EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007DC0003

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Verslag 2005 over PHARE, de pretoetredingsinstrumenten en de overgangsfaciliteit {SEC(2007) 11}

/* COM/2007/0003 def. */

52007DC0003

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT VERSLAG 2005 OVER PHARE, DE PRETOETREDINGSINSTRUMENTEN EN DE OVERGANGSFACILITEIT {SEC(2007) 11}


Nl

Brussel, 12.1.2007

COM(2007) 3 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

EN HET EUROPEES PARLEMENT

VERSLAG 2005 OVER PHARE, DE PRETOETREDINGSINSTRUMENTEN EN DE OVERGANGSFACILITEIT

{SEC(2007) 11}

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

EN HET EUROPEES PARLEMENT

VERSLAG 2005 OVER PHARE, DE PRETOETREDINGSINSTRUMENTEN EN DE OVERGANGSFACILITEIT

Inleiding

Samen met twee andere instrumenten die worden gefinancierd door de Europese Gemeenschappen, namelijk Ispa (het pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid) en Sapard (het speciale toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling), heeft het Phare-programma tot doel de kandidaat-lidstaten en de toetredingslanden te ondersteunen bij hun voorbereidingen op de toetreding tot de Europese Unie. Na de toetreding van tien nieuwe lidstaten kwamen alleen Bulgarije en Roemenië in 2005 nog in aanmerking voor steun in het kader van de drie instrumenten voor pretoetredingssteun en na de Europese Raad van juni 2004 werd ook een pretoetredingsstrategie voor Kroatië opgesteld. De verschillende verordeningen werden hieraan aangepast en er werden al in 2005 kredieten toegewezen voor de begrotingslijnen voor Phare en Ispa en vanaf 2006 ook voor Sapard. Turkije heeft verder steun ontvangen via zijn eigen pretoetredingsinstrument.

De pretoetredingssteun van Phare strekt ertoe de kandidaat-lidstaten en de toetredingslanden te ondersteunen bij hun inspanningen om hun openbaar bestuur en overheidsinstellingen te versterken zodat deze effectief kunnen functioneren binnen de Europese Unie, de aanpassing van nationale wetgevingen aan het Gemeenschapsrecht te bevorderen, de behoefte aan overgangsperioden te verminderen en de economische en sociale samenhang te bevorderen.

De programmering geschiedde op basis van de Phare-richtsnoeren, die in 2004 werden herzien met als doel de verordening inzake grensoverschrijdende samenwerking verder op Interreg af te stemmen, de nodige regelingen te treffen voor de vereiste uniforme aanpak op het gebied van nucleaire veiligheid en meer aandacht te besteden aan de overgang naar het uitgebreid gedecentraliseerd uitvoeringssysteem (EDIS). De programmering en de tenuitvoerlegging van de pretoetredingssteun voor Turkije was zowel wat procedures als inhoud betreft grotendeels gelijk aan die van Phare. Als voorbereiding op het gedecentraliseerde programmabeheer in het kader van de structuurfondsen heeft de Europese Commissie de steun aan Bulgarije en Roemenië verder versterkt zodat meer beheers- en uitvoeringstaken van de Phare-programma’s aan de nationale autoriteiten kunnen worden toevertrouwd.

Dit verslag bevat ook informatie over de overgangsfaciliteit voor nieuwe lidstaten, die is ingesteld om verdere steun te kunnen verlenen voor institutionele opbouw teneinde de institutionele en bestuurlijke capaciteit ter uitvoering van het acquis communautaire te versterken en te consolideren. De programmering is gebaseerd op de behoeften die in het uitgebreid monitoringverslag van de Commissie (november 2003) in kaart zijn gebracht.

1. Terugblik op het jaar 2005

1.1. Belangrijkste ontwikkelingen in het uitbreidingsproces

In 2005 werd het toetredingsverdrag met Bulgarije en Roemenië ondertekend en legde de EU de grondslag voor toekomstige uitbreidingen. Er werden toetredingsonderhandelingen geopend met Turkije en Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië kreeg de status van kandidaat-lidstaat en de betrekkingen met de andere landen op de Westelijke Balkan werden versterkt.

