EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011PC0285
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL concerning customs enforcement of intellectual property rights
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane
/* COM/2011/0285 def. - COD 2011/0137 */
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane /* COM/2011/0285 def. - COD 2011/0137 */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 1.1. Achtergrond In de mededeling van de Commissie inzake een
strategie voor slimme en duurzame groei "Europa 2020"[1] wordt
onderstreept dat innovatie belangrijk is voor groei en werkgelegenheid en dat
intellectuele-eigendomsrechten (IER) voor deze belangrijke prioriteit
essentieel zijn, omdat ze zorgen voor optimaal profijt van onderzoek, innovatie
en creatieve activiteiten. IER-inbreuken en de daaruit voortvloeiende handel in
inbreukmakende goederen vormen een punt van toenemende bezorgdheid, vooral in
een geglobaliseerde economie. De inbreukmakende goederen hebben niet alleen
economische gevolgen voor bedrijven, maar kunnen ook een ernstige bedreiging
vormen voor de gezondheid en de veiligheid van consumenten. Daarom heeft de
Commissie in haar mededeling "Akte voor de interne markt"[2] in
herinnering gebracht dat de douaneautoriteiten met behulp van herziene
wetgeving een betere bescherming moeten kunnen bieden aan
intellectuele-eigendomsrechten. Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de
Raad voorziet in optreden van de douane ten aanzien van goederen waarvan wordt
vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten, en
vormt een belangrijk element in de EU-strategie ter bescherming en handhaving van
intellectuele-eigendomsrechten. In september 2008 heeft de Raad[3] de
Commissie en de lidstaten verzocht om deze verordening te herzien en
verbeteringen in het wetgevingskader voor het optreden tegen inbreukmakende
goederen voor te stellen en te evalueren. De Commissie heeft voor de periode 2009-2012
een nieuw douaneactieplan ter bestrijding van IER-inbreuken opgezet. De
belangrijkste onderdelen van het door de Commissie opgestelde en door de Raad
goedgekeurde actieplan[4]
hebben betrekking op wetgeving, operationele prestaties, samenwerking met het
bedrijfsleven, internationale samenwerking en voorlichting. De Commissie heeft
van de opstelling van dit plan gebruik gemaakt om, in nauwe samenwerking met de
lidstaten, ook de verordening te evalueren in het kader van een onder het
Douane 2013-programma opgerichte werkgroep bestaande uit deskundigen van de
belastingdiensten van de lidstaten. Eind 2008 hebben de douaneautoriteiten enkele
zendingen geneesmiddelen vastgehouden die via de EU werden doorgevoerd, hetgeen
tot bezorgdheid heeft geleid bij bepaalde WTO-leden, leden van het Europees
Parlement, ngo's en het maatschappelijk middenveld. Er werd betoogd dat
dergelijke maatregelen de legitieme handel in generieke geneesmiddelen konden
belemmeren en dus strijdig waren met de toezegging van de EU om de toegang tot
geneesmiddelen in de ontwikkelingslanden te vergemakkelijken, en dat zij
uiteindelijk zelfs een schending van de WTO-voorschriften konden vormen. De
vasthoudingen hebben in de WTO geleid tot geschillenprocedures van India en
Brazilië tegen de EU, die, samen met de bezorgdheid die werd geuit tijdens het
betrokken WTO-overleg tussen deze beide landen en de EU, duidelijk hebben
gemaakt dat het wenselijk is om de toepasselijke EU-wetgeving inzake de
handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douaneautoriteiten te
verduidelijken met het oog op een grotere rechtszekerheid. 1.2. Samenhang met andere
beleidsgebieden van de EU Het voorstel past binnen het traditionele
beleid en de strategie van de Unie ten aanzien van IER-bescherming. Dit beleid
wordt in verschillende mededelingen van de Commissie weerspiegeld, zoals in
Europa 2020 en de mededeling inzake de Single Market Act[5].
Bescherming van intellectuele eigendom bevordert innovatie en effectieve handhaving
heeft een positief effect op de werkgelegenheid, de consument en de
maatschappij als geheel. De handhaving van IER aan de grens door de
douane vormt een aanvulling op de handhaving in de interne markt, evenals
handelsinitiatieven met derde landen en op internationale fora. Het voorstel
maakt integraal deel uit van het strategisch kader zoals uiteengezet in de
nieuwe mededeling van de Commissie over een interne markt voor
intellectuele-eigendomsrechten [mei 2011]. 2. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN
EN EFFECTBEOORDELING 2.1. Openbare raadpleging Er is een openbare raadpleging verricht om
alle belanghebbenden uitgebreid in de gelegenheid te stellen een bijdrage te
leveren aan de herziening van Verordening (EG) nr. 1383/2003. De respons
op de openbare raadpleging bevatte 89 bijdragen van uiteenlopende
belanghebbenden, waaronder houders van rechten, dienstverleners op het gebied
van de internationale handel, zoals expediteurs en transporteurs, juristen,
academische instellingen, ngo's, overheidsdiensten en burgers. De belangrijkste kwesties die de aandacht van
de respondenten hebben getrokken, zijn het toepassingsgebied van de verordening
in relatie tot de situaties waarin douaneautoriteiten kunnen optreden en de
onder de verordening vallende intellectuele-eigendomsrechten, de vereenvoudigde
procedure in het algemeen en met betrekking tot kleine zendingen en de kosten
van opslag en vernietiging van goederen. 2.2. Effectbeoordeling In het verslag van de effectbeoordeling zijn
de beleidsopties vastgesteld en beoordeeld voor de maatregelen en procedures
van de douane met betrekking tot de handhaving van
intellectuele-eigendomsrechten aan de grenzen. Daarbij werd hoofdzakelijk
gekeken naar de mogelijkheid tot versterking van de IER-handhaving aan de grens,
de aanpak van de administratieve en economische lasten van handhaving voor de
douane, houders van rechten en andere belanghebbenden, evenals de noodzaak om
te zorgen voor effectiviteit en consistentie met alle relevante wettelijke
verplichtingen. In de effectbeoordeling is gekeken naar drie
verschillende opties die, waar nodig, zijn onderverdeeld in een aantal
subopties. De eerste optie heeft betrekking op het zogenaamde
"basisscenario", waarbij de Commissie geen actie onderneemt en de
status-quo gehandhaafd blijft. De tweede optie voorziet in bepaalde
niet-wetgevende maatregelen, waarbij de Commissie opleidingsinitiatieven en de
ontwikkeling van richtsnoeren en de uitwisseling van beste praktijken
voorstelt. De derde optie is dat de Commissie wijzigingen op het bestaande
wetgevingskader voorstelt. Bij deze optie zijn er voor elk van de vastgestelde
problemen mogelijk verschillende subopties beschikbaar. · Optie 1 dient te worden uitgesloten indien de Commissie adequaat wil
reageren op het verzoek van de Raad om de wetgeving te herzien en op de tijdens
de raadplegingsprocedure geuite bezorgdheid van belanghebbenden over het
toepassingsgebied en de implementatie van de huidige wetgeving. · Optie 2 zou de vastgestelde problemen slechts gedeeltelijk aanpakken.
