EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001DC0678

Mededeling van de Commissie - Een Europese ruimte voor levenslang leren realiseren - "Plan je voor één jaar, dan plant graan. Plan je voor tien jaar, dan plant bomen. Plan je voor het leven, dan geef mensen onderwijs en scholing." Chinees spreekwoord: Guanzi (ongeveer 645 v. Chr.)

/* COM/2001/0678 def. */

52001DC0678

Mededeling van de Commissie - Een Europese ruimte voor levenslang leren realiseren - "Plan je voor één jaar, dan plant graan. Plan je voor tien jaar, dan plant bomen. Plan je voor het leven, dan geef mensen onderwijs en scholing." Chinees spreekwoord: Guanzi (ongeveer 645 v. Chr.) /* COM/2001/0678 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE - Een Europese ruimte voor levenslang leren realiseren - "Plan je voor één jaar, dan plant graan. Plan je voor tien jaar, dan plant bomen. Plan je voor het leven, dan geef mensen onderwijs en scholing." Chinees spreekwoord: Guanzi (ongeveer 645 v. Chr.)

SAMENVATTING

1. Inleiding

1.1. De context

1.2. Een consultatieproces in heel Europa

1.3. Europese ruimte voor levenslang leren

1.4. Wat bedoelen we met levenslang leren -

1.5. De structuur van het document

2. Coherente en integrale strategieën voor levenslang leren

3. Prioriteiten voor de te verrichten werkzaamheden

3.1. Leren waarderen

3.2. Studie- en beroepskeuzevoorlichting, -begeleiding en -advisering

3.3. Tijd en geld in leren investeren

3.4. Lerenden en leermogelijkheden bij elkaar brengen

3.5. Basisvaardigheden

3.6. Nieuwe onderwijskundige concepten

4. Invulling van de agenda

4.1. Een raamwerk voor levenslang leren

4.2. Voortbouwen op dat wat op Europees niveau bereikt is

4.3. Indicatoren

4.4. De vaart erin houden

5. De volgende stappen

Bijlagen

Bijlage 2 - Voorstellen op het gebied van onderzoek en evaluaties (voor eind 2003)

Bijlage 4 - Glossarium

SAMENVATTING

De Europese Raad heeft de lidstaten, de Raad en de Commissie in juni 2000 te Feira verzocht om, binnen het bestek van hun bevoegdheden, "coherente strategieën en praktische maatregelen ter stimulering van levenslang leren voor iedereen te bepalen." In deze opdracht komt tot uiting dat levenslang leren een van de sleutelelementen van de in Lissabon uitgestippelde strategie is om Europa tot een van de meest concurrerende en dynamische kennismaatschappijen in de wereld te maken.

Deze mededeling gaat over mensen. Ruim 12.000 burgers hebben een bijdrage aan het consultatieproces geleverd, dat in het verlengde van het Commissie-memorandum over levenslang leren van november verleden jaar van start is gegaan. Deze feedback heeft maar al te duidelijk gemaakt dat we voor enorme uitdagingen staan. De economische en sociale veranderingen die gepaard gaan met de overstap naar de kennismaatschappij brengen voor de Europese Unie en haar burgers zowel voordelen - in de zin van grotere mogelijkheden op het punt van de communicatie, reizen en werkgelegenheid - als risico's - niet in de laatste plaats op het punt van de ongelijkheid en de sociale uitsluiting - met zich mee. Deze omvangrijke veranderingen vergen een geheel nieuwe onderwijs- en scholingsaanpak. Ook door het onzekere economische klimaat van dit moment komt opnieuw de nadruk op het grote belang van levenslang leren te liggen. De traditionele beleidsmaatregelen en instellingen voldoen hoe langer, hoe minder, in die zin dat burgers niet díe mogelijkheden in de hand wordt gegeven (empowerment) die ze nodig hebben om actief in te kunnen spelen op de gevolgen van de globalisering, de demografische ontwikkeling, de digitale technologie en de milieuvervuiling. De sleutel voor de toekomst van Europa ligt evenwel bij de mensen, bij hun kennis en hun competenties.

Een Europese ruimte voor levenslang leren

Deze mededeling wil een bijdrage aan de realisatie van een Europese ruimte voor levenslang leren leveren. Het doel van deze ruimte is enerzijds om mensen de mogelijkheid in de hand te geven om zich vrij tussen leersettings, arbeidplaatsen, regio's en landen te bewegen en hen in staat te stellen om daarbij zo veel mogelijk profijt te trekken van hun kennis en competenties. Anderzijds beoogt de Europese ruimte voor levenslang leren ook in te spelen op de doelstellingen en ambities van de Europese Unie en de kandidaat-lidstaten, die naar méér welvaart, méér integratie, méér tolerantie en méér democratie streven.

In verband hiermee zal onderwijs en scholing en de belangrijke elementen van bestaande Europese processen, strategieën en plannen die verband houden met het jongerenbeleid, het werkgelegenheidsbeleid, het sociale integratiebeleid en het onderzoeksbeleid gebundeld worden in een raamwerk voor levenslang leren. Dit betekent niet dat er een nieuw proces op gang wordt gebracht, noch dat de bestaande wet- en regelgeving geharmoniseerd wordt. Het is veeleer zaak dat het bestaande instrumentarium en de voorhanden zijnde middelen op coherente en efficiënte wijze worden ingezet. Daarnaast zal met de open coördinatiemethode gewerkt worden. Om het in Lissabon geformuleerde doel van een kennismaatschappij te verwezenlijken, zullen er nauwe banden worden gelegd tussen de Europese ruimte voor levenslang leren en de Europese onderzoeksruimte. Het doel hier is om met name bij jongeren belangstelling te wekken voor een loopbaan op wiskundig, natuurwetenschappelijk of technologisch gebied.

Wat is levenslang leren -

Uit de reacties op het consultatieproces over het Memorandum is naar voren gekomen dat er behoefte is aan een brede definitie die levenslang leren niet alleen maar in verband brengt met economische perspectieven of het leren van volwassenen. Bij levenslang leren ligt de nadruk niet alleen op een doorlopend leerproces van de fase vóór de leerplicht tot na de pensionering toe, maar ook op het héle scala aan formele, niet-formele en informele leeractiviteiten. In het consultatieproces zijn ook de doelstellingen voor het leren duidelijk gemaakt, waaronder een actief burgerschap, persoonlijke ontplooiing, sociale integratie én aspecten die met de werkgelegenheid te maken hebben. Bij de beginselen die de grondslag voor levenslang leren leggen en die richtingwijzend zijn voor een doeltreffende implementatie, ligt de nadruk op de centrale plaats van de lerende, het belang van gelijke kansen en de kwaliteit en relevantie van de leermogelijkheden.

Coherente en integrale strategieën voor levenslang leren

De lidstaten zijn het er op de Europese Raad te Feira en in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie over eens geworden dat er coherente en integrale strategieën voor levenslang leren moeten worden ontwikkeld en geïmplementeerd. De bouwstenen voor dergelijke strategieën worden hier beschreven om de lidstaten en de actoren op alle niveaus de helpende hand te bieden. De bouwstenen impliceren een geleidelijke integratie van de formele leeromgevingen, waardoor iedereen doorlopend toegang krijgt tot leermogelijkheden van hoge kwaliteit. De overduidelijke boodschap is dat de traditionele stelsels van gedaante zullen moeten veranderen. Ze zullen opener en flexibeler moeten worden, zodat de lerenden op de eigen behoeften en belangen toegesneden leertrajecten kunnen volgen en zo gebruik kunnen maken van de gelijke kansen die hen in hun leven geboden worden. De bouwstenen lopen in de pas met de assessmentcriteria voor levenslang leren uit het Gezamenlijk Verslag voor de werkgelegenheid 2001.

De eerste bouwsteen betreft het werken in partnerships. Alle relevante actoren, binnen en buiten de formele systemen, moeten samen aan strategieën 'in het veld' werken. In een volgende en voor een op de lerende gerichte aanpak uitermate belangrijke stap moet inzicht worden verworven in de behoeften van de lerende of de potentiële lerende en in de behoeften die organisaties, gemeenschappen, de maatschappij in het algemeen en de arbeidsmarkt op het gebied van het leren hebben. Daarna moet aandacht worden besteed aan adequate financiële en personele middelen en een doeltreffende en transparante verdeling daarvan.

Vervolgens wordt geanalyseerd hoe de leermogelijkheden kunnen worden afgestemd op de behoeften en belangen van de lerenden en hoe er, door een aanbod dat iedereen de mogelijkheid biedt om op wat voor tijdstip en op voor wat voor plaats dan ook te leren, voor een gemakkelijkere toegang kan worden gezorgd. Het is duidelijk dat de formele sector de waarde van het niet-formeel en informeel leren moet gaan erkennen en waarderen. De te ontwikkelen leercultuur staat of valt uiteindelijk met méér leermogelijkheden, hogere participatiecijfers en de stimulering van de vraag op het gebied van het leren. Vanuit een blijvend streven naar hoge kwaliteit worden tot slot voorstellen ten aanzien van kwaliteitsborging, evaluaties en monitoring gedaan.

Prioriteiten voor de te verrichten werkzaamheden

Er worden voorstellen voor werkzaamheden gedaan die inhaken op de Europese dimensie voor levenslang leren en die tegelijkertijd ook de strategieën op alle andere niveaus schragen. De prioriteiten worden beschreven aan de hand van de zes hoofdboodschappen, die als uitgangspunt voor het consultatieproces in heel Europa hebben gediend en die in dat kader ook onderschreven zijn.

Een geheel nieuwe Europese aanpak ten aanzien van de waardering van leren, die voortbouwt op het bestaande recht op vrij verkeer binnen de EU, wordt als een conditio sine qua non voor een Europese ruimte voor leren gezien. De voorstellen hier hebben te maken met de identificatie, assessment en erkenning van niet-formeel en informeel leren en met de overdraagbaarheid en onderlinge erkenning van officiële diploma's en certificaten. De studie- en beroepskeuzevoorlichting, -begeleiding en- advisering komt hier voornamelijk op het Europese niveau aan de orde en de voorstellen op dit punt hebben tot doel om de toegang tot leren door begeleidingsactiviteiten van hoge kwaliteit gemakkelijker te maken.

Met het oog op de fundamentele veranderingen die levenslang leren met zich meebrengt zal er, vooral tegen de achtergrond van het in de conclusies van Lissabon en in de Europese Werkgelegenheidsstrategie geformuleerde verzoek aan de lidstaten om voor een stijging van de investeringen in onderwijs en scholing te zorgen, tijd en geld in leren geïnvesteerd moeten worden. De vraag hoe dit moet worden bereikt, is niet eenvoudig te beantwoorden. Er wordt om méér investeringen en doelfinanciering gevraagd en ook om instrumenten die tot méér investeringen van de particuliere sector leiden. Een van de belangrijkste manieren om leermogelijkheden en lerenden bij elkaar te brengen ligt volgens de voorstellen in de stimulering en ondersteuning van leergemeenschappen, leersteden en leerregio's en in de totstandbrenging van lerende organisaties in de wereld van het werk. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan de totstsandbrenging van lokale leercentra.

Er worden voorstellen gedaan ter voltooiing van de in Lissabon en Stockholm geïnitieerde werkzaamheden ten aanzien van de 'nieuwe' basisvaardigheden, zodat alle burgers in alle stadia van hun leven - en niet alleen in het kader van de leerplicht - het fundament voor levenslang leren kunnen leggen. De voorstellen voor nieuwe onderwijskundige concepten haken tot slot in op de accentverschuiving van kennisverwerving in de richting van competentie-ontwikkeling en op de nieuwe rol voor leerkrachten en opleiders die deze verschuiving met zich meebrengt.

Invulling van de agenda

Alle actoren - de Commissie en de andere Europese instellingen, de lidstaten, de EER-landen en kandidaat-lidstaten, de sociale partners, NGO's en internationale organisaties (bijvoorbeeld de Raad van Europa, OESO, de UNESCO) - wordt gevraagd om samen aan de invulling van de agenda te werken. Bij deze invulling zal gebruik worden gemaakt van de bestaande processen, programma's en instrumenten en zal worden uitgegaan van het raamwerk voor levenslang leren. Dit raamwerk zal steun bieden voor de uitwisseling van "good practices" en ervaringen en er op die manier toe bijdragen dat de gezamenlijke problemen, ideeën en prioriteiten in kaart kunnen worden gebracht. Ter ondersteuning van dit proces zal de Commissie een database voor "good practices", gegevens en ervaringen ten aanzien van levenslang leren op de verschillende niveaus inrichten.

Een van de belangrijkste instrumenten voor de samenwerking op dit terrein is het werkprogramma voor de follow-up op het verslag over de concrete doelstellingen voor de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels. De Europese werkgelegenheidsstrategie zal daarentegen de nadruk blijven leggen op de aspecten van levenslang leren die met de werkgelegenheid te maken hebben. De programma's van de Gemeenschap - Socrates, Leonardo da Vinci en Jeugd - zullen in het licht van de onderhavige mededeling verder uitgebouwd worden. Daarnaast zal ook worden bekeken of er aan het Europees Sociaal Fonds en het Gemeenschapsinitiatief EQUAL meer mogelijkheden voor ondersteuning bij de implementatie kan worden gegeven.

De vooruitgang zal worden gemeten en gemonitord met behulp van een beperkt aantal indicatoren. Het zal daarbij om reeds bestaande of in ontwikkeling zijnde indicatoren gaan, maar er zullen ook een klein aantal nieuwe indicatoren moeten worden uitgewerkt. De implementatie zal ook worden gemonitord door netwerken en structuren. Het gaat daarbij om netwerken en structuren die in het kader van het consultatieproces tot stand zijn gebracht en om een op te richten werkgroep van leidinggevende ambtenaren van de ministeries die verantwoordelijk zijn voor levenslang leren. Deze werkgroep zal er voor helpen zorgen dat de maatregelen op het gebied van het levenslang leren - m.i.v. de implementatie van het werkprogramma voor de follow-up op het verslag over de concrete doelstellingen voor de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels - aansluiten op de desbetreffende processen, strategieën en plannen op Europees niveau. De volgende stap is de goedkeuring van de hoofdbeginselen en voorstellen door de Raad (Raad Onderwijs en Jongeren en de Raad Werkgelegenheid en Sociale Zaken) onder het Spaanse voorzitterschap. Op de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad op 15 en 16 maart 2002 in Barcelona zal de Commissie met nog een document over levenslang leren komen.

1. Inleiding

In maart 2000 heeft de Europese Raad te Lissabon vastgelegd dat de Europese Unie de meest concurrerende en meest dynamische kennismaatschappij van de wereld moet worden en deze strategische doelstelling is op de Europese Raad in Stockholm in maart 2001 opnieuw bevestigd. De strategie ter verwezenlijking van deze doelstelling omvat de volgende hoofpunten: aanpassing van onderwijs en scholing, zodat er voor alle afzonderlijke burgers in alle fasen van het leven op maat gesneden leermogelijkheden ontstaan; bevordering van de inzetbaarheid en sociale integratie door investeringen in de kennis en competenties van mensen; ontwikkeling van een informatiemaatschappij voor iedereen; en stimulering van de mobiliteit.

1.1. De context

De kennismaatschappij en de daarmee gepaard gaande trends op economisch en sociaal vlak zoals globalisering, veranderingen in de gezinssamenstelling, demografische ontwikkelingen en het effect van de technologieën van de informatiemaatschappij brengen voor de Europese Unie en haar burgers niet alleen tal van potentiële voordelen, maar ook tal van uitdagingen met zich mee. Burgers hebben grote mogelijkheden op het punt van communicatie, reizen en werkgelegenheid. Om van deze mogelijkheden gebruik te kunnen maken en om actief mee te kunnen draaien in de maatschappij moeten mensen voortdurend kennis en competenties verwerven. Tegelijkertijd hangen concurrentievoordelen steeds meer af van investeringen in human capital. Kennis en competenties zijn dan ook een krachtige motor voor economische groei. Gezien de onzekere economische situatie van dit moment wordt het investeren in mensen hoe langer, hoe belangrijker.

De keerzijde van de medaille is dat er aan de kennismaatschappij aanzienlijke risico's en onzekerheden verbonden zijn, aangezien de kennismaatschappij tot grotere ongelijkheid en sociale uitsluiting kan leiden. Sociale ongelijkheid ontstaat al in de kinderjaren en de deelname aan het initiële onderwijs is hierbij een sleutelfactor. In 2000 had slechts 60,3% van de mensen in de leeftijdsgroep van de 25- tot 64-jarigen een diploma middelbaar onderwijs. [1] De aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten zullen als gevolg van het hogere onderwijspeil bij de komende cohorten jongeren naar alle waarschijnlijkheid wel afnemen, maar ondertussen lopen er zo'n 150 miljoen mensen in de EU rond die dit belangrijke onderwijsniveau niet bereikt hebben en daardoor een groot risico lopen om aan de kant te komen te staan.

