EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32017R1987
Commission Regulation (EU) 2017/1987 of 31 October 2017 amending Regulation (EC) No 1126/2008 adopting certain international accounting standards in accordance with Regulation (EC) No 1606/2002 of the European Parliament and of the Council as regards International Financial Reporting Standard 15 (Text with EEA relevance. )
Verordening (EU) 2017/1987 van de Commissie van 31 oktober 2017 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standard 15 betreft (Voor de EER relevante tekst. )
Verordening (EU) 2017/1987 van de Commissie van 31 oktober 2017 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standard 15 betreft (Voor de EER relevante tekst. )
C/2017/7107
OJ L 291, 9.11.2017, p. 63–71
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 15/10/2023; stilzwijgende opheffing door 32023R1803
9.11.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 291/63 |
VERORDENING (EU) 2017/1987 VAN DE COMMISSIE
van 31 oktober 2017
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standard 15 betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name artikel 3, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) is een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd. |
(2) |
Op 12 april 2016 heeft de International Accounting Standards Board (IASB) wijzigingen in International Financial Reporting Standard (IFRS) 15 „Opbrengsten van contracten met klanten” gepubliceerd. Met de wijzigingen wordt beoogd sommige vereisten te verduidelijken en in aanvullende maatregelen te voorzien met het oog op het vergemakkelijken van de overgang voor ondernemingen die de standaard willen toepassen. |
(3) |
Overleg met de European Financial Reporting Advisory Group heeft bevestigd dat de wijzigingen in IFRS 15 beantwoorden aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte goedkeuringscriteria. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 1126/2008 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt International Financial Reporting Standard (IFRS) 15 „Opbrengsten van contracten met klanten” gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Elke onderneming past de in artikel 1 bedoelde wijzigingen toe vanaf uiterlijk de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat op of na 1 januari 2018 van start gaat.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 oktober 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1).
BIJLAGE
Verduidelijkingen van IFRS 15
Opbrengsten van contracten met klanten
Wijzigingen in
IFRS 15 Opbrengsten van contracten met klanten
De alinea's 26, 27 en 29 worden gewijzigd. De alinea's 28 en 30 zijn niet gewijzigd, maar zijn hier toch opgenomen voor het leesgemak.
Onderscheiden goederen of diensten
26. |
Afhankelijk van het contract kunnen beloofde goederen of diensten onder meer het volgende omvatten:
|
27. |
Een goed dat, of een dienst die, aan een klant wordt beloofd, is onderscheiden als aan beide volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
28. |
Een klant kan in overeenstemming met alinea 27(a) van een goed of een dienst profiteren als het goed of de dienst zou kunnen worden gebruikt, worden geconsumeerd, voor een bedrag groter dan de afvalwaarde worden verkocht of anderszins worden aangehouden op een wijze die economische voordelen genereert. Voor sommige goederen of diensten is een klant mogelijk in staat van een goed of een dienst op zichzelf te profiteren. Voor andere goederen of diensten is een klant mogelijk alleen in staat van een goed of een dienst te profiteren in combinatie met andere gemakkelijk beschikbare middelen. Een gemakkelijk beschikbaar middel is een goed dat, of een dienst die, (door de entiteit of een andere entiteit) afzonderlijk wordt verkocht of een middel dat de klant reeds van de entiteit heeft verkregen (inclusief goederen of diensten die de entiteit op basis van het contract reeds aan de klant heeft overgedragen) of dat van andere transacties of gebeurtenissen afkomstig is. Uit diverse factoren kan blijken dat de klant van een goed of een dienst kan profiteren ofwel op zichzelf, ofwel in combinatie met andere gemakkelijk beschikbare middelen. Bijvoorbeeld het feit dat de entiteit een goed of dienst regelmatig afzonderlijk verkoopt, zou erop wijzen dat een klant van het goed of de dienst kan profiteren ofwel op zichzelf, ofwel in combinatie met andere gemakkelijk beschikbare middelen. |
29. |
Bij de beoordeling of de beloften van een entiteit om goederen of diensten aan een klant over te dragen, afzonderlijk identificeerbaar zijn in overeenstemming met alinea 27(b), komt het erop aan te bepalen of de aard van de belofte, binnen de context van het contract, erin bestaat elk van die goederen of diensten individueel over te dragen of, in plaats daarvan, een gecombineerde zaak of zaken over te dragen waarbij de beloofde goederen of diensten inputs zijn. Factoren die erop wijzen dat twee of meer beloften om goederen of diensten aan een klant over te dragen, niet afzonderlijk identificeerbaar zijn, omvatten, maar zijn niet beperkt tot het volgende:
|
30. |
Als een beloofd goed of een beloofde dienst niet onderscheiden is, moet een entiteit dat goed of die dienst met andere beloofde goederen of diensten combineren totdat zij een onderscheiden bundel van goederen of diensten identificeert. In sommige gevallen zou dat ertoe leiden dat de entiteit alle in een contract beloofde goederen of diensten administratief verwerkt als één enkele prestatieverplichting. |
In bijlage B worden de alinea's B1, B34 tot en met B38, B52, B53 en B58 gewijzigd en de alinea's B34A, B35A, B35B, B37A, B59A, B63A en B63B toegevoegd. Alinea B57 wordt verwijderd. De alinea's B54, B55, B56, B59 en B60 tot en met B63 zijn niet gewijzigd, maar zijn hier toch opgenomen voor het leesgemak.
