EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998PC0030

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de fiscale behandeling van personenauto's die definitief naar een andere Lid-Staat worden overgebracht in verband met een verandering van verblijfplaats, of tijdelijk worden gebruikt in een andere Lid-Staat dan die waar zij zijn geregistreerd

/* COM/98/0030 def. - CNS 98/0025 */

OJ C 108, 7.4.1998, p. 75 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51998PC0030

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de fiscale behandeling van personenauto's die definitief naar een andere Lid-Staat worden overgebracht in verband met een verandering van verblijfplaats, of tijdelijk worden gebruikt in een andere Lid-Staat dan die waar zij zijn geregistreerd /* COM/98/0030 def. - CNS 98/0025 */

Publicatieblad Nr. C 108 van 07/04/1998 blz. 0075


Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de fiscale behandeling van personenauto's die definitief naar een andere lidstaat worden overgebracht in verband met een verandering van verblijfplaats, of tijdelijk worden gebruikt in een andere lidstaat dan die waar zij zijn geregistreerd (98/C 108/12) (Voor de EER relevante tekst) COM(1998) 30 def. - 98/0025(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 10 februari 1998)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 99,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende dat in de interne markt fiscale belemmeringen voor het vrije verkeer van personen en hun persoonlijke goederen, inclusief motorrijtuigen, dienen te worden opgeheven;

Overwegende dat de Gemeenschapswetgeving betreffende de fiscale behandeling van personenauto's die tijdelijk worden gebruikt in een andere lidstaat dan die waar zij zijn geregistreerd, momenteel onnodig beperkend is in het kader van de beginselen van de interne markt;

Overwegende dat voorts de huidige Gemeenschapswetgeving betreffende de fiscale behandeling van motorrijtuigen die toebehoren aan personen die hun verblijfplaats van de ene lidstaat naar de andere verplaatsen, onnodige administratieve lasten voor die personen kan veroorzaken, omdat zij moeten bewijzen dat zij niet gehouden zijn belasting te betalen;

Overwegende dat dienovereenkomstig de vrijstellingen waarin wordt voorzien door Richtlijn 83/182/EEG van de Raad betreffende de belastingvrijstellingen bij de tijdelijke invoer van bepaalde vervoermiddelen binnen de Gemeenschap (1) en Richtlijn 83/183/EEG van de Raad betreffende de belastingvrijstellingen bij definitieve invoer uit een lidstaat van persoonlijke goederen door particulieren (2), niet voldoen aan de huidige behoeften in verband met het vrije verkeer van personen en goederen;

Overwegende dat de Richtlijnen 83/182/EG en 83/183/EEG in elk geval niet langer accuraat de belastingstelsels voor motorrijtuigen dekken die sinds de invoering van de interne markt door de lidstaten worden toegepast; dat hun toepassing op de vrijstelling van BTW reeds is afgeschaft bij artikel 2 van Richtlijn 91/680/EEG van de Raad tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging, met het oog op de afschaffing van de fiscale grenzen, van Richtlijn 77/388/EEG (3); dat in de praktijk problemen betreffende de belasting van eigendom na een verandering van verblijfplaats beperkt zijn tot motorrijtuigen en het derhalve niet langer noodzakelijk is regels voor andere goederen vast te stellen; dat niet langer behoeft te worden voorzien in andere definitieve vrijstellingen dan in verband met een verandering van verblijfplaats;

Overwegende dat evenwel misbruik, veroorzaakt door de van lidstaat tot lidstaat uiteenlopende niveaus van de belastingen op motorrijtuigen, dient te worden voorkomen; dat het derhalve nog noodzakelijk is te voorzien in bepaalde beperkingen op het tijdelijke gebruik door ingezetenen van in andere lidstaten geregistreerde voertuigen;

Overwegende dat derhalve de bepalingen van de Richtlijnen 83/182/EG en 83/183/EEG aan de huidige situatie moeten worden aangepast en dat deze richtlijnen moeten worden ingetrokken en vervangen door één enkele, gecodificeerde richtlijn;

Overwegende dat de lidstaten geen belastingen dienen te heffen op personenauto's die uit andere lidstaten naar hun grondgebied worden overgebracht door personen die hun verblijfplaats vanuit die lidstaten verplaatsen;

Overwegende dat de lidstaten geen belastingen dienen te heffen op in andere lidstaten geregistreerde personenauto's indien dergelijke voertuigen tijdelijk op hun grondgebied worden gebruikt onder bepaalde nader omschreven omstandigheden;

