EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002DC0597

Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Uitvoering en resultaten van het Europees Jaar van de talen 2001 (door de Europese Commissie voorgelegd overeenkomstig artikel 11 van Besluit nr. 1934/2000/EG)

/* COM/2002/0597 def. */

52002DC0597

Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Uitvoering en resultaten van het Europees Jaar van de talen 2001 (door de Europese Commissie voorgelegd overeenkomstig artikel 11 van Besluit nr. 1934/2000/EG) /* COM/2002/0597 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S - Uitvoering en resultaten van het Europees Jaar van de talen 2001 (door de Europese Commissie voorgelegd overeenkomstig artikel 11 van Besluit nr. 1934/2000/EG)

INHOUDSOPGAVE

Samenvatting

Inleiding

Deel 1: De opzet en de uitvoering van het Jaar

1. Doelstellingen en doelgroepen van het Europees Jaar van de talen

2. Samenwerking met de Raad van Europa

3. Samenwerking met de deelnemende landen

4. Middelen

5. Bijeenkomsten en evenementen

6. Informatie en communicatie

7. Eurobarometer

8. Medegefinancierde projecten

9. Conclusies over de uitvoering van het Europees Jaar

Deel 2: De resultaten van het Jaar - beleid en strategie

10. De resultaten van het Jaar afgezet tegen de doelstellingen ervan:

11. Politieke en strategische resultaten

12. Toekomstige ontwikkelingen op Europees niveau

BIJLAGEN

1. Belangrijkste aanbevelingen van de externe evaluatie

2. Gedetailleerde uitsplitsing van vastleggingskredieten op de Europese begroting

3. Gedetailleerde uitsplitsing van uitgaven in de deelnemende landen

4. Projectselectie: statistische gegevens

5. Medegefinancierde projecten en andere activiteiten in het kader van het EJT: voorbeelden van goede praktijken:

Samenvatting

2001 werd door de Europese Unie en de Raad van Europa uitgeroepen tot Europees Jaar van de talen 2001, met als algemene doelstelling om het leren van talen door alle inwoners van Europa aan te moedigen. Er hebben 45 Europese landen meegedaan aan het Jaar. De uitvoering in de EU-lidstaten en de EER-landen viel onder de verantwoordelijkheid van de Europese Commissie. Op nationaal niveau was de uitvoering in handen van een netwerk van coördinatieorganen (NCO's) die daarvoor door de nationale autoriteiten waren aangewezen.

Het Europees Jaar beschikte over een budget van 11 miljoen euro, dat is besteed aan medegefinancierde projecten, een informatiecampagne, Europese en nationale manifestaties bij de opening en de afsluiting van het Jaar, en een Eurobarometer-onderzoek. Activiteiten in het kader van het Jaar moesten zich concentreren rond twee evenementen: de "Week van het leren van talen voor volwassenen" in mei en de "Europese Dag van de talen" in september. Deze moesten een stimulans vormen om op grote schaal activiteiten te organiseren. Tussen januari en juni 2002 is een externe evaluatie van het Jaar uitgevoerd.

Er zijn 190 lokale, regionale, nationale en transnationale projecten medegefinancierd. Projecten behelsden vaak drie of vier verschillende soorten activiteiten, zoals festivals, congressen, seminars, exposities, open dagen, mini-talencursussen en wedstrijden. De meeste omvatten ook een website en publicaties die op grote schaal werden verspreid. De projecten hadden betrekking op meer dan 60 talen, met een evenwichtige verdeling tussen officiële talen, regionale en minderheidstalen, talen van kandidaat-lidstaten en gebarentalen. De projecten bereikten elk gemiddeld meer dan 12.000 mensen. Tot de geselecteerde projecten behoorde ook een klein aantal media-initiatieven die miljoenen televisiekijkers en radioluisteraars bereikten.

De informatiecampagne bestond uit drie hoofdonderdelen: een pers- en communicatiecampagne; de productie van een logo, publicaties en promotieartikelen; en een Europese website. De pers- en communicatiecampagne omvatte rechtstreekse steun voor de NCO's en drie specifieke persinitiatieven in de loop van het Jaar (het Eurobarometer-onderzoek, de medefinanciering van projecten en de Europese Dag van de talen). De publicaties omvatten, naast een informatiepakket en een folder over het Europees Jaar en de doelstellingen ervan, ook een gids voor het leren van talen en een brochure met hoogtepunten van het Jaar. Tijdens het Jaar werden ruim 4 miljoen promotieartikelen geproduceerd en verspreid, zoals pennen, T-shirts en posters. Ansichtkaarten werden met officiële EU-publicaties meegestuurd en ook rechtstreeks verspreid via cafés en bars. De zeer interactieve website was beschikbaar in elf taalversies en bleef tot het einde van het Jaar operationeel. De site bevatte informatie over het Jaar en de doelstellingen en activiteiten, rechtstreekse links naar nationale websites en andere taalgebonden sites, en allerlei hulpmiddelen om mensen te helpen met het leren van een taal. Verder hebben ook diensten van de diverse EU-instellingen, elk via hun eigen communicatieactiviteiten, bijgedragen tot de zichtbaarheid van het Jaar.

Over het geheel genomen is het Europees Jaar van de talen erin geslaagd een kader te scheppen voor het stimuleren van publieksactiviteiten met een gemeenschappelijke Europese identiteit. Dit gemeenschappelijke kader was flexibel genoeg om afgestemd te kunnen worden op nationale omstandigheden en prioriteiten, zowel qua gestelde doelen als qua gekozen instrumenten.

Alle doelstellingen van het Jaar zijn verwezenlijkt. Het heeft geholpen om een groot aantal talen onder de aandacht te brengen. Verschillende soorten talen kwamen naast elkaar voor, niet alleen binnen de activiteiten maar ook in strategische en politieke ontwikkelingen.

Globaal gezien heeft het Jaar vooral veel effect gesorteerd onder taaldocenten en -studenten en onder beleidsambtenaren. Bepaalde activiteiten, met name rond de Europese Dag van de talen en de Europese Week van het leren van talen voor volwassenen, fungeerden als mediatrekker. De resultaten van het Eurobarometer-onderzoek kregen eveneens veel aandacht in de pers. Ook de deelname van bekende personen aan EJT-activiteiten bleek een doeltreffende manier om publiciteit te krijgen.

Het is nog te vroeg om te zeggen wat het blijvende effect van het Jaar zal zijn, met name wat betreft de mate waarin mensen daadwerkelijk talen zijn gaan leren. Er zijn enkele anekdotische aanwijzingen dat er meer belangstelling is gekomen voor het leren van talen, vooral onder volwassenen, of voor nieuwe talencursussen. Een van de sterkste effecten van het Jaar is de totstandkoming van betere onderlinge banden tussen organisaties die zich met talen bezighouden. Deze nieuwe netwerken zijn van onschatbare waarde.

Het Jaar was niet alleen gericht op bewustmaking van het algemene publiek, maar vormde ook een gelegenheid voor nationale en regionale overheden en NGO's om over het onderwijzen en leren van talen te discussiëren. Congressen, seminars en wetenschappelijke evenementen boden beleidsmakers, wetenschappers en taaldocenten een goed forum voor discussies over het leren van talen. Daaruit zijn diverse beleidsdocumenten voortgekomen die pleiten voor meertaligheid en taalverscheidenheid en die reeds veranderingen in het taalbeleid teweeg hebben gebracht. Voor een aantal landen vormde het Jaar ook een gelegenheid om na te denken over de uitvoering van de Europese taalportefeuille en het Europese referentiekader van de Raad van Europa.

Het voorstel dat Europese schoolverlaters over minimaal "moedertaal plus 2 talen" moeten beschikken, komt in tal van beleidsverklaringen terug en werd op Europees niveau goedgekeurd door de Raad van Barcelona. Andere politieke debatten waren toegespitst op de status die taal heeft als elementaire vaardigheid voor Europese jongeren. Verder wint de opvatting terrein dat het belangrijk is om te zorgen dat alle burgers in het Engels kunnen communiceren, maar dat Engels alléén niet voldoende is.

De ervaringen van het Europees Jaar hebben overtuigend laten zien dat alle talen die binnen gemeenschappen voorkomen, op geïntegreerde wijze kunnen worden gepromoot. Er moet worden nagedacht over het idee om steun voor regionale talen, minderheidstalen, gebarentalen en immigrantentalen op te nemen in het communautaire beleid op andere terreinen (mainstreaming), en om een meer geïntegreerde benadering te ontwikkelen waardoor de talenkennis van tweetalige burgers op waarde wordt geschat en wordt bevorderd.

Van de kant van de nationale organen die verantwoordelijk waren voor het Europees Jaar klinkt duidelijk de roep om datgene wat door het Jaar in gang is gezet, niet verloren te laten gaan. Specifieke acties moeten op korte termijn worden voortgezet en daarvoor worden communautaire programma's als essentiële instrumenten gezien. Goede voorbeelden van de stimulering van het leren van talen en taalverscheidenheid moeten op grote schaal bekendgemaakt worden, zodat ze als inspiratiebron kunnen dienen voor anderen om in de toekomst activiteiten te organiseren.

Op Europees niveau is het Jaar een stimulans geweest voor toekomstige ontwikkelingen zoals genoemd in een reeks resoluties en adviezen van het Europees Parlement, het Comité van de Regio's en de Raad van de EU. Medio 2003 zal de Commissie een mededeling aan het Europees Parlement en de Raad voorleggen met een Actieplan ter bevordering van de taalverscheidenheid en het leren van talen, uitgaande van middelen die binnen bestaande communautaire programma's en activiteiten beschikbaar zijn.

Inleiding

1. Op 17 juli 2000 werd het jaar 2001 bij besluit van het Europees Parlement en de Raad [1] uitgeroepen tot Europees Jaar van de talen 2001, met als algemene doelstelling om het leren van talen door alle inwoners van de lidstaten aan te moedigen. Op 15 december 2000 werd het Europees Jaar ook opgenomen in de EER-overeenkomst [2]. Het werd georganiseerd in samenwerking met de Raad van Europa, zodat er 45 Europese landen meededen aan het Jaar.

[1] Besluit nr. 1934/2000/EG, gepubliceerd in PB L 232 van 14 september 2000, blz. 1.

[2] Besluit nr. 112/2000 van het Gemengd Comité van de EER, gepubliceerd in PB L 52 van 22 februari 2001, blz. 37.

2. De inhoud van dit verslag is gebaseerd op een aantal bronnen, in het bijzonder: de onafhankelijke evaluatie van onderzoeks- en adviesbureau ECOTEC Research and Consulting Limited, dat daarvoor werd geselecteerd na een openbare aanbesteding [3] en in september 2002 zijn verslag indiende bij de Europese Commissie [4]; nationale evaluaties (voorzover beschikbaar) en het evaluatieverslag van de Raad van Europa; beleidsdocumenten van nationale en regionale overheden en van NGO's die tijdens - of ten gevolge van - het Jaar zijn gepubliceerd; het eindverslag van EurO&M, dat op grond van een openbare aanbesteding [5] werd geselecteerd voor het leveren van communicatie- en productiediensten; en de eindverslagen van medegefinancierde projecten.

[3] Via een openbare aanbestedingsprocedure, in het kader van opdracht voor dienstverlening nr. DG EAC/28/2001, gepubliceerd in PB 2001/S 128-086687 van 6 juli 2001. Vooraankondiging gepubliceerd in PB 2001/S 100-068433 van 26 mei 2001.

[4] Zie bijlage 1 voor de voornaamste aanbevelingen uit het evaluatieverslag.

[5] Via een openbare aanbestedingsprocedure, in het kader van opdracht voor dienstverlening nr. EAC 31/00, gepubliceerd in PB 2000/S 67-043013 van 5 april 2000. Vooraankondiging gepubliceerd in PB 2000/S 33-019578 van 17 februari 2000.

3. De uitvoering van het Jaar verliep met een hoge mate van decentralisatie en met financiering vanuit allerlei bronnen. Daardoor waren vergelijkbare en volledige gegevens niet altijd beschikbaar, met name waar het ging om nationale budgetten en om de kwantificering van activiteiten en media-aandacht. Desondanks geeft het verslag de belangrijkste trends weer en bevat het alle beschikbare kwantitatieve gegevens (die, omdat ze onvolledig zijn, een te lage voorstelling van zaken geven).

