EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006DC0660

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Voortgangsverslag 2000 - 2005 over de tenuitvoerlegging van de interoperabiliteitsrichtlijnen (96/48/EG betreffende het hogesnelheidsspoorwegsysteem en 2001/16/EG betreffende het conventionele spoorwegsysteem) {SEC(2006) 1418}

/* COM/2006/0660 def. */

52006DC0660

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Voortgangsverslag 2000 - 2005 over de tenuitvoerlegging van de interoperabiliteitsrichtlijnen (96/48/EG betreffende het hogesnelheidsspoorwegsysteem en 2001/16/EG betreffende het conventionele spoorwegsysteem) {SEC(2006) 1418} /* COM/2006/0660 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 6.11.2006

COM(2006) 660 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Voortgangsverslag 2000 - 2005 over de tenuitvoerlegging van de interoperabiliteitsrichtlijnen (96/48/EG betreffende het hogesnelheidsspoorwegsysteem en 2001/16/EG betreffende het conventionele spoorwegsysteem) {SEC(2006) 1418}

Inhoudsopgave

1. Inleiding 3

2. Activiteiten in het kader van de richtlijnen 3

2.1. Comité 3

2.2. Representatieve gemeenschappelijke instantie en Europees Spoorwegbureau 4

2.3. Technicsche specificaties inzake interoperabiliteit (TSI's) 4

2.4. Kosten-batenanalyse 4

2.5. Dialoog met de betrokken partijen 4

2.6. Bij Richtlijn 2004/50 vastgestelde wijzigingen 5

2.7. Richtlijn 2004/49/EG betreffende de veiligheid en het Europees Spoorwegbureau 5

3. Omzetting van de richtlijnen 5

3.1. Richtlijn 96/48/EG betreffende het hogesnelheidsspoorwegsysteem 5

3.2. Richtlijn 2001/16/EG betreffende het conventionele spoorwegsysteem 6

4. Voortgang van de interoperabiliteit 6

4.1. Trans-Europese Netwerken 6

4.2. Interoperabiliteit van het trans-Europese spoorwegsysteem 6

4.3. Registers voor infrastructuur en rollend materieel 7

4.4. Niet-toepassing van de TSI's 7

4.5. Europees systeem voor beheer van het spoorverkeer (ERTMS) 8

4.6. Aangemelde instanties en hun activiteiten 8

4.7. Normalisatie 9

5. Conclusies en aanbevelingen 9

Bijlagen: Werkdocument van de Commissie met zes bijlagen met betrekking tot de inhoud van het verslag

1. INLEIDING

De rechtsgrond voor dit verslag wordt verschaft door artikel 24 van Richtlijn 96/48/EG, dat luidt als volgt:

"De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad om de twee jaar een verslag voor over de vorderingen die met de interoperabiliteit van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem zijn gemaakt."

Artikel 28 van Richtlijn 2001/16/EG bevat een vergelijkbaar voorschrift:

"De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad om de twee jaar een verslag voor over de vorderingen die met de interoperabiliteit van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem zijn gemaakt."

Dit verslag is bedoeld om in één keer aan deze verplichtingen te voldoen. Het geeft een beschrijving van de huidige stand van de interoperabiliteitsrichtlijnen en van de tenuitvoerlegging daarvan door de lidstaten, van de activiteiten die zijn ondernomen om aan de bepalingen van de richtlijnen te voldoen, van de voortgang van de interoperabiliteit en van de toekomstige relatie met het Europees Spoorwegbureau, dat in de loop van 2005 met zijn werkzaamheden is begonnen. De opstelling van dit verslag heeft zoveel tijd gekost omdat alle betrokken gegevens bij elkaar moesten worden gebracht en grondig in hun onderlinge samenhang moesten worden bestudeerd.

2. ACTIVITEITEN IN HET KADER VAN DE RICHTLIJNEN

Richtlijn 96/48/EG betreffende het hogesnelheidsspoorwegsysteem is in 1996 in werking getreden en moest tegen april 1999 in nationale wetgeving zijn omgezet.