Overwegende dat het, om vast te stellen of belasting verschuldigd is, noodzakelijk is de gewone verblijfplaats van de gebruiker van het voertuig te bepalen;

Overwegende dat in het geval van verandering van verblijfplaats geen belasting verschuldigd dient te zijn in de nieuwe lidstaat, afhankelijk van bepaalde voorwaarden en mits het voertuig is verkregen overeenkomstig de belastingregels van de eerste lidstaat;

Overwegende dat tijdelijk gebruik in een andere lidstaat zonder betaling van belastingen toegestaan dient te zijn voor een periode van zes maanden per tijdvak van twaalf maanden; dat dit in het geval van iemand wiens beroepsmatige bindingen in een andere lidstaat zijn, op negen maanden dient te worden gebracht;

Overwegende dat het in het belang van de interne markt noodzakelijk is enige flexibiliteit in te voeren met betrekking tot het gebruik van huurauto's in andere lidstaten dan de lidstaat van registratie onder bepaalde voorwaarden; dat het voorts noodzakelijk is uitdrukkelijk te voorzien in het gebruik van voertuigen door bepaalde andere personen dan de eigenaar, en dat het noodzakelijk is onder bepaalde omstandigheden het gebruik door een ingezetene van een lidstaat van een in een andere lidstaat geregistreerd voertuig toe te staan;

Overwegende dat het noodzakelijk is regels vast te stellen voor het tijdelijke gebruik van een personenvoertuig in een andere lidstaat voor beroepsdoeleinden;

Overwegende dat, indien een voertuig gedurende tijdelijk gebruik in een andere lidstaat onherstelbaar beschadigd raakt, dit niet tot gevolg mag hebben dat belasting verschuldigd wordt;

Overwegende dat personen die voertuigen wensen te gebruiken in een andere lidstaat dan die van hun verblijfplaats, het recht dienen te hebben die voertuigen in die lidstaten te laten registreren; dat in dergelijke gevallen belastingen verschuldigd moeten zijn in de lidstaat van registratie; dat voorts de lidstaat waar de eigenaar zijn verblijfplaats heeft, het gebruik van dergelijke voertuigen op zijn grondgebied moet kunnen verbieden;

Overwegende dat in gevallen waarin inbreuken op de regels worden vastgesteld, de eventuele sancties daarop evenredig aan de inbreuken moeten zijn;

Overwegende dat, in gevallen waarin de lidstaten het recht hebben een registratiebelasting of een soortgelijke belasting te heffen op gebruikte voertuigen die uit andere lidstaten komen, zij er overeenkomstig artikel 95 van het Verdrag zorg voor dienen te dragen dat de geheven belasting niet hoger is dan het bedrag aan restbelasting dat begrepen is in de waarde van soortgelijke voertuigen op de binnenlandse markt;

Overwegende dat in geval van geschillen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten overleg met elkander dienen te plegen; dat voorts in dergelijke gevallen geen belasting dient te worden geheven in afwachting van het resultaat van dat overleg tussen de bevoegde autoriteiten; dat, indien geen overeenstemming tussen de bevoegde autoriteiten wordt bereikt, de Commissie over de zaak dient te besluiten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Verbod om belastingen te heffen in bepaalde omstandigheden

1. Een lidstaat heft geen accijnsrechten, registratiebelastingen en/of andere verbruiksbelastingen, zoals de in bijlage I vermelde belastingen, maar exclusief de in bijlage II vermelde belastingen, op personenauto's die in een andere lidstaat zijn geregistreerd en definitief naar die lidstaat worden overgebracht in verband met de verplaatsing van de gewone verblijfplaats van een particulier vanuit een andere lidstaat, afhankelijk van de vervulling van de hieronder vastgestelde voorwaarden.

2. Een lidstaat heft geen accijnsrechten, registratiebelastingen, andere verbruiksbelastingen en/of wegenbelastingen, zoals de in bijlage I en bijlage II vermelde belastingen, op personenauto's die in een andere lidstaat zijn geregistreerd en tijdelijk op zijn grondgebied worden gebruikt, afhankelijk van de vervulling van de hieronder vastgestelde voorwaarden.

3. De bepalingen van de leden 1 en 2 zijn ook van toepassing op de normale reserveonderdelen, accessoires en uitrusting van de auto.