Op 25 april 2005 werd het toetredingsverdrag voor Bulgarije en Roemenië ondertekend en het ratificatieproces is datzelfde jaar begonnen. De Commissie publiceerde in oktober 2005 uitgebreide voortgangsverslagen over Bulgarije en Roemenië, waarin hun voorbereidingen op toetreding gedurende het hele jaar nauwlettend werden geëvalueerd.

In november 2005 presenteerde de Commissie een strategienota over de uitbreiding, gebaseerd op drie beginselen: consolidatie van bestaande verbintenissen, toepassing van eerlijke en strenge voorwaarden en betere communicatie. De Commissie stelde een toetredingsstrategie voor Turkije en Kroatië voor en beschreef de stappen die noodzakelijk zijn om het Europese perspectief van de Westelijke Balkan vorm te geven.

Op 3 oktober 2005 opende de EU toetredingsonderhandelingen met Turkije en Kroatië. In oktober 2005 begon de doorlichting van het acquis communautaire met vertegenwoordigers van beide landen. De Commissie bleef toezien op het toetredingsproces van de twee landen en presenteerde in november 2005 voor beiden voortgangsverslagen en herziene toetredingspartnerschappen. Daarnaast heeft de Commissie de op 1 februari 2005 in werking getreden stabilisatie- en associatieovereenkomst met Kroatië ten uitvoer gelegd, evenals de associatieovereenkomst met Turkije.

In november 2005 stelde de Commissie haar advies vast over de lidmaatschapsaanvraag van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. De Europese Raad kende het land in december de status van kandidaat-lidstaat toe, overeenkomstig de aanbeveling van de Commissie. Met de hervormingen in Albanië werd de weg vrijgemaakt voor de sluiting van een stabilisatie- en associatieovereenkomst. In oktober 2005 werden onderhandelingen over een stabilisatie- en associatieovereenkomst met Servië en Montenegro geopend, en in november met Bosnië en Herzegovina. Over de drie laatstgenoemde landen werden in november 2005 voortgangsverslagen gepubliceerd. Met betrekking tot Kosovo hechtte de Commissie in april haar goedkeuring aan de mededeling “Een Europese toekomst voor Kosovo” en publiceerde zij in november een voortgangsverslag.

De Raad bereikte geen overeenstemming over de steun- en handelsvoorstellen voor de Turks-Cypriotische gemeenschap die de Commissie in 2004 had gedaan. Eind 2005 moest voor 120 miljoen euro aan vastleggingskredieten worden geannuleerd. De Raad keurde het voorstel van de Commissie ter verbetering van de zogenaamde groenelijnverordening goed. Dankzij deze aanpassingen wordt het verkeer van personen en goederen over de groene lijn gemakkelijker, wat bijdraagt tot de integratie van het eiland.

1.2. Belangrijkste conclusies van de Europese Raden

Europese Raad van Brussel van 16 en 17 juni 2005:

“De Europese Raad bevestigt zijn streven naar integrale uitvoering van de agenda van Thessaloniki, waarin onderstreept wordt dat de toekomst van de Westelijke Balkan in de Europese Unie ligt. Hij herhaalt dat de vorderingen van elk land op de weg naar Europese integratie, met inachtneming van de evolutie van het acquis, afhankelijk zijn van zijn eigen inspanningen om te voldoen aan de criteria van Kopenhagen en de voorwaarden van het stabilisatie- en associatieproces. Voorts blijven in dit proces regionale samenwerking en goed nabuurschap wezenlijke bestanddelen van het EU-beleid.

De Europese Raad moedigt de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aan haar inspanningen op te voeren in het vooruitzicht van het advies dat door de Commissie zal worden uitgebracht over haar verzoek om toetreding tot de EU. Hij is ingenomen met de wezenlijke inspanningen die door Servië en Montenegro zijn geleverd, moedigt het land aan ze te intensiveren en bevestigt dat de Europese Unie graag zo spoedig mogelijk een aanvang wil maken met de onderhandelingen over de sluiting van een stabilisatie- en associatieovereenkomst. Hij herhaalt dat hij vastbesloten is hetzelfde met Bosnië en Herzegovina te doen, zodra aan de voorwaarden daartoe zal zijn voldaan. De Europese Raad onderstreept tevens het belang van vrije en democratische, aan de internationale normen beantwoordende verkiezingen in Albanië, ook in de regio’s waar minderheden leven, zulks in de context van de toenadering van dit land tot de EU.