[1] Bron: Arbeidskrachtenenquête 2000.

Levenslang leren is al een jarenlang een thema in de beleidsdiscussies en beleidsontwikkeling. Vandaag de dag is het evenwel belangrijker dan ooit tevoren dat burgers de kennis en competenties verwerven, die ze nodig hebben om profijt te kunnen trekken van de voordelen van de kennismaatschappij en om in te kunnen spelen op de uitdagingen die diezelfde kennismaatschappij met zich meebrengt. Tegen deze achtergrond is op de Europese Raad te Lissabon bevestigd dat levenslang leren een van de belangrijkste elementen van het Europese sociale model is en hoge prioriteit in de Europese werkgelegenheidsstrategie toekomt.

De inzetbaarheid en het aanpassingsvermogen van mensen is in economisch opzicht van vitaal belang, wil Europa aan haar eigen verplichting voldoen en de meest concurrerende en dynamische kennismaatschappij in de wereld worden. Een tekort aan arbeidskrachten en niet voorhandene competenties dreigen het vermogen van de Europese Unie om verder te groeien in iedere economische ontwikkelingsfase aan te tasten. Levenslang leren is dan ook van cruciaal belang voor het opheffen van de belemmeringen waardoor mensen geen toegang tot de arbeidsmarkt krijgen en niet vooruitkomen, als ze eenmaal op de arbeidsmarkt zijn. Ook het aanpakken van ongelijkheid en sociale uitsluiting valt onder dit hoofdstuk.

Levenslang leren heeft evenwel niet alleen te maken met de economie. Levenslang leren is ook bevorderlijk voor de doelstellingen en ambities van de Europese landen die naar méér integratie, méér tolerantie en méér welvaart streven. Levenslang leren biedt uitzicht op een Europa waar burgers kansen en mogelijkheden hebben om hun plannen te verwezenlijken en om mee te werken aan de opbouw van een betere samenleving. Een recent OESO-rapport wijst erop dat leren en investeren in human capital niet alleen gepaard gaat met een toename van het BBP, maar ook met een sterkere betrokkenheid bij de civiele samenleving, groter welzijn en een lagere criminaliteit [2].

[2] "The well-being of nations: the role of human and social capital" (blz. 33) Tom Healy, Sylvian Côté, OECD 2001.

Een hoger onderwijspeil en blijvend leren kunnen, op voorwaarde dat iedereen toegang tot onderwijs- en leermogelijkheden heeft, een belangrijke bijdrage aan de vermindering van de ongelijkheid en het voorkomen van marginalisatie leveren. In dit verband rijst evenwel de wezenlijke vraag hoe de traditionele, goed ontwikkelde onderwijs- en scholingssystemen in de pas kunnen blijven lopen met de hierboven geschetste ontwikkelingen. De participatiecijfers maken duidelijk met wat voor enorme uitdaging we hier geconfronteerd worden. Hoewel de cijfers niet alle leeftijdsgroepen en alle verschillende typen leeractiviteiten omvatten, blijkt namelijk uit de arbeidskrachtenenquête 2000 dat slechts 8% van de mensen in de leeftijdsgroep van de 25- tot 64-jarigen in de EU onderwijs en scholing volgt. Het idee van het levenslang leren voor iedereen ligt dus nog ver in het verschiet [3]. Tegen deze achtergrond krijgt men er in Europa steeds meer oog voor dat er binnen het raamwerk voor levenslang leren een fundamentele nieuwe aanpak voor het onderwijs- en scholingsbeleid uitgewerkt en geïmplementeerd moet worden. Terwijl in het traditionele beleid steeds zeer veel nadruk op de instellingen werd gelegd, ligt het accent bij het levenslang leren op de mensen zelf en op een collectief streven naar een betere maatschappij. Bij levenslang leren wordt naar álle geboden en gevraagde leermogelijkheden gekeken. In het kader van levenslang leren worden kennis en competenties gewaardeerd, die op alle terreinen van het moderne leven zijn verworven en die dan ook van belang zijn om zich in de moderne maatschappij te kunnen redden. Vooral in het licht van het feit dat maar weinig lidstaten de uitgavencijfers van Canada, Zuid-Korea, Noorwegen en de Verenigde Staten evenaren [4], vereist een doeltreffende implementatie van levenslang leren in de EU dat er méér en doeltreffender geïnvesteerd wordt en de financiële middelen op afgewogen wijze worden verdeeld.

[3] De cijfers uit de arbeidskrachtenenquête hebben, wat het merendeel van de lidstaten betreft, betrekking op de deelname aan onderwijs en scholing door 25- tot 64-jarigen in de vier weken vóór het onderzoek. Voor Portugal, Frankrijk en Nederland zijn evenwel alleen gegevens opgenomen als ook nog tijdens het onderzoek onderwijs en scholing werd gevolgd.

[4] Bron: OECD; direct and indirect expenditure on educational institutions from public and private sources, 1998.

De Europese Raad te Feira heeft in juni 2000 dan ook de volgende oproep geformuleerd: "De lidstaten, de Raad en de Commissie wordt verzocht binnen het bestek van hun bevoegdheden coherente strategieën en praktisch maatregelen ter stimulering van levenslang leren voor iedereen te bepalen". [5] Deze mededeling haakt in op deze opdracht.

[5] Punt 33 van de conclusies van de Europese Raad te Feira.

1.2. Een consultatieproces in heel Europa

In november 2000 heeft de Commissie, aan de hand van de uit het Europees Jaar van het levenslang leren getrokken conclusies [6] en de daarna opgedane ervaringen op Europees en nationaal niveau, "een memorandum over levenslang leren" gepubliceerd. Dit heeft als uitgangspunt gefungeerd voor een consultatieproces in heel Europa dat - in lijn met de door de Europese Commissie nagestreefde hervorming van de Europese governance - zo dicht mogelijk bij de burgers is georganiseerd. De lidstaten, de EER en de kandidaat-lidstaten hebben elk op hun beurt eigen uitgebreide en brede consultatieprocessen georganiseerd en daarbij alle relevante betrokken organisaties betrokken. De kandidaat-lidstaten zijn volledig betrokken geweest bij en hebben ook een belangrijke bijdrage geleverd aan het consultatieproces. Zij zullen ook een bijdrage aan de ontwikkeling van het levenslang leren blijven leveren.

[6] Conclusies van de Raad van 20 december 1996 betreffende een strategie voor permanente educatie (97/C 7/02).

Op Europees niveau heeft de Commissie de sociale partners, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's geraadpleegd. Daarnaast is door de Commissie ook nog een consultatieproces voor de NGO's georganiseerd, dat uitmondde in een conferentie in Brussel op 10 september 2001. Tal van internationale organisaties, en met name de Raad van Europa, de OESO en de UNESCO (via het Institute of Education van de UNESCO), zijn eveneens door de Commissie geraadpleegd.

In het totaal zijn zo'n 3.000 afzonderlijke bijdragen bij de Commissie, de lidstaten, de EER en de kandidaat-lidstaten en bij Europese instellingen en organisaties van de sociale partners en NGO's binnengekomen. Aan de vergaderingen en conferenties die in het kader van het consultatieproces georganiseerd zijn, is door zo'n 12.000 mensen deelgenomen. [7] De uitkomsten van dit grootschalige consultatieproces vormen dan ook een stevig fundament voor de onderhavige mededeling.

[7] Van de feedback uit de lidstaten, de EER-landen, de kandidaat-lidstaten en de NGO's zijn een samenvatting en analyses verkrijgbaar.

1.3. Europese ruimte voor levenslang leren

Uit het consultatieproces is naar voren gekomen dat Europese samenwerking en coördinatie op dit gebied van essentieel belang is. Deze samenwerking en coördinatie vindt op Europees niveau reeds plaats in verscheidene, op elkaar aansluitende processen, strategieën en plannen. Levenslang leren is een thema dat in tal van initiatieven, telkens weer vanuit een andere invalshoek, aan de orde komt. In het verlengde van het in Lissabon geformuleerde verzoek van de Europese Raad heeft de Raad Onderwijs een Verslag over de concrete doelstellingen voor de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels [8] goedgekeurd. De Commissie heeft vervolgens in september 2001 een verslag over de follow-up van het doelstellingenverslag aangenomen, waarin een gedetailleerd werkprogramma opgenomen is. [9] Dit verslag zal als uitgangspunt fungeren voor een gezamenlijk verslag, dat op verzoek van de Europese Raad van Stockholm [10], in 2002 op de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad moet worden voorgelegd. In de Europese werkgelegenheidsstrategie [11] is levenslang leren een horizontale doelstelling en zijn specifieke richtsnoeren opgenomen, die de nadruk leggen op díe aspecten van het levenslang leren die met de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt te maken hebben. Het doel van de Agenda voor het sociaal beleid [12] is om, onder andere door middel van levenslang leren, de sociale ongelijkheid te verminderen en de sociale samenhang te versterken. Het Actieplan voor Vaardigheden en Mobiliteit [13] wil tot 2005 arbeidsmarkten tot stand brengen die voor iedereen open en toegankelijk zijn. Het initiatief e-Learning [14] - een onderdeel van het actieplan e-Europe - beoogt een digitale cultuur en een grootschaligere invoering van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs en de scholing te stimuleren. Het Witboek over het jeugdbeleid biedt de Gemeenschap, tot slot, een raamwerk voor samenwerking op het gebied van het jongerenbeleid, waarbij de nadruk ligt op de participatie, het onderwijs, de werkgelegenheid en de maatschappelijke integratie van jongeren.

[8] Het Besluit van de Raad Onderwijs van 14 februari 2001 stoelde op een voorstel van de Commissie, COM (2001) 59 def. Het doelstellingenverslag is in maart 2001 te Stockholm onderschreven door de Europese Raad.

[9] Mededeling van de Commissie: Ontwerp voor een gedetailleerd werkprogramma voor de follow-up op het verslag over de concrete doelstellingen voor de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels, COM (2001) 501 def.

[10] Punt 11 van de conclusies van de Europese Raad van Stockholm.

[11] Overeenkomstig het Verdrag van Amsterdam, waarin een nieuwe titel over werkgelegenheid is opgenomen, berust deze strategie op een aantal thematische prioriteiten, die samengevoegd zijn tot vier pijlers en die beschreven staan in de werkgelegenheidsrichtsnoeren. Zie het Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2001, COM(2001) 438 def. De werkgelegenheidsrichtsnoeren 2001: Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L22/18 van 24.1.2001.

[12] De Europese Sociale Agenda is in december 2000 goedgekeurd op de Europese Raad te Nice. Zie de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's, COM(2000) 379 def.

[13] In maart 2001 heeft de Europese Raad te Stockholm het voornemen van de Commissie onderschreven om een task force van vooraanstaande deskundigen op het gebied van vaardigheden en mobiliteit in het leven te roepen en om in maart 2002 in Barcelona op de voorjaarsbijeenkomst van de Raad een actieplan voor te leggen. Zie de Mededeling van Commissie aan de Raad: 'Nieuwe Europese arbeidsmarkten, open voor allen, met toegang voor allen', COM(2001)116 def.

[14] Het initiatief e-Learning, dat een onderdeel van het actieplan e-Europe is, is een vervolg op de conclusies van de Europese Raad te Lissabon. Zie de Mededeling van de Commissie getiteld e-Learning, het onderwijs van morgen uitdenken, COM(2000) 318 def.

Hoewel al deze benaderingen geheel eigen kenmerken en doelstellingen hebben, leveren ze toch allemaal een bijdrage aan de realisatie van een Europese ruimte voor levenslang leren. Om tot die Europese ruimte te komen, zullen onderwijs en de scholing tezamen met de relevante elementen van andere processen, strategieën en plannen ondergebracht worden in een raamwerk voor levenslang leren. De Europese ruimte voor levenslang leren zal met name nauw aansluiten op de Europese ruimte voor onderzoek en daarbij vooral inhaken op de Mededeling van de Commissie ten aanzien van een mobiliteitsstrategie op dit gebied [15], zodat de in Lissabon geformuleerde doelstelling van een kennismaatschappij verwezenlijkt wordt. Een belangrijk component van deze strategie voor het ontwikkelen van het menselijk potentieel zou kunnen bestaan in de versterking van transeuropese netwerken voor kennis en wetenschap.

[15] Zie de Mededeling van de Commissie: Naar een Europese onderzoekruimte, COM (2000) 6 def. De Mededeling van de Commissie: Een mobiliteitsstrategie voor de Europese onderzoekruimte, COM (2001) 331 def.

Het doel van een Europese ruimte voor levenslang leren is om de burgers in staat te stellen om de uitdagingen van de kennismaatschappij op te pakken en hen de mogelijkheid te bieden om zich voor leerdoeleinden vrij tussen leersettings, arbeidsplaatsen, regio's en landen te bewegen. In de tweede plaats moet de Europese ruimte voor levenslang leren inspelen op de doelstellingen en ambities van de Europese Unie en de kandidaat-lidstaten [16], die naar méér welvaart, méér integratie en méér tolerantie en méér democratie streven. Concreet geformuleerd, houdt de realisatie van een Europese ruimte voor levenslang leren in dat de lidstaten integrale en coherente strategieën voor levenslang leren zullen moeten uitwerken en implementeren. In de tweede plaats zijn er op elkaar afgestemde werkzaamheden op Europees niveau vereist, die zullen moeten aansluiten op overeengekomen prioriteiten. Deze werkzaamheden moeten de inspanningen van de lidstaten schragen en daaraan ook een meerwaarde geven.

[16] De kandidaat-lidstaten waren volledig betrokken bij het consultatieproces en hebben daaraan en belangrijke bijdrage geleverd. Daar waar de desbetreffende instrumenten en processen dit toelaten, is verdere participatie van de kandidaat-lidstaten welkom.

1.4. Wat bedoelen we met levenslang leren -

In het memorandum over levenslang leren wordt, als uitgangspunt voor de discussie tijdens het consultatieproces, de definitie van levenslang leren [17] aangehaald, die in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie is vastgelegd.

[17] De definitie van levenslang leren in het memorandum luidt als volgt: "elke zinvolle opleidingsactiviteit die een permanent karakter heeft en bedoeld is ter vergroting van kennis en vaardigheden".

In het consultatieproces heeft vooral het idee dat levenslang leren álle fasen van het leren omvat - van de tijd vóór de leerplicht tot de tijd ná de pensionering toe - veel instemming gevonden. Anderzijds is ook naar voren gebracht dat de definitie een veel te belangrijke plaats aan de werkgelegenheids- en arbeidsmarktdimensie van levenslang leren toekent. Wat de te specificeren doelstellingen van het levenslang leren aangaat, waren de respondenten het veelal eens met het memorandum. Ze verwezen echter ook naar verdergaande aspecten, zoals de geestelijke en culturele dimensie van het leren. In het algemeen bestond er overeenstemming over vier brede doelstellingen die elkaar onderling schragen, namelijk persoonlijke ontplooiing, actief burgerschap, sociale integratie en inzetbaarheid/aanpassingsvermogen. Dat levenslang leren bevorderlijk is voor dit brede scala aan doelstellingen, komt tot uiting in de ruimere definitie die hieronder opgenomen is en die telkens van toepassing is als er in dit document over levenslang leren gesproken wordt:

"alle leeractiviteiten die gedurende het hele leven ontplooid worden om kennis, vaardigheden en competenties vanuit een persoonlijk, burgerlijk, sociaal en/of werkgelegenheidsperspectief te verbeteren."

Door de ruimere formulering van de definitie wordt tevens de aandacht gevestigd op het brede scala aan formele, non-formele en informele leeractiviteiten. [18]

[18] Zie het glossarium (bijlage II).

In de loop van het consultatieproces is er ook veel discussie geweest over de belangrijkste beginselen waarop levenslang leren gegrondvest moet zijn. Een sleutelkenmerk is dat de lerende in formele, non-formele en informele leersituaties centraal dient te staan. Gelijke kansen, zowel in de zin van gender-mainstreaming als in de zin van daadwerkelijke en niet-discriminerende mogelijkheden voor iedereen om te leren, zijn eveneens van fundamenteel belang, niet in de laatste plaats omdat kennis en competenties doorwerken in de mogelijkheden die mensen in hun leven hebben. In de reacties is voorts gewezen op het belang van een goede kwaliteit en een hoge mate aan relevantie, aangezien de tijd en het geld die in leren worden gestoken alleen effect hebben als de leersituaties en de beleidsplanning die daaraan ten grondslag ligt van hoge kwaliteit zijn. Deze uitgangspunten komen in brede trekken overeen met de beginselen die na afloop van het Europees Jaar voor levenslang leren in 1996 in de conclusies van de Raad en in de Education Policy Analysis van de OESO voor het jaar 2001 [19] zijn vastgelegd. Ze vullen het concept levenslang leren met leven en geven gestalte aan de implementatie van levenslang leren.

[19] In de "OECD 2001 Education Policy Analysis" wordt ook aandacht besteed aan de karakteristieke kenmerken van levenslang leren.

