EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004DC0690

Verslag van de Commissie - Convergentieverslag 2004 (opgesteld in overeenstemming met artikel 122, lid 2, van het Verdrag) [SEC(2004) 1268]

/* COM/2004/0690 def. */

52004DC0690

Verslag van de Commissie - Convergentieverslag 2004 (opgesteld in overeenstemming met artikel 122, lid 2, van het Verdrag) [SEC(2004) 1268] /* COM/2004/0690 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE - CONVERGENTIEVERSLAG 2004 (opgesteld in overeenstemming met artikel 122, lid 2, van het Verdrag) [SEC(2004) 1268]

1. Doel van dit verslag

Overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het EG-Verdrag moeten de Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB) aan de Raad verslag uitbrengen over de vooruitgang die door de "lidstaten met een derogatie" is geboekt met het in overeenstemming met het EG-Verdrag brengen van hun nationale wetgeving en over het bereiken van een hoge mate van duurzame convergentie. "Lidstaten met een derogatie" hebben de euro nog niet ingevoerd, met uitzondering van Denemarken en het Verenigd Koninkrijk die lidstaten met een bijzondere status zijn [1]. Deze convergentieverslagen moeten ten minste om de twee jaar of op verzoek van een lidstaat met een derogatie worden opgesteld. Ten aanzien van Zweden, dat een van deze lidstaten is, moet een nieuw convergentieverslag worden opgesteld aangezien sinds het laatste verslag twee jaar zijn verstreken. Dit is een gelegenheid om voor de eerste maal ook een evaluatie te maken van de tien landen die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie (EU) toetraden en die uit hoofde van artikel 4 van het Toetredingsverdrag "lidstaten met een derogatie" zijn. Op deze wijze worden deze landen ook geholpen bij hun voorbereiding op de vereisten voor de invoering van de euro. Dit verslag bestrijkt derhalve de volgende elf lidstaten met een derogatie: Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Zweden.

[1] Denemarken en het Verenigd Koninkrijk hebben een bijzondere status omdat zij gebruik hebben gemaakt van hun recht om niet aan deze fase van de EMU deel te nemen. Zij worden niet onderzocht omdat zij niet te kennen hebben gegeven dat zij de euro wensen in te voeren (Artikel 4 van het Protocol betreffende enkele bepalingen inzake Denemarken en artikel 10, onder a), van het Protocol betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het VK).

Op de inhoud van de verslagen [2] die worden opgesteld door de Commissie en de ECB is artikel 121, lid 1, van het Verdrag van toepassing; hierin wordt bepaald dat in de verslagen (i) de verenigbaarheid van de nationale wetgeving met het Verdrag en met de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en van de Europese Centrale Bank moet worden onderzocht. In de verslagen moet ook worden nagegaan of een hoge mate van duurzame convergentie is bereikt, aan de hand van de vier convergentiecriteria die betrekking hebben op (ii) prijsstabiliteit, (iii) de begrotingspositie van de overheid, (iv) de wisselkoersstabiliteit en (v) de lange-termijnrente, alsook in het licht van bijkomende factoren [3]. De vier convergentiecriteria en de perioden gedurende welke zij in acht moeten worden genomen zijn verder gepreciseerd in een aan het Verdrag gehecht protocol ("Protocol betreffende de in artikel 121 van het EG-Verdrag bedoelde convergentiecriteria").

[2] Convergentieverslag 2002 over Zweden, COM(2002) 243 def., 22 mei 2002; convergentieverslag 2000 over Zweden en Griekenland, COM(2000) 277 def., 3 mei 2000; convergentieverslag 1998 (over alle 15 lidstaten van dat ogenblik), COM(1998) 1999 def., 25 maart 1998; convergentieverslag 1996, COM(1996) 560 def., 6 november 1996.

[3] Deze bijkomende factoren zijn geen noodzakelijke voorwaarden voor de invoering van de euro en worden hier derhalve niet onderzocht. Zie voor een technische analyse van alle factoren die op de convergentie van invloed zijn SEC(2004) 1268.

2. Overzicht: verenigbaarheid van de wetgeving en verwezenlijking van de economische convergentie

(i) Er moet worden toegezien op de verenigbaarheid van de nationale wetgeving, waaronder de statuten van de nationale centrale banken, met de artikelen 108 en 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB en de ECB. Wat de nieuwe lidstaten betreft: voor de onafhankelijkheid van hun respectieve nationale centrale banken en de inachtneming door deze van de doelstellingen van het ESCB is gezorgd als onderdeel van de pretoetredingsvereisten. Niettemin moeten, om toe te zien op de volledige integratie van de verschillende nationale centrale banken in het ESCB voordat de landen in kwestie tot de eurozone toetreden, onverenigbaarheden in de wetgeving van alle landen worden opgelost.