Aan de vooravond van de tiende jaarlijkse herdenking van het bloedbad van Srebrenica beklemtoont de Europese Raad dat volledige en onbeperkte samenwerking met het ICTY een essentiële voorwaarde voor hun verdere toenadering tot de EU blijft. Hij gaat ervan uit dat deze samenwerking wordt voortgezet en versterkt totdat alle in staat van beschuldiging gestelde personen die zich aan de internationale rechtspleging blijven onttrekken voor het Tribunaal zullen zijn gebracht.”

De Europese Raad keurde een verklaring inzake Kosovo goed waarin herinnerd wordt aan de bijdrage van de Europese Unie aan de tenuitvoerlegging van resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad en waarin de partijen worden opgeroepen hun goede wil te tonen om tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen.

Europese Raad van Brussel van 15 en 16 december 2005:

“De Europese Raad betuigt zijn waardering voor het advies van de Commissie over het verzoek van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië om toetreding tot de Europese Unie. Hij is verheugd over de belangrijke vorderingen die de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft gemaakt om te voldoen aan de politieke criteria die de Europese Unie in 1993 in Kopenhagen heeft bepaald, en aan de eisen inzake het stabilisatie- en associatieproces die de Raad in 1997 heeft vastgesteld.

In het licht van de analyse van de Commissie besluit de Europese Raad aan de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië de status van kandidaat-lidstaat te verlenen, in het bijzonder rekening houdend met de aanzienlijke vorderingen die zijn gemaakt om het wetgevingskader in samenhang met het kaderakkoord van Ohrid te voltooien, en met de prestaties van het land op het gebied van de uitvoering van de stabilisatie- en associatieovereenkomst (met inbegrip van de handelsbepalingen ervan) sedert 2001.

De Europese Raad verklaart dat er verdere stappen moeten worden overwogen in het licht van de volgende elementen: het debat over de uitbreidingsstrategie overeenkomstig de conclusies van de Raad van 12 december 2005; het voldoen door de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aan de politieke criteria van Kopenhagen; de naleving van de eisen van het stabilisatie- en associatieproces en de daadwerkelijke uitvoering van de stabilisatie- en associatieovereenkomst; de aanzienlijke vooruitgang die nog moet worden geboekt om te voldoen aan de overige in het advies van de Commissie genoemde aspecten en criteria voor toetreding; en de uitvoering, op basis van specifieke benchmarks, van de prioriteiten van het Europese partnerschap. Er moet tevens rekening worden gehouden met het opnemingsvermogen van de Unie. De Europese Raad verzoekt de Commissie hem in voortgangsverslagen op de hoogte te houden van de ontwikkelingen.”

2. Programmering en tenuitvoerlegging van de programma’s: algemeen overzicht

2.1. Phare en pretoetredingssteun voor Turkije

Het totale bedrag van de vastleggingen beliep 1,17896 miljard euro, waarvan:

Nationale programma’s | € 921 miljoen |

Grensoverschrijdende samenwerking | € 80 miljoen |

Regionale en horizontale programma’s (incl. TAIEX) | € 84,75 miljoen |

Nucleaire veiligheid | € 6,31 miljoen |

Bulgarije – ontmanteling Kozloduy | € 50 miljoen |

Bulgarije/Roemenië aanvullende toewijzing (overstromingen) | € 36,9 miljoen |

Het bedrag van de nationale programma’s was als volgt opgesplitst:

Bulgarije | € 174,9 miljoen |

Roemenië | € 396,9 miljoen |

Kroatië | € 71,5 miljoen |

Turkije | € 277,7 miljoen |

Voor nadere informatie over Phare in ieder land en de pretoetredingssteun voor Turkije wordt verwezen naar deel I (landenhoofdstuk) van de bijlage bij dit verslag.

2.2. Overgangsfaciliteit

De tien landen die voorheen pretoetredingssteun ontvingen uit Phare (of uit specifieke pretoetredingsfaciliteiten in het geval van Cyprus en Malta), konden in 2004 voor het eerst een beroep doen op een bijzondere overgangsfaciliteit voor institutionele opbouw, die tot doel heeft de toenmalige nieuwe lidstaten in staat te stellen hun institutionele en bestuurlijke capaciteit ter uitvoering van het acquis communautaire te versterken en te consolideren en aldus de met Phare op gang gebrachte initiatieven voor institutionele opbouw voort te zetten.