Richtsnoeren en toelichtingen zouden kunnen helpen om de van toepassing zijnde
procedures of de wijze van toepassing van algemene rechtsbeginselen te
verhelderen. Met deze niet-wetgevende maatregelen is het echter niet mogelijk
om sommige doelstellingen in verband met de uitbreiding van het
toepassingsgebied van intellectuele-eigendomsrechten te realiseren of
procedures in de hele Unie verplicht te stellen. · Optie 3 zou maximale rechtszekerheid bieden dat niet onder de huidige
verordening vallende intellectuele-eigendomsrechten in de bescherming worden
opgenomen, dat procedures worden geharmoniseerd en procedurele verhelderingen
worden geboden. Deze optie kent twee subopties. Suboptie 1 voorziet in de
uitbreiding van de mogelijke soorten inbreuken op rechten waarop de huidige
verordening reeds van toepassing is, bij goederen bijvoorbeeld iedere mogelijke
inbreuk op merkrechten en niet alleen namaak. Bij suboptie 2, waarin
suboptie 1 is inbegrepen, wordt het huidige toepassingsgebied van de
verordening op het punt van IER uitgebreid. De conclusie van de effectbeoordeling luidt
dat de beste optie bestaat in een aanpassing van de verordening om alle
vastgestelde problemen aan te pakken en te zorgen voor een evenwichtig
resultaat voor alle categorieën van betrokken personen. 3. RECHTSGRONDSLAG EN SUBSIDIARITEIT De handelsaspecten van intellectuele eigendom
maken deel uit van het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Artikel
207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorziet in de
bevoegdheid om maatregelen te nemen voor de implementatie van de
gemeenschappelijke handelspolitiek. Daarom vormt artikel 207 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie de rechtsgrondslag voor het
voorstel. De verordening heeft betrekking op de handelsaspecten
van intellectuele-eigendomsrechten in de zin dat zij voorziet in maatregelen
die de douane in staat stellen om aan de grens intellectuele-eigendomsrechten
te handhaven ten aanzien van internationaal verhandelde goederen. Artikel 3,
lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verleent de
Europese Unie exclusieve bevoegdheid op het gebied van de gemeenschappelijke
handelspolitiek. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen gevolgen voor de
personele middelen en de EU-begroting, en gaat daarom niet vergezeld van het
financieel memorandum als bepaald in artikel 28 van het Financieel Reglement
(Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002
houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van
de Europese Gemeenschappen). 5. WIJZIGINGEN Bij de evaluatie is gebleken dat er bepaalde
verbeteringen in het wetgevingskader noodzakelijk zijn, zowel om de bepalingen
voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te versterken als de
rechtsduidelijkheid van de bepalingen zelf te garanderen. Daarom wordt
voorgesteld om Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad te vervangen met
het bijgevoegde ontwerp van een nieuwe verordening. Ter versterking van de handhaving wordt voorgesteld
het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1383/2003 uit te breiden
tot handelsbenamingen, topografieën van halfgeleiderproducten en
gebruiksmodellen. Ook wordt voorgesteld het toepassingsgebied van de
verordening uit te breiden met inbreuken die het gevolg zijn van parallelhandel
en apparaten om technologische maatregelen te ontwijken, evenals andere
inbreuken op rechten die reeds door de douane worden gehandhaafd. Volgens de verordening zou de douane haar
controlebevoegdheid in verband met de handhaving van
intellectuele-eigendomsrechten behouden in alle gevallen waarin de goederen
zich onder haar toezicht bevinden, en het onderscheid tussen de procedurele
aard van de wetgeving en het materiële recht op het gebied van intellectuele
eigendom zou worden benadrukt. Met deze verordening zouden ook procedures
worden ingevoerd waarbij de douane onder bepaalde voorwaarden goederen voor
vernietiging kan doen afstaan zonder dat daartoe formele en dure
rechtsprocedures moeten worden gevoerd. Deze procedures zouden verschillen naar
soort inbreuk. Voor nagemaakte of door piraterij verkregen goederen kan de
instemming van de eigenaar met de vernietiging van de goederen worden
verondersteld ingeval er geen uitdrukkelijk bezwaar tegen de vernietiging is
aangetekend, terwijl in andere situaties de eigenaar van de goederen
uitdrukkelijk met de vernietiging ervan dient in te stemmen. Ingeval er geen
overeenstemming wordt bereikt, zou de houder van het recht een rechtsprocedure
moeten inleiden ter vaststelling van de inbreuk, anders zouden de goederen
worden vrijgegeven. Er wordt eveneens een specifieke procedure
voorgesteld voor kleine zendingen van vermoedelijk nagemaakte of door piraterij
verkregen goederen ten aanzien waarvan een verzoek is ingediend, die het mogelijk
zou maken om goederen te laten vernietigen zonder betrokkenheid van de houder
van het recht. Er worden aanvullende bepalingen voorgesteld
om te bewerkstelligen dat de belangen van de legitieme handel worden beschermd
tegen mogelijk misbruik van de douanehandhavingsprocedures en om de beginselen
van het Handvest van de grondrechten in de verordening te integreren. Hiertoe
zou de verordening duidelijkheid moeten bieden over het tijdschema voor de
vasthouding van verdachte goederen, de voorwaarden waaronder de douane
informatie over zendingen aan houders van rechten verstrekt, de
toepassingsvoorwaarden voor de procedure waarbij de vernietiging van goederen
onder douanecontrole is toegestaan in geval van vermoede inbreuken op
intellectuele-eigendomsrechten anders dan wegens namaak of piraterij, en het
recht van verdediging. Op deze wijze zou de nieuwe verordening een solider
handhavingsinstrument worden en zo de legitimiteit van het optreden van de
douane vergroten. De kwestie van de kosten van opslag en vernietiging van
inbreukmakende goederen heeft de aandacht van verschillende belanghebbenden
getrokken. De verordening zou erin blijven voorzien dat directe door de douane
gemaakte opslag- en vernietigingskosten ten laste komen van de houders van
rechten die om optreden van de douane verzoeken, al zou dit niet eraan in de
weg staan dat zij juridische stappen kunnen ondernemen om betaling van
dergelijke kosten terug te vorderen van de primair aansprakelijke partij.
Voorgesteld wordt echter om een belangrijke uitzondering te maken voor kleine
zendingen, waarbij de kosten van opslag en vernietiging ten laste van de douane
komen. 2011/0137 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD inzake de handhaving van
intellectuele-eigendomsrechten door de douane HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 207, Gezien het voorstel van de Europese Commissie[6], Gezien het advies van de Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
De Raad van de Europese Unie heeft in zijn
resolutie van 25 september 2008 betreffende een algemeen Europees plan ter
bestrijding van namaak en piraterij[7]
verzocht om een evaluatie van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad
van 22 juli 2003 inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van
goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde
intellectuele-eigendomsrechten en inzake de maatregelen ten aanzien van
goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten[8]. (2)
De verhandeling van goederen die inbreuk maken op
intellectuele-eigendomsrechten, levert aanzienlijke schade op voor houders van
rechten, bonafide fabrikanten en handelaren. Ook worden consumenten misleid en
in sommige gevallen wordt hun gezondheid en veiligheid in gevaar gebracht.
Dergelijke goederen moeten zoveel mogelijk uit de handel worden gehouden en er
zijn maatregelen nodig om aan deze illegale activiteiten een einde maken zonder
de legitieme handel in het gedrang te brengen. (3)
Uit de evaluatie van Verordening (EG)
nr. 1383/2003 is gebleken dat bepaalde verbeteringen in het
wetgevingskader nodig zijn om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten
te versterken en passende rechtsduidelijkheid te garanderen, rekening houdende
met ontwikkelingen op economisch, handels- en wetgevingsgebied. (4)
Om intellectuele-eigendomsrechten te handhaven,
moeten de douaneautoriteiten goederen kunnen controleren die onder
douanetoezicht zijn geplaatst of hadden moeten zijn geplaatst in het
douanegebied van de Unie. Handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aan de
grens, ongeacht waar de goederen zich onder "douanetoezicht" bevinden
of hadden moeten bevinden zoals omschreven bij Verordening (EEG)
nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair
douanewetboek[9],
vormt een goede aanwending van middelen. Wanneer goederen door de douane aan de
grens worden vastgehouden, is er één wettelijke procedure nodig, terwijl er
verschillende afzonderlijke procedures nodig zouden zijn voor dezelfde mate van
handhaving ten aanzien van goederen die op de markt worden aangetroffen, omdat
zij dan zouden zijn opgesplitst en aan kleinhandelaren zijn geleverd. Er dient
een uitzondering te worden gemaakt voor goederen die voor een bijzondere
bestemming in het vrije verkeer zijn gebracht, aangezien dergelijke goederen,
hoewel ze in het vrije verkeer zijn gebracht, onder douanecontrole blijven. Het
is ook passend de verordening niet toe te passen op goederen die reizigers in
hun persoonlijke bagage meevoeren indien deze voor hun eigen persoonlijke
gebruik zijn bestemd en er geen aanwijzigen zijn dat er sprake is van
handelsverkeer. (5)
Verordening (EG) nr. 1383/2003 is niet van
toepassing op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en sluit bepaalde
inbreuken uit. Teneinde de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te
versterken, dient de douanecontrole daarom te worden uitgebreid tot andere
vormen van inbreuken, zoals inbreuken ingevolge parallelhandel alsook andere
inbreuken op rechten die reeds door de douaneautoriteiten worden gehandhaafd
maar waarop Verordening (EG) nr. 1383/2003 niet van toepassing is. Met het
oog op hetzelfde doel is het passend, in aanvulling op de rechten waarop
Verordening (EG) nr. 1383/2003 reeds van toepassing is, het
toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden tot handelsbenamingen
voor zover deze zijn beschermd als exclusieve eigendomsrechten krachtens
nationaal recht, topografieën van halfgeleiderproducten, gebruiksmodellen en
apparaten om technologische maatregelen te ontwijken, evenals exclusieve
intellectuele-eigendomsrechten die bij EU-wetgeving zijn vastgesteld. (6)
Deze verordening bevat procedurele voorschriften
voor de douaneautoriteiten. Dienovereenkomstig introduceert deze verordening
geen nieuw criterium voor de vaststelling van het bestaan van een inbreuk op de
toepasselijke wetgeving inzake intellectueel eigendom. (7)
Deze verordening laat de bepalingen inzake de
bevoegdheid van rechtbanken onverlet, met name die van Verordening (EG)
nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de
erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en
handelszaken[10]. (8)
Ieder persoon, ongeacht of hij houder is van een
intellectuele-eigendomsrecht, die in eigen naam een rechtsprocedure inzake een
mogelijke schending van dat recht kan inleiden, dient gerechtigd te zijn om een
verzoek om optreden van de douaneautoriteiten in te dienen. (9)
Teneinde te garanderen dat
intellectuele-eigendomsrechten in de hele Unie worden gehandhaafd, is het
passend te bepalen dat wanneer een persoon die gerechtigd is een verzoek om
optreden van de douaneautoriteiten in te dienen, handhaving wil afdwingen van
een intellectuele-eigendomsrecht voor het gehele grondgebied van de Unie, deze
persoon de douaneautoriteiten van een lidstaat kan verzoeken een besluit te
nemen op grond waarvan de douaneautoriteiten van die lidstaat en van iedere
andere lidstaat waar hij de handhaving van het intellectuele-eigendomsrecht wil
afdwingen, moeten optreden. (10)
Ten behoeve van de snelle handhaving van
intellectuele-eigendomsrechten dient te worden bepaald dat wanneer de
douaneautoriteiten op basis van voldoende bewijs vermoeden dat goederen onder
hun toezicht inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten, zij de vrijgave
van deze goederen kunnen schorsen of de goederen kunnen vasthouden, op eigen
initiatief dan wel op verzoek, teneinde de personen die gerechtigd zijn tot het
indienen van een verzoek om optreden van de douaneautoriteiten, in staat te
stellen een procedure in te leiden om te laten vaststellen of er sprake is van
een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht. (11)
Wanneer het bij de vermoedelijk inbreukmakende
goederen geen namaak of piraterij betreft, kan het voor de douaneautoriteiten
moeilijk zijn om op grond van uitsluitend visuele inspectie vast te stellen of
inbreuk is gemaakt op een intellectuele-eigendomsrecht. Daarom is het passend
te bepalen dat er procedures moeten worden ingeleid, tenzij de betrokken
partijen, namelijk de houder van de goederen en de houder van het recht, ermee
instemmen om de goederen af te staan voor vernietiging. Het is aan de bevoegde
autoriteiten die met dergelijke procedures belast zijn, om te bepalen of er
sprake is van een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht en passende
besluiten te nemen in verband met de inbreuken op de betrokken
intellectuele-eigendomsrechten. (12)
Verordening (EG) nr. 1383/2003 heeft de
lidstaten in staat gesteld om te voorzien in een procedure die het mogelijk
maakt dat bepaalde goederen worden vernietigd, zonder enige verplichting tot
het inleiden van een procedure ter vaststelling of er inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht
is gemaakt. Zoals is erkend in de resolutie van het Europees Parlement van
18 december 2008 over de impact van namaak op de internationale handel[11], is deze
procedure zeer succesvol gebleken in de lidstaten waar zij beschikbaar is.
