EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017R0826

Verordening (EU) 2017/826 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van een programma van de Unie ter ondersteuning van specifieke activiteiten om consumenten en andere eindgebruikers van financiële diensten meer te betrekken bij de beleidsvorming van de Unie op het gebied van financiële diensten voor de periode 2017-2020 (Voor de EER relevante tekst. )

OJ L 129, 19.5.2017, p. 17–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2020

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2017/826/oj

19.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/17


VERORDENING (EU) 2017/826 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 mei 2017

tot vaststelling van een programma van de Unie ter ondersteuning van specifieke activiteiten om consumenten en andere eindgebruikers van financiële diensten meer te betrekken bij de beleidsvorming van de Unie op het gebied van financiële diensten voor de periode 2017-2020

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 169, lid 2, onder b),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie draagt ertoe bij een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, en draagt bij tot het centraal stellen van de consumenten op de interne markt, door ondersteuning en aanvulling van het beleid van de lidstaten, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de burgers ten volle profijt kunnen trekken van de interne markt en dat hun juridische en economische belangen daardoor terdege worden aangepakt en verdedigd. Een goed werkende en betrouwbare financiëledienstensector is een fundamenteel onderdeel van de interne markt en het grensoverschrijdende vermogen ervan. Dit vergt een solide kader voor regelgeving en toezicht, dat tegelijk financiële stabiliteit waarborgt en een duurzame economie ondersteunt. Tegelijkertijd moet een goed werkende en betrouwbare financiëledienstensector voorzien in een hoog niveau van bescherming voor consumenten en andere eindgebruikers van financiële diensten, met inbegrip van kleine beleggers, spaarders, verzekeringspolishouders, leden en begunstigden van pensioenfondsen, individuele aandeelhouders, kredietnemers en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's).

(2)

Sinds 2007 heeft de financiële en economische crisis het vertrouwen van eindgebruikers van financiële diensten, met name van consumenten, sterk gehavend. Om hun vertrouwen in de soliditeit van de financiële sector te herstellen en bij te dragen aan de best practices ervan, is het derhalve van belang de mate van actieve deelname en betrokkenheid van consumenten en andere eindgebruikers van financiële diensten, met inbegrip van kleine beleggers, spaarders, verzekeringspolishouders, leden en begunstigden van pensioenfondsen, individuele aandeelhouders, kredietnemers en kmo's, alsook van hun belangenbehartigers, bij beleidsvorming van de Unie en andere relevante multilaterale beleidsvorming in de financiële sector te vergroten.

(3)

Met die doelen voor ogen en naar aanleiding van een initiatief van meerdere partijen van het Europees Parlement startte de Commissie eind 2011 een proefproject op, gericht op het verlenen van subsidies om de ontwikkeling van een financieel expertisecentrum ten behoeve van consumenten, andere eindgebruikers en hun belangenbehartigers te ondersteunen, om hun meer mogelijkheden te bieden om deel te nemen aan de beleidsvorming van de Unie op het gebied van financiële diensten en om de ontwikkeling van een veerkrachtig bankenstelsel te bevorderen. Als voornaamste beleidsdoelstellingen moesten de beleidsmakers van de Unie andere standpunten te horen krijgen dan die van de financiële sector bij het voorbereiden van nieuw Unierecht, moesten de belangen van consumenten en andere eindgebruikers van financiële diensten in nieuw Unierecht in aanmerking worden genomen, moest het brede publiek beter worden geïnformeerd over vraagstukken op het gebied van financiële regelgeving, met een verbetering van de financiële geletterdheid tot gevolg, en moesten consumenten en andere eindgebruikers van financiële diensten actiever deelnemen aan de beleidsvorming van de Unie op het gebied van financiële diensten, met evenwichtig Unierecht als resultaat.

(4)

Als gevolg hiervan en na een open oproep tot het indienen van voorstellen heeft de Commissie tussen 2012 en 2015 werkingssubsidies toegekend aan twee non-profitorganisaties: Finance Watch en Better Finance. Die subsidies zijn in 2012 en 2013 toegekend in het kader van een tweejarig proefproject en sinds 2014 in de vorm van een voorbereidende actie. Voorts is in 2016 besloten in plaats van werkingssubsidies subsidies voor acties toe te kennen, omdat subsidies voor acties een betere beheersing van de begrotingsuitgaven van de Unie verzekeren. Aangezien een voorbereidende actie slechts tot drie opeenvolgende jaren kan duren overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3), is een wetgevingshandeling nodig om voor de financiering van dergelijke acties vanaf 2017 een rechtsgrondslag te bieden.