1.5. De structuur van het document

In de volgende hoofdstukken wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de praktische maatregelen die voor de implementatie van een Europese ruimte voor levenslang leren op alle niveaus genomen moeten worden. In hoofdstuk 2 worden, ter ondersteuning van de beleidsontwikkeling, de bouwstenen van integrale en coherente strategieën voor levenslang leren beschreven. Hoofdstuk 3 vermeldt de prioriteiten voor de werkzaamheden die in verband met deze strategieën verricht moeten worden. Hoofdstuk 4 gaat over de invulling van de agenda en de daarvoor noodzakelijke versterking van bestaande processen, instrumenten en programma's en de uitwerking van indicatoren. In hoofdstuk 5 komen tot slot algemene conclusies en de volgende stappen aan de orde.

2. Coherente en integrale strategieën voor levenslang leren

In het verlengde van de Europese Raad te Feira en in het kader van de Europese Werkgelegenheidsstrategie hebben de lidstaten afgesproken om integrale en coherente nationale strategieën voor levenslang leren uit te werken en te implementeren. Hoewel dergelijke strategieën wel al door de helft van de lidstaten is uitgewerkt, is men met de implementatie daarvan toch nog niet erg ver gevorderd. In lidstaten waar algemene strategieën zijn uitgewerkt, worden maar heel geleidelijk aan maatregelen genomen. [20] In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de bouwstenen voor de uitwerking en implementatie van dergelijke strategieën. De analyse stoelt op het consultatieproces over het memorandum, de nationale actieplannen ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, en andere bijdragen. De bouwstenen sluiten aan op de vier doelstellingen - actief burgerschap, persoonlijke ontplooiing, inzetbaarheid en sociale integratie - en op de beginselen voor levenslang leren, zoals beschreven onder punt 1.4.

[20] In het Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid wordt vastgesteld dat dergelijke strategieën in een zevental lidstaten voorhanden zijn. Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2001 (COM(2001) 438 def).

De bouwstenen lopen in de pas met de criteria die in het gezamenlijke verslag over de werkgelegenheid 2001 gehanteerd zijn bij de assessment van de coherentie en volledigheid van de strategieën van de lidstaten voor levenslang leren. Het werken in partnerships, de ontwikkeling van een leercultuur en het streven naar hoge kwaliteit zijn op coherentie gericht. Inzicht in de leerbehoeften, toegankelijkere leermogelijkheden en adequate personele en financiële middelen zorgen voor volledigheid.

De bouwstenen zijn met name bestemd voor het nationale niveau. Ze bieden de lidstaten de helpende hand bij de invulling van de aangegane verplichting om coherente en integrale strategieën uit te werken en te implementeren. De aanpak die hier aanbevolen wordt, is niettemin relevant voor alle niveaus. Om tot coherente strategieën te komen, is complementariteit tussen de verscheidene bij de implementatie betrokken niveaus namelijk van cruciaal belang. In die zin maakt de Europese dimensie deel van de bouwstenen uit. De assessment van de competenties die op de arbeidsmarkten in Europa gevraagd worden - dit punt maakt deel uit van de bouwsteen Inzicht in de leerbehoeften en komt nog concreter aan de orde in het nog uit te brengen actieplan voor vaardigheden en mobiliteit - zal bijvoorbeeld relevant zijn voor het nationale en sub-nationale niveau. Ook bij het werk in de partnerships zal er sprake zijn van samenwerking tussen actoren op nationaal niveau en Europees niveau. De Europese fondsen hebben invloed op een adequate financiering op alle niveaus. En tot slot zullen de nationale strategieën voortdurend in het kader van de Europese Werkgelegenheidsstrategie geëvalueerd worden.

Taken en verantwoordelijkheden met elkaar delen

De volgende beschrijving heeft uitsluitend een indicatief karakter: de actoren hebben al naar gelang de uiteenlopende manieren van werken in de lidstaten, de verschillende systemen en contexten ook uiteenlopende taken en verantwoordelijkheden. In de partnerships op het gebied van het levenslang leren moet, al naar gelang de omstandigheden, rekening worden gehouden met en een nadere invulling worden gegeven aan die taken en verantwoordelijkheden.

De nationale overheid is er verantwoordelijk voor dat het onderwijs in het kader van de leerplicht over de noodzakelijke middelen beschikt. Ze moet ervoor zorgen dat alle burgers toegang hebben tot het onderwijs in het kader van de leerplicht en ook na de leerplicht nog basisvaardigheden kunnen verwerven, en dat er voorschoolse leermogelijkheden en leermogelijkheden voor volwassenen zijn. De nationale overheid moet tevens het voortouw nemen bij de uitwerking en implementatie van strategieën voor levenslang leren op alle verschillende niveaus. Dit houdt in dat ervoor gezorgd dient te worden dat de burgers, met de assistentie van de studie- en beroepskeuzevoorlichting, -begeleiding en -advisering, gebruik kunnen maken van hun rechten en daadwerkelijk de mogelijkheid krijgen om gedurende het hele leven kennis en competenties (zoals in de preambule van het Verdrag van Amsterdam beschreven) te verwerven en bij te schaven. De nationale overheid is ook verantwoordelijk voor actieve arbeidsmarktmaatregelen voor werklozen en voor maatregelen die het leren van werkenden en niet-werkenden stimuleren. De hoofdverantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de competenties van het personeel ligt bij de werkgevers, die op het punt van het sociaal verantwoord ondernemen ook steeds meer verantwoordelijkheden op zich nemen (bijvoorbeeld wanneer ze hun scholingsmogelijkheden ook open stellen voor een breder publiek). [21] De werknemersorganisaties verzorgen steeds meer scholing voor hun leden en werken steeds vaker mee aan activiteiten die het leren van leden en niet-leden stimuleren en gemakkelijker maken. De sociale partners voeren tezamen op alle niveaus sociaal overleg en zijn verantwoordelijk voor de onderhandelingen over en de implementatie van overeenkomsten over onderwijs en scholing op de werkplek. De verschillende categorieën aanbieders van leermogelijkheden zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit en de relevantie van hun aanbod en voor de coherentie met het algehele aanbod aan leermogelijkheden. Buurt- en wijkorganisaties en vrijwilligersorganisaties hebben buitengewoon goede mogelijkheden om heel doelgerichte cursussen e.d. aan te bieden, om het leren onder (potentiële) lerenden te stimuleren en om de behoeften en belangen van deze mensen te articuleren. Het is de taak van alle actoren om samen aan levenslang leren te werken - hetgeen tot uitdrukking komt in de bouwsteen 'partnerships' - en om de burger zodanig te ondersteunen dat hij /zij het eigen leren in eigen hand kan nemen.

[21] Zie het Groenboek van de Commissie "De bevordering van een Europees kader voor de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven", COM (2001) 366 def.

Een van de meest belangrijke conclusies die uit het consultatieproces naar voren is gekomen en die dwars door alle bouwstenen heenloopt, was dat de lidstaten de leersystemen, met inbegrip van het initieel onderwijs, fundamenteel zullen moeten veranderen, zodat er leermogelijkheden van hoge kwaliteit ontstaan waartoe iedereen doorlopend toegang heeft. De binnengekomen feedback bevestigt dat er een geleidelijke integratie tussen de formele leeromgevingen dient plaats te vinden en er open en flexibele leeromgevingen moeten ontstaan, zodat lerenden op de eigen behoeften en belangen toegesneden leertrajecten kunnen volgen en zo gebruik kunnen maken van de gelijke kansen die hen in hun leven geboden worden.

Partnerships binnen het héle scala aan leeractiviteiten

In partnerships komt tot uiting dat er voor alle kanten winstpunten aan levenslang leren verbonden zijn en er bij levenslang leren sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid. Gezamenlijke, resp. op elkaar afgestemde werkzaamheden zijn het meest geschikt als er op uiteenlopende omstandigheden moet worden ingespeeld, en leveren ook het meeste op, aangezien er van allerlei zijden deskundigheid, capaciteiten en middelen worden ingebracht. Strategieën voor levenslang leren moeten alle actoren bij elkaar brengen en dienen ook door alle actoren ondersteund te worden [22].

[22] Zie doelstelling 3.1. van de follow-up op het doelstellingenverslag: "De banden met de wereld van het werk en de maatschappij in het algemeen aanhalen".

* De regeringen moeten de totstandbrenging van partnerships op alle niveaus - nationaal, regionaal en lokaal - stimuleren en, bijvoorbeeld door een effectieve coördinatie tussen de verschillende ministeries en de onderlinge afstemming van het beleid, het voortouw nemen.

* Partnerships op lokaal niveau zijn van essentieel belang voor strategieën waarmee "in het veld" gewerkt kan worden. Lokale overheden, scholen, universiteiten, andere aanbieders op het gebied van het leren, aanverwante diensten op het terrein van de studie- en beroepskeuzevoorlichting en -begeleiding, onderzoekscentra, ondernemingen (vanuit hun sociale verantwoordelijkheid), arbeidsbureaus, op lokaal niveau werkzame NGO's (bijvoorbeeld vrijwilligers- en buurtorganisaties), vertegenwoordigers van specifieke groepen (potentiële) lerenden en actoren op het gebied van de gendergelijkheid moeten deel uitmaken van deze partnerships. [23]

[23] De term 'potentiële' lerende verwijst naar degenen die niet aan het leren zijn. Het kan bijvoorbeeld om mensen gaan die problemen op het punt van de toegankelijkheid hebben (bijvoorbeeld gehandicapten) of mensen die niet meer gewend zijn om te leren (bijvoorbeeld ouderen). Het kan ook om mensen gaan die niet voortbouwen op het informele leren, dat in het leven van alledag plaatsvindt.

* Gezien hun rol als 'afnemers', investoren, onderhandelaars en bevorderaars van leren moeten de sociale partners, daar waar het op zijn plaats is, een actieve rol spelen.

* De inspanningen om levenslang leren tot een realiteit te maken moeten op Europees niveau ondersteund worden. In dit verband moeten ideeën, ervaringen en "good practices" worden uitgewisseld en dienen maatregelen voor de realisatie van een Europese ruimte voor levenslang leren genomen te worden (zie hoofdstuk 3 en 4).

Inzicht in de leerbehoeften

Alle strategieën voor levenslang leren moeten worden gebaseerd op een inzicht in de leerbehoeften, die bij de burgers, in gemeenschappen, in de maatschappij in het algemeen en op de arbeidsmarkt aanwezig zijn. Om tot dit inzicht te komen moeten op lokaal niveau gegevens worden verzameld. Dit punt is een absolute vereiste als we tot een effectieve benadering willen komen waarin de lerende een centrale plaats inneemt en we gelijke mogelijkheden voor iedereen willen realiseren. Bij dit werk moet het vooral om het volgende gaan:

* De behoefte aan lees- en schrijfvaardigheden, rekenvaardigheden, ICT-vaardigheden en andere basisvaardigheden [24], die het fundament vormen voor verdere leeractiviteiten en gedurende het hele leven op de nieuwste stand moeten worden gebracht. Voor burgers/groeperingen die niet meer gewend zijn om te leren en die uiteenlopende behoeften en belangen hebben, moeten op maat gesneden maatregelen worden ontwikkeld.

[24] Zie punt 3.5.

* Aandacht voor de effecten van levenslang leren voor facilitators op het gebied van het leren [25], zoals leerkrachten, opleiders en mensen die in de volwasseneneducatie en op het gebied van de studie- en beroepskeuzevoorlichting, -begeleiding en -advisering werkzaam zijn. In de strategieën en partnerships voor levenslang leren moet aandacht worden besteed aan hun rol en moet ondersteuning worden geboden voor de aanpassingsprocessen die ze zullen moeten ondergaan.

[25] De term facilitator verwijst in dit document naar leerkrachten, opleiders en anderen die mensen in niet-formele en informele leeromgevingen helpen leren.

* De behoeften van de werkgevers in het algemeen, en in het bijzonder van middelgrote en kleine bedrijven, die een groot en groeiend deel van het Europese arbeidspotentieel in dienst hebben en vaak maar moeilijk geld en tijd voor scholing vrij kunnen maken of moeilijk de opleidingen kunnen vinden die in de pas lopen met dat wat ze nodig hebben. In dit verband is het ook belangrijk dat men de werkgevers motiveert.

* Inzicht in de belangen van de (potentiële) lerenden, die naar voren komen uit surveys, evaluaties, en studies en gesprekken op het gebied van de studie- en beroepskeuzebegeleiding en uit gegevens over een onevenwichtige deelname aan leeractiviteiten (bijvoorbeeld de gendermix bij leeractiviteiten op ICT-gebied).

* Er moet rekening worden gehouden met de implicaties van de kennismaatschappij voor de behoeften van de lerenden (nieuwe basisvaardigheden, ondernemersgeest, wiskunde, natuurwetenschappen en technologie) en de arbeidsmarkten (bijvoorbeeld het belang van prognoses over benodigde competenties, waardoor tekorten aan competenties kunnen worden voorkomen; de bij- en nascholing van werkenden, zodat deze niet aan de kant komen te staan).

Adequate financiële en personele middelen

Willen we het ideaal van levenslang leren voor iedereen verwezenlijken en de daarvoor vereiste veranderingen in het denken, de systemen, structuren en werkwijzen teweegbrengen, dan moet er - zoals in de conclusies van de Raad van Lissabon en in de Europese werkgelegenheidsstrategie geëist wordt - méér in levenslang leren geïnvesteerd worden. De financiële middelen moeten doelgericht en doelmatig worden aangewend [26]. Dit houdt in het bijzonder het volgende in:

[26] Zie doelstelling 1.5 van de follow-up op het doelstellingenverslag: "Financiële middelen optimaal inzetten".

* De investeringen van de publieke en private sector moeten over de hele linie omhoog. De gedeelde verantwoordelijkheid van de regering, overheidsinstanties, ondernemingen, de sociale partners en de afzonderlijke burgers moet het uitgangspunt voor de hogere investeringen zijn.

* Er moeten voldoende financiële middelen worden vrijgemaakt en als aanvulling daarop, resp. als alternatief moeten de beschikbare middelen opnieuw worden verdeeld over het hele scala aan formele, non-formele en informele leermogelijkheden, met inbegrip van de leermogelijkheden vóór de leerplicht. Om ervoor te zorgen dat de overeengekomen prioriteiten ook in financieel opzicht in acht worden genomen, is transparantie bij de toekenning van de financiële middelen van cruciaal belang.

* In verband met de nieuwe categorieën kennis en competenties die in de kennismaatschappij nodig zullen zijn, zijn zowel ten opzichte van de (potentiële) lerenden als ten opzichte van de facilitators nieuwe investeringsformules nodig. Er moeten voor alle burgers - of ze nu werken of niet - belastingprikkels en andere stimulansen op het gebied van het leren worden ontwikkeld.

* Om een maximum effect te bereiken moeten de hogere investeringen goed afgestemd zijn op de lokale strategieën.

* Vooral in het licht van de voorspelde behoefte aan leerkrachten en opleiders moet er op alle niveaus aandacht worden besteed aan de nieuwe taken en functies, de aanwerving voor en het verloop in de onderwijs- en scholingssector.

Toegankelijkere leermogelijkheden

Op het gebied van de toegankelijkheid moet met een tweesporenaanpak gewerkt worden. Aan de ene kant moet dat wat reeds bestaat zichtbaarder, flexibeler, integraler en doelgerichter worden gemaakt, aan de andere kant moeten er ook nieuwe leerprocessen, leerproducten en leeromgevingen worden ontwikkeld [27]. In de strategieën moet tevens aandacht worden besteed aan vraagstukken als gelijke kansen (bijv. gendergelijkheid) en doelgerichte activiteiten voor specifieke groepen, zodat er daadwerkelijk mogelijkheden voor levenslang leren voor iedereen ontstaan en met name voor degenen die met sociale uitsluiting te maken dreigen te krijgen, zoals mensen met een laag inkomen, mensen met een handicap, etnische minderheden en immigranten, voortijdige schoolverlaters, alleenstaanden met kinderen, werklozen, ouders die weer willen gaan werken, laagopgeleiden, mensen die niet werken, ouderen (m.i.v. oudere werknemers), en ex-gedetineerden. Dergelijke doelgerichte activiteiten moeten niet alleen afgestemd zijn op mensen in probleemwijken en -buurten in steden, maar ook op mensen in plattelandsgebieden die bijzondere leerbehoeften kunnen hebben. De belangrijkste punten hier luiden als volgt:

[27] Zie doelstelling 2.1. van de follow-up op het doelstellingenverslag: "Open leersituaties".

* De sociale, geografische, psychische en andere belemmeringen voor het leren moeten uit de weg worden geruimd. Hiertoe moeten bijvoorbeeld de informatie- en communicatietechnologie, het leren op de werkplek en lokale leercentra worden gestimuleerd, zodat mensen in hun eigen ritme en op tijden en plaatsen kunnen leren die voor hen in verband met hun andere verplichtingen haalbaar zijn.

