EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32018R0045
Commission Delegated Regulation (EU) 2018/45 of 20 October 2017 establishing a discard plan for certain demersal fisheries in the North Sea and in Union waters of ICES Division IIa for the year 2018
Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/45 van de Commissie van 20 oktober 2017 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee en in de wateren van de Unie van ICES-sector IIa voor het jaar 2018
Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/45 van de Commissie van 20 oktober 2017 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee en in de wateren van de Unie van ICES-sector IIa voor het jaar 2018
C/2017/6997
OJ L 7, 12.1.2018, p. 6–12
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2018
12.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 7/6 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/45 VAN DE COMMISSIE
van 20 oktober 2017
tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee en in de wateren van de Unie van ICES-sector IIa voor het jaar 2018
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6,
Gezien Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (2), en met name artikel 18 bis,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden. |
(2) |
Om de aanlandingsverplichting toe te passen heeft de Commissie krachtens artikel 15, lid 6, van die verordening de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen voor een termijn van ten hoogste drie jaar, op basis van gezamenlijke aanbevelingen die de lidstaten opstellen in overleg met de betrokken adviesraden. |
(3) |
België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hebben een rechtstreeks belang bij het visserijbeheer in de Noordzee. Na overleg met de adviesraad voor de Noordzee hebben deze lidstaten op 3 juni 2016 bij de Commissie een gezamenlijke aanbeveling ingediend inzake een teruggooiplan voor demersale visserijen in de Noordzee. Op basis van deze gezamenlijke aanbeveling is bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2250 van de Commissie (3) een teruggooiplan voor deze visserijen vastgesteld. |
(4) |
Na overleg met de adviesraad voor de Noordzee hebben België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk op 31 mei 2017 bij de Commissie een nieuwe gezamenlijke aanbeveling ingediend inzake een nieuw teruggooiplan voor demersale visserijen in de Noordzee. De desbetreffende wetenschappelijke instanties hebben een wetenschappelijke bijdrage geleverd die is beoordeeld door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV). Op 8 september zijn de betrokken maatregelen besproken op een vergadering van een deskundigengroep waaraan vertegenwoordigers van 28 lidstaten en de Commissie deelnamen en waarbij het Europees Parlement als waarnemer aanwezig was. |
(5) |
In het licht van een nieuwe gezamenlijke aanbeveling moet Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2250 worden ingetrokken. |
(6) |
De in de nieuwe gezamenlijke aanbeveling voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. |
(7) |
Voor de toepassing van die verordening omvat de Noordzee de ICES-gebieden IIIa en IV. Aangezien sommige demersale bestanden die voor het voorgestelde teruggooiplan van belang zijn, ook worden aangetroffen in de wateren van de Unie van ICES-sector IIa, adviseren de betrokken lidstaten ook ICES-sector IIa in het teruggooiplan op te nemen. |
(8) |
Het nieuwe teruggooiplan voor 2018 moet de bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2250 over de aan te landen soorten omvatten en moet specificeren voor welke extra soorten en visserijen de aanlandingsverplichting in 2018 moet gelden. |
(9) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2250 zijn vrijstellingen op grond van overlevingskansen, als bedoeld in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 (4), ingevoerd voor vangsten van langoustines die in ICES-sector IIIa met korven en trawls worden verricht, met gebruikmaking van bepaalde selectiviteitsvoorzieningen. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijs verstrekt om de hoge overlevingspercentages voor met bodemtrawls gevangen langoustines aan te tonen. Die informatie is inmiddels ingediend en is door het WTECV bevredigend bevonden. In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld deze vrijstellingen te handhaven. Bijgevolg moeten deze vrijstellingen in het nieuwe teruggooiplan voor 2018 worden opgenomen. |