4. Deze richtlijn is niet van toepassing op de belasting over de toegevoegde waarde.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) "bedrijfsvoertuig": elk voertuig dat op grond van zijn constructietype en zijn uitrusting geschikt en bestemd is voor vervoer, al dan niet tegen betaling:

- van meer dan negen personen, met inbegrip van de bestuurder,

- van goederen,

alsmede elk voertuig bestemd voor bijzonder gebruik ander dan vervoer in eigenlijke zin:

b) "personenvoertuig": elk ander voertuig dan een bedrijfsvoertuig, eventueel met inbegrip van de aanhangwagen ervan;

c) "beroepsmatig gebruik" van een motorrijtuig: het gebruik van dit motorrijtuig voor de rechtstreekse uitoefening van een werkzaamheid tegen betaling of met winstoogmerk;

d) "persoonlijk gebruik": elk ander dan beroepsmatig gebruik;

e) "verblijfplaats": de gewone verblijfplaats zoals gedefinieerd in artikel 3;

f) "gezin": de echtgeno(o)t(e), ouders en kinderen, en de ouders en kinderen van de echtgeno(o)t(e).

TITEL II DE GEWONE VERBLIJFPLAATS

Artikel 3 Algemene regels voor de bepaling van de gewone verblijfplaats

1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder "gewone verblijfplaats" verstaan de plaats waar iemand gewoonlijk verblijft, d.w.z. gedurende ten minste 185 dagen per kalenderjaar wegens persoonlijke en beroepsmatige bindingen, of, voor personen zonder beroepsmatige bindingen, wegens persoonlijke bindingen, waaruit nauwe banden tussen hemzelf en de plaats waar hij woont blijken.

2. Onverminderd het bepaalde in lid 1, wordt de gewone verblijfplaats van iemand die zijn beroepsmatige bindingen op een andere plaats heeft dan zijn persoonlijke bindingen en daardoor afwisselend verblijft op verschillende plaatsen gelegen in twee of meer lidstaten, geacht zich op dezelfde plaats te bevinden als zijn persoonlijke bindingen, op voorwaarde dat hij daar op geregelde tijden terugkeert.

3. Wanneer iemand in een lidstaat verblijft voor een opdracht van een bepaalde duur en dientengevolge zijn beroepsmatige bindingen op een andere plaats heeft dan zijn persoonlijke bindingen, wordt zijn verblijfplaats geacht zich op dezelfde plaats te bevinden als zijn persoonlijke bindingen, ongeacht of hij daar op geregelde tijden terugkeert.

4. Het feit dat in een andere lidstaat college wordt gelopen of een school wordt bezocht, houdt niet in dat de gewone verblijfplaats wordt verplaatst.

5. Een verandering in de echtelijke staat impliceert op zich niet een verandering van verblijfplaats.

6. Particulieren tonen met passende middelen, met name met hun identiteitskaart of enig ander legitimatiebewijs, aan waar hun gewone verblijfplaats is.

7. Onverminderd het bepaalde in artikel 12, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming degene die de verklaring aflegt of de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaat om aanvullende inlichtingen of bewijsstukken verzoeken, indien zij de juistheid van de verklaring van de gewone verblijfplaats die is afgelegd overeenkomstig dit artikel in twijfel trekken of met het oog op bepaalde specifieke controles.

TITEL III VERANDERING VAN VERBLIJFPLAATS

Artikel 4 Voorwaarden waaronder geen belasting verschuldigd is na een verandering van verblijfplaats

1. Het bepaalde in artikel 1, lid 1, is van toepassing wanneer de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a) het motorrijtuig is verkregen onder toepassing van de algemene belastingregels voor de binnenlandse markt van een lidstaat en komt niet, ten gevolge van het feit dat het naar een andere lidstaat wordt overgebracht, in aanmerking voor vrijstelling of teruggave van een of meer van de in artikel 1, lid 1, bedoelde belastingen in de lidstaat waaruit het wordt overgebracht.

Deze twee voorwaarden worden geacht te zijn vervuld indien het voertuig is voorzien van een gewone kentekenplaat van de lidstaat van registratie, met uitzondering van tijdelijke kentekenplaten.

