EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003DC0316

Mededeling van de Commissie aan de Raad - De dialoog tussen de EU en Afrika

/* COM/2003/0316 def. */

52003DC0316

Mededeling van de Commissie aan de Raad - De dialoog tussen de EU en Afrika /* COM/2003/0316 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD - De dialoog tussen de EU en Afrika

Inleiding

Drie jaar na Caïro zou op 5 april 2003 in Lissabon, onder het gezamenlijk voorzitterschap van Griekenland en Zuid-Afrika, de tweede EU-Afrika-Top plaatsvinden. Het voorstel van de Europese Unie van eerder dit jaar om de Top van Lissabon uit te stellen, betekent niet het einde van de dialoog tussen de EU en Afrika. Integendeel, het Voorzitterschap van de EU heeft het Voorzitterschap van de Afrikaanse Unie in kennis gesteld van het voornemen van de EU om "de besprekingen met haar Afrikaanse counterparts voort te zetten opdat de Top zo spoedig mogelijk kan worden gehouden".

Ondanks de aanhoudende onzekerheid over de datum van een mogelijke hervatting van de EU-Afrika-dialoog op topniveau, is deze mededeling bedoeld om een bijdrage te leveren aan verdere besprekingen en samenwerking tussen de EU en Afrika, om het pad te effenen voor een hervatting van ontmoetingen in het kader van de politieke dialoog op hoog niveau. Ook moet deze mededeling een inhoudelijke discussie mogelijk maken over perspectieven, veelbelovende benaderingen en toekomstige modaliteiten van de dialoog en de samenwerking tussen de EU en Afrika, teneinde een operationele EU-Afrika-agenda op te stellen. Nadat wordt herinnerd aan het reeds lang bestaande kader van partnerschap tussen de EU en Afrika, wordt in de mededeling kort ingegaan op de doelstellingen en aandachtspunten van de tot op heden gevoerde dialoog tussen de EU en Afrika en wordt het nieuwe kader besproken dat sinds de Top van Caïro tot stand is gekomen door de oprichting van NEPAD en de Afrikaanse Unie (paragrafen 1 en 2).

Paragraaf 3 geeft een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot elk van de acht prioritaire thema's van de dialoog tussen de EU en Afrika, waarbij de nadruk wordt gelegd op de belangrijkste onderwerpen die ter sprake zijn gekomen en de standpunten die de Unie ter zake kan innemen.

De laatste paragraaf tracht de doelstellingen en richtsnoeren te schetsen ten behoeve van de toekomstige dialoog met Afrika, in het licht van de besprekingen die eerder hebben plaatsgevonden in de Raad en tijdens de meest recente ministerconferentie EU-Afrika die in november 2002 in Ouagadougou werd gehouden.

Paragraaf 0. De EU en Afrika: een reeds lang bestaand partnerschap en een nieuwe uitdaging

De dialoog en samenwerking tussen de EU en Afrika dateren vanaf het allereerste begin van de EU. Met bijna alle Afrikaanse landen heeft de EU associatieovereenkomsten gesloten, die op drie belangrijke pijlers zijn gebaseerd: politieke dialoog, handel en ontwikkelingssamenwerking.

Op continentaal niveau dient de dialoog tussen Europa en Afrika een aanvulling te zijn op en een toegevoegde waarde te hebben voor de reeds bestaande kaders voor dialoog en samenwerking tussen de EU en de Afrikaanse staten op nationaal en regionaal niveau. Deze dialoog vindt met name plaats in de context van de Overeenkomst van Cotonou en het proces van Barcelona. In het geval van de Noord-Afrikaanse landen wint het nieuwe concept van 'een groter Europa' aan betekenis. [1]

[1] De mededeling 'De grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden' is door de Commissie op 11 maart 2003 goedgekeurd (COM(2003) 104).

Ondanks de trends tot globalisering, die hebben geleid tot een diversificatie van de economische betrekkingen met Afrika, blijft de intensiteit van de EU-betrekkingen met Afrika op veel terreinen sterk: 41% van de ontwikkelingshulp van de EU gaat naar Afrika, en 45% van de buitenlandse handel van Afrika vindt met de EU plaats, voor een bedrag van 144 miljard euro per jaar in 2000, ofwel vijf keer meer dan de handel tussen de Afrikaanse landen onderling (29 miljard euro per jaar).

Pas aan het einde van de jaren 1990 en met de eerste EU-Afrika-Top in 2000 verwierf dit partnerschap een volledige continentale dimensie. Alle individuele Afrikaanse landen namen samen met alle EU-lidstaten deel aan deze in april 2000 in Caïro gehouden EU-Afrika-Top. Sindsdien hebben de start van NEPAD in 2001 en de oprichting van de Afrikaanse Unie in 2002 de aandacht gevestigd op het pan-Afrikaanse niveau van initiatieven en de capaciteit van Afrika vergroot om als groep op te treden. Zoals vorig jaar duidelijk werd tijdens de in Johannesburg gehouden Wereldtop over duurzame ontwikkeling stelt deze vernieuwde pan-Afrikaanse impuls Afrika in staat om een belangrijkere rol te spelen op het internationale toneel.

Door het besluit zijn eigen integratie te verdiepen, heeft Afrika zich opengesteld voor bredere partnerschappen met de rest van de wereld. De EU en Afrika kunnen hun partnerschap derhalve baseren op gedeelde doelstellingen en gemeenschappelijke waarden die zijn neergelegd in het Verdrag van de Europese Unie, de Overeenkomst van Cotonou en het proces van Barcelona, alsmede in het Oprichtingsverdrag van de Afrikaanse Unie en in het NEPAD-manifest.

Bij de voorbereiding van de tweede EU-Afrika-Top, die zal worden gehouden in Lissabon, en in het licht van de ophanden zijnde uitbreiding van de Unie, hebben beide partners de intentie uitgesproken de dialoog opnieuw te beoordelen en het partnerschap op continentaal niveau te versterken.

Paragraaf 1. De dialoog tussen de EU en Afrika

1a. Doelstellingen en aandachtspunten van de dialoog tussen de EU en Afrika

Ondanks een aantal succesverhalen, zoals democratische overgang en economische prestaties in bepaalde landen, vragen Afrika's toenemende armoede, zijn ontmoedigende problemen op het gebied van gezondheid en onderwijs en zijn groeiende lijst van crises, conflicten en verhalen van mislukte staten, om vernieuwende strategieën die het continent moeten helpen het hoofd te bieden aan deze immense uitdagingen.

De dialoog dient een bijdrage te leveren aan:

- versterking van de politieke, economische en sociaal-culturele betrekkingen tussen de EU en Afrika, in overeenstemming met het buitenlandse beleid van de EU, waarbij speciale aandacht wordt besteed aan de nieuwe pan-Afrikaanse context;

- uitroeiing van armoede en realisering van de doelstellingen voor het millennium in Afrika, alsmede uitvoering van de toezeggingen die onlangs zijn gedaan tijdens internationale conferenties (Doha, Monterrey en de Wereldtop over duurzame ontwikkeling).

- bevordering van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat in Afrika, aangezien deze "essentiële elementen" van het buitenlandse beleid van de EU ook de centrale waarden van de AU en NEPAD zijn.

Om deze doelstellingen te bereiken dient deze interactie met Afrika een alomvattende politieke dialoog met de onlangs ingestelde pan-Afrikaanse structuren met zich mee te brengen. De dialoog dient zich op een alomvattende wijze te richten op kwesties als vrede en veiligheid, 'governance', duurzame ontwikkeling, democratie, rechtsstaat en mensenrechten. In deze context is, gelet op het niveau van instabiliteit dat kenmerkend is voor de meeste Afrikaanse regio's, preventie van conflicten en de opbouw van vrede een absolute voorwaarde voor ontwikkeling en een topprioriteit voor de politieke dialoog met Afrika op het hoogste niveau.

* De dialoog tussen de EU en Afrika dient de nadruk te leggen op politieke en universele kwesties van gemeenschappelijk belang, te helpen bij de wederopbouw van functionele overheidsstructuren en bij te dragen aan het ontstaan van levensvatbare regionale structuren die een stimulans zijn voor de structurele stabiliteit van de Afrikaanse samenlevingen.

* De dialoog dient ook rekening te houden met de politieke dimensie van ontwikkelingskwesties voor het hele continent. Dit omvat kwesties met betrekking tot regionale integratie en handel, schulden, gezondheid en voedselzekerheid. Van Afrikaanse zijde hecht men er zeer aan dat deze kwesties op de agenda van de politieke dialoog met de EU blijven staan, ook al wordt de praktische EU-hulp besproken en uitgevoerd in verschillende bestaande en gemandateerde kaders.

1b. De AU en NEPAD: een uitdrukking van de eigen inbreng van Afrika

* De omzetting van de OAU in de Afrikaanse Unie in juli 2002 biedt een nieuw institutioneel kader dat de dialoog van Afrika met de rest van de wereld dient te vergemakkelijken. Daarbij is in heel Afrika en op pan-Afrikaans niveau ook een sterkere en betere 'governance' nodig. In het Oprichtingsverdrag van de Afrikaanse Unie zijn de beginselen van mensenrechten, democratie en 'governance' vastgelegd. Middels de start van de AU leggen de Afrikaanse leiders meer nadruk op continentale aangelegenheden en pan-Afrikaanse integratie. De EU, die tot op heden haar samenwerking met Afrika grotendeels heeft ontwikkeld op nationaal en regionaal niveau, moet op de juiste wijze reageren op dit pan-Afrikaanse streven.