Daarom dient een dergelijke procedure verplicht te worden gesteld voor de
zichtbare inbreuken die op grond van uitsluitend visuele inspectie door de
douaneautoriteiten gemakkelijk zijn te herkennen, en op verzoek van de houder
van het recht te worden toegepast in die gevallen waarin de aangever of de
houder van de goederen geen bezwaar tegen de vernietiging ervan heeft. (13)
Teneinde de administratieve kosten en lasten tot
een minimum te beperken, dient er voor kleine zendingen van nagemaakte of door
piraterij verkregen goederen een specifieke procedure te worden ingesteld,
waarbij goederen zonder toestemming van de houder van het recht kunnen worden
vernietigd. Ter vaststelling van de drempelwaarden waaronder zendingen als
kleine zendingen dienen te worden aangemerkt, dient in deze verordening aan de
Commissie de bevoegdheid te worden overgedragen om niet-wetgevingshandelingen
van algemene strekking vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het is zaak dat de
Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden, inclusief op
deskundigenniveau, passend overleg voert. (14)
Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde
handelingen dient de Commissie te letten op een gelijktijdige, tijdige en
behoorlijke toezending van relevante documenten aan het Europees Parlement en
de Raad. (15)
Voor meer rechtsduidelijkheid en ter bescherming
van de belangen van de legitieme handel tegen mogelijk misbruik van de
handhavingsbepalingen aan de grenzen is het passend te voorzien in een
wijziging van de termijnen voor de vasthouding van vermoedelijk inbreukmakende
goederen, van de voorwaarden waaronder de douane informatie over zendingen aan
de houders van het recht dient te verstrekken en van de toepassingsvoorwaarden
voor de procedure waarbij vernietiging van de goederen onder douanecontrole is
toegestaan in geval van vermoede inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten
anders dan wegens namaak of piraterij, alsook in een bepaling die de houder van
de goederen de gelegenheid biedt zijn standpunt kenbaar te maken voordat de
douane een voor hem afwijzend besluit neemt. (16)
Rekening houdende met het voorlopige en preventieve
karakter van de door de douaneautoriteiten op dit gebied genomen maatregelen en
de tegenstrijdige belangen van de partijen die door de maatregelen worden
getroffen, dienen bepaalde aspecten van de procedure te worden aangepast ten
behoeve van een vlotte toepassing van de verordening met inachtneming van de
rechten van de betrokken partijen. Wat de verschillende kennisgevingen betreft
waarin deze verordening voorziet, dienen de douaneautoriteiten derhalve op
basis van de documenten inzake de douanebehandeling dan wel de situatie waarin
de goederen zich bevinden, de eerst aangewezen persoon in kennis te stellen. De
termijnen die in deze verordening voor de noodzakelijke kennisgevingen zijn
vastgelegd, dienen te worden gerekend vanaf het tijdstip dat ze door de
douaneautoriteiten zijn verzonden, teneinde alle termijnen voor aan de
betrokken partijen gezonden kennisgevingen gelijk te trekken. De termijn voor
het recht om te worden gehoord voordat een afwijzend besluit wordt genomen,
moet drie werkdagen bedragen, gelet op het feit dat de houders van besluiten
tot toewijzing van een verzoek om optreden de douaneautoriteiten vrijwillig om
optreden hebben verzocht en dat de aangevers of de houders van de goederen zich
bewust moeten zijn van de bijzondere situatie van hun goederen wanneer deze
onder douanetoezicht zijn geplaatst. In het geval van de specifieke procedure
voor kleine zendingen dient die termijn aanzienlijk te worden verlengd, omdat
het niet onwaarschijnlijk is dat consumenten hier rechtstreeks bij betrokken
zijn en van hen niet dezelfde zorgvuldigheid kan worden verwacht als van
marktdeelnemers die vaak douaneformaliteiten vervullen. (17)
Overeenkomstig de door de WTO-ministerconferentie
op 14 november 2001 in Doha aangenomen verklaring over de TRIPs-Overeenkomst en
de volksgezondheid kan en moet de TRIPs-Overeenkomst worden uitgelegd en
uitgevoerd op een wijze die het recht van de WTO-leden om de volksgezondheid te
beschermen en met name de toegang tot geneesmiddelen voor iedereen te
bevorderen, ten goede komt. Met name ten
aanzien van geneesmiddelen waarbij het vervoer over het grondgebied van de
Europese Unie, met of zonder overlading, opslag in een entrepot, splitsing van
lading dan wel verandering van vervoerwijze of vervoermiddel, slechts een
onderdeel vormt van de gehele reis die begint en eindigt buiten het grondgebied
van de Unie, dienen de douaneautoriteiten, wanneer het in hoge mate
waarschijnlijk is dat deze goederen naar de EU-markt worden afgeleid, hiermee
rekening te houden wanneer zij het risico van een inbreuk op
intellectuele-eigendomsrechten beoordelen. (18)
Omwille van efficiency dienen de bepalingen van
Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de
wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en
de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de
juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften[12], van
toepassing te zijn. (19)
De aansprakelijkheid van de douaneautoriteiten moet
worden geregeld bij de wetgeving van de lidstaten, maar de toewijzing van een
verzoek om optreden door de douaneautoriteiten mag de houder van dat besluit
geen recht op compensatie geven ingeval dergelijke goederen niet door een
douanekantoor worden ontdekt en worden vrijgegeven of ingeval er geen
maatregelen worden genomen om deze goederen vast te houden. (20)
Aangezien de douaneautoriteiten na een voorafgaand
verzoek optreden, is het passend erin te voorzien dat de houder van het besluit
tot toewijzing van een verzoek om optreden door de douaneautoriteiten alle door
die autoriteiten gemaakte kosten bij het optreden ter handhaving van zijn
intellectuele-eigendomsrechten vergoedt. Dit dient voor de houder van het
besluit evenwel geen beletsel te vormen om compensatie te vorderen van de
inbreukmaker of van andere personen die aansprakelijk kunnen worden gehouden
volgens de wetgeving van de betrokken lidstaat. Ten aanzien van kosten en
schade opgelopen door andere personen dan de douane als gevolg van een
douaneoptreden waarbij goederen op grond van een eis van een derde partij in
verband met intellectuele eigendom worden vastgehouden, moet de specifieke
wetgeving in elk afzonderlijk geval van toepassing zijn. (21)
Bij de handhaving van de wetgeving inzake
intellectueel eigendom door de douane gegevens over besluiten inzake verzoeken
om optreden worden uitgewisseld. Deze verwerking van gegevens omvat ook
persoonsgegevens, waarvan de verwerking moet geschieden overeenkomstig het
EU-recht, zoals met name vastgelegd bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming
van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en
betreffende het vrije verkeer van die gegevens[13] en Verordening (EG) nr. 45/2001 van
het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de
bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van
persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende
het vrije verkeer van die gegevens[14]. (22)
Teneinde uniforme voorwaarden te garanderen bij de
tenuitvoerlegging van de bepalingen betreffende de formulieren inzake het
verzoek om optreden van de douaneautoriteiten en het verzoek om verlenging van
de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden, dient de
uitvoeringsbevoegdheid te worden opgedragen aan de Commissie, namelijk om
standaardformulieren vast te stellen. (23)
Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend
overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en
de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en
beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening
van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[15]. Hoewel
de uit te voeren bepalingen van deze verordening materieel onder het
toepassingsgebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek vallen, dienen zij
vanwege de aard en de gevolgen van de uitvoeringshandelingen te worden
aangenomen volgens de raadplegingsprocedure. (24)
Verordening (EG) nr. 1383/2003 moet worden
ingetrokken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: HOOFDSTUK I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES Artikel 1 Onderwerp
en toepassingsgebied 1. Bij deze verordening worden
de voorwaarden en procedures vastgesteld voor optreden door de
douaneautoriteiten wanneer er een vermoeden bestaat dat goederen die in het
douanegebied van de Unie onder douanetoezicht zijn of hadden moeten zijn
geplaatst, inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht. 2. Deze verordening is niet van
toepassing op goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht in het kader van
de regeling bijzondere bestemming in de zin van artikel 82 van Verordening (EEG)
nr. 2913/92 van de Raad. 3. Deze verordening laat het
recht van de lidstaten en van de Unie inzake intellectueel eigendom onverlet. 4. Deze verordening is niet van
toepassing op goederen zonder handelskarakter die zich in de persoonlijke
bagage van reizigers bevinden. Artikel 2 Definities Voor de toepassing
van deze verordening wordt verstaan onder: (1)
intellectuele-eigendomsrechten: (a)
een fabrieks- of handelsmerk, (b)
een tekening of model, (c)
een auteursrecht of naburig recht overeenkomstig
de wetgeving van een lidstaat, (d)
een geografische aanduiding, (e)
een octrooi overeenkomstig de wetgeving van een
lidstaat, (f)
een aanvullend beschermingscertificaat voor
geneesmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 469/2009 van het
Europees Parlement en de Raad[16], (g)
een aanvullend beschermingscertificaat voor
gewasbeschermingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1610/96 van
het Europees Parlement en de Raad[17], (h)
een communautair kwekersrecht overeenkomstig
Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad[18], (i)
een kwekersrecht overeenkomstig de wetgeving van
een lidstaat, (j)
een topografie van een halfgeleiderproduct
overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat, (k)
een gebruiksmodel overeenkomstig de wetgeving van
een lidstaat, (l)
een handelsbenaming voor zover deze wordt
beschermd als een exclusief intellectuele-eigendomsrecht overeenkomstig de
wetgeving van een lidstaat, (m)
enig ander recht dat als exclusief
intellectuele-eigendomsrecht is vastgelegd overeenkomstig EU-wetgeving; (2)
fabrieks- of handelsmerk: (a)
een Gemeenschapsmerk overeenkomstig Verordening
(EG) nr. 207/2009 van de Raad[19], (b)
een fabrieks- of handelsmerk dat geregistreerd is
in een lidstaat, of in het geval van België, Nederland of Luxemburg, bij het
Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom, (c)
een fabrieks- of handelsmerk dat geregistreerd is
krachtens internationale overeenkomsten die in een lidstaat van toepassing
zijn, (d)
een fabrieks- of handelsmerk dat geregistreerd is
krachtens internationale overeenkomsten die in de Unie van toepassing zijn; (3)
tekening of model: (a)
een Gemeenschapsmodel overeenkomstig Verordening
(EG) nr. 6/2002 van de Raad[20], (b)
een tekening die of model dat in een lidstaat is
geregistreerd, (c)
een tekening die of model dat is geregistreerd
krachtens internationale overeenkomsten die in een lidstaat van toepassing
zijn, (d)
een tekening die of model dat is geregistreerd
krachtens internationale overeenkomsten die in de Unie van toepassing zijn; (4)
geografische aanduiding: (a)
een beschermde geografische aanduiding of
oorsprongsbenaming van landbouwproducten en levensmiddelen overeenkomstig
Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad[21], (b)
een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding
van wijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad[22], (c)
een geografische aanduiding van gearomatiseerde
wijn overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad[23], (d)
een geografische aanduiding van
gedistilleerde dranken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 110/2008 van
het Europees Parlement en de Raad[24], (e)
een geografische aanduiding van andere
producten dan wijn, gedistilleerde dranken, landbouwproducten of levensmiddelen
voor zover deze als een exclusief intellectuele-eigendomsrecht is vastgelegd
overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat of van de Unie, (f)
een geografische aanduiding zoals bepaald in
overeenkomsten tussen de Unie en derde landen en als zodanig in deze
overeenkomsten vermeld; (5)
namaakgoederen: (a)
goederen waarmee inbreuk wordt gemaakt op een
fabrieks- of handelsmerk en waarop zonder toestemming een fabrieks- of
handelsmerk is aangebracht dat identiek is aan het geldig geregistreerde fabrieks-
of handelsmerk voor dergelijke goederen of daarvan niet wezenlijk kan worden
onderscheiden, (b)
goederen waarmee inbreuk wordt gemaakt op een
geografische aanduiding en die een naam of vermelding dragen dan wel met een
naam of vermelding worden omschreven die beschermd is wat die geografische
aanduiding betreft; (6)
door piraterij verkregen goederen: goederen waarmee
inbreuk wordt gemaakt op een auteursrecht, naburig recht, model of tekening, en
die kopieën zijn of bevatten die zijn vervaardigd zonder toestemming van de
houder van een auteursrecht, naburig recht, model of tekening, ongeacht of deze
geregistreerd zijn, dan wel van een door de houder van het recht in het
productieland gemachtigd persoon; (7)
goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk
maken op een intellectuele-eigendomsrecht: goederen ten aanzien waarvan de
douaneautoriteiten over toereikend bewijs beschikken dat het, in de lidstaat
waar deze goederen worden aangetroffen, op het eerste gezicht gaat om: (a)
goederen waarmee inbreuk wordt gemaakt op een
intellectuele-eigendomsrecht krachtens de wetgeving van de Unie of de betrokken
lidstaat, (b)
apparaten, producten of onderdelen waarmee
technologie, apparaten of componenten worden ontweken die normaliter dienen ter
voorkoming of beperking van door de houder van een auteursrecht of naburig
recht niet toegestane handelingen met betrekking tot werken, en waarmee inbreuk
wordt gemaakt op een intellectuele-eigendomsrecht overeenkomstig de wetgeving
van de betrokken lidstaat, (c)
mallen of matrijzen die specifiek ontworpen of
aangepast zijn voor de vervaardiging van goederen die inbreuk maken op een
intellectuele-eigendomsrecht voor zover deze mallen of matrijzen inbreuk maken
op de rechten van de houder van het recht overeenkomstig de wetgeving van de EU
of van de betrokken lidstaat; (8)
verzoek: een verzoek aan de douaneautoriteiten om
op te treden in het geval van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk
maken op een intellectuele-eigendomsrecht; (9)
nationaal verzoek: een verzoek aan de
douaneautoriteiten van een lidstaat om op te treden in die lidstaat; (10)
EU-verzoek: een in één lidstaat ingediend verzoek
waarin aan de douaneautoriteiten van die lidstaat en van een of meer andere
lidstaten wordt verzocht om op te treden in hun respectieve lidstaten; (11)
aanvrager: de persoon die een verzoek in eigen naam
indient; (12)
houder van de goederen: de persoon die de eigenaar
is van de goederen, een soortgelijk recht heeft om erover te beschikken, of er
fysieke controle over uitoefent; (13)
aangever: de aangever als bedoeld in artikel 4, punt
18, van Verordening (EEG) nr. 2913/92; (14)
vernietiging: de fysieke vernietiging, de recycling
of het uit de handel nemen van goederen, zodanig dat de houder van het besluit
waarbij het verzoek is toegewezen, geen schade lijdt; (15)
douanetoezicht: het toezicht door de
douaneautoriteiten als bedoeld in artikel 4, punt 13, van Verordening (EEG)
nr. 2913/92; (16)
douanegebied van de Unie: het douanegebied van de
Gemeenschap als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2913/92; (17)
vrijgave van de goederen: terbeschikkingstelling
door de douaneautoriteiten van goederen voor de doeleinden van de
douaneregeling waaronder de goederen worden geplaatst. Artikel 3 Toepasselijk
recht Onverminderd artikel 8 van Verordening (EG)
nr. 864/2007[25]
is het recht van de lidstaat waarin de goederen zijn aangetroffen in een van de
in artikel 1, lid 1, bedoelde situaties, van toepassing voor de beslissing of
het gebruik van die goederen aanleiding geeft tot een vermoeden van inbreuk op
een intellectuele-eigendomsrecht dan wel inbreuk op een
intellectuele-eigendomsrecht heeft gemaakt. HOOFDSTUK 1I VERZOEK OM OPTREDEN VAN DE
DOUANEAUTORITEITEN Afdeling 1 Indiening van een verzoek om optreden Artikel 4 Personen
die gerechtigd zijn tot indiening van een verzoek 1. De volgende personen zijn
gerechtigd om een nationaal of een EU-verzoek in te dienen: (a) houders van intellectuele-eigendomsrechten; (b) instanties voor het collectieve beheer
van intellectuele-eigendomsrechten die officieel zijn erkend als gerechtigd tot
het vertegenwoordigen van houders van auteursrechten of naburige rechten; (c) organisaties voor de verdediging van
beroepsbelangen die officieel zijn erkend als gerechtigd tot het
vertegenwoordigen van houders van intellectuele-eigendomsrechten; (d) groeperingen in de zin van artikel 5, lid
1, van Verordening (EG) nr. 510/2006, producentengroeperingen in de zin
van artikel 118 sexies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 of
soortgelijke groeperingen van producenten overeenkomstig de EU-wetgeving
betreffende geografische aanduidingen, die producenten met een geografische
aanduiding vertegenwoordigen, dan wel vertegenwoordigers van dergelijke
groeperingen, marktdeelnemers die het recht hebben een geografische aanduiding
te gebruiken en controlediensten die bevoegd zijn voor een dergelijke geografische
aanduiding. 2. Behalve de in lid 1 genoemde
personen zijn de volgende personen gerechtigd om een nationaal verzoek in te
dienen: (a) alle andere personen die gemachtigd zijn
tot het gebruik van intellectuele-eigendomsrechten; (b) producentengroeperingen overeenkomstig de
wetgeving van de lidstaten betreffende geografische aanduidingen, die
producenten met een geografische aanduiding vertegenwoordigen dan wel
vertegenwoordigers van dergelijke groeperingen, marktdeelnemers die het recht
hebben een geografische aanduiding te gebruiken en controlediensten die bevoegd
zijn voor een dergelijke geografische aanduiding. 3. Behalve de in lid 1 genoemde
personen is de houder van een exclusieve licentie die voor het douanegebied van
de Unie geldt, gerechtigd om een EU-verzoek in te dienen. 4. Alle personen die gerechtigd
zijn een verzoek in te dienen krachtens de leden 1, 2 en 3, moeten een
procedure wegens inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten kunnen inleiden in
de lidstaat waar de goederen zijn aangetroffen. Artikel 5 Intellectuele-eigendomsrechten
die voorwerp zijn van een EU-verzoek Een EU-verzoek kan worden ingediend voor alle
intellectuele-eigendomsrechten die van toepassing zijn in de gehele Unie. Artikel 6 Indiening
van een verzoek 1. De in artikel 4 bedoelde
personen kunnen door indiening van een verzoek bij de bevoegde douanedienst
verzoeken om optreden van de douaneautoriteiten wanneer wordt vermoed dat het
gebruik van goederen inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht maakt. Het
verzoek wordt gedaan met behulp van het in lid 3 bedoelde formulier. 2. Elke lidstaat wijst de
douanedienst aan die bevoegd is voor het ontvangen en behandelen van verzoeken.
