EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011PC0758
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing for the period 2014 to 2020 the Rights and Citizenship Programme
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het programma "Rechten en burgerschap" voor de periode 2014-2020
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het programma "Rechten en burgerschap" voor de periode 2014-2020
/* COM/2011/0758 definitief - 2011/0344 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het programma "Rechten en burgerschap" voor de periode 2014-2020 /* COM/2011/0758 definitief - 2011/0344 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Zoals wordt
bevestigd in het programma van Stockholm, is de ontwikkeling van een ruimte van
vrijheid, veiligheid en recht nog steeds een prioriteit voor de Europese Unie.
Hoewel er op dat gebied reeds grote vooruitgang is geboekt met de
inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en het daaruit voortvloeiende
bindende karakter van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
wordt de Unie nog steeds geconfronteerd met tal van problemen zoals de ontoereikende
of inconsistente tenuitvoerlegging van bepaalde rechten in de Unie of de
gebrekkige kennis, bij zowel burgers als overheidsinstanties, van bepaalde
rechtsvoorschriften van de Unie. Wetgevings- en beleidsmaatregelen en de
coherente uitvoering ervan zijn van essentieel belang. Met financiering kan dit
gebied verder worden ontwikkeld door de wetgeving en het beleid te ondersteunen
en de uitvoering ervan te bevorderen. Conform de mededeling over de evaluatie van de
EU-begroting[1]
is gekozen voor een nieuwe benadering van de bestaande
financieringsinstrumenten en uitvoeringsmechanismen teneinde de Europese
toegevoegde waarde centraal te stellen en de financieringsmechanismen te
rationaliseren en te vereenvoudigen. In het document 'Een begroting voor Europa
2020'[2]
wees de Commissie op de noodzaak van een eenvoudigere en transparantere
begroting om de problemen op te lossen die het gevolg zijn van complexe
programmastructuren en het werken met meerdere programma's. Het gebied 'rechten'
werd genoemd als een voorbeeld van de bestaande versnippering en als een gebied
waarop maatregelen moeten worden genomen. Binnen dit kader en met het oog op
vereenvoudiging en rationalisatie is het programma 'Rechten en burgerschap' de
opvolger van drie bestaande programma's: - Grondrechten en burgerschap, - Daphne III, - de onderdelen "Discriminatiebestrijding en
verscheidenheid" en "Gelijkheid van mannen en vrouwen" van het
programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit (Progress). Door de samenvoeging van deze programma's, die
niet zijn gebaseerd op bepalingen van titel V van het derde deel van het
VWEU, wordt het mogelijk om op dat gebied te komen tot een alomvattende aanpak
inzake financiering. De algemene doelstelling van dit voorstel is
bij te dragen tot de totstandbrenging van een ruimte waarin de rechten van
personen, zoals die zijn vastgelegd in het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
worden bevorderd en beschermd. Het gaat daarbij met name om de uit het Europees
burgerschap voortvloeiende rechten, de beginselen van non‑discriminatie
en gelijkheid van vrouwen en mannen, het recht op de bescherming van
persoonsgegevens, de rechten van het kind, de uit de consumentenwetgeving van
de Unie voortvloeiende rechten, en de vrijheid van ondernemerschap op de
interne markt. Om echt effectief
te kunnen zijn en om voor burgers en ondernemingen duidelijke voordelen op te
leveren, moeten deze rechten bekend zijn bij degenen die ze toepassen, bij
degenen die burgers adviseren over hun rechten en bij degenen die van deze
rechten gebruikmaken, en moeten zij in de hele Unie coherent en doeltreffend
worden toegepast. Dat kan worden verwezenlijkt door de ondersteuning van
opleiding en bewustmaking, de versterking van netwerken en de vergemakkelijking
van transnationale samenwerking. Bovendien moet de Europese Unie beschikken
over een degelijke analytische basis ter ondersteuning van de beleidsvorming en
de wetgeving op het gebied van rechten en burgerschap. 2. RESULTATEN VAN DE
RAADPLEGING VAN DE BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN DE EFFECTBEOORDELING 2.1. Raadpleging van de belanghebbende
partijen Op 20 april 2011 werd een openbare
raadpleging van belanghebbenden gestart over de toekomstige financieringsactiviteiten
op het gebied van justitie, grondrechten en gelijkheid voor de periode na 2013[3]. De onlineraadpleging duurde
twee maanden en stond open voor alle belanghebbenden. In totaal hebber er 187 belanghebbenden
– waaronder veel ngo's – uit bijna alle lidstaten een bijdrage
ingediend. De respondenten onderschreven de
beleidsdoelstellingen van de programma's en bevestigden dat de betrokken
gebieden moeten worden gefinancierd. De Europese toegevoegde waarde werd erkend
en er werd geen gebied genoemd waarvoor de financiering moet worden stopgezet.
De noodzaak om te komen tot vereenvoudiging en verbetering werd erkend en er
werd positief gereageerd op de meeste voorstellen, waaronder die om het aantal
programma's te verminderen en de procedures te vereenvoudigen. De belanghebbenden waren voorstander van de financiering
van activiteiten als uitwisseling van beproefde methoden, opleiding van
beroepsbeoefenaars, voorlichtings- en bewustmakingsactiviteiten, ondersteuning
van netwerken, studies, enz. Alle soorten activiteiten waarmee de respondenten
instemden, zijn uitdrukkelijk opgenomen in artikel 5 van het voorstel. De
respondenten waren het ook eens met de voorstellen van de Commissie betreffende
de actoren die voor financiering in aanmerking komen en de soorten
financieringsmechanismen die kunnen worden gebruikt. 2.2. Effectbeoordeling Er werd een
effectbeoordeling uitgevoerd met betrekking tot de toekomstige
financieringsactiviteiten voor het gehele gebied van justitie, rechten en
gelijkheid, dat momenteel zes programma's omvat[4]. Deze
effectbeoordeling geldt zowel voor het voorstel betreffende het programma
Justitie als voor het voorstel betreffende het programma Rechten en
burgerschap. De effectbeoordeling bouwt voort op de tussentijdse evaluaties van
de huidige programma's[5], waarin de algehele doeltreffendheid van de programma's werd bevestigd,
maar ook werd gewezen op een aantal tekortkomingen en mogelijkheden voor
verbetering. In het kader van de effectbeoordeling werden drie opties
onderzocht: Optie A: behoud van zes programma's en aanpak van een aantal geconstateerde
problemen door wijziging van het interne beheer van de programma's. Door beter
programmabeheer en een sterkere synergie tussen de programma's zou een aantal
problemen kunnen worden opgelost. De belangrijkste oorzaak van de problemen,
namelijk het grote aantal programma's, zou echter niet direct kunnen worden
aangepakt en deze optie zou bijgevolg slechts tot een geringe verbetering
leiden. Optie B: alle maatregelen van optie A en daarnaast een samenvoeging van de
huidige zes programma's tot twee programma's. Door deze optie zou er ruimte
zijn voor flexibiliteit bij het gebruik van de middelen en de aanpak van de
jaarlijkse beleidsprioriteiten. De programma's zouden eenvoudiger (zowel voor de
begunstigden als voor de overheidsinstanties) en doeltreffender worden,
aangezien er veel minder procedures zouden zijn. Dat zou ook de efficiëntie van
de programma's ten goede komen, omdat de versnippering en de verwatering van
middelen beter zouden kunnen worden tegengegaan in het kader van twee
programma's. Er zou personeel kunnen worden vrijgemaakt; minder procedures
betekent immers minder administratieve lasten, waardoor het personeel zich meer
zou kunnen bezighouden met de verbetering van de doeltreffendheid van de
programma's (verspreiding van resultaten, toezicht, informatieverstrekking,
enz.). Optie C: uitvoering
van slechts één programma. Met deze optie kunnen alle problemen worden
aangepakt die het gevolg zijn van het grote aantal rechtsinstrumenten en de
daarmee samenhangende extra administratieve lasten. Om juridische redenen is
het echter niet mogelijk om met één programma te voorzien in de
financieringsbehoeften op alle beleidsterreinen. Er zou een keuze moeten worden
gemaakt tussen 'justitie' en 'rechten en burgerschap'. Hoewel deze optie een
optimale oplossing kan bieden voor het programmabeheer, zou het echter niet
mogelijk zijn alle beleidsprioriteiten en -behoeften van het hele
beleidsterrein te dekken. Uit analyse en vergelijking van de opties is
naar voren gekomen dat de voorkeursoptie de uitvoering van twee
programma's is, die de financieringsbehoeften op alle beleidsterreinen
zouden dekken (optie B). Vergeleken met de status-quo heeft optie B
duidelijke voordelen en geen nadelen. Optie A is minder gunstig dan
optie B; met optie C kunnen de beleidsterreinen slechts gedeeltelijk
worden gedekt, waardoor deze optie niet geschikt is. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL Het voorstel is gebaseerd op artikel 19,
lid 2, artikel 21, lid 2, en de artikelen 114, 168, 169 en 197
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De combinatie van
deze artikelen is nodig om de beleidsmaatregelen die in het kader van de
huidige drie programma's worden ontwikkeld en uitgevoerd te blijven ondersteunen;
het is echter niet de bedoeling de activiteiten uit te breiden tot nieuwe
beleidsterreinen. De combinatie van meer dan een artikel is nodig om de
algemene doelstellingen van het programma volledig te verwezenlijken en om de
financiering te vereenvoudigen en doeltreffender te maken. Deze artikelen vormen
een voldoende rechtsgrondslag voor de voorgestelde activiteiten en bijgevolg is
het niet nodig om artikel 352 VWEU te gebruiken. Conform artikel 19, lid 2, kunnen
stimuleringsmaatregelen worden vastgesteld ter ondersteuning van de maatregelen
die de lidstaten nemen op het gebied van de bestrijding van discriminatie op
grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging,
handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, met inbegrip van activiteiten ter
bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen en ter ondersteuning van de
rechten van het kind. Volgens artikel 21, lid 2, kunnen EU‑maatregelen
worden vastgesteld ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van
de burger om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te
verblijven. Ook acties die ten doel hebben burgers en instanties te informeren
over het recht op diplomatieke en consulaire bescherming en over hun
stemrechten, kunnen onder dit artikel vallen, aangezien het daardoor voor burgers