* De start van NEPAD in oktober 2001 was een belangrijke stap en een duidelijke uitdrukking van de eigen inbreng van Afrika. Met NEPAD beschrijven de Afrikaanse leiders de waarden en doelstellingen via welke Afrika de wederopbloei van het continent wil gaan organiseren. De belangrijkste waarden van NEPAD komen grotendeels overeen met de "essentiële elementen" van het EU-beleid voor buitenlandse betrekkingen die centraal staan in alle overeenkomsten tussen de EU en Afrika. De sectorale en thematische prioriteiten van NEPAD zijn feitelijk dezelfde als die in het Actieplan van Caïro en houden verband met de onlangs vastgestelde nationale en regionale samenwerkingsstrategieën in het kader van de Overeenkomst van Cotonou. De EU is dus vanzelfsprekend toegerust om de uitvoering van NEPAD door Afrikaanse landen en regio's te ondersteunen.

* De Afrikaanse Unie en NEPAD zijn nauw met elkaar verbonden. Hoewel ze voortkomen uit afzonderlijke initiatieven, hebben de Afrikaanse leiders zich veel moeite getroost om ze op elkaar af te stemmen en uiteindelijk samen te voegen. Sinds de Top van Durban in juli 2002, is NEPAD opgenomen in het AU-kader. De AU (het institutionele kader voor de integratie van Afrika) en NEPAD (het sociaal-economische programma van de Afrikaanse Unie) kunnen alleen samen worden gesteund. Samen vormen de Afrikaanse Unie en NEPAD een nieuwe basis voor de betrekkingen tussen de EU en Afrika en vereisen een versterkte dialoog tussen de EU en Afrika als geheel.

* Gezien haar eigen ervaringen met integratie wordt de EU door diegenen die bouwen aan de Afrikaanse Unie als een deskundige gezien. De AU is erop gebrand om de Europese integratie en de methoden en instellingen van Europa beter te begrijpen en om daarvan te leren, zodat de AU kan bouwen aan haar eigen pan-Afrikaanse project.

* De totstandkoming van de AU, die beschikt over een beter toegerust mandaat, operationele programma's en vernieuwende institutionele regelingen, zal samen met de start van NEPAD een nieuw pan-Afrikaans niveau van 'governance' tot stand brengen. Dit pan-Afrikaans niveau, bedoeld om de belangrijkste kwesties met het oog op de duurzame ontwikkeling van Afrika aan te pakken, biedt nu een adequater en meer gestructureerd kader voor de dialoog tussen de EU en Afrika.

Paragraaf 2. Afrika behandelen als één geheel

De Commissie erkent dat het bestaan van diverse overeenkomsten tussen de EU en verschillende delen van Afrika en de daaruit voortvloeiende versplintering van Europese samenwerkingsinstrumenten het de Gemeenschap niet gemakkelijk maken om te reageren op pan-Afrikaanse initiatieven en ook niet om regionale activiteiten te ondersteunen die plaatsvinden in de verschillende Afrikaanse regio's.

Ter verbetering van de EU-steun voor continentale integratie in Afrika is de Commissie bereid om praktische maatregelen te overwegen waarmee bruggen kunnen worden gebouwd tussen de diverse reeds bestaande overeenkomsten tussen de EU en Afrika (Cotonou, Euromed-overeenkomsten en de bilaterale handels- en samenwerkingsovereenkomst met Zuid-Afrika). Dit kan worden toegepast op het gebied van handel, op de regels inzake overheidsopdrachten voor projecten die door de EU worden gefinancierd en op de programmering van hulp.

* Om de handel tussen de Afrikaanse landen onderling te vergemakkelijken en te stimuleren moet de Gemeenschap een zorgvuldige analyse uitvoeren van de invloed van alle op de handel betrekking hebbende instrumenten die in het kader van haar overeenkomsten reeds worden benut of worden voorbereid. Dit geldt met name voor de in gang zijnde evaluaties van de Euromed-overeenkomsten met de Noord-Afrikaanse landen en voor de Economische Partnerschapsovereenkomsten die het handelsregime in het kader van de Overeenkomst van Cotonou met de ACS zullen vormen. Deze analyse moet het mogelijk maken te bepalen welke aanvullende instrumenten of mechanismen nog meer ten goede kunnen komen aan de pan-Afrikaanse handel.

* Op dezelfde wijze beperken de regels voor overheidsopdrachten, die van toepassing zijn op het EOF en op diverse begrotingslijnen (met name Meda en het EPWO) over het algemeen de subsidiabiliteit tot leveranciers die afkomstig zijn uit landen die onder hetzelfde instrument vallen. Als gevolg daarvan komen Noord-Afrikaanse landen niet in aanmerking voor deelname aan inschrijvingen op EOF-contracten, en omgekeerd. Als de relevante rechtsgrondslagen worden verlengd, dient de Gemeenschap bereid te zijn haar subsidiabiliteitscriteria in het kader van EOF- en Meda-verordeningen (alsook het EPWO) aan te passen, zodat wederzijdse inschrijfrechten mogelijk zijn, zoals reeds tussen het EOF en het EPWO is gerealiseerd. Bredere subsidiabiliteitscriteria die gelden voor het hele continent zullen een bijdrage leveren aan de algehele doelstelling om hulp te ontkoppelen in overeenstemming met de recente mededeling van de Commissie ("Ontkoppeling van steun: voor doeltreffendere steun").

* De EU-steun voor pan-Afrikaanse initiatieven wordt momenteel van geval tot geval beoordeeld, en het vermogen van de EU om te reageren wordt beperkt doordat een beroep moet worden gedaan op verschillende financiële instrumenten. Voor de ontwikkeling van pan-Afrikaanse activiteiten in de toekomst stelt de Commissie de Gemeenschap voor bereid te zijn deze in een samenhangend kader te plaatsen. Er dient derhalve aandacht te worden besteed aan de vraag hoe de EU-hulp kan worden gebundeld, met toestemming van de betrokken landen en regio's, om een operationele EU-Afrika-agenda te ondersteunen. Als een dergelijke bundeling wordt bereikt, kan hulp bij de oprichting van een continentomvattende faciliteit voor ondersteunende activiteiten op het gebied van vrede één van de eerste toepassingen zijn, die helpen bij het stabiliseren van de gebieden in Afrika die in hun ontwikkeling worden gehinderd door recente of langlopende conflicten.

De Commissie is ervan overtuigd dat, naast deze drie specifieke voorstellen, de bredere inspanningen die zijn geleverd om de doeltreffendheid van de hulp in Afrika te verhogen, het eenvoudiger en gemakkelijker zullen maken om pan-Afrikaanse en algemene kwesties aan te pakken. Hiermee zal ook rekening worden gehouden als onderdeel van het onderzoek naar budgettering van EOF-middelen, dat vóór het einde van het jaar in een afzonderlijke mededeling van de Commissie zal worden gepresenteerd. Intussen zullen er onderzoeken worden uitgevoerd naar de mogelijkheden om de bepalingen van Bijlage IV van de Overeenkomst van Cotonou te herzien.

Paragraaf 3. Resultaten van de dialoog tussen de EU en Afrika: voortgang inzake prioritaire thema's

"De Verklaring en het Actieplan van Caïro" waren behoorlijk ambitieus en bevatten alle onderwerpen van ontwikkelingssamenwerking. Bij de follow-up van Caïro nam de eerste Biregionale Groep van hogere ambtenaren in oktober 2001 het besluit dat de dialoog tussen de EU en Afrika moest worden georganiseerd rond acht prioritaire thema's om concrete resultaten te bereiken: 1. mensenrechten, democratie en 'good governance'; 2. preventie en beslechting van conflicten; 3. voedselzekerheid; 4. HIV/aids en andere pandemieën; 5. milieu; 6. regionale integratie en handel; 7. buitenlandse schuld; 8. teruggave van illegaal geëxporteerde culturele goederen. Sinds Caïro zijn er twee ministerconferenties geweest:

* Tijdens de eerste ministerconferentie (Brussel, oktober 2001) werd er een redelijke mate van overeenstemming bereikt met betrekking tot zes van de acht prioritaire thema's, maar moesten de werkzaamheden met betrekking tot schuld en de teruggave van gestolen culturele goederen nog worden afgerond. De ministerconferentie van Brussel hechtte ook haar goedkeuring aan een gezamenlijke verklaring over terrorisme en sprak zich uit voor steun aan NEPAD, na een initiatief van de EU om een speciale bijeenkomst met Afrikaanse leiders te organiseren.

* De tweede ministerconferentie (Ouagadougou, november 2002) hechtte haar goedkeuring aan (i) een communiqué waarin belangrijke voortgang in de voorbereiding van de top werd bevestigd, en (ii) nog een verklaring over de gemeenschappelijke strijd tegen terrorisme. De conferentie behandelde onderwerpen als vrede en veiligheid, 'governance', culturele goederen en een actieplan met betrekking tot mensenhandel. Op het gebied van handel en regionale integratie, milieu, voedselzekerheid en het Wereldgezondheidsfonds werden vervolgactiviteiten uitgezet.