De lidstaten stellen de Commissie hiervan in kennis en de Commissie maakt de
lijst van de door de lidstaten aangewezen bevoegde douanediensten bekend. 3. De Commissie stelt een
verzoekformulier op door middel van uitvoeringshandelingen. Deze
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 29, lid 2,
bedoelde raadplegingsprocedure. Met behulp van het formulier kan de aanvrager met
name om de volgende informatie worden gevraagd: (a)
bijzonderheden van de aanvrager; (b)
hoedanigheid van de aanvrager als bedoeld in
artikel 4; (c)
te verstrekken stukken om ten genoegen van de
douanedienst aan te tonen dat de aanvrager gerechtigd is tot het indienen van
het verzoek; (d)
de machtiging van een natuurlijke of een
rechtspersoon die de aanvrager vertegenwoordigt, overeenkomstig de wetgeving
van de lidstaat waar het verzoek wordt ingediend; (e)
het (de) te handhaven
intellectuele-eigendomsrecht(en); (f)
in het geval van een EU-verzoek: de lidstaat of de
lidstaten waar om optreden van de douane wordt verzocht; (g)
specifieke en technische gegevens van de
authentieke goederen, in voorkomend geval met inbegrip van afbeeldingen; (h)
bij het formulier te voegen informatie die de
douaneautoriteiten nodig hebben om de betrokken goederen gemakkelijk te
herkennen; (i)
alle informatie die relevant kan zijn voor de
douaneautoriteiten om het risico van inbreuk op het (de) betrokken
intellectuele-eigendomsrecht(en) te analyseren en te beoordelen; (j)
na(a)m(en) en adres(sen) van de
vertegenwoordiger(s) van de aanvrager die belast is (zijn) met juridische en
technische kwesties; (k)
een verbintenis van de aanvrager om de bevoegde
douanedienst in kennis te stellen van situaties als bedoeld in artikel 14; (l)
een verbintenis van de aanvrager om alle informatie
die relevant kan zijn voor de douaneautoriteiten om het risico van inbreuk op
het (de) betrokken intellectuele-eigendomsrecht(en) te analyseren en te beoordelen,
door te sturen en te actualiseren; (m)
een verbintenis van de aanvrager om
aansprakelijkheid op zich te nemen krachtens het bepaalde in artikel 26; (n)
een verbintenis van de aanvrager om de in artikel
27 bedoelde kosten te dragen krachtens het bepaalde in dat artikel; (o)
een verbintenis van de aanvrager dat hij ermee
instemt dat de door hem verstrekte gegevens door de Commissie worden verwerkt. 4. Wanneer geautomatiseerde
systemen beschikbaar zijn voor de ontvangst en verwerking van verzoeken, moeten
deze worden ingediend met behulp van elektronische
gegevensverwerkingstechnieken. 5. Wanneer een verzoek wordt
ingediend nadat de douaneautoriteiten kennis hebben gegeven van de schorsing
van de vrijgave of het vasthouden van de goederen krachtens artikel 17,
lid 4, dient aan de volgende aanvullende eisen te worden voldaan: (a) het verzoek wordt ingediend bij de
bevoegde douanedienst binnen vier werkdagen na de kennisgeving van de schorsing
van de vrijgave of het vasthouden van de goederen; (b) het is een nationaal verzoek; (c) het bevat de in lid 3 vereiste gegevens.
De aanvrager mag evenwel de in lid 3, onder g) tot i), genoemde bijzonderheden
achterwege laten. Afdeling 2 Besluiten op een verzoek om optreden Artikel 7 Behandeling
van een verzoek 1. Wanneer de bevoegde
douanedienst bij ontvangst van een verzoek van oordeel is dat het niet alle
krachtens artikel 6, lid 3, vereiste informatie bevat, verzoekt hij de
aanvrager binnen tien werkdagen na toezending van de kennisgeving de
ontbrekende informatie te verstrekken. In dergelijke gevallen wordt de in artikel 8,
eerste alinea, bedoelde termijn geschorst totdat de relevante informatie is
ontvangen. 2. Wanneer de aanvrager de
ontbrekende informatie niet binnen de in lid 1 bedoelde termijn verstrekt,
wijst de bevoegde douanedienst het verzoek af. 3. De kosten van de
administratieve afhandeling van het verzoek worden de aanvrager niet
aangerekend. Artikel 8 Kennisgeving
van besluiten waarbij verzoeken om optreden worden toegewezen of afgewezen De bevoegde douanedienst stelt de aanvrager binnen 30
werkdagen na ontvangst van het verzoek in kennis van zijn besluit tot
toewijzing of afwijzing ervan. Wanneer de aanvrager echter eerder op de
hoogte is gesteld van de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de
goederen door de douaneautoriteiten, stelt de bevoegde douanedienst de
aanvrager binnen één werkdag na ontvangst van het verzoek in kennis van zijn
besluit tot toewijzing of afwijzing ervan. Artikel 9 Besluiten
op een verzoek om optreden 1. Besluiten waarbij een nationaal
verzoek wordt toegewezen, besluiten waarbij dergelijk besluiten worden
ingetrokken of gewijzigd, en besluiten tot verlenging van de termijn waarbinnen
de douaneautoriteiten moeten optreden, worden in de lidstaat waarin het
nationale verzoek werd ingediend, van kracht vanaf de datum van vaststelling. 2. Besluiten waarbij een
EU-verzoek wordt toegewezen, besluiten waarbij dergelijke besluiten worden
ingetrokken of gewijzigd, en besluiten tot verlenging van de termijn waarbinnen
de douaneautoriteiten moeten optreden, worden als volgt van kracht: (a)
in de lidstaat waarin het verzoek werd ingediend,
vanaf de datum van vaststelling; (b)
in alle andere lidstaten waar om optreden van de
douaneautoriteiten is verzocht, vanaf de datum waarop de douaneautoriteiten in kennis
zijn gesteld overeenkomstig artikel 13, lid 2, en mits de houder van het
besluit aan zijn verplichtingen krachtens artikel 27, lid 3, heeft voldaan. Artikel 10 Termijn
waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden 1. De bevoegde douanedienst specificeert
bij de toewijzing van een verzoek de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten
dienen op te treden. Die termijn gaat in op de datum van vaststelling
van het besluit waarbij het verzoek wordt toegewezen, en bedraagt maximaal een
jaar. 2. Wanneer een verzoek dat is
ingediend nadat de douaneautoriteiten kennis hebben gegeven van de schorsing
van de vrijgave of het vasthouden van de goederen krachtens artikel 17, lid 4,
niet de artikel 6, lid 3, onder g) tot i), bedoelde bijzonderheden bevat,
wordt het uitsluitend toegewezen voor de schorsing van de vrijgave of de
vasthouding van die goederen. 3. Wanneer een
intellectuele-eigendomsrecht verstrijkt of de aanvrager om andere redenen niet
meer gerechtigd is om een verzoek in te dienen, treden de douaneautoriteiten
niet op. Het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, wordt
dienovereenkomstig ingetrokken of gewijzigd door de douaneautoriteiten die dat
besluit hebben gegeven. Artikel 11 Verlenging
van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden 1. Na afloop van de termijn
waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden, kan de termijn op verzoek
van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, mits hij eerst
alle bedragen heeft voldaan die hij krachtens deze verordening aan de
douaneautoriteiten verschuldigd is, worden verlengd door de douanedienst die
het oorspronkelijke besluit heeft genomen. 2. Wanneer het verzoek tot
verlenging van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden,
minder dan 30 dagen voor de vervaldatum van dat besluit ligt, kan de bevoegde
douanedienst de verlenging weigeren. 3. In het verzoek tot verlenging
van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden, worden de
eventuele wijzigingen in de krachtens artikel 6, lid 3, verstrekte informatie
vermeld. 4. De bevoegde douanedienst
brengt zijn besluit met betrekking tot de verlenging ter kennis van de houder
van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, binnen 30 werkdagen na
ontvangst van het verzoek tot verlenging. 5. De verlengde termijn
waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden, gaat in op de datum van
vaststelling van het besluit waarbij de verlenging is toegewezen, en bedraagt
maximaal een jaar. Wanneer een intellectuele-eigendomsrecht verstrijkt
of de aanvrager om andere redenen niet meer gerechtigd is om een verzoek in te
dienen, treden de douaneautoriteiten niet op. Het besluit tot toewijzing van de
verlenging wordt dienovereenkomstig ingetrokken of gewijzigd door de
douaneautoriteiten die het besluit hebben toegewezen. 6. De kosten van de
administratieve afhandeling van het verzoek tot verlenging worden de houder van
het besluit niet aangerekend. 7. De Commissie stelt door
middel van uitvoeringshandelingen een aanvraagformulier op voor verlenging van
de termijn. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in
artikel 29, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. Artikel 12 Wijziging
van het besluit wat betreft intellectuele-eigendomsrechten De bevoegde
douanedienst die het besluit tot toewijzing van het verzoek heeft vastgesteld,
kan op verzoek van de houder van dat besluit het overzicht van
intellectuele-eigendomsrechten in dat besluit aanpassen. In het geval van
een besluit waarbij een EU-verzoek is toegewezen, worden wijzigingen die
bestaan in het toevoegen van intellectuele-eigendomsrechten, beperkt tot de
intellectuele-eigendomsrechten die onder het toepassingsgebied van artikel 5
vallen. Artikel 13 Verplichtingen
tot kennisgeving van de bevoegde douanedienst 1. De bevoegde douanedienst die
een nationaal verzoek heeft ontvangen, zendt de volgende besluiten onmiddellijk
na de vaststelling ervan toe aan de douanekantoren van zijn lidstaat: (a)
zijn besluiten waarbij een nationaal verzoek is
toegewezen; (b)
zijn besluiten waarbij besluiten tot toewijzing van
een nationaal verzoek worden ingetrokken; (c)
zijn besluiten waarbij besluiten tot toewijzing van
een nationaal verzoek worden gewijzigd; (d)
zijn besluiten waarbij de termijn waarbinnen de
douaneautoriteiten dienen op te treden, wordt verlengd. 2. De bevoegde douanedienst die
een EU-verzoek heeft ontvangen, zendt de volgende besluiten toe aan de bevoegde
douanedienst van de lidstaat of lidstaten die in het EU-verzoek zijn vermeld: (a)
besluiten waarbij een EU-verzoek is toegewezen; (b)
besluiten waarbij besluiten tot toewijzing van een
EU-verzoek worden ingetrokken; (c)