gemakkelijker wordt om hun recht van vrij verkeer uit te oefenen. Artikel 114 betreft de onderlinge aanpassing
van wettelijke bepalingen die gericht zijn op de instelling en de werking van
de interne markt. Daarnaast kunnen op grond van artikel 169 maatregelen
worden genomen om het beleid van de lidstaten te ondersteunen, aan te vullen en
te controleren teneinde bij te dragen tot de bescherming van de gezondheid, de
veiligheid en de economische belangen van de consumenten, alsmede tot de
bevordering van hun recht op voorlichting en vorming, en hun recht van
vereniging om hun belangen te behartigen. Beide bepalingen kunnen als basis
dienen voor de financiering van activiteiten in verband met het consumenten‑
en overeenkomstenrecht. Een hoog niveau van consumentenbescherming en een
overeenkomstenrecht om grensoverschrijdende transacties te vergemakkelijken,
zijn nodig om burgers van de Unie in staat te stellen hun rechten over de
grenzen heen uit te oefenen. Krachtens artikel 168 moet een hoog
niveau van bescherming van de menselijke gezondheid worden verzekerd en moet
het optreden van de Unie, dat een aanvulling vormt op het nationale beleid,
gericht zijn op preventie van aandoeningen bij de mens en het wegnemen van
bronnen van gevaar voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Geweld tegen
kinderen vormt een gevaar voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van
kinderen en is vaak ook een grensoverschrijdende bedreiging. Kinderen zijn
kwetsbare burgers, die een hoog niveau van bescherming nodig hebben tegen deze
gevaren voor hun lichamelijke en geestelijke gezondheid. Ook geweld tegen
vrouwen is een ernstige bedreiging voor de lichamelijke en geestelijke
gezondheid van slachtoffers, die goed moeten worden beschermd. Overeenkomstig artikel 197 kunnen de
lidstaten worden gesteund bij de uitvoering van het recht van de Unie door de
uitwisseling van informatie te vergemakkelijken of opleidingsregelingen te
ondersteunen. Deze bepaling zal bijzonder belangrijk zijn voor gebieden als
grondrechten, burgerschap en gegevensbescherming, waar de nationale
autoriteiten een belangrijke rol te vervullen hebben. De voorgestelde financieringsactiviteiten zijn
in overeenstemming met de beginselen van een Europese toegevoegde waarde en subsidiariteit.
Financiering uit de EU-begroting is gericht op activiteiten waarvan de
doelstellingen niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden
verwezenlijkt en waarbij het EU-optreden een toegevoegde waarde kan bieden. De
onder deze verordening vallende activiteiten dragen bij tot de effectieve
toepassing van het acquis, aangezien zij het wederzijdse vertrouwen tussen de
lidstaten versterken, de grensoverschrijdende samenwerking en netwerkvorming
stimuleren, en zorgen voor een correcte, coherente en consistente toepassing
van het EU-recht in de hele Unie. De Europese Unie is beter dan de lidstaten in
staat om in te spelen op grensoverschrijdende situaties en om een Europees
platform voor wederzijdse leerprocessen te bieden. Er moet worden gezorgd voor
een degelijke analytische basis voor de ondersteuning en de ontwikkeling van
het beleid. Maatregelen van de Europese Unie maken het mogelijk dat deze
activiteiten in de hele Unie op consistente wijze worden verricht en brengen
schaalvoordelen mee. Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het
is beperkt tot het minimum dat vereist is om de genoemde doelstelling op
Europees niveau te verwezenlijken, en gaat niet verder dan wat daartoe nodig
is. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING De financiële middelen voor de uitvoering van
het programma Rechten en burgerschap in de periode van 1 januari 2014
tot en met 31 december 2020 bedragen 439 miljoen euro (huidige prijzen). 5. BELANGRIJKSTE ELEMENTEN VAN
HET VOORSTEL De voorgestelde
aanpak heeft tot doel de door alle betrokken partijen gevraagde vereenvoudiging
van de financieringsprocedures te combineren met een meer resultaatgerichte
aanpak. De voornaamste elementen van deze benadering zijn: - In het voorstel
worden de algemene en specifieke doelstellingen van het programma vastgesteld
(de artikelen 3 en 4) en worden de belangrijkste actieterreinen van het
programma omschreven (artikel 5). De algemene en specifieke doelstellingen
hebben betrekking op het toepassingsgebied van het programma (beleidsterreinen),
terwijl de soorten acties, die de financiering betreffen, voor alle betrokken
beleidsterreinen gelden en op horizontale wijze bepalen welke resultaten kunnen
worden bereikt met de financiering. Tegelijkertijd wordt bij de acties
aangegeven waar de financiering een echte toegevoegde waarde kan bieden voor de
verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen. Bij de uitvoering van deze
verordening zal de Commissie jaarlijks de financieringsprioriteiten voor de
respectieve beleidsterreinen vaststellen. In het kader van het programma kunnen
alle financiële instrumenten van het Financieel Reglement worden gebruikt. Het
programma staat open voor alle rechtspersonen die wettelijk zijn gevestigd in
de lidstaten of in een derde land dat aan het programma deelneemt, zonder
verdere beperkingen wat betreft de toegang tot het programma. Door deze
structuur kan het systeem worden vereenvoudigd en kan het programma beter
worden afgestemd op de beleidsbehoeften en –ontwikkelingen. Bovendien biedt
deze structuur een stabiel kader voor evaluatie, aangezien de specifieke
doelstellingen direct verband houden met indicatoren voor evaluatie, die
gedurende de gehele looptijd van het programma ongewijzigd zullen blijven en
regelmatig zullen worden gecontroleerd en geëvalueerd. Er wordt voorgesteld om
in het kader van het programma geen specifieke bedragen te reserveren per
beleidsterrein, teneinde de flexibiliteit te waarborgen en de uitvoering van
het programma te verbeteren. - De deelname van
derde landen is beperkt tot de EER-landen, de toetredingslanden en de
kandidaat-lidstaten alsook de potentiële kandidaat-lidstaten. Andere derde
landen, met name landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen,
kunnen aan de acties van het programma deelnemen, wanneer dat bijdraagt aan de
doelstellingen van deze acties. - De jaarlijkse
prioriteiten van het programma zullen worden vastgesteld in een jaarlijks
werkprogramma. Aangezien daarbij beleidskeuzes zullen moeten worden gemaakt,
zal het jaarlijkse werkprogramma in het kader van de raadplegingsprocedure ter
advies worden voorgelegd aan een comité van lidstaten. - De Commissie kan voor de uitvoering van het programma, op
basis van een kosten‑batenanalyse, een beroep doen op een bestaand
uitvoerend agentschap, conform Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19
december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen
waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's worden
gedelegeerd. 2011/0344 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot vaststelling van het programma
"Rechten en burgerschap" voor de periode 2014-2020
(Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 19, lid 2, artikel 21,
lid 2, en de artikelen 114, 168, 169 en 197, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité, Gezien het advies van het Comité van de
Regio’s, Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
De Europese Unie is gegrondvest op de beginselen
van vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele
vrijheden en de rechtsstaat, welke beginselen de lidstaten gemeen hebben.
Iedere burger van de Unie heeft de in het Verdrag vastgestelde rechten. In het
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat met de inwerkingtreding
van het Verdrag van Lissabon juridisch bindend werd in de hele Unie, zijn de
fundamentele rechten en vrijheden opgenomen waarop burgers aanspraak kunnen
maken in de Unie. Om van deze rechten een realiteit te maken, moeten ze worden bevorderd
en geëerbiedigd. Het volledige genot van deze rechten moet worden gewaarborgd
en eventuele belemmeringen moeten worden weggenomen. (2)
In het programma van Stockholm[6] wordt opnieuw bevestigd dat
prioriteit moet worden verleend aan de ontwikkeling van een ruimte van
vrijheid, veiligheid en recht, en wordt de totstandbrenging van een Europa van
rechten aangemerkt als een van de politieke prioriteiten. Financiering is een
belangrijk instrument voor de succesvolle uitvoering van de politieke
prioriteiten van het programma van Stockholm. (3)
Burgers moeten de uit het burgerschap van de Unie
voortvloeiende rechten ten volle kunnen uitoefenen. Zij moeten gebruik kunnen
maken van het recht zich vrij in de Unie te verplaatsen en er vrij te
verblijven, het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het
Europees Parlement en bij de gemeenteraadsverkiezingen, het recht op consulaire
bescherming en het recht om verzoekschriften tot het Europees Parlement te
richten. Burgers moeten met een gerust hart kunnen wonen, reizen en werken in
een andere lidstaat en moeten erop kunnen vertrouwen dat hun rechten worden
beschermd ongeacht waar zij zich bevinden in de Unie. (4)
Burgers en ondernemingen moeten ook ten volle
kunnen profiteren van de interne markt. Consumenten moeten de uit de
consumentenwetgeving voortvloeiende rechten genieten en ondernemingen moeten
worden ondersteund wanneer zij op de interne markt hun recht op vrij
ondernemerschap uitoefenen. De ontwikkeling van wetgevingsinstrumenten op het
gebied van het overeenkomsten‑ en consumentenrecht biedt ondernemingen en
consumenten praktische oplossingen voor grensoverschrijdende problemen en heeft
tot doel hen meer keuzemogelijkheden te bieden en het voor hen goedkoper te
maken overeenkomsten te sluiten met partners uit andere lidstaten, en
tegelijkertijd een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen. (5)
Bestrijding van discriminatie op grond van
geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap,
leeftijd of seksuele gerichtheid en gelijkheid van mannen en vrouwen zijn
waarden die de lidstaten gemeen hebben. Bestrijding van alle vormen van
discriminatie is een permanente doelstelling die een gecoördineerd optreden
vereist, onder meer door de toewijzing van financiële middelen. (6)
Conform de artikelen 8 en 10 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie moeten doelstellingen inzake de
gelijkheid van vrouwen en mannen en de bestrijding van discriminatie worden
geïntegreerd in alle activiteiten van het programma. Er moet regelmatig toezicht
en evaluatie plaatsvinden om na te gaan hoe bij de programma‑activiteiten
rekening is gehouden met kwesties inzake gendergelijkheid en non‑discriminatie. (7)
Geweld tegen vrouwen in al zijn vormen is een
schending van de grondrechten en een ernstige bedreiging van de gezondheid.