(10) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2250 is een vrijstelling op grond van hoge overlevingskansen ingevoerd voor langoustines die in ICES-deelgebied IV zijn gevangen met bepaalde vistuigen, op voorwaarde dat deze zijn uitgerust met een selectiviteitsnetrooster. lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer in de Noordzee moeten krachtens die gedelegeerde verordening bij de Commissie aanvullende wetenschappelijke informatie indienen ter ondersteuning van de vrijstellingen voor de gespecificeerde bodemtrawls. Die informatie werd verstrekt en het WTECV heeft geconcludeerd dat deze enkel een vrijstelling voor de wintermaanden en voor bepaalde gebieden (functionele eenheden van ICES-sectoren) rechtvaardigt. Bijgevolg moet die vrijstelling in het nieuwe teruggooiplan voor 2018 worden opgenomen, maar uitsluitend voor de wintermaanden en voor bepaalde functionele eenheden van ICES. |
(11) |
De nieuwe gezamenlijke aanbeveling omvat een vrijstelling op grond van overlevingskansen voor bijvangsten van vis in de visserij met korven en fuiken, alsook voor vangsten van tong met ottertrawls. |
(12) |
Gezien het wetenschappelijk bewijsmateriaal dat in de gezamenlijke aanbeveling is verstrekt en door het WTECV is beoordeeld, en gezien de kenmerken van het vistuig, de visserijpraktijken en het ecosysteem, moeten deze vrijstellingen op grond van overlevingskansen in het nieuwe teruggooiplan voor 2018 worden opgenomen. |
(13) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2250 zijn de-minimisvrijstellingen vastgesteld voor:
In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld deze de-minimisvrijstellingen te handhaven. Bijgevolg moeten deze vrijstellingen in het nieuwe teruggooiplan worden opgenomen. |
(14) |
In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling worden de volgende vrijstellingen voorgesteld: een de-minimisvrijstelling voor tong, schelvis, wijting, kabeljauw en zwarte koolvis die gecombineerd worden gevangen met bepaalde bodemtrawls in ICES-sector IIIa; een de-minimisvrijstelling voor tong, schelvis, wijting, kabeljauw en zwarte koolvis die gecombineerd worden gevangen met kubben in ICES-sector IIIa; een de-minimisvrijstelling voor wijting en kabeljauw die worden gevangen met bodemtrawls in ICES-sector IVc, en een de-minimisvrijstelling voor wijting die wordt gevangen met bepaalde bodemtrawls in ICES-sector IIIa. |
(15) |
Het WTECV heeft het overtuigende bewijsmateriaal dat de lidstaten ter staving van deze de-minimisvrijstellingen hebben ingediend, onderzocht en stelt vast dat daarin voldoende wordt beargumenteerd dat verdere verbeteringen van de selectiviteit moeilijk te verwezenlijken zijn of tot onevenredig hoge kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten zouden leiden. Op basis daarvan is het passend de de-minimisvrijstellingen overeenkomstig het in de nieuwe gezamenlijke aanbeveling voorgestelde percentage vast te stellen binnen de grenzen die zijn bepaald in artikel 15, lid 5, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013. |
(16) |
Artikel 18 bis van Verordening (EG) nr. 850/98 verleent de Commissie de bevoegdheid om, met het oog op de vaststelling van teruggooiplannen en voor soorten die onder de aanlandingsverplichting vallen, minimuminstandhoudingsreferentiegrootten vast te stellen om de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen te waarborgen. Deze minimuminstandhoudingsreferentiegrootten kunnen zo nodig afwijken van de in bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 850/98 vastgestelde grootten. Voor langoustines in ICES-sector IIIa moeten de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2440 (5) vastgestelde minimuminstandhoudingsreferentiegrootten behouden blijven, meer bepaald een totale lengte van 105 mm en een pantserlengte van 32 mm. Hieraan moet een minimale staartlengte van 59 mm worden toegevoegd op basis van de nieuwe gezamenlijke aanbeveling en de beoordeling van het WTECV, waarin staat dat deze staartlengte overeenkomt met de reeds bestaande waarden voor de totale lengte en de pantserlengte. |
(17) |
De teruggooiplannen kunnen ook technische maatregelen bevatten voor visserijen of soorten die onder de aanlandingsverplichting vallen. Om de selectiviteit van het vistuig te vergroten en ongewenste vangsten in het Skagerrak te verminderen, moeten bepaalde technische maatregelen waarover de Unie en Noorwegen in 2011 (6) en 2012 (7) overeenstemming hebben bereikt, behouden blijven en moet het gebruik van het SepNep-selectiviteitsnet worden toegestaan. |