besluiten waarbij besluiten tot toewijzing van een
EU-verzoek worden gewijzigd; (d)
besluiten waarbij de verlenging van de termijn
waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden, wordt toegewezen of
afgewezen; (e)
besluiten waarbij het optreden van de
douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 15, lid 2, wordt geschorst. De bevoegde douanedienst van de in het EU-verzoek
vermelde lidstaat of lidstaten zendt deze besluiten vervolgens onmiddellijk toe
aan zijn douanekantoren. 3. Zodra de in artikel 31, lid
3, bedoelde centrale gegevensbank van de Commissie operationeel is, geschiedt
elke gegevensuitwisseling met betrekking tot besluiten inzake verzoeken om
optreden, de bijgevoegde documenten en de kennisgevingen tussen de
douaneautoriteiten van de lidstaten via die gegevensbank. Artikel 14 Verplichtingen
tot kennisgeving van de houder van het besluit waarbij het verzoek is
toegewezen De houder van het
besluit waarbij het verzoek is toegewezen, stelt de bevoegde douanedienst die
dat besluit heeft vastgesteld, in kennis van het volgende: (a) een intellectuele-eigendomsrecht
vermeld in het verzoek verstrijkt; (b) de houder van het besluit is om
andere redenen niet meer gerechtigd om het verzoek in te dienen; (c) wijzigingen in de krachtens artikel
6, lid 3, vereiste informatie. Artikel 15 Verzuim
van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, om zijn
verplichtingen na te komen 1. Wanneer de houder van het
besluit waarbij het verzoek is toegewezen, de door de douaneautoriteiten
verstrekte informatie gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin artikel 19
voorziet, kan de bevoegde douanedienst: (a) het besluit waarbij het verzoek is
toegewezen, schorsen in de lidstaat waar de informatie werd verstrekt of
gebruikt totdat de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te
treden, is verstreken; (b) weigeren de termijn te verlengen
waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden. 2. De bevoegde douanedienst kan
besluiten het optreden van de douaneautoriteiten te schorsen totdat de termijn
waarbinnen deze autoriteiten dienen op te treden, is verstreken wanneer de
houder van het besluit: (a) niet voldoet aan zijn
kennisgevingsverplichtingen krachtens artikel 14; (b) niet voldoet aan de in artikel 18, lid 2,
gestelde eisen inzake het retourneren van monsters; (c) niet voldoet aan zijn verplichtingen
krachtens artikel 27, leden 1 en 3, inzake kosten en vertaling; (d) geen procedure inleidt als bepaald in
artikel 20, lid 1, artikel 23, lid 4, of artikel 24, lid 9. In het geval van een EU-verzoek heeft het besluit
tot schorsing van het optreden van de douaneautoriteiten slechts gevolgen in de
lidstaat waar een dergelijk besluit is gegeven. HOOFSTUK III BEPALINGEN INZAKE HET OPTREDEN VAN DE DOUANEAUTORITEITEN Afdeling 1 Schorsing van de vrijgave of vasthouding van goederen
waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht Artikel 16 Schorsing
van de vrijgave of vasthouding van goederen na toewijzing van een verzoek 1. Wanneer de douaneautoriteiten
van een lidstaat goederen aantreffen, in een van de in artikel 1, lid 1,
bedoelde situaties, waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een
intellectuele-eigendomsrecht ten aanzien waarvan een besluit tot toewijzing van
een verzoek om optreden is gegeven, nemen zij een besluit tot schorsing van de
vrijgave van die goederen of tot de vasthouding ervan. 2. Alvorens te besluiten over de
schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen, kunnen de
douaneautoriteiten de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen,
vragen om hen alle relevante informatie te verstrekken. Ook kunnen de
douaneautoriteiten de houder van het besluit informatie verstrekken over het
feitelijke of vermoedelijke aantal artikelen, de aard daarvan, en in voorkomend
geval afbeeldingen. 3. Alvorens te besluiten over de
schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen, stellen de
douaneautoriteiten de aangever of, wanneer de goederen zullen worden
vastgehouden, de houder van de goederen in kennis van hun voornemen. De
aangever of de houder van de goederen wordt in de gelegenheid gesteld om binnen
drie werkdagen nadat deze kennisgeving hem is gedaan, zijn standpunt kenbaar te
maken. 4. Binnen één werkdag na de
vaststelling van hun besluit stellen de douaneautoriteiten de houder van het
besluit waarbij het verzoek is toegewezen, en de aangever of de houder van de
goederen in kennis van hun besluit tot schorsing van de vrijgave of tot
vasthouding van de goederen. De kennisgeving aan de aangever of de houder van
de goederen bevat informatie over de juridische gevolgen krachtens
artikel 20 wat betreft andere dan nagemaakte of door piraterij verkregen
goederen en krachtens artikel 23 wat betreft nagemaakte of door piraterij
verkregen goederen. 5. De douaneautoriteiten stellen
de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, en de aangever of
de houder van de goederen in kennis van de feitelijke of geschatte hoeveelheid,
de feitelijke of vermoedelijke aard en in voorkomend geval afbeeldingen van de
goederen waarvan de vrijgave is geschorst of die worden vastgehouden. 6. Wanneer meerdere personen als
houder van de goederen worden beschouwd, zijn de douaneautoriteiten niet
verplicht om kennis te geven aan meer dan een persoon. Artikel 17 Schorsing
van de vrijgave of vasthouding van goederen zonder toewijzing van een verzoek 1. Wanneer de douaneautoriteiten
tijdens een optreden in een van de in artikel 1, lid 1, bedoelde situaties
goederen aantreffen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een
intellectuele-eigendomsrecht, kunnen zij de vrijgave van deze goederen schorsen
of de goederen vasthouden voordat zij in kennis zijn gesteld van een besluit
tot toewijzing van een verzoek met betrekking tot die goederen. 2. Alvorens te besluiten over de
schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen, kunnen de
douaneautoriteiten, zonder enige andere informatie bekend te maken dan het
feitelijke of vermoedelijke aantal artikelen, de aard daarvan en in voorkomend
geval afbeeldingen, aan iedere persoon die gerechtigd is om een verzoek in te
dienen inzake de vermeende inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten, vragen
hen alle relevante informatie te verstrekken. 3. Alvorens te besluiten over de
schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen, stellen de
douaneautoriteiten de aangever of, wanneer de goederen zullen worden
vastgehouden, de houder van de goederen in kennis van hun voornemen. De
aangever of de houder van de goederen wordt in de gelegenheid gesteld om binnen
drie werkdagen nadat deze kennisgeving hem is gedaan, zijn standpunt kenbaar te
maken. 4. Binnen één werkdag na de
schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen stellen de
douaneautoriteiten iedere persoon die gerechtigd is een verzoek in te dienen
inzake de vermeende inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten, in kennis van de
schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen. 5. Onmiddellijk na de vervulling
van alle douaneformaliteiten geven de douaneautoriteiten de goederen vrij of
beëindigen zij de vasthouding ervan in de volgende gevallen: (a) wanneer zij binnen één werkdag na de
schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen geen enkele persoon
hebben kunnen identificeren die gerechtigd is een verzoek in te dienen inzake
de vermeende inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten; (b) wanneer zij geen verzoek hebben ontvangen
of afgewezen overeenkomstig artikel 6, lid 5. Binnen één werkdag na de vaststelling van hun
besluit stellen de douaneautoriteiten de aangever of de houder van de goederen
in kennis van hun besluit om de vrijgave van de goederen te schorsen of de
goederen vast te houden. 6. Dit artikel is niet van
toepassing op aan bederf onderhevige goederen. Artikel 18 Inspectie en monsterneming van goederen waarvan de vrijgave is
geschorst of die worden vastgehouden 1. De douaneautoriteiten stellen
de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, en de aangever of
de houder van de goederen in de gelegenheid tot inspectie van de goederen
waarvan de vrijgave is geschorst of die worden vastgehouden. 2. De douaneautoriteiten kunnen
monsters nemen en de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen,
op diens verzoek monsters verschaffen, uitsluitend met het oog op analyse en
het vergemakkelijken van het verdere verloop van de procedure in verband met
nagemaakte of door piraterij verkregen goederen. De analyse van deze monsters
wordt verricht onder volledige verantwoordelijkheid van de houder van het
besluit waarbij het verzoek is toegewezen. Wanneer de omstandigheden dat toestaan, worden
deze monsters geretourneerd zodra de technische analyse is voltooid en voordat
de goederen worden vrijgegeven of de vasthouding ervan wordt beëindigd. 3. De douaneautoriteiten stellen
de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, op diens verzoek
in kennis van de namen en adressen van de geadresseerde van de goederen, de
afzender, de aangever of de houder van de goederen, mits deze bekend zijn, de
douaneregeling en de oorsprong, herkomst en bestemming van de goederen waarvan
wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht. 4. Iedere lidstaat stelt de
voorwaarden vast waaronder de goederen tijdens de schorsing van de vrijgave of
de vasthouding worden opgeslagen, met inbegrip van bepalingen inzake de kosten. Artikel 19 Toegestaan
gebruik van bepaalde informatie door de houder van het besluit waarbij het
verzoek is toegewezen Wanneer de houder
van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, de in artikel 18, lid 3,
bedoelde informatie heeft ontvangen, mag hij die informatie uitsluitend voor de
volgende doeleinden gebruiken: (a) om een procedure in te leiden ter
vaststelling of inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt; (b) om vergoeding te vorderen van de