(ii) Bij de beoordeling van het criterium inzake prijsstabiliteit wordt uitgegaan van de inachtneming van een gemiddeld inflatiepercentage gedurende een periode van één jaar voor het onderzoek, dat niet meer dan 1,5 procentpunt ligt boven het inflatiecijfer van de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit de beste resultaten vertonen. De in augustus 2004 berekende referentiewaarde was 2,4% en Finland, Denemarken en Zweden waren de drie best presterende lidstaten. Van de elf lidstaten die in dit verslag worden onderzocht voldoen er vijf aan dit criterium, te weten Tsjechië, Estland, Cyprus, Litouwen en Zweden.

(iii) Het criterium inzake de begrotingssituatie van de overheid houdt verband met de beschikkingen die overeenkomstig de buitensporigtekortprocedure van artikel 104 van het EG-Verdrag worden gegeven. Op dit ogenblik geldt ten aanzien van vijf van de elf lidstaten geen beschikking van de Raad uit hoofde van artikel 104, lid 6, van het Verdrag betreffende het bestaan van een buitensporig tekort, te weten Estland, Letland, Litouwen, Slovenië en Zweden; deze landen voldoen derhalve aan het criterium.

(iv) Het wisselkoerscriterium vereist de inachtneming van de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme (WKM II) gedurende ten minste twee jaar, zonder grote spanningen. Op 28 juni 2004 zijn de Estse kroon, de Litouwse litas en de Sloveense tolar tot WKM II toegetreden. De Tsjechische kroon, de Hongaarse forint, het Cypriotische pond, de Letse lats, de Maltese lira, de Poolse zloty, de Slowaakse kroon en de Zweedse kroon zijn nog niet tot WKM II toegetreden. Hoewel de drie valuta's die sinds 28 juni 2004 aan WKM II deelnemen ten opzichte van de euro stabiel zijn, neemt geen van de onderzochte landen gedurende de vereiste tijdsspanne deel aan WKM II. Geen van de elf landen voldoet aan het wisselkoerscriterium.

(v) Bij het criterium inzake de lange-termijnrente wordt uitgegaan van de inachtneming gedurende een periode van één jaar voor het onderzoek van een gemiddelde nominale rente die niet meer dan 2 procentpunt ligt boven het inflatiecijfer van de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit de beste resultaten vertonen. De in augustus 2004 berekende referentiewaarde was 6,4%. De lange-termijnrente lag onder de referentiewaarde in Tsjechië, Cyprus, Letland, Litouwen, Malta, Slovenië, Slowakije en Zweden. Van deze acht landen werd vastgesteld dat zij voldeden aan het rentecriterium. Ten aanzien van Estland, waar geen langlopende staatsobligaties of vergelijkbare waardepapieren beschikbaar zijn, zijn er geen redenen om te concluderen dat dit land niet aan het criterium inzake de rente zou voldoen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Beoordeling per lidstaat

3.1. Tsjechië

Ten aanzien van de integratie van de centrale bank in het ESCB op het ogenblik van de invoering van de euro is de wetgeving in Tsjechië, met name de wet betreffende de Tsjechische Nationale Bank, niet volledig verenigbaar met artikel 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB en van de ECB.

Het gemiddelde inflatiepercentage in Tsjechië bedroeg in de twaalf maanden tot augustus 2004 1,8%. Tsjechië voldoet aan het criterium inzake de prijsstabiliteit.

Ten aanzien van Tsjechië geldt een beschikking inzake het bestaan van een buitensporig tekort (Beschikking van de Raad van 5 juli 2004). Het overheidstekort bedroeg in 2003 12,6% van het BBP, terwijl de overheidsschuld 37,8 % van het BBP beliep. Tsjechië voldoet niet aan het criterium inzake de begrotingspositie van de overheid.

De Tsjechische kroon neemt niet aan WKM II deel, en het wisselkoersstelsel wordt gekenmerkt door beheerst zweven met occasioneel interventies van de centrale bank. Tsjechië voldoet niet aan het wisselkoerscriterium.