* In Ouagadougou werden besprekingen gestart over de toekomst van de dialoog. Beide partijen wezen op de noodzaak om de structuur, aandachtspunten en procedures van de biregionale dialoog te verbeteren, deze meer interactief te maken en tegelijkertijd te voorkomen dat de dialoog te omslachtig zou worden. Het proces van Caïro werd beschouwd als een uniek kader dat heel Afrika en de EU samenbrengt. Overeengekomen werd om ter zake voorstellen op te stellen voor bespreking in Lissabon (zie paragraaf 4).

Paragraaf 3. Thema A. Mensenrechten, democratie en 'good governance'

De dialoog over het thema mensenrechten, democratie en 'good governance' is gevoerd rond drie belangrijke onderwerpen: mensenhandel, steun voor Afrikaanse instellingen en de strijd tegen corruptie, met inbegrip van onderzoek naar en teruggave van illegaal verkregen overheidsgelden.

Met betrekking tot het eerste onderwerp, mensenhandel, met name de handel in vrouwen en kinderen, is met het ontwerpen van een Actieplan een stap voorwaarts gezet. Het Actieplan bevat algemene beginselen maar ook voorstellen voor concrete maatregelen die moeten worden genomen op het gebied van preventie en bewustmaking, bescherming van en hulp aan slachtoffers, wetgevend kader, beleidsontwikkeling en wetshandhaving alsmede samenwerking en coördinatie ter plaatse. Indien er een oplossing wordt gevonden voor universele rechtspraak, dient het Actieplan tijdens de Top van Lissabon te worden goedgekeurd. Activiteiten die in het kader van het Actieplan worden ontwikkeld, moeten zo veel mogelijk ter kennis worden gebracht van de betrokken wetshandhavers en moeten ook hun weerslag vinden in activiteiten die worden gesteund via bestaande financieringsprogramma's van de EU op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.

Met betrekking tot het tweede onderwerp, steun voor Afrikaanse instellingen, is aan de Europese partner onlangs een voorbereidend programma inzake democratie, 'governance' en mensenrechten voor de periode 2002-2003 voorgelegd. Dit programma, dat binnenkort zal wordt goedgekeurd als follow-up van de AU-Top van Durban, is in eerste instantie gericht op uitvoering van de verschillende toezeggingen die door de AU-lidstaten zijn gedaan in een aantal wettelijke en beleidsdocumenten, zoals het Oprichtingsverdrag van de AU of de Verklaring van de AU inzake de beginselen met betrekking tot democratische verkiezingen in Afrika. De tweede doelstelling van het programma is het verlenen van steun ter versterking van de instellingen die betrokken zijn bij democratie, 'governance' en mensenrechten, zoals de Afrikaanse Commissie inzake mensenrechten en de rechten van volkeren, en de instelling van het Afrikaanse Hof inzake mensenrechten en de rechten van volkeren, zodat zij hun verantwoordelijkheden doeltreffender kunnen verwezenlijken. Versterking van deze instellingen is des te belangrijker omdat zij zijn verzocht meer verantwoordelijkheid op zich te nemen in het kader van het "African Peer Review Mechanism". Tijdens de ministerconferentie van Ouagadougou kreeg het programma steun van Europese zijde. Het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR) heeft ervoor gezorgd dat sommige activiteiten kunnen worden ondersteund in de bijgestelde EIDHR-programmering 2003. De Commissie buigt zich momenteel over de details van eventuele steun.

Het derde onderwerp, de strijd tegen corruptie, onderzoek naar en teruggave van illegaal verkregen overheidsgelden die zijn ondergebracht bij buitenlandse banken, maakt deel uit van het bredere thema economische 'governance'. Met betrekking tot deze kwestie hebben de Afrikanen zich sinds de Top van Caïro aanzienlijke inspanningen getroost om een wettelijk kader en een beleidskader in het leven te roepen bij de goedkeuring door de Afrikaanse Unie van de NEPAD-Verklaring inzake democratie en politieke, economische en 'corporate governance' en de plechtige verklaring van de Conferentie inzake veiligheid, stabiliteit, ontwikkeling en samenwerking in Afrika. De onlangs goedgekeurde AU-Overeenkomst ter bestrijding van corruptie en de Overeenkomst van Algiers betreffende de preventie en bestrijding van terrorisme met bepalingen inzake de financiële aspecten van terrorisme, verschaffen meer specifieke wettelijke maatregelen. Tegelijkertijd wordt er op regionaal niveau gewerkt aan diverse initiatieven met betrekking tot het opzetten en ontwikkelen van regionale activiteiten ter voorkoming van het witwassen van geld, in samenhang met de activiteiten van de "Financial Action Task Force" (FATF). Tot slot wordt er ook op mondiaal multilateraal niveau meer vooruitgang verwacht in verband met de aanstaande VN-Overeenkomst ter bestrijding van corruptie (de conferentie voor ondertekening van de Overeenkomst is gepland in december 2003), waarbij goedkeuring zal worden gehecht aan een alomvattende en multidisciplinaire benadering door de behoefte aan het instellen van een functioneel mechanisme voor het terugkrijgen van activa af te stemmen op de noodzaak tot institutionalisering van doeltreffende preventieve maatregelen. Tijdens de ministerconferentie van Ouagadougou werd van Afrikaanse zijde "de bereidheid om corruptie aan te pakken" benadrukt en werd een beroep gedaan op de EU "om mee te werken aan de uitvoering van ....Afrikaanse besluiten" en "om te participeren in concrete samenwerkingsactiviteiten op dit terrein en specifieke activiteiten voor te stellen". [2] Met het oog op dit nieuwe kader is de kwestie van illegaal verkregen gelden, volgens ramingen meer dan de helft van de buitenlandse schuld van Afrika en voornamelijk bij buitenlandse banken ondergebracht, dan ook een integraal onderdeel van de op het gebied van economische 'governance' en wederzijdse verantwoordelijkheid te bereiken vooruitgang. De Biregionale Groep dient derhalve concrete stappen te ondernemen om de samenwerking op dit gebied te verbeteren. De Europese Commissie is vastbesloten om de Afrikaanse landen te helpen bij hun voortdurende inspanningen om corruptie te beteugelen en te voorkomen door middel van technische adviezen op basis van algemene beginselen die onderdeel zullen uitmaken van een ophanden zijnde mededeling inzake alomvattend EU-beleid ter bestrijding van corruptie.

[2] Goedgekeurde notulen van de Biregionale Groep (Ouagadougou, 25-26 november 2002).

In het licht van het in Ouagadougou uitgezette beleidskader en in het belang van stimulering van 'good governance' bereidt de EU ook een reeks maatregelen voor om de illegale houtkap aan te pakken. Illegale houtkap is in sommige landen uitgegroeid tot zo'n ernstig probleem dat het de rechtstaat en de beginselen van 'good governance' ondermijnt en op deze wijze de bredere doelstellingen in gevaar brengt die we willen bereiken via onze overzeese handelsbetrekkingen en ontwikkelingssamenwerkingsprogramma's. Ter ondersteuning van de Afrikaanse inspanningen om illegale houtkap te bestrijden, verleent de Europese Commissie aanzienlijke steun aan het Afrikaans ministerieel proces voor handhaving en 'governance' van de wetgeving inzake het bosbestand. Dit initiatief is bedoeld om een sterk politiek engagement te ontwikkelen zodat de onderliggende oorzaken van de illegale houtkap in Afrika kunnen worden aangepakt en een actieprogramma voor herstel kan worden ontwikkeld. De Europese Commissie ontwikkelt momenteel een aanvullend actieplan voor handhaving, 'governance' en handel in het kader van de wetgeving inzake het bosbestand. In dit actieplan zal een pakket maatregelen worden beschreven om de import van illegaal gekapt hout en illegale houtproducten in de Europese Unie te beperken. De EU verheugt zich op een vruchtbare samenwerking met Afrika op dit terrein.

De EU zet zich ook in voor verdieping van de samenwerking met Afrika op het gebied van ontwikkeling van het menselijk potentieel, met name algemeen basisonderwijs voor zowel jongens als meisjes, dat een essentieel element is van de bevordering van 'good governance'. Zoals beschreven in de recente mededeling inzake "de rol van onderwijs en scholing in de armoedebestrijding in ontwikkelingslanden", hebben 'onderwijs en scholing [...] een sterke positieve invloed op de gezondheid, sociale en politieke participatie, gelijke kansen voor mannen en vrouwen, de economische groeicijfers, het inkomen en de productiviteit...[Onderwijs]....heeft een positief effect in termen van goed bestuur' (paragrafen I.I en II.I). Het voorgestelde Erasmus mundus-programma is ontworpen voor de deelname van studenten, scholieren en hoger-onderwijsinstellingen uit EU-partnerlanden, waaronder de AU.

De mededeling van de Commissie inzake 'integratie van migratievraagstukken in de betrekkingen van de Europese Unie met ontwikkelingslanden' biedt ruimte voor de start van een dialoog tussen de EU en Afrika over het thema migratie, dat een integraal onderdeel is van bestaande contractuele kaders met Afrikaanse landen en subregio's. [3] Tot de onderwerpen die met voorrang kunnen worden besproken behoren de vergemakkelijking van inspanningen van migranten die in de EU verblijven en die een bijdrage willen leveren aan de economische en sociale ontwikkeling van hun land van herkomst, de vergemakkelijking van duurzame terugkeer van migranten ter ondersteuning van lokale ontwikkeling, de gevolgen van het werven van hoogopgeleide arbeidskrachten uit Afrikaanse landen door geïndustrialiseerde landen en het doelmatig aanwenden van overschrijvingen in de macro-economische ontwikkeling van landen van herkomst.