inbreukmaker of andere personen wanneer goederen overeenkomstig
artikel 20, lid 3, of artikel 23, lid 3, zijn vernietigd. Afdeling 2 Inleiding van procedures en vervroegde vrijgave van
goederen Artikel 20 Inleiding
van procedures 1. Wanneer van andere dan onder
de artikelen 23 en 24 vallende goederen wordt vermoed dat zij inbreuk maken op
een intellectuele-eigendomsrecht, leidt de houder van het besluit waarbij het
verzoek is toegewezen, binnen tien werkdagen nadat hem het besluit tot
schorsing van de vrijgave van de goederen of de vasthouding ervan is
toegezonden, een procedure in ter vaststelling of inbreuk op een
intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt. In het geval van aan bederf onderhevige goederen
waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht,
is de in de eerste alinea bedoelde termijn voor het inleiden van een procedure
drie werkdagen na toezending van het besluit tot schorsing van de vrijgave of
vasthouding van de goederen. 2. Zodra alle
douaneformaliteiten zijn vervuld, geven de douaneautoriteiten de goederen
onmiddellijk vrij of beëindigen zij de vasthouding ervan wanneer zij niet
binnen de in lid 1 genoemde termijn door de houder van het besluit waarbij
het verzoek is toegewezen, in kennis zijn gesteld van een van de volgende
feiten: (a) de inleiding van een procedure ter
vaststelling of inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt; (b) een schriftelijke overeenkomst tussen de
houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, en de houder van de
goederen om de goederen voor vernietiging af te staan. 3. In het geval van een in lid
2, onder b), bedoelde overeenkomst om de goederen voor vernietiging af te
staan, wordt de vernietiging onder douanetoezicht uitgevoerd op kosten en onder
verantwoordelijkheid van de houder van het besluit waarbij het verzoek is
toegewezen, tenzij anders is bepaald in de wetgeving van de lidstaat waar de
goederen worden vernietigd. 4. De douaneautoriteiten kunnen
in passende gevallen, op verzoek van de houder van het besluit waarbij het
verzoek is toegewezen, de in lid 1, eerste alinea, bedoelde termijn verlengen
met maximaal tien werkdagen. In het geval van aan bederf onderhevige goederen
wordt de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn niet verlengd. Artikel 21 Vervroegde
vrijgave van goederen 1. Wanneer de douaneautoriteiten
in kennis zijn gesteld van de inleiding van een procedure ter vaststelling of
inbreuk is gemaakt op een recht inzake tekeningen of modellen, een octrooi, een
gebruiksmodel of een kwekersrecht, en de in artikel 20 bepaalde periode is
verstreken, kan de aangever of de houder van de goederen de douaneautoriteiten
verzoeken om de goederen vrij te geven of de vasthouding ervan te beëindigen. De douaneautoriteiten geven de goederen vrij of
beëindigen de vasthouding ervan uitsluitend wanneer aan alle volgende
voorwaarden is voldaan: (a) de aangever of de houder van de goederen
heeft een zekerheid gesteld; (b) de autoriteit die bevoegd is om vast te
stellen of inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt, heeft geen
toestemming gegeven tot het nemen van conservatoire maatregelen; (c) alle douaneformaliteiten zijn vervuld. 2. De in lid 1, onder a),
bedoelde zekerheid wordt gesteld door de aangever of de houder van de goederen
binnen tien werkdagen na de datum waarop de douaneautoriteiten het in
lid 1 bedoelde verzoek hebben ontvangen. 3. De douaneautoriteiten stellen
de zekerheid vast op een voldoende hoog niveau om de belangen van de houder van
het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, te beschermen. 4. De zekerheidstelling laat de
andere rechtsmiddelen die kunnen worden ingezet door de houder van het besluit
waarbij het verzoek is toegewezen, onverlet. Artikel 22 Verboden
douanebestemming en gebruik van voor vernietiging afgestane goederen 1. Voor vernietiging afgestane
goederen krachtens de artikelen 20, 23 of 24 mogen niet: (a) in het vrije verkeer worden gebracht; (b) buiten het douanegebied van de Unie
worden gebracht; (c) worden uitgevoerd; (d) worden wederuitgevoerd; (e) onder een schorsingsregeling worden
geplaatst; (f) in een vrije zone of een vrij entrepot
worden opgeslagen. 2. De douaneautoriteiten kunnen
toestaan dat de in lid 1 bedoelde goederen onder douanetoezicht worden vervoerd
tussen verschillende plaatsen binnen het douanegebied van de Unie met het oog
op de vernietiging ervan onder douanecontrole. Afdeling 3 Nagemaakte of door piraterij verkregen goederen Artikel 23 Vernietiging
en inleiding van procedures 1. Goederen waarvan wordt
vermoed dat ze nagemaakt of door piraterij verkregen zijn, kunnen onder
douanecontrole worden vernietigd zonder dat moet worden vastgesteld of er
inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt krachtens de wetgeving
van de lidstaat waar de goederen zijn aangetroffen, wanneer aan alle volgende
voorwaarden is voldaan: (a)
de houder van het besluit waarbij het verzoek is
toegewezen, heeft de douaneautoriteiten binnen tien werkdagen of, in het geval
van aan bederf onderhevige goederen, binnen drie werkdagen nadat hem het
besluit tot schorsing van de vrijgave van de goederen of tot vasthouding ervan
is toegezonden, schriftelijk in kennis gesteld van zijn instemming met de
vernietiging van de goederen; (b)
de aangever of de houder van de goederen heeft de
douaneautoriteiten binnen tien werkdagen of, in het geval van aan bederf
onderhevige goederen, binnen drie werkdagen nadat hem het besluit tot schorsing
van de vrijgave van de goederen of tot vasthouding ervan is toegezonden,
schriftelijk in kennis gesteld van zijn instemming met de vernietiging van de
goederen. 2. Wanneer de aangever of de
houder van de goederen zijn instemming met vernietiging binnen de in lid 1,
onder b), bedoelde termijnen niet heeft bevestigd noch de douaneautoriteiten
die tot schorsing van de vrijgave van de goederen of tot vasthouding ervan hebben
besloten, in kennis heeft gesteld van zijn bezwaar tegen vernietiging van de
goederen, kunnen de douaneautoriteiten oordelen dat de aangever of de houder
van de goederen met de vernietiging instemt. De douaneautoriteiten stellen de houder van het
besluit waarbij het verzoek is toegewezen, dienovereenkomstig in kennis. Wanneer de aangever of de houder van de goederen
bezwaar maakt tegen de vernietiging van de goederen, stellen de
douaneautoriteiten de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen,
in kennis van een dergelijk bezwaar. 3. De vernietiging wordt onder
douanecontrole uitgevoerd op kosten en onder verantwoordelijkheid van de houder
van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, tenzij anders is bepaald in
de wetgeving van de lidstaat waar de goederen worden vernietigd. Voorafgaand
aan de vernietiging kunnen monsters worden genomen. 4. Wanneer er geen sprake is van
instemming met de vernietiging, leidt de houder van het besluit waarbij het
verzoek is toegewezen, binnen tien werkdagen of, in het geval van aan bederf
onderhevige goederen, binnen drie werkdagen nadat hem het besluit tot schorsing
van de vrijgave van de goederen of tot vasthouding ervan is toegezonden, een
procedure in ter vaststelling of inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is
gemaakt. De douaneautoriteiten kunnen in passende gevallen,
op verzoek van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, de
in de eerste alinea bedoelde termijnen verlengen met maximaal tien werkdagen. In het geval van aan bederf onderhevige goederen
worden die termijnen niet verlengd. 5. Zodra alle
douaneformaliteiten zijn vervuld, geven de douaneautoriteiten de goederen
onmiddellijk vrij of beëindigen zij de vasthouding ervan wanneer zij niet door
de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, in kennis zijn
gesteld van een van de volgende feiten: (a)
diens instemming met de vernietiging binnen de in
lid 1, onder a) bedoelde termijnen; (b)
de inleiding van een procedure ter vaststelling of
inbreuk is gemaakt op een intellectuele-eigendomsrecht binnen de in lid 4
bedoelde termijn. Artikel 24 Specifieke
procedure voor de vernietiging van goederen in kleine zendingen 1. Dit artikel heeft betrekking
op goederen waarbij aan alle volgende voorwaarden is voldaan: (a)
goederen waarvan wordt vermoed dat ze nagemaakte of
door piraterij verkregen goederen zijn; (b)
goederen die niet aan bederf onderhevig zijn; (c)
goederen die voorwerp zijn van een besluit tot
toewijzing van een verzoek; (d)
goederen die in kleine zendingen worden vervoerd. 2. Artikel 16, leden 3, 4, en 5,
evenals artikel 18, lid 2, zijn niet van toepassing. 3. Binnen één werkdag na
de vaststelling van het besluit om de vrijgave van de goederen te schorsen of
de goederen vast te houden, stellen de douaneautoriteiten de aangever of de houder
van de goederen in kennis van het volgende: (a) het voornemen van de douaneautoriteiten
om de goederen te vernietigen; (b) de rechten van de aangever of de houder
van de goederen krachtens de leden 4 en 5. 4. De aangever of de houder van
de goederen wordt in de gelegenheid gesteld om binnen twintig werkdagen nadat
hem het besluit tot schorsing van de vrijgave van de goederen of tot
vasthouding ervan is toegezonden, zijn standpunt kenbaar te maken. 5. De betrokken goederen
kunnen worden vernietigd wanneer, binnen twintig werkdagen na toezending van
het besluit tot schorsing van de vrijgave van de goederen of tot vasthouding
ervan, de aangever of de houder van de goederen de douaneautoriteiten zijn
instemming met de vernietiging heeft bevestigd. 6. Wanneer de aangever of de
houder van de goederen zijn instemming met de vernietiging binnen de in lid 5
bedoelde termijn niet heeft bevestigd noch het douanekantoor dat tot schorsing
van de vrijgave van de goederen of tot vasthouding ervan heeft besloten, in kennis
heeft gesteld van zijn bezwaar tegen de vernietiging van de goederen, kunnen de
douaneautoriteiten oordelen dat de aangever of de houder van de goederen met de
vernietiging instemt. 7. De vernietiging wordt onder