(5)

Finance Watch is in 2011 met subsidies van de Unie opgericht als een internationale vereniging zonder winstoogmerk naar Belgisch recht. Haar missie is het verdedigen van de belangen van het maatschappelijk middenveld in de financiële sector. Met subsidies van de Unie kon Finance Watch in korte tijd een team van gekwalificeerde deskundigen opzetten om studies, beleidsanalyses en communicatieactiviteiten op het gebied van financiële diensten te verrichten.

(6)

Better Finance is ontstaan uit opeenvolgende reorganisaties en herbenamingen van bestaande Europese verenigingen van beleggers en aandeelhouders sinds 2009. Dankzij subsidies van de Unie richtte de organisatie een financieel expertisecentrum op dat zich vooral toespitst op de belangen van consumenten, particuliere beleggers, individuele aandeelhouders, spaarders en andere eindgebruikers van financiële diensten, in overeenstemming met haar ledenbasis en haar middelen.

(7)

Na de in 2015 uitgevoerde evaluatie van het proefproject en van de daaropvolgende voorbereidende actie werd geconcludeerd dat de beleidsdoelstellingen over het algemeen zijn verwezenlijkt. Finance Watch en Better Finance waren actief op elkaar aanvullende beleidsterreinen en hadden verschillende doelgroepen. Gezamenlijk hebben hun activiteiten het grootste deel van de financiële politieke agenda van de Unie vanaf 2012 bestreken en hebben Finance Watch en Better Finance, voor zover mogelijk gezien hun middelen, gewerkt aan een uitbreiding van hun activiteiten om binnen de Unie een brede geografische dekking te bewerkstelligen.

(8)

Beide organisaties hebben een meerwaarde gecreëerd voor de activiteiten van hun nationale leden en voor de consumenten in de Unie. Nationale organisaties die zich bezighouden met een breed scala aan consumentenkwesties beschikken vaak niet over voldoende technische expertise op beleidsterreinen die specifiek verband houden met financiële diensten en met betrekking tot de ermee verband houdende beleidsvormingsprocessen van de Unie. Bovendien zijn tot dusver geen vergelijkbare organisaties op het niveau van de Unie geïdentificeerd. Hoewel bij de evaluatie van het proefproject is gebleken dat geen enkele andere aanvrager heeft gereageerd op de verschillende jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen die zijn gedaan sinds 2012, moet het programma waar deze verordening in voorziet na afloop van de periode 2017-2020 worden opengesteld voor andere potentiële begunstigden die voldoen aan de vereisten ervan.

(9)

Ondanks geregelde inspanningen zijn Finance Watch en Better Finance er niet in geslaagd stabiele en significante financiering van andere donoren buiten de financiële sector aan te trekken, waardoor zij in deze fase nog steeds sterk afhankelijk zijn van financiering door de Unie om het financieel te kunnen bolwerken. Cofinanciering van de Unie is derhalve momenteel nodig om ervoor te zorgen dat zij de komende jaren met voldoende middelen de gewenste beleidsdoelstellingen kunnen verwezenlijken en om deze organisaties en hun deskundigen en administratief personeel, die erin zijn geslaagd in korte tijd relevante activiteiten op te starten, financiële stabiliteit te verschaffen. Het is bijgevolg noodzakelijk om een programma van de Unie voor de periode 2017-2020 op te zetten, ter ondersteuning van de activiteiten van Finance Watch en Better Finance (het „programma”), in aanvulling op soortgelijke beleidsmaatregelen van de lidstaten op nationaal niveau. Financiële stabiliteit is voor beide organisaties van cruciaal belang om hun deskundigheid te kunnen bewaren en projecten te kunnen plannen. Niettemin dienen de organisaties die in het kader van het programma steun ontvangen, ernaar te streven het aandeel van financiering uit andere bronnen te vergroten.