Bijlage B
Toepassingsleidraad
…
B1 |
Deze toepassingsleidraad is in de volgende categorieën georganiseerd:
|
De principaal vergeleken met de agent
B34 |
Wanneer een andere partij betrokken is bij het leveren van goederen of diensten aan een klant, moet de entiteit bepalen of de aard van haar belofte een prestatieverplichting is om de gespecificeerde goederen of diensten zelf te leveren (d.w.z. de entiteit is een principaal) of om te regelen dat de andere partij die goederen of diensten levert (d.w.z. de entiteit is een agent). Voor elk gespecificeerd goed dat, of elke gespecificeerde dienst die, aan de klant is beloofd, bepaalt een entiteit of zij een principaal of een agent is. Een gespecificeerd goed of een gespecificeerde dienst is een onderscheiden goed dat, of een onderscheiden dienst (of een onderscheiden bundel van goederen of diensten) die, aan de klant moet worden geleverd (zie de alinea's 27 tot en met 30). Indien een contract met een klant meer dan één gespecificeerd goed of gespecificeerde dienst omvat, kan een entiteit voor sommige gespecificeerde goederen of diensten een principaal zijn en voor andere een agent. |
B34A |
Om de aard van haar belofte (als beschreven in alinea B34) te bepalen, moet de entiteit:
|
B35 |
Een entiteit is een principaal indien zij zeggenschap over het gespecificeerde goed of de gespecificeerde dienst heeft voordat dat goed of die dienst aan een klant wordt overgedragen. Een entiteit heeft echter niet noodzakelijkerwijs zeggenschap over een gespecificeerd goed indien de entiteit slechts tijdelijk de juridische eigendom van het goed verkrijgt voordat de juridische eigendom aan een klant wordt overgedragen. Een entiteit die een principaal is, kan haar prestatieverplichting om het gespecificeerde goed of de gespecificeerde dienst te leveren zelf vervullen of kan een andere partij (bijvoorbeeld een onderaannemer) inhuren om namens haar sommige of alle prestatieverplichtingen te vervullen. |
B35A |
Wanneer een andere partij bij de levering van goederen of diensten aan een klant betrokken is, verkrijgt een entiteit die een principaal is zeggenschap over een van de volgende elementen:
|
B35B |
Wanneer (of naarmate) een entiteit die een principaal is een prestatieverplichting vervult, neemt de entiteit opbrengsten op voor de brutovergoeding waarop zij verwacht recht te zullen hebben in ruil voor het gespecificeerde goed dat, of de gespecificeerde dienst die, is overgedragen. |
B36 |
Een entiteit is een agent als de prestatieverplichting van de entiteit erin bestaat de levering van het gespecificeerde goed of de gespecificeerde dienst door een andere partij te regelen. Een entiteit die een agent is, heeft geen zeggenschap over het gespecificeerde goed dat, of de gespecificeerde dienst die, door een andere partij wordt geleverd voordat dat goed of die dienst aan de klant wordt overgedragen. Wanneer (of naarmate) een entiteit die een agent is een prestatieverplichting vervult, neemt de entiteit opbrengsten op voor het bedrag van de honoraria of provisies waarop zij verwacht recht te zullen hebben in ruil voor het regelen dat de gespecificeerde goederen of diensten door de andere partij worden geleverd. Het honorarium of de provisie van een entiteit zou de nettovergoeding kunnen zijn die de entiteit behoudt na het betalen aan de andere partij van de vergoeding ontvangen in ruil voor de goederen of diensten die door die partij moeten worden geleverd. |
B37 |
Indicatoren dat een entiteit zeggenschap over het gespecificeerde goed of de gespecificeerde dienst heeft voordat het goed of de dienst aan de klant wordt overgedragen (en derhalve een principaal is (zie alinea B35)), omvatten, maar zijn niet beperkt tot het volgende:
|
B37A |
De indicatoren in alinea B37 kunnen meer of minder relevant zijn bij het beoordelen van zeggenschap, al naargelang de aard van het gespecificeerde goed of de gespecificeerde dienst en de voorwaarden van het contract. Afhankelijk van het contract kunnen andere indicatoren bovendien een overtuigender bewijs leveren. |
B38 |