[3] Evenzo biedt de recente mededeling van de Europese Commissie inzake ICT (informatie- en communicatietechnologieën) en ontwikkeling een instrument waarmee de algemene invloed van ICT op de meeste aspecten van ontwikkeling, en met name op het terrein van 'good governance', kan worden gemarkeerd, zoals opgemerkt door Afrikaanse leiders, die de ontwikkeling van de ICT-sector hebben onderkend als één van de prioritaire programma's van NEPAD.

Paragraaf 3. Thema B. Preventie en beslechting van conflicten

Het gaat hierbij om het bereiken van overeenstemming tussen Europeanen en Afrikanen gedurende de afgelopen twee jaar. De historische beslissing van de AU van juli 2002 tot het instellen van een zich over het hele continent uitstrekkende Raad voor vrede en veiligheid en de goedkeuring van een werkprogramma met betrekking tot vrede en veiligheid (oktober 2002) door alle AU-lidstaten, benadrukten de prioritaire aandacht die de AU wil besteden aan de aanpak van conflicten. Dit programma is gericht op verbetering van de samenwerking met regionale Afrikaanse organisaties (ECOWAS, SADC, IGAD, etc.), die ook een rol kunnen spelen bij de uitvoering van activiteiten ter preventie van conflicten en ter ondersteuning van vrede, waartoe de AU-Raad voor vrede en veiligheid heeft besloten of waaraan de Raad zijn goedkeuring heeft gehecht. De goedkeuring door de EU in mei 2001 van haar gemeenschappelijk standpunt inzake conflictpreventie in Afrika benadrukte het voornemen van de EU om haar politieke partnerschap met de AU te vergroten en om haar verschillende instrumenten meer te verplaatsen in de richting van conflictpreventie en het werken aan vrede.

Gekwalificeerd (in Ouagadougou) als een "modelvoorbeeld" van verbeterde Europees-Afrikaanse samenwerking gaat het bij de vastgestelde thema's voor dialoog en samenwerking onder andere om een verbeterde dialoog (in de afgelopen 15 maanden heeft bijvoorbeeld de AU-Commissaris voor vrede en veiligheid regelmatig overleg gevoerd met de Raad en de Commissie), het opstellen van een overzicht van instellingen en de versterking van de Afrikaanse capaciteit op het terrein van vroegtijdige waarschuwing en preventieve diplomatie (waaraan een aantal lidstaten en de EG een bijdrage leveren op regionaal en pan-Afrikaans niveau). Ook wordt een aantal activiteiten voorbereid die zijn gericht op de bestrijding van kleine en lichte wapens en anti-personeelmijnen.

Als eerste bijdrage van Europese zijde aan de nieuwe agenda voor vrede en veiligheid van de AU is op 2 april in Addis Abeba een EG-programma ter ondersteuning van de vredes- en overgangsactiviteiten van de AU ondertekend. De belangrijkste doelstelling van dit programma is de financiering van de operationele activiteiten van de Raad voor vrede en veiligheid, en vervolgens de stimulering van de capaciteitsopbouw van de AU tijdens de overgangsperiode. Dit ondersteunend programma is gebaseerd op het indicatief werkprogramma van de AU inzake kwesties van vrede en veiligheid en zal met name activiteiten van de AU financieren op het gebied van bemiddeling en monitoring van vrede. Urgentie en vastberadenheid van de AU hebben reeds geleid tot steun en financiering door de EG van door de AU geleide vredesinspanningen via het snelle-reactiemechanisme van de EG, zoals in het geval van Burundi (een waarnemingsmissie van de AU).

Dit EG-programma omvat ook een dimensie van regelmatige, op Addis Abeba gebaseerde dialoog en coördinatie tussen donors en de AU-Commissaris voor vrede en veiligheid, die op het niveau van deskundigen in een uitgebreide "technische werkgroep" moet worden gevoerd teneinde de doeltreffendheid van donorhulp op dit terrein te vergroten en de procedures en voorschriften van donors te stroomlijnen. Dit proces moet het ook gemakkelijker maken om hiaten, behoeften en prioriteiten vast te stellen ten behoeve van ondersteunende donorprogramma's. Ook zou het dienstig zijn om te zorgen voor een regelmatige, op Addis Abeba gebaseerde uitwisseling van visies tussen de AU-Commissaris voor vrede en veiligheid, de Voorzitter van de Raad voor vrede en veiligheid en ambassadeurs van de donorgemeenschap met betrekking tot het optreden van de AU en verwachte prioriteiten op het gebied van conflictpreventie en het belang ervan voor donorsteun. In de desbetreffende Afrikaanse hoofdsteden moeten met betrekking tot Afrikaanse vredes- en veiligheidsaangelegenheden ook op subregionaal niveau vergelijkbare afspraken voor donorcoördinatie worden gemaakt.

Dit zou donors, om te beginnen de EU, in staat stellen om een meer omvangrijk steunpakket voor de nieuwe AU-mechanismen voor vrede en veiligheid vast te stellen en te mobiliseren. De AU heeft de kosten voorlopig geraamd op ongeveer 100 miljoen USD voor een periode van drie jaar. Het zou dienstig zijn als de lidstaten in deze context een omvangrijke bijdrage overwegen. Wat betreft de soort donorsteun die wordt overwogen, kan deze bijdrage bestaan uit het volledige spectrum van capaciteitsopbouw of operationele steun voor activiteiten op het gebied van conflictpreventie en -oplossing, variërend van vroegtijdige waarschuwingssystemen en bemiddelingsactiviteiten tot scholing inzake vredehandhaving en logistieke en financiële steun voor het inzetten van een Afrikaanse vredesmacht. De voornoemde faciliteit voor activiteiten ter bevordering van de vrede (zie paragraaf 2 - bladzijde 6) moet Afrikaanse partners in staat stellen om de kosten te dekken van zowel vredesbevorderende activiteiten in Afrika als Afrikaanse inspanningen voor capaciteitsopbouw op dit gebied. Om de middelen die beschikbaar zijn voor de ondersteuning van Afrikaanse vredesbevorderende activiteiten te vergroten, zou het dienstig zijn om in de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand (DAC) van de OESO overeenstemming te bereiken over verbreding van de bijstand die geschikt wordt geacht als officiële overzeese ontwikkelingshulp (ODA), zodat gebruik kan worden gemaakt van bijstand ter ondersteuning van de Afrikaanse capaciteit voor het ondernemen van vredesbevorderende en hiermee samenhangende activiteiten.

Toegang tot natuurlijke hulpbronnen en het risico van verontreiniging van water, bodem en lucht kan de oorzaak van een conflict zijn vanwege de grensoverschrijdende aard van milieuaangelegenheden en natuurlijke hulpbronnen. Schaarste aan water kan bijvoorbeeld de bron van een conflict zijn.

Het (wan)beheer van natuurlijke hulpbronnen moet derhalve in Afrika in de context van gewelddadige conflicten worden gezien. Natuurlijke hulpbronnen, die rechtmatig zouden kunnen worden geëxploiteerd om aan geld te komen voor de schatkist, worden vaak gebruikt voor de financiering en voortzetting van gewapende conflicten. Ook wordt strijd gevoerd om de zeggenschap te verkrijgen over waardevolle hulpbronnen met het oog op persoonlijk gewin of verrijking van een kleine elite ten koste van dood, ellende en verarming van miljoenen. Thans wordt onderkend dat dit fenomeen een belangrijke oorzaak van de conflicten in Afrika is. De succesvolle mobilisatie van de internationale gemeenschap heeft geresulteerd - wat "oorlogsdiamanten" betreft - in de vernieuwende Kimberleyprocescertificering van diamanten, waardoor de wereldhandel in "bloeddiamanten" aanzienlijk wordt beperkt. Thans zijn vergelijkbare gevallen gedocumenteerd in samenhang met voorraden hout, diamanten, olie en diverse andere waardevolle hulpbronnen. Zeer recentelijk, in januari, gebeurde dit in een resolutie van de VN-Veiligheidsraad naar aanleiding van de plundering van de hulpbronnen van de Democratische Republiek Congo (DRC). Diverse andere landen hebben met vergelijkbare plunderingen te maken gehad. Het is van wezenlijk belang dat de rol van natuurlijke hulpbronnen, als een drijvende kracht die ten grondslag ligt aan conflicten, wordt erkend en dat dit zijn weerslag vindt in de strategieën die beogen de vrede te herstellen. Ter verbetering van de 'governance' van natuurlijke hulpbronnen moeten er derhalve maatregelen worden genomen in het kader van de dialoog tussen de EU en Afrika met betrekking tot conflictpreventie.