(18) |
Met het oog op deugdelijke controle moeten voor de lidstaten specifieke voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot het opstellen van een lijst van onder de onderhavige verordening vallende vaartuigen. |
(19) |
Aangezien de maatregelen van de onderhavige verordening rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de Unievaartuigen en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Zij moet van 1 januari tot en met 31 december 2018 van toepassing zijn om in overeenstemming te zijn met het in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde tijdschema, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoering van de aanlandingsverplichting
De in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde aanlandingsverplichting is overeenkomstig de onderhavige verordening in ICES-deelgebied IV (Noordzee), ICES-sector IIIa (Kattegat and Skagerrak) en de wateren van de Unie van ICES-sector IIa (Noorse Zee) van toepassing op demersale visserijen.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van de onderhavige verordening wordt verstaan onder:
1) |
„seltra-paneel”: een selectiviteitsvoorziening die:
|
2) |
„selectiviteitsnetrooster” (Netgrid): een selectiviteitsvoorziening bestaande uit een door vier panelen gevormd gedeelte dat wordt aangebracht in een door twee panelen gevormde trawl met een hoeks geplaatst netpaneel met ruitvormige mazen van ten minste 200 mm, zodat aan de bovenkant van de trawl een ontsnappingsgat ontstaat; |
3) |
„Vlaams paneel”: het laatste trechtervormige gedeelte van de netten van een boomkor, waarvan:
|
4) |
„SepNep”: een ottertrawl die
|
Artikel 3
Soorten die onder de aanlandingsverplichting vallen
De aanlandingsverplichting geldt voor de in de in de bijlage bij de onderhavige verordening bedoelde soorten, waarop de in de artikelen 4 tot en met 7 beschreven vrijstellingen van toepassing zijn.
Artikel 4
Vrijstellingen voor langoustines op grond van overlevingskansen
1. De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op grond van overlevingskansen geldt voor de volgende vangsten van langoustines:
a) |
vangsten met korven (FPO (8)); |
b) |
vangsten in ICES-sector IIIa met bodemtrawls (OTB, TBN) met een maaswijdte van ten minste 70 mm, die zijn uitgerust met een soortselectief rooster met een afstand van ten hoogste 35 mm tussen de staven; |
c) |
vangsten in ICES-sector IIIa met bodemtrawls (OTB, TBN) met een maaswijdte van ten minste 90 mm, die zijn uitgerust met een seltra-paneel; |
d) |
in de winterperiode (oktober tot en met maart): vangsten in de functionele eenheden Farn Deeps (FU6), Firth of Forth (FU8) en Moray Firth (FU9) met bodemtrawls (OTB en TBN) met een maaswijdte van minstens 80 mm, die zijn uitgerust met een selectiviteitsnetrooster. |
2. Bij de teruggooi van langoustines die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden deze langoustines onmiddellijk in hun geheel vrijgelaten in het gebied waar zij zijn gevangen.
Artikel 5
Vrijstellingen voor tong op grond van overlevingskansen
1. De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op grond van overlevingskansen geldt voor vangsten van tong onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die binnen zes zeemijl voor de kust in ICES-sector IVc en buiten vastgestelde kraamgebieden worden gedaan met ottertrawls (OTB) met een maaswijdte in de kuil van 80-99 mm.
2. De in lid 1 bedoelde vrijstelling is slechts van toepassing voor vaartuigen met een lengte van maximaal 10 meter en een motorvermogen van maximaal 221 kW wanneer deze vissen in wateren met een diepte van maximaal 30 meter en hun trekken niet langer duren dan anderhalf uur.
3. Bij de teruggooi van tong die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt deze tong onmiddellijk vrijgelaten.
Artikel 6
Vrijstellingen voor bijvangsten van vis in korven en fuiken op grond van overlevingskansen
1. De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op grond van overlevingskansen geldt voor vangsten van kabeljauw, schelvis, wijting, schol, tong, heek en zwarte koolvis in korven en fuiken (FPO, FYK).
2. Bij de teruggooi van vis die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt deze vis onmiddellijk onder het wateroppervlak vrijgelaten.