Richtlijn 2001/16/EG betreffende het conventionele spoorwegsysteem is in 2001 in werking getreden en moest tegen april 2003 in nationale wetgeving zijn omgezet.

In de bijlagen 3 en 4 wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van de stand van de omzetting van deze richtlijnen in elke lidstaat.

De omvang van het trans-Europees spoorwegnet is aangegeven in Beschikking 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Eeuropees vervoersnet, die in 2004 bij Beschikking 884/2004/EG is gewijzigd.

2.1. Comité

Bij artikel 21 van Richtlijn 96/48/EG is een uit vertegenwoordigers van de lidstaten bestaand comité ingesteld. Het reglement van orde van dit comité, dat in oktober 1997 werd vastgesteld, is in april 2002 aangepast om de activiteiten van het comité uit te breiden met de uit Richtlijn 2001/16/EG voortvloeiende taken.

Ditzelfde comité treedt ook op krachtens artikel 27 van Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen. Door de uitbreiding van de bevoegdheden van dit comité tot het aspect veiligheid op het spoor wordt gezorgd voor een betere integratie van de eisen inzake veiligheid en interoperabiliteit. Op lange termijn kan dit uitmonden in één enkel pakket regels inzake interoperabiliteit en veiligheid, hetgeen in het belang is van het hele spoorwegsysteem.

2.2. Representatieve gemeenschappelijke instantie en Europees Spoorwegbureau

Eind 1996 was de Europese Associatie voor Spoorweginteroperabiliteit (AEIF) aangesteld als de representatieve gemeenschappelijke instantie waarin is voorzien bij Richtlijn 96/48/EG. Het Europees Spoorwegbureau neemt de rol van de AEIF over, en zal vanaf 2006 alle toekomstige TSI's opstellen. In februari 2006 heeft het Spoorwegbureau zijn eerste opdracht gekregen, namelijk de opstelling van de derde reeks TSI's krachtens de richtlijn betreffende het conventionele spoorwegsysteem.

2.3. Technicsche specificaties inzake interoperabiliteit (TSI's)

Krachtens Richtlijn 96/48/EG betreffende het hogesnelheidsspoorwegsysteem zijn vijf TSI's opgesteld die in mei 2002 van kracht zijn geworden, zoals beschreven in bijlage 2 bij dit verslag. Deze TSI's worden thans herzien; naar verwachting zal het definitieve ontwerp van de herziene teksten medio 2006 bij het comité in stemming worden gebracht en eind 2006 formeel door de Commissie worden aangenomen.

De eerste groep prioritaire TSI's in het kader van Richtlijn 2001/16/EG betreffende het conventionele spoorwegsysteem, die in 2005/2006 door de Commissie is aangenomen, wordt beschreven in bijlage 2 bij dit verslag. Tweede prioriteit hebben de door de AEIF opgestelde voorstellen voor de TSI's "veiligheid in spoorwegtunnels" en "personen met beperkte mobiliteit". De eerste ontwerpen zijn nu klaar en worden thans bestudeerd.

Bij de ontwikkeling van de TSI's met eerste en tweede prioriteit is een aantal gemeenschappelijke eisen voor het conventionele en het hogesnelheidsspoor aan de orde gekomen die losstaan van de snelheid waarmee op de lijn wordt gereden, onder andere op het gebied van lawaai, verkeersexploitatie en -beheer, veiligheid in spoorwegtunnels en personen met beperkte mobiliteit. In de toekomst zou het nuttig kunnen zijn de integratie van bepaalde TSI's die losstaan van de snelheid op het spoor te overwegen, waardoor de omvang van de regelgeving zou kunnen worden beperkt en spoorwegsystemen als integrale systemen zouden kunnen worden beschouwd, met de mogelijkheid de algehele kosten terug te dringen en de baten te vergroten.