* De toelatings-, doorstromings- en erkenningseisen binnen het formele stelsel moeten zodanig worden aangepast dat ze recht doen aan non-formele en informele leeractiviteiten.

* De algemene voorzieningen moeten - vooral op het gebied van de basisvaardigheden - met een op maat gesneden aanbod worden aangevuld, waarmee specifiek op individuele behoeften kan worden ingespeeld. Er moet voor worden gezorgd dat er specifieke voorzieningen beschikbaar komen voor behoeften waarin nog niet voorzien is. Het hoger onderwijs moet er, bijvoorbeeld, toe worden gebracht om met mensen te werken die met sociale uitsluiting te maken dreigen te krijgen.

* De sociale partners moeten onderling en met andere actoren samenwerken om ervoor te zorgen dat de trend naar méér flexibiliteit in de arbeidsorganisatie gepaard gaat met passende investeringen van de zijde van de werkgevers in hun werknemers. Dit is een van de belangrijkste dimensies op het gebied van de arbeidskwaliteit. [28]

[28] Zie de Mededeling van de Commissie: "Werkgelegenheids- en sociaal beleid: een kader voor het investeren in kwaliteit", COM (2001) 313 def.

* De bureaus voor studie- en beroepskeuzevoorlichting, -begeleiding en -advisering moeten worden erkend als buitengewoon belangrijke interfaces tussen de leerbehoeften enerzijds en het aanbod aan leermogelijkheden anderzijds. Deze bureaus zijn ook van cruciaal belang als het erom gaat lerenden binnen de steeds complexer wordende leersystemen de weg te wijzen.

Ontwikkeling van een leercultuur

Willen de strategieën een cultuur van "leren voor iedereen" doen ontstaan, dan moeten er directe maatregelen worden genomen om (potentiële) lerenden te motiveren en in het algemeen hogere deelnamecijfers te bereiken. Leren moet vanuit het oogpunt van een actief burgerschap, persoonlijke ontplooiing en/of inzetbaarheid aantrekkelijker worden gemaakt. Dergelijke maatregelen behelzen onder andere het volgende:

* Leren moet op zijn waarde geschat en beloond worden en dit geldt vooral voor het non-formele en informele leren, omdat daardoor de intrinsieke waarde van deze vormen van leren erkend wordt. Wordt leren beloond, dan kunnen ook diegenen die niet meer gewend zijn om te leren ertoe gebracht worden om toch weer te gaan leren.

* Er moet worden bevorderd dat mensen een positiever beeld van leren krijgen en door bijvoorbeeld mediacampagnes moet zo vroeg mogelijk al - in het voorschools onderwijs, op scholen, aan universiteiten, bij jongerenorganisaties, maar ook onder de volwassen bevolking - gewezen worden op de rechten op het gebied van het leren en op de winstpunten die leren oplevert. [29]

[29] Zie Doelstelling 2.2. van de follow-up van het doelstellingenverslag: "leren aantrekkelijk maken".

* Er moet op passende wijze gebruik worden gemaakt van doelfinanciering, pr-activiteiten en andere methoden waarmee (potentiële) lerenden bereikt kunnen worden.

* De rol van studie- en beroepskeuzevoorlichters, -begeleiders en adviseurs die met vrijwilligers- en buurtorganisaties werken, moet worden gestimuleerd om te bereiken dat mensen zich bewuster worden van de individuele, sociale en economische pluspunten van het leren, er meer diversificatie in de studiekeuzen komt en er méér niet-traditionele beroepen worden gekozen.

* Ondernemingen moeten ertoe worden gestimuleerd om lerende organisaties te worden, waar iedereen zich - voor zichzelf en in het belang van de andere werknemers en de hele organisatie - in de context van het werk verder ontwikkelt. Dergelijke inspanningen moeten bekendgemaakt en erkend worden.

* Publieke dienstverleners, vrijwilligers- en buurtorganisaties, werkgevers en vakbonden moeten ertoe worden bewogen om leermogelijkheden te ontwikkelen en of te bevorderen, die toegesneden zijn op het gebied waarbinnen ze werkzaam zijn en bijvoorbeeld op mensen met een functiebeperking.

Streven naar hoge kwaliteit

In de strategieën moeten mechanismen worden ingebouwd om niet alleen een zo hoog mogelijke kwaliteit bij het leren zelf te bereiken, maar ook bij de processen en dienstverlening die met het leren te maken hebben. Kwaliteit is niet alleen een verplichting, het is ook een motiverende factor voor mensen, werkgevers en andere actoren om in leren te investeren. Onder deze mechanismen valt onder andere het volgende:

* Ambitieuze streefcijfers voor, onder andere, de deelname, de financiële en personele middelen, de bestrijding van het verloop, en de uitkomsten van het leren. De vorderingen in de richting van deze streefcijfers moeten worden gemonitord aan de hand van te voren overeen te komen indicatoren. De cijfers moeten worden uitgesplitst naar sekse en andere sociaal-economische factoren.

* Stevige kwaliteitsborgingsinstrumenten voor formeel en niet-formeel leren (bijvoorbeeld internationale en nationale standaards en richtlijnen, inspectiesystemen, kwaliteitsprijzen, financiële instrumenten).

* Evaluaties, waarbij de strategieën zelf worden vergeleken met volledigheids- en coherentiecriteria en met de nationale/gemeenschappelijke doeleinden en erkende indicatoren. [30]

[30] Met deze aanpak wordt op Europees niveau gewerkt - zie het Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2001.

* Regelmatige assessments/herzieningen van de strategieën om ervoor te zorgen dat deze relevant blijven en effect blijven sorteren.

3. Prioriteiten voor de te verrichten werkzaamheden

Elke prioriteit voor de te verrichten werkzaamheden sluit nauw aan op een aantal bouwstenen die in het vorige hoofdstuk beschreven zijn en iedere prioriteit draagt bij aan de verwezenlijking van de brede doelstellingen en beginselen die onder punt 1.4 uiteengezet zijn. De prioriteiten zijn uitgewerkt in het verlengde van de feedback uit het consultatieproces, de resultaten en de evaluatie van het bestaande beleid en instrumentarium op Europees niveau en een eigen beleidsanalyse van de Commissie. Ze worden hier gepresenteerd aan de hand van de zes 'kernboodschappen' die in het memorandum over levenslang leren centraal staan. De kernboodschappen - die enigszins gewijzigd zijn om recht te doen aan het gedetailleerde commentaar dat binnengekomen is - zijn in het consultatieproces onderschreven. De prioriteiten komen in enigszins gewijzigde volgorde aan bod om het implementatieniveau aan te geven waarvoor zij van belang worden geacht. De eerste drie prioriteiten hebben vooral te maken met de Europese dimensie van levenslang leren. De laatste drie vereisen een grotere betrokkenheid van de actoren op het nationale, regionale en lokale niveau en passende ondersteuning op Europees niveau. In bijlage 1 worden ter ondersteuning van het een en ander verdere voorstellen op het gebied van onderzoek en evaluaties uiteengezet.

3.1. Leren waarderen

Deze voorstellen leveren in hoofdzaak een bijdrage aan of hebben betrekking op de volgende bouwstenen: 'de ontwikkeling van een leercultuur', 'toegankelijkere leermogelijkheden', en 'streven naar hogere kwaliteit '.

De ontwikkeling van een leercultuur vereist dat het vraagstuk van de waardering van het leren in formele, non-formele en informele settings op samenhangende wijze wordt aangepakt [31]. Willen we burgers in staat stellen om het leren op scholen, aan universiteiten of bij opleidingsinstellingen te combineren met werk, vrije tijd en gezinstaken en hen de mogelijkheid geven om voort te bouwen op dat wat ze geleerd hebben, dan zullen we ervoor moeten zorgen dat alle vormen van leren geïdentificeerd, beoordeeld en erkend kunnen worden. Om een brug te slaan tussen de verschillende leersituaties en leervormen en om te bewerkstelligen dat mensen gemakkelijker toegang krijgen tot individuele leertrajecten, hebben we een integrale nieuwe benadering voor de waardering van leeractiviteiten nodig. In alle bijdragen uit het consultatieproces is er met nadruk op gewezen dat vooruitgang op dit gebied - vooral waar het om niet-formeel en informeel leren gaat - van cruciaal belang is voor de realisatie van een Europese ruimte voor levenslang leren, die voortbouwt op het reeds bestaande recht op vrij verkeer binnen de Europese Unie en het concept van het burgerschap een concretere invulling geeft.

[31] Zie doelstelling 2.2. van de follow-up op het doelstellingenverslag: "Leren aantrekkelijk maken".

Op nationaal en Europees niveau is reeds belangrijk werk op het punt van de overdraagbaarheid en onderlinge erkenning van formele kwalificaties gedaan. De Raad en het Europees Parlement hebben bijvoorbeeld een aanbeveling over de mobiliteit van studenten, personen in opleiding, vrijwilligers, leerkrachten en opleiders aangenomen en de lidstaten zijn het eens geworden over een actieplan. [32] Voorts is uit dit werk een serie richtlijnen voortgekomen voor de erkenning van kwalificaties voor een aantal gereglementeerde beroepen in de verschillende lidstaten. Het werk heeft evenwel niet geleid tot een integraal raamwerk, waardoor kwalificaties en competenties tussen de verschillende niveaus binnen de formele onderwijs- en scholingsstelsels en over de grenzen van instellingen, bedrijfstakken of landen heen gemakkelijker kunnen worden overgedragen. Het is van het allergrootste belang dat de aanbodzijde op het gebied van het leren, de werkgevers en de sociale partners betrokken worden bij de ontwikkeling van instrumenten voor de waardering van leren en dat alle betrokkenen, de afzonderlijke afnemers van leermogelijkheden incluis, de methoden en systemen steekhoudend, betrouwbaar en legitiem vinden. Daarnaast moeten er ook instrumenten worden ontwikkeld, waarmee burgers - en dit geldt zowel voor jongeren als voor volwassenen - hun kwalificaties en competenties in heel Europa duidelijker voor het voetlicht zullen kunnen brengen.

[32] Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad (2001/613/EG).

Waardering van officiële diploma's en certificaten

* De Commissie, de lidstaten en de sociale partners zullen zich gezamenlijk over de functie en aard van vrijwillige kwaliteitsstandaards voor onderwijs en scholing buigen. Dergelijke uit te werken standaards kunnen, in combinatie met peer reviews, tot méér transparantie van en een grotere coherentie binnen de nationale onderwijs- en scholingssystemen leiden en zo een steviger basis scheppen voor wederzijds vertrouwen in en de onderlinge erkenning van kwalificaties. [33]

[33] Bij het werk op dit gebied zullen de werkzaamheden van het European Forum on the Transparency of Qualifications en het European Forum on the Quality of Vocational Training worden meegenomen.

* De Commissie zal vóór eind 2002 een gids en een glossarium opstellen over de Gemeenschapsinstrumenten in verband met de transparantie van diploma's en certificaten, waardoor men deze instrumenten gemakkelijker zal kunnen vinden en inzetten (bijvoorbeeld het European Credit Transfer System, supplementen voor diploma's en certificaten, Europass, het model voor een Europees curriculum vitae, verscheidene internetdiensten) [34].

[34] Het belang van deze prioriteit die specifiek te maken heeft met nieuwe Europese arbeidsmarkten zal uiteengezet worden in het Actieplan van de Commissie voor vaardigheden en mobiliteit.

* De Commissie zal vóór het eind van 2002 een uniformere, transparantere en flexibelere regeling voor de erkenning van gereglementeerde beroepen voorstellen. De lidstaten dienen er, in samenwerking met de Commissie, voor te zorgen dat de burgers de meest actuele en relevante inlichtingen over de richtlijnen en het erkenningsvraagstuk in het algemeen kunnen krijgen. Op dit gebied is een centrale rol weggelegd voor Europese netwerken van nationale contactpunten op het gebied van de beroepserkenning, zoals NARIC [35] en NRCVG [36].

[35] "National Academic Recognition and Information Centres".

[36] "National Resource Centres for Vocational Guidance".

* In samenwerking met de lidstaten en de instellingen voor hoger onderwijs zal de Commissie actieve steun verlenen aan het 'Bologna-proces' op het gebied van het hoger onderwijs. De ervaringen die met dit proces worden opgedaan, zullen gebruikt worden om ook op andere terreinen, en met name op het terrein van het beroepsonderwijs en de scholing tot nauwere samenwerking te komen.

* In nauwe samenwerking met de lidstaten, de instellingen voor hoger onderwijs, de beroepsorganisaties en de sociale partners zal de Commissie steun verlenen bij de vrijwillige uitwerking en invoering van Europese diploma's en certificaten en van de criteria waaraan deze diploma's en certificaten moeten voldoen. Dit geldt zowel voor initiatieven van het hoger onderwijs als voor initiatieven van de zijde van het bedrijfsleven.

Waardering van niet-formeel en informeel leren; uitwisseling van ervaringen

* De Commissie zal vóór eind 2002 een systematische uitwisseling van ervaringen en "good practices" in verband met de identificatie, assessment en erkenning van niet-formeel leren op gang brengen. Het European Forum on the Transparency of Qualifications, dat geleid wordt door de Commissie en het CEDEFOP, dient dit proces in nauwe samenwerking met de lidstaten, de sociale partners, NGO's, de OESO, het CEDEFOP, Eurydice en de European Training Foundation te coördineren.

* De lidstaten dienen, tegelijkertijd met de werkzaamheden op Europees niveau, alle relevante actoren - waaronder aanbieders van niet-formele leermogelijkheden, de sociale partners, vertegenwoordigers van het formele onderwijsstelsel (beroepsonderwijs plus hoger onderwijs), NGO's die randgroepen vertegenwoordigen - te betrekken bij de uitwerking van methoden en standaards voor de waardering van niet-formeel en informeel leren.

* Uitgaande van de systematische uitwisseling van ervaringen zal de Commissie vóór eind 2003 een inventarisatie maken van de methoden, systemen en standaards voor de identificatie, assessment en erkenning van niet-formeel en informeel leren. In de inventarisatie moet aandacht worden besteed aan het internationale, nationale en sectorale niveau, alsook de ondernemingen. De Commissie zal deze inventarisatie gebruiken om de uitwerking van assessmentmethoden en -standaards van hoge kwaliteit op Europees, nationaal en sectoraal niveau te ondersteunen en te stimuleren.

* De lidstaten zullen ertoe worden aangemoedigd om een wettelijk raamwerk tot stand te brengen, dat de identificatie, assessment en erkenning van niet-formeel en informeel leren op grotere schaal mogelijk maakt. De lidstaten moeten de invoering van een individueel recht op assessment overwegen.

* De lidstaten moeten de universiteiten, onderwijs- en scholingsinstellingen en andere relevante organisaties (zoals onderzoeksinstituten) ertoe brengen om systematisch aan de invoering van maatregelen voor de assessment en erkenning van niet-formeel en informeel leren te werken.

Nieuwe ondersteunende Europese instrumenten voor de waardering van alle leervormen [37]

[37] Het belang van deze prioriteiten die specifiek te maken hebben met nieuwe Europese arbeidsmarkten zal uiteengezet worden in het Actieplan van de Commissie voor vaardigheden en mobiliteit.

* De Commissie zal vóór eind 2002 een "portfolio"-systeem uitwerken, dat de burgers in alle onderwijs- en scholingsfasen in staat zal stellen hun kwalificaties en competenties op een rijtje te zetten en te presenteren. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van reeds opgedane ervaringen, waaronder de ervaringen met het model voor een Europees curriculum vitae - een 'samenvatting' van kwalificaties en competenties -, waar door de Europese Raad te Lissabon om gevraagd is.

* De Commissie zal vóór 2003, in samenwerking met de lidstaten, een "modulair" systeem voor de accumulatie van kwalificaties ontwikkelen, waardoor burgers de mogelijkheid krijgen om onderwijs en scholing van verscheidene instellingen en landen met elkaar te combineren. Dit systeem zal voortbouwen op het European Credit Transfer System (ECTS) en Europass. [38]

[38] Er zal worden ingehaakt op de ervaringen met het 'Tuning'-project (van april 2001 tot juni 2002) en het gezamenlijke actieproject 'Bruggen bouwen tussen kwalificaties, een systeem voor de overdracht en accumulatie van studiepunten voor levenslang leren' (van november 2001 tot februari 2003).

3.2. Studie- en beroepskeuzevoorlichting, -begeleiding en -advisering

Deze voorstellen leveren in hoofdzaak een bijdrage aan of hebben betrekking op de volgende bouwstenen: 'toegankelijkere leermogelijkheden',' de ontwikkeling van een leercultuur', en 'werken in partnerships'.