4. Dit verslag bestrijkt activiteiten die zijn ondernomen in of ten behoeve van de 15 EU-lidstaten plus de 3 leden van de EER, namelijk Liechtenstein, IJsland en Noorwegen. Bij de algemene campagne waren ook alle kandidaat-lidstaten betrokken vanwege hun lidmaatschap van de Raad van Europa. "EJT", "het Jaar" en "het Europees Jaar" verwijzen naar het Europees Jaar van de talen en 'NCO' verwijst naar de nationale uitvoerende diensten die bekend staan als de nationale coördinatieorganen.

5. Het verslag bestaat uit twee delen. Deel 1 bevat beschrijvende informatie over de opzet en de inhoud van het Jaar en conclusies over de uitvoering ervan. Deel 2 gaat in op de politieke en strategische resultaten van het Jaar.

Deel 1: De opzet en de uitvoering van het Jaar

1. Doelstellingen en doelgroepen van het Europees Jaar van de talen

In het besluit tot instelling van het Europees Jaar werden vijf specifieke doelstellingen genoemd, die als volgt kunnen worden samengevat:

- het besef van de linguïstische en culturele diversiteit in Europa vergroten

- meertaligheid bevorderen

- de aandacht vestigen op de voordelen van kennis van verscheidene talen

- het levenslang leren van talen bevorderen

- bekendheid geven aan verschillende methoden voor het onderwijzen en leren van talen.

Het besluit had betrekking op iedereen die in een van de lidstaten verblijft en bepaalde dat naast de 11 officiële talen van de EU [6] ook het Iers en het Luxemburgs (Letzeburgesch) meetelden. Daarnaast bood het de lidstaten de mogelijkheid om zich op andere talen te richten. Aangezien geen enkele lidstaat een restrictieve lijst van talen wilde opstellen, had het Jaar in de praktijk betrekking op alle talen die Europeanen gebruiken en leren.

[6] castellano, dansk, Deutsch, elliniká, English, français, italiano, Nederlands, português, suomi, svenska

De in het besluit genoemde maatregelen omvatten bijeenkomsten en manifestaties op Europees en nationaal niveau, informatie- en promotiecampagnes, enquêtes en studies, een beperkt aantal medegefinancierde projecten, en morele ondersteuning van activiteiten die zonder financiering van de EU werden georganiseerd. Het Jaar omvatte drie hoofdonderdelen: een informatie- en communicatiecampagne, die werd uitgevoerd door een extern communicatiebureau (EurO&M); medegefinancierde projecten, die in twee selectieronden waren geselecteerd naar aanleiding van een oproep tot het indienen van voorstellen; en andere activiteiten die geen financiële steun kregen van de EU, maar die wel onder de vlag van het Europees Jaar van de talen 2001 werden uitgevoerd en bijdroegen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van het Jaar.

2. Samenwerking met de Raad van Europa

De samenwerking met de Raad van Europa was een van de sterkste kanten van het Europees Jaar. Niet alleen omdat het Jaar hierdoor een groter geografisch gebied kon bestrijken, maar ook omdat op deze manier een vruchtbare uitwisseling van expertise tot stand kwam. De samenwerking spitste zich toe op een aantal gezamenlijke initiatieven: de Europese openingsmanifestatie in Lund en de slotmanifestatie in Brussel (samen met respectievelijk het Zweedse en het Belgische Voorzitterschap georganiseerd); de Europese Week van het leren van talen voor volwassenen (5-11 mei 2001) en de Europese Dag van de talen (26 september 2001); de publicatie van een gids voor volwassenen, getiteld "Talen leren voor iedereen: tips en suggesties"; het opzetten van een gezamenlijke website voor het Jaar; de ontwikkeling van een logo (vier overlappende hoofden) en een slogan voor het Jaar ("Talen openen deuren").

De Raad van Europa en de Europese Commissie speelden een actieve rol in elkaars overlegstructuren en organiseerden gezamenlijke bijeenkomsten van de verantwoordelijke coördinatieorganen van het Jaar op nationaal niveau. Veel landen benoemden voor de Raad van Europa en voor de EU dezelfde contactpersonen. De Europese Commissie reserveerde een deel van de publicaties en promotieartikelen voor de Raad van Europa om te verspreiden onder de niet-EU/EER-leden en stelde al het grafische materiaal in elektronische vorm beschikbaar aan de autoriteiten in de lidstaten van de Raad van Europa. Ook hebben de evaluatiecommissies van de Raad van Europa en de Europese Commissie informatie uitgewisseld over hun respectieve evaluaties.

3. Samenwerking met de deelnemende landen

In september 2000 werd, overeenkomstig het besluit van het Parlement en de Raad, een raadgevend comité ingesteld, dat tussen september 2000 en juli 2002 vijf maal vergaderde. Voorafgaand hieraan kwam een werkgroep van nationale deskundigen bijeen in februari en mei 2000, zodat het werk van start kon gaan voordat het besluit definitief was genomen. Deze twee groepen omvatten grotendeels dezelfde leden. Krachtens het besluit moesten de lidstaten ook nationale coördinatieorganen (NCO's) opzetten voor het EJT. Deze organen hadden een aanzienlijk takenpakket: de selectie van medegefinancierde projecten; verspreiding van informatie over het EJT; contacten met de nationale media en met het publiek; de organisatie van activiteiten en evenementen op nationaal niveau. In veel landen had het NCO geen ervaring met het samenwerken met de Europese Commissie en in sommige gevallen waren de beschikbare nationale middelen uiterst beperkt.

4. Middelen

Uit de gegevens die aan de Europese Commissie zijn verstrekt, blijkt dat in de 18 landen waarop dit verslag betrekking heeft, investeringen van ten minste 30,7 miljoen euro zijn gedaan. Dit bedrag omvat nationale en regionale overheidssubsidies, bijdragen van de coördinatoren van medegefinancierde projecten en rechtstreekse EU-steun. Het omvat niet de investeringen van de organisaties die EJT-activiteiten hebben uitgevoerd zonder financiële steun van de EU of van hun nationale of regionale overheid. Het totale geïnvesteerde bedrag ligt daarom ongetwijfeld aanzienlijk hoger. Achter dit algemene beeld gaan significante verschillen tussen de diverse landen schuil. Als echter de bevolkingsomvang in aanmerking wordt genomen, zijn de geïnvesteerde bedragen minder uiteenlopend: in de meeste landen werd per hoofd van de bevolking tussen 0,10 en 0,50 euro geïnvesteerd.

4.1. Europees budget

Het EU-budget voor het Jaar bedroeg circa 11 miljoen euro en was opgesplitst in twee delen: acties die tot 100% konden worden gefinancierd en acties die voor maximaal 50% konden worden medegefinancierd [7]. De Europese Commissie heeft tussen 1999 en 2002 ongeveer 170 mensmaanden werk besteed aan de kernactiviteiten van het Europees Jaar.

[7] Zie bijlage 2 voor een specificatie van de toewijzingen uit de Europese begroting.

Hoewel de EJT-begroting centraal werd beheerd, werd in feite 70% ervan rechtstreeks doorgesluisd naar nationaal, regionaal of lokaal werkende organisaties. De EU droeg 7,6 miljoen euro bij aan projecten, openingsmanifestaties, promotieartikelen en publicaties die rechtstreeks door de NCO's werden verspreid, communicatietraining en ondersteuning voor de NCO's, en specifieke nationale activiteiten die door de Europese Commissie werden georganiseerd ter gelegenheid van de Europese Dag van de talen op 26 september. De rest werd centraal gebruikt voor grafische vormgeving, een website, studies, centraal verspreide materialen en technische bijstand met betrekking tot de selectie van projecten.

De Europese Commissie besefte dat het budget voor het Jaar aan de bescheiden kant was ten opzichte van de doelstellingen, en heeft er daarom alles aan gedaan om te zorgen dat het effect van ieder onderdeel zo groot mogelijk zou zijn. Om de kosten van promotieartikelen zo laag mogelijk te houden - zodat de organisatoren van activiteiten er meer konden bestellen - konden alle promotieartikelen in alle taalomgevingen worden gebruikt. Om te zorgen dat de boodschap en de visuele herkenbaarheid van het EJT zo veel mogelijk mensen zouden bereiken, werden de publicaties en promotieartikelen via diverse kanalen verspreid: NCO's, de Raad van Europa en de diensten van de Commissie zelf. Om tijdens het Jaar zo veel mogelijk media-aandacht te krijgen, werden persberichten centraal opgesteld met een aanzienlijke inbreng van de NCO's zodat het eindproduct ook binnen de lokale context relevant zou zijn, en werd ook bij de selectie van projecten gelet op de publiciteit die ze eventueel zouden kunnen genereren.

4.2. Nationale middelen

Er is 19,7 miljoen euro in het Jaar geïnvesteerd door ministeries, particuliere sponsors en projectcoördinatoren [8]:

[8] Zie bijlage 3 voor een gedetailleerde specificatie van de uitgaven in de lidstaten.

- 10,7 miljoen euro werd rechtstreeks door ministeries aan NCO's verstrekt;

- 1,8 miljoen euro werd door particuliere sponsors verstrekt;

- 7,2 miljoen euro werd door begunstigde organisaties zelf bijgedragen aan medegefinancierde projecten.

Dit is echter zonder meer een voorzichtige schatting omdat de investeringen van organisaties in zeker 8.000 andere activiteiten, waarvan geen financiële gegevens beschikbaar zijn, niet zijn meegerekend. Verder beschikt de Commissie niet over volledige informatie over hoe de middelen binnen de landen werden toegewezen: de nationale begrotingsinformatie omvat bijvoorbeeld soms wel de personeelskosten en soms niet. Toch kan men globaal stellen dat alle landen naast een officiële openingsmanifestatie ten minste één strategisch of feestelijk evenement hebben georganiseerd, en dat vele ook een slotmanifestatie hebben georganiseerd. Bijna alle landen hebben ook eigen promotieartikelen geproduceerd, waaronder postzegels, gidsen met leermiddelen op het gebied van talen, en expositiepanelen.

5. Bijeenkomsten en evenementen

5.1. Europese openingsmanifestaties

Het Zweedse en het Belgische Voorzitterschap organiseerden, in samenwerking met de Europese Commissie en de Raad van Europa, specifieke manifestaties ter gelegenheid van de opening en de afsluiting van het Jaar. De openingsmanifestatie omvatte een rondetafel voor topfunctionarissen, voorstellingen en activiteiten rond het thema taalverscheidenheid, demonstraties van lesmethoden, en debatten. Commissaris Viviane Reding en de secretaris-generaal van de Raad van Europa, Walter Schwimmer, waren hierbij aanwezig. De opening kreeg in heel Europa veel publiciteit, vooral doordat tegelijkertijd de resultaten van het verderop genoemde Eurobarometer-onderzoek bekend werden gemaakt. De slotmanifestatie, die in het Europees Parlement werd gehouden, werd officieel geopend door ZKH Prins Philip van België en omvatte een presentatie van projecten en een aantal rondetafeldiscussies onder leiding van organisatoren van EJT-activiteiten.

5.2. Nationale openingsmanifestaties en presentaties

In alle landen werden openingsmanifestaties gehouden, waarvan de meeste voor een deel door de EU werden gefinancierd. Ze varieerden enorm van karakter: sommige waren feestelijk, sommige politiek getint en andere informatiegericht. Ze werden vrijwel allemaal opgeluisterd door hoge politici en beroemdheden.

5.3. Andere bijeenkomsten

In oktober 2001 werd in Rotterdam een congres gehouden waar allerlei recente ontwikkelingen in les- en leermethoden op taalgebied werden gepresenteerd, met name methoden die via de programma's Socrates en Leonardo da Vinci waren ontwikkeld. Het congres was georganiseerd door het Nederlandse Ministerie van Onderwijs in samenwerking met de Europese Commissie en de Raad van Europa, met financiële steun uit hoofde van Socrates en Leonardo da Vinci, zodat de kandidaat-lidstaten volledig binnen de EU-budgetten konden deelnemen.

Naast de nationale openingsmanifestaties organiseerden vrijwel alle landen ten minste één groot evenement in de loop van het Jaar, uitgaande van hun voornaamste nationale strategie voor het Jaar. Deze liepen uiteen van feestelijke tot politieke evenementen en omvatten vrijwel alle sectoren die betrokken zijn bij onderwijs, scholing, cultuur en integratie. Als gevolg hiervan liggen er in veel landen nu verklaringen en beleidsdocumenten bij de politieke autoriteiten.