2.4. Kosten-batenanalyse

Overeenkomstig artikel 6, lid 4, van de Richtlijnen 2001/16/EG en 96/48/EG moet voor elke TSI een kosten-batenanalyse worden opgesteld. De lidstaten moeten daaraan een bijdrage leveren door de benodigde gegevens te verstrekken. Deze bijdrage is van wezenlijk belang aangezien gedetailleerde informatie over de structuur en het functioneren van het spoorwegsysteem alleen op nationaal niveau beschikbaar is en deze informatie nodig is om het volledige effect van de TSI nauwkeurig te kunnen inschatten.

2.5. Dialoog met de betrokken partijen

Overeenkomstig artikel 6, lid 8, van beide interoperabiliteitsrichtlijnen, worden de sociale partners geraadpleegd bij de ontwikkeling van de TSI's. Dit is gebeurd voor alle TSI's betreffende het conventionele spoorwegsysteem en voor de herzieningen van de TSI's betreffende het hogesnelheidsspoorwegsysteem; deze raadpleging vond plaats in het kader van het bij Besluit 98/500/EG van de Commissie ingestelde comité voor de sociale dialoog. Ondanks initiële problemen bij het organiseren van de dialoog tussen de AEIF en de sociale partners, is uit ervaring gebleken dat het proces zich gunstig ontwikkelt en nuttige bijdragen levert, hetgeen de kwaliteit van de TSI's ten goede komt.

Op dezelfde wijze is bij de opstelling van TSI's rekening gehouden met de mening van de gebruikers via door de AEIF geregelde raadplegingen, zoals bepaald in artikel 6, lid 7, van beide richtlijnen.

2.6. Bij Richtlijn 2004/50 vastgestelde wijzigingen

In hun resolutie van mei 2000 hadden het Europees Parlement en de Raad er bij de Commissie op aangedrongen met voorstellen tot wijziging van Richtlijn 96/48/EG te komen om deze op één lijn te brengen met Richtlijn 2001/16/EG.

Naar aanleiding daarvan is in april 2004, als onderdeel van het tweede spoorwegpakket, Richtlijn 2004/50/EG aangenomen, waarbij zowel Richtlijn 96/48/EG als Richtlijn 2001/16/EG zijn aangepast. De lidstaten moeten deze richtlijn uiterlijk 1 mei 2006 in nationale wetgeving hebben omgezet. De belangrijkste bepalingen daarvan zijn beschreven in bijlage 2.

Deze bepalingen zijn met succes ten uitvoer gelegd zowel wat betreft de TSI's die reeds zijn aangenomen als die welke nog in ontwikkeling zijn of worden herzien.

2.7. Richtlijn 2004/49/EG betreffende de veiligheid en het Europees Spoorwegbureau

De veiligheidsrichtlijn bevat voorschriften voor een geharmoniseerde Europese veiligheidsaanpak en voorziet in nationale veiligheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het regelen van de veiligheidsaspecten en het aansturen van de nationale instanties die belast zijn met het onderzoek van ongevallen.

Het Spoorwegbureau is ingesteld bij Verordening 881/2004/EG en zal verantwoordelijk zijn voor de toekomstige ontwikkeling van TSI's, het bewaken van de interoperabiliteit alsook de ontwikkeling van de in Richtlijn 2004/49/EG bedoelde specifieke veiligheidsmaatregelen. De activiteiten van het Spoorwegbureau op deze gebieden zullen geleidelijk een sterkere koppeling tussen de veiligheid en de TSI's tot stand brengen.

3. OMZETTING VAN DE RICHTLIJNEN

3.1. Richtlijn 96/48/EG betreffende het hogesnelheidsspoorwegsysteem

Met uitzondering van Slowakije hebben alle lidstaten die over een spoorwegsysteem beschikken Richtlijn 96/48/EG ten uitvoer gelegd en kennisgeving gedaan van de omzetting daarvan in nationale wetgeving. De Commissie heeft een inbreukprocedure ingeleid tegen Slowakije. Hoewel Cyprus en Malta geen spoorwegsysteem hebben, zijn zij toch verplicht de interoperabiliteitsrichtlijnen ten uitvoer te leggen, zoals bepaald in de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie[1]. De Commissie is echter thans bezig de situatie opnieuw te bezien en zal eventueel, indien passend, inbreukprocedures inleiden.