Dergelijk geweld bestaat overal in de Unie en er is een gecoördineerd optreden
nodig om het aan te pakken. Maatregelen om het geweld tegen vrouwen te
bestrijden, dragen bij tot de bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen.
(8)
Krachtens artikel 3, lid 3, van het
Verdrag betreffende de Europese Unie moet de Unie de bescherming van de rechten
van het kind bevorderen en discriminatie bestrijden. Kinderen zijn kwetsbaar,
met name in een situatie van armoede, sociale uitsluiting, handicap of wanneer
zij worden blootgesteld aan specifieke gevaren. Er moeten maatregelen worden
genomen om de rechten van het kind te bevorderen en kinderen te beschermen
tegen schade en geweld, die een gevaar vormen voor hun lichamelijke en
geestelijke gezondheid. (9)
Persoonsgegevens moeten ook in een context van
voortdurende technologische ontwikkelingen en globalisering doeltreffend worden
beschermd. Het rechtskader van de Unie voor gegevensbescherming moet in de
Europese Unie doeltreffend en consequent worden toegepast. Daartoe moet de Unie
de inspanningen van de lidstaten voor de toepassing van dat rechtskader kunnen ondersteunen. (10)
In de mededeling van de Commissie over Europa 2020[7] wordt een strategie voor
slimme, duurzame en inclusieve groei gepresenteerd. Door de ondersteuning en bevordering
van de rechten van burgers binnen de Unie, de bestrijding van discriminatie en
ongelijkheid en de bevordering van burgerschap kan worden bijgedragen tot de
verwezenlijking van de specifieke doelstellingen en kerninitiatieven van de
Europa 2020-strategie. (11)
De ervaring met acties op het niveau van de Unie
heeft aangetoond dat voor de verwezenlijking van deze doelstellingen een
combinatie van instrumenten vereist is, waaronder wetgeving,
beleidsinitiatieven en financiering. Financiering is een belangrijk instrument
ter aanvulling van wetgevingsmaatregelen. Bijgevolg moet een
financieringsprogramma worden vastgesteld. In de mededeling van de Commissie,
"Een begroting voor Europa 2020"[8],
wordt beklemtoond dat de financiering van de Unie moet worden gerationaliseerd
en vereenvoudigd. Om te komen tot een ingrijpende vereenvoudiging en een
efficiënt beheer van de financiering, moet het aantal programma's worden
verminderd en moeten de financieringsregels en ‑procedures worden
gerationaliseerd, vereenvoudigd en geharmoniseerd. (12)
Om tegemoet te komen aan de behoefte aan een
vereenvoudiging en een efficiënt beheer van de financiering, wordt bij deze
verordening het programma "Rechten en burgerschap" vastgesteld met
het oog op de voortzetting en de ontwikkeling van de activiteiten die voordien
werden verricht op basis van de drie programma's die zijn vastgesteld bij
Besluit 2007/252/EG van de Raad van 19 april 2007 tot vaststelling van het
specifieke programma "Grondrechten en burgerschap" voor de periode 2007-2013
als onderdeel van het algemene programma "Grondrechten en justitie"[9], Besluit nr. 779/2007/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van een
specifiek programma ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen kinderen,
jongeren en vrouwen en ter bescherming van slachtoffers en risicogroepen voor
de periode 2007-2013 (het Daphne III-programma) als onderdeel van het algemene
programma "Grondrechten en justitie"[10],
en de onderdelen "Gelijkheid van mannen en vrouwen" en
"Discriminatiebestrijding en verscheidenheid" van Besluit nr. 1672/2006/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van
een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit
— Progress[11]. (13)
In de mededelingen van de Commissie "Evaluatie
van de EU-begroting"[12]
en "Een begroting voor Europa 2020", wordt beklemtoond dat het
belangrijk is de financiering te richten op acties met een duidelijke Europese
toegevoegde waarde, d.w.z. maatregelen van de Unie die een toegevoegde waarde
kunnen bieden ten opzichte van een optreden van de lidstaten afzonderlijk. De
onder deze verordening vallende acties moeten het wederzijdse vertrouwen tussen
de lidstaten bevorderen, de grensoverschrijdende samenwerking en netwerkvorming
stimuleren, en zorgen voor een correcte, coherente en consistente toepassing
van het recht van de Unie. De financiering van activiteiten moet er ook toe
bijdragen dat alle betrokkenen een doeltreffende en betere kennis van het recht
en het beleid van de Unie hebben en moet zorgen voor een degelijke analytische
basis voor de ondersteuning en de ontwikkeling van de wetgeving en het beleid
van de Unie. Het optreden van de Unie maakt het mogelijk deze acties in de hele
Unie op consistente wijze uit te voeren en brengt schaalvoordelen mee.
Bovendien is de Europese Unie beter dan de lidstaten in staat om in te spelen
op grensoverschrijdende situaties en om een Europees platform voor wederzijdse
leerprocessen te bieden. (14)
Met het oog op de toepassing van het beginsel van
goed financieel beheer, moet deze verordening voorzien in passende instrumenten
ter beoordeling van de resultaten ervan. Daartoe moeten algemene en specifieke
doelstellingen worden vastgesteld. Om te meten in hoeverre deze specifieke
doelstellingen zijn verwezenlijkt, moet een reeks indicatoren worden
vastgesteld, die gedurende de gehele looptijd van het programma geldig moeten
blijven. (15)
In deze verordening worden de financiële middelen voor
het meerjarenprogramma vastgelegd, die voor de begrotingsautoriteit in het
kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiepunt
vormen in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van XX tussen
het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in
begrotingszaken en een goed financieel beheer. (16)
Deze verordening moet worden uitgevoerd met
volledige inachtneming van Verordening (EU, Euratom) nr. XX/XX van XX
tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de jaarlijkse begroting
van de Europese Unie. Met name moet gebruik worden gemaakt van de
vereenvoudigingsinstrumenten die in de laatstgenoemde verordening zijn
vastgesteld. Bovendien moeten de criteria voor de vaststelling van de te
ondersteunen acties erop gericht zijn de beschikbare financiële middelen toe te
wijzen aan acties die de grootste impact hebben op de nagestreefde
beleidsdoelstelling. (17)
Er moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden
worden verleend met betrekking tot de vaststelling van de jaarlijkse werkprogramma's.
Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend conform Verordening (EU) nr. 182/2011
van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot
vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing
zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[13]. Gezien de jaarlijkse bedragen
voor het programma, kunnen de gevolgen voor de begroting als niet-substantieel
worden beschouwd. Bijgevolg moet de raadplegingsprocedure worden toegepast. (18)
Met het oog op een doeltreffende toewijzing van
middelen uit de begroting van de Unie, moet worden gestreefd naar samenhang,
complementariteit en synergie met financieringsprogramma's ter ondersteuning
van sterk met elkaar verbonden beleidsterreinen, meer bepaald met het programma
'Justitie', dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. XX/XX van XX[14], het programma 'Europa voor de
burger', dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. XX/XX van XX[15], en de programma's op het
gebied van binnenlandse zaken, werkgelegenheid en sociale zaken, gezondheid en
consumentenbescherming, onderwijs, opleiding, jeugd en sport,
informatiemaatschappij en uitbreiding, met name het instrument voor
pretoetredingssteun[16]
en de fondsen die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen
(GSK-fondsen). (19)
De financiële belangen van de Unie moeten gedurende
de gehele uitgavencyclus worden beschermd door middel van evenredige
maatregelen, waaronder de preventie, de opsporing en het onderzoek van
onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde
of slecht bestede middelen en, indien nodig, sancties. Het Europees Bureau voor
fraudebestrijding (OLAF) moet worden gemachtigd om overeenkomstig de procedures
van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96[17]
controles en verificaties ter plaatse uit te voeren bij marktdeelnemers om vast
te stellen of er in verband met de financiering van de Unie in het kader van
het programma sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten
waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. (20)
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk
bijdragen tot de totstandbrenging van een ruimte waarin de rechten van personen,
zoals die zijn vastgelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, worden bevorderd
en beschermd, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar
beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in
artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde
subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde
artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder
dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1
Vaststelling en looptijd van het programma 1. Bij deze verordening wordt
het programma van de Europese Unie inzake rechten en burgerschap vastgesteld
(hierna "het programma" genoemd). 2. Het programma bestrijkt de
periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020. Artikel 2
Europese toegevoegde waarde In het kader van het programma worden acties met
een Europese toegevoegde waarde gefinancierd. Daartoe zorgt de Commissie ervoor
dat de voor financiering geselecteerde acties gericht zijn op het bereiken van
resultaten met een Europese toegevoegde waarde en ziet zij er aan de hand van
de eindresultaten van de in het kader van het programma gefinancierde acties op
toe dat er daadwerkelijk een Europese toegevoegde waarde wordt gerealiseerd. Artikel 3
Algemene doelstelling De algemene doelstelling van het programma is
bij te dragen tot de totstandbrenging van een ruimte waarin de rechten van personen,
zoals die zijn vastgelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, worden bevorderd
en beschermd. Artikel 4
Specifieke doelstellingen 1. Om de in artikel 3
genoemde algemene doelstelling te verwezenlijken, heeft het programma de
volgende specifieke doelstellingen: a) bijdragen tot de versterking van de
uitoefening van de uit het burgerschap van de Unie voortvloeiende rechten; b) de doeltreffende toepassing van het
beginsel van non‑discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische
afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid,
met inbegrip van de gelijkheid van vrouwen en mannen en de rechten van
gehandicapten en ouderen, bevorderen; c) ertoe bijdragen dat een hoog niveau van
bescherming van persoonsgegevens wordt gewaarborgd; d) de eerbiediging van de rechten van het
kind bevorderen; e) consumenten en ondernemingen in staat
stellen in vertrouwen handel te drijven en aankopen te doen op de interne markt
door de uit de consumentenwetgeving van de Unie voortvloeiende rechten te
handhaven en de vrijheid van ondernemerschap op de interne markt te
ondersteunen door grensoverschrijdende transacties te vergemakkelijken. 2. De indicatoren om de
verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstellingen te meten, zijn
onder meer de wijze waarop de eerbiediging, de uitoefening en de uitvoering van
deze rechten in Europa wordt ervaren en het aantal klachten. Artikel 5
Acties 1. Om de in de artikelen 3
en 4 genoemde doelstellingen te verwezenlijken, zijn de programma‑acties
gericht op de volgende actieterreinen: a) de voorlichting over en de kennis van het
recht en het beleid van de Unie verbeteren; b) de uitvoering van het recht en het beleid
van de Unie in de lidstaten ondersteunen; c) de transnationale samenwerking bevorderen
en de wederzijdse kennis en het wederzijdse vertrouwen tussen alle betrokken
belanghebbenden ontwikkelen; d) zorgen voor betere kennis en beter begrip
van potentiële problemen die afbreuk kunnen doen aan de uitoefening van de
rechten en beginselen die zijn gewaarborgd door het Verdrag, het Handvest van
de grondrechten en het afgeleide recht van Unie, om ervoor te zorgen dat de
beleidsvorming en de wetgeving op feiten zijn gebaseerd. 2. In het kader van het
programma worden onder meer de volgende soorten acties gefinancierd: a) analytische werkzaamheden, zoals de
verzameling van gegevens en statistieken; ontwikkeling van gemeenschappelijke
methoden en, in voorkomend geval, indicatoren of benchmarks; studies,
onderzoeken, analyses en enquêtes; evaluaties en effectbeoordelingen;
opstelling en publicatie van handleidingen, verslagen en educatief materiaal;
toezicht op en evaluatie van de omzetting en toepassing van de wetgeving van de
Unie en toezicht op en evaluatie van de uitvoering van het beleid van de Unie;
workshops, seminars, vergaderingen van deskundigen, conferenties; b) opleidingsactiviteiten, zoals de
uitwisseling van personeel, workshops, seminars, opleiding van opleiders,
ontwikkeling van modules voor online-opleidingen en andere opleidingsmodules; c) activiteiten
inzake wederzijds leren, samenwerking, bewustmaking en verspreiding, zoals
vaststelling en uitwisseling van beproefde methoden, innovatieve benaderingen
en ervaringen, organisatie van intercollegiale toetsing en wederzijds leren;
organisatie van conferenties en seminars; organisatie van bewustmakings- en
informatiecampagnes, mediacampagnes en –evenementen, waaronder institutionele
communicatie over de politieke prioriteiten van de Europese Unie; compilatie en
publicatie van materiaal voor de verspreiding van informatie en de resultaten
van het programma; ontwikkeling, werking en onderhoud van ICT-systemen en
-instrumenten; d) ondersteuning van de voornaamste actoren,
zoals ondersteuning van de lidstaten bij de uitvoering van het recht en het
beleid van de Unie; ondersteuning van de belangrijkste Europese netwerken voor
zover hun activiteiten verband houden met de verwezenlijking van de
doelstellingen van het programma; netwerkvorming tussen gespecialiseerde
instanties en organisaties, nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten
op Europees niveau; financiering van netwerken van deskundigen; financiering
van waarnemingsposten op Europees niveau. Artikel 6
Deelname 1. Het programma staat open voor
alle openbare en/of particuliere instanties en entiteiten die wettelijk zijn gevestigd
in: a) de lidstaten; b) de EVA-landen die partij zijn bij de
EER-overeenkomst, overeenkomstig de bepalingen van de EER-overeenkomst; c) de toetredingslanden, de
kandidaat-lidstaten en de potentiële kandidaat-lidstaten, conform de algemene
beginselen en voorwaarden die zijn vastgesteld in de kaderovereenkomsten die
met die landen zijn gesloten met het oog op hun deelname aan programma's van de
Unie. 2. Openbare en/of particuliere
instanties en entiteiten die wettelijk zijn gevestigd in andere derde landen,
met name landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, kunnen aan de
acties van het programma deelnemen, wanneer dat bijdraagt aan de doelstellingen
van deze acties. 3. In het kader van het
programma kan de Commissie samenwerken met internationale organisaties die
actief zijn op de door het programma bestreken gebieden, zoals de Raad van
Europa, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en
de Verenigde Naties. Het programma staat open voor die internationale
organisaties. Artikel 7
Begroting 1. De financiële middelen voor
de uitvoering van het programma bedragen 439 miljoen euro. 2. Uit het budget van het
programma kunnen ook uitgaven voor voorbereidings-, toezichts-, controle-,
audit- en evaluatieactiviteiten worden gefinancierd die nodig zijn voor het
beheer van het programma en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, met
name studies, vergaderingen van deskundigen, informatie- en communicatieacties,
waaronder institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de
Europese Unie, voor zover deze verband houden met de algemene doelstellingen
van deze verordening, uitgaven in verband met IT-netwerken voor
informatieverwerking en -uitwisseling, samen met alle andere uitgaven voor
technische en administratieve bijstand die de Commissie heeft gemaakt voor het
beheer van het programma. 3. De beschikbare jaarlijkse
kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen die
zijn vastgesteld in Verordening (EU, Euratom) nr. XX/XX van de Raad van XX tot
bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020. Artikel 8
Uitvoeringsmaatregelen 1. De Commissie voert de
financiële steun van de Unie uit overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr.