5.4. Europese Week van het leren van talen voor volwassenen (5-11 mei 2001)

Er werd een activiteitenweek georganiseerd om de nadruk te leggen op het levenslang leren van talen en in het bijzonder op de behoeften van volwassenen op dat gebied. Tijdens deze week werd de gids voor volwassenen, "Talen leren voor iedereen: tips en suggesties", gepubliceerd en op grote schaal verspreid. De Europese Commissie vervaardigde ook één promotieartikel speciaal voor deze week, namelijk een notitieboekje met tips voor het leren van talen, uitgebracht in 11 talen, en verspreidde dit met name tijdens de viering van deze week in Straatsburg en Brussel op 9 mei. Sommige medegefinancierde projecten waren ook specifiek op deze week toegespitst. In de meeste deelnemende landen vonden activiteiten plaats zoals festivals, publicaties, proeflessen ("taalsmaakmakers") en congressen, en de week kreeg ruime aandacht in de media.

5.5. Europese Dag van de talen (26 september 2001)

De Dag van de talen was een doorslaand succes. Vele duizenden festivals, congressen, publicaties en andere activiteiten concentreerden zich rond deze dag, waar ruim de helft van de medegefinancierde projecten aan meedeed. De Dag van de talen trok meer pers- en media-aandacht dan enig ander onderdeel van het Jaar. In 17 landen organiseerde de Europese Commissie activiteiten in samenwerking met een nationaal of lokaal radiostation.

6. Informatie en communicatie

6.1. Inleiding

De informatiecampagne vormde de op één na grootste EU-bijdrage en nam 30% van de totale middelen in beslag. Hoewel het om een aanzienlijk bedrag ging, was het bij lange na niet genoeg voor een echte reclamecampagne in de media in de hele EU. De strategie voor de uitvoering van de campagne was daarom gericht op het creëren van multiplicatoreffecten. De voornaamste onderdelen ervan komen hieronder aan de orde.

6.2. Pers- en communicatiecampagne

De strategische campagne berustte op twee uitgangspunten. Om te beginnen zou het Jaar, bij gebrek aan geld voor een centraal geregisseerde, opvallende reclamecampagne, het moeten hebben van redactionele aandacht in de media. Ten tweede moest er een perscampagne worden gevoerd op nationaal en lokaal niveau. In verband hiermee was samenwerking met de NCO's uitermate belangrijk voor dit onderdeel van de campagne.

Allereerst maakte EurO&M een audit van alle NCO's om na te gaan welke kennis en ervaring ze hadden met betrekking tot pers- en PR-aangelegenheden, en wat hun prioriteiten en hun concrete plannen waren. Uit de audit bleek dat er onder de NCO's specifieke behoeften bestonden, waarvan de aard en de omvang echter per land verschilden. Daarom werd besloten om voor ieder NCO een contract te sluiten met een lokaal PR-bureau, afgestemd op de behoeften zoals die in de audit naar voren waren gekomen. Verder werd in januari 2001 een cursus over communicatie en de media georganiseerd, die positief werd ontvangen maar die men liever veel eerder had gehad. In februari 2001 werd een communicatiehandboek gepubliceerd en onder alle NCO's verspreid. Een aangepaste versie hiervan werd aan alle medegefinancierde projecten toegezonden.

Er werden enkele belangrijke punten in het Jaar aangewezen waarvoor een specifiek mediaoffensief zinvol zou kunnen zijn. Dat waren: de publicatie van de resultaten van de Eurobarometer in februari 2001, die samenviel met de officiële Europese opening; de publicatie van de lijst van medegefinancierde projecten in juni 2001; en de Europese Dag van de talen in september 2001. Naast een standaard Europees persbericht werden bij deze gelegenheden 20 afzonderlijke persberichten verstuurd, die waren afgestemd op de nationale situatie en waren opgesteld in de nationale taal c.q. talen.

De informatie- en communicatiecampagne was sterk afhankelijk van de multiplicatoreffecten van activiteiten in de deelnemende landen. Over het algemeen kreeg het Europees Jaar van de talen veel aandacht in de pers, met name rond de Europese Dag van de talen in september 2001. De publiciteit was vaak gekoppeld aan krachtige uitspraken ondersteund door feitenmateriaal, zoals de resultaten van de Eurobarometer-enquêtes, of aan bekende personen die bij de activiteiten waren betrokken. Verder wisten veel projecten publiciteit te genereren in de lokale en regionale pers. Veel NCO's en comitéleden vonden dat meer televisieaandacht wenselijk zou zijn geweest, maar waren realistisch over de mogelijkheden daarvoor.

6.3. Logo, promotieartikelen en publicaties

Het logo voor het Jaar kwam tot stand op basis van een aanbestedingsprocedure [9] en in overleg met de Raad van Europa en de lidstaten. Het werd op grote schaal beschikbaar gesteld via NCO's, Europese en nationale websites, en ook rechtstreeks aan belangstellenden. Voor het gebruik van het logo gold een aantal regels. In de externe evaluatie wordt geconcludeerd dat het logo goed scoorde wat betreft gebruik, toepasselijkheid en herkenbaarheid. Het zal in gebruik blijven als beeldmerk van de jaarlijkse Dag van de talen, die ieder jaar op 26 september zal plaatsvinden onder auspiciën van de Raad van Europa.

[9] Via een niet-openbare aanbestedingsprocedure, nr. DG EAC/33/00 van 31 maart 2000, op basis van een lijst van grafisch ontwerpers die was opgesteld naar aanleiding van de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling nr. 97/S 153-97419 van 8 augustus 1997.

Verder produceerde en verspreidde de Europese Commissie, via EurO&M, ongeveer twee miljoen promotieartikelen (posters, T-shirts, ansichtkaarten, balpennen, pennendoosjes, schrijfblokjes, ballonnen, plastic zakken, muismatjes). Er waren geschikte producten voor de meeste doelgroepen, maar de nadruk lag sterk op kinderen. Het grafische materiaal voor al deze artikelen was op de Europese website beschikbaar voor wie het maar wilde gebruiken, zodat alle EJT-producten uiterlijk op elkaar konden worden afgestemd terwijl taalgebruik en ontwerp toch konden worden aangepast aan individuele eisen. Er werd een korte animatiefilm gemaakt en verspreid onder tal van televisiestations, projecten en organisatoren van evenementen. Dit filmpje was ook te zien via de Europese website.

Er werd een aantal publicaties samengesteld en verspreid: een informatiepakket, met informatie over het Europees Jaar, de activiteiten van de EU en de Raad van Europa op het gebied van het leren van talen, en enkele statistieken; een folder, gebaseerd op het informatiepakket; een gids voor volwassenen over het leren van talen en een brochure met een aantal hoogtepunten van het Jaar. Deze verschenen allemaal in de 11 officiële talen van de EU. De vormgeving en de inhoud werden algemeen beschikbaar gesteld zodat er nog meer taalversies konden worden ontwikkeld met dezelfde huisstijl. De reacties hierop waren overwegend positief.

Al het informatiemateriaal werd centraal vervaardigd en 72% ervan werd door de NCO's in hun land verspreid. 18% werd rechtstreeks door de EU verspreid, voornamelijk via congressen en exposities, en 10% door de Raad van Europa. Dit systeem leverde op nationaal niveau een aanzienlijke hoeveelheid werk op. De promotieartikelen werden positief ontvangen, hoewel veel NCO's vonden dat de voorraden van sommige artikelen te klein waren. De conclusie van de externe evaluatie was dat grotere hoeveelheden van een beperkter assortiment artikelen beter zouden zijn geweest. Verder komt uit de reacties naar voren dat dit aspect van de campagne globaal gezien een succes was, maar dat er in de begroting voor een Europees Jaar meer rekening gehouden moet worden met de kosten en de logistiek van opslag en verspreiding. Het effect van het animatiefilmpje is niet bekend, maar in ieder geval is het in Griekenland door de nationale televisie uitgezonden.

6.4. Europese website

Een centraal onderdeel van de informatiecampagne was de website, waaraan ongeveer een kwart van de begroting voor de informatiecampagne is besteed. Het internetadres stond op vrijwel alle publicaties en promotieartikelen vermeld. De website was beschikbaar in de 11 officiële talen van de EU. De website was volledig operationeel van half februari 2001 tot eind januari 2002 en trok ruim 75.000 bezoekers, die hem in totaal iets meer dan 170.000 maal bezochten.

De website was georganiseerd in vier afzonderlijke afdelingen waarbij interactiviteit centraal stond: een informatiegedeelte, met toelichting op het EJT, informatie over activiteiten, mogelijkheden voor het downloaden van de logo's en alle publicaties en nieuwsberichten; een leergedeelte met tips over het leren van talen en informatie over de activiteiten van de EU en de Raad van Europa; een poëziegedeelte waar kinderen gedichten konden plaatsen en vertalen; en een discussieforum. Ook was er een uitgebreid aantal links, die in categorieën waren ingedeeld.

700 gebruikers hebben meegedaan aan een online enquête en ook de NCO's en projectcoördinatoren zijn naar hun mening gevraagd. Over het geheel genomen werd de site positief ontvangen en gewaardeerd door de gebruikers. Men vond dat hij goed was opgezet en dat de navigatie goed en duidelijk was. Naar het schijnt is de site vooral gebruikt door mensen die belangstelling hadden voor aspecten van het leren van talen en is hij met name gebruikt voor het verzamelen van informatie. Er zijn vraagtekens geplaatst bij het korte bestaan van de site; al het materiaal van de site is door de Europese Commissie echter bewaard voor toekomstig gebruik. Toegejuicht werd de mogelijkheid om door te klikken naar de websites van de NCO's, evenals de veelheid aan beschikbare links. Alle taalversies van de site zijn gebruikt, hoewel sommige gebruikers het frustrerend vonden dat de site niet in nog meer talen beschikbaar was. Er zijn zo'n 50.000 downloads van documenten geregistreerd, wat wil zeggen dat er bij iets minder dan 30% van de bezoeken informatie werd gedownload.

6.5. Andere promotieactiviteiten

Diverse diensten van de Europese Commissie hebben, elk via hun eigen kernactiviteiten, aanzienlijk bijgedragen aan de zichtbaarheid van het Europees Jaar en de doelstellingen ervan. DG EAC produceerde panelen voor een grote EJT-stand en twee verplaatsbare stands die door organisaties in heel Europa zijn gebruikt, en een korte videoclip om de doelstellingen van het Jaar onder de aandacht te brengen. Het Bureau voor officiële publicaties vervaardigde 2 miljoen ansichtkaarten en stuurde deze mee met officiële publicaties. De Vertaaldienst en de Gemeenschappelijke Tolken- en Conferentiedienst stelden gezamenlijk een handleiding [10] op met informatie voor mensen die geïnteresseerd zijn in een baan als vertaler of tolk, en met tips hoe men het best te werk kan gaan bij het inschakelen van vertalers of tolken. Voorafgaand aan de Europese Dag van de talen werkte DG Press mee aan de organisatie van een bewustmakingsactiviteit voor de persdienst in Brussel. Het Europees Parlement organiseerde een conferentie en produceerde en verspreidde ook een poster voor het Europees Jaar.

[10] Kan worden gedownload van http://europa.eu.int/comm/translation/en/eyl/traduc-int-nl.pdf

7. Eurobarometer 54 [11]

[11] Eurobarometer 54, 'Europeans and Languages", 2001: http://europa.eu.int/comm/education/languages/lang/eurobarometer54_en.html

Een Eurobarometer-opinieonderzoek, dat in december 2000 werd uitgevoerd onder 16.000 inwoners van de Europese Unie, heeft informatie opgeleverd over de talenkennis van Europeanen, hun mogelijkheden om de vreemde talen die ze kennen te gebruiken, hun mening over het nut van het kunnen spreken van andere talen, hun belangstelling voor het spreken van deze talen, en de manieren waarop ze talen leren. In februari 2001, bij de Europese opening van het Jaar in Stockholm, werd het onderzoeksrapport vrijgegeven voor de pers. De resultaten van het Eurobarometer-onderzoek zijn sinds de publicatie veelvuldig geciteerd en blijven overal in Europa nog steeds terugkomen in allerlei strategie- en beleidsdocumenten.

8. Medegefinancierde projecten

De Commissie trok 6 miljoen euro uit voor in totaal 185 medegefinancierde projecten, en plaatste nog eens 21 projecten op een wachtlijst die aan bod kwam nadat alle toewijzingen uit de begroting waren afgerond. Uiteindelijk werden 190 projecten uitgevoerd - 40 meer dan begroot in de oproep tot het indienen van voorstellen. De projecten ontvingen gemiddeld 32.000 euro en investeerden 41.000 euro uit andere bronnen, zodat de totale projectkosten gemiddeld 73.000 euro bedroegen. In het kader van de onafhankelijke evaluatie door Ecotec werd een gedetailleerd onderzoek uitgevoerd onder medegefinancierde projecten aan de hand van een elektronische enquête. Een kleine 50% van de projecten retourneerde de vragenlijst. Daarnaast werden circa 45 medegefinancierde projecten, alsook 27 niet-medegefinancierde activiteiten, geselecteerd voor een diepte-interview.