3.2. Richtlijn 2001/16/EG betreffende het conventionele spoorwegsysteem

Door de inwerkingtreding van Richtlijn 2001/16/EG is het interoperabele spoorwegnet uitgebreid tot de in Beschikking 1692/96/EG omschreven omvang.

Alle EU-lidstaten die beschikken over een spoorwegsysteem hebben Richtlijn 2001/16/EG ten uitvoer gelegd.

In de bijlagen 3 en 4 zijn de nationale tenuitvoerleggingsmaatregelen voor de twee richtlijnen vermeld.

4. VOORTGANG VAN DE INTEROPERABILITEIT

4.1. Trans-Europese Netwerken

Interoperabiliteit is een kerndoelstelling van het TEN-T-netwerk en de kenmerken van de prioritaire spoorwegprojecten moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van de richtlijnen betreffende het hogesnelheids- en het conventionele spoorwegsysteem. Wanneer zij communautaire financiering voor deze projecten aanvragen moeten de lidstaten bevestigen dat zij de interoperabiliteitsrichtlijnen naleven of anders meedelen dat een afwijking overeenkomstig de specifieke voorwaarden van artikel 7 van Richtlijn 96/48/EG en Richtlijn 2001/16/EC is toegestaan.

4.2. Interoperabiliteit van het trans-Europese spoorwegsysteem

De lidstaten voldoen aan de basisparameters van de TSI's betreffende het hogesnelheidsspoorwegsysteem, met uitzondering van de systemen inzake besturing en seingeving. Daardoor wordt de treinenloop op interoperabele spoorwegnetten weliswaar niet onmogelijk gemaakt, maar toch belemmerd door de noodzaak het rollend materieel te voorzien van nationale systemen voor besturing en seingeving.

Er zijn echter ook andere barrières die de volledige interoperabiliteit van hogeresnelheidstreinen in de weg staan, zoals spoorbreedte, tractiespanning en maximale asbelasting. In deze gevallen wordt de status van "specifiek geval" verleend in de TSI. De aanpassing van deze systemen om ze in overeenstemming te brengen met de TSI is een nationale beslissing, en daarbij dient rekening te worden gehouden met de door het interoperabele netwerk geboden voordelen en de aan de instandhouding van nationale systemen verbonden kosten.

Wat betreft de spoorbreedte, hanteren alle lidstaten, met uitzondering van Ierland, Finland, Portugal, Spanje, Estland, Letland en Litouwen, een standaardmaat van 1435mm. Voor treinen die afwisselend van verschillende spoorbreedtes gebruik maken zijn oplossingen bedacht, maar deze zijn kostbaar en zorgen in sommige gevallen voor aanzienlijk tijdverlies bij grensovergangen.

Hogesnelheidslijnen van categorie I (geschikt voor een snelheid van minimaal 250 kilometer per uur) hebben zich over deze lidstaten uitgebreid; in dit verband kunnen de volgende specifieke cijfers worden vermeld:

Totale lengte aan hogesnelheidslijnen op 1.1.1996 2409km

Toename tussen 1996 en 2002 1281km

Totale lengte aan hogesnelheidslijnen in 2002 3690km

Voorts is geconstateerd dat in 2002 in totaal 8417 km aan hogesnelheidslijnen was gepland of werd aangelegd; dit cijfer omvat echter ook lijnen van categorie II[2] en categorie III[3].

Sinds 2002 is de situatie veranderd, als gevolg van de herziene omvang van de trans-Europese netwerken, de herindeling van de hogesnelheidslijnen door de lidstaten en de inwerkingtreding van de TSI's betreffende het hogesnelheidsspoorwegsysteem; er bestaat thans behoefte aan een verder gedetailleerd onderzoek van de situatie.