Paragraaf 3. Thema C. Voedselzekerheid

In Ouagadougou is in het kader van de dialoog tussen de EU en Afrika een gezamenlijk document goedgekeurd waaruit een gedeeld inzicht blijkt met betrekking tot voedselzekerheid en de rol van voedselhulp en waarin een basis wordt gelegd voor ontwikkeling van gemeenschappelijke standpunten op het gebied van biotechnologie, sanitaire en fytosanitaire normen, dierziekten en landbouwonderzoek. Op grond van een door de EU ingediend voorstel kwamen de ministers overeen dat als eerste concrete stap een gezamenlijk team in het leven zal worden geroepen om een alomvattende evaluatie van bestaande vroegtijdige waarschuwingssystemen in Afrika uit te voeren. [4] Ten aanzien van biotechnologie is toegezegd ervoor te zorgen dat het Protocol van Cartagena en het Internationaal Verdrag inzake genetische plantaardige hulpbronnen voor voedsel en landbouw zo snel mogelijk in werking kunnen treden. Bovendien spraken de ministers de gemeenschappelijke intentie uit om de Afrikaanse capaciteiten die nodig zijn voor de uitvoering van deze overeenkomsten, te versterken.

[4] Communiqué van de ministerconferentie (Ouagadougou, 28 november 2002).

Binnen de context van de ontwikkelingsdoelstellingen voor het millennium en de doelstelling van de Wereldvoedseltop kan de dialoog tussen de EU en Afrika een bijdrage leveren aan het vergroten van de politieke wil om de strijd tegen honger aan te binden.

De toekomstige dialoog moet meer de nadruk leggen op de politieke dimensies van voedselzekerheid en kwesties aanpakken als toegang tot productieve hulpbronnen (land, water) en rechtvaardigheid. Dit betekent ook dat er synergie en samenhang moet komen tussen het nationale, regionale en continentale niveau. Evenzeer is het van belang om beleid te herzien dat invloed heeft op de voedselzekerheid, zoals visserij, handel en milieu. De dialoog tussen de EU en Afrika kan ook helpen verschillen te overbruggen en de Afrikaanse en Europese partners nader tot elkaar te brengen in internationale forums, met name de VN (FAO, IFAD, WFP), waar regionale constellaties nog steeds de overhand hebben.

De huidige voedselcrisis in Zuidelijk Afrika en de Hoorn van Afrika is de gelegenheid om de dialoog verder te ontwikkelen en om met de Afrikaanse partner vast te stellen welke behoeften moeten worden aangepakt via ontwikkelingsstrategieën voor de lange termijn ter bestrijding van armoede, inclusief toegang van de armen tot belangrijke hulpbronnen, activa en diensten en betere 'governance'.

Paragraaf 3. Thema D - HIV/aids en andere pandemieën

Beide partners hebben diepgaande en openhartige besprekingen gevoerd over de verwoestende invloed die HIV/aids, malaria en tuberculose hebben op Afrika en over de noodzaak om met spoed op te treden.

In oktober 2002 kwam de Biregionale Groep overeen dat het noodzakelijk is om de gezondheidszorgstelsels in Afrikaanse landen binnen een alomvattend kader van preventie, behandeling en zorg te versterken en om de financiering van de gezondheidszorg door de nationale regeringen (zoals in april 2001 overeengekomen in Abuja) en de internationale donorgemeenschap te verhogen. Voorts werd overeenstemming bereikt over de noodzaak van een gezamenlijke aanpak op gebieden als gedifferentieerde prijsstelling, overdracht van technologie en lokale productie om een verbeterde toegang tot betaalbare medicijnen te bewerkstelligen. Tijdens de bijeenkomst van Ouagadougou werd van Afrikaanse zijde verwelkomd dat de Europese Commissie onlangs haar goedkeuring had gehecht aan een ontwerp-verordening ter voorkoming van verlegging van het handelsverkeer in geneesmiddelen met een gedifferentieerde prijsstelling. Van groot belang en een onderwerp dat nader moet worden besproken is de toezegging van de AU om belastingen en tarieven die deze inspanningen [5] ondermijnen, te beperken/weg te nemen.

[5] In een recent onderzoek dat door DG Handel in 57 ontwikkelingslanden is uitgevoerd, wordt geconcludeerd dat het totale bedrag aan geïnde heffingen voor medicijnen ter bestrijding van aids/malaria/tuberculose ruwweg 3 miljard USD bedraagt.

Van Afrikaanse zijde wordt steun verzocht op het gebied van informatie-, onderwijs- en communicatieprogramma's die zich richten op de preventie van HIV/aids en andere pandemieën, en te dien einde blijft de EG prioriteit verlenen aan preventie en een verbeterde gezondheidszorg- en onderwijssector. Van Afrikaanse zijde wordt ook om steun verzocht voor een netwerk voor de uitwisseling van informatie en gegevens met gebruikmaking van nieuwe informatietechnologieën. Deze steun was in het kader van het 8e EOF geprogrammeerd als financiering binnen de ACS en wordt momenteel vastgesteld.

De besprekingen spitsten zich met name toe op twee vraagstukken: enerzijds de moeilijke toegang tot en de trage uitbetaling van het Wereldfonds ter bestrijding van aids, tuberculose en malaria (Global Fund to Fight AIDS, TB and Malaria, GFATM) en de noodzaak voor een speciaal gezondheidsfonds voor Afrika; en anderzijds de omzetting van een deel van de schuldenlast van Afrika in een programma voor de strijd tegen HIV/aids en de bestrijding van armoede. Dienaangaande zullen door de twee Commissies follow-upbesprekingen worden georganiseerd.

Tijdens de ministeriële bijeenkomst te Ouagadougou werd van Afrikaanse zijde de noodzaak benadrukt voor EU-hulp bij het mobiliseren van toereikende financiële middelen voor de uitroeiing van polio in 45 Afrikaanse landen waar nog steeds polio voorkomt. De EG onderzoekt de mogelijkheden die nationale en regionale programma's bieden.

Paragraaf 3. Thema E. Milieu, met inbegrip van de strijd tegen droogte en woestijnvorming

Binnen de dialoog tussen de EU en Afrika was dit één van de eerste terreinen waarop overeenstemming werd bereikt (zie ook 3B hierboven). Met name aan Afrikaanse zijde werd de strijd tegen droogte en woestijnvorming erg belangrijk geacht, en tijdens de in Brussel gehouden derde biregionale bijeenkomst werd overeenstemming bereikt over een gezamenlijk ontwerp-document inzake milieuaangelegenheden. De prioriteiten van dit ontwerp-document zijn internationale 'governance' op milieugebied, samenwerking bij de voorbereiding van nationale strategieën voor duurzame ontwikkeling, armoede en milieu, de grensoverschrijdende en regionale dimensie van milieuaangelegenheden, versterking van de capaciteit van de Afrikaanse landen om te onderhandelen over internationale milieuconvenanten en de uitvoering ervan alsmede om gezamenlijk te zoeken naar manieren om de Wereldmilieufaciliteit te verbeteren. Geïntegreerd waterbeheer en de preventie van natuurrampen worden ook benadrukt als prioriteiten voor de dialoog. In oktober 2002 diende de Afrikaanse Unie een voorstel in met betrekking tot prioritaire milieuaangelegenheden waaraan in de context van het Actieplan van Caïro en de uitkomst van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling aandacht moest worden besteed. Tijdens de ministeriële bijeenkomst in Ouagadougou in november 2002 werd ingestemd met het "begeleidend schrijven" bij het gezamenlijk document inzake milieuaangelegenheden, dat is bedoeld om de verschillende elementen met betrekking tot milieuprioriteiten met elkaar in overeenstemming te brengen.

Bij de voorbereiding van de Top van Lissabon moeten er met name twee kwesties worden aangepakt. De eerste kwestie is de follow-up van de Top van Johannesburg. In deze context verdienen de Initiatieven voor water en energie speciale aandacht die verder reikt dan het milieu, vooral omdat NEPAD deze kwesties eveneens afzonderlijk behandelt. De tweede kwestie is de consolidatie van een Afrikaans actieplan dat uitgaat van een NEPAD-AU-kader met inachtneming van de follow-up van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling. Dit plan moet de verschillende betrokken belanghebbenden en instellingen vaststellen, met inbegrip van hun behoefte aan capaciteitsopbouw en hun respectieve taken en verantwoordelijkheden. Tegelijkertijd kan het plan fungeren als een strategisch en coherent kader voor donorsteun. De Commissie verheugt zich op de actieve samenwerking met alle respectieve belanghebbenden.

Via het Waterinitiatief bevestigt de Europese Unie haar toezegging om te helpen aan de doelstellingen voor het millennium te voldoen, alsmede de doelen die zijn overeengekomen tijdens de Wereldtop over duurzame ontwikkeling. [6] Het initiatief is gericht op halvering, in het jaar 2015, van het aantal mensen dat geen toegang heeft tot veilig drinkwater en beschikt over minimale rioolwaterzuivering. De tweede prikkel van het initiatief is bedoeld om de ontwikkeling te steunen van een geïntegreerd beheer van waterbronnen en waterdoelmatigheidsplannen in 2005, het stimuleren van de goedkeuring van beleid, planning en beheer van rivierbekkens, met name voor grensoverschrijdende stroomgebieden. De EU stelt zich op het standpunt dat geïntegreerd beheer van waterbronnen met een behoorlijke deelname, transparantie en verantwoordelijkheid van de overheid een belangrijke benadering is om deze doelen te bereiken.

[6] In dit verband zij eraan herinnerd dat een mededeling aan de Raad en het Parlement voorstelt om een EU-Waterfonds in te stellen dat wordt gefinancierd door de Europese Ontwikkelingsfondsen.