De overgangsfaciliteit is ingesteld bij artikel 34 van de Toetredingsakte als een tijdelijk financieringsinstrument voor de periode na de toetreding. De programmering is gebaseerd op de behoeften die in het uitgebreid monitoringverslag van de Commissie (november 2003) in kaart zijn gebracht. In het artikel is een niet-limitatieve lijst opgenomen van acquis op cruciale terreinen waar nog lacunes kunnen bestaan, maar wordt ook ieder gebied dat in aanmerking komt voor financiering uit de structuurfondsen, van de faciliteit uitgesloten. Om de continuïteit met de Phare-steun voor institutionele opbouw te garanderen, is een gedeelte van iedere jaarlijkse vastlegging voor de overgangsfaciliteit aan bepaalde programma’s met meerdere begunstigden toegewezen.

Het totale bedrag van de vastleggingen beliep 128,1 miljoen euro, waarvan:

Nationale programma’s | € 116,6 miljoen |

Meerlanden- en horizontale programma’s | € 11,5 miljoen |

Het bedrag van de nationale programma’s was als volgt opgesplitst:

Cyprus | € 6,4 miljoen |

Tsjechië | € 11,8 miljoen |

Estland | € 5.6 miljoen |

Hongarije | € 10,8 miljoen |

Malta | € 5,9 miljoen |

Letland | € 8,8 miljoen |

Litouwen | € 9,3 miljoen |

Polen | € 42,9 miljoen |

Slovenië | € 5,1 miljoen |

Slowakije | € 10,0 miljoen |

2.3. Op weg naar het uitgebreid gedecentraliseerd uitvoeringssysteem (EDIS)

De Commissie wil de landen die Phare-steun ontvangen in staat stellen deze middelen te beheren volgens het uitgebreid gedecentraliseerd uitvoeringssysteem (EDIS) zodat vóór de toetreding voldoende praktische ervaring is opgedaan met het beheer van een volledig gedecentraliseerd systeem en de landen voorbereid zijn op het efficiënt beheren van de structuurfondsen op het moment van toetreding (volgens gedeeld beheer).

Wanneer kan worden aangetoond dat er voldoende middelen, structuren en systemen bestaan om de communautaire steun effectief en binnen de gestelde termijnen te beheren, hecht de Commissie haar goedkeuring aan de uitvoeringagentschappen voor Phare in het kader van EDIS (op basis van volledige decentralisatie).

Alle nieuwe lidstaten waren aan het eind van het eerste kwartaal van 2005 officieel goedgekeurd wat betreft EDIS, waardoor de Commissie de controle vooraf op aanbestedings- en contractprocedures voor de lopende Phare-programma’s kon afschaffen. De Commissie ziet nauwlettend toe op de situatie met betrekking tot alle vraagstukken op het gebied van beheer en controle die naar voren kwamen tijdens de audits van de Commissie in 2003 en 2004.

De Phare-steun voor Bulgarije en Roemenië wordt nog steeds uitgevoerd via een gedeeltelijk gedecentraliseerd systeem (DIS), waarbij de nationale autoriteiten als aanbestedende diensten verantwoordelijk zijn voor alle taken op het gebied van uitvoering en betaling, terwijl de delegatie van de Europese Commissie elke aanbesteding en elk contract systematisch vooraf controleert. De nationale autoriteiten in beide landen erkennen echter dat zij moeten zorgen voor solide systemen voor het beheren en controleren van de EU-middelen overal binnen de overheid en dat zij verdere vooruitgang moeten boeken met betrekking tot hun voorbereiding op EDIS.

• In Bulgarije zal na de succesvolle uitvoering van fase 3 (evaluatie van de naleving) in maart 2006 een aanvraag worden ingediend voor volwaardige EDIS-accreditatie. Deze accreditatie staat gepland voor eind 2006, maar zal waarschijnlijk in het eerste kwartaal van 2007 worden toegekend.

• De Roemeense autoriteiten dienden eind 2005 bij de Commissie een officiële aanvraag voor EDIS-accreditatie in (de controle ter plaatse door de auditdiensten van DG Uitbreiding vond plaats tijdens de tweede helft van maart 2006). De accreditatie zal naar verwachting eind 2006 worden toegekend.