Artikel 7
De-minimisvrijstellingen
In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden op grond van artikel 15, lid 4, onder c), worden teruggegooid:
a) |
in de visserijen door vaartuigen die in ICES-sector IIIa, ICES-deelgebied IV en de wateren van de Unie van ICES-sector IIa vissen met schakel- en kieuwnetten (GN, GNS, GND, GNC, GTN, GTR, GEN, GNF): een hoeveelheid tong die niet meer dan 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort uitmaakt; |
b) |
in de visserijen door vaartuigen die in ICES-deelgebied IV vissen met boomkorren (TBB) met een maaswijdte van 80-119 mm en met een grotere maaswijdte in de tunnel (het „Vlaams paneel”): een hoeveelheid tong onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die niet meer dan 6 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort uitmaakt; |
c) |
in de visserijen door vaartuigen die in ICES-deelgebied IV en de wateren van de Unie van ICES-sector IIa vissen met bodemtrawls (OTB, TBN, OTT, TB) met een maaswijdte van 80-99 mm: een hoeveelheid langoustines onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die niet meer dan 2 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort uitmaakt; |
d) |
in de visserij op langoustines door vaartuigen die in ICES-sector IIIa vissen met bodemtrawls (OTB, TBN) met een maaswijdte van ten minste 70 mm die zijn uitgerust met een soortselectief rooster met een afstand van ten hoogste 35 mm tussen de staven: een gecombineerde hoeveelheid tong, schelvis, wijting, kabeljauw en zwarte koolvis onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, die maximaal 4 % van de totale jaarlijkse vangsten van langoustines, tong, schelvis, wijting, Noordse garnaal, kabeljauw en zwarte koolvis uitmaakt; |
e) |
in de visserij op Noordse garnaal door vaartuigen die in ICES-sector IIIa vissen met bodemtrawls (OTB) met een maaswijdte van ten minste 35 mm die zijn uitgerust met een soortselectief rooster met een afstand van ten hoogste 19 mm tussen de staven en een vrije uitlaat voor de vis: een gecombineerde hoeveelheid tong, schelvis, wijting, kabeljauw, schol en zwarte koolvis onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, die maximaal 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van langoustines, tong, schelvis, wijting, kabeljauw, zwarte koolvis, schol en Noordse garnaal uitmaakt; |
f) |
in de gemengde visserij op tong, wijting, schol en soorten zonder vangstbeperkingen door vaartuigen die in ICES-sector IVc vissen met bodemtrawls (OTB, OTT, SDN, SSC) met een maaswijdte van 70-99 mm: een gecombineerde hoeveelheid wijting en kabeljauw onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, die maximaal 6 % van de totale jaarlijkse vangsten van langoustines, schelvis, tong, Noordse garnaal, wijting, schol, zwarte koolvis en kabeljauw uitmaakt; de maximale hoeveelheid kabeljauw die mag worden teruggegooid, is beperkt tot 2 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort; |
g) |
in de visserijen door vaartuigen die in ICES-sector IIIa vissen met bodemtrawls (OTB, OTT, TBN) met een maaswijdte van 90-119 mm die zijn uitgerust met een seltra-paneel, of met een maaswijdte van 120 mm en meer: een hoeveelheid wijting onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte tot maximaal 2 % van de totale jaarlijkse vangsten van langoustines, kabeljauw, schelvis, wijting, zwarte koolvis, tong, schol en heek. |
Artikel 8
Minimuminstandhoudingsreferentiegrootten
In afwijking van de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die in bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 850/98 is vastgesteld, geldt voor langoustines in ICES-sector IIIa de volgende minimuminstandhoudingsreferentiegrootte:
a) |
totale lengte van 105 mm, |
b) |
staartlengte van 59 mm, |
c) |
pantserlengte van 32 mm. |
Artikel 9
Specifieke technische maatregelen voor het Skagerrak
1. Het is verboden in het Skagerrak trawls, Deense zegens, boomkorren of soortgelijke sleepnetten met een maaswijdte van minder dan 120 mm aan boord te hebben of te gebruiken.
2. In afwijking van lid 1 mogen de volgende trawls worden gebruikt:
a) |
trawls met een maaswijdte in de kuil van ten minste 90 mm die zijn uitgerust met een seltra-paneel of een sorteerrooster met een afstand van ten hoogste 35 mm tussen de staven; |
b) |
trawls met een maaswijdte in de kuil van ten minste 70 mm (vierkante mazen) die zijn uitgerust met een sorteerrooster met een afstand van ten hoogste 35 mm tussen de staven; |
c) |
trawls met een minimummaaswijdte van minder dan 70 mm wanneer wordt gevist op pelagische of industriële soorten, mits de vangst voor meer dan 80 % uit een of meer pelagische of industriële soorten bestaat; |
d) |
trawls met een maaswijdte in de kuil van ten minste 35 mm wanneer wordt gevist op Noordse garnaal, mits ze zijn uitgerust met een sorteerrooster met een afstand van ten hoogste 19 mm tussen de staven. |
3. Bij de visserij op Noordse garnaal overeenkomstig lid 2, onder d), mag een visretentiesysteem worden gebruikt mits er toereikende vangstmogelijkheden voor de bijvangst zijn en het retentiesysteem:
a) |
een bovenpaneel heeft met vierkante mazen met een maaswijdte van ten minste 120 mm; |
b) |
minstens 3 meter lang is, en |
c) |
ten minste even breed is als de breedte van het sorteerrooster. |
Artikel 10
SepNep
In afwijking van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 850/98 is het toegestaan SepNep-netten te gebruiken.