Als een andere entiteit de in het contract vastgelegde prestatieverplichtingen en contractuele rechten van de entiteit op zich neemt zodat de entiteit niet langer verplicht is de prestatieverplichting te vervullen om het gespecificeerde goed of de gespecificeerde dienst aan de klant over te dragen (d.w.z. de entiteit handelt niet langer als principaal), mag de entiteit geen opbrengsten voor die prestatieverplichting opnemen. In plaats daarvan moet de entiteit beoordelen of zij opbrengsten opneemt voor het vervullen van een prestatieverplichting om een contract voor de andere partij te verkrijgen (d.w.z. of de entiteit als een agent handelt). … |
Licentieverlening
B52 |
Een licentie stelt de rechten van een klant op de intellectuele eigendom van een entiteit vast. Licenties van intellectuele eigendom kunnen onder meer licenties van het volgende omvatten:
|
B53 |
Naast een belofte om een licentie (of licenties) aan een klant te verlenen, kan een entiteit ook beloven andere goederen of diensten aan de klant over te dragen. Die beloften kunnen expliciet in het contract worden vermeld of impliciet uit de gebruikelijke bedrijfspraktijken, gepubliceerde gedragslijnen of specifieke verklaringen van een entiteit voortvloeien (zie alinea 24). Net als bij andere soorten contracten moet een entiteit, wanneer een contract met een klant naast andere beloofde goederen of diensten een belofte omvat om een licentie (of licenties) te verlenen, de alinea's 22 tot en met 30 toepassen om elk van de prestatieverplichtingen in het contract te identificeren. |
B54 |
Als de belofte om een licentie te verlenen niet onderscheiden is van andere beloofde goederen of diensten in het contract in overeenstemming met de alinea's 26 tot en met 30, moet een entiteit de belofte om een licentie te verlenen en die andere beloofde goederen of diensten samen als één enkele prestatieverplichting administratief verwerken. Voorbeelden van licenties die niet onderscheiden zijn van andere beloofde goederen of diensten in het contract zijn onder meer:
|
B55 |
Als de licentie niet onderscheiden is, moet een entiteit de alinea's 31 tot en met 38 toepassen om te bepalen of de prestatieverplichting (die de beloofde licentie omvat) een over een periode of een op een tijdstip vervulde prestatieverplichting is. |
B56 |
Als de belofte om de licentie te verlenen onderscheiden is van de andere beloofde goederen of diensten in het contract en de belofte om de licentie te verlenen derhalve een afzonderlijke prestatieverplichting is, moet een entiteit bepalen of de licentie op een tijdstip dan wel over een periode aan een klant wordt overgedragen. Hierbij moet een entiteit in aanmerking nemen of de aard van de belofte van de entiteit bij het verlenen van de licentie aan een klant erin bestaat aan de klant:
|
Bepalen van de aard van de belofte van een entiteit
B57 |
[verwijderd] |
B58 |
De aard van de belofte van een entiteit bij het verlenen van een licentie is een belofte om een recht op toegang tot de intellectuele eigendom van de entiteit te verlenen als alle volgende criteria zijn vervuld:
|
B59 |
Factoren die erop kunnen wijzen dat een klant redelijkerwijs zou kunnen verwachten dat een entiteit activiteiten zal ondernemen die significant van invloed zijn op de intellectuele eigendom, zijn onder meer de gebruikelijke bedrijfspraktijken, gepubliceerde gedragslijnen of specifieke verklaringen van de entiteit. Hoewel niet bepalend, kan ook het bestaan van een gedeeld economisch belang (bijvoorbeeld een royalty op basis van gerealiseerde verkopen) tussen de entiteit en de klant met betrekking tot de intellectuele eigendom waarop de klant rechten heeft, erop wijzen dat de klant redelijkerwijs zou kunnen verwachten dat de entiteit zulke activiteiten zal ondernemen. |
B59A |
Activiteiten van een entiteit zijn significant van invloed op de intellectuele eigendom waarop de klant rechten heeft wanneer:
Indien de intellectuele eigendom waarop de klant rechten heeft een significante opzichzelfstaande functionaliteit heeft, vloeit een aanzienlijk gedeelte van het voordeel van die intellectuele eigendom derhalve uit die functionaliteit voort. Het vermogen van de klant om voordeel uit die intellectuele eigendom te halen, zou bijgevolg niet significant door de activiteiten van de entiteit worden beïnvloed, tenzij die activiteiten de vorm of functionaliteit ervan significant wijzigen. Soorten intellectuele eigendom die vaak een significante opzichzelfstaande functionaliteit hebben, zijn onder meer software, biologische verbindingen of geneesmiddelenformules, en afgewerkte media-inhoud (bijvoorbeeld films, televisieprogramma's en muziekopnames). |