8.1. De selectieprocedure

Naar aanleiding van een oproep tot het indienen van voorstellen [12] werden aanvragen ingediend bij de NCO's, die deze vervolgens met commentaar doorstuurden naar de Europese Commissie. De selectie werd gemaakt door de Europese Commissie, bijgestaan door een panel van door het Raadgevend Comité benoemde deskundigen en rekening houdende met de ontvangen commentaren. Er kwamen bijna 1300 aanvragen binnen, voor een bedrag van in totaal ruim 47 miljoen euro. Veel aanvragen konden niet worden gehonoreerd omdat de voorgestelde activiteiten konden worden gefinancierd in het kader van andere communautaire instrumenten. Deze aanvragers werden doorverwezen naar de desbetreffende initiatieven.

[12] Oproep tot het indienen van voorstellen nr. EAC/66/00, gepubliceerd in PB C 257 van 8 september 2000, blz. 6. Uiterste termijnen voor indiening: 2 oktober 2000 en 15 februari 2001.

De meeste NCO's waren tevreden over de selectieprocedure, hoewel sommige vonden dat de selectie een zware administratieve belasting voor hen vormde. Sommige waren van mening dat een decentrale selectie doeltreffender zou zijn geweest. De projectcoördinatoren vonden de procedures voor de selectie, uitvoering en verslaglegging omslachtig, hoewel de geïnterviewden doorgaans erkenden dat een eerlijke selectie gedetailleerde informatie vereist, en de meesten van hen noemden hun contacten met de Commissiemedewerkers die verantwoordelijk waren voor de projecten positief.

De Europese Commissie is van mening dat de gecentraliseerde procedure ervoor heeft gezorgd dat de uiteindelijke selectie een grote verscheidenheid aan activiteiten omvatte en dat de gepubliceerde selectiecriteria en -prioriteiten consequent zijn toegepast. Verder heeft de gehanteerde benadering het mogelijk gemaakt nationale prioriteiten in aanmerking te nemen en te waarborgen dat de schaarse middelen van het Europees Jaar niet werden toegewezen aan activiteiten die in het kader van andere instrumenten konden worden gefinancierd. Bovendien kregen de NCO's hierdoor de kans om een directe relatie met de medegefinancierde projecten op te bouwen.

8.2. Kenmerken van de geselecteerde projecten

Projecten konden worden georganiseerd op lokaal, regionaal, nationaal of transnationaal niveau. Hoewel alleen organisaties uit de 18 deelnemende landen in aanmerking kwamen voor financiering, reikte het effect van bepaalde projecten tot buiten deze geografische grenzen, omdat deelnemende organisaties uit andere landen financiering hadden gekregen uit andere bronnen. De projecten werden geleid door de meest uiteenlopende instellingen. Non-profitorganisaties waren verreweg de meest voorkomende coördinerende instanties, gevolgd door overheden en instellingen voor hoger onderwijs. Ook instellingen voor volwassenenonderwijs of permanente educatie speelden een rol, terwijl particuliere bedrijven en scholen minder vaak projecten coördineerden.

De meeste projecten omvatten drie of vier verschillende soorten activiteiten [13]. Congressen en festivals werden het vaakst als 'hoofdactiviteit' genoemd; de meest voorkomende "nevenactiviteiten" waren mediagericht. Ook "taalsmaakmakers" en wedstrijden waren populair, vooral als onderdeel van festivals. De meeste projecten voltrokken zich op regionaal en lokaal niveau.

[13] Zie bijlage 4 voor statistische gegevens over de geselecteerde projecten.

Hoewel de meeste activiteiten waren gericht op het algemene publiek, waren ook veel activiteiten gericht op deskundigen. De festivals, "taalsmaakmakers" en wedstrijden bereikten veel mensen (gemiddeld 11.000), maar bij mediagebonden activiteiten zoals televisie- en radio-uitzendingen ging het om nog grotere aantallen. De EJT-projecten waren merendeels gericht op "het grote publiek", gevolgd door studenten/leerlingen en onderwijsgevenden op diverse onderwijsniveaus. Verder is vermeldenswaardig dat beleidsmakers de doelgroep vormden van bijna 50 projectactiviteiten. Dit maakte hen tot de achtste doelgroep (van de 17) en creëerde kansen voor langeretermijneffecten. Gemiddeld had elk project betrekking op 12 verschillende talen. In totaal ging het om ten minste 65 verschillende talen, met een goede spreiding tussen de EU-talen, de talen van Midden- en Oost-Europese landen, niet-Europese talen, gebarentalen, regionale en minderheidstalen en immigrantentalen.

8.3. Resultaten en effecten van de medegefinancierde projecten [14]

[14] Enkele voorbeelden van projectactiviteiten zijn te vinden in bijlage 5.

Groot aantal begunstigden

De projecten die het grootste aantal mensen bereikten, betroffen televisie- of radio-uitzendingen. Het spreekt voor zich dat één uitzending tijdens prime time op de nationale televisie vele miljoenen kijkers bereikt. Ook een serie radioprogramma's, doorverkocht aan partnerstations in een aantal landen en uitgezonden op hetzelfde tijdstip, bereikte een enorm publiek. Het voornaamste doel van dit type activiteit was bewustmaking, met als voornaamste thema's de verscheidenheid aan talen in Europa en het belang van talenkennis. Ook buiten het medefinancieringskader vonden echter uitzendingen plaats waardoor de doelstellingen en activiteiten van het EJT op grote schaal onder de aandacht werden gebracht.

Grote invloed op de interesse om talen te leren

Tijdens het Jaar werden tal van 'taalsmaakmakers' / minicursussen gehouden. De organisatoren boden binnen een project gewoonlijk meer dan één sessie aan, en vaak ook een grote verscheidenheid aan talen. Het effect van dergelijke projecten op de interesse om talen te leren is zeer groot, omdat deelnemers daadwerkelijk betrokken worden bij het leren van een taal. Op die manier kunnen deelnemers ook rechtstreeks informatie krijgen over de diverse manieren om een taal te leren, en ontdekken dat die leuk en nuttig kunnen zijn.

Groot effect op het taalbeleid

Uit de externe evaluatie bleek dat een aanzienlijk aantal activiteiten, met name congressen, seminars en enquêtes, waren gericht op besluitvormers en 'multiplicators', vooral taaldocenten. In deel 2 van dit verslag wordt een overzicht gegeven van de resultaten van veel van deze activiteiten.

Bewustmaking ten aanzien van het Europees Jaar

Alle projecten waren contractueel verplicht om publiciteit te maken voor het Europees Jaar door het logo te gebruiken. Daarnaast vormden de Europese Week van het leren van talen voor volwassenen en de Dag van de talen een kader waarbinnen veel activiteiten werden georganiseerd. Sommige projecten gingen veel verder en genereerden activiteiten op tal van locaties door gebruik te maken van bestaande netwerken of door nieuwe op te zetten. Er was bijvoorbeeld een Europese organisatie die een taalles organiseerde die in 50 steden in heel Europa gelijktijdig werd gegeven. Een ander voorbeeld was een nationale organisatie voor volwassenenonderwijs die een databank opzette voor haar leden, die in zeven grote steden een opiniepeiling uitvoerden in het kader van een festival op de Dag van de talen.

Een taalvriendelijke omgeving creëren

Heel wat EJT-activiteiten, vooral festivals, lieten zien hoe een werkelijk taalvriendelijke omgeving eruit zou kunnen zien. Een echt festival kon bijvoorbeeld inhouden dat er films uit andere landen werden vertoond in de originele versie, dat er informatie werd gegeven over mogelijkheden voor het leren van talen, of dat mensen nieuwe methoden om een taal te leren konden uitproberen. Schoolkinderen konden zich verdiepen in de aanwezige talen in hun eigen gemeenschap, in de talen en culturen van hun vrienden en die van hun partnerscholen. Hierdoor aangemoedigd konden de lokale media allerlei verhalen rond dit thema achterhalen die zowel journalistiek als visueel interessant waren. Het internet kon vervolgens fungeren als bron van verdere informatie en als mogelijkheid om in de praktijk met vreemde talen te oefenen. Plaatselijke bedrijven die graag op goede voet wilden komen met hun toekomstige werknemers, konden sponsoring bieden en prijzen uitloven voor goede initiatieven.

Duurzaamheid

De evaluatie omvatte gedetailleerde interviews met de organisatoren van 72 EJT-activiteiten (45 medegefinancierde en 27 niet-medegefinancierde). Aan de organisatoren werd specifiek gevraagd of ze plannen hadden om door te gaan. Bijna drie van de vier organisatoren van activiteiten gaven aan dat ze hun activiteiten in zekere mate hoopten voort te zetten. Medegefinancierde initiatieven hebben overigens een grotere kans om voortgezet te worden dan activiteiten die geen financiële bijdrage ontvingen.

9. Conclusies over de uitvoering van het Europees Jaar

Vooral wanneer wordt uitgegaan van het externe evaluatierapport is het duidelijk dat de drie soorten activiteiten rond welke het Jaar werd georganiseerd (de informatiecampagne, de medefinanciering van een klein aantal projecten en de bevordering van "spontane" activiteiten met een Europees stempel), zeer succesvol waren. Ondanks de late start, de beperkte personele middelen en een bescheiden budget, gelet op te verrichten taken, fungeerde het EJT als een katalysator die de ontwikkeling van meer dan 8.000 activiteiten op basisniveau bevorderde en legde het de basis voor toekomstig nationaal en Europees beleid. De medegefinancierde projecten leverden een tastbare bijdrage aan deze resultaten. De informatiecampagne voorzag in materiaal, richtsnoeren en een grafische identiteit. Deze waren bruikbaar en werden door actoren op alle niveaus gebruikt.

Hoewel gebleken is dat de uitvoering om die reden op zich een succes was, verdient het aanbeveling om desondanks met een aantal praktische zaken rekening te houden bij de organisatie van toekomstige Europese Jaren.

* Een Europees Jaar is een driejarig initiatief. Er zijn financiële en personele middelen nodig voor een voorbereidend jaar, waarin strategieën kunnen worden ontwikkeld, instructies en scholing kunnen worden gegeven, projecten kunnen worden geselecteerd, informatie- en reclamemateriaal kan worden geproduceerd en een website kan worden opgezet, voor een uitvoeringsjaar, waarin de nadruk op coördinatie en toezicht ligt, en voor een afrondingsjaar, waarin activiteiten als het uitbrengen van verslag en het verrichten van evaluaties centraal staan. Het Europees Jaar van de talen kampte in het voorbereidend jaar met een gebrek aan personele en financiële middelen met als gevolg dat het beschikbare personeel in 2001 nog steeds bezig was met de ontwikkeling van kernonderdelen, terwijl het ook de geplande activiteiten moest uitvoeren.

* De benodigde vaardigheden om op Europees niveau een Jaar te kunnen organiseren, vergen een bepaalde mate van kennis van zaken en bepaalde algemene vaardigheden, zoals communicatieve en logistieke vaardigheden en vaardigheden op het gebied van projectbeheer. Het hebben van een kernteam voor Europese Jaren is van wezenlijk belang. Dit team zou zich met algemene zaken kunnen bezighouden en de onderwerpgerichte kwesties in samenwerking met de desbetreffende eenheid kunnen aanpakken.

* Op nationaal niveau is een zelfde combinatie van deskundigheid ideaal voor de organisatie van een Europees Jaar. De PR-scholing en het PR-netwerk zouden opnieuw kunnen worden gebruikt voor andere Europese Jaren. Er dient ook overeenstemming te bestaan over het benodigde budget en personeel voor het opslaan en verspreiden van publicaties en promotiemateriaal om te waarborgen dat deze de doelgroepen bereiken zonder dat de broodnodige personele middelen van de NCO's of de Commissie uitgeput raken. Deze activiteit zou het onderwerp kunnen zijn van een specifieke aanbestedingsprocedure.

* Het Europees Jaar van de talen was het eerste Europees Jaar dat zich in belangrijke mate manifesteerde op het internet en hieruit kan lering worden getrokken. De Europese Commissie is van mening dat een meertalige website onontbeerlijk is voor elk Europees Jaar dat ten doel heeft het grote publiek te trekken. Bij het ontwikkelen van een dergelijke website dient rekening te worden gehouden met de beschikbare tijd en de campagnebehoeften. Gedacht dient te worden aan een specifieke website voor kernactiviteiten en nieuws met downloadfaciliteiten en duidelijke links naar nationale en andere relevante websites. De investering in een interactieve website kan niet worden gerechtvaardigd binnen de grenzen van het Europees Jaar, tenzij er in de toekomst middelen beschikbaar worden gesteld voor hosting en beheerscapaciteit.