douanecontrole en op kosten van de douaneautoriteiten uitgevoerd. 8. Wanneer de aangever of de
houder van de goederen bezwaar maakt tegen de vernietiging van de goederen,
stellen de douaneautoriteiten de houder van het besluit waarbij het verzoek is
toegewezen, in kennis van een dergelijk bezwaar en van het aantal artikelen, de
aard daarvan en in voorkomend geval afbeeldingen. 9. Zodra alle
douaneformaliteiten zijn vervuld, geven de douaneautoriteiten de goederen
onmiddellijk vrij of beëindigen zij de vasthouding ervan wanneer zij niet
binnen tien werkdagen na toezending van de in lid 8 bedoelde informatie
door de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, in kennis
zijn gesteld van de inleiding van een procedure ter vaststelling of inbreuk op
een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt. 10. De Commissie wordt voor de
toepassing van dit artikel gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te
stellen overeenkomstig artikel 30 wat betreft de drempelwaarden voor
kleine zendingen. HOOFDSTUK IV AANSPRAKELIJKHEID, KOSTEN EN BOETES Artikel 25 Aansprakelijkheid
van de douaneautoriteiten Onverminderd de
toepasselijke wetgeving van de lidstaten geeft het besluit tot toewijzing van
een verzoek de houder ervan geen recht op compensatie in het geval dat de
goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een
intellectuele-eigendomsrecht, niet door een douanekantoor worden ontdekt en
worden vrijgegeven of dat er geen maatregelen worden genomen om deze goederen
vast te houden. Artikel 26 Aansprakelijkheid
van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen Wanneer een
krachtens deze verordening naar behoren ingeleide procedure niet wordt
voortgezet ingevolge een handeling of verzuim van de houder van het besluit
waarbij het verzoek is toegewezen, of wanneer achteraf wordt vastgesteld dat de
betrokken goederen geen inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, is
de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, aansprakelijk
jegens de personen die zijn betrokken in een situatie als bedoeld in artikel 1,
lid 1, overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar de goederen zijn
aangetroffen. Artikel 27 Kosten 1. De houder van het besluit
waarbij het verzoek is toegewezen, dient op verzoek van de douaneautoriteiten
alle door de douane gemaakte kosten te vergoeden voor het bewaren van de
goederen onder douanetoezicht overeenkomstig de artikelen 16 en 17 en
voor het vernietigen van de goederen overeenkomstig de artikelen 20 en 23. 2. Dit artikel laat het recht
van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, om compensatie
te vorderen van de inbreukmaker of andere personen overeenkomstig de wetgeving
van de lidstaten waar de goederen zijn aangetroffen, onverlet. 3. De houder van een besluit tot
toewijzing van een EU-verzoek draagt zorg voor en betaalt alle noodzakelijke
vertalingen voor de douaneautoriteiten die moeten optreden met betrekking tot
de goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een
intellectuele-eigendomsrecht. Artikel 28 Administratieve
sancties De lidstaten stellen de voorschriften inzake
administratieve sancties voor schending van de bepalingen van deze verordening
vast en nemen alle benodigde maatregelen voor de tenuitvoerlegging ervan. De
vastgestelde administratieve sancties dienen doeltreffend, evenredig en
afschrikkend te zijn. De lidstaten delen de Commissie uiterlijk zes
maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening de desbetreffende
bepalingen mee en stellen haar onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen
die van invloed zijn op deze bepalingen. HOOFDSTUK V COMITÉ, DELEGATIE EN SLOTBEPALINGEN Artikel 29 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan
door het Comité douanewetboek, dat is ingesteld bij de artikelen 247 bis
en 248 bis van Verordening (EG) nr. 2913/92 van de Raad. Het betreft een
comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Artikel 30 Uitoefening
van de delegatie 1. De bevoegdheid tot
vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder
de in dit artikel gestelde voorwaarden. 2. De in artikel 24, lid 10,
bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt verleend voor onbepaalde duur vanaf de
datum van inwerkingtreding van deze verordening. 3. De in artikel 24, lid 10, bedoelde
bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad
worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in
dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit treedt in werking op de dag na
die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie
of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de
geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Wanneer de Commissie een
gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad
daarvan gelijktijdig in kennis. 5. Een krachtens artikel 24, lid
10, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch het
Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum
van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als
zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van
deze termijn heeft meegedeeld geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt
met twee maanden verlengd op initiatief van het Europees Parlement of de Raad. Artikel 31 Uitwisseling
van gegevens over besluiten inzake verzoeken om optreden tussen de lidstaten en
de Commissie 1. De bevoegde douanediensten
stellen de Commissie in kennis van het onderstaande: (a) verzoeken om optreden, met inbegrip van
eventuele foto's, afbeeldingen of brochures; (b) besluiten tot toewijzing van een verzoek; (c) besluiten waarbij de termijn waarbinnen
de douaneautoriteiten dienen op te treden, wordt verlengd of besluiten waarbij
een besluit tot toewijzing van een verzoek wordt ingetrokken of gewijzigd; (d) schorsingen van besluiten tot toewijzing
van een verzoek. 2. Onverminderd de bepalingen
van artikel 24, onder g), van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad
stellen de douaneautoriteiten, wanneer de vrijgave van goederen wordt geschorst
of goederen worden vastgehouden, de Commissie in kennis van alle relevante
informatie, met inbegrip van bijzonderheden over de goederen, het
intellectuele-eigendomsrecht, de procedures en het vervoer. 3. Alle in de leden 1 en 2
bedoelde informatie wordt opgeslagen in een centrale gegevensbank van de
Commissie. 4. De Commissie stelt de in de
leden 1 en 2 bedoelde relevante informatie in elektronische vorm ter beschikking
van de douaneautoriteiten van de lidstaten Artikel 32 Bepalingen
inzake gegevensbescherming 1. De verwerking van
persoonsgegevens in de centrale gegevensbank van de Commissie geschiedt in
overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001[26] en onder
het toezicht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. 2. De verwerking van
persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten geschiedt in
overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG[27] en onder het toezicht van de in artikel 28
van die richtlijn bedoelde onafhankelijke toezichthoudende autoriteit van die
lidstaat. Artikel 33 Termijnen,
data en aanvangs- en vervaltijden De in Verordening
(EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad[28] vastgestelde voorschriften inzake
termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden zijn van toepassing. Artikel 34 Wederzijdse
administratieve bijstand De bepalingen van
Verordening (EG) nr. 515/97 zijn van toepassing. Artikel 35 Intrekking Verordening (EG)
nr. 1383/2003 wordt ingetrokken met ingang van XX-XX-20XX. Verwijzingen naar
de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige
verordening. Artikel 36 Overgangsbepalingen Toegewezen
verzoeken om optreden krachtens Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad
blijven geldig tijdens de in het besluit tot toewijzing van het verzoek
gespecificeerde termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden,
en worden niet verlengd. Artikel 37 Inwerkingtreding
en toepassing Deze verordening
treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie. Artikel 24, leden
1 tot 9, is evenwel met ingang van XX.XX.20XX van toepassing. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De
voorzitter De voorzitter [1] Mededeling
van de Commissie "Europa 2020 - Een strategie voor slimme, duurzame en
inclusieve groei" (COM(2010) 2020 van 3.3.2010). [2] Mededeling
van de Commissie van 13 april 2011: Akte voor de interne markt (COM(2011) 206
definitief. [3] Resolutie
van de Raad van 25 september 2008 betreffende een algemeen Europees plan ter
bestrijding van namaak en piraterij (PB C 253 van 4.10.2008, blz. 1). [4] Resolutie
van de Raad van 16 maart 2009 over het EU-douaneactieplan tegen inbreuken op
intellectuele-eigendomsrechten (IER) voor de jaren 2009-2012 (PB C 71 van 25.3.2009,
blz. 1). [5] Mededeling
van de Commissie van 11 november 2010: "Naar een Single Market Act"
(COM(2010) 608 definitief/2. [6] PB C […] van […], blz. […]. [7] PB C 253 van 4.10.2008, blz. 1. [8] PB L 196 van 2.8.2003, blz. 7. [9] PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. [10] PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. [11] Resolutie 2008/2133/INI. [12] PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1. [13] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. [14] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1. [15] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [16] PB L 152 van 16.6.2009, blz. 1. [17] PB L 198 van 8.8.1996, blz. 30. [18] PB L 227 van 1.9.1994, blz. 1. [19] PB L 78 van 24.3.2009, blz. 1. [20] PB L 3 van 5.1.2002, blz. 1. [21] PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. [22] PB L 148 van 6.6.2008, blz. 1. [23] PB L 149 van 14.6.1991, blz. 1. [24] PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16. [25] PB L 199 van 31.7.2007, blz. 40. [26] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1. [27] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. [28] PB L 124
van 8.6.1971, blz. 1.