(10)

Een voortzetting van de financiering van Finance Watch en Better Finance voor de periode 2017-2020 in lijn met de voorbereidende actie zou ervoor zorgen dat de tot dusver bereikte positieve effecten van de activiteiten van die organisaties behouden blijven. De financiële middelen voor de uitvoering van het programma moeten worden begroot op basis van de gemiddelde reële kosten die elke organisatie tussen 2012 en 2015 heeft gemaakt. Het maximumpercentage van 60 % voor cofinanciering door de Unie moet ongewijzigd blijven. Mochten het programma en de desbetreffende financiering worden uitgebreid tot na 2020 en mochten andere potentiële begunstigden zich aandienen, dan dient de oproep voor aanvragers open te zijn voor andere organisaties die aan de criteria van het programma voldoen en die bijdragen tot de doelstellingen ervan.

(11)

In deze verordening worden de financiële middelen voor de gehele looptijd van het programma vastgesteld die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor het Europees Parlement en de Raad het voornaamste referentiebedrag moeten vormen in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (4).

(12)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend in verband met de goedkeuring van de jaarlijkse werkprogramma's.

(13)

Jaarlijks vóór 30 november moet elke begunstigde bij de Commissie een beschrijving indienen van de voor het volgende jaar geplande activiteiten met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van het programma. Die activiteiten moeten gedetailleerd worden beschreven, inclusief de doelstellingen, verwachte resultaten en effecten ervan, de geraamde kosten en het tijdschema, alsmede de relevante indicatoren om ze te beoordelen.

(14)

De financiële steun moet worden verleend overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (5).

(15)

Uiterlijk twaalf maanden vóór het einde van het programma moet de Commissie een evaluatieverslag over de in het kader van het programma behaalde resultaten indienen bij het Europees Parlement en de Raad. In het evaluatieverslag moet worden beoordeeld of het programma moet worden voortgezet na de periode 2017-2020. Voor een eventuele verlenging, wijziging of hernieuwing van het programma na de periode 2017-2020 moet een open oproep worden georganiseerd voor de selectie van de begunstigden.

(16)

De financiële belangen van de Unie moeten worden beschermd met evenredige maatregelen in de hele uitgavencyclus, onder meer op het gebied van preventie, opsporing en onderzoek van onregelmatigheden, terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen, en, voor zover van toepassing, met administratieve en financiële sancties.

(17)

De begunstigden moeten alles in het werk stellen om hun activiteiten zichtbaarheid te geven in alle lidstaten. Daartoe moeten de begunstigden trachten contacten tot stand te brengen met relevante non-profitconsumentenorganisaties in de hele Unie, en, waar mogelijk, informatie over hun organisatie, lidmaatschap en activiteiten vertalen, en die informatie op hun websites zetten.

(18)

Met het oog op de continuïteit van de met financiering van de Unie gesteunde acties die de begunstigden uitvoeren, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan en moet zij van toepassing zijn met ingang van 1 mei 2017.

(19)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het vaststellen van een Unieprogramma dat specifieke activiteiten ondersteunt die de betrokkenheid van consumenten en andere eindgebruikers van financiële diensten in de beleidsvorming van de Unie op het gebied van financiële diensten vergroot, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Voor de periode 1 mei 2017 tot en met 31 december 2020 wordt een programma van de Unie („het programma”) vastgesteld waarmee steun wordt verleend aan de activiteiten van de in artikel 3, lid 1, genoemde organisaties. Die activiteiten dragen bij tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie inzake het vergroten van de betrokkenheid van consumenten en andere eindgebruikers van financiële diensten, alsook van hun belangenbehartigers, bij beleidsvorming van de Unie en andere relevante multilaterale beleidsvorming op het gebied van financiële diensten.

2.   Om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken, wordt voorzien in cofinanciering voor de volgende activiteiten:

a)

onderzoek, met inbegrip van productie van eigen onderzoek en gegevens, en ontwikkeling van expertise;

b)

in gesprek gaan met consumenten en andere eindgebruikers van financiële diensten door contacten te onderhouden met bestaande consumentennetwerken en infolijnen in de lidstaten om kwesties in kaart te brengen die relevant zijn voor beleidsvorming op Unieniveau met het oog op de bescherming van de consumentenbelangen op het gebied van financiële diensten;

c)

bewustmakingsactiviteiten, verspreidingsactiviteiten, en de verstrekking van financiële educatie en opleiding, rechtstreeks of via hun nationale leden, ook bij een breed publiek van consumenten, andere eindgebruikers van financiële diensten en niet-deskundigen;

d)

activiteiten ter versterking van de interactie tussen de leden van de in artikel 3, lid 1, genoemde organisaties alsook op bewustmaking en beleidsadvies gerichte activiteiten ter bevordering van de positie van die leden op het niveau van de Unie en ter bevordering van het publiek en algemeen belang in financiële regelgeving en Unieregelgeving.