B60 |
Als de criteria in alinea B58 worden vervuld, moet een entiteit de belofte om een licentie te verlenen administratief verwerken als een over een periode vervulde prestatieverplichting omdat de klant het voordeel van de prestatie van de entiteit om toegang tot haar intellectuele eigendom te verlenen, gelijktijdig zal ontvangen en consumeren naarmate de prestatie plaatsvindt (zie alinea 35(a)). Een entiteit moet de alinea's 39 tot en met 45 toepassen om een passende methode te selecteren om haar voortgang te meten naar volledige vervulling van die prestatieverplichting om toegang te verlenen. |
B61 |
Als de criteria in alinea B58 niet zijn vervuld, is de aard van de belofte van een entiteit het verlenen van een recht om gebruik te maken van de intellectuele eigendom van de entiteit zoals die intellectuele eigendom (in termen van vorm en functionaliteit) bestaat op het tijdstip waarop de licentie aan de klant wordt verleend. Dit betekent dat de klant op het tijdstip waarop de licentie wordt overgedragen, het gebruik ervan kan bestemmen en nagenoeg alle resterende voordelen ervan kan verkrijgen. Een entiteit moet de belofte om een recht te verlenen om van de intellectuele eigendom van de entiteit gebruik te maken, administratief verwerken als een op een tijdstip vervulde prestatieverplichting. Een entiteit moet alinea 38 toepassen om het tijdstip te bepalen waarop de licentie aan de gebruiker wordt overgedragen. Er kunnen echter geen opbrengsten worden opgenomen voor een licentie die vóór het begin van de periode tijdens welke de klant in staat is van de licentie gebruik te maken en te profiteren, een recht verleent om van de intellectuele eigendom van de entiteit gebruik te maken. Als een softwarelicentieperiode bijvoorbeeld ingaat voordat een entiteit aan de klant een code levert (of op andere wijze beschikbaar stelt) waarmee de klant de software onmiddellijk kan gebruiken, mag de entiteit geen opbrengsten opnemen voordat die code is geleverd (of op andere wijze beschikbaar is gesteld). |
B62 |
Een entiteit moet de volgende factoren buiten beschouwing laten bij het bepalen of een licentie een recht inhoudt om toegang te hebben tot de intellectuele eigendom van de entiteit of een recht om de intellectuele eigendom van de entiteit te gebruiken:
|
Royalty's op basis van gerealiseerde verkopen of op basis van gebruik
B63 |
Niettegenstaande de vereisten in de alinea's 56 tot en met 59 moet een entiteit opbrengsten van een in ruil voor een licentie op intellectuele eigendom beloofde royalty op basis van gerealiseerde verkopen of op basis van gebruik alleen opnemen wanneer (of naarmate) de laatste van de volgende gebeurtenissen plaatsvindt:
|
B63A |
Het in alinea B63 vastgelegde vereiste dat er van een royalty op basis van gerealiseerde verkopen of op basis van gebruik sprake moet zijn, is van toepassing wanneer de royalty enkel met een licentie op intellectuele eigendom verband houdt, of wanneer een licentie op intellectuele eigendom het voornaamste element is waarmee de royalty verband houdt (de licentie op intellectuele eigendom kan bijvoorbeeld het voornaamste element zijn waarmee de royalty verband houdt wanneer de entiteit de redelijke verwachting heeft dat de klant veel meer waarde zal toerekenen aan de licentie dan aan de andere goederen of diensten waarmee de royalty verband houdt). |
B63B |
Wanneer aan het vereiste in alinea B63A is voldaan, moeten de opbrengsten van een royalty op basis van gerealiseerde verkopen of op basis van gebruik volledig worden opgenomen in overeenstemming met alinea B63. Wanneer niet aan het vereiste in alinea B63A is voldaan, zijn op de royalty op basis van gerealiseerde verkopen of op basis van gebruik de in de alinea's 50 tot en met 59 vervatte vereisten inzake een variabele vergoeding van toepassing. |
In bijlage C worden de alinea's C2, C5 en C7 gewijzigd en worden de alinea's C1B, C7A en C8A toegevoegd. De alinea's C3 en C6 zijn niet gewijzigd, maar zijn hier toch opgenomen voor het leesgemak.