In het kader van het Waterinitiatief van de EU wordt toegezegd strategische steun te verlenen voor het bereiken van deze doelstelling, die door EU-lidstaten, de EG en de EIB wordt gecoördineerd. Betrokkenheid op nationaal niveau dient een allereerste vereiste te zijn, met inbegrip van de betrokkenheid van regeringen, de particuliere sector en maatschappelijke organisaties.

In het kader van het Waterinitiatief zal de EU samenwerken met haar partners om:

* de politieke betrokkenheid te versterken om iets te doen aan de toestand van water en rioolwaterzuivering en deze te verbeteren met het oog op de bestrijding van armoede

* betere regelingen te bevorderen voor de 'governance' van water, inclusief sterkere partnerschappen tussen de publieke en de particuliere sector en plaatselijke belanghebbenden, en opbouw van institutionele capaciteit

* coördinatie en samenwerking te verbeteren om een sectorbrede aanpak te bereiken en zuid-zuidsamenwerking te bevorderen

* regionale samenwerking te ontwikkelen door te helpen bij de toepassing van een geïntegreerd beheer van waterbronnen om een bijdrage te leveren aan duurzame ontwikkeling en conflictpreventie.

Behalve een betere coördinatie van activiteiten die betrekking hebben op water, zal het initiatief ook vernieuwende financieringsmechanismen ontwikkelen om aanvullende financiële middelen en partners aan te trekken, als basis voor een duurzame financiering van water.

De Afrikaanse component van het initiatief is goedgekeurd op het hoogste politieke niveau en is ondertekend met een gezamenlijke verklaring voor een nieuw strategisch partnerschap tussen Afrika en de EU inzake wateraangelegenheden en rioolwaterzuivering.

Als vervolg op de Wereldtop over duurzame ontwikkeling zijn twee werkgroepen ingesteld om de prioriteiten aan te pakken die betrekking hebben op de levering van water en zuivering van rioolwater alsmede op geïntegreerd beheer van waterbronnen. In een poging om een bijdrage te leveren aan het bereiken van de op water betrekking hebbende doelstellingen voor het millennium en doelen in Afrika, werken de partners van de EU samen met de Afrikaanse Raad van ministers voor Water, met centrale en lokale overheden, maatschappelijke organisaties, particuliere belanghebbenden en multilaterale instanties.

Het 'EU-Afrika-partnerschap inzake water en rioolwaterzuivering' wordt onderschreven door de dialoog tussen de EU en Afrika. Op nationaal niveau betekent dit dat het juiste beleid moet worden vastgesteld en dat activiteiten moeten worden ontwikkeld voor de levering van water, de zuivering van rioolwater en voor een geïntegreerd beheer van waterbronnen. Als het gaat om stroomgebieden van grensoverschrijdende rivieren en meren is waterbeheer tevens een kwestie van regionale integratie. Derhalve dient ook de politieke betrokkenheid op regionaal niveau te worden versterkt.

Onder leiding van Griekenland wordt een mediterrane component van het Waterinitiatief van de EU voorbereid.

Het Energie-initiatief van de EU ten behoeve van armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling toont de betrokkenheid van de EU bij het verlenen van steun voor de onderdelen van het uitvoeringsplan van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling die het belang onderstrepen van verbetering van de levering van toereikende, betaalbare, duurzame energievoorziening. Dergelijke verbeteringen van de energievoorziening voor de armen zijn een noodzakelijke voorwaarde om de doelstellingen voor het millennium te bereiken. Voor de EU omvat 'energievoorziening' een brede reeks activiteiten, waaronder verbeterd beheer en gebruik van biomassa, elektrificatie van het platteland en de stedelijke periferie, gebruik van LPG voor huishoudelijke doeleinden, etc. Het aandachtspunt van NEPAD om bestaande netwerken met elkaar te verbinden moet worden besproken, daar waar de steun is gericht op uitbreiding van de energievoorziening tot de arme bevolkingsgroepen die thans hiervan verstoken zijn. Een belangrijk aspect van het initiatief is steun voor de ontwikkeling van een adequaat energiebeleid en sterke instellingen die op hun taak zijn berekend. Het initiatief zal streven naar actieve partnerschappen met belanghebbenden uit de particuliere sector, financieringsorganisaties en maatschappelijke organisaties.

Eigen inbreng van partnerlanden in toekomstige activiteiten van het initiatief is de sleutel tot succes. Er zullen partnerschappen worden ontwikkeld op nationaal en subregionaal niveau, inclusief samenwerking met de EIB op nationaal niveau. Op dit moment maken 15 van de 22 landen die zich bij het initiatief hebben aangesloten deel uit van het Afrikaanse continent. Steeds meer Afrikaanse landen raken erbij betrokken naarmate het initiatief vordert. Om het initiatief in Afrika te stimuleren, sponsort de Commissie een energiegebeurtenis op hoog niveau, die in de loop van 2003 wordt gehouden in Nairobi. Hierdoor zal zich een verbetering voordoen in de dialoog tussen de EU en Afrika over energie en met name over de prioriteiten die partnerlanden verlenen aan het Energie-initiatief van de EU. Zowel de Commissie als de EU-lidstaten zullen de voorbereidingen voor die energiegebeurtenis steunen. Een van de onderwerpen die moeten worden besproken is de rol van AU/NEPAD in ontwikkelingsstrategieën ter verbetering van de toegang tot energievoorziening op het Afrikaanse continent, en de beoogde rol van de voorgestelde Afrikaanse Energiecommissie (Africa Energy Commission, AFREC).

Aangezien bescherming van het milieu geen belemmering vormt voor ontwikkeling maar de basis legt voor duurzame bestaansmiddelen, moet de integratie van milieuaangelegenheden in inspanningen om armoede te bestrijden een basisbeginsel zijn in de samenwerking tussen de EU en Afrika. In deze context is het van belang om oog te hebben voor de algemene aard van het milieu, vooral met betrekking tot voedselzekerheid, internationale handel met inbegrip van illegale houtkap, beslechting en preventie van conflicten en regionale integratie.

Paragraaf 3. Thema F. Regionale samenwerking en integratie/integratie van Afrika in de wereldeconomie/handel

Sinds de Top van Caïro heeft de EU voorrang gegeven aan haar steun en de intensivering ervan voor regionale integratie door bij te dragen aan de integratie van Afrikaanse landen in de wereldeconomie en door een beslissende rol te spelen bij de consolidatie van vrede en de preventie van conflicten. De EU-ACS-Partnerschapsovereenkomst die in juni 2000 in Cotonou is ondertekend, verleent hoge prioriteit aan de ondersteuning van regionale samenwerking en integratie. Op dit moment zijn alle regionale indicatieve programma's ondertekend, en aan de gemandateerde Afrikaanse regionale organisaties zal de komende vijf jaar een globaal bedrag van 600 miljoen euro ten goede komen. Hiervan is bijna 300 miljoen euro toegewezen aan economische integratie. Het belang van regionale integratie in het kader van het proces van Barcelona wordt eveneens onderkend, met name de behoefte aan zuid-zuidintegratie. Voor de periode 2000-2005 zal het mediterrane regionale proces ongeveer 400 miljoen euro ontvangen.

In september 2002 zijn de EU en de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) van start gegaan met onderhandelingen over "Economische Partnerschapsovereenkomsten" (EPA's). Een belangrijk element van dit nieuwe partnerschap is regionale integratie tussen ACS-staten. De totstandbrenging van grotere markten zal bijdragen tot het aantrekken van zowel lokale als buitenlandse investeerders. Tegelijkertijd heeft de harmonisatie van beleid en regels op regionaal niveau een meer transparant en stabiel economisch milieu tot gevolg. Partnerschap betekent ook dat de handelsovereenkomsten moeten worden opgesteld op een manier dat rekening wordt gehouden met de specifieke economische, sociale en milieubeperkingen van iedere ACS-staat en -regio, maar ook met hun capaciteit om hun economie aan te passen aan en af te stemmen op het nieuwe handelsmilieu.

De onderhandelingen worden in twee fasen gevoerd: een eerste fase van alle in gang zijnde besprekingen tussen de ACS en de EU en een tweede fase van onderhandelingen met regionale ACS-groeperingen. De EU zet zich volledig in om de onderhandelingen met de regio's te voeren en om de voorbereidingen voor deze onderhandelingen te bespoedigen, met name met de subregio's ten zuiden van de Sahara die reeds hebben aangegeven dat zij willen deelnemen aan de onderhandelingen die uiterlijk in september 2003 van start gaan.

Tijdens de tweede ministeriële bijeenkomst van de EU en Afrika in Ouagadougou werd in deze context door beide zijden met nadruk gewezen op het belang van samenhang tussen de regionale economische groeperingen die betrokken zijn bij de onderhandelingen over Economische Partnerschapsovereenkomsten met de EU en de Regionale Economische Gemeenschappen (Regional Economic Communities, REC's) die zijn ingesteld met het oog op oprichting van de Afrikaanse Economische Gemeenschap (African Economic Community), zoals voorzien in het Oprichtingsverdrag van de Afrikaanse Unie. Er zal overleg worden gevoerd tussen de EG en de AU-Commissie om de samenhang en synergie te onderzoeken tussen de diverse regionale integratieprocessen in Afrika en de onderhandelingen over EPA's.