Deel 2: De resultaten van het Jaar - beleid en strategie

10. De resultaten van het Jaar afgezet tegen de doelstellingen ervan:

10.1. Mensen bewust maken van de taalverscheidenheid en de culturele verscheidenheid in Europa

In de lokale gemeenschappen in Europa hebben weinig talen de overhand. Het betreft één of misschien twee officiële talen en talen die dikwijls worden geleerd. Het Europees Jaar van de talen voorzag in een kader dat de uiteenlopende taalgemeenschappen in Europa in staat stelde om bekendheid te geven aan hun aanwezigheid en om de bevordering van hun culturen en talen in een bredere context te plaatsen. 94% van de medegefinancierde projecten had ten doel deze doelstelling te verwezenlijken en de projecten hadden betrekking op 65 verschillende talen.

De verscheidenheid van de gemeenschappen werd in al haar facetten blootgelegd gedurende het hele Jaar en op elk activiteitenniveau. De talen die dikwijls op school worden onderwezen, kwamen beslist in tal van activiteiten aan bod, maar gebarentalen, regionale talen en minderheidstalen en andere talen zoals het Arabisch of het Turks, die zijn komen overwaaien als gevolg van immigratiegolven, stonden - misschien wel voor het eerst - samen met de "dominantere" talen in het middelpunt. Er zijn ook aanwijzingen dat het feit dat het Jaar op alle in Europa gesproken talen betrekking had, sprekers van talen die zelden buitenshuis worden gesproken een steun in de rug heeft gegeven en hen trots heeft gemaakt op hun erfgoed.

10.2. Meertaligheid stimuleren

Dat het Jaar op verschillende talen betrekking had, werd als een welkome eigenschap gezien. Hierdoor konden de voordelen van tweetaligheid en meertaligheid - die tot dan toe betrekkelijk ondergewaardeerd waren gebleven - worden geïllustreerd en onder de aandacht worden gebracht. Veel projecten hebben laten zien dat mensen nieuwsgierig zijn naar talen en interesse hebben om een beetje te leren communiceren in een gebarentaal, een regionale taal of een taal die voorheen werd gezien als een exotische taal. De "taalsmaakmakers" zijn bijzonder doeltreffend geweest als het gaat om het voorzien van nieuwsgierigen met een wellicht sceptische houding van informatie over nieuwe en andere manieren om een taal te leren en om dit uit te proberen.

10.3. Propageren van de voordelen van het beheersen van een aantal talen

Er zijn aanwijzingen dat de voordelen van het beheersen van een aantal talen ten gevolge van het Jaar op grotere schaal worden erkend. Uit de Eurobarometer is gebleken dat de meerderheid van de Europese burgers ervan overtuigd is dat het belangrijk is om een aantal talen te beheersen.

Via projecten in het kader van het Europees Jaar van de talen hebben duizenden schoolkinderen de mogelijkheid gehad om na te denken over het nut van talenkennis en om uit te proberen hoe het is om een nieuwe taal te leren. Grote conferenties en seminars gaven aanleiding tot (beleids)verklaringen waarin nationale en institutionele besluitvormers werden opgeroepen om ervoor te zorgen dat in het talenonderwijs uit verschillende talen kan worden gekozen, en in een aantal lidstaten zijn er aanwijzingen dat er gehoor wordt gegeven aan deze oproep. Ondertussen hebben de media de nationale tekortkomingen belicht en op actieve wijze goede praktijken bevorderd.

10.4. Bevordering van het levenslang leren van talen

Met de activiteiten in het kader van het Europees Jaar werd benadrukt dat het levenslang leren van talen op zeer jonge leeftijd begint en doorgaat gedurende de hele schooltijd en gedurende het hele beroepsleven en het persoonlijk leven. Ze gaven bekendheid aan tal van initiatieven met als doel te bevorderen dat met het levenslang leren van talen begonnen wordt in de periode voorafgaand aan de basisschool en op de basisschool. Op elk onderwijs- en opleidingsniveau, hetzij in een formeel verband of in een informeel verband, moedigden de organisatoren van de activiteiten aan om na te denken over het doel van het leren van talen op jonge leeftijd en lieten ze diverse benaderingen voor verschillende soorten leerlingen zien. De bevindingen van deze activiteiten zijn divers, maar in het algemeen is men ervan overtuigd dat elke fase van het leren van een taal binnen het formele onderwijsstelsel in kennis, vaardigheden en begrip dient te voorzien waarop bij een verdere taalstudie kan worden voortgebouwd.

Het Jaar maakte ook aanschouwelijk dat veel mensen over talenkennis beschikken die te weinig op de werkplek wordt benut, maar ook dat werkgevers proberen om mensen te werven die al over talenkennis beschikken, in een ander land hebben gewoond en ook het vermogen hebben om vaardigheden in nieuwe talen te ontwikkelen. In het volwassenenonderwijs wordt de nadruk gelegd op drie gebieden: beroepsmatige ontwikkeling, de integratie in de lokale gemeenschap en vrijetijdsbesteding. Een aantal activiteiten in het kader van het EJT was ook gericht op de bijdrage die gepensioneerden met talenkennis kunnen leveren.

10.5. Publiceren van verschillende methoden om talen te onderrichten en te leren

Uit de Eurobarometer bleek dat, terwijl veel burgers van mening zijn dat talenkennis van nut is voor hen en hun kinderen, minder burgers denken dat ze de tijd, het geld of het vermogen hebben om zelf een taal te gaan leren en velen denken dat het talenonderwijs in hun streek niet goed is. Deze bevindingen geven de lokale, regionale en nationale besluitvormers aanleiding om het talenonderwijs te evalueren en te verbeteren.

Veel taalopleidingen openden hun deuren voor het publiek en lieten nieuwe technieken voor het leren van een taal zien; nationale en regionale autoriteiten kwamen met een elektronische en een papieren catalogus van aanbieders van talenonderwijs. Tijdens veel seminars en conferenties kwamen deskundigen uit diverse landen bijeen om een toelichting te geven op de laatste ontwikkelingen op het gebied van talenonderwijs en het leren van een taal en van de hand van deskundigen verschenen er handboeken voor ouders en scholen waarin de voordelen van ontwikkelingen als "content and language integrated learning" (een onderwerp bestuderen in een vreemde taal) op een rijtje werden gezet.

11. Politieke en strategische resultaten

Het Europees Jaar voorzag in een platform voor bespiegeling en discussie op alle niveaus. Op Europees niveau hebben zowel het Europees Parlement als het Comité van de Regio's in 2001 verklaringen afgegeven ter ondersteuning van de taalverscheidenheid in Europa. Deze verklaringen hadden vooral betrekking op de bevordering van regionale talen en minderheidstalen. De Europese Commissie heeft een stroom van beleidsdocumenten en strategische documenten verzameld die afkomstig waren van ministeries, NCO's, Europese samenwerkingsverbanden, onderzoekscentra, lokale autoriteiten en de uitvoerders van medegefinancierde projecten.

Hoewel het onmogelijk is om een alomvattende lijst hiervan in dit verslag op te nemen en generaliseringen het risico met zich meebrengen dat complexe zaken op te eenvoudige wijze worden voorgesteld, verdienen bepaalde belangrijke kwesties en behaalde resultaten het om in dit verslag te worden opgenomen en wel met de bedoeling om het nadenken over kernthema's te verbreden. Evenzo kunnen niet alle beleidsontwikkelingen aan het Europees Jaar worden toegeschreven: een aantal lidstaten waren voorafgaand aan het Jaar al begonnen met een evaluatie van het nationale talenonderwijs en het Jaar voorzag dus eerder in een kader voor de verbreding van het debat dan in een startsein voor het debat. In andere gevallen is het duidelijk dat het Europees Jaar een impuls heeft gegeven voor acties in de toekomst.

In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van beleidsnota's, verklaringen en verslagen die al aan de Commissie zijn voorgelegd alsmede een samenvatting van de belangrijkste thema's die aan discussie onderhevig zijn en de hieruit voortvloeiende vraagstukken.

11.1. Overzicht

Het Europees Jaar heeft op nationaal en regionaal niveau een bijdrage geleverd aan strategische ontwikkelingen op hoog niveau. Oostenrijk, Duitsland, Nederland, Ierland en het VK hebben allemaal verslagen gepubliceerd over de activiteiten en de resultaten van het Europees Jaar. In veel van die verslagen wordt gewezen op toekomstige beleidsontwikkelingen. In Frankrijk kondigde de regering in april 2002 aan dat er een "Maison des Langues" zal worden geopend; ook zal er een reeks ontwikkelingen in het talenonderwijs plaatsvinden. In Denemarken en het VK werd aangekondigd dat de leeftijd waarop begonnen wordt met talenonderwijs zal worden verlaagd, en Ierland is bezig zijn eerste nationale taalbeleid te ontwikkelen. De uit deze ontwikkelingen voortvloeiende debatten krijgen naarmate 2002 op zijn eind loopt nog steeds aanzienlijke aandacht in de media.

Op regionaal niveau inspireerde het Europees Jaar tot belangrijke activiteiten die uitmondden in diverse evaluaties hiervan en strategische documenten. In Spanje onderwierp de Communidad de Madrid het talenonderwijs aan een één jaar durende evaluatie en Catalonië publiceerde een volledig verslag over de strategische initiatieven en de beleidsinitiatieven die tijdens het Jaar werden genomen. De Duitse deelstaten leverden allemaal een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van nieuwe praktijken in heel Duitsland en diverse regionale onderwijsautoriteiten, vooral in het VK en Italië, waren het middelpunt van allerlei activiteiten.

Vooruitlopend op het Europees Jaar waren enkele Europese verenigingen en NGO's al begonnen zich te bezinnen op de thema's van het Jaar. De Europese Oudervereniging en het Onderwijscomité van het Europees Vakverbond kwamen al heel snel, in november 2000, met de verklaring "Met succes een taal leren" [15].

[15] Uit: http://www.epa.be/eindex.html en http://www.csee-etuce.org/main/english/index.html

In de loop van 2001 mobiliseerden de belangrijke Europese samenwerkingsverbanden voor de bevordering van specifieke talen hun leden en dachten ze na over de positie van de talen die ze vertegenwoordigen. De Europese Vereniging voor Doven (EVD) kwam in december met de resolutie "De EVD-dag van de gebarentalen" [16], terwijl de leden van de vereniging het gehele Jaar door grote manifestaties organiseerden in tal van landen, met name Duitsland, Spanje, Finland en Griekenland. In 2001 grepen ook studenten en jongeren de kans om na te denken over taalkwesties. Hoewel er tijdens het Europees Jaar geen officiële verklaringen werden afgelegd, gaf het Europees Bureau voor Minderheidstalen (European Bureau for Lesser Used Languages, EBLUL) het Jaar grote bekendheid onder zijn leden. Deze bijdrage heeft duidelijk invloed gehad op de manifestaties in tal van landen en heeft uitdrukking gegeven aan de bestaande resoluties van EBLUL. De culturele instellingen hebben het Jaar op verschillende manieren vormgegeven en in een aantal Europese hoofdsteden werkten instellingen die diverse talen en culturen vertegenwoordigden, samen om het effect van hun activiteiten te vergroten.

[16] Uit: http://www.eudnet.org/shownews.php3?id=35

In het onderwijs stelde het Organisatiebureau van de Europese Leerlingenvakbonden in de herfst een verklaring op over het leren van een taal, voornamelijk vanuit het perspectief dat levenslang leren op school begint [17]. Deze verklaring zal in de loop van 2002 worden gepubliceerd. De vakbonden van leerkrachten stelden ook een resolutie op via het bovengenoemde Onderwijscomité van het Europees Vakverbond. In het hoger onderwijs werden er twee belangrijke resoluties openbaar gemaakt. In december publiceerde het Europese Studentenforum - AEGEE - het "Taalbeleidsdocument van het AEGEE" [18], terwijl op institutioneel niveau de Europese Taalraad de Verklaring van Berlijn, "Talenstudie in het hoger onderwijs: een belangrijke bijdrage aan de Europese integratie" [19], opstelde.