Artikel 2

Doelstellingen van het programma

1.   Het programma heeft de volgende doelstellingen:

a)

het bevorderen van de actieve deelname en betrokkenheid van consumenten en andere eindgebruikers van financiële diensten, alsook van belangenbehartigers van consumenten en andere eindgebruikers van financiële diensten bij beleidsvorming van de Unie en andere relevante multilaterale beleidsvorming op het gebied van financiële diensten;

b)

het verstrekken van informatie aan consumenten en andere eindgebruikers van financiële diensten, alsook aan hun belangenbehartigers, over vraagstukken op het gebied van de regulering van de financiële sector.

2.   De Commissie zorgt ervoor dat het programma regelmatig wordt getoetst aan de in lid 1 genoemde doelstellingen, met name door elke begunstigde het volgende te laten verstrekken:

a)

een jaarlijkse beschrijving van de acties die in het kader van het programma worden uitgevoerd door de begunstigde;

b)

een jaarlijks activiteitenverslag met kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren voor elke door de begunstigde geplande en uitgevoerde activiteit;

c)

een financieel verslag.

Een dergelijke toetsing houdt onder meer in dat er een verslag wordt opgesteld als bedoeld in artikel 9, lid 1.

Artikel 3

Begunstigden van het programma

1.   Finance Watch en Better Finance zijn de begunstigden van het programma („begunstigden”).

2.   Om in aanmerking te komen voor het programma blijft een begunstigde een niet-gouvernementele juridische entiteit zonder winstoogmerk, onafhankelijk van industrie, handel of het bedrijfsleven. De begunstigde heeft geen tegenstrijdige belangen en vertegenwoordigt via haar leden de belangen van consumenten en andere eindgebruikers in de Unie op het gebied van financiële diensten.

Om de belangen van consumenten en andere eindgebruikers van financiële diensten in zo veel mogelijk lidstaten te behartigen, streeft een begunstigde ernaar haar netwerk van actieve leden binnen de lidstaten uit te breiden en te zorgen voor een brede geografische dekking.

De Commissie helpt de begunstigden bij het zoeken naar potentiële leden in de lidstaten. De Commissie zorgt er eveneens voor dat elke begunstigde de in de eerste en tweede alinea van dit lid vastgelegde criteria blijft naleven tijdens de duur van het programma, door deze op te nemen in de in artikel 7 bedoelde jaarlijkse werkprogramma's en door jaarlijks te toetsen of de begunstigden aan die criteria voldoen, voordat zij de in artikel 4 bedoelde subsidies toekent.

3.   Ingeval de begunstigden worden samengevoegd, wordt de daaruit voortvloeiende juridische entiteit de enige begunstigde van het programma.

Artikel 4

Toekenning van subsidies

De financiering in het kader van het programma wordt verstrekt in de vorm van jaarlijks toegekende subsidies voor acties en wordt gebaseerd op het door een begunstigde in overeenstemming met artikel 7, lid 2, ingediende voorstel.

Artikel 5

Transparantie

1.   In elke mededeling of publicatie over een door een begunstigde uitgevoerde en in het kader van het programma gefinancierde actie wordt vermeld dat de begunstigde financiële steun uit de begroting van de Unie heeft ontvangen.

2.   Binnen twee maanden na de goedkeuring van de jaarlijkse werkprogramma's door de Commissie maakt elke begunstigde de volgende informatie openbaar en deelt zij die tegelijk mee aan relevante non-profitconsumentenorganisaties:

a)

de organisatie van de werkzaamheden en het werkgebied;

b)

de mogelijkheid om lid te worden, de voorwaarden voor lidmaatschap en de structuur van de begunstigde;

c)

welke van haar activiteiten onder artikel 1, lid 2, vallen.