Voor de toepassing van deze richtlijn worden de algemene belastingregels geacht ook diplomatieke en consulaire regelingen, overeenkomsten betreffende internationale instellingen en de leden daarvan, alsmede regelingen voor strijdkrachten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag of het hen begeleidende burgerpersoneel, te omvatten;

b) de persoon die van verblijfplaats verandert, heeft het voertuig werkelijk gebruikt gedurende een periode van ten minste zes maanden vóór de verandering van verblijfplaats;

c) het motorrijtuig wordt niet langer dan twaalf maanden na de verandering van verblijfplaats overgebracht naar de lidstaat waarnaar die persoon zijn verblijfplaats verplaatst.

2. In het geval van voertuigen die zijn verkregen onder toepassing van de in de derde alinea van lid 1, onder a), bedoelde diplomatieke en consulaire regelingen of andere regelingen, kunnen de lidstaten de in lid 1, onder b), vermelde periode op twaalf maanden brengen.

TITEL IV TIJDELIJK GEBRUIK VAN EEN VOERTUIG

Artikel 5 Algemene voorwaarden waaronder geen belasting verschuldigd is wanneer een voertuig tijdelijk wordt gebruikt in een andere lidstaat dan de lidstaat van registratie

1. Het bepaalde in artikel 1, lid 2, is van toepassing met betrekking tot een motorrijtuig dat in een andere lidstaat dan de lidstaat waar het is geregistreerd, tijdelijk wordt gebruikt voor een al dan niet ononderbroken duur van niet meer dan zes maanden per tijdvak van twaalf maanden, onder de volgende voorwaarden:

a) de persoon die het voertuig gebruikt, heeft zijn gewone verblijfplaats in een andere lidstaat dan de lidstaat van het tijdelijke gebruik;

b) het voertuig dient uitsluitend voor persoonlijk gebruik;

c) het voertuig wordt niet verhuurd in de lidstaat van het tijdelijke gebruik en evenmin uitgeleend aan een ingezetene van die staat, anderszins dan zoals bedoeld in artikel 6.

2. De in lid 1 bedoelde periode van zes maanden wordt verlengd tot negen maanden in het geval van iemand die zijn beroepsmatige bindingen niet in de lidstaat van zijn gewone verblijfplaats heeft en die in de lidstaat van zijn beroepsmatige bindingen een voertuig gebruikt dat in de lidstaat van zijn gewone verblijfplaats is geregistreerd.

Artikel 6 Specifieke gevallen van persoonlijk gebruik waarin geen belastingen mogen worden geheven

Behalve op de door artikel 5 gedekte gevallen, is het bepaalde in artikel 1, lid 2, ook van toepassing op de volgende gevallen:

a) een personenvoertuig dat toebehoort aan een autoverhuurbedrijf, indien dat voertuig zich in de lidstaat van het tijdelijk gebruik bevindt ingevolge de uitvoering van een huurovereenkomst welke aldaar is verstreken, en dat:

aa) wordt wederverhuurd aan iemand die geen ingezetene van de lidstaat van het tijdelijke gebruik is, met de beperking dat de periode van die wederverhuur moet eindigen binnen twee maanden na de einddatum van de oorspronkelijke overeenkomst op grond waarvan het voertuig werd teruggebracht naar het autoverhuurbedrijf in de lidstaat in kwestie, behalve wanneer het voertuig wordt wederverhuurd aan een niet-ingezetene teneinde uit de staat te worden verwijderd binnen 30 dagen na de datum van de nieuwe huurperiode.

bb) wordt wederverhuurd aan een ingezetene van de lidstaat van het tijdelijke gebruik teneinde binnen 15 dagen na het begin van de nieuwe huurperiode uit de staat te worden verwijderd, of

cc) door een personeelslid van het autoverhuurbedrijf wordt teruggebracht naar het land waar het oorspronkelijk werd gehuurd, ook als dit personeelslid ingezetene is van de lidstaat van het tijdelijke gebruik;

b) een personenvoertuig dat in een andere lidstaat is geregistreerd en ingevolge een in die lidstaat begonnen huurovereenkomst van een autoverhuurbedrijf wordt gehuurd door een ingezetene van de lidstaat van het tijdelijke gebruik, mits het gebruik niet langer dan acht dagen duurt;

c) een personenvoertuig dat, terwijl degene die het voertuig naar de lidstaat van het tijdelijke gebruik heeft overgebracht, in die lidstaat is, wordt gebruikt door leden van zijn gezin, ongeacht of die gezinsleden hun gewone verblijfplaats al dan niet in de lidstaat van het tijdelijke gebruik hebben;