De EU en Afrika zullen hun samenwerking en regelmatige dialoog inzake WTO-aangelegenheden voortzetten, met name in het kader van de Ontwikkelingsagenda van Doha, teneinde de ontwikkelingsdimensie op te nemen in alle terreinen waarover wordt onderhandeld. De EU zet zich volledig in om tijdens de vijfde WTO-ministerconferentie in Cancun aanzienlijke vooruitgang te boeken op alle terreinen waarover wordt onderhandeld. Bij de onderhandelingen in het kader van de Ontwikkelingsagenda van Doha houdt de EU volledig rekening met de preferentiële handelsbetrekkingen die zij met Afrika heeft ontwikkeld. Dit gebeurt op een manier dat het multilaterale handelsstelsel en de bilaterale handelsovereenkomsten elkaar aanvullen en ondersteunen. Dit is van bijzonder belang op terreinen zoals markttoegang, landbouw, TRIP's en toegang tot medicijnen, speciale en gedifferentieerde behandeling, maar ook wat de zogenaamde Singapore-kwesties betreft (investeringen, concurrentie, handelsbevordering en transparantie op het gebied van overheidsopdrachten). De EU zet zich ook volledig in om door te gaan met haar steun ter verbetering van de capaciteit van Afrikaanse landen en regio's zodat deze volledig kunnen deelnemen aan de WTO- en EPA-onderhandelingen. In die context is de EU veruit de grootste bron van aan handel gerelateerde bijstand/capaciteitsopbouw in Afrika met een sterk regionaal accent.

Paragraaf 3. Thema G. Buitenlandse schuld

De eerste ministerconferentie die in oktober 2001 in Brussel werd gehouden besloot dat een groep deskundigen uit zowel Afrika als de EU een gezamenlijk verslag zou opstellen over de schuldcrisis in Afrika en de invloed ervan op de ontwikkelingsvooruitzichten van het continent. Beide zijden hebben hun eigen ontwerp-verslag gepresenteerd met uiteenlopende visies. Ondanks dat er op sommige terreinen overeenstemming is, is het tot op heden niet mogelijk geweest een gemeenschappelijk standpunt in te nemen over een gezamenlijk verslag.

Tijdens de ministeriële bijeenkomst van Ouagadougou werd overeengekomen de besprekingen voort te zetten in het kader van een bijeenkomst van deskundigen, zodat voortgang kon worden geboekt met het gezamenlijk verslag. De Commissie hoopt dat deze bijeenkomst van deskundigen op tijd zal plaatsvinden zodat deze een bijdrage kan leveren aan de voorbereidingen van de tweede Top.

Zodra de tweede EU-Afrika-Top plaatsvindt, moet het mogelijk zijn een formele politieke toezegging te krijgen om de besprekingen voort te zetten over mogelijke manieren om ervoor te zorgen dat er in het kader van het initiatief voor arme landen met een zware schuldenlast (HIPC-initiatief) daadwerkelijk sprake is van een schuldverlichting en dat het thema schuldverlichting wordt verdiept/verbreed in de daartoe bestemde forums (G8, raden van bestuur van IMF/WB, de Club van Parijs, etc.).

Als bijdrage aan de dialoog over schulden heeft de Commissie besloten een onderzoek te financieren waarin de duurzaamheid van het HIPC-initiatief en de argumenten voor en/of tegen de opties voor verdere schuldverlichting worden onderzocht. Dit onderzoek zal worden gefinancierd onder verantwoordelijkheid van de Commissie, die erop zal toezien dat de standpunten van de lidstaten, de Afrikaanse landen, Wereldbank/IMF en andere geïnteresseerde partners worden weergegeven. Zodra dit onderzoek is afgerond, is de Commissie bereid om de relevante elementen in te brengen als bijdrage aan de dialoog tussen de EU en Afrika.

Er zij aan herinnerd dat de Commissie tot op heden meer dan 1,275 miljard euro heeft toegezegd aan het HIPC-initiatief: 734 miljoen euro als donor van het HIPC-Trustfonds, 485 miljoen euro als crediteur - inclusief het recente besluit van 125 miljoen euro voor de EG-ACS-Raad van Ministers - en 60 miljoen euro extra, wederom als crediteur, om alle speciale leningen te verlichten die zijn toegekend aan de minst ontwikkelde HIPC's van de ACS die resteren na de volledige uitvoering van het verbeterde HIPC-initiatief. Bovendien blijft de Commissie zich, op basis van een eerlijke lastenverdeling, inzetten voor dekking van de mogelijke kosten van "topping up", d.w.z. de extra schuldverlichting die van geval tot geval nodig kan blijken voor individuele landen die met name te lijden hebben van exogene schokken die worden veroorzaakt door de wereldwijde economische malaise en de daling van grondstofprijzen. In dit opzicht zal de Raad van Ministers tijdens zijn bijeenkomst van 16 mei naar verwachting zijn goedkeuring hechten aan verdere steun ten bedrage van 335 miljoen euro.

Paragraaf 3. Thema H. Teruggave van illegaal geëxporteerde culturele goederen

De dialoog over culturele goederen heeft een aanzienlijke dimensie toegevoegd aan de politieke betrekkingen tussen Afrika en de EU. De kwestie van teruggave van gestolen of illegaal geëxporteerde culturele goederen moet worden gezien in de context van systematische diefstal, clandestiene opgravingen en illegale handel, die nog steeds aanzienlijke schade toebrengen aan het culturele erfgoed van zowel Afrikaanse als Europese landen. Voor Afrikaanse landen heeft het terugkrijgen van culturele goederen ook een grote symbolische waarde waar het gaat om het opbouwen van een eigen culturele identiteit en om morele genoegdoening voor het koloniale verleden.

Er is een groeiend bewustzijn inzake de noodzaak om het culturele erfgoed beter te beschermen tegen illegale handel en de erkenning dat ieder land minstens een adequate representatieve verzameling van zijn eigen culturele erfgoed moet bezitten. Belangrijke landen op de kunstmarkt hebben onlangs stappen gezet om te voldoen aan relevante internationale overeenkomsten, en ethische overwegingen maken in toenemende mate deel uit van het debat.

Door een ad hoc-groep van deskundigen, die op 13-14 november 2002 bijeenkwam in Addis Abeba, is een doorbraak bereikt in de dialoog tussen de EU en Afrika over culturele goederen en is een reeks leidende beginselen en concrete aanbevelingen voor actie opgesteld. Met het oog op het ontwikkelen van concrete voorstellen tot samenwerking verzocht de ministeriële bijeenkomst in Ouagadougou om, als vervolg op het verslag van de deskundigen, een voorbereidende inventaris op te stellen van alle relevante lopende samenwerkingsactiviteiten tussen de EU en Afrikaanse belanghebbenden. De EU werkt momenteel aan deze inventarisatie en hoopt dat het eerste ontwerp vóór de Top kan worden besproken met de Afrikaanse partner.

Voortbouwend op de vertrouwenwekkende stappen die reeds zijn gezet, moet de dialoog over culturele goederen:

- meer nadruk leggen op ethische en culturele argumenten, zorgen voor bewustwording van de schade die is veroorzaakt door diefstal en illegale export van culturele goederen en de relevante professionele gedragscodes stimuleren;

- stimuleren dat alle landen in de EU en Afrika voldoen aan de relevante internationale overeenkomsten, met name de uit 1970 stammende Overeenkomst van de Unesco inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen, en de uit 1995 stammende Overeenkomst van Unidroit inzake gestolen of illegaal geëxporteerde culturele voorwerpen. Ook kan gedacht worden aan gezamenlijke maatregelen op EU-niveau in het kader van de Overeenkomst van Unesco van 1970 ten gunste van in het bijzonder bedreigde archeologische of etnologische materialen uit bepaalde Afrikaanse landen;

- maatregelen voor capaciteitsopbouw in Afrikaanse landen ontwikkelen en steunen, met name het verstrekken van gerichte culturele hulppakketten die vooral de kwestie van gestolen en illegaal geëxporteerde culturele goederen aanpakken op gebieden als inventarisatie en uitwisseling van informatie, conservering, scholing, ontwikkeling van archeologische locaties, onderzoek, veiligheid en politie/douane;

- de activiteiten van Unesco op dit terrein steunen en ervaren culturele deskundigen van beide zijden erbij betrekken.

Paragraaf 4. Na Lissabon: een nieuwe dialoog

Tijdens de ministeriële bijeenkomst te Ouagadougou werd van Europese zijde voorgesteld om een "platform over toekomstige betrekkingen tussen Afrika en de EU" [7] in te stellen. Dat platform vereist een meer flexibele, vereenvoudigde, directe en politieke dialoog om te zorgen voor een grotere interactie tussen de huidige dialoog en contractuele formules.

[7] Bijlage 1.

Van Afrikaanse zijde werden concrete voorstellen gedaan ter verbetering van de dialoog, waarbij met name de nadruk werd gelegd op de noodzaak om "mandaat te verlenen aan de Commissies ... om de interactie te versterken ... en alle mogelijkheden voor samenwerking te onderzoeken."

In deze context is er ruimte voor een grotere rol voor de hoofden van EU-missies in Addis Abeba. Ook is het nodig na te denken over werkbare afspraken voor een regelmatige dialoog met Afrika op het niveau van hogere ambtenaren en de politiek.