Artikel 11
Intrekking
Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2250 wordt ingetrokken.
Artikel 12
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 oktober 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.
(2) PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1.
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2250 van de Commissie van 4 oktober 2016 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee en de wateren van de Unie van ICES-sector IIa (PB L 340 van 15.12.2016, blz. 2).
(4) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad(PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2440 van de Commissie van 22 oktober 2015 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee en de wateren van de Unie van ICES-sector IIa (PB L 336 van 23.12.2015, blz. 42).
(6) Goedgekeurde notulen van het visserijoverleg tussen Noorwegen en de Europese Unie inzake de reglementering van de visserij in het Skagerrak en het Kattegat voor 2012.
(7) Goedgekeurde notulen van het visserijoverleg tussen de Europese Unie en Noorwegen over maatregelen voor de uitvoering van een teruggooiverbod en controlemaatregelen in het Skagerrakgebied, 4 juli 2012.
(8) De in de onderhavige verordening gebruikte vistuigcodes zijn die van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen. Voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 10 meter wordt in deze verordening gebruikgemaakt van de codes van de vistuigindeling van de FAO.
BIJLAGE
Maaswijdte |
Soorten die onder de aanlandingsverplichting vallen |
|
Trawls: OTB, OTT, OT, PTB, PT, TBN, TBS, OTM, PTM, TMS, TM, TX, SDN, SSC, SPR, TB, SX, SV |
≥ 100 mm |
Alle vangsten van kabeljauw, tong, schelvis, schol, zwarte koolvis, Noordse garnaal en langoustine en wijting |
Trawls: OTB, OTT, OT, PTB, PT, TBN, TBS, OTM, PTM, TMS, TM, TX, SDN, SSC, SPR, TB, SX, SV |
70-99 mm |
Alle vangsten van kabeljauw (3), tong, schelvis, zwarte koolvis, Noordse garnaal en langoustine en wijting |
Trawls: OTB, OTT, OT, PTB, PT, TBN, TBS, OTM, PTM, TMS, TM, TX, SDN, SSC, SPR, TB, SX, SV |
32-69 mm |
Alle vangsten van kabeljauw, tong, schelvis, schol, zwarte koolvis, Noordse garnaal en langoustine en wijting |
Boomkorren: TBB |
≥ 120 mm |
Alle vangsten van kabeljauw, tong, schelvis, schol, zwarte koolvis, Noordse garnaal en langoustine en wijting |
Boomkorren: TBB |
80-119 mm |
Alle vangsten van kabeljauw, tong, schelvis, zwarte koolvis, Noordse garnaal en langoustine en wijting |
Kieuw-, schakel- en warnetten: GN, GNS, GND, GNC, GTN, GTR, GEN, GNF |
|
Alle vangsten van kabeljauw (3), tong, schelvis, zwarte koolvis, Noordse garnaal en langoustine en wijting |
Haken en lijnen: LLS, LLD, LL, LTL, LX, LHP en LHM |
|
Alle vangsten van kabeljauw, tong, schelvis, heek, schol, zwarte koolvis, Noordse garnaal en langoustine en wijting |
Vallen: FPO, FIX, FYK en FPN |
|
Alle vangsten van kabeljauw, tong, schelvis, schol, zwarte koolvis, Noordse garnaal en langoustine en wijting. |
(1) De in deze tabel gebruikte vistuigcodes zijn die van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1).
(2) Voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 10 meter wordt in deze tabel gebruikgemaakt van de codes van de vistuigindeling van de FAO.
(3) De aanlandingsverplichting voor kabeljauw is niet van toepassing in ICES-deelsector IIIaS.