d) een personenvoertuig dat wordt gebruikt door ongeacht wie, op voorwaarde dat degene die het voertuig naar de lidstaat van het tijdelijke gebruik heeft overgebracht, ook inzittende van dat voertuig is;

e) een personenvoertuig dat in een andere lidstaat is geregistreerd en door een ingezetene van de lidstaat van het tijdelijke gebruik wordt gebruikt omdat zijn voertuig tijdelijk niet meer kan rijden ten gevolge van pech of een ongeval in de andere lidstaat, indien dat gebruik beperkt is tot de periode gedurende welke het eigen voertuig van de gebruiker wordt hersteld en in elk geval niet langer duurt dan ten hoogste twee maanden;

f) een in een andere lidstaat geregistreerd personenvoertuig dat toebehoort aan of gehuurd wordt door een onderneming die is gevestigd in de lidstaat waar het is geregistreerd, en dat wordt gebruikt door een personeelslid van die onderneming, of door een lid van het gezin van dat personeelslid, indien die gebruiker zijn gewone verblijfplaats in de lidstaat van het tijdelijke gebruik heeft. Voor deze categorie gelden geen tijdsbeperkingen;

g) een personenvoertuig dat is geregistreerd in het land waar de gebruiker zijn gewone verblijfplaats heeft, en wordt gebruikt voor de weg die deze regelmatig aflegt om zich van zijn verblijfplaats naar zijn arbeidsplaats in een andere lidstaat en terug te begeven. Voor deze categorie gelden geen tijdsbeperkingen;

h) een personenvoertuig dat is geregistreerd in de lidstaat waar een student zijn gewone verblijfplaats heeft, en dat door hem wordt gebruikt in de lidstaat waar hij studeert, indien dat niet de lidstaat is waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft.

Artikel 7 Gevallen van beroepsmatig gebruik waarin geen belastingen mogen worden geheven

1. Een lidstaat heft de in artikel 1, lid 2, bedoelde belastingen niet op een personenvoertuig dat tijdelijk op zijn grondgebied wordt gebruikt voor beroepsdoeleinden, onder de volgende voorwaarden:

a) de persoon die het voertuig gebruikt, heeft zijn gewone verblijfplaats in een andere lidstaat dan de lidstaat van het tijdelijke gebruik.

Deze voorwaarde is niet van toepassing in het geval van iemand die zijn gewone verblijfplaats in de lidstaat van het tijdelijke gebruik heeft, indien die persoon werknemer is van een in een andere lidstaat gevestigde onderneming en een voertuig gebruikt dat toebehoort aan of gehuurd wordt door die onderneming en dat is geregistreerd in de lidstaat waar de onderneming is gevestigd;

b) het voertuig wordt in de lidstaat van het tijdelijke gebruik niet gebruikt voor het vervoer van personen tegen betaling of ander materieel voordeel of voor het industrieel en/of commercieel vervoer van goederen, al dan niet tegen betaling;

c) het voertuig wordt niet verhuurd of uitgeleend in de lidstaat van het tijdelijke gebruik;

d) het voertuig is geregistreerd in de lidstaat waar de gebruiker zijn gewone verblijfplaats heeft;

e) het voertuig is verkregen met toepassing van de algemene belastingregeling van de lidstaat waar de gebruiker zijn gewone verblijfplaats heeft, en komt niet in aanmerking voor teruggave van één of meer van de in artikel 1, lid 2, bedoelde belastingen omdat het in een andere lidstaat wordt gebruikt.

Deze voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld wanneer het voertuig is voorzien van een gewone kentekenplaat van de lidstaat van registratie, met uitzondering van tijdelijke kentekenplaten;

f) alle periodieke motorrijtuigenbelastingen die normaliter moeten worden betaald in de lidstaat van registratie, zijn betaald.

2. Het bepaalde in lid 1 is van toepassing zonder tijdsbeperkingen.

Artikel 8 Bepalingen betreffende onherstelbare schade aan voertuigen

Indien een in een andere lidstaat geregistreerd personenvoertuig in een lidstaat tijdelijk wordt gebruikt zonder dat de in artikel 1, lid 2, bedoelde belastingen worden geheven overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, en dat voertuig ernstig beschadigd raakt ten gevolge van een naar behoren bewezen ongeval, pech of misdadige dan wel kwaadwillige handeling in die lidstaat, indien de kosten van de vereiste herstellingen hoger zijn dan de marktwaarde van het voertuig, en indien het voertuig wordt overgedragen om te worden gesloopt of vernietigd, wordt door de lidstaat van het tijdelijke gebruik vervolgens niet geëist dat een of meer van de in artikel 1, lid 2, bedoelde belastingen worden betaald. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen eisen dat het bewijs wordt geleverd van de beschadiging en/of de overdracht van het voertuig onder de voorgeschreven voorwaarden.