De gemiddelde lange-termijnrente in Tsjechië in de twaalf maanden tot augustus 2004 bedroeg 4,7%; Tsjechië voldoet derhalve aan het criterium inzake de convergentie van de lange-termijnrente. Tegen de achtergrond van geringe inflatoire druk is de lange rente in Tsjechië tussen medio 2002 en medio 2003 tijdelijk gedaald tot onder het niveau in de eurozone maar sedertdien is het écart van de lange-termijnrente positief geworden.

In het licht van deze beoordeling concludeert de Commissie dat de status van Tsjechië als lidstaat met een derogatie ongewijzigd dient te blijven.

3.2. Estland

Ten aanzien van de integratie van de centrale bank in het ESCB op het ogenblik van de invoering van de euro is de wetgeving in Estland, met name de wet betreffende de Eesti Pank (nationale bank), de grondwet alsook de monetaire wet en de wet betreffende de veiligheid van de Estse kroon, niet volledig verenigbaar met artikel 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB en van de ECB.

Het gemiddelde inflatiepercentage in Estland bedroeg in de twaalf maanden tot augustus 2004 2,0%. Estland voldoet aan het criterium inzake de prijsstabiliteit.

Er is ten aanzien van Tsjechië geen beschikking inzake het bestaan van een buitensporig tekort. Het overheidsoverschot bedroeg in 2003 3,1% van het BBP en de overheidsschuld beliep 5,3% van het BBP. Estland voldoet aan het criterium inzake de begrotingssituatie van de overheid.

Estland neemt sinds 28 juni 2004 deel aan WKM II en de Estse autoriteiten hebben toegezegd hun currency-boardregeling binnen WKM II eenzijdig te handhaven. De Estse kroon is niet van zijn spilkoers afgeweken. Ten tijde van dit onderzoek nam Estland minder dan twee jaar deel aan WKM II. Estland voldoet niet aan het wisselkoerscriterium.

Wegens het ontbreken van een geharmoniseerde langlopende benchmark-staatsobligatie of vergelijkbare waardepapieren - wat gedeeltelijk verband houdt met het geringe niveau van de overheidsschuld - is een rente-indicator vastgesteld die is gebaseerd op de lange-termijnrente van de banken. Deze rente-indicator in de twaalf maanden tot augustus 2004 bedroeg gemiddeld 4,6%. Uitgaande van de ontwikkeling van de rente-indicator en onder meer rekening houdend met de lage overheidsschuld, zijn er geen redenen om te stellen dat Estland niet aan het criterium inzake de convergentie van de lange-termijnrente voldoet.

In het licht van deze beoordeling concludeert de Commissie dat de status van Estland als lidstaat met een derogatie ongewijzigd dient te blijven.

3.3. Cyprus

Ten aanzien van de integratie van de centrale bank in het ESCB op het ogenblik van de invoering van de euro is de wetgeving in Cyprus, met name de wet betreffende de centrale bank van Cyprus, niet volledig verenigbaar met artikel 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB en van de ECB.

Het gemiddelde inflatiepercentage in Cyprus bedroeg in de twaalf maanden tot augustus 2004 2,1%. Cyprus voldoet aan het criterium inzake de prijsstabiliteit.

Ten aanzien van Cyprus geldt een beschikking inzake het bestaan van een buitensporig tekort (Beschikking van de Raad van 5 juli 2004). Het overheidsoverschot bedroeg in 2003 6,4% van het BBP en de overheidsschuld beliep 70,9% van het BBP. Cyprus voldoet niet aan het criterium inzake de begrotingspositie van de overheid.

Het Cypriotische pond neemt niet aan WKM II deel en is aan de euro gekoppeld met een fluctuatiemarge van ± 15%. Cyprus voldoet niet aan het wisselkoerscriterium.

De gemiddelde lange-termijnrente in Cyprus in de twaalf maanden tot augustus 2004 bedroeg 5,2%; Cyprus voldoet daarmee aan het criterium inzake de convergentie van de lange-termijnrente. Begin 2002 was sprake van een aanzienlijke convergentie van de lange-termijnrente naar het niveau in de eurozone en het écart bleef het grootste deel van 2003 onder 1 procentpunt. Onlangs is de lange-termijnrente gestegen tot ruim boven het niveau in de eurozone.

In het licht van deze beoordeling concludeert de Commissie dat de status van Cyprus als lidstaat met een derogatie ongewijzigd dient te blijven.

3.4. Letland

Ten aanzien van de integratie van de centrale bank in het ESCB op het ogenblik van de invoering van de euro is de wetgeving in Letland, met name de wet betreffende de Bank van Letland, niet volledig verenigbaar met artikel 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB en van de ECB.