[17] Voor meer informatie, neem contact op met OBESSU via http://www.obessu.org/index2.htm

[18] Uit: http://www.karl.aegee.org/aeg-info.nsf/7560fdaee30cc69bc1256368004b00e3/181c5a2f235823a9c1256bcd005740af?OpenDocument

[19] Uit: http://www.fu-berlin.de/elc/en/berldecl.html

11.2. Samenvatting van de (beleids)verklaringen

De manier waarop in het taalbeleid over talen wordt gesproken, is veranderd: meertaligheid wordt verwoord in termen van het recht van burgers om zich van hun eigen taal te bedienen, de behoefte van gemeenschappen aan toegang tot hoogwaardige faciliteiten op het gebied van talenonderwijs voor een groot aantal talen, de voordelen van talenkennis voor de samenleving, de handel en individuen en de plicht van regeringen en Europese autoriteiten om de Europese taalverscheidenheid te bevorderen en te waarborgen dat het onderwijs het levenslang leren van talen bevordert. Er heeft altijd een nauwe samenhang bestaan tussen vraagstukken op taalgebied en vraagstukken over sociale integratie, voornamelijk als het gaat om gebarentalen en de erkenning dat deze niet alleen voor doven en hun gezinnen zijn, en om de talenkennis van immigranten, waarbij grote nadruk werd gelegd op het leren van een tweede taal.

Het minimumvereiste waaraan jongeren die het formele onderwijs verlaten, dienen te voldoen, wordt in deze verklaringen herhaald en verwoord als twee talen naast hun moedertaal. Continuïteit in het hele onderwijsstelsel en daarna blijft problematisch in bepaalde landen en er gaan steeds meer stemmen op om de beheersing van een vreemde taal te beschouwen als een basisvaardigheid naast het vermogen om te kunnen lezen, schrijven, rekenen en met computers om te gaan. Diverse landen hebben leeftijdsdrempels vastgesteld met ingang waarvan elk van de ten minste twee vreemde talen in het leerplan wordt geïntroduceerd en, waar dit voorafgaand aan het Jaar al het geval was, zijn er voorbeelden waarin de aanvangsleeftijd wordt verlaagd.

Tot slot werd in de nationale beleidsverklaringen de wens geuit dat de tijdens het Europees Jaar van de talen gecreëerde impuls duurzaam zal blijken. In een aantal landen wordt duurzaamheid gezien als een politieke aangelegenheid en initiatieven, die vaak voor het eerst worden genomen, om nationaal taalbeleid te creëren, worden geacht van wezenlijk belang te zijn. In de nationale verslagen wordt eveneens veel aandacht besteed aan de netwerken die tijdens het Jaar tot stand kwamen. De nieuwe relatie tussen onderwijsdeskundigen, werkgevers, sociale partners en culturele organisaties wordt gezien als een zeer belangrijk instrument voor verdere ontwikkelingen. Elders inspireren degenen die zich voor het Europees Jaar hebben ingezet, en de blijvende resultaten waartoe hun initiatieven hebben geleid, tot een verdere en betere bevordering van het leren van een taal en taalbewustzijn.

11.3. Specifieke voorstellen voor actie

De noodzaak van een betere talenkennis

Vastgesteld werd dat het dringend noodzakelijk is om de talenkennis van alle Europese burgers te verbeteren. Het is duidelijk dat talenkennis uit economisch en beroepsmatig oogpunt gewenst is, maar ook belangrijk is voor de persoonlijke identiteit en het kweken van wederzijds begrip. Werknemers met talenkennis zijn een grote aanwinst voor de werkplek, niet alleen omdat deze kennis ten voordele van het bedrijf kan worden aangewend, maar ook omdat mensen met talenkennis eveneens andere nuttige vaardigheden hebben: vaak zijn het mensen die communicatief zeer vaardig zijn en beschikken over een strategisch en logisch denkvermogen en over een probleemoplossend vermogen.

Manieren om het leren van talen te verbeteren

Benadrukt wordt dat motivatie onontbeerlijk is wanneer men een taal leert en studenten zeggen dat ze zelf verantwoordelijk willen zijn voor hun eigen leertraject. Ze zeggen te willen uitzoeken waarom ze leren en waarom ze zouden moeten leren en erkennen dat de samenwerking tussen docenten en studenten aanleiding dient te geven tot ontwikkelingen. Docenten achten ook een grotere betrokkenheid noodzakelijk bij de keuze van passende materialen en methoden.

In het hoger onderwijs zijn studenten en docenten het met elkaar eens over de noodzaak van het verplicht leren van een taal, ongeacht de gevolgde opleiding, en van universitaire opleidingen of onderdelen daarvan die in een andere taal worden gegeven. De instellingen dienen een omgeving te creëren voor het zelfstandig leren van een taal met behulp van ICT en e-learning. Ook dienen voor alle taalprogramma's duidelijke leer- en communicatiedoelstellingen te worden vastgesteld.

Rechtstreeks contact met mensen uit andere landen is essentieel voor het leren van een taal. Mobiliteit is daarbij van groot belang, hoewel ook wordt erkend dat er een belangrijke rol is weggelegd voor ICT, te weten het in het klaslokaal brengen van andere talen en culturen. De taalkundige en interculturele voorbereiding en de steun voor mobiliteit dienen te worden verbeterd. Hiermee wordt ook het belang onderstreept van de ontwikkeling van nieuwe leerpaden die studenten in staat stellen om enige communicatievaardigheden te ontwikkelen in de partnerlanden en in de landen waar ze voor studie of stage verblijven.

Manieren om de kwaliteit van het talenonderwijs te verbeteren

De relatie tussen docenten en studenten op scholen en in het leerproces is aan het veranderen en docenten gaan zich toeleggen op de bevordering van het leerproces. Docenten achten ook een verbeterde toegang tot vernieuwende praktijken en tot de resultaten van onderzoeksprogramma's noodzakelijk en zouden graag meer mogelijkheden hebben om onderzoeksprojecten op te zetten en daaraan deel te nemen.

Een toename van het aantal native speakers onder leerkrachten in het algemeen en in het hoger onderwijs in het bijzonder zou welkom zijn alsmede de vereiste dat alle taaldocenten zes maanden dienen te werken of te studeren in het land waar de door hen gedoceerde taal wordt gesproken. Docenten in het hoger onderwijs willen via de invoering van postuniversitaire programma's en modules voor bij- en nascholing hooggekwalificeerde universitaire taaldocenten opleiden die allemaal les moeten (kunnen) geven in hun vreemde taal. Verder stellen ze voor om aankomende taaldocenten te verplichten om tijdens hun studie een nieuwe taal te leren.

De nadruk dient op levenslang leren te liggen. De docenten vestigen vooral de aandacht op de behoefte om jonge kinderen bewust te maken van andere talen en culturen. Ze wijzen ook op de specifieke behoeften van volwassenen wier moedertaal niet de nationale taal is. Andere geconstateerde aspecten behelzen de behoefte aan meer toegang voor eenieder tot talenonderwijs na het formele onderwijs en de behoefte aan een groot scala van mogelijkheden, met inbegrip van zomercursussen en kwalitatief goed afstandsonderwijs en e-learning.

Meertaligheid

"Moedertaal plus 2" wordt als een basisdoelstelling gezien voor het onderwijsstelsel. Menigeen heeft aangegeven dat Engels alleen niet voldoende is. Het wordt echter duidelijk wel als onontbeerlijk beschouwd en gezien als de taal die schoolverlaters minimaal moeten beheersen. Studenten dienen tijdens het leren van een taal zeer goede communicatievaardigheden te ontwikkelen. Ook dienen ze specifieke kennis op te doen waarmee ze naargelang de behoefte hun taalkundig repertoire kunnen aanpassen en uitbreiden. Taalstudenten moeten worden aangemoedigd om naast hun hoofdtaal een tweede taal te studeren en studenten die een beginnerscursus volgen, dienen toegang te hebben tot intensieve basiscursussen, voordat ze het vereiste niveau kunnen bereiken.

Beoordeling en erkenning

Er heerst algemene overeenstemming over de noodzaak om de systemen voor de beoordeling van talenkennis te verbeteren. Studenten merken namelijk dat er veel systemen zijn voor de erkenning van talenkennis, maar dat slechts enkele ervan worden benut. Studenten en docenten zijn het met elkaar eens dat de talenkennis die in het informeel onderwijs wordt ontwikkeld, behoort te worden erkend; hieronder vallen de vaardigheden die in mobiliteitsprogramma's alsmede in zomercursussen en informele leeromgevingen worden ontwikkeld. De transparantie en de vergelijkbaarheid van talenkennis en -kwalificaties verdienen de aandacht. Men is het erover eens dat het gemeenschappelijk Europees Referentiekader en de Taalportefeuille van de Raad van Europa belangrijke instrumenten zijn. Vooral initiatieven als Dialang, een Europees project met de bedoeling een faciliteit te creëren voor burgers om online hun talenkennis te testen, worden toegejuicht.

12. Toekomstige ontwikkelingen op Europees niveau

Het Europees Jaar van de talen gaf een nieuwe impuls en zichtbaarheid aan activiteiten op het gebied van taal; de Europese Commissie zal ervoor zorgen dat deze impuls in stand wordt gehouden.

Op 13 december 2001 keurde het Europees Parlement een resolutie [20] goed waarin gevraagd werd om maatregelen ter bevordering van taalverscheidenheid en het leren van een taal. Hierbij werd de nadruk gelegd op communicatievaardigheden en het behoud en de bevordering van regionale of minder gebruikte talen. Behalve waarborgen dat de taaldimensie van zijn activiteiten op het gebied van onderwijs en opleiding bewaard blijft, heeft het Parlement, via initiatieven van zijn comité, ook de bevordering van taalverscheidenheid en het leren van een taal in uiteenlopende gebieden geïntegreerd, zoals filmdistributie, het theater en de podiumkunsten, uitgeverijen en sociale uitsluiting.

[20] Deze resolutie is gepubliceerd in PB C 177E van 25 juli 2002, blz. 334

Op 14 februari 2002 hechtten de Raad Onderwijs en de Commissie hun goedkeuring aan het Gedetailleerd werkprogramma voor de follow-up van het verslag over de concrete doelstellingen voor de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa. Hierin staat expliciet vermeld dat de beheersing van vreemde talen een van de "basisvaardigheden" is die iedere Europese burger dient te bezitten. "Het verbeteren van het leren van vreemde talen" is een specifieke doelstelling.

Op dezelfde datum vroeg de Raad (Onderwijs) de lidstaten om concrete maatregelen te nemen en nodigde de Commissie uit om begin 2003 met voorstellen te komen voor maatregelen ter bevordering van taalverscheidenheid en het leren van een taal [21].

[21] Deze resolutie is gepubliceerd in PB C 50 van 23 februari 2002, blz. 1

Op de Europese Raad van Barcelona op 15 en 16 maart 2002 riepen de staatshoofden en de regeringsleiders op tot verdere maatregelen teneinde de beheersing van basisvaardigheden te bevorderen, met name door het onderwijs van ten minste twee vreemde talen vanaf zeer jonge leeftijd. Verder verzochten ze om in 2003 een gemeenschappelijke taalvaardigheidsindicator vast te stellen [22].

[22] De conclusies van de Europese Raad van Barcelona kunnen worden geraadpleegd op http://europa.eu.int/council/off/conclu/

Om de Commissie te helpen vooruitgang te boeken op deze terreinen hebben de lidstaten leden aangewezen voor een groep van nationale taaldeskundigen. De groep heeft twee taken, te weten het geven van advies en informatie over hoe de lidstaten op praktische wijze de taaldoelstellingen die ze zichzelf hebben gesteld, kunnen verwezenlijken, en het verlenen van bijstand bij het opstellen van voorstellen voor maatregelen op Europees niveau waar de Raad om heeft gevraagd.

De Commissie zal in de herfst van 2002 een discussienota publiceren over de vraagstukken die aan bod zijn gekomen in het Europees Jaar van de talen en in de activiteiten die de Commissie tien jaar lang ontplooide ter bevordering van het leren van vreemde talen en ter ondersteuning van de taalverscheidenheid. Er zullen tal van betrokken organisaties worden geraadpleegd. Aan de hand van de uitkomsten van deze raadpleging zal de Commissie medio 2003 een mededeling aan het Europees Parlement en de Raad doen toekomen inzake een actieplan ter bevordering van de taalverscheidenheid en het leren van talen en zal daarvoor de beschikbare middelen binnen de bestaande communautaire programma's en activiteiten aanwenden.