Uit de reacties op het consultatieproces is naar voren gekomen dat studie- en beroepskeuzevoorlichting, -begeleiding en -advisering een cruciale rol te spelen heeft, als we mensen gemakkelijker toegang tot leren willen verschaffen en potentiële lerenden willen motiveren. Om deze rol te kunnen vervullen, moeten de systemen voor studie- en beroepskeuzevoorlichting, -begeleiding en -advisering, de voorzieningen voor levenslang leren en de actoren op de arbeidsmarkt een open dialoog met elkaar aangaan. De diensten op dit gebied moeten voor gelijke kansen zorgen. Ze moeten openstaan voor álle burgers, en met name voor degenen die met uitsluiting te maken dreigen te krijgen, en ze moeten inspelen op de behoeften, wat coherente, cohesieve, transparante, en neutrale systemen van hoge kwaliteit vereist. Dienstverlening met behulp van ICT, die in samenwerking met andere lokale diensten - zoals bijvoorbeeld bibliotheken - geboden wordt, zou voor toegankelijkheid kunnen zorgen. De systemen voor studie- en beroepskeuzevoorlichting, -begeleiding en -advisering dienen ook flexibel te zijn en moeten in kunnen spelen op de veranderende behoeften van iedere lerende - waarbij de betekenis van de begeleiding voor de persoonlijke ontplooiing van mensen in het oog moet worden gehouden - de behoeften van de arbeidsmarkt en de samenleving. In dit verband moet er een evaluatie worden gemaakt van de voorhanden zijnde voorzieningen, zodat er een transparant en coherent aanbod ontstaat. Om bestaande belemmeringen op te heffen, moeten ook netwerken van diensten worden ontwikkeld. In het consultatieproces is aanbevolen om op Europees niveau samen te werken om tot een betere uitwisseling van ideeën en "good practices" op dit gebied te komen. Willen we een echt actief burgerschap bewerkstelligen en de mobiliteit stimuleren, dan moeten de studie- en beroepskeuzeadviseurs om kunnen gaan met de onderwijs-, scholings- en begeleidingsystemen, arbeidsmarktsystemen en programma's van andere landen.

Versterking van de Europese dimensie in de studie- en beroepskeuzevoorlichting, -begeleiding en -advisering

* De Commissie zal vóór 2002 een internetportal over leermogelijkheden opstarten, waar informatie over levenslang leren in de lidstaten en de kandidaat-lidstaten zal worden verstrekt. De Commissie verzoekt de lidstaten om on-line relevante nationale databanken ter beschikking te stellen, die via het portal met elkaar verbonden kunnen worden. [39]

[39] De Commissie werkt ook aan een "one-stop" informatiesite over mobiliteit, die ook toegang zal verschaffen tot het portal over leermogelijkheden, de EURES-database en het geplande internetportal over het jongerenbeleid. Het belang van deze prioriteit die specifiek te maken heeft met nieuwe Europese arbeidsmarkten zal uiteengezet worden in het Actieplan van de Commissie voor vaardigheden en mobiliteit.

* Om de dialoog, de uitwisseling van "good practices" en het zoeken naar oplossingen voor gemeenschappelijke problemen te bevorderen, zal de Commissie vóór eind 2002 een Europees Forum over studie- en beroepskeuzebegeleiding in het leven roepen en daarbij alle relevante actoren betrekken. Op basis van het onderzoek naar de studie- en beroepskeuzebegeleiding, dat momenteel in de lidstaten en de kandidaat-lidstaten en in samenwerking met de OESO plaatsvindt, moet het forum tot overeenstemming over de basisconcepten en onderliggende beginselen van de studie- en beroepskeuzebegeleiding komen. Het dient zich daarna te buigen over specifieke vraagstukken, zoals de kwaliteit van het aanbod, het belang voor en de betrokkenheid van de consument, de effectiviteit van het instrumentarium en de werkwijzen, de opleiding van beroepskeuzebegeleiders, en de vraag hoe er het best kan worden ingehaakt op de behoeften van de groepen die met sociale uitsluiting te maken dreigen te krijgen. Het Forum dient tevens na te denken over de kwaliteit van de voorzieningen, zodat gemeenschappelijke richtsnoeren en kwaliteitsstandaards voor de verlening van diensten en producten op het gebied van de studie- en beroepskeuzebegeleiding kunnen worden ontwikkeld.

* De Commissie zal voor eind 2003 de bestaande Europese netwerken en structuren op het gebied van studie- en beroepskeuzevoorlichting, -begeleiding en -advisering (bijvoorbeeld Euroguidance, EURES, Eurodesk, Fedora, EQUAL, mobiliteitscentra voor onderzoekers) onder de loep nemen, zodat er voor de werkterreinen en werkzaamheden van de netwerken een coherent en sectoroverschrijdend raamwerk voor levenslang leren kan worden ontwikkeld. [40]

[40] Het belang van deze prioriteit die specifiek te maken heeft met nieuwe Europese arbeidsmarkten zal uiteengezet worden in het Actieplan van de Commissie voor vaardigheden en mobiliteit.

3.3. Tijd en geld in leren investeren

Deze voorstellen leveren in hoofdzaak een bijdrage aan of hebben betrekking op de volgende bouwstenen: 'adequate financiële en personele middelen', 'toegankelijkere leermogelijkheden', en 'streven naar hoge kwaliteit'.

Uit het consultatieproces is gebleken dat men het er duidelijk over eens is dat er met het oog op de overstap naar de kennismaatschappij veel méér in levenslang leren geïnvesteerd zal moeten worden en dat de uitgaven voor leren, net als de uitgaven voor tastbaardere productiemiddelen, duidelijk voor het voetlicht gebracht moeten worden en een plaats moeten krijgen in de boeken. Een van de belangrijkste aspecten van de investeringen in levenslang leren is en blijft duidelijk het vraagstuk van de overheidsuitgaven. Het formele algemeen vormende onderwijs, beroepsonderwijs, volwassenenonderwijs en hoger onderwijs en in toenemende mate ook het voorschoolse onderwijs blijven namelijk de belangrijkste pijlers voor alle strategieën voor levenslang leren. Ook voor de sociale partners is op het punt van méér investeringen een verantwoordelijkheid weggelegd. De werkgevers zouden er bijvoorbeeld voor moeten zorgen dat er toegang tot leermogelijkheden wordt verkregen. Vijfendertig vrije uren per jaar voor iedere werknemer om te leren, zou een haalbare benchmark kunnen zijn. Het is niet alleen van belang dat er voldoende financiële middelen worden vrijgemaakt, er moet ook "waar voor het geld" worden verkregen en de output zal kwaliteit te zien moeten geven. Willen we ervoor zorgen dat mensen gemakkelijker toegang krijgen tot individuele leertrajecten en er een leercultuur ontstaat, dan moet er méér geld in de studie- en beroepskeuzebegeleiding en -advisering en in nieuwe waarderingsmethoden voor het leren worden gestoken en zullen mensen in een groter aantal settings (met ondersteunende faciliteiten, zoals kinderopvang) moeten kunnen leren. Daarnaast zijn er ook méér middelen nodig voor niet-formeel leren en vooral voor voorzieningen op het gebied van de volwasseneneducatie en voor gemeenschapsleren. Volgens de respondenten moet er bij de besteding van het geld voorrang worden gegeven aan het leren van kinderen in het voorschoolse onderwijs (om sociale ongelijkheid in latere stadia tegen te gaan en kinderen een stevige basis te geven om verder te leren), aan leerkrachten, opleiders en overige facilitators op het gebied van het leren (om hen voor te bereiden op hun nieuwe rol - zie punt 3.6), alsmede aan ouderen, m.i.v. oudere werknemers (om hen in staat te stellen om actiever in de maatschappij en op de arbeidsmarkt mee te draaien en een rol te spelen bij het intergenerationele leren). [41] Een fundamentele hervorming, die enerzijds tot méér investeringen leidt en de ongelijkheid bij de toekenning van de financiële middelen anderzijds vermindert, kan duidelijk niet van bovenaf worden ingevuld. Er zullen moeilijke keuzen moeten worden gemaakt.

[41] Bijvoorbeeld richtsnoer 3 van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2001.

Voor méér en transparantere investeringen zorgen

* De Commissie verzoekt:

* de Europese Investeringsbank om, in het kader van haar beleid voor de bevordering van het human capital development, de implementatie van levenslang leren - zoals omschreven in de onderhavige mededeling - te ondersteunen, door bijvoorbeeld opleidingsfaciliteiten voor leerkrachten, opleiders en facilitators op het gebied van het leren, lokale leercentra, software en inhouden voor multimediaal leren, en scholingsprogramma's van ondernemingen te financieren; [42]

[42] In het kader van het initiatief Innovatie 2000, dat de EIB na de Europese Raad te Lissabon heeft opgestart, worden voor een totaalbedrag van 12 tot 15 miljard euro kredieten verstrekt. Dit kan een belangrijke bijdrage voor de implementatie van levenslang leren zijn.

* de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling en de Europese Investeringsbank om in de ontwikkeling van levenslang leren - bijvoorbeeld in de infrastructuur en middelgrote en kleine ondernemingen van de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa - te investeren;

* het Europees Investeringsfonds om te bestuderen hoe zijn instrumenten optimaal voor de ontwikkeling van bijzondere risicokapitaalfondsen kunnen worden ingezet. Deze fondsen moeten zich op de ontwikkeling van "human capital" richten, waardoor bijvoorbeeld middelgrote en kleine ondernemingen toegang krijgen tot leren.

* In het verlengde van de conclusies van de Europese Raad te Lissabon en de werkgelegenheidsrichtsnoeren [43] moeten de lidstaten nationale streefcijfers vastleggen om voor de human resources hogere investeringsniveaus te bereiken. De streefcijfers moeten naargelang van de toekenning van de middelen op een transparante manier worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de rol van de overheid, de werkgevers, de individuele gebruikers en andere actoren. Voorts moeten de lidstaten streefcijfers vaststellen om tot hogere participatiecijfers voor voortgezet onderwijs en opleiding te komen. Daarnaast zullen de lidstaten de stijging in deelnamecijfers moeten aangeven die ze per sekse, leeftijdsgroep, eindniveau en doelgroep willen bereiken.

[43] Punt 26 van de conclusies van de Europese Raad te Lissabon en de horizontale doelstelling in de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2001.

* De lidstaten wordt verzocht om méér middelen van het Europees Sociaal Fonds (ESF) - nu reeds het voornaamste communautaire instrument ter financiering van levenslang leren - en het Gemeenschapsinitiatief EQUAL in te zetten voor de implementatie van levenslang leren, en met name voor de totstandbrenging van lokale partnerships en centra voor levenslang leren, voor de ondersteuning van leermogelijkheden op het werk, voor de verwerving van basisvaardigheden (mede door middel van "tweedekansvoorzieningen") en voor opleidingen voor leerkrachten, opleiders en andere facilitators op het gebied van het leren. [44]

[44] In de huidige programmeringsperiode (2000-2006) zal het Europees Sociaal Fonds minstens 12 miljard euro uittrekken voor levenslang leren. Levenslang leren is daarnaast ook een van de acht thematische prioriteiten van het Gemeenschapsinitiatief EQUAL, waarvoor de lidstaten het op een na grootste budget hebben uitgetrokken.

* De Commissie zal indicatoren en andere instrumenten ontwikkelen om de impact van de ESF-programma's op het levenslang leren te meten, en zal - als onderdeel van de herziening van het Fonds die ultimo 2003 moet plaatsvinden - steun verstrekken voor evaluaties van de implementatie van activiteiten op het gebied van het levenslang leren, waaraan door het ESF steun is verleend.

* De sociale partners wordt verzocht om op alle passende niveaus overleg te plegen over overeenkomsten en deze te implementeren om de organisatie van de arbeid te moderniseren [45] met het oog op méér investeringen in levenslang leren en méér vrije tijd voor leren leiden. Er moet bijvoorbeeld gestreefd worden naar een erkenning van alle leeractiviteiten, met inbegrip van niet-formeel en informeel leren, en integratie daarvan in alle aspecten van het beleid en de praktijk inzake human resources op bedrijfsniveau.

[45] Richtsnoer 13 van de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2001.

Prikkels voor investeringen geven en voorwaarden voor investeringen scheppen

* De Commissie zal een evaluatie maken van de verschillende individuele financieringsmodellen (bijvoorbeeld van "individuele leerrekeningen") om zicht te krijgen op de vraag hoe deze doorwerken in de investeringen in leren en in de deelname aan en de resultaten van leeractiviteiten. Bij deze evaluatie zal terdege rekening worden gehouden met het werk dat de OESO op dit gebied heeft gedaan. Het evaluatieverslag wordt vóór eind 2002 voorgelegd.

* De Commissie zal voorstellen om uit hoofde van het 6e Kaderprogramma voor onderzoek [46] financiële steun uit te trekken voor een onderzoek naar de voordelen, kosten en opbrengsten van investeringen in leren, en om bij dat onderzoek in te haken op recente studies. [47]

[46] COM(2001) 94 def. Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het meerjarenkaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie ter bevordering van de totstandbrenging van een Europese onderzoeksruimte. Prioritair thematisch gebied: "Burgers en governance in de Europese kennismaatschappij". De resultaten van onderzoeksprojecten, waaraan de Commissie reeds uit hoofde van het 5de Kaderprogramma steun heeft verleend, moeten hierbij worden meegenomen.

[47] Bijvoorbeeld onderzoek van de lidstaten en door de OESO.

* Om "good practices" in kaart te brengen en ingang te doen vinden zal de Commissie, aan de hand van door de lidstaten te verstrekken gegevens, een overzicht produceren van de fiscale stimulansen voor leeractiviteiten die door de lerende zelf of door ondernemingen gefinancierd worden.

Een rendement van hoge kwaliteit bewerkstelligen

* De Commissie zal, vóór eind 2003, in samenwerking met de lidstaten, richtsnoeren en indicatoren voor de kwaliteitsaspecten van levenslang leren uitwerken [48] en de beleidsontwikkeling in de lidstaten, door middel van de uitwisseling van "good practices" en peer reviews, ondersteunen.

[48] Hierbij zal worden ingehaakt op het rapport van de task force van de Commissie die zich bezighoudt met het meten van levenslang leren, het Europees verslag over de kwaliteit van het schoolonderwijs, het voortgangsrapport van de werkgroep van deskundigen inzake indicatoren voor de kwaliteit van levenslang leren en het werk van het Forum on the Quality of Vocational Training.

3.4. Lerenden en leermogelijkheden bij elkaar brengen

Deze voorstellen leveren in hoofdzaak een bijdrage aan of hebben betrekking op de volgende bouwstenen: 'de ontwikkeling van een leercultuur', 'werken in partnerships', en 'inzicht krijgen in de leerbehoeften'.

Uit het consultatieproces is naar voren gekomen dat het voor het bij elkaar brengen van (potentiële) lerenden en leermogelijkheden van groot belang is dat er op lokaal niveau voldoende open en flexibele onderwijs- en scholingsvoorzieningen voorhanden zijn en dat de lokale diensten voor studie- en beroepskeuzebegeleiding hier een bemiddelende rol te spelen hebben. Hier is het buitengewoon belangrijk dat er een evenwicht tot stand wordt gebracht tussen niet-formeel leren op de werkplek en niet formeel leren in maatschappelijke settings en dat daarmee het evenwicht in de doelstellingen van levenslang leren - actief burgerschap, persoonlijke ontplooiing, inzetbaarheid en sociale integratie - tot uitdrukking wordt gebracht. In tal van rapporten is ook gewezen op de grote betekenis van de leermogelijkheden (vaak niet-formele en informele leermogelijkheden), die door het volwassenenonderwijs of de sector van het vrijwilligerswerk, m.i.v. de NGO's en plaatselijke buurt- en wijkorganisaties, worden geboden. Door niet-formele educatieve projecten op het gebied van het jongerenwerk, bijvoorbeeld, nemen de kansen van jongeren op participatie in de maatschappij en het verwerven van tolerante en democratische waarden toe. Om in heel Europa een leercultuur te bewerkstelligen, moeten er leergemeenschappen, -steden en -regio's en plaatselijke multifunctionele leercentra tot stand worden gebracht. [49] In het consultatieproces is er in een groot aantal gevallen ook nog op gewezen dat innovatieve, op de lerende gerichte onderwijs- en leermethoden en ICT, met de passende ondersteuning, mogelijkheden voor het bij elkaar brengen van lerenden en leermogelijkheden biedt. De vraagstukken in verband met ICT worden in dit document in punt 3.6 behandeld.

[49] Punt 26 van de conclusies van de Europese Raad te Lissabon, de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2001 en het actieplan e-Learning (COM(2001) 172 def., blz. 11).

Leergemeenschappen, -steden en -regio's stimuleren en ondersteunen en lokale leercentra oprichten

* De lidstaten wordt verzocht om scholen, instellingen voor volwasseneneducatie, instellingen voor hoger onderwijs, onderzoeksinstituten en andere openbare voorzieningen, zoals bibliotheken te gebruiken als multifunctionele centra voor levenslang leren.

* Jongerenorganisaties moeten de uitkomsten van niet-formele en informele educatie, waartoe hun activiteiten leiden, regelmatig zichtbaar maken en publiceren.