In Kroatië zal Phare worden uitgevoerd onder gedecentraliseerd beheer (DIS). Op 25 mei 2005 diende Kroatië een verzoek in bij de Commissie ter goedkeuring van zijn DIS-systeem voor Phare. De auditdiensten van de Commissie (bij directoraat-generaal Uitbreiding) beoordeelden naar aanleiding van dat verzoek de capaciteit voor het beheer van nationale en sectorale programma’s en projecten, de procedures voor financiële controle en de structuren voor de overheidsfinanciën in Kroatië. Naar aanleiding van deze beoordeling besloot de Commissie in februari 2006 het beheer van Phare op gedeeltelijk gedecentraliseerde basis over te dragen aan de aangewezen Kroatische instantie binnen het ministerie van Financiën.

Turkije is in oktober 2003 overgeschakeld op DIS (gedecentraliseerd uitvoeringssysteem) en streeft ernaar in 2007 de stap naar EDIS te zetten.

2.4. Coördinatie van de communautaire pretoetredingssteun

· Sapard [1] (speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling) beoogt de kandidaat-lidstaten te ondersteunen bij het oplossen van de problemen die zich voordoen bij de structurele aanpassing van hun landbouwsectoren en plattelandsgebieden, en bij het uitvoeren van het acquis communautaire op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de daarmee samenhangende wetgeving. Voor nadere informatie over Sapard-activiteiten wordt verwezen naar het Sapard-jaarverslag. Ispa [2] (pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid) heeft hoofdzakelijk tot doel in de kandidaat-lidstaten een aanpassing aan de communautaire infrastructuurnormen te bewerkstelligen. Dit instrument financiert ook belangrijke milieu- en vervoersinfrastructuur.

· Voor nadere informatie over Ispa-activiteiten wordt verwezen naar het Ispa-jaarverslag. Het coördinatiecomité van de Commissie voor de drie pretoetredingsinstrumenten, dat op directieniveau is ingesteld, is in 2005 niet officieel bijeengekomen, hoewel enkele vergaderingen werden gehouden met het oog op met name de opzet van het nieuwe instrument voor pretoetredingssteun IPA en de onderdelen daarvan [3]. Op de vergadering van het Phare-beheerscomité van 19 mei 2005 heeft de Commissie de lidstaten een algemene nota over steunverlening voorgelegd, waarin zij verslag uitbracht over de coördinatie van de pretoetredingssteun in 2005 en de voor 2006 geplande steun. Met name werd informatie verstrekt over de jaarlijkse indicatieve financiële toewijzingen aan ieder land voor de drie instrumenten, de coördinatie met de EIB en de internationale financiële instellingen en de vooruitgang en de vooruitzichten in verband met het gedecentraliseerde beheer. In een afzonderlijk jaarverslag over de coördinatie van de pretoetredingssteun wordt nadere informatie verstrekt over de coördinatie van Phare, Ispa en Sapard.

3. Samenwerking met de EIB en de internationale financiële instellingen

De internationale financiële instellingen en de bilaterale donoren worden in de loop van de programmeringscyclus regelmatig door de Commissie geconsulteerd om vast te stellen op welke gebieden gezamenlijk kan worden opgetreden en te zorgen voor een complementaire aanpak van de pretoetredingsprioriteiten.

Om de samenwerking en de medefinanciering van projecten met de EIB en andere internationale financiële instellingen (IFI’s), zoals de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), de Wereldbank en de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa (CEB, in samenwerking met de Duitse Kreditanstalt für Wiederaufbau (KfW)) te regelen, hebben de Europese Commissie en de deelnemende IFI’s op 20 mei 2003 het gewijzigde memorandum van overeenstemming voor de uitbreidingslanden gesloten.

In Phare-verband zijn er slechts beperkte mogelijkheden voor medefinanciering met de IFI’s van investeringsprojecten in het kader van de nationale programma’s, doordat de tijdschema’s voor de programmeringsmechanismen van Phare en de mechanismen voor de toewijzing van leningen sterk verschillen. Er wordt echter nauw samengewerkt met de IFI’s om een solide en duurzaam kader op te zetten voor de financiering van leningen, wanneer dit een geschikter middel is dan financiering uit de fondsen. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat de twee financieringsmethoden elkaar aanvullen.

