Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten.

[24]             Aanbeveling 2003/887/EG van de Commissie van 11 december 2003.

[25]             www.buildup.eu

[26]             COM(2012) 261 definitief.

[27]             COM(2009) 301 definitief.

[28]             COM(2012) 124 definitief.

[29]             Ibid.

[30]             Actie verder uit te werken in 2013, in de mededeling inzake duurzame gebouwen.

[31]             Actie verder uit te werken in 2013, in de mededeling inzake duurzame gebouwen.

[32]             Actie verder uit te werken in 2013, in de mededeling inzake duurzame gebouwen.

[33]             Actie verder uit te werken in 2013, in de mededeling inzake duurzame gebouwen.

Top