* De lidstaten wordt verzocht om in het kader van hun lokale en regionale ontwikkelingsprogramma's, méér middelen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het ESF in te zetten voor de implementatie van levenslang leren en voor de verwerving van ICT-vaardigheden door werknemers, en met name door werknemers in het MKB.

* De Commissie verzoekt het Comité van de Regio's om de implementatie van levenslang leren op regionaal en lokaal niveau, mogelijk in samenwerking met Europese en nationale verenigingen op lokaal en regionaal niveau, te bevorderen, met name met het oog op:

* het tot stand brengen van banden tussen lokale en regionale leercentra in heel Europa door middel van jumelage-overeenkomsten en het gebruik van ICT, met het oog op de uitwisseling van ervaringen en de totstandbrenging van verbindingen tussen formeel leren en niet-formeel leren;

* het opzetten, tezamen met de Commissie, van een campagne op lokaal en regionaal niveau om de meest doeltreffende formules op het gebied van het levenslang leren te belonen en bekend te maken.

* De Commissie zal, ter bevordering van de uitwisseling van ervaringen en "good practices", in het kader van haar programma's steun verlenen voor de oprichting van netwerken van regio's en steden die goed ontwikkelde strategieën voor levenslang leren hebben.

Het is van het allergrootste belang dat het leren op de werkplek op actievere wijze bevorderd wordt en dat ondernemingen en andere organisaties lerende organisaties worden. Bij de verwezenlijking van dit idee komt de sociale partners een sleutelrol toe. Zij zullen er ook voor moeten zorgen dat er voor alle werknemers gelijke kansen op het punt van het leren ontstaan en alle werknemers toegang tot leermogelijkheden krijgen en daarbij zullen ze rekening moeten houden met de combinatie van werk en zorgtaken. Het is ook bijzonder belangrijk dat er inzicht wordt verworven in de leerbehoeften van middelgrote en kleine ondernemingen, waar vooral in een niet-formele en informele context geleerd wordt. [50] Er moeten flexibele voorzieningen van hoge kwaliteit geboden worden die inhaken op de behoeften van de afzonderlijke ondernemingen. De aanbodzijde, bijvoorbeeld de instellingen voor hoger onderwijs, moeten cursussen aanbieden die op de behoeften van de bedrijven zijn toegesneden. Middelgrote en kleine ondernemingen moeten zelf ook alle opties onder de loep nemen, waardoor gemakkelijker toegang tot leermogelijkheden kan worden verkregen (bijvoorbeeld samenwerking met andere ondernemingen in leernetwerken en door competenties met elkaar te delen, en in samenwerking met beroepskeuzebegeleiders). De mededeling van de Commissie "Het MKB helpen om digitaal te werken" draagt in dit verband bij tot ICT-vaardigheden voor het MKB. [51]

[50] In de EU zijn 74 miljoen van de 112 miljoen werkenden werkzaam bij kleine en middelgrote ondernemingen. Daarvan werken 38 miljoen bij ondernemingen met minder dan 10 werknemers. Bron: "Enterprises in Europe", uitgave 2001, Eurostat.

[51] Zie actie 3 van de mededeling van de Commissie "Het MKB helpen om digitaal te werken" (COM(2001) 136 def.).

Het leren op de werkplek, ook in het MKB, stimuleren en ondersteunen

* De sociale partners wordt verzocht om er overeenstemming over te bereiken dat iedere werknemer een individueel scholingsplan moet krijgen, dat gebaseerd is op een assessment van zijn/haar competenties en dat in de pas loopt met plannen voor human resources development. In dergelijke plannen moet voor de volle honderd procent recht worden gedaan aan de bijzondere behoeften en omstandigheden van kleine en middelgrote ondernemingen en moet voorzien worden in deskundige advisering bij de assessment van competenties en leerbehoeften. De sociale partners moeten er ook toe bijdragen dat mensen zich bewuster worden van het grote belang dat leren heeft, en werknemers en leidinggevend personeel ertoe bewegen om als facilitator of als mentor voor anderen te fungeren.

* De Commissie roept de Europese sociale partners op om in het kader van de sociale dialoog een raamwerk met gemeenschappelijke doelstellingen op te stellen, dat het levenslang leren op alle niveaus en vooral op het niveau van de ondernemingen bevordert. De Commissie verzoekt de sociale partners om een dergelijk raamwerk, via hun aangesloten organisaties en in overeenstemming met de nationale manier van werken, op nationaal niveau te promoten.

* De Commissie zal begin 2003 een prijs instellen voor ondernemingen die in levenslang leren investeren, zodat "good practices" op dit gebied beloond en bekendgemaakt worden. [52]

[52] Hiermee wordt gevolg gegeven aan het verzoek dat in punt 29 van de conclusies van de Europese Raad van Lissabon geformuleerd is.

3.5. Basisvaardigheden

Deze voorstellen leveren in hoofdzaak een bijdrage aan of hebben betrekking op de volgende bouwstenen: 'inzicht krijgen in de leerbehoeften', 'de ontwikkeling van een leercultuur', en 'toegankelijkere leermogelijkheden'.

Op de bijeenkomsten van de Europese Raad te Lissabon en te Stockholm is onderstreept dat het van groot belang is dat door middel van een adequaat onderwijsbeleid en een adequaat beleid voor levenslang leren verbetering wordt gebracht in de basisvaardigheden. Onder de basisvaardigheden vallen fundamentele vaardigheden als het kunnen lezen, schrijven en rekenen én de nieuwe vaardigheden die in Lissabon geformuleerd zijn, namelijk IT-vaardigheden, beheersing van vreemde talen, technische kennis, ondernemerscapaciteiten en sociale vaardigheden. Uit het consultatieproces is naar voren gekomen dat basisvaardigheden, met name in het licht van de eisen van de kennismaatschappij, van fundamenteel belang zijn voor mensen om verder te kunnen leren en het fundament leggen voor persoonlijke ontplooiing, actief burgerschap en inzetbaarheid. Het is aan de regeringen om door middel van het onderwijs in het kader van de leerplicht het fundament voor levenslang leren te leggen. Maar het is ook noodzakelijk dat volwassenen die met onvoldoende lees- schrijf- en rekenvaardigheden van school zijn gekomen, tot compenserend leren worden gestimuleerd.

Vaststellen wat deel moet uitmaken van het pakket basisvaardigheden

* De Commissie zal de subgroep, die in het verlengde van het Verslag over de concrete doelstellingen voor de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels opgericht is, verzoeken om ook te kijken naar de voorzieningen voor de verwerving van basisvaardigheden buiten de formele onderwijs- en scholingsstelsels, de verwerving van basisvaardigheden door volwassenen, de motivatie om te leren, en naar de vraag hoe de verwerving van basisvaardigheden, en in het bijzonder sociale vaardigheden, IT- en wetenschappelijke vaardigheden, in de curricula kunnen worden opgenomen, zonder dat dit tot een overbelasting leidt. [53]

[53] In september 2001 heeft de Commissie een "Groep voor het volgen van de situatie op het gebied van ICT-vaardigheden" opgericht waarin de lidstaten zijn vertegenwoordigd. Het is de bedoeling om de vraag naar en de beschikbaarheid van ICT-vaardigheden, op basis van de behoeften van het bedrijfsleven, te analyseren en te begeleiden. Zie http://europa.eu.int/comm/enterprise/policy/ict-skills.htm.

Iedereen en met name probleemjongeren in het onderwijs, voortijdige schoolverlaters en lerende volwassenen de mogelijkheid tot verwerving van basisvaardigheden geven [54]

[54] Deze prioriteit loopt in de pas met een van de "kwesties", die onder punt 1.2 in het werkprogramma voor de follow-up op het verslag over de concrete doelstellingen aan de orde zijn gesteld.

* In het Handvest van de grondrechten is het recht op onderwijs, waaronder het recht op gratis onderwijs tijdens de leerplicht en op toegang tot beroepsopleidingen en bij- en nascholingsmogelijkheden erkend. [55] Om dit recht een concretere invulling te geven, moeten de lidstaten een zodanige uitbreiding van het recht op onderwijs tijdens te leerplicht overwegen dat het voor alle burgers, ongeacht hun leeftijd, mogelijk wordt om basisvaardigheden te verwerven.

[55] Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2000/C 364/01).

* De lidstaten moeten ervoor zorgen dat jongeren in het kader van de leerplicht de basisvaardigheden verwerven die in de informatiemaatschappij nodig zijn (digitale geletterdheid) en dat er ook voor burgers die met sociale uitsluiting te maken dreigen te krijgen initiatieven op het gebied van de ICT-vaardigheden voorhanden zijn. [56] De lidstaten moeten mogelijkheden tot stand brengen, waardoor werklozen een erkend certificaat ICT-basisvaardigheden kunnen behalen.

[56] Werkgelegenheidsrichtsnoeren 2001, het rapport van de werkgroep inzake werkgelegenheid en de sociale dimensie van de informatiemaatschappij (ESDIS) over e-integratie; de werkgroep van hoge ambtenaren inzake werkgelegenheid en de sociale dimensie van de informatiemaatschappij, waarin vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten zitting hebben.

* De sociale partners wordt verzocht om, met name voor werknemers met weinig vaardigheden en oudere werknemers, overeenkomsten over de mogelijke toegang tot leerkansen te sluiten, zodat iedere werknemer vóór 2003 de mogelijkheid krijgt om zich de vaardigheden eigen te maken die in de informatiemaatschappij nodig zijn (digitale geletterdheid). [57]

[57] Richtsnoer 3 en 15 van de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2001, e-Europe, het initiatief e-Learning (2001/C 204/02) en het actieplan e-Learning (COM(2001) 172 def.).

* De Commissie verzoekt de NGO's op Europees niveau om de factoren in kaart te brengen die burgers die met sociale uitsluiting te maken dreigen te krijgen ertoe brengen of er juist van weerhouden om basisvaardigheden te verwerven en gebruik te maken van de algemene voorzieningen voor levenslang leren. Deze inventarisatie moet als uitgangspunt dienen voor de ontwikkeling van passende beleidsmaatregelen op de daarvoor aangewezen niveaus, zoals "flexibel leren", doelgerichte op de lerende afgestemde activiteiten, steun voor educatieve projecten voor mensen uit probleemwijken en kansarme groepen, kinderopvang en voorzieningen voor andere gezinsleden die zorg behoeven.

3.6. Nieuwe onderwijskundige concepten

Deze voorstellen leveren in hoofdzaak een bijdrage aan of hebben betrekking op de volgende bouwstenen: 'inzicht krijgen in de leerbehoeften', 'werken in partnerships', en 'streven naar hoge kwaliteit'.

In de reacties op het consultatieproces is met er met nadruk op gewezen dat er een verschuiving plaatsvindt van 'kennis' naar 'competentie' en van onderwijzen naar leren en dat de lerende daardoor een centrale plaats krijgt. Een dergelijke verschuiving brengt met zich mee dat mensen al vóór het lager onderwijs moeten "leren leren". De lerenden moeten, voor zover mogelijk, actief proberen om méér kennis te vergaren en hun vaardigheden verder te ontwikkelen. Al naar gelang de situatie van degene die leert, de facilitator op het gebied van het leren en de setting (bijvoorbeeld wijk- en buurtcentra, werkplek of thuis) zal er met verscheidene methoden moeten worden gewerkt. Op het werk gebaseerd leren, projectgericht leren en leren in de vorm van "studiekringen" zijn bijzonder nuttige formules. Door de nieuwe formules op het gebied van het onderwijs en het leren komen de traditionele rollen en verantwoordelijkheden van leerkrachten, opleiders en andere facilitators op het gebied van het leren op losse schroeven te staan. Het is dan ook dringend noodzakelijk dat de opleidingen van deze mensen - ook op het punt van de multiculturele vaardigheden - verder ontwikkeld worden, zodat zij klaar en ook gemotiveerd zijn om de nieuwe uitdagingen op te pakken en zo tolerantie en democratische waarden kunnen bevorderen. In dit verband zijn ook verdere hervormingen van en verbeteringen in de onderwijskundige benaderingen voor formeel en informeel leren nodig. Door de uitwisseling van ervaringen tussen onderwijsinstellingen, instellingen voor volwassenenonderwijs vrijwilligersorganisaties, centra voor etnische minderheden, universiteiten en ondernemingen moet inzicht worden verworven in de leerbehoeften die op dit gebied bestaan. De instellingen voor hoger onderwijs en onderzoeksinstituten, bijvoorbeeld, moeten (méér) onderzoek gaan doen en (méér) opleidingen gaan geven op het gebied van het levenslang leren. Alle binnengekomen reacties wijzen erop dat ICT-ondersteund leren grote mogelijkheden voor een andere invulling en een andere opzet van de leerprocessen biedt. Tegelijkertijd is het besef aanwezig dat door de nieuwe technologie een 'digitale kloof' kan ontstaan. In het initiatief e-Learning en in het actieplan e-Learning worden, met het oog op de coördinatie van de inspanningen van de lidstaten om de onderwijs- en scholingsinstellingen aan te passen aan de informatiemaatschappij, een aantal belangrijke vraagstukken aan de orde gesteld. [58] In tal van rapporten is onderstreept dat ICT-gebaseerd leren gecombineerd moet worden met andere, socialere vormen van leren (bijvoorbeeld leerkringen, leren in gezinsverband, tutoring of samenwerkend leren op het werk) en met periodieke individuele en technische steunverlening. Op een snel groeiende markt is het vooral vanuit het oogpunt van consumentenbescherming, motivatie en een doelmatige besteding van de financiële middelen van belang dat het leermateriaal, de dienstverlening en de leerprocessen een goede kwaliteit te zien geven en relevant zijn. [59]

[58] Het initiatief e-Learning (2001/C 204/02) en het actieplan e-Learning (COM(2001) 172 def.).

[59] Deze vraagstukken zullen op Europees niveau aan de orde komen in het kader van de follow-up op het verslag over de concrete doelstellingen. Een van de vier hoofdpunten onder doelstelling 1.5 "Financiële middelen optimaal inzetten" is "steun verlenen voor kwaliteitsevaluaties en kwaliteitszorgsystemen met gebruikmaking van indicatoren en benchmarks", waarbij de resultaten van het Bologna-proces en het Forum on the quality of vocational training meegenomen zullen worden.

Nieuwe onderwijs- en leermethoden en de nieuwe rol van leerkrachten en facilitators op het gebied van het leren

* De Commissie zal, in het kader van het Socrates-programma en het Leonardo da Vinci-programma, steun verlenen voor de oprichting van een opleidingsnetwerk voor leerkrachten en opleiders. Dit netwerk, dat op basis van bestaande netwerken, zoals CEDEFOP, zal worden opgebouwd, zal zich op de analyse en uitwisseling van innovaties in formele en niet-formele leercontexten richten en daarbij voorwaarden voor een transfer binnen de Gemeenschap scheppen. Het netwerk zal tevens meewerken bij de uitwerking van een gemeenschappelijk referentiekader voor de competenties en kwalificaties van leerkrachten en opleiders en zal ook aandacht besteden aan de uitdagingen die aan het ICT-gebaseerd leren verbonden zijn. De lidstaten, de regionale en lokale overheden, de aanbieders van leermogelijkheden, de organisaties van leerkrachten, de NGO's, plus degenen die werkzaam zijn in de niet-schoolse jongereneducatie moeten hier een bijdrage leveren door facilitators uit andere lidstaten en de kandidaat-lidstaten opleidingsmogelijkheden te bieden. Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan de verbetering van de opleidingen in sectoren als de volwasseneneducatie. In de volwasseneneducatie behoeven leerkrachten namelijk nog niet in alle landen over een opleiding te beschikken en in deze landen is het dan ook uitermate belangrijk dat de kwaliteit van het onderwijzend personeel omhooggaat.

* Gezien het belang van formeel en niet-formeel leren moet de rol van de facilitators worden ondersteund. De sociale partners, NGO's (bijvoorbeeld jongerenorganisaties) en anderen moeten in samenwerking met de Commissie en de lidstaten, het initiatief tot een systematische uitwisseling van ervaringen nemen.

* De Commissie zal voorstellen om, in het kader van het 6e Kaderprogramma voor onderzoek, het Leonardo da Vinci-programma, het Socrates-programma, het Jeugd-programma en de modelprojecten uit hoofde van het initiatief e-Learning, het programma Technologieën van de Informatiemaatschappij [60] en het Gemeenschapsinitiatief EQUAL, steun te verlenen voor onderzoek naar en experimenten in verband met de vraag hoe we in het formeel, niet-formeel en informeel leren eigenlijk leren en hoe ICT in deze leerprocessen geïntegreerd kan worden. Doel is de ontwikkeling van efficiënte en effectieve onderwijskundige concepten voor verschillende groepen lerenden, m.i.v. de groepen die nu bij het leren ondervertegenwoordigd zijn of groepen die van oudsher niet leren, te bevorderen. [61]

[60] Dit is een onderdeel van het Vijfde kaderprogramma voor onderzoek. In de onderzoeksprojecten van het IST-programma komen verscheidene punten op het gebied van het levenslang leren aan de orde, zoals technologieën, systemen en diensten, infrastructuur en toepassingen voor scholen, universiteiten, scholingssettings en niet-formeel leren.