Artikel 6

Financiële bepalingen

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode van 1 mei 2017 tot en met 31 december 2020 bedragen maximaal 6 000 000 EUR in lopende prijzen.

2.   De jaarlijkse kredieten worden door het Europees Parlement en de Raad goedgekeurd binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader.

Artikel 7

Uitvoering van het programma

1.   De Commissie voert het programma uit overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

2.   Om in aanmerking te komen voor het programma dient elke begunstigde elk jaar, vóór 30 november, bij de Commissie een beschrijving in van de in artikel 1, lid 2, bedoelde en voor het volgende jaar geplande activiteiten met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van het programma („het voorstel”). Die activiteiten worden gedetailleerd beschreven, met inbegrip van de doelstellingen, verwachte resultaten en effecten ervan, de geraamde kosten en het tijdschema, alsmede de relevante indicatoren om ze te beoordelen.

3.   De Commissie voert het programma uit door middel van jaarlijkse werkprogramma's overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

In de jaarlijkse werkprogramma's worden de na te streven doelstellingen, de beoogde resultaten van de door de begunstigden uit te voeren acties, de wijze van uitvoering van die acties en het totale financieringsbedrag vereist om die acties uit te voeren, opgenomen. Zij bevatten ook een beschrijving van de te financieren acties, een indicatie van het voor elke actie toegewezen financieringsbedrag en een indicatief tijdschema voor de uitvoering ervan.

Voor de subsidies voor acties worden in de jaarlijkse werkprogramma's de prioriteiten, de voornaamste gunningscriteria en het maximale cofinancieringspercentage vastgesteld. Het maximumpercentage voor rechtstreekse cofinanciering bedraagt 60 % van de subsidiabele kosten. Indien een begunstigde financiering ontvangt van leden die zelf financiering ontvangen in het kader van andere financieringsprogramma's van de Unie, beperkt de Commissie haar jaarlijkse bijdrage om ervoor te zorgen dat de totale rechtstreekse en onrechtstreekse financiering die de begunstigde van de Unie ontvangt voor acties in het kader van het programma, niet meer dan 70 % van de totale subsidiabele kosten bedraagt.

4.   De Commissie stelt de jaarlijkse werkprogramma's door middel van een financieringsbesluit vast.

Artikel 8

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties de financiële belangen van de Unie worden beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.

2.   De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer zijn bevoegd om op basis van documenten en ter plaatse audits uit te voeren bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma middelen van de Unie hebben ontvangen.

3.   Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan, overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (7), onderzoeken instellen, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een uit hoofde van dit programma gefinancierd contract, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

4.   Onverminderd de leden 1, 2 en 3, bevatten de samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en met internationale organisaties, contracten en subsidieovereenkomsten en -besluiten die voortvloeien uit de toepassing van deze verordening, bepalingen die de Commissie, de Rekenkamer en het OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid geven dergelijke audits en onderzoeken binnen hun respectieve bevoegdheden te verrichten.

Artikel 9

Evaluatie van het programma

1.   De Commissie dient uiterlijk twaalf maanden vóór het einde van het programma bij het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag in over de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma en verstrekt hun op verzoek alle voor de evaluatiewerkzaamheden gebruikte informatie waarover de Commissie beschikt, met inachtneming van de toepasselijke gegevensbeschermingsregels en vertrouwelijkheidsverplichtingen.

In het evaluatieverslag wordt de algehele relevantie en meerwaarde van het programma geëvalueerd, alsook de doeltreffendheid en efficiëntie van de uitvoering ervan en de algehele en afzonderlijke doeltreffendheid van de inspanningen van de begunstigden, in termen van de in artikel 2, lid 1, genoemde doelstellingen.

2.   Het in lid 1 bedoelde evaluatieverslag wordt ter informatie aan het Europees Economisch en Sociaal Comité toegezonden.

Artikel 10

Overgangsbepaling

De begunstigden dienen het voorstel voor het eerste jaar van het programma uiterlijk 3 juni 2017 in bij de Commissie.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 mei 2017 tot en met 31 december 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 17 mei 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

C. ABELA


(1)  PB C 34 van 2.2.2017, blz. 117.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 27 april 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 mei 2017.

(3)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(4)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.

(5)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

(6)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(7)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).


Top