Artikel 9 Permanent gebruik in een andere lidstaat dan de lidstaat van de gewone verblijfplaats

1. Indien iemand in een andere lidstaat dan die waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft, een voertuig wenst te gebruiken voor een langere periode dan waarin artikel 5 voorziet, bijvoorbeeld permanent in verband met een tweede verblijfplaats, registreert de lidstaat in kwestie dat voertuig.

2. Indien het bepaalde in lid 1 van toepassing is, heeft de lidstaat van registratie het recht de belastingen te heffen die normaliter zouden moeten worden betaald in verband met en naar aanleiding van de registratie van een dergelijk voertuig.

3. De lidstaat waar de eigenaar van een voertuig, zoals beschreven in lid 1, zijn gewone verblijfplaats heeft, kan weigeren het gebruik van dat voertuig op zijn grondgebied toe te staan.

TITEL V SLOTBEPALINGEN

Artikel 10 Inbreuken en sancties

1. Indien een voertuig tijdelijk in een lidstaat wordt gebruikt en niet aan de bepalingen van deze richtlijn wordt voldaan, wordt dat voertuig niet geacht definitief naar die lidstaat te zijn overgebracht en worden de belastingen niet automatisch geacht verschuldigd te zijn. In dat geval heeft de betrokkene, onverminderd eventuele sancties, de keuze om ofwel het voertuig uit de lidstaat van het tijdelijke gebruik te verwijderen, ofwel het op de gebruikelijke wijze in die lidstaat te laten registreren en belastingen te betalen.

2. Bij de toepassing van sancties houden de lidstaten rekening met de goede trouw van de betrokkenen en de afwezigheid van elke bedoeling om fraude te plegen.

3. De door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepaste controleprocedures mogen niet van dien aard zijn, dat het bij het Verdrag voorgeschreven vrije verkeer van goederen en personen wordt beperkt. In gevallen waarin inbreuk wordt gemaakt op de bepalingen van deze richtlijn, mogen de sancties niet zo onevenredig aan de ernst van de inbreuk zijn, dat zij een belemmering voor het vrije verkeer van goederen en personen worden.

Artikel 11 Berekening van de belasting, indien verschuldigd

In gevallen waarin een gebruikt motorrijtuig definitief van een lidstaat naar een andere lidstaat wordt overgebracht onder andere omstandigheden dan zoals bij deze richtlijn geregeld, en laatstgenoemde lidstaat een registratiebelasting of een soortgelijke belasting (zoals de in bijlage I genoemde belastingen) op dat voertuig heft, zorgt de lidstaat in kwestie ervoor dat het bedrag van de geheven belasting niet hoger is dan het bedrag aan restbelasting dat begrepen is in de waarde van een even oud voertuig met dezelfde kenmerken en in dezelfde staat op de binnenlandse markt van de lidstaat.

Artikel 12 Regeling van geschillen

1. Indien de toepassing van deze richtlijn in de praktijk aanleiding geeft tot moeilijkheden, nemen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten de nodige besluiten in onderlinge overeenstemming.

2. Indien met name iemand beweert zijn gewone verblijfplaats van een lidstaat naar een andere lidstaat te hebben verplaatst, en die bewering wordt aangevochten door de bevoegde autoriteiten van een van die staten, plegen de bevoegde autoriteiten van beide staten overleg met elkander om te beslissen welke verblijfplaats in aanmerking dient te worden genomen om te bepalen waar het voertuig dient te worden belast. Indien iemand beweert dat hij een voertuig tijdelijk in een lidstaat gebruikt terwijl zijn gewone verblijfplaats zich in een andere lidstaat bevindt, en die bewering wordt aangevochten door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het voertuig wordt gebruikt, plegen de bevoegde autoriteiten van beide lidstaten eveneens overleg met elkander om te beslissen welke verblijfplaats in aanmerking dient te worden genomen voor de heffing van belasting op het voertuig. De lidstaat waarheen de gebruiker beweert zijn gewone verblijfplaats te hebben verplaatst, of waar hij beweert het voertuig tijdelijk te gebruiken, heft geen belastingen, zoals bedoeld in artikel 1, in afwachting van het resultaat van dat overleg.