[61] De resultaten van de onderzoeksprogramma's die in het Vijfde Kaderprogramma reeds door de Commissie gefinancierd zijn, moeten meegenomen worden.

* De Commissie zal vóór 2003, in samenwerking met de lidstaten, de sociale partners en internationale NGO's, Europese kwaliteitsaanbevelingen voor lerende organisaties buiten de formele onderwijs- en scholingsstelsels uitwerken, die op vrijwillige basis gebruikt kunnen worden. Aan organisaties die aan deze aanbevelingen voldoen, zou een Europees label moeten worden toegekend.

Levenslang leren door ICT en ICT ter ondersteuning van levenslang leren

* De Commissie zal in nauwe samenwerking met de lidstaten de benaderingen bestuderen die op nationaal niveau gehanteerd worden bij de ontwikkeling van kwaliteitskeurmerken voor ICT-gebaseerd leer- en onderwijsmateriaal, en met name voor leersoftware. Doel is deze benaderingen eventueel op Europees niveau over te nemen en zo voor coherentie en consumentenbescherming te zorgen.

* De Commissie zal, in het kader van het Socrates-programma en het Leonardo da Vinci-programma en het initiatief e-Learning, bijvoorbeeld door de oprichting van transnationale "virtuele studiekringen" steun blijven verlenen voor ICT-gebaseerd leren met een Europese dimensie.

4. Invulling van de agenda

4.1. Een raamwerk voor levenslang leren

De lidstaten zijn volledig verantwoordelijk voor de inhoud en opzet van de eigen onderwijs- en opleidingsstelsels [62] en het is dan ook niet de rol van de Europese Unie om de wet- en regelgeving op dit gebied te harmoniseren. Een aantal beleidstaken op het gebied van het levenslang leren kan evenwel het best op Europees niveau ter hand worden genomen. De Europese Unie moet niet alleen een beroepsopleidingsbeleid [63] implementeren, zij moet krachtens het Verdrag een sleutelrol spelen bij de kwaliteitsverbetering van het onderwijs door de Europese samenwerking op onderwijsgebied te bevorderen. De Europese Unie heeft ook een bijzondere rol te spelen op het punt van het burgerschap, het vrije verkeer (of dit nu voor leerdoeleinden of voor werkdoeleinden is), de ontwikkeling van de arbeidsmarkten in Europa [64] en de coördinatie van het werkgelegenheidsbeleid en het beleid dat op sociale integratie gericht is. Transnationaal onderwijs, transnationale scholing en transnationaal werken zijn voor sommige burgers vandaag de dag al realiteit. Maar desondanks zijn er in de hele Unie nog tal van belemmeringen die het leren, werken en wonen in een ander land dan het eigen in de weg staan.

[62] Artikel 149 van het EG-Verdrag bepaalt het volgende: "De Gemeenschap draagt bij tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig door hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel (...)."

[63] Zie artikel 150 van het Verdrag.

[64] Zie artikel 125 van het Verdrag.

Bij de ondersteuning en stimulering van de implementatie van het levenslang leren in Europa is dan ook een grote rol weggelegd voor de Europese Unie en komt het op samenwerking tussen de lidstaten aan. Gezien de uiteenlopende onderwijs-, scholings- en arbeidsmarktstelsels in Europa moeten de beleidsmaatregelen tegelijkertijd afgestemd zijn op de lokale en nationale omstandigheden. Er zal - en dit is de allergrootste uitdaging waarvoor we staan - voor moeten worden gezorgd dat het voor de lidstaten mogelijk blijft om eigen coherente en integrale strategieën uit te werken en eigen systemen op te zetten en te sturen, terwijl alle lidstaten daarbij toch grosso modo dezelfde richting opgaan. Het een en ander moet op coherente, gecoördineerde en doelmatige wijze plaatsvinden. Daar waar de EU geen wetgevende verantwoordelijkheden heeft en de doelstellingen van het Verdrag niet gedekt worden door processen die in het Verdrag voorzien zijn, zal met de volgende methoden, waaronder de open coördinatiemethode, gewerkt worden:

* de gezamenlijke problemen, ideeën en prioriteiten door de uitwisseling van kennis, "good practices" en ervaringen in kaart worden gebracht (m.i.v. peer reviews), zodat in alle of een aantal lidstaten en/of met de hulp van Europese instrumenten en processen activiteiten kunnen worden ontwikkeld;

* er voor méér transparantie in het beleid en de stelsels wordt gezorgd, zodat de burgers toegang kunnen krijgen tot en ten volle gebruik kunnen maken van de instellingen en diensten die hen ter beschikking staan;

* er op Europees niveau voor complementariteit en synergie tussen de verschillende processen, strategieën en plannen voor de implementatie van levenslang leren wordt gezorgd;

* er synergie-effecten tot stand worden gebracht tussen het beleid van de lidstaten op het gebied van het levenslang leren.

Ter ondersteuning van de implementatie van het levenslang leren zal de Commissie vóór eind 2003 een uitgebreide database voor "good practice", gegevens en ervaringen ten aanzien van de belangrijkste aspecten van het levenslang leren inrichten. Het materiaal zal geselecteerd worden aan de hand van duidelijke criteria en naar thema en auteur gecategoriseerd worden. De database zal niet alleen materiaal over de Gemeenschapsinstrumenten omvatten (onderwijs-, scholings- en jeugdprogramma's, het ESF, het EFRO en de Gemeenschapsinitiatieven), maar ook materiaal dat afkomstig is van het nationale, regionale, lokale en sectorale niveau, niet-lidstaten, internationale organisaties, de sociale partners en de civiele samenleving. Deze database zal aansluiten op de bestaande initiatieven en zal in overleg met alle actoren worden opgezet. Ze zal via internet toegankelijk zijn, volledig op de nieuwste stand worden gehouden en toegesneden zijn op de bestaande behoeften. [65]

[65] Er is een document beschikbaar met praktijkvoorbeelden op het gebied van het levenslang leren uit de verschillende Europese landen, en verdere details over de indicatoren voor levenslang leren (document van de diensten van de Commissie "Lifelong learning practice and indicators").

4.2. Voortbouwen op dat wat op Europees niveau bereikt is

Bij de implementatie van levenslang leren, m.i.v. de prioriteiten voor de te verrichten werkzaamheden in hoofdstuk 3, zal gebruik worden gemaakt van de bestaande processen, instrumenten en programma's [66]:

[66] De implementatie van de op communautair niveau in het kader van het levenslang leren geplande activiteiten zal worden gefinancierd door propgramma's en processen die reeds zijn voorgesteld of geodgekeurd. In dit stadium zijn bijgevolg hiervoor geen extra middelen (financieel of personeel) noodzakelijk.

* Het werkprogramma voor de follow-up op het verslag over de concrete doelstellingen voor de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels zal als een van de voornaamste instrumenten fungeren om de samenwerking en uitwisseling van "good practices" tussen de lidstaten op het gebied van het levenslang leren te versterken.

* De prioriteiten voor de werkzaamheden in deze mededeling die verband houden met de werkgelegenheidsaspecten zullen worden meegenomen bij de toekomstige onderhandelingsronden over de Europese werkgelegenheidsstrategie en het actieplan voor vaardigheden en mobiliteit. De prioriteiten voor de werkzaamheden die verband houden met de aspecten "sociale integratie" en "gelijke kansen" zullen worden opgenomen in de Europese sociale agenda.

* Een reeks projecten en andere activiteiten m.b.t. levenslang leren zullen worden ondersteund en gestimuleerd in het kader van de bestaande programma's en activiteiten van de Gemeenschap. Het Socrates-programma, het Leonardo da Vinci-programma en het Jeugd-programma hebben hier een belangrijke rol te spelen. De Commissie zal de gemeenschappelijke acties ter ondersteuning van projecten die onder verschillende van de genoemde programma's vallen aanzienlijk versterken en uitbreiden en een actievere participatie van NGO's en middelgrote en kleine ondernemingen binnen deze programma's mogelijk maken. Een aantal prioriteiten zal ook in het kader van het actieplan e-Learning worden geïmplementeerd.

* Voor de financiering van levenslang leren is het Europees Sociaal Fonds het belangrijkste instrument van de Gemeenschap. Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling is eveneens een belangrijke financieringsbron. De Commissie zal er in samenwerking met de lidstaten voor zorgen dat bij de herziening van beide financieringsbronnen in 2003 - daar war het om levenslang leren gaat - rekening wordt gehouden met de prioriteiten die in deze tekst aangegeven zijn. Het Gemeenschapsinitiatief EQUAL zal eveneens een cruciale rol spelen bij de ontwikkeling van nieuwe benaderingen voor levenslang leren.

* Het 6e Kaderprogramma voor onderzoek zal nieuwe kansen bieden om het onderzoek op het gebied van het levenslang leren te stimuleren, en zo voortbouwen op de inzichten die tijdens vorige programma's op dit gebied zijn verworven. Dit onderzoek zal in de eerste plaats onder prioriteit 7 aan de orde komen. [67] (De prioriteiten op onderzoeksgebied en voor de uit te voeren evaluaties komen aan de orde in bijlage 1).

[67] Onderzoek op het gebied van onderwijs en scholing komt in de eerste plaats aan de orde in prioriteit 7 ("Citizins in an evolving knowledge society"); de toegang tot onderwijs en scholing valt ook onder de onderzoeksprioriteiten van het sub-thema "De Europese kennismaatschappij".

4.3. Indicatoren [68]

[68] Er is een document beschikbaar met praktijkvoorbeelden op het gebied van het levenslang leren uit de verschillende Europese landen, en verdere details over de indicatoren voor levenslang leren (document van de diensten van de Commissie "Lifelong learning practice and indicators").

Vergelijkbare gegevens en statistische meetcriteria zijn essentieel voor de ontwikkeling en implementatie van coherente en omvattende strategieën voor levenslang leren. Statistische gegevens en indicatoren spelen reeds een grote rol in de bestaande initiatieven op het gebied van levenslang leren. Zij maken het mogelijk de geboekte vooruitgang bij het bereiken van gestelde doelstellingen en het uitvoeren van beleidspunten na te gaan.

Enkele sleutelindicatoren zijn reeds beschikbaar. In de mededeling van de Commissie over structurele indicatoren uit het jaar 2001 [69] worden voor levenslang leren drie indicatoren voorgesteld. Deze indicatoren hebben betrekking [70] op de investeringen, de participatie en vroegtijdige schoolverlaters. Deze indicatoren vormen tezamen met nog vijf reeds bestaande indicatoren [71] de belangrijkste instrumenten waarmee de vooruitgang bij drie van de hierboven genoemde prioriteiten "tijd en geld in leren investeren", "basisvaardigheden" en "nieuwe onderwijskundige concepten" gemeten kan worden. Voor laatstgenoemde prioriteit is e-Learning [72] bijzonder relevant.

[69] Mededeling van de Commissie over structurele indicatoren, waarin 35 indicatoren als vertrekpunt voor het syntheserapport gepresenteerd worden, COM(2001) 619. Zie ook COM(2000) 594.

[70] Overheidsuitgaven voor onderwijs als percentage van het BBP. Bron: UNESCO-OESO-Eurostat UOE; aandeel van de bevolking in de leeftijd tussen 25-64 jaar dat deelneemt aan onderwijs en scholing. Bron: arbeidskrachtenenquête van Eurostat; aandeel van de bevolking in de leeftijd tussen 18-24 jaar met alleen lager middelbaar onderwijs dat niet langer deelneemt aan onderwijs of scholing. Bron: arbeidskrachtenenquête van Eurostat.

[71] Percentage scholingskosten op de totale personeelskosten in bedrijven, bron: enquête over leren in bedrijven ("Continuing Vocational Training Survey" - CVTS); percentage onderwijsuitgaven op de totale uitgaven van gezinnen, bron: huishoudbudgetenquête ("Household Budget Survey" - HBS); percentage deelnemers aan onderwijs/opleidingen naar soort opleiding, bron: UEO en CVTS; gemiddeld aantal leerlingen op één on-line computer in scholen. Bron: Eurobarometer.

[72] Bron: Mededeling van de Commissie over structurele indicatoren (COM(2001) 619). Deze indicator wordt momenteel ontwikkeld.

Aanvullende indicatoren [73] worden momenteel ontwikkeld in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie, de Europese sociale agenda [74], de mededeling over kwaliteit in werk [75], en de follow-up op het verslag over de concrete doelstellingen. Voorts heeft de task force inzake het meten van levenslang leren [76] een omvattend raamwerk vastgesteld om de statistische gegevens op gebied van levenslang leren uit te breiden. De task force heeft tevens een proces opgezet tot herziening van de statistische methoden, zulks om bijkomende bronnen op dit gebied in kaart te brengen die op korte en middellange termijn op EU-niveau ontwikkeld dienen te worden. Voorts is, na overleg met deskundigen uit 36 Europese landen [77], ook vastgesteld op welke punten indicatoren voor de kwaliteit van het levenslang leren kunnen worden ontwikkeld. De subgroep voor de indicatoren inzake werkgelegenheid ontwikkelt tevens gemeenschappelijke indicatoren voor het toezicht op de uitvoering van de richtsnoeren overeenkomstig de Europese werkgelegenheidsstrategie.

[73] Voor meer technische details over de te ontwikkelen indicatoren voor levenslang leren zie het document van de diensten van de Commissie "Lifelong learning practice and indicators".

[74] De subgroep voor de indicatoren inzake sociale bescherming bereidt een verslag voor de Europese Raad van Laken voor met een lijst van algemeen aanvaarde indicatoren voor sociale integratie.

[75] COM (2001) 313 van 20.6.2001 "Werkgelegenheids- en sociaal beleid: een kader voor het investeren in kwaliteit".

[76] Zie het verslag van de task force en de handelingen van de conferentie in Parma over benchmarking van levenslang leren op het volgende internetadres: http://forum.europa.eu.int/Public/irc/dsis/ceies/library-1=/seminars/measuring_lifelong&vm=detailed&sb=Title.

[77] Op de conferentie in Riga op 28 en 29 juni 2001 is een verslag gepresenteerd, dat binnenkort zal worden gepubliceerd.

Bij de ontwikkeling van een beperkt aantal nieuwe indicatoren zal worden uitgegaan van de op de lerende gerichte aanpak in verband met formeel, niet-formeel en informeel leren. In het bijzonder kunnen door dit werk de hiaten ten aanzien van diverse aspecten van het levenslang leren worden gevuld, door direct bij de lerenden kwantitatieve gegevens te verzamelen. Op het punt van de assessment en de erkenning, de studie- en beroepskeuzevoorlichting, -advisering en -begeleiding, en de opleiding van leerkrachten en opleiders zal ook de ontsluiting van kwalitatieve informatiebronnen worden bevorderd. [78] Hierdoor wordt voor complementariteit met de indicatoren gezorgd die, in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie en de Europese sociale agenda, op het punt van de inzetbaarheid, het aanpassingsvermogen en de sociale integratie zijn uitgewerkt.

[78] De belangrijkste kwesties die voor zowel kwalitatieve als kwantitatieve indicatoren van belang zijn, luiden als volgt: hoe leren mensen, terreinen waarop geleerd wordt, motivatie, belemmeringen en effecten. De volgende drie belangrijke stappen zijn gepland: de voorbereiding van de ad-hoc module voor volwassenenonderwijs in 2003, de door de Commissie voor 2005 voorgestelde enquête over volwassenenonderwijs, en een geplande derde enquête over leren in bedrijven ("Continuing Vocational Training Survey" - CVTS). De Commissie zal ernaar streven dat diverse andere enquêtes geharmoniseerd worden om zo een samenhangend geheel van gegevens te verkrijgen.

Het netwerk van subgroepen, dat opgericht is in het verlengde van het verslag over de concrete doelstellingen voor de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels, zal in beginsel toezien op de algemene coördinatie en samenhang bij de uitwerking van nieuwe indicatoren. De subgroepen hebben ook een belangrijke rol te spelen bij het in kaart brengen van "good practices" die in de lidstaten verspreid zouden kunnen worden.

De lidstaten en de overige Europese landen wordt verzocht dit werk te ondersteunen. In het kader van hun samenwerking in het Europees Statistisch Systeem moeten de lidstaten en de overige Europese landen hun eigen statistieken en indicator-systemen zo vergelijkbaar mogelijk zien te maken. Bij de vaststelling van nieuwe indicatoren, zal de Commissie, met name in samenwerking met de OESO, gebruik maken van de voorhanden zijnde nationale en internationale bronnen. Er zal maximaal gebruik worden gemaakt van bestaande bronnen en structuren binnen het Europees Statistisch Systeem, alsook van andere beschikbare instrumenten - waaronder de groep Statistieken van onderwijs en opleiding van Eurostat, die voor de technische aspecten verantwoordelijk is - en andere beschikbare bronnen.