Om die reden is de Commissie momenteel de balans aan het opmaken van haar investeringen tot nu toe en denkt zij na over andere manieren en middelen om op Europees niveau de taalverscheidenheid en het leren van talen te bevorderen. Zij hecht eraan om al haar maatregelen en programma's op het gebied van onderwijs en cultuur van een samenhangende en proactieve benadering te voorzien teneinde de activiteiten van de lidstaten aan te vullen.

De in dit document weergegeven uitkomsten van het Europees Jaar van de talen 2001 zullen zeker een belangrijke bijdrage leveren aan deze toekomstige ontwikkelingen.

BIJLAGEN

1. Belangrijkste aanbevelingen van de externe evaluatie

(1) Er dient informatie over projecten en publicaties in het kader van het EJT beschikbaar te worden gesteld, mogelijkerwijs via een compendium van goede-praktijkprojecten in het kader van het EJT. Ook dient te worden gewaarborgd dat de informatie over mogelijke financieringsmogelijkheden en de activiteiten die voor de Europese Dag van de talen gepland staan, op grote schaal toegankelijk zijn teneinde de tijdens het EJT ontwikkelde impuls in stand te houden.

(2) Organisatoren van toekomstige Europese Jaren dienen zich te realiseren hoeveel tijd en geld nodig zijn voor het plannen en uitvoeren van een Europees Jaar. Een Jaar is een korte tijdsperiode waarin ambitieuze doelstellingen dienen te worden verwezenlijkt en een vliegende start is dan ook een belangrijke factor om succes te verzekeren. Een tijdsperiode van drie jaar lijkt redelijk. Deze zou bestaan uit een voorbereidingsjaar, een uitvoeringsjaar en een jaar voor de follow-up.

(3) Bij de oprichting van nationale coördinatieorganen dienen bestaande Europese netwerken zo veel mogelijk te worden benut en dienen de beheersvaardigheden en de verplichtingen expliciet te worden erkend.

(4) De succesvolle structuur van het EJT dient in toekomstige Jaren te worden aangehouden met inachtneming van het volgende:

(a) Een website moet onderdeel blijven uitmaken van het geheel, maar gelet op de beperkte beschikbare middelen en de doelstellingen op lange termijn dient zorgvuldig te worden nagedacht over de rol en het centrale thema ervan. De website dient zo te worden ontworpen en gefinancierd dat hij ook langer meekan dan dat ene Jaar.

(b) Het visuele logo van het Jaar was zeer geslaagd. In het licht van de opgedane ervaringen zou kunnen worden heroverwogen of er behoefte bestaat aan een gemeenschappelijke slogan. De deelnemende landen moeten worden gestimuleerd om een slogan te kiezen die betrekking heeft op de nationale omstandigheden.

(c) De steun aan nationale PR-activiteiten dient te worden gehandhaafd en te worden uitgebreid en de inhoud ervan dient op duidelijke wijze te worden gedefinieerd op basis van de behoeften van NCO's. Het zou nuttig kunnen zijn om deze steun te richten op hulp aan NCO's om medegefinancierde activiteiten op een doeltreffender wijze in hun nationale mediacampagnes te integreren

(d) Het promotiemateriaal hoeft niet zo divers te zijn, maar het moet wel in grotere hoeveelheden worden geproduceerd. Er dient geld te worden uitgetrokken voor de bestrijding van de kosten van opslag en distributie van promotiemateriaal.

(5) Om de opgedane ervaring vast te leggen, zou er een soort "model voor Europese Jaren" kunnen worden ontworpen voor toekomstige Jaren, met inbegrip van de benodigde financiële en menselijke middelen in de verschillende fases, een profiel van de benodigde personele en financiële middelen, de soorten activiteiten en de minimumvoorwaarden voor toezicht.

(6) Het kan ook nuttig zijn om na te denken over de strategische rol die een Europees Jaar zou moeten spelen bij de duurzame bevordering van thema's die Europa aangaan.

2. Gedetailleerde uitsplitsing van vastleggingskredieten op de Europese begroting

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Gedetailleerde uitsplitsing van uitgaven in de deelnemende landen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Toelichting

(1) Bron: alle gegevens zijn afkomstig uit de gesprekken die Ecotec tussen mei en juni 2002 met NCO's heeft gevoerd, met uitzondering van Luxemburg ten aanzien waarvan geen gegevens beschikbaar waren en Denemarken ten aanzien waarvan de gegevens afkomstig zijn uit de ingevulde vragenlijst die bij de Raad van Europa in maart 2002 is ingediend.

(2) Bron: eindverslag van EurO&M. De waarde van de radioberichtgeving is gebaseerd op de feedback afkomstig van de radiostations die de officiële partners waren voor de manifestaties. In Frankrijk en Zweden konden er geen radiopartners worden gevonden.

(3) Bron: verslagen van de Europese Commissie. Alle deelnemende landen konden een verzoek indienen om medefinanciering van de start op nationaal niveau van de manifestaties en andere presentaties in het kader van het Europees Jaar. Met uitzondering van Finland, IJsland en Noorwegen verzochten alle deelnemende landen om enige financiering. Ook het Zweedse en Belgische Voorzitterschap ontving financiering voor de Europese openings- en slotmanifestaties.

(4) Bron: gegevens van de Europese Commissie. NCO's en ministeries werden niet uitgesloten van de oproep tot het indienen van voorstellen voor de medefinanciering van projecten. Ze dienden echter wel kenbaar te maken of er sprake was van belangenverstrengeling en konden om die reden dan geen nationale aanbeveling doen over dergelijke projecten. Er werden nationale initiatieven gesteund die door of in samenwerking met NCO's of ministeries werden genomen en wel in België, Denemarken, Frankrijk, Italië, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Finland en het Verenigd Koninkrijk.

(5) Bron: eindverslag van EurO&M. Om aan de gegevens over de publicaties en het promotiemateriaal te komen, werd uitgerekend hoeveel exemplaren er van elke soort direct door de deelnemende landen werden verspreid aan de hand van de productiekosten per eenheid voor elk product. De overgebleven voorraad werd rechtstreeks door EurO&M, de Europese Commissie en de Raad van Europa verspreid. In deze berekeningen werd geen rekening gehouden met de kosten die voortvloeien uit de tijdsbesteding van personeel aan de inhoud of het ontwerpen van het materiaal.

(6) Bron: eindverslag van EurO&M. Een deel van het door EurO&M beheerde budget werd gereserveerd voor het sluiten van overeenkomsten met PR-bedrijven in de deelnemende landen die in samenwerking met de NCO's rechtstreeks en exclusief aan door deze organen gespecificeerde opdrachten werkten. Dit deel van het budget dekt ook de kosten van de in januari 2001 te Parijs gegeven communicatiecursus voor NCO's.

(7) Bron: eindverslag van EurO&M. Er deden 18 landen mee, hoewel de start van de Talen slechts in 17 landen plaatsvond: één land trok zich terug na 11 september, maar er waren al bepaalde uitgaven gedaan voor de voorbereidingen.

(8) Bron: eindverslag van EurO&M. De kaartencampagne werd op EU-niveau gevoerd, aangezien de tekst op het materiaal in de 11 officiële talen was opgesteld.

(9) Bron: projectverslagen van de Europese Commissie. Het verschil met het totale vastgelegde bedrag is het gevolg van het feit dat een klein aantal projecten werd ingetrokken, nadat de definitieve vastleggingen hadden plaatsgevonden.

(10) Bron: projectverslagen van de Europese Commissie.

Uitgaven gedaan door de deelnemende landen voor het EJT per hoofd van de bevolking

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In deze tabel zijn geen gegevens over Europese projecten verwerkt, aangezien daarbij niet precies kan worden bepaald welk deel van de financiering aan welk deelnemend land is toegewezen.

4. Projectselectie: statistische gegevens

Onderverdeling van de medegefinancierde projecten naar soort activiteit

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Binnen projecten ontwikkelde thema's

// %

Het leren van een of meer specifieke talen // 73%

Kennis van een of meer specifieke talen // 72%

Specifieke methoden voor/benaderingen van het leren van een taal // 59%

De voordelen van talenkennis voor de persoonlijke ontwikkeling van individuen // 94%

De voordelen van talenkennis voor de beroepsmatige ontwikkeling van individuen // 77%

Generieke vaardigheden om een taal te leren // 65%

Kennis van specifieke culturen // 79%

Kennis van en/of toegang tot aanbieders van talenonderwijs // 57%

Kennis van of een toegenomen gebruik van e-learning (het gebruik van het internet en/of een andere technologie voor het leren van een taal) // 61%

Beleidsmatige of institutionele ontwikkelingen met betrekking tot talenonderwijs en het leren van een taal // 38%

Doeltalen

Taalgroepen // Aantal keren dat een van de talen uit de groep centraal stond

Officiële talen (EU en EER-landen) [23] // 812

[23] Met inbegrip van het IJslands, het Noors, het Iers en het Luxemburgs

Talen van kandidaat-lidstaten // 111

Ander Midden- of Oost-Europees land // 68

Gebarentalen // 60

Regionale talen of minderheidstalen // 53

Talen die als gevolg van migratie veelvuldig in Europa worden gesproken // 42

Bron: Enquête van ECOTEC over medegefinancierde projecten

5. Medegefinancierde projecten en andere activiteiten in het kader van het EJT: voorbeelden van goede praktijken:

Medegefinancierde activiteiten op radio en televisie

Danmarks Radio zond een serie van tien radioprogramma's (van 15 minuten elk) en vier radioprogramma's (van 30 minuten elk) in andere EU-talen uit om mensen te stimuleren om nieuwe talen te leren. De programma's werden door in totaal 758.000 mensen beluisterd.

In Griekenland produceerde de ERT honderd tv-spotjes (van 2 minuten elk) waarin bekende persoonlijkheden over hun eigen ervaringen met het leren van een taal spraken. Deze spotjes werden vanaf 26 september tot en met 30 november 2001 dagelijks op tv uitgezonden op prime time (na het nieuws van 20.00 uur en 23.00 uur). Elke avond werden er ongeveer 200.000 mensen bereikt.

In Finland maakte de Federatie van docenten vreemde talen (SUKOL) een tv-spotje (van 20 seconden) dat bedoeld was om kinderen in de leeftijdscategorie van 10 tot en met 14 jaar te stimuleren om andere talen te leren. Het spotje werd in de periode van 17 tot en met 26 september 2001 32 keer op MTV3 vertoond. Uit een analyse van de campagne blijkt dat het spotje 425.000 keer door 65% van de doelgroep werd bekeken, d.w.z. dat ongeveer 200.000 kinderen in de leeftijdscategorie van 10 tot en met 14 jaar het spotje ongeveer twee keer hebben gezien. Een van de factoren die tot het succes heeft bijgedragen, was de afspraak met MTV3 dat het spotje net zo vaak zou worden vertoond als nodig was om het overeengekomen aantal kijkers te bereiken.

TV5, een internationale Franstalige zender, maakte 84 clips waarin jonge mensen vertelden waarom ze het prettig vonden dat ze verschillende talen konden spreken en wat ze hadden bereikt dankzij hun talenkennis. Elk spotje werd 20 keer per dag uitgezonden door de 120 transnationale tv-netwerken die in eigendom zijn van TV5 en hun partnernetwerken en een potentieel van 600 miljoen kijkers hebben. De clips werden ook een jaar lang de hele dag door achter elkaar uitgezonden in een centraal gelegen metrostation in Parijs en werden in een docentenpakket geïntegreerd, dat rechtstreeks naar 14.500 docenten Frans als vreemde taal werd verzonden en dat ook op de website van TV5 verkrijgbaar is.

In Frankrijk produceerde de Confédération nationale des Radios Libres 30 radioprogramma's uit die specifiek betrekking hadden op regionale talen, dit in samenwerking met partnernetwerken in België, Italië en Spanje. De programma's werden op grote schaal beschikbaar gesteld aan de netwerken van bedrijven die ze hadden gemaakt, en werden verspreid onder en uitgezonden door 275 individuele stations. Uit de luistercijfers blijkt dat minstens 4 miljoen mensen op deze programma's afstemden, hoewel dit cijfer wel aan de voorzichtige kant is, omdat het alleen op betrouwbaar luisteronderzoek is gebaseerd. De CNRL heeft een specifieke internetvoorziening gecreëerd waar aandacht wordt besteed aan regionale talen en waar de programma's kunnen worden gedownload, en heeft ook de functie van vice-president voor talen in het leven geroepen.