A. Dialoog op het niveau van de politiek en hoge ambtenaren:

* Iedere drie tot vier jaar zou er een top kunnen worden georganiseerd tussen de EU en Afrika, bij voorkeur in samenhang met een bijeenkomst van de Europese Raad of een topbijeenkomst van de AU.

* In de periode tussen deze topbijeenkomsten kan er een inventariserende ministeriële bijeenkomst worden georganiseerd, eveneens in samenhang met geplande ministeriële bijeenkomsten van de EU of de AU.

* Zo nodig moet er tussen de twee Commissies en via de respectieve trojka's regelmatig contact zijn op het niveau van de politiek en hogere ambtenaren.

B. Uit ambtenaren bestaande biregionale werkgroep.

Het huidige systeem van een biregionale werkgroep van hogere ambtenaren die geleidelijk zo goed als alle AU- en EU-lidstaten samenbrengt, heeft bewezen geen doelmatig middel te zijn voor dialoog en coördinatie. Een kleinere groep ambtenaren (bijvoorbeeld 5 tot maximaal 10 van elke zijde) die regelmatig bijeenkomt, zou een meer doeltreffende manier kunnen zijn om te zorgen voor coördinatie en inventarisatie van de dialoog.

Om te bereiken dat deze coördinerende werkgroep operationeel wordt en het proces van de dialoog echt permanent blijft doorgaan, is het duidelijk dat de dialoog met de AU op de allereerste plaats moet worden versterkt op het niveau van de missies van de EU in Addis Abeba.

C. Regelmatige dialoog tussen de AU en de hoofden van de missies in Addis Abeba.

Er moet regelmatig een dialoog worden gevoerd tussen de ambassadeurs van de donorlanden en de AU-Commissaris voor vrede en veiligheid/de Voorzitter van de Raad voor vrede en veiligheid. Deze dialoog moet worden gehouden in het kader van een door de AU en de donorlanden samengestelde werkgroep op ambassadeursniveau, waarvan de meeste hoofden van de EU-missies in Addis Abeba deel uitmaken (zie paragraaf 3, thema B - bladzijde 10). Ook is het nodig om vooruitlopend op deze bijeenkomsten te zorgen voor regelmatige coördinatie van de kant van de EU (zowel voor bijeenkomsten op technisch als bijeenkomsten op ambassadeursniveau). Toch is een regelmatige dialoog tussen de hoofden van de EU-missies en de Commissie van de AU en de lokale Voorzitter en/of de trojka van permanente vertegenwoordigers nodig om de volledige reikwijdte van de agenda van de AU (inclusief de agenda voor vrede en veiligheid en wat daarbij komt) aan te pakken. Deze regelmatige dialoog dient een bijdrage te leveren aan de werkzaamheden van de bovengenoemde biregionale werkgroep.

D. In Brussel te houden dialoog met hoofden van de Afrikaanse missies.

Zonder de bovengenoemde, in Addis Abeba te houden dialoog te overlappen, kan ook worden gedacht aan regelmatige bijeenkomsten tussen de EU en Afrikaanse ambassadeurs in Brussel, waaronder bijeenkomsten tussen de trojka van de EU-Afrika-werkgroep en een trojka bestaande uit Afrikaanse ambassadeurs.

E. De Commissies van de AU en de EU

Zoals overeengekomen in Ouagadougou dienen de twee Commissies als instrument te dienen bij de voorbereiding van de werkzaamheden en het op gang houden van het coördinatieproces in de dialoog tussen de EU en Afrika.

BIJLAGE

Ministerconferentie EU-Afrika, Ouagadougou, 28 november 2002

EU-Platform inzake toekomstige betrekkingen tussen Afrika en de EU

1. De in april 2000 gehouden EU-Afrika-Top van Caïro was het historisch begin van een verbeterde dialoog tussen de EU en Afrika en bracht een proces in beweging dat leidt tot de op 4-5 april 2003 geplande EU-Afrika-Top die in Lissabon wordt gehouden.

Aangezien het van groot belang is om te komen tot een gemeenschappelijke visie over de dialoog, is nu het moment aangebroken om te beginnen met de beraadslagingen over de dialoog na de Top van Lissabon - de "agenda na Lissabon", ook met het oog op de follow-up van de werkzaamheden die zijn verricht in het kader van het Actieplan van Caïro. Het is aan de staatshoofden en regeringsleiders om in Lissabon een besluit te nemen over de toekomst van de dialoog.

2. Gelet op de belangrijke historische gebeurtenissen op pan-Afrikaans niveau die sinds de Top van Caïro in 2000 hebben plaatsgevonden, is de EU van oordeel dat de Top een kader moet ontwikkelen voor de toekomstige dialoog tussen de EU en Afrika na Lissabon, met inachtneming van de oprichting van de Afrikaanse Unie en het Nieuwe partnerschap voor de ontwikkeling van Afrika - NEPAD.

De EU beschouwt de Afrikaanse Unie als de centrale organisatie voor vrede, veiligheid en regionale integratie op het Afrikaanse continent. Bovendien beschouwt de EU zichzelf als een natuurlijke partner voor de Afrikaanse Unie, gelet op haar visie, structuren en taken. De AU heeft een lange en moeilijke taak voor de boeg en de EU zal ernaar streven om de AU op bepaalde terreinen maar ook met capaciteitsopbouw in het algemeen te steunen.

De EU neemt kennis van de taken en verantwoordelijkheden die zijn toegekend aan de AU en aan NEPAD, als een programma van de AU. De EU beschouwt dit als een nieuwe basis voor de betrekkingen van de EU met Afrika. In deze zin biedt NEPAD een kader dat dient bij te dragen tot een versterkte dialoog tussen de EU en Afrika.

De dialoog tussen de EU en Afrika is het enige forum waar Afrika en Europa kwesties kunnen bespreken die mondiale gevolgen hebben voor de continenten. Gelet op het belang van AU en NEPAD ziet de EU uit naar de inbreng van haar Afrikaanse partner met betrekking tot de vraag hoe de dialoog en samenwerking kunnen worden voortgezet in de huidige, geheel Afrika omvattende vorm.

Volgens de EU moet de dialoog een grotere nadruk leggen op politieke en pan-Afrikaanse kwesties rond een beperkt aantal gemeenschappelijke prioriteiten. In deze context moeten er duidelijke doelstellingen worden vastgesteld voor aantoonbare vooruitgang inzake gewenste resultaten.

3. De EU is van oordeel dat de Top van Lissabon de dialoog tussen Afrika en de EU moet versterken zodat deze meer flexibel, meer doelmatig en volledig complementair aan de dialoog en samenwerking in andere bestaande structuren wordt.

Flexibiliteit en doelmatigheid

Er dienen werkmethoden te worden opgezet die meer flexibel en doelmatig zijn. Er moet gestreefd worden naar formules voor bijeenkomsten met minder mensen, aangepast aan de te bespreken onderwerpen waarbij voldoende rekening wordt gehouden met de wisselende verantwoordelijkheden van de betrokken organen. Het leidende beginsel moet zijn om de juiste formule te bepalen naar gelang van de te bespreken onderwerpen.

Om de doelmatigheid van de dialoog te verbeteren, moet tijdens voorbereidingen worden gezorgd voor bijeenkomsten in kleinere groepen die de twee zijden vertegenwoordigen. Waar nodig moet de EU meer gebruik gaan maken van coördinatoren (voorzitterschap en de EU-Commissie) of de EU-trojka, die de EU vertegenwoordigen. Op deze manier kunnen de coördinatoren een bijdrage leveren aan een grotere continuïteit en meer aandacht bij de voorbereidingen van de dialoog, waardoor regelmatigheid, doelmatigheid en flexibiliteit worden verbeterd.

De belangrijkste vormen van dialoog zijn bijeenkomsten (1) op het niveau van ambtenaren, zowel in kleinere groepen die elk van de twee zijden vertegenwoordigen, als in een volledige groep, en (2) bijeenkomsten van een meer specifieke aard in ad hoc-groepen. Er dient ook de mogelijkheid van forums te zijn waarbij NGO's en maatschappelijke organisaties alsmede vertegenwoordigers van regeringen zijn betrokken.

De volledige EU-Afrika-formule blijft het algemene kader voor deze dialoog. De agenda voor bijeenkomsten moet flexibel blijven zodat deze ter zake dienend is en kan worden aangepast aan omstandigheden en ontwikkelingen.

Complementariteit

Het is van groot belang dat de dialoog tussen de EU en Afrika volledig complementair is en waarde toevoegt aan de dialoog en samenwerking in andere bestaande structuren (vooral EU-ACS, EU-Meda, EU-SADC, en EU-ECOWAS; VN; WTO; WB/IMF en HIPC). In deze zin kan de dialoog tussen de EU en Afrika een nuttige complementaire rol spelen op pan-Afrikaans niveau voor de samenwerking tussen de EG en Afrika via de Overeenkomst van Cotonou, voor Afrika ten zuiden van de Sahara, de EU-MED-Partnerschapsovereenkomst (Meda) voor Noord-Afrikaanse landen en de Samenwerkingsovereenkomst voor handelsontwikkeling tussen de EU en Zuid-Afrika (EU-South Africa Trade Development Cooperation Agreement), die zich allemaal met name richten op nationaal en subregionaal niveau.

Top