INGANGSDATUM
…
C1B |
De alinea's 26, 27, 29, B1, B34 tot en met B38, B52, B53, B58, C2, C5 en C7 zijn gewijzigd, alinea B57 is verwijderd en de alinea's B34A, B35A, B35B, B37A, B59A, B63A, B63B, C7A en C8A zijn toegevoegd door Verduidelijkingen van IFRS 15 Opbrengsten van contracten met klanten, uitgegeven in april 2016. Een entiteit moet deze wijzigingen toepassen op jaarlijkse verslagperioden die op of na 1 januari 2018 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden. |
OVERGANG
C2 |
Voor de toepassing van de overgangsvereisten in de alinea's C3 tot en met C8A:
|
C3 |
Een entiteit moet deze standaard aan de hand van een van de volgende twee methoden toepassen:
… |
C5 |
Een entiteit mag van één of meer van de volgende praktische oplossingen gebruikmaken wanneer zij deze standaard retroactief toepast in overeenstemming met alinea C3(a):
|
C6 |
Voor elk van de praktische oplossingen in alinea C5 waarvan een entiteit gebruikmaakt, geldt dat de entiteit die praktische oplossing consequent op alle contracten binnen alle gepresenteerde verslagperioden moet toepassen. Bovendien moet de entiteit alle volgende informatie verschaffen:
|
C7 |
Als een entiteit ervoor kiest deze standaard retroactief toe te passen in overeenstemming met alinea C3(b), moet de entiteit het cumulatieve effect van de eerste toepassing van deze standaard opnemen als een aanpassing van het openingssaldo van de ingehouden winsten (of een andere eigenvermogenscomponent, naargelang van het geval) van de jaarlijkse verslagperiode die de datum van eerste toepassing omvat. Volgens deze overgangsmethode kan een entiteit ervoor kiezen deze standaard alleen retroactief toe te passen op contracten die op de datum van eerste toepassing geen volledig uitgevoerde contracten zijn (bijvoorbeeld 1 januari 2018 voor een entiteit met een jaareinde op 31 december). |
C7A |
Een entiteit die deze standaard retroactief toepast in overeenstemming met alinea C3(b), mag ook van de in alinea C5(c) beschreven praktische oplossing gebruikmaken voor:
Indien een entiteit van deze praktische oplossing gebruikmaakt, moet zij de oplossing consequent op alle contracten toepassen en de informatie verschaffen die op grond van alinea C6 is vereist. … |
C8A |
Een entiteit moet Verduidelijkingen van IFRS 15 (zie alinea C1B) retroactief toepassen in overeenstemming met IAS 8. Bij de retroactieve toepassing van de wijzigingen moet een entiteit de wijzigingen toepassen alsof deze al in IFRS 15 waren vervat op de datum van eerste toepassing van deze standaard. Een entiteit past de wijzigingen derhalve niet toe op verslagperioden of contracten waarop de vereisten van IFRS 15 niet worden toegepast in overeenstemming met de alinea's C2 tot en met C8. Indien een entiteit bijvoorbeeld overeenkomstig alinea C3(b) IFRS 15 enkel toepast op contracten die op de datum van eerste toepassing niet volledig zijn uitgevoerd, past de entiteit op de datum van eerste toepassing van IFRS 15 de volledig uitgevoerde contracten niet aan voor de gevolgen van deze wijzigingen. |