Het gemiddelde inflatiepercentage in Letland bedroeg in de twaalf maanden tot augustus 2004 4,9%. Letland voldoet niet aan het criterium inzake de prijsstabiliteit.

Er is ten aanzien van Letland geen beschikking inzake het bestaan van een buitensporig tekort. Het overheidsoverschot bedroeg in 2003 1,5% van het BBP en de overheidsschuld beliep 14,4% van het BBP. Letland voldoet aan het criterium inzake de begrotingssituatie van de overheid.

De Letse lats neemt niet deel aan WKM II en is gekoppeld aan de SDR-valutamand met een normale fluctuatiemarge van ± 1%. Letland voldoet niet aan het wisselkoerscriterium.

De gemiddelde lange-termijnrente in Letland in de twaalf maanden tot augustus 2004 bedroeg 5,0%; Letland voldoet daarmee aan het criterium inzake de convergentie van de lange-termijnrente. De rentevoetverschillen van de lange-termijnrente met de eurozone zijn in Letland sedert medio 2002 licht gestegen tot ½-1 procentpunt.

In het licht van deze beoordeling concludeert de Commissie dat de status van Letland als lidstaat met een derogatie ongewijzigd dient te blijven.

3.5. Litouwen

Ten aanzien van de integratie van de centrale bank in het ESCB op het ogenblik van de invoering van de euro is de wetgeving in Litouwen, met name de wet betreffende de Bank van Litouwen, de grondwet alsook de monetaire wet en de wet betreffende de geloofwaardigheid van de litas, niet volledig verenigbaar met artikel 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB en van de ECB.

Het gemiddelde inflatiepercentage in Litouwen bedroeg in de twaalf maanden tot augustus 2004 -0,2%. Litouwen voldoet aan het criterium inzake de prijsstabiliteit.

Er is ten aanzien van Litouwen geen beschikking inzake het bestaan van een buitensporig tekort. Het overheidsoverschot bedroeg in 2003 1,9% van het BBP en de overheidsschuld beliep 21,4% van het BBP. Litouwen voldoet aan het criterium inzake de begrotingssituatie van de overheid.

Litouwen neemt sinds 28 juni 2004 deel aan WKM II en de Litouwse autoriteiten hebben toegezegd hun currency-boardregeling binnen WKM II eenzijdig te handhaven. De litas is niet van zijn spilkoers afgeweken. Ten tijde van dit onderzoek nam Litouwen minder dan twee jaar deel aan WKM II. Litouwen voldoet niet aan het wisselkoerscriterium.

De gemiddelde rentevoet op de lange termijn in Litouwen in de twaalf maanden tot augustus 2004 bedroeg 4,7% en Litouwen voldoet aan het criterium inzake de convergentie van de lange-termijnrente. De lange-termijnrente in Litouwen, die begin 2001 nog 10% bedroeg, daalde aanmerkelijk en het écart van de lange rente ten opzichte van de eurozone daalde in de periode van januari tot juli 2004 tot 0,4 procentpunt.

In het licht van deze beoordeling concludeert de Commissie dat de status van Litouwen als lidstaat met een derogatie ongewijzigd dient te blijven.

3.6. Hongarije

Ten aanzien van de integratie van de centrale bank in het ESCB op het ogenblik van de invoering van de euro is de wetgeving in Hongarije, met name de wet betreffende de bank Magyar Nemzeti en de grondwet, niet volledig verenigbaar met artikel 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB en van de ECB.

Het gemiddelde inflatiepercentage in Hongarije bedroeg in de twaalf maanden tot augustus 2004 6,5%. Hongarije voldoet niet aan het criterium inzake de prijsstabiliteit.

Ten aanzien van Hongarije geldt een beschikking inzake het bestaan van een buitensporig tekort (Beschikking van de Raad van 5 juli 2004). Het overheidstekort bedroeg in 2003 6,2% van het BBP, terwijl de overheidsschuld 59,1% van het BBP beliep. Hongarije voldoet niet aan het criterium inzake de begrotingspositie van de overheid.

De Hongaarse forint, die aan de euro is gekoppeld met een fluctuatiemarge van ± 15%, neemt niet deel aan WKM II. Hongarije voldoet niet aan het wisselkoerscriterium.