XX/XX van XX tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de
jaarlijkse begroting van de Europese Unie. 2. Ter uitvoering van het
programma stelt de Commissie jaarlijkse werkprogramma's vast in de vorm van
uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
overeenkomstig de raadplegingsprocedure van artikel 9, lid 2. 3. In de jaarlijkse
werkprogramma's worden de maatregelen vastgesteld voor de uitvoering ervan,
alsook de prioriteiten voor de oproepen tot het indienen van voorstellen en
alle andere elementen die zijn voorgeschreven door Verordening (EU, Euratom)
nr. XX/XX van XX tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de
jaarlijkse begroting van de Europese Unie. Artikel 9
Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan
door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU)
nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Artikel 10
Complementariteit 1. De Commissie zorgt, in
samenwerking met de lidstaten, voor de algehele samenhang, complementariteit en
synergie met andere instrumenten van de Unie, onder meer met het programma
'Justitie', het programma 'Europa voor de burger' en de programma's op het
gebied van binnenlandse zaken, werkgelegenheid en sociale zaken, gezondheid en
consumentenbescherming, onderwijs, opleiding, jeugd en sport,
informatiemaatschappij en uitbreiding, met name het instrument voor
pretoetredingssteun en de fondsen die onder het gemeenschappelijk strategisch
kader vallen (GSK-fondsen). 2. Middelen van het programma
kunnen worden gedeeld met andere instrumenten van de Unie, met name het
programma Justitie, om acties ten uitvoer te leggen die aan de doelstellingen
van beide programma's beantwoorden. Een in het kader van het programma
gefinancierde actie kan ook middelen ontvangen uit de begroting van het
programma Justitie, mits de financiering niet dezelfde kosten dekt. Artikel 11
Bescherming van de financiële belangen van de Unie 1. De Commissie neemt passende
maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze
verordening gefinancierde acties, de financiële belangen van de Unie met de
toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere
onwettige activiteiten worden beschermd door middel van doeltreffende controles
en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door middel van terugvordering van
de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door middel
van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties. 2. De Commissie of haar
vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben de bevoegdheid om audits, op basis
van documenten of ter plaatse, uit te voeren bij alle begunstigden,
contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma middelen van
de Unie hebben ontvangen. Het Europees Bureau voor
fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening
(Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct
of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om
vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige
activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of –besluit of een
contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen
van de Unie zijn geschaad. Onverminderd de eerste en de
tweede alinea verlenen de uit deze verordening voortvloeiende
samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties,
subsidieovereenkomsten en –besluiten en contracten de Commissie, de Rekenkamer
en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid om dergelijke audits en controles en
verificaties ter plaatse uit te voeren. Artikel 12
Toezicht en evaluatie 1. De Commissie houdt regelmatig
toezicht op het programma om na te gaan of de acties die in het kader van het
programma worden verricht op de in artikel 5, lid 1, genoemde
actieterreinen zijn geïmplementeerd en of de in artikel 4 genoemde
specifieke doelstellingen zijn verwezenlijkt. Het toezicht is ook een manier om
te beoordelen hoe bij de programma‑acties rekening is gehouden met kwesties
inzake gendergelijkheid en non‑discriminatie. In voorkomend geval moeten
de indicatoren worden uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en handicap. 2. De Commissie verstrekt het
Europees Parlement en de Raad: a) uiterlijk medio 2018 een tussentijds
evaluatieverslag, b) een verslag over de evaluatie achteraf. 3. In het tussentijdse
evaluatieverslag wordt nader ingegaan op de verwezenlijking van de
doelstellingen van het programma, de doeltreffendheid van het gebruik van de
middelen en de Europese toegevoegde waarde van het programma om te kunnen
beslissen of de financiering op de door het programma bestreken terreinen na 2020
zal worden verlengd, gewijzigd of stopgezet. Er wordt ook nagegaan of het
programma kan worden vereenvoudigd, wat de interne en externe samenhang ervan
is en of alle doelstellingen en acties nog steeds relevant zijn. Er wordt
rekening gehouden met de resultaten van de in artikel 13 bedoelde
evaluaties achteraf van de programma's. 4. In het verslag over de
evaluatie achteraf wordt nader ingegaan op de effecten op de langere termijn
van het programma en op de duurzaamheid van de effecten van het programma; dat evaluatieverslag
zal worden gebruikt bij de beslissing over een volgend programma. Artikel 13
Overgangsmaatregelen Op acties die vóór 1 januari 2014 zijn
gestart op grond van Besluit 2007/252/EG, Besluit 779/2007/EG of
onderdeel 4 ('Discriminatiebestrijding en verscheidenheid') en onderdeel 5
('Gelijkheid van mannen en vrouwen') van Besluit 1672/2006/EG, blijven tot
de beëindiging ervan de bepalingen van die besluiten van toepassing. Wat deze
acties betreft, worden verwijzingen naar de comités in artikel 10 van Besluit 2007/252/EG,
artikel 10 van Besluit 779/2007/EG en artikel 13 van Besluit 1672/2006/EG
gelezen als verwijzingen naar het comité bedoeld in artikel 9 van deze
verordening. Artikel 14
Inwerkingtreding Deze
verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar
bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter BIJLAGE FINANCIEEL MEMORANDUM 1. KADER VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstelling(en)
1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.6. Duur
en financiële gevolgen 1.7. Beheersvorm(en)
2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake het toezicht en de verslagen 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN
VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en)
van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de
uitgaven 3.2.2. Geraamde
gevolgen voor de beleidskredieten 3.2.3. Geraamde
gevolgen voor de administratieve kredieten 3.2.4. Verenigbaarheid
met het huidige meerjarige financiële kader 3.2.5. Bijdrage
van derden aan de financiering 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten FINANCIEEL
MEMORANDUM
1.
KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.
Benaming van het voorstel/initiatief
Voorstel
voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van
het programma "Rechten en burgerschap" voor de periode 2014-2020
1.2.
Betrokken beleidsterrein(en) in de
ABM/ABB-structuur[18]
Titel 33 - Justitie
1.3.
Aard van het voorstel/initiatief
þ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een
voorbereidende actie[19]
¨ Het
voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie ¨ Het voorstel/initiatief
betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie
1.4.
Doelstellingen
1.4.1.
De met het voorstel/initiatief beoogde strategische
meerjarendoelstelling(en) van de Commissie
Doel
van het programma is, door het bevorderen en ondersteunen van de effectieve
totstandbrenging van een Europa van rechten, zoals die zijn vastgelegd in het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie, bij te dragen tot de ontwikkeling van een
ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Het gaat daarbij met name om de uit
het Europees burgerschap voortvloeiende rechten, het beginsel van non‑discriminatie
op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging,
handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, de gelijkheid van vrouwen en
mannen, de rechten van gehandicapten en ouderen, het recht op bescherming van
persoonsgegevens, de rechten van het kind, de rechten van consumenten en de
vrijheid van ondernemerschap op de interne markt door grensoverschrijdende transacties
te vergemakkelijken.
1.4.2.
Specifieke doelstelling(en) en betrokken
ABM/ABB-activiteiten
Specifieke doelstellingen Om
de bovengenoemde algemene doelstelling te verwezenlijken, heeft het programma
de volgende specifieke doelstellingen: a)
bijdragen tot de versterking van de uitoefening van de uit het burgerschap van
de Unie voortvloeiende rechten; b)
bevordering van de effectieve toepassing van het beginsel van non‑discriminatie
op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging,
handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, met inbegrip van de gelijkheid van
vrouwen en mannen en de rechten van gehandicapten en ouderen; c)
ertoe bijdragen dat een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens wordt
gewaarborgd; d)
bevordering van de eerbiediging van de rechten van het kind; e)
consumenten en ondernemingen in staat stellen in vertrouwen handel te drijven en
aankopen te doen op de interne markt door de uit de consumentenwetgeving van de
Unie voortvloeiende rechten te handhaven en de vrijheid van ondernemerschap op
de interne markt te ondersteunen door grensoverschrijdende transacties te
vergemakkelijken. Betrokken ABM/ABB-activiteit ABB 33 02 en 33 06.
1.4.3.
Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen
die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen Met
het voorstel zal worden bijgedragen tot de handhaving van het acquis, waardoor
burgers en ondernemingen in de Unie ten volle zullen kunnen profiteren van de
bestaande wetgeving. Zij zullen hun rechten beter kennen, en de lidstaten en
belanghebbenden zullen betere instrumenten hebben om informatie over beproefde
methoden uit te wisselen en om met elkaar samen te werken. De gevolgen van het
voorstel voor de begunstigden/doelgroepen zijn nader beschreven in punt 4.1.2
van de effectbeoordeling. Bovendien
zullen de voorgestelde wijzigingen in de financieringsprogramma's een duidelijk
gunstig effect hebben op de procedures voor het beheer van financiële steun. Om
te beginnen komt er een geïntegreerde aanpak voor alle programma's wat betreft
de aanvraagprocedures, de vereiste documenten en de te gebruiken IT-systemen.
Dat zal op zich al leiden tot een tijdsbesparing, aangezien veel
belanghebbenden die actief zijn op terreinen die door meerdere van de huidige
programma's worden bestreken, niet langer aan uiteenlopende eisen zullen hoeven
te voldoen en zich meer zullen kunnen concentreren op de verbetering van de
inhoud en de kwaliteit van hun voorstellen. Met
een enkele geharmoniseerde en gestroomlijnde procedure voor de selectie van
projecten zou de termijn tussen de indiening van aanvragen en de ontvangst van
de resultaten bovendien aanzienlijk kunnen worden verkort, waardoor organisaties
die een aanvraag indienen minder lang in onzekerheid zouden verkeren. Ook zou
de periode tussen het ontwerp van het project en de start ervan veel korter
zijn en zou er bijgevolg veel doeltreffender kunnen worden ingespeeld op
concrete behoeften waarin dat project conform de beleidsprioriteiten van de
Unie moet voorzien.
1.4.4.
Resultaat- en effectindicatoren
Vermeld de indicatoren
aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is
uitgevoerd. De
indicatoren om de verwezenlijking van de bovengenoemde specifieke
doelstellingen te meten, zijn onder meer: de wijze waarop de eerbiediging, de
uitoefening en de uitvoering van deze rechten in Europa wordt ervaren en het
aantal klachten. De
gegevens waarover DG Justitie momenteel beschikt zijn ontoereikend om zinvolle
doelstellingen op lange of middellange termijn te kunnen vaststellen. Voordat
met de uitvoering van het programma wordt begonnen, zal DG Justitie echter
trachten meer gegevens over de huidige situatie te verzamelen opdat mijlpalen
en doelstellingen kunnen worden vastgesteld.
1.5.
Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.
Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet
worden voorzien
Wetgeving
is een belangrijk instrument om de EU-doelstellingen op het gebied van rechten
en burgerschap te verwezenlijken, maar dient te worden aangevuld met andere
hulpmiddelen. Financiering moet daarbij een belangrijke rol spelen, met name de
financiering van maatregelen die de doeltreffendheid van de wetgeving en de
direct uit het Verdrag voortvloeiende rechten versterken door de kennis, het
bewustzijn en de competenties bij burgers, beroepsbeoefenaars en andere belanghebbenden
te vergroten, door ondersteuning van: - informatieverstrekking en voorlichtingscampagnes, inclusief steun voor
nationale en Europese campagnes om burgers te informeren over hun rechten uit hoofde
van het EU-recht en over hoe zij die rechten in de praktijk kunnen afdwingen; - opleiding en
capaciteitsopbouw voor rechtspractici (zoals rechters en leden van het openbaar
ministerie) en andere beroepsbeoefenaars om hen de middelen te geven om de rechten
en het beleid van de Unie effectief in de praktijk toe te passen. Financiering speelt ook
een centrale rol bij de bevordering van samenwerking op transnationaal niveau
en de ontwikkeling van het wederzijdse vertrouwen, door: - versterking van
netwerken, d.w.z. organisaties die in de gehele Unie actief zijn, om de
voorbereiding van toekomstige initiatieven op dit gebied te ondersteunen en de
consequente toepassing ervan binnen Europa te bevorderen; - grensoverschrijdende
samenwerking op het vlak van handhaving, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van
alarmeringssystemen voor vermiste kinderen en de coördinatie van de
operationele en grensoverschrijdende samenwerking bij drugsbestrijding. Voorts moeten ook de
volgende activiteiten worden gefinancierd: - onderzoek,
analyse en andere ondersteunende activiteiten om de wetgever duidelijke en
gedetailleerde informatie te verstrekken over de problemen en de situatie op
het terrein. De resultaten van deze activiteiten zullen worden gebruikt bij de
ontwikkeling en de uitvoering van het beleid van de Unie en zullen ervoor
zorgen dat dat beleid op feiten is gebaseerd en doelgericht en goed
gestructureerd is.