3. Indien de lidstaten geen overeenstemming bereiken binnen zes maanden na de datum van de bewering van de betrokkene, leggen zij de zaak aan de Commissie voor. Nadat de Commissie de argumenten van de twee lidstaten en, indien zij zulks wenselijk acht, van de betrokkene heeft onderzocht, geeft zij een beschikking waarbij wordt vastgesteld welke verblijfplaats in aanmerking dient te worden genomen voor de heffing van belasting op het voertuig.

Artikel 13 Ingetrokken richtlijnen

De volgende richtlijnen vervallen op 1 juli 1998:

- Richtlijn 83/182/EEG,

- Richtlijn 83/183/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 89/604/EEG.

Artikel 14 Tenuitvoerlegging van de richtlijn

1. De lidstaten mogen voor de gebruikers gunstigere bepalingen dan in deze richtlijn worden vastgesteld, handhaven of invoeren, teneinde toe te staan dat in andere lidstaten geregistreerde voertuigen tijdelijk worden gebruikt, of dat voertuigen definitief uit andere lidstaten worden overgebracht, zonder dat de in artikel 1 bedoelde belastingen worden geheven.

2. De lidstaten mogen uit hoofde van deze richtlijn binnen de Gemeenschap geen fiscale behandeling toepassen die minder gunstig is dan die welke zij toepassen in verband met de invoer of het gebruik van rechtstreeks uit derde landen overgebrachte voertuigen.

3. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 juli 1998 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

4. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 15 Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

(1) PB L 105 van 23.4.1983, blz. 59.

(2) PB L 105 van 23.4.1983, blz. 64.

(3) PB L 376 van 31.12.1991, blz. 1.

BIJLAGE I

BELGIË

- Belasting op de inverkeerstelling/Taxe de mise en circulation

DENEMARKEN

- Registreringsafgift af motørkoretøjer

DUITSLAND

-

GRIEKENLAND

- Bijzondere verbruiksbelasting (EFK)

- Registratiebelasting (EPET)

SPANJE

- Impuesto Especial sobre Determinados Medios de Transporte

FRANKRIJK

- Taxe sur les certificats d'immatriculation des véhicules à moteur

IERLAND

- Vehicle Registration Tax

ITALIË

- IET

- APIET

LUXEMBURG

-

NEDERLAND

- Belasting Personenauto's en Motorrijwielen

OOSTENRIJK

- Normverbrauchsabgabe

PORTUGAL

- Imposto Automovel

FINLAND

- Autovero

ZWEDEN

- Belasting op de verkoop

VERENIGD KONINKRIJK

-

BIJLAGE II

BELGIË

- Verkeersbelasting op de autovoertuigen/Taxe de circulation sur les véhicules automobiles

- Accijnscompenserende belasting/Taxe compensatoire des accises

- Aanvullende verkeersbelasting/Taxe de circulation complémentaire

DENEMARKEN

- Vægtafgift af motorkøretøjer

DUITSLAND

- Kraftfahrzeugsteuer (Kraftfahrzeugsteuergesetz - 1979)

- Kraftfahrzeugsteuer (Durchführungsverordnung - 1979)

GRIEKENLAND

- ÔÝëç êõêëïöïñßáò

SPANJE

- Impuesto sobre vehículos de tracción mecánica

- Tributos Locales sobre circulación de vehículos automóviles

FRANKRIJK

- Taxe différentielle sur les véhicules à moteur

- Taxe sur les véhicules des sociétés

IERLAND

- Motor vehicle excise duties

ITALIË

- Tassa sulla circolazione degli autoveicoli

LUXEMBURG

- Taxe sur les véhicules automoteurs

NEDERLAND

- Motorrijtuigenbelasting

OOSTENRIJK

- Kraftfahrzeugsteuer

PORTUGAL

- Imposto municipal sobre veiculos

- Imposto de circulação

FINLAND

- Moottoriajoneuvovero

- Belasting op stickers voor de voorruit

ZWEDEN

- Vägtrafikskatt

VERENIGD KONINKRIJK

- Vehicle excise duty

Top