Niet-medegefinancierde berichtgeving op radio en televisie

In Oostenrijk was de ORF nauw betrokken bij activiteiten in het kader van het EJT en er werd uitvoerig verslag gedaan van het Jaar op radio en tv. Het project Sprachpavillon, dat gezamenlijk door het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur en de ORF werd uitgevoerd, is een voorbeeld van een zeer geslaagde activiteit op het vlak van bewustmaking. Het paviljoen is een door een vrachtwagen vervoerde mobiele constructie die voornamelijk uit presentatieschermen en internetstations bestaat. In mei 2001 werd de wagen ingezet voor een tournee door alle Oostenrijkse provincies om de start van regionale manifestaties te bevorderen door met verschillende activiteiten het grote publiek te trekken. Het paviljoen werd ook gebruikt bij kleinere manifestaties in het kader van het EJT in Oostenrijk, zoals het Youki-project, dat door de Europese Commissie werd medegefinancierd. Van alle manifestaties vanuit het Sprachpavillon werd nationaal en regionaal verslag gedaan op radio en tv, en in tijdschriften. In de meeste provincies werkte de regionale afdeling van de ORF samen met de regionale omroep in het buurland (bijv. RAI Trieste, Radio Maribor).

In Ierland vormde de introductie van de Taalbus op zichzelf al een bewustmakingsactiviteit en de bus kreeg veel aandacht op de televisie. Het startschot werd gegeven door een persbericht waarmee de bus werd geïntroduceerd en toen dit als derde item in de nieuwsuitzending van die dag aan bod kwam, leidde dit tot landelijke bekendheid. Mede hierdoor kreeg de bus meer bekendheid en kwamen er talrijke telefoontjes binnen van mensen die wilden dat de bus bij hen langs zou komen.

In Noorwegen maakte de Noorse Omroep (NRK) in het kader van de serie "Op het schoolbord", een wekelijks programma over leren, ontwikkeling en lesgeven, zes programma's waarin het EJT centraal stond. De thema's behelsden "Leer je eigen taal en de taal van anderen", "Taal in Noorwegen: meer dan de twee geschreven Noorse talen alleen", "Wie doet er moeite om Noors leren?" en "Het taallandschap in Europa". Verder werd er een zomerserie (bestaande uit tien programma's) uitgezonden met tips voor toeristen die Europa bezoeken.

Ontwikkelen of doorgeven van informatie over nieuw lesmateriaal op het gebied van talen

Een van de doelen van de door de Duitse Vereniging voor Doven in München georganiseerde Eurosign-conferentie was het gebruik van nieuwe technologieën voor doven te bevorderen, met inbegrip van televisie, internet en Visicast (virtuele taaltechnologie). Er werd ook gesproken over het idee om een Europese Universiteit voor Doven op te richten. De conferentie voorzag in een forum waarop de deelnemers uit 15 landen deze onderwerpen konden bespreken. Er bestaat nu een netwerk en in juni 2002 werd er in Spanje een vervolgconferentie gehouden.

In het Duitse Weilburg werd een conferentie georganiseerd speciaal om ervaringen uit te wisselen over het op school onderrichten en leren van talen. Docenten en wetenschappers kwamen bijeen om te spreken over kwesties als taalprogramma's, kernleerplannen, het leren van een taal op de lagere school, tweetalig onderwijs en het gebruik van moderne media. Met de uitkomsten van de besprekingen wordt rechtstreeks rekening gehouden bij de ontwikkeling van een nieuw leerplan in Hessen. Het gecreëerde netwerk zet de samenwerking voort, zowel in officiële werkgroepen als in informeel verband.

Als nevenactiviteit van het KELTIC-project (Spanje) nam in 2001 een groep deskundigen het initiatief tot de ontwikkeling van een "zelfstudiecursus". Deze ontwikkelingsactiviteiten zullen in 2002 worden afgerond. Tijdens het Internationale Congres over het op jonge leeftijd leren van vreemde talen werd ook de mogelijkheid geboden om ervaringen en goede praktijken uit te wisselen op het vlak van talenonderwijs aan jonge kinderen. Er wordt een publicatie waarin de conclusies staan, voorbereid.

In Italië ontwikkelde IRRE Lombardia een cd-rom waarop de resultaten staan van 16 conferenties over de verschillende methodologische aspecten van het geven van vreemdetalenonderwijs op de kleuterschool. De goede praktijken in elke regio werden door regionale onderzoeksteams vastgesteld en besproken en de informatie werd op de conferenties verspreid. Elke regio zal 100 exemplaren van de cd-rom ontvangen.

In IJsland werd er naar aanleiding van een conferentie met als thema andere benaderingen van het leren en het onderrichten van talen een website en een cd-rom gemaakt over dit thema. Op de cd en de website staan presentaties van deskundigen uit heel Europa. De conferentie werd door 200 docenten vreemde talen bijgewoond (d.w.z. 30-40% van alle taaldocenten in IJsland). Deze presentaties zijn dan ook overal verkrijgbaar in IJsland en elders.

Ontwikkeling van bewustmakingsinstrumenten

In België maakte het Centrum voor Volwassenenonderwijs van de Kamer van Koophandel in Brussel het 30 minuten durende programma Lingua-Snacks ("smaakmaker"-cursussen), dat op de Total Physical Response-methode is gebaseerd. Er werden volwassen studenten in het centrum geworven en opgeleid tot docent ten behoeve van het project in het kader van het EJT. De smaakmaker'-cursussen werden aan 417 deelnemers gegeven en hadden betrekking op 15 talen. De projectcoördinator heeft een interactieve cd-rom gemaakt met als titel "Lingua-Snacks - Het geven van "smaakmaker"-cursussen op het gebied van taal met toepassing van Total Physical Response" en deze cd-rom staat ter beschikking van alle docenten en instellingen die vergelijkbare "smaakmaker"-cursussen willen geven.

In Griekenland werd er een openluchtcursus Frans (Une classe dans la Ville) ontwikkeld door de Vereniging van docenten Frans. Deze cursus werd door TV5 uitgezonden op het grote plein in Thessaloniki. De uitzendingen inspireerden tot de ontwikkeling van een leerinstrument alsmede van videoclips, taalspellen en interactieve activiteiten. De volgende dag werd er een studiebijeenkomst georganiseerd waarin de bijeengebrachte plaatselijke docenten uitleg gaven over de in de cursus gebruikte methode. Er is een videoband gemaakt om het leerinstrument onder de aandacht te brengen. Op de band staan gedeelten van de cursussen en wordt uitleg gegeven over de in de cursus toegepaste methode, waarbij gebruik wordt gemaakt van de tv en van interactieve middelen.

Er werd ook een Taalportefeuille ontwikkeld door het Algemeen Secretariaat voor volwassenenonderwijs in Griekenland. Het vernieuwende ervan is hierin gelegen dat het een portefeuille voor zowel het informele als het formele talenonderwijs is, terwijl de meeste portefeuilles zich op formele taalkwalificaties richten. Deze portefeuille is bedoeld om volwassenen ervan bewust te maken dat ze zonder het te beseffen wellicht een aantal woorden in een andere taal kennen. De proefportefeuille werd door 100 volwassenen ontwikkeld en nog eens 300 gebruikers zullen hem in de loop van 2002 afronden, voordat hij door alle volwassenen wordt gebruikt die aan programma's in het volwassenenonderwijs deelnemen.

In Frankrijk bestond "la Fête de Toutes les Langues" uit twee wedstrijden waarin de klas werd gekozen die het beste "fête" met als thema de bevordering van de taalverscheidenheid had georganiseerd. De activiteiten ter voorbereiding van het "fête" bestonden uit het doen van onderzoek, het leren van manieren van schrijven en het kijken naar de geschiedenis van talen, de taalverscheidenheid en het taalgebruik in de nabije omgeving. Er werden ook vier soorten experimentele studiematerialen ontwikkeld en verspreid onder scholen om hen te ondersteunen bij hun activiteiten. De inspiratiebron voor deze materialen was het door de Europese Commissie gefinancierde EV-Lang-programma.

Als onderdeel van haar bewustmakingscampagne "Gebarentaal: een van de vier talen" ontwikkelde de Finse Vereniging voor Doven een materialenpakket bestaande uit gebarentaallessen, dat onder 1.200 lagere en hogere secundaire onderwijsinstellingen in Finland werd verspreid. Het materiaal is ook op de website van de organisatie verkrijgbaar.

Grensoverschrijdende initiatieven

Duitsland en Nederland: Er werd een wedstrijd gehouden waarin uit de openbare diensten aan weerszijden van de grens "de taalvriendelijkste overheidsinstantie" werd gekozen. Bij de beoordeling van de inzendingen zorgden de organisatoren ervoor dat de diensten werden bezocht om de kwaliteit van de initiatieven te beoordelen en ook om informatie en advies te verstrekken ten behoeve van verdere ontwikkelingen.

Zweden en Denemarken: In het kader van een project van de gemeente Malmø werden aan weerszijden van de Øresund diverse activiteiten georganiseerd teneinde kinderen in het basisonderwijs en leraren bewust te maken van de taal in het buurland. Er staat een vervolgproject gepland dat gefinancierd zal worden uit hoofde van Interreg-IIIA, het communautaire programma voor het middelbaar onderwijs.

Oostenrijk en de Tsjechische Republiek (en andere Midden- en Oost-Europese landen): Gymradio Hollabrunn is een radioprogramma dat door de leraren en de leerlingen van de middelbare school in Hollabrunn werd ontwikkeld met de bedoeling een beter begrip te kweken voor de Oostenrijkse en Tsjechische bevolkingsgroepen in de grensregio. Taal wordt als een belangrijk instrument gezien om dit te bereiken en vandaar dat er twee keer per week een aantal cursussen Tsjechisch voor beginners en gevorderden op de radio wordt uitgezonden. Om ruchtbaarheid hieraan te geven, werd ook de premier van de Tsjechische Republiek, Vaclav Klaus, geïnterviewd. In 2001 ging de Oostenrijkse school die het project ondernam, een partnerschap aan met een Tsjechische school vlak over de grens en de radio fungeert als een platform voor de uitwisseling van leerlingen, kunstenaars en leidinggevenden in de regionale toeristische sector.

Ierland, Spanje en het VK: Het Ierse theaterproject van Artslab was ontwikkeld om de jongeren in Ierland te stimuleren om contacten te leggen met mensen die in andere tweetalige regio's in Europa wonen, zoals Navarra en Catalonië. Hoewel het internationale netwerk al bestond, stonden de vorige projecten meer in het teken van kunst dan van taal. Ditmaal werd het grote belang van taal belicht en werden scheppende kunstenaars bij het project betrokken. Ze kwamen bijeen voor practicums, cursussen en voorstellingen in drie landen ter ere van vijf talen (het Spaans, het Baskisch, het Catalaans, het Iers en het Engels). De activiteiten werden afgesloten met een gezamenlijk feest dat in elk van de zes deelnemende steden werd georganiseerd.

Spanje en andere instellingen uit de landen in de "Atlantische boog": bij het KELTIC-project in Spanje stonden de netwerken centraal. In het kader van het project, dat rond de vijf kerndoelstellingen van het EJT werd georganiseerd, werden een lokaal/regionaal netwerk van instellingen rond Asturias, een nationaal netwerk en een internationaal netwerk van instellingen uit de Atlantische boog opgezet. De voornaamste activiteiten behelsden een driedaagse bijeenkomst met allerlei activiteiten op het gebied van taal en cultuur, zoals workshops en rondetafelgesprekken, een videomanifestatie in Oviedo en een internationaal congres over het op jonge leeftijd leren van vreemde talen.

Rotterdam-Frankfurt-Brussel: de Taaltrein. Bij dit project van de Vertaalacademie in Maastricht werden 20 jongeren uit vier verschillende landen in een trein bijeengebracht. Van deze jongeren werd verwacht dat ze elkaar tijdens een treinreis andere talen zouden leren. Van de activiteiten werd verslag gedaan in de media, met inbegrip van radio, kranten en tv. Waar de trein stopte werden er ook activiteiten georganiseerd ter bewustmaking van het grote publiek. Momenteel worden er voorbereidingen getroffen voor een nieuw project waarbij een trein het traject tussen Athene en Brussel zal gaan afleggen.

Frankrijk, België, Luxemburg en Duitsland: een Taalbus stopte op een aantal plaatsen in Frankrijk, Luxemburg, Duitsland en België en vanuit de bus werd er in elke plaats een festival georganiseerd om ruchtbaarheid te geven aan het project en om de mensen bewust te maken van de buurtalen aldaar. De plaatselijke gemeentebesturen en -raden waren nauw betrokken bij de voorbereiding en de uitvoering van dit project. Het project was dan ook een succes, zowel waar het ging om het taalbewust maken van lokale besluitvormers als om het bijeenbrengen van leerlingen, docenten en besluitvormers.

Top