1.5.2.
Toegevoegde waarde van de deelname van de EU
Financiering
uit hoofde van het programma Rechten en burgerschap is gericht op activiteiten
waarbij maatregelen van de Unie een toegevoegde waarde kunnen bieden ten
opzichte van een optreden van de lidstaten afzonderlijk. De onder deze
verordening vallende activiteiten dragen bij tot de effectieve toepassing van
het acquis, aangezien zij het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten
versterken, de grensoverschrijdende samenwerking en netwerkvorming stimuleren,
en zorgen voor een correcte, coherente en consistente toepassing van het
EU-recht in de hele Unie. Alleen met maatregelen op het niveau van de Unie kan
worden gezorgd voor gecoördineerde activiteiten die alle lidstaten bereiken. De
Europese Unie is beter dan de lidstaten in staat om in te spelen op
grensoverschrijdende situaties en om een Europees platform voor wederzijdse
leerprocessen te bieden. Zonder steun van de Unie zouden belanghebbenden
geneigd zijn om dergelijke problemen op een versnipperde en geïsoleerde wijze
aan te pakken. Door samenwerking en netwerkvorming kunnen beproefde methoden in
de verschillende lidstaten worden verspreid, met name innovatieve en
geïntegreerde benaderingen. De deelnemers aan deze activiteiten zullen dan
optreden als multiplicatoren in hun respectieve beroepsomgeving en zullen in
hun lidstaten beproefde methoden ruimer verspreiden. Er
moet worden gezorgd voor een degelijke analytische basis voor de ondersteuning
en de ontwikkeling van het beleid. Maatregelen van de Europese Unie maken het
mogelijk dat deze activiteiten in de hele Unie op consistente wijze worden
verricht en brengen schaalvoordelen mee. Financiering op nationaal niveau zou
niet dezelfde resultaten opleveren en zou slechts een versnipperde en beperkte benadering
zijn, die niet tegemoet komt aan de behoeften van de Europese Unie als geheel.
1.5.3.
Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten
in het verleden is opgedaan
In
de verslagen over de tussentijdse evaluaties van de huidige programma's op het
gebied van rechten en burgerschap werd bevestigd dat de programma's over het
algemeen doeltreffend zijn, maar werd ook gewezen op een aantal problemen,
zoals de versnippering van middelen over talrijke kleinschalige projecten met
een beperkt effect. Hoewel er tal van projecten worden gefinancierd, is er geen
evenwichtige geografische spreiding over de organisaties die steun ontvangen.
Volgens de verslagen over de tussentijdse evaluaties moet er meer worden gedaan
om de verspreiding en exploitatie van de resultaten van de gefinancierde
activiteiten te verbeteren. Betere verspreiding gaat hand in hand met een
betere evaluatie en een beter toezicht. Wat de doeltreffendheid betreft, is uit
de tussentijdse evaluaties en de openbare raadpleging naar voren gekomen dat
aanvragers te maken krijgen met complexe en bureaucratische procedures. Een
veelvoud aan programmaprocedures brengt voor de Commissie een hoge
administratieve belasting mee. Het veelvoud aan procedures en de hoge
administratieve belasting hebben tot gevolg dat de procedures langer duren. Met
de samenvoeging van de programma's zou dit probleem worden opgelost en zou
worden gezorgd voor synergie tussen de programma's.
1.5.4.
Samenhang en eventuele synergie met andere
relevante instrumenten
Met
het programma zal worden gestreefd naar synergie, samenhang en
complementariteit met andere instrumenten van de Unie, onder meer met het programma
Justitie en de programma's op het gebied van binnenlandse zaken,
werkgelegenheid, gezondheid en consumentenbescherming, onderwijs, opleiding,
jeugd en sport, communicatie, informatiemaatschappij en uitbreiding, met name
het instrument voor pretoetredingssteun en de fondsen die onder het
gemeenschappelijk strategisch kader vallen (GSK-fondsen). Overlapping met
activiteiten in het kader van deze andere programma's moet worden vermeden. Ter
verwezenlijking van gemeenschappelijke doelstellingen kunnen middelen worden
gedeeld tussen het programma Justitie en het programma Rechten en burgerschap.
1.6.
Duur en financiële gevolgen
þ Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur · þ Voorstel/initiatief
is van kracht vanaf 1.1.2014 tot en met 31.12.2020 · þ Financiële
gevolgen van 2014 tot en met 2020 en later ¨ Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur · Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ, · gevolgd door een volledige uitvoering.
1.7.
Beheersvorm(en)[20]
þ Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie þ Indirect gecentraliseerd beheer door uitvoeringstaken te delegeren aan: · þ uitvoerende
agentschappen · þ door de Unie
opgerichte organen[21]
· ¨ nationale
publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak · ¨ personen aan wie
de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag
betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het
betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement ¨ Gedeeld beheer met
lidstaten ¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen þ Gezamenlijk beheer
met internationale organisaties (geef aan welke) Verstrek, indien meer
dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder
"Opmerkingen". Opmerkingen In de toelichting
wordt voorzien in de mogelijkheid om een bestaand uitvoerend agentschap geheel
of gedeeltelijk te belasten met de uitvoering van het programma. In dit stadium
is er op dat punt nog geen beslissing genomen, en er is geen kosten-batenanalyse
uitgevoerd, maar de mogelijkheid moet worden opengelaten. Een andere
mogelijkheid die in de toekomst kan worden overwogen, is gezamenlijk beheer.
Dat betreft met name de in artikel 6, lid 2, genoemde internationale
organisaties: de Raad van Europa, de Verenigde Naties en de OESO.
2.
BEHEERSMAATREGELEN
2.1.
Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en
voorwaarden. Het
voorstel bevat verplichtingen inzake toezicht en evaluatie. De verwezenlijking
van de specifieke doelstellingen zal regelmatig worden gecontroleerd op basis
van de in het voorstel genoemde indicatoren. Bovendien
zal de Commissie uiterlijk medio 2018 een tussentijds evaluatieverslag
opstellen over de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, de
efficiëntie van het gebruik van de betrokken middelen en de Europese
toegevoegde waarde van het programma. Na afloop van het programma zal een
evaluatie achteraf worden opgesteld over de gevolgen op de langere termijn en
de duurzaamheid van de effecten van het programma.
2.2.
Beheers- en controlesysteem
2.2.1.
Mogelijke risico's
Het
risico op fouten bij de uitgavenprogramma's van DG Justitie is beperkt. Dat
blijkt uit de jaarverslagen van de Rekenkamer, waarin meermaals werd
vastgesteld dat er geen grote tekortkomingen waren, en uit het restfoutenpercentage,
dat volgens de jaarlijkse activiteitenverslagen van DG Justitie (en het
vroegere DG JLS) in de voorbije jaren minder dan 2% bedroeg (met een
uitzondering voor het Daphne-programma in 2009). De
belangrijkste risico's zijn: -
slechte kwaliteit van de geselecteerde projecten en slechte technische
uitvoering van de projecten, waardoor het programma minder effect heeft, en zulks
als gevolg van gebrekkige selectieprocedures, een gebrek aan deskundigheid of
ontoereikend toezicht; -
ondoeltreffend of niet-economisch gebruik van toegekende middelen, zowel voor
subsidies (complexiteit van de terugbetaling van de daadwerkelijke subsidiabele
kosten en beperkte mogelijkheid om de subsidiabele kosten op basis van stukken
te controleren) als voor aanbestedingen (soms zijn er weinig economische
actoren die over de vereiste vakkennis beschikken waardoor er bijna geen
prijsvergelijking mogelijk is); -
het vermogen van (vooral) kleinere organisaties om de uitgaven daadwerkelijk te
beheersen en de transparantie van de uitgevoerde operaties te garanderen; -
reputatieschade voor de Commissie wanneer er fraude of criminele activiteiten
worden ontdekt; de interne controlesystemen van derde partijen kunnen geen
volledige zekerheid bieden, gezien het vrij grote aantal heterogene
contractanten en begunstigden, elk met een eigen – veelal eerder
kleinschalig ‑ controlesysteem. De
meeste van deze risico's zullen naar verwachting kunnen worden beperkt door
doelgerichtere voorstellen te doen en door de vereenvoudigingsinstrumenten te
gebruiken die in het kader van de driejaarlijkse herziening van het Financieel
Reglement worden vastgesteld.
2.2.2.