De gemiddelde rentevoet op de lange termijn in Hongarije in de twaalf maanden tot augustus 2004 bedroeg 8,1% en Hongarije voldoet niet aan het criterium inzake de convergentie van de lange-termijnrente. Er is een écart tussen de ontwikkeling van de lange-termijnrente in Hongarije en die in de eurozone die kan worden toegeschreven aan een stijging van de premie voor valutarisico's en de hogere inflatieverwachtingen.

In het licht van deze beoordeling concludeert de Commissie dat de status van Hongarije als lidstaat met een derogatie ongewijzigd dient te blijven.

3.7. Malta

Ten aanzien van de integratie van de centrale bank in het ESCB op het ogenblik van de invoering van de euro is de wetgeving in Malta, met name de wet betreffende de centrale bank van Malta, niet volledig verenigbaar met artikel 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB en van de ECB.

Het gemiddelde inflatiepercentage in Malta bedroeg in de twaalf maanden tot augustus 2004 2,6%. Malta voldoet niet aan het criterium inzake de prijsstabiliteit.

Ten aanzien van Malta geldt een beschikking inzake het bestaan van een buitensporig tekort (Beschikking van de Raad van 5 juli 2004). Het overheidsoverschot bedroeg in 2003 9,7% van het BBP en de overheidsschuld beliep 71,1% van het BBP. Malta voldoet niet aan het criterium inzake de begrotingspositie van de overheid.

De Maltese lira, die is gekoppeld aan een valutamand waarin de euro een gewicht van 70% heeft, neemt niet aan WKM II deel. Malta voldoet niet aan het wisselkoerscriterium.

De gemiddelde rentevoet op de lange termijn in Malta in de twaalf maanden tot augustus 2004 bedroeg 4,7%; Malta voldoet aan het criterium inzake de convergentie van de lange-termijnrente. Het écart met de eurozone beliep in de periode van januari tot augustus 2004 circa 0,4 procentpunt.

In het licht van deze beoordeling concludeert de Commissie dat de status van Malta als lidstaat met een derogatie ongewijzigd dient te blijven.

3.8. Polen

Ten aanzien van de integratie van de centrale bank in het ESCB op het ogenblik van de invoering van de euro is de wetgeving in Polen, met name de wet inzake de Nationale Bank van Polen, niet volledig verenigbaar met artikel 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB en van de ECB.

Het gemiddelde inflatiepercentage in Polen bedroeg in de twaalf maanden tot augustus 2004 2,5%. Polen voldoet niet aan het criterium inzake de prijsstabiliteit.

Ten aanzien van Polen geldt een beschikking inzake het bestaan van een buitensporig tekort (Beschikking van de Raad van 5 juli 2004). Het overheidstekort bedroeg in 2003 3,9% van het BBP, terwijl de overheidsschuld 45,4% van het BBP beliep. Polen voldoet niet aan het criterium inzake de begrotingspositie van de overheid.

De Poolse zloty neemt niet deel aan WKM II en zweeft vrij waarbij de centrale bank zich van interventies op de valutamarkt onthoudt. Polen voldoet niet aan het wisselkoerscriterium.

De gemiddelde rentevoet op de lange termijn in Polen in de twaalf maanden tot augustus 2004 bedroeg 6,9%; Polen voldoet niet aan het criterium inzake de convergentie van de lange-termijnrente. Er is een écart tussen de ontwikkeling van de lange-termijnrente in Polen en die in de eurozone dat kan worden toegeschreven aan bezorgdheid over het begrotingsbeleid en de inflatie.

In het licht van deze beoordeling concludeert de Commissie dat de status van Polen als lidstaat met een derogatie ongewijzigd dient te blijven.

3.9. Slovenië

Ten aanzien van de integratie van de centrale bank in het ESCB op het ogenblik van de invoering van de euro is de wetgeving in Slovenië, met name de wet betreffende de Bank van Slovenië, niet volledig verenigbaar met artikel 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB en van de ECB.

Het gemiddelde inflatiepercentage in Slovenië bedroeg in de twaalf maanden tot augustus 2004 4,1%. Slovenië voldoet niet aan het criterium inzake de prijsstabiliteit.

Er is ten aanzien van Slovenië geen beschikking inzake het bestaan van een buitensporig tekort. Het overheidsoverschot bedroeg in 2003 2,0% van het BBP en de overheidsschuld beliep 29,4% van het BBP. Slovenië voldoet aan het criterium inzake de begrotingssituatie van de overheid.

De Sloveense tolar neemt sedert 28 juni 2004 deel aan WKM II en noteert sinds die datum dichtbij zijn spilkoers. Ten tijde van dit onderzoek nam Slovenië minder dan twee jaar deel aan WKM II. Slovenië voldoet niet aan het wisselkoerscriterium.