Voor de in het kader van Phare gefinancierde horizontale programma’s kwamen vóór 2005 tien Phare-landen in aanmerking. De met ingang van 2005 gestarte programma’s zijn gericht op slechts vier landen: Roemenië, Bulgarije, Kroatië en Turkije. Het technische karakter en de meerlandenaanpak van de opeenvolgende horizontale financieringsfaciliteiten vereisten zeer gespecialiseerde financiële instellingen, die veel ervaring hebben met internationale financiering en de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf en de gemeentelijke sector. De voorkeur werd gegeven aan financiële instellingen met de status van internationale publiekrechtelijke instellingen die de waarden van de EU delen, met name wat betreft de uitbreiding, en die vergelijkbare publieke beleidsdoelstellingen hebben, boven financiële instellingen uit de particuliere sector die commerciële investeringsvoorwaarden hanteren.

Het eerste faciliteitsprogramma werd in 1999 samen met de EBWO opgestart. In latere jaren kwamen daar de CEB, die het programma in samenwerking met de KfW uitvoert, en de EIB bij. Sinds 1999 zijn door de Commissie 23 faciliteitsprogramma’s gelanceerd.

– 14 financieringsfaciliteiten voor het midden- en kleinbedrijf, met in totaal 323 miljoen euro aan stimuleringsmaatregelen van de EU en 2,03925 miljard euro aan kredietlijnen van de IFI’s. Per eind februari 2006 was reeds 267 miljoen euro aan EU-stimuleringsmaatregelen voor projecten toegewezen.

– 9 financieringsfaciliteiten voor de gemeentelijke sector, met in totaal 100 miljoen euro aan stimuleringsmaatregelen van de EU en 500 miljoen euro aan leningen van de IFI’s. Per eind februari 2006 was reeds 37,5 miljoen euro aan EU-stimuleringsmaatregelen voor projecten toegewezen.

De financieringsfaciliteit voor het midden- en kleinbedrijf is een programma met meerdere begunstigden, dat bedoeld is om de capaciteit van financiële tussenpersonen (banken, leasebedrijven) in de begunstigde landen (nieuwe lidstaten en kandidaat-lidstaten) te versterken, zodat zij hun financieringsactiviteiten voor het midden- en kleinbedrijf kunnen uitbreiden en in stand houden.

De financieringsfaciliteit voor de gemeentelijke sector is vergelijkbaar met die voor het midden- en kleinbedrijf. Leningen en risicodelingsinstrumenten uit de middelen van de IFI’s worden gecombineerd met niet-terugvorderbare financiële stimuleringsmaatregelen voor plaatselijke financiële tussenpersonen. Het is ook de bedoeling dat een beperkt bedrag voor technische bijstand aan gemeenten door Phare zal worden gefinancierd om de vraagzijde van de gemeentelijke kredietmarkt te versterken.

De EIB en de Commissie hebben een faciliteit voor grensregio’s opgezet, zoals gevraagd door de Europese Raad van Nice en nader omschreven in de mededeling van de Commissie van 25 juli 2001 over grensregio’s. Deze faciliteit ondersteunt de aanleg van kleine gemeentelijke infrastructuur in grensregio’s ter bevordering van de integratie met de huidige EU-regio’s. Zij bestaat uit twee programma’s voor gemeentelijke infrastructuur, met in totaal 50 miljoen euro aan EU-stimuleringsmaatregelen en 250 miljoen euro aan leningen van de EIB. Dit programma wordt alleen met de EIB uitgevoerd in grensregio’s en bevindt zich nu in de implementatiefase.

4. Voortgangsbewaking en evaluatie

De voortgangsbewaking en evaluatie heeft in de eerste plaats tot doel de aanwending van de financiële steun die aan de begunstigde landen wordt verleend om de pretoetredingsdoelstellingen te verwezenlijken, te bewaken en te evalueren door na te gaan hoe goed het programma presteert en welke lessen eruit worden getrokken. Ten tweede wordt hiermee verantwoording afgelegd over de wijze waarop de pretoetredingsfondsen zijn gebruikt en over het rendement. Het derde doel bestaat erin de ontwikkeling van lokale bewakings- en evaluatiecapaciteit te ondersteunen om de betrokken landen beter in staat te stellen de pretoetredingssteun te beheren en te controleren.