Controlemiddel(en)
Beschrijving van het systeem voor interne controle Het
huidige controlesysteem wordt behouden voor het toekomstige programma. Het
bestaat uit verschillende elementen: toezicht door de eenheid programmabeheer,
controles vooraf (financiële verificatie) door de centrale eenheid begroting en
controle, het interne comité aanbestedingen (JPC), controles achteraf voor
subsidies en de audits van de dienst interne‑auditcapaciteit en/of
interne audit. Alle
transacties worden vooraf geverifieerd door de eenheid programmabeheer; de
eenheid begroting en controle voert een financiële verificatie uit (behalve
voor voorfinancieringen met een laag risico). Bij subsidies worden
kostendeclaraties grondig gecontroleerd en worden op basis van een
risicobeoordeling eventueel bewijsstukken gevraagd. Alle openbare en niet‑openbare
aanbestedingsprocedures, en alle onderhandelingsprocedures waarmee meer dan 60 000 euro
is gemoeid, worden, voordat het gunningsbesluit wordt genomen, ter controle
voorgelegd aan het interne comité aanbestedingen. Bij
controles achteraf wordt een "opsporingsstrategie" toegepast, die
erop gericht is zo veel mogelijk anomalieën te ontdekken met het oog op de
terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen. In het kader van deze
strategie worden er audits uitgevoerd op een steekproef van projecten, die
vrijwel allemaal op basis van een risicoanalyse worden geselecteerd. Kosten en baten van controles Geraamd
wordt dat tussen 50 en 70% van alle personeelsleden die betrokken zijn bij het
beheer van de huidige financiële programma's controlefuncties in ruime zin
uitoefent (van de selectie van begunstigden/contractanten tot de tenuitvoerlegging
van de auditresultaten). Hiermee is een bedrag gemoeid tussen 2,1 miljoen euro
(50% van de personeelskosten voor 2014, zie punt 3.2.3) en 3,2 miljoen
euro (70% van de personeelskosten voor 2020, zie punt 3.2.3). Daarnaast zijn er
de kosten voor de uitbestede audits achteraf, die tussen 75 000 en 100 000
euro per jaar bedragen en die worden betaald uit de kredieten voor
administratieve ondersteuning. Deze kosten vertegenwoordigen tussen 6 en 4% van
de totale begroting van het programma en zullen tijdens de programmaperiode van
zeven jaar dalen, doordat de jaarlijkse kredieten tussen 2014 en 2020
aanzienlijk stijgen, terwijl de controlekosten vrijwel gelijk blijven. Door
deze combinatie van controles vooraf en controles achteraf alsook door de controles
aan de hand van stukken en de audits ter plaatse, bedroeg het kwantificeerbare
gemiddelde restfoutenpercentage de vorige jaren minder dan 2%, met een
uitzondering voor het Daphne‑programma in 2009, waarvoor het
foutenpercentage iets meer dan 2% bedroeg. Dit probleem werd het jaar nadien
aangepakt door ter plaatse meer controles achteraf uit te voeren. Bij deze
controles werden de resterende fouten in deze populatie opgespoord en
gecorrigeerd. Het systeem voor interne controle en de daarmee samenhangende
kosten maken het dus mogelijk het foutenpercentage bij DG Justitie laag te
houden. Binnen
dit kader zal DG Justitie echter blijven nagaan hoe het beheer kan worden
verbeterd en vereenvoudigd. Door de vermindering van het aantal programma's
zullen geharmoniseerde regels en procedures worden toegepast, waardoor het
risico op fouten zal afnemen. Bovendien zal ook zo veel mogelijk gebruik worden
gemaakt van de vereenvoudigingsinstrumenten die in het kader van de
driejaarlijkse herziening van het Financieel Reglement worden vastgesteld,
aangezien wordt verwacht dat deze instrumenten het mogelijk zullen maken de
administratieve lasten voor begunstigden te verminderen. Ook het risico op
fouten en de administratieve lasten voor de Commissie zullen dan kunnen worden
gereduceerd. Overzicht van de aard en de intensiteit van de
(huidige) controles Overzicht controles || Bedrag in miljoen euro || Aantal beguns-tigden/transacties (% van het totaal) || Controleniveau* (niveau 1-4) || Dekking (% van de waarde) Controles vooraf van alle financiële transacties || n.v.t. || 100% || 1-4, afhankelijk van het betrokken risico en het soort transactie || 100% Controle van gunnings-besluiten door het comité aanbe-stedingen (Justitie) || n.v.t. || 100% van de aanbestedings-procedures boven 125 000 euro en van de onderhandelings-procedures boven 60 000 euro || 4 || 100% van de aanbestedings-procedures boven 125 000 euro en van de onder-handelings-procedures boven 60 000 euro Controles achteraf van de definitieve subsidie-betalingen || n.v.t. || Ten minste 10% || 4 || Tussen 5 en 10% *Controleniveau: 1. Minimale administratieve/aritmetische controle,
niet op basis van bewijsstukken. 2. Controle op basis van onderbouwde informatie met
een element van onafhankelijk toezicht (bv. auditcertificaat of ander
controlestuk), maar niet op basis van bewijsstukken. 3. Controle op basis van volledig onafhankelijk onderbouwde
informatie (bv. databankgegevens die bepaalde onderdelen van het verzoek
bevestigen, beoordeling door een derde of door de Commissie dat streefdoelen zijn
bereikt, enz.) 4. Controle op basis van en met inzage in de
bewijsstukken die beschikbaar zijn in de uitvoeringsfase, voor alle inputs en
outputs (bv. timesheets, facturen, fysieke controle, enz.); d.w.z. hetzelfde
controleniveau als bij controles door de Rekenkamer in het kader van de DAS.
2.3.
Maatregelen ter voorkoming van fraude en
onregelmatigheden
Vermeld de bestaande
en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen. Meerdere
maatregelen zijn of zullen worden genomen om fraude en onregelmatigheden bij
het toekomstige programma Rechten en burgerschap te voorkomen. In artikel 11
van het voorstel is een bepaling opgenomen ter bescherming van de financiële
belangen van de Europese Unie. Conform de fraudebestrijdingsstrategie van de
Commissie (CAFS), die in juni 2011 is aangenomen, ontwikkelt DG Justitie een
fraudebestrijdingsstrategie die de volledige uitgavencyclus dekt en in
overeenstemming is met het beginsel van evenredigheid en kosteneffectiviteit.
Deze strategie is gebaseerd op twee pijlers: preventie door de uitvoering van
effectieve controles, en passende maatregelen wanneer fraude en
onregelmatigheden worden ontdekt, door middel van de terugvordering van ten
onrechte betaalde bedragen en zo nodig doeltreffende, evenredige en
afschrikkende sancties. De fraudebestrijdingsstrategie behelst een systeem van
controles vooraf en achteraf, dat is gebaseerd op een systeem van 'red flags',
en omvat de procedures die het personeel moet volgen wanneer fraude en onregelmatigheden
worden ontdekt. De strategie bevat ook gegevens over de regeling voor
samenwerking met OLAF.
3.
GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.
Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en
betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
· Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen In volgorde van de rubrieken van het meerjarige
financiële kader en de begrotingsonderdelen Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage Nummer [Rubriek……………………………………..] || GK/ NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement [3…] || [33 01 04.YY] [Programma Rechten en burgerschap] || [NGK…] || JA || JA || NEE || NEE [3…] || [33 YY YY YY] [Programma Rechten en burgerschap] || [GK…] || JA || JA || NEE || NEE || || || || || ||
3.2.
Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.
Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de
uitgaven
in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Rubriek van het meerjarige financiële kader || Nummer || [Rubriek 3 - Veiligheid en burgerschap] DG: Justitie || || || Jaar 2014[22] || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Na 2020 || TOTAAL Beleidskredieten || || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel - 33 xx xx || Vastleggingen || (1) || 42,400 || 47,900 || 53,900 || 60,900 || 67,900 || 74,900 || 83,400 || || 431,300 Betalingen || (2) || 17,100 || 27,700 || 39,800 || 49,000 || 59,100 || 65,900 || 73,300 || 99,400 || 431,300 Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1a) || || || || || || || || || Betalingen || (2a) || || || || || || || || || Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[23]* || || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel 33 01 04 jj || || (3) || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || || 7,700 TOTAAL kredieten voor DG JUSTITIE || Vastleggingen || =1+1a +3 || 43,500 || 49,000 || 55,000 || 62,000 || 69,000 || 76,000 || 84,500 || || 439,000 Betalingen || =2+2a +3 || 18,200 || 28,800 || 40,900 || 50,100 || 60,200 || 67,000 || 74,400 || 99,400 || 439,000 * De Commissie kan de uitvoering van het
programma (gedeeltelijk) uitbesteden aan bestaande uitvoerende agentschappen.
De bedragen en de toerekeningen zullen indien nodig worden aangepast,
afhankelijk van de resultaten van de uitbesteding. TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 42,400 || 47,900 || 53,900 || 60,900 || 67,900 || 74,900 || 83,400 || || 431,300 Betalingen || (5) || 17,100 || 27,700 || 39,800 || 49,000 || 59,100 || 65,900 || 73,300 || 99,400 || 431,300 TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || || 7,700 TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 3 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || 43,500 || 49,000 || 55,000 || 62,000 || 69,000 || 76,000 || 84,500 || || 439,000 Betalingen || =5+ 6 || 18,200 || 28,800 || 40,900 || 50,100 || 60,200 || 67,000 || 74,400 || 99,400 || 439,000 Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || "Administratieve uitgaven" in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Na 2020 || TOTAAL DG JUSTITIE || || Personele middelen || 4,185 || 4,247 || 4,165 || 4,254 || 4,344 || 4,433 || 4,522 || || 30,150 Andere administratieve uitgaven || 0,054 || 0,055 || 0,056 || 0,057 || 0,059 || 0,060 || 0,061 || || 0,402 TOTAAL DG JUSTITIE || Kredieten || 4,239 || 4,302 || 4,221 || 4,311 || 4,403 || 4,493 || 4,583 || || 30,552 TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 4,239 || 4,302 || 4,221 || 4,311 || 4,403 || 4,493 || 4,583 || || 30,552 in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || || TOTAAL TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 47,739 || 53,302 || 59,221 || 66,311 || 73,403 || 80,493 || 89,083 || || 469,552 Betalingen || 22,439 || 33,102 || 45,121 || 54,411 || 64,603 || 71,493 || 78,983 || 99,400 || 469,552
3.2.2.
Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
· ¨ Voor het
voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig · þ Voor het
voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt
beschreven. DG Justitie kan geen uitputtende lijst verstrekken van alle outputs
die door middel van de financiële steun uit hoofde van het programma moeten
worden gerealiseerd, de gemiddelde kosten ervan en het aantal outputs, zoals in
dit deel wordt gevraagd. Er zijn momenteel geen statistische instrumenten aan de
hand waarvan de gemiddelde kosten kunnen worden bepaald op basis van de huidige
programma's en een dergelijke precieze bepaling zou ook in strijd zijn met het
beginsel dat het toekomstige programma voldoende flexibel moet zijn om te
kunnen inspelen op de politieke prioriteiten tussen 2014-2020. Hieronder staat
een (niet-uitputtende) lijst van de te verwachten outputs: - aantal
personen van de doelgroep dat door de bewustmakingsactiviteiten wordt bereikt; - aantal
personen van de doelgroep dat door de opleidingsactiviteiten wordt bereikt; - aantal
belanghebbenden dat deelneemt aan onder meer netwerken, uitwisselingen,
studiebezoeken; - aantal
gevallen van grensoverschrijdende samenwerking, ook via IT-instrumenten en
Europese procedures; - beleidsinitiatieven die zijn opgezet op basis
van evaluaties, effectbeoordelingen en uitgebreide raadpleging van belanghebbenden
en deskundigen; - aantal evaluaties en effectbeoordelingen dat
voortvloeit uit de uitvoering van het programma. Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op 3
decimalen) Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL OUTPUTS Soort output[24] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Totaal aantal outputs || Totale kosten SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 1[25]… || || || || || || || || || || || || || || || || - Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || - Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || - Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || || || || || || || || || || || || || || || || SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 2… || || || || || || || || || || || || || || || || - Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || || || || || || || || || || || || || || || || TOTALE KOSTEN || || || || || || || || || || || || || || || ||
3.2.3.
Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3.1.
Samenvatting
· ¨ Voor het
voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig · þ Voor het
voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader
wordt beschreven: in miljoenen euro's
(tot op 3 decimalen) || Jaar 2014[26] || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Personele middelen || 4,185 || 4,247 || 4,165 || 4,254 || 4,344 || 4,433 || 4,522 || 30,150 Andere administratieve uitgaven || 0,054 || 0,055 || 0,056 || 0,057 || 0,059 || 0,060 || 0,061 || 0,402 Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 4,239 || 4,302 || 4,221 || 4,311 || 4,403 || 4,493 || 4,583 || 30,552 Buiten RUBRIEK 5[27] van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Personele middelen || || || || || || || || Andere administratieve uitgaven || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 7,700 Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 1,100 || 7,700 TOTAAL || 5,339 || 5,402 || 5,321 || 5,411 || 5,503 || 5,593 || 5,683 || 38,252 De Commissie kan de uitvoering van het
programma (gedeeltelijk) uitbesteden aan bestaande uitvoerende agentschappen.
De bedragen en de toerekeningen zullen indien nodig worden aangepast,
afhankelijk van de resultaten van de uitbesteding.
3.2.3.2.
Geraamde personeelsbehoeften
· ¨ Voor het
voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig · þ Voor het
voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt
beschreven: Raming in voltijdequivalenten || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) (in voltijdequivalenten, VTE) || || 33 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 30,75 || 30,75 || 29,75 || 29,75 || 29,75 || 29,75 || 29,75 || XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || || || XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || || || Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[28] || || 33 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen") || 0,5 || 0,5 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || || || || || || || XX 01 04 jj[29] || - zetel[30] || || || || || || || || -delegaties || || || || || || || || XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden) || || || || || || || || 10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek) || || || || || || || || Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || || || || TOTAAL || 31,25 || 31,25 || 29,75 || 29,75 || 29,75 || 29,75 || 29,75 33 is het
beleidsterrein of de begrotingstitel. De benodigde personele
middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer
van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel
aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure
met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen
worden toegewezen. De bedragen en de toerekeningen zullen worden aangepast,
afhankelijk van de resultaten van de geplande uitbesteding. Beschrijving van de
uit te voeren taken: Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || De uit te voeren taken omvatten alle taken die noodzakelijk zijn voor het beheer van een financieel programma, zoals: - input voor de begrotingsprocedure; - voorbereiding jaarlijkse werkprogramma's/financieringsbesluiten, vaststelling jaarlijkse prioriteiten; - beheer van oproepen tot het indienen van voorstellen, aanbestedingen en de latere selectieprocedures; - communicatie met belanghebbenden (potentiële/werkelijke begunstigden, lidstaten, enz.); - operationeel en financieel beheer van projecten; - controles, zoals hierboven beschreven (verificatie vooraf, aanbestedingscomité, audits achteraf, interne audit); - accounting; - ontwikkeling en beheer van IT-instrumenten voor het beheer van subsidies; - toezicht en verslaglegging met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstellingen, waaronder jaarlijkse activiteitenverslagen en verslagen van gesubdelegeerde ordonnateurs. Extern personeel || De taken zijn vergelijkbaar met die van ambtenaren en tijdelijke functionarissen, behalve voor taken die niet door extern personeel mogen worden uitgevoerd.
3.2.4.
Verenigbaarheid met het huidige meerjarige
financiële kader
· þ Het
voorstel/initiatief is verenigbaar met het volgende meerjarige
financiële kader. · ¨ Het
voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het
meerjarige financiële kader Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder
vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. · ¨ Het voorstel/initiatief
vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het
meerjarige financiële kader[31] Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de
betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
3.2.5.
Bijdrage van derden aan de financiering
· þ Het
voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden · ¨ Het
voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt
geraamd: Kredieten, in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Totaal Medefinancieringsbron || || || || || || || || TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || ||
3.3.
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
· ¨ Het
voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten · þ Het
voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen: ¨ voor de eigen middelen þ voor de diverse ontvangsten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[32] Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 Artikel 6xxxx…………. || || || || || || || || Voor de diverse
ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de)
betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven. [33
yyyyyy…] Onderdeel ontvangsten Vermeld de wijze van
berekening van de gevolgen voor de ontvangsten. De
ontvangsten zijn op dit ogenblik nog niet bekend en zijn afhankelijk van de
deelname van kandidaat-lidstaten aan het programma [1] Mededeling
over de evaluatie van de EU-begroting, COM(2010) 700 definitief van 19.10.2010. [2] Werkdocument van de diensten van de Commissie, A
Budget for Europe 2020: the current system of funding, the challenges ahead,
the results of stakeholders consultation and different option on the main
horizontal and sectoral issues, SEC(2011) 868 definitief, document bij de
mededeling over een begroting voor Europa 2020, COM(2011) 500 definitief van 29.6.2011. [3] http://ec.europa.eu/justice/news/consulting_public/news_consulting_0010_en.htm
[4] Het programma Civiel recht (JCIV), het programma
Strafrecht (JPEN), het programma Grondrechten en burgerschap (FRC), het
programma Daphne III (DAP), het programma Drugspreventie en -voorlichting
(DPIP) en de onderdelen "Discriminatiebestrijding en verscheidenheid"
en "Gelijkheid van mannen en vrouwen" van het programma voor
Werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit (Progress). [5] Tussentijds evaluatieverslag over de behaalde resultaten
en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van het
financieringsprogramma "Civiel recht", COM(2011) 351 definitief
van 15.6.2011; tussentijds evaluatieverslag over het programma "Strafrecht",
COM(2011) 255 definitief van 11.5.2011; verslag over de tussentijdse evaluatie
van het programma "Grondrechten en burgerschap" 2007–2013, COM(2011) 249
definitief van 5.5.2011; verslag van de tussentijdse evaluatie van het Daphne
III-programma 2007–2013, COM(2011) 254 definitief van 11.5.2011; verslag over
de tussentijdse evaluatie van het specifieke programma "Drugspreventie en
–voorlichting" (DPIP) voor de periode 2007‑2013, COM(2011) 246
definitief van 5.5.2011. [6] PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1. [7] COM(2010) 2020 definitief van 3.3.2010. [8] COM(2011) 500 van 29.6.2011. [9] PB L 110 van 27.4.2007, blz. 33 en rectificatie, PB L 141
van 2.6.2007. [10] PB L 173 van 3.7.2007, blz. 19. [11] PB L 315 van 15.11.2006, blz. 1. [12] COM(2010)
700 van 19.10.2010. [13] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [14] PB L XX van XX.XX.XXXX, blz. XX. [15] PB L XX van XX, blz. XX. [16] PB L XX van XX, blz. XX. [17] PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2. [18] ABM: Activity-Based Management – ABB: Activity-Based
Budgeting. [19] In de zin van artikel 49, lid 6, onder a)
of b), van het Financieel Reglement. [20] Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar
het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html [21] In de zin van artikel 185 van het Financieel
Reglement. [22] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen. [23] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [24] Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv.
aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen,
enz.). [25] Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke
doelstelling(en)…". [26] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen. [27] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [28] AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent
Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd
nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en
Délégation (jonge deskundige in delegaties). [29] Onder het maximum voor extern personeel uit
beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen). [30] Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF). [31] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel
Akkoord. [32] Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en
suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25%
aan inningskosten.