De gemiddelde rentevoet op de lange termijn in Slovenië in de twaalf maanden tot augustus 2004 bedroeg 5,2%; Slovenië voldoet hiermee aan het criterium inzake de convergentie van de lange-termijnrente. De lange-termijnrente in Slovenië is sinds medio 2002 scherp gedaald naar het niveau van de eurozone, waarbij het écart in de periode van januari tot augustus 2004 tot 0,6 procentpunt daalde.

In het licht van deze beoordeling concludeert de Commissie dat de status van Slovenië als lidstaat met een derogatie ongewijzigd dient te blijven.

3.10. Slowakije

Ten aanzien van de integratie van de centrale bank in het ESCB op het ogenblik van de invoering van de euro is de wetgeving in Slowakije, met name de wet betreffende de Nationale Bank van Slowakije, niet volledig verenigbaar met de artikelen 108 en 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB en van de ECB.

Het gemiddelde inflatiepercentage in Slowakije bedroeg in de twaalf maanden tot augustus 2004 8,4%. Slowakije voldoet niet aan het criterium inzake de prijsstabiliteit.

Ten aanzien van Slowakije geldt een beschikking inzake het bestaan van een buitensporig tekort (Beschikking van de Raad van 5 juli 2004). Het overheidstekort bedroeg in 2003 3,7% van het BBP, terwijl de overheidsschuld 42,6 % van het BBP beliep. Slowakije voldoet niet aan het criterium inzake de begrotingspositie van de overheid.

De Slowaakse kroon neemt niet aan WKM II deel, en het wisselkoersstelsel wordt gekenmerkt door beheerst zweven met occasioneel interventies van de centrale bank. Slowakije voldoet niet aan het wisselkoerscriterium.

De gemiddelde rentevoet op de lange termijn in Slowakije in de twaalf maanden tot augustus 2004 bedroeg 5,1% en Slowakije voldoet aan het criterium inzake de convergentie van de lange-termijnrente. De lange-termijnrente in Slowakije is sinds medio 2002 scherp gedaald naar het niveau van de eurozone, waarbij het écart in de periode van januari tot augustus 2004 tot 0,9 procentpunt daalde.

In het licht van deze beoordeling concludeert de Commissie dat de status van Slowakije als lidstaat met een derogatie ongewijzigd dient te blijven.

3.11. Zweden

In het convergentieverslag 2002 oordeelde de Commissie dat Zweden reeds voldeed aan drie convergentiecriteria (prijsstabiliteit, begrotingspositie van de overheid en de convergentie van de rentevoeten) maar niet voldeed aan het wisselkoerscriterium. Zij concludeerde voorts dat de wetgeving in Zweden niet verenigbaar is met het Verdrag en de statuten van het ESCB en van de ECB.

Ten aanzien van de financiële onafhankelijkheid van de centrale bank en de integratie van de centrale bank in het ESCB op het ogenblik van de invoering van de euro is de wetgeving in Zweden, met name de wet betreffende de Sveriges Riksbank en het "regeringsinstrument" (de grondwet van het land), nog steeds niet volledig verenigbaar met de artikelen 108 en 109 van het Verdrag en de statuten van het ESCB en van de ECB.

Het gemiddelde inflatiepercentage in Zweden bedroeg in de twaalf maanden tot augustus 2004 1,3%. Zweden blijft voldoen aan het prijsstabiliteitscriterium.

Er is ten aanzien van Zweden geen beschikking inzake het bestaan van een buitensporig tekort. Het overheidsoverschot bedroeg in 2003 0,3% van het BBP en de overheidsschuld beliep 52,0% van het BBP. Zweden voldoet dus nog steeds aan het criterium voor de begrotingssituatie.

De Zweedse kroon neemt niet aan WKM II deel en zweeft. Zweden voldoet nog steeds niet aan het wisselkoerscriterium.

De gemiddelde rentevoet op de lange termijn in Zweden in de twaalf maanden tot augustus 2004 bedroeg 4,7%; hiermee voldoet Zweden nog steeds aan het criterium inzake de convergentie van de lange-termijnrente. De lange-termijnrente in Zweden lag dichtbij het niveau in de eurozone en soms daaronder.

In het licht van deze beoordeling concludeert de Commissie dat de status van Zweden als lidstaat met een derogatie ongewijzigd dient te blijven.

Top