Aangezien de TSI's betreffende het conventionele spoorwegsysteem nog niet volledig van kracht zijn, is het nog wat vroeg om het effect daarvan op het conventionele spoorwegnetwerk te kunnen bepalen; in een later stadium dient een gedetailleerde studie te worden uitgevoerd. Opgemerkt moet worden dat het de taak van het Spoorwegbureau is om de twee jaar te rapporteren over de met interoperabiliteit gemaakte vorderingen.

4.3. Registers voor infrastructuur en rollend materieel

De interoperabiliteitsrichtlijnen leggen de lidstaten de verplichting op nationale registers voor infrastructuur en rollend materieel te publiceren en jaarlijks bij te werken. Deze nationale registers zullen een duidelijke indicatie geven van de voortgang van de interoperabiliteit in elke lidstaat en zullen ter beschikking van het Spoorwegbureau worden gesteld.

In januari 2003 is een modelstructuur voor deze registers opgezet, en in de TSI's van de groep met eerste prioriteit voor het conventionele spoorwegsysteem, alsook in de herziene TSI's voor het hogesnelheidsspoorwegsysteem zal worden gespecificeerd welke gegevens deze registers moeten bevatten. De onderlinge koppelingen en interacties tussen alle registers zijn aangemerkt als een punt dat verder door het Spoorwegbureau moet worden bestudeerd.

4.4. Niet-toepassing van de TSI's

De interoperabiliteitsrichtlijnen, meer bepaald artikel 7 van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2004/50/EG, bieden ruimte voor het niet toepassen van de TSI's. De lidstaten moeten de Commissie en het comité vooraf in kennis stellen van hun voorgenomen afwijkingen, en in bepaalde gevallen neemt de Commissie daarover een besluit. In 2005 heeft het comité richtsnoeren voor de interpretatie van artikel 7 en de voor afwijkingen te volgen procedures vastgesteld.

Bijlage 6 bevat een lijst van de toegestane afwijkingen. De Commissie zal, met assistentie van het comité, de afwijkingen regelmatig opnieuw bezien, en het Spoorwegbureau zal toezicht houden op de voortgang van de interoperabiliteit op het netwerk.

4.5. Europees systeem voor beheer van het spoorverkeer (ERTMS)

Sinds maart 2003 moeten alle nieuwe hogesnelheidslijnen worden uitgerust met ERTMS, en vanaf de inwerkingtreding van de TSI betreffende het conventionele spoorwegsysteem in september 2006 zal dit ook gelden voor conventionele prioritaire projecten.

In maart 2005 is de Commissie met de belangrijkste belanghebbende partijen binnen de spoorwegsector een intentieverklaring overeengekomen voor ondersteuning van de lidstaten bij een snelle invoering van ERTMS. De invoering van dit systeem zou namelijk langzaam verlopen, zij het tegen lagere kosten, indien zij alleen zou plaatsvinden wanneer en in zoverre de wetgeving dit vereist. Daardoor zou de totstandbrenging van een volledig gekoppeld netwerk vele jaren vergen en zouden de eerste maatschappijen en netwerken die op de nieuwe uitrusting overgaan gedurende langere tijd dubbele kosten moeten dragen, namelijk voor ERTMS en de nationale uitrusting.

Als compensatie hiervoor en om een impuls te geven aan de eerste gebruikers, heeft de Commissie voorgesteld tot 50% van de kosten voor invoering van dit interoperabele systeem te financieren. Deze krachtige stimulans – die is toegespitst op een korte periode - is noodzakelijk om de invoering van ERMTS een snelle start te geven.

4.6. Aangemelde instanties en hun activiteiten

De aangemelde instanties zijn verantwoordelijk voor de beoordeling van subsystemen op conformiteit met de TSI's. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de aanwijzing van deze instanties overeenkomstig artikel 20, lid 2, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG.

Er is een coördinatiegroep voor aangemelde instanties– NB Rail – opgericht, waarvan de eerste vergadering in december 2000 heeft plaatsgevonden onder leiding van DG Ondernemingen. De groep komt regelmatig bijeen om afspraken te maken over gemeenschappelijke werk- en coördinatiemethodes.