4.4. De vaart erin houden

De realisatie van een Europese ruimte voor levenslang leren moet geschraagd worden door innovatieve partnerships en door samenwerking en coördinatie op alle niveaus tussen de actoren die bij de implementatie betrokken zijn. Door het zeer brede consultatieproces dat in het verlengde van het memorandum heeft plaatsgevonden kon voor het eerst een hele reeks coördinatie- en consultatiestructuren tot stand gebracht worden. Deze structuren vertegenwoordigen álle bij het levenslang leren betrokken sectoren en alle belangen die niet alleen op het Europees niveau, maar ook in de lidstaten, in de EER en de kandidaat-lidstaten, op regionaal niveau en bij en tussen NGO's in Europa, bij andere vertegenwoordigers van de civiele samenleving en bij de sociale partners bestaan. De Commissie stelt voor om, overeenkomstig het Witboek over governance, voort te bouwen op deze innovatieve en dynamische structuren, zodat de vaart er na het memorandum op alle niveaus wordt ingehouden.

* De beleidsvorming op Europees niveau en de coördinatie van het nationale beleid vragen om de oprichting van een werkgroep van leidinggevende ambtenaren van de ministeries die verantwoordelijk zijn voor levenslang leren. Deze werkgroep zal ervoor helpen zorgen dat de maatregelen op het gebied van het levenslang leren, met inbegrip van de uitvoering van het werkprogramma voor de follow-up op het verslag over de concrete doelstellingen voor de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels, aansluiten op de dienovereenkomstige processen, strategieën en plannen op Europees niveau. De verantwoordelijkheden van de werkgroep zullen zich dan ook uitstrekken tot alle aspecten van levenslang leren (scholen, hoger onderwijs, volwassenenonderwijs, beroepsonderwijs, niet-formeel leren voor jongeren, enz.). De werkgroep van nationale coördinatoren voor levenslang leren, die bij het consultatieproces in heel Europa in het leven geroepen is, en de subgroepen die in het verlengde van de follow-up op het doelstellingenverslag zijn opgezet, zullen steun verlenen aan de werkgroep van leidinggevende ambtenaren.

* Om de samenhang in het eigen beleid te bevorderen, moeten de lidstaten, de EER en de kandidaat-lidstaten de reeds bestaande structuren voor de coördinatie tussen de ministeries handhaven en, waar nodig, versterken en uitbreiden. Ter ondersteuning van de implementatie moeten er op alle niveaus - nationaal, regionaal en lokaal - netwerken voor consultaties over levenslang leren tot stand worden gebracht.

* De Commissie zal de sociale partners op het gebied van het levenslang leren blijven consulteren. Ze zou daarnaast graag zien dat de sociale partners in het kader van de sociale dialoog met ideeën en bijdragen over de prioriteiten uit deze mededeling komen.

* De Commissie zal het bestaande platform voor consultaties met de civiele samenleving en de NGO's wat betreft het levenslang leren verder ontwikkelen. Ze zal nagaan of dit platform qua samenstelling voldoende representatief is voor de verschillende actoren en ook voor groepen die met uitsluiting te maken dreigen te krijgen.

* De platforms voor werkzaamheden, die geboden worden door het European Forum on Transparency, het European Forum on Quality en het voorgestelde European Forum on Guidance, moeten de terreinen vastleggen die ze bestrijken, zodat ze in de toekomst samen zullen kunnen werken, alsook met de subgroepen die in het verlengde van de follow-up op het doelstellingenverslag zijn opgezet.

* De Commissie zal het CEDEFOP, Eurydice en de ETF ertoe stimuleren om ten aanzien van het levenslang leren te blijven samenwerken en met name steun te verlenen bij de ontwikkeling van een database over levenslang leren (zie punt 4.1).

* De Commissie zal bij het beleid voor levenslang leren actief blijven samenwerken met internationale organisaties als de OESO, de Raad van Europa en de UNESCO.

5. De volgende stappen

De volgende stadia bij de realisatie van een Europese ruimte voor levenslang zien er als volgt uit:

* bestudering van en discussie over dit document door het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, die ieder afzonderlijk met een standpunt zullen komen;

* goedkeuring van de hoofdbeginselen en voorstellen van deze mededeling en van de voorgestelde benadering voor de Europese ruimte voor levenslang leren door de Raad Onderwijs en Jongeren en de Raad Werkgelegenheid en Sociale Zaken onder het Spaanse voorzitterschap;

* indiening van een Commissie-document over dit thema op de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad op 15 en 16 maart 2002 te Barcelona.

* een voortgangsverslag van de Commissie aan de Europese Raad en het Europees Parlement voor eind 2003 over de implementatie van het raamwerk voor levenslang leren.

BIJLAGE I: VOORSTELLEN OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK EN EVALUATIES (VOOR EIND 2003)

* De Commissie zal voorstellen om uit hoofde van het 6e Kaderprogramma voor onderzoek [79] financiële steun uit te trekken voor een onderzoek naar de voordelen, kosten en opbrengsten van investeringen in leren, en om bij dat onderzoek in te haken op actuele studies [80].

[79] COM (2001) 94 def. Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het meerjarenkaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie ter bevordering van de totstandbrenging van een Europese onderzoeksruimte. Prioritair thematisch gebied: "Burgers en governance in de Europese kennismaatschappij". De resultaten van onderzoeksprojecten, waaraan de Commissie reeds uit hoofde van het 5de Kaderprogramma steun heeft verleend, moeten hierbij worden meegenomen.

[80] Bijvoorbeeld onderzoek van de lidstaten en door de OESO.

* De Commissie zal voorstellen om in het kader van het 6e Kaderprogramma voor onderzoek, het Leonardo da Vinci-programma, het Socrates-programma, het Jeugd-programma en de modelprojecten uit hoofde van het initiatief e-Learning, het programma Technologieën van de Informatiemaatschappij [81] en het Gemeenschapsinitiatief EQUAL steun te verlenen voor onderzoek naar en experimenten in verband met de vraag hoe we leren in het formeel, niet-formeel en informeel leren en hoe ICT in deze leerprocessen geïntegreerd kan worden. Doel is de ontwikkeling van efficiënte en effectieve onderwijskundige concepten voor verschillende groepen lerenden, m.i.v. de groepen die nu bij het leren ondervertegenwoordigd zijn, te bevorderen. [82]

[81] Dit is een onderdeel van het Vijfde kaderprogramma voor onderzoek. In de onderzoeksprojecten van het IST-programma komen verscheidene punten op het gebied van het levenslang leren aan de orde, zoals technologieën, systemen en diensten, infrastructuur en toepassingen voor scholen, universiteiten, scholingssettings en niet-formeel leren.

[82] De resultaten van de onderzoeksprogramma's die in het Vijfde Kaderprogramma reeds door de Commissie gefinancierd zijn, moeten meegenomen worden.

* De Commissie zal, met het oog op een grotere transparantie, een onderzoek naar de haalbaarheid van een raamwerk voor de registratie van de publieke en private investeringen in levenslang leren op nationaal, regionaal en bedrijfsniveau in opdracht geven. Het een en ander moet gebaseerd worden op regelmatig te verstrekken gegevens, bijvoorbeeld gegevens over de verdeling van de financiële middelen over respectievelijk het formeel, het niet-formeel en het informeel leren en over de financiële middelen die naar de diverse sectoren in het aanbod aan leermogelijkheden gaan (uitgesplitst naar sekse, leeftijdsgroep, bereikt onderwijspeil en doelgroep).

* De Commissie zal in samenwerking met de sociale partners op Europees niveau een survey over het leren in kleine en middelgrote bedrijven laten maken. In deze survey zal speciale aandacht worden besteed aan niet-formeel en informeel leren, plus kwaliteits- en prestatie-aspecten.

* De Commissie zal steun verlenen voor een evaluatie van de factoren die partnerschappen voor levenslang leren doeltreffend en duurzaam kunnen maken. Deze evaluatie zal gebaseerd worden op gevalsanalyses.

* De Commissie zal een onderzoek doen naar de haalbaarheid van een survey over basisvaardigheden en lees-, reken- en schrijfvaardigheden bij volwassenen, die op regelmatige tijdstippen in heel de EU zou moeten worden uitgevoerd.

* De Commissie zal de bestaande mechanismen die een ieder het recht op basisvaardigheden en/of levenslang leren geven en hun impact op de deelname aan leermogelijkheden evalueren.

* De Commissie zal, voortbouwend op bestaande gegevens [83], een inventarisatie maken van de belemmeringen voor ondervertegenwoordigde groepen bij het levenslang leren (belemmeringen van materiële of financiële aard, zoals gebrek aan kinderopvang, vervoer of toegang tot ondersteunend materiaal bij het leren) en van de sleutelfactoren waarmee deze belemmeringen uit de weg kunnen worden geruimd.

[83] Bijvoorbeeld het onderzoek naar de belemmeringen voor volwassenen in het hoger onderwijs, dat onder het Kaderprogramma voor onderzoek is verricht.

* Daarnaast zal de Commissie - onder meer binnen het programma "Technologieën van de informatiemaatschappij" van het 6e Kaderprogramma voor onderzoek - steun verlenen voor een breder onderzoek op het gebied van het levenslang leren.

Bijlage II : GLOSSARIUM

In dit glossarium worden een aantal belangrijke termen uit de onderhavige mededeling toegelicht

aanpassingsvermogen [84]4

[84] 4 Zie de Mededeling van de Commissie die onderschreven is op de bijzondere banentop, waar het startsein is gegeven voor de Europese werkgelegenheidsstrategie: http://europa.eu.int/comm/employment_social/elm/summit/en/papers/guide.htm

Het vermogen van ondernemingen en degenen die daar werkzaam zijn om zich aan te passen aan nieuwe technologieën, nieuwe marktomstandigheden en nieuwe arbeidspatronen.

actief burgerschap

De culturele, economische, politieke/democratische en/of sociale participatie van burgers in de samenleving in het algemeen en in de eigen gemeenschap.

assessment

Een algemene term voor alle methoden die gehanteerd worden bij de beoordeling van de prestaties van een persoon of een groep.

certificaat/diploma

Een officieel document waarop de prestaties van een persoon officieel geregistreerd staan.

certificatie/diplomering

De afgifte van certificaten en diploma's, waarop de prestaties van een persoon na afloop van een assessmentprocedure officieel geregistreerd staan.

civiele samenleving

De 'non-profitsector' die noch onder de staat, noch onder de markt valt, uit instellingen, groepen en verenigingen (met een gestructureerd of informeel karakter) bestaat en als "schakel" tussen de overheid en de burger kan fungeren [85]5.

[85] 5 Zie tevens de definitie van het ECOSOC in zijn standpunt van 22 september 1999, die gebruikt zal worden bij de te ontwikkelen richtlijnen voor de raadpleging van en het overleg met de civiele maatschappij (follow-up op het Witboek over Europese governance). Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (1999/C329/10).

compenserend leren

Voorzieningen voor het leren dat eigenlijk tijdens de leerplicht had moeten plaatsvinden.

competentie

Het vermogen om op effectieve wijze gebruik te maken van ervaring, kennis en kwalificaties.

digitale geletterdheid

Het vermogen om op bekwame wijze gebruik te maken van ICT.

digitale kloof

De kloof tussen diegenen die toegang hebben tot en op doeltreffende wijze gebruik kunnen maken van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en degenen die dat niet kunnen.

e-Learning

ICT-ondersteund leren.

empowerment

Het proces waarbij mensen de mogelijkheid in de hand wordt gegeven om in eigen verantwoordelijkheid initiatieven te ontwikkelen en zo economisch, sociaal en politiek gezien gestalte te geven aan hun eigen leven en het leven binnen de gemeenschap waartoe ze behoren en de samenleving als geheel.

erkenning van competenties

1) Het algemene proces waarbij een officiële status wordt toegekend aan competenties (dit is de formele erkenning) die ofwel

- formeel verworven zijn (door de toekenning van certificaten of diploma's) of

- in een niet-formele of informele setting verworven zijn (door de toekenning van gelijkwaardigheid, kredietpunten, of validering van verworven competenties)

en/of

2) de erkenning van de waarde van competenties door economische en sociale actoren (dit is de maatschappelijke erkenning).

Europese governance

Het regelen van Europese aangelegenheden door interactie van de traditionele politieke autoriteiten en de "civiele samenleving": particuliere belanghebbenden, publieke organisaties, burgers.

facilitator op het gebied van het leren

Een persoon die voor een gunstige leeromgeving zorgt en het verwerven van kennis en competenties zo gemakkelijker maakt (m.i.v. degenen die een onderwijs-, scholings- of begeleidingsfunctie hebben). De facilitator helpt bij de ontwikkeling van kennis en competenties en staat de lerende tijdens het leerproces met leidraad, feedback en advies terzijde.

formeel leren

Leren dat normaliter in een onderwijs- en scholingsinstelling plaatsvindt, een gestructureerde vorm heeft (in de zin van leerdoelen, leertijden of ondersteuning bij het leren) en tot certificaten en diploma's leidt. Formeel leren vindt vanuit het oogpunt van de lerende met een bepaalde intentie plaats.

identificatie (van competenties)

Een proces waarbij de grenzen en de aard van de competenties gespecificeerd en gedefinieerd worden.

informeel leren

Leren dat voortvloeit uit de dagelijkse bezigheden op het werk, in het gezin of in de vrije tijd. Het leren heeft geen gestructureerde vorm (in de zin van leerdoelen, leertijd of ondersteuning bij het leren) en leidt normaliter niet tot een certificaat of diploma. Er kan met een bepaalde intentie worden geleerd, maar in de meeste gevallen is er geen intentie (er wordt "incidenteel" of per toeval geleerd).

intergenerationeel leren

Leren waarbij ervaring, kennis of competenties van de ene generatie op de andere worden overgedragen.

inzetbaarheid [86]

[86] Zie de Mededeling van de Commissie die onderschreven is op de bijzondere banentop, waar het startsein is gegeven voor de Europese werkgelegenheidsstrategie: http://europa.eu.int/comm/employment_social/elm/summit/en/papers/guide.htm

Het vermogen van mensen om aan werk te komen. De term verwijst niet alleen naar op maat gesneden kennis en competenties, maar ook naar de stimulansen en mogelijkheden die men mensen biedt om zelf werk te zoeken.

kennismaatschappij

Een maatschappij wier functioneren op de productie, verspreiding en het gebruik van kennis berust.

leergemeenschap

Een gemeenschap die de cultuur van het leren door effectieve lokale partnerships tussen alle onderdelen van de gemeenschap bevordert en mensen en organisaties ondersteunt en motiveert om te leren.

lerende organisatie

Een organisatie die het leren op alle niveaus (individueel en collectief) stimuleert en zichzelf als gevolg daarvan steeds verder ontwikkelt.

lerende regio

Een regio waar alle belanghebbenden gezamenlijk aan specifieke lokale leerbehoeften voldoen en gezamenlijk oplossingen voor gemeenschappelijke problemen implementeren.

levenslang leren

Alle leeractiviteiten die gedurende het hele leven ontplooid worden om kennis, vaardigheden en competenties vanuit een persoonlijk, burgerlijk, sociaal en/of werkgelegenheidsperspectief te verbeteren.

levensbreed leren

Alle formele, niet-formele of informele leeractiviteiten. Levensbreed leren is overeenkomstig de definitie in deze mededeling een dimensie van levenslang leren.

niet-formeel leren

Leren dat niet in een onderwijs- of scholingsinstelling plaatsvindt en normaliter niet tot een certificaat of diploma leidt. Het leren heeft een gestructureerde vorm (in de zin van leerdoelen, leertijden of ondersteuning bij het leren). Niet-formeel leren vindt, vanuit het oogpunt van de lerende, met een bepaalde intentie plaats.

sociale integratie

Sociale integratie is gegeven, als mensen volledig deel hebben aan het economisch en sociale leven en het leven als staatsburger, hun inkomen en andere levensvoorwaarden (op persoonlijk vlak, qua gezinssituatie, en in sociaal en cultureel opzicht) zodanig zijn dat ze een levensstandaard en levenskwaliteit genieten die door de maatschappij waarin ze leven aanvaardbaar wordt geacht, en ze voor de volle honderd procent gebruik kunnen maken van hun grondrechten.

sociaal verantwoord ondernemen

De door een arbeidsorganisatie aangegane verplichting om op sociaal verantwoorde, doelmatige en milieuvriendelijke wijze te opereren en daarbij tegelijkertijd recht te doen aan de belangen van interne en externe belanghebbenden.

studie- en beroepskeuzevoorlichting, -begeleiding en -advisering

Een scala aan activiteiten die ten doel hebben om mensen te helpen bij beslissingen in hun leven (ten aanzien van het te volgen onderwijs en het te kiezen beroep en bij persoonlijke keuzes) en bij de implementatie van die beslissingen.

waardering van leren

Het proces waarbij de deelname aan en de resultaten van (formeel, niet-formeel en informeel) leren erkend worden, waardoor de aandacht op de intrinsieke waarde van het leren wordt gevestigd en leren beloond wordt.

Top