4.1. Evaluatie vooraf

In 2005 werd de evaluatie vooraf van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) voorbereid, die in 2006 van start zal gaan en als grondslag zal dienen voor de voorbereiding van de meerjarige indicatieve programmeringsdocumenten van het IPA.

4.2. Bewaking en tussentijdse evaluatie

In 2005 verschenen op grond van de door de eenheid evaluatie van DG ELARG beheerde regelingen voor tussentijdse evaluaties voor Roemenië, Bulgarije en Turkije 34 landen-, sectorale, ad hoc- en thematische verslagen over Phare en andere maatregelen uit hoofde van financiële instrumenten voor pretoetredingssteun. Ook werd een eerste aanzet gegeven voor een regeling voor tussentijdse evaluaties voor Kroatië. Uit de tussentijdse evaluatieverslagen over de financiële steun in 2005 bleek dat de prestaties van Bulgarije, Roemenië en Turkije met betrekking tot de pretoetredingssteun tamelijk wisselend waren. Een flink aantal programma’s kreeg de kwalificatie “net voldoende”.

De resultaten en effecten wisselden in verschillende sectoren. Een positieve uitzondering is het terrein justitie en binnenlandse zaken, waar de meeste steun onmiddellijk tot resultaat leidde, maar het effect op de maatschappij in het algemeen was minder duidelijk. Ook op het gebied van de interne markt en de landbouw werden positieve resultaten gehaald. Daarentegen zijn de resultaten en het effect van de voorbereiding van de begunstigde landen op het beheer van de structuurfondsen in het algemeen beperkt.

De belangrijkste conclusie van de evaluatie van de Phare-steun aan de Roma-minderheden luidt dat dankzij Phare integratieprojecten voor de Rome konden worden gefinancierd, die bijgedragen hebben aan de instelling van een maatschappelijke dialoog en die tot eerste resultaten hebben geleid, met name op het gebied van de institutionele opbouw. Twinning is nog steeds een belangrijk instrument in het pretoetredingsproces.

4.3. Evaluatie achteraf

In 2005 ging de externe evaluatie achteraf van Phare-programma’s van start, bestaande uit nationale en grensoverschrijdende programma’s en programma’s met meerdere begunstigden. Deze evaluatie zal naar verwachting eind 2006 worden voltooid.

5. Overige activiteiten

De diensten van de Commissie hebben ook een reeks andere activiteiten opgezet om de kwaliteit van de programma’s voor het jaar 2005 te verbeteren en de ontwikkeling van lokale bewakings- en evaluatiecapaciteit te ondersteunen. De specifieke maatregelen worden beschreven in deel II.3 van de bijlage.

[1] Zie de website van DG Landbouw voor algemene informatie over Sapard.

[2] Zie de website van DG Regionaal beleid voor algemene informatie over Ispa.

[3] Tot de zes instrumenten voor buitenlands beleid die voor de periode van 2007–2013 zijn voorgesteld, behoort ook het nieuwe instrument voor pretoetredingssteun IPA. Het IPA staat op het grensvlak tussen externe bijstand en intern beleid. Het is bedoeld om de integratie in de Unie van de kandidaat-lidstaten (Turkije, Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië) en de potentiële kandidaat-lidstaten (Albanië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Servië met inbegrip van Kosovo op grond van resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad) te vergemakkelijken. Het IPA moet een op de toetreding gericht instrument zijn dat tegemoetkomt aan alle eisen die het toetredingsproces stelt, met name wat betreft prioriteiten, voortgangsbewaking en evaluatie. Het IPA komt in de plaats van de huidige pretoetredingsinstrumenten, dat wil zeggen: Phare, dat gericht is op ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het acquis door institutionele opbouw en daarmee samenhangende investeringen, investeringen in economische en sociale cohesie en grensoverschrijdende samenwerking; Ispa, dat voorbereidt op het cohesiefonds en betrekking heeft op milieu en vervoersinfrastructuur; Sapard, dat voorbereidt op de plattelandsontwikkelingsplannen en betrekking heeft op het gemeenschappelijk landbouwbeleid en plattelandsontwikkeling; pretoetreding Turkije, met hetzelfde doel als Phare; en Cards, dat betrekking heeft op de Westelijke Balkan.

--------------------------------------------------

Top