Het totale aantal aangemelde instanties dat krachtens Richtlijn 96/48/EC is aangewezen bedraagt 27. Voor Richtlijn 2001/16/EG bestaan er 15 aangemelde instanties.

Alle bij de Commissie aangemelde instanties voldoen aan de in de bijlage bij Richtlijn 96/48/EG vermelde minimumeisen, maar wat het hogesnelheidsspoorwegsysteem betreft, variëren de aanvullende criteria en procedures die gelden voor aangemelde instanties aanzienlijk per land. Dit punt zal verder binnen het comité worden besproken, met name omdat de activiteiten van en het aantal deelnemers aan NB Rail zullen toenemen na de publicatie van de TSI's betreffende het conventionele spoorwegsysteem.

Bij Richtlijn 2004/50/EG zijn de criteria voor aangemelde instanties aangescherpt: deze moeten nu onafhankelijk zijn van de overheden van de lidstaten die de vergunning voor ingebruikneming afgeven.

4.7. Normalisatie

In de periode 1997-2005 zijn in het kader van Richtlijn 96/48/EG in totaal 47 geharmoniseerde normen vastgesteld. Voor Richtlijn 2001/16/EG zijn nog geen geharmoniseerde normen gepubliceerd, maar er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een aantal normen, die naar verwachting in 2007 beschikbaar zullen komen.

5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

De richtlijn betreffende het hogesnelheidsspoorwegsysteem is nu goed ingeburgerd en volledig ten uitvoer gelegd (behalve in Slowakije). Er is uitgebreide ervaring opgedaan met de tenuitvoerlegging van de TSI's, de conformiteitsbeoordeling daarvan en de ontwikkeling van het hogesnelheidsspoorwegnet. Wat Slowakije betreft, heeft de Commissie een procedure bij het Hof van Justitie ingeleid.

Door de richtlijn betreffende het conventionele spoorwegsysteem is de omvang van het interoperabele spoorwegnetwerk uitgebreid; deze richtlijn wordt nu in de Gemeenschap ten uitvoer gelegd en naar verwachting zal de eerste groep TSI's medio 2006 van kracht worden.

De voor de TSI's uitgevoerde kosten-batenanalyse is van cruciaal belang om het volledige effect daarvan in kaart te brengen. De lidstaten dienen te worden aangemoedigd om in een vroeg stadium van de ontwikkeling van de TSI's samen te werken met het Spoorwegbureau.

In de toekomst kan het nuttig zijn de integratie van specifieke TSI's voor het hogesnelheids-en het conventionele spoorwegsysteem te overwegen zodat de regelgeving kan worden beperkt en het spoor als een integraal systeem kan worden beschouwd, met de mogelijkheid de algehele kosten terug te dringen en de baten te vergroten. Ook uit een oogpunt van vereenvoudiging en betere regelgeving wordt eraan gedacht beide interoperabiliteitsrichtlijnen te integreren.

Het toezicht op de toegestane afwijkingen van TSI's is een belangrijke taak van het comité, aangezien het aantal afwijkingen en de reikwijdte daarvan een direct effect hebben op de met interoperabiliteit gemaakt voortgang.

Verdere rapportage over de voortgang van interoperabiliteit, rekening houdend met de in de nationale registers voor rollend materieel en infrastructuur beschikbare informatie, zal worden verzorgd door het Europees Spoorwegbureau, dat in 2007 zijn eerste verslag zal opstellen.

[1] Zaak C-372/00, Commissie/Ierland, Jurispr. 2001, blz. I-10303;

[2] Lijnen die speciaal zijn aangepast voor hoge snelheden en die zijn uitgerust voor snelheden van ongeveer 200 km/u;

[3] Lijnen die speciaal zijn aangepast voor hoge snelheden en die over speciale kenmerken beschikken om topografische of reliëfgebonden problemen, dan wel beperkingen in de sfeer van ruimtelijke ordening op te vangen, en waarop de snelheid per geval moet worden aangepast

Top