EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017R0109

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/109 van de Commissie van 23 januari 2017 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde aluminium wielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

C/2017/0190

OJ L 18, 24.1.2017, p. 1–41 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 19/01/2023

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2017/109/oj

24.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 18/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/109 VAN DE COMMISSIE

van 23 januari 2017

tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde aluminium wielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) („de basisverordening”) en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Naar aanleiding van een antidumpingonderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 964/2010 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde aluminium wielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”, „China” of „het betrokken land”).

(2)

De maatregelen bestonden uit een ad-valoremrecht van 22,3 % op de invoer uit de VRC.

2.   Verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(3)

Na de bekendmaking van een bericht dat de geldende antidumpingmaatregelen op korte termijn zouden vervallen (3), heeft de Commissie een verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen ten aanzien van de VRC ontvangen, gebaseerd op artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (4).

(4)

Het verzoek is ingediend door de Association of European Wheel Manufacturers (EUWA) („de indiener van het verzoek”) namens producenten die samen goed zijn voor meer dan 25 % van de totale productie in de Unie van bepaalde aluminium wielen.

(5)

De reden voor dit verzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

3.   Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(6)

Aangezien de Commissie tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 27 oktober 2015 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (5) („bericht van opening”) de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009.

4.   Onderzoek

Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(7)

Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping en schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2014 tot en met 30 september 2015 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2012 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek („de beoordelingsperiode”).

Bij het onderzoek betrokken partijen

(8)

De Commissie heeft de indiener van het verzoek, de overige haar bekende producenten in de Unie, de producenten-exporteurs in de VRC, de haar bekende importeurs, de gebruikers en handelaren waarvan bekend is dat zij betrokken zijn, de bekende organisaties die producenten en gebruikers in de Unie vertegenwoordigen alsmede de vertegenwoordigers van de landen van uitvoer officieel in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen.

(9)

De belanghebbenden, waaronder producenten in Turkije, zijn in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

(10)

De Europese Federatie van Autoproducenten („ACEA”) verzocht ook om een hoorzitting met de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures. Deze hoorzitting vond plaats op 5 december 2016.

(11)

De verzoekers en de medewerkende Turkse producenten in het referentieland hebben om geheimhouding van hun namen gevraagd uit vrees voor vergeldingsacties van afnemers of concurrenten. De Commissie oordeelde dat vergeldingsacties inderdaad heel goed mogelijk waren en ging er derhalve mee akkoord de namen van de verzoekers en de medewerkende Turkse producenten geheim te houden. Met het oog op een daadwerkelijke anonimiteit zijn de namen van de andere producenten in de Unie eveneens geheim gehouden, om te voorkomen dat de namen van de indieners van het verzoek door deductie kunnen worden achterhaald.

Steekproeven

(12)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van belanghebbende partijen zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC

(13)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle bekende producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van de VRC bij de EU verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of contact met hen op te nemen.

(14)

21 producenten-exporteurs uit het betrokken land hebben de verlangde informatie verstrekt en ermee ingestemd in de steekproef te worden opgenomen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van vier groepen producenten-exporteurs samengesteld op basis van het grootste opgegeven productie- en verkoopvolume dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Op deze basis hebben de vier in de steekproef opgenomen groepen Chinese producenten-exporteurs een jaarproductie van 80 miljoen wielen, die goed is voor ongeveer 70 % van de totale opgegeven productie en verkoop van alle medewerkende ondernemingen/groepen van ondernemingen. De vier in de steekproef opgenomen groepen vertegenwoordigen volgens Eurostat ongeveer 40 % van de totale Chinese uitvoer naar de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(15)

Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening zijn alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van het betrokken land geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. Twee producenten-exporteurs hebben opmerkingen ingediend en verzocht om in de steekproef te worden opgenomen. Zij voerden aan dat de voorgestelde steekproef niet representatief genoeg is omdat zij grotere hoeveelheden naar de Unie uitvoeren dan twee van de in de steekproef opgenomen groepen, en dat bij het samenstellen van de steekproeven geen rekening is gehouden met de verschillen tussen aluminium wielen voor de fabrikanten van originele uitrusting (OEM — Original Equipment Manufacturers) (voornamelijk autofabrikanten) en voor de markt voor vervangende onderdelen (AM — aftermarket) (distributeurs, detailhandelaren, reparatiebedrijven en dergelijke) (zie overweging 28).

(16)

De Commissie was om de in overweging 14 uiteengezette redenen van oordeel dat de geselecteerde steekproef representatief is. Het onderscheid tussen AM en OEM maakte geen deel uit van de selectiecriteria, maar in elk geval verkopen drie van de vier groepen zowel AM- als OEM-wielen naar de Unie. Op grond van het bovenstaande is de voorgestelde steekproef gehandhaafd en zijn de verzoeken van de twee Chinese producenten-exporteurs afgewezen. Er zijn verder geen opmerkingen ontvangen.

Steekproef van producenten in de Unie

(17)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening had de Commissie de steekproef samengesteld op basis van het grootste representatieve productie- en verkoopvolume, waarbij ook rekening werd gehouden met de geografische spreiding. De steekproef bestond uit zeven producenten in de Unie die ook indiener van het verzoek waren. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie waren goed voor meer dan 30 % van de totale productie in de Unie en omvatten zowel producenten in het OEM- als in het AM-segment. De Commissie heeft de belanghebbenden om opmerkingen over de voorlopige steekproef verzocht. Er zijn binnen de vastgestelde termijn geen opmerkingen ontvangen. Bijgevolg is de voorlopige steekproef bevestigd. De steekproef wordt representatief geacht voor de bedrijfstak van de Unie.

(18)

Eén partij voerde aan dat zij als gevolg van de anonimiteit van de producenten in de Unie verstoken werd van haar procedurele recht om doeltreffend opmerkingen over de voorlopige steekproef te maken. Zoals vermeld in overweging 11, werd het verzoek om anonimiteit van de producenten in de Unie in verband met de kans op vergeldingsacties van afnemers of concurrenten als gerechtvaardigd aangemerkt. Deze partij heeft geen argumenten aangevoerd of informatie naar voren gebracht die de beschikbare informatie zou kunnen weerleggen, en dit argument is dan ook verworpen.

(19)

Op 27 januari 2016 heeft een van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie de Commissie meegedeeld niet meer in staat te zijn de vragenlijst in te vullen. De uiteindelijke steekproef van producenten in de Unie bestond daarom uit zes producenten in de Unie. Zij waren nog altijd goed voor meer dan 30 % van de totale productie in de Unie. De uiteindelijke steekproef werd dan ook als representatief voor de bedrijfstak van de Unie beschouwd.

Steekproef van niet-verbonden importeurs, vragenlijsten en samenwerking

(20)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te kunnen stellen, heeft de Commissie alle niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken.

(21)

Bij de opening van het onderzoek heeft zij contact opgenomen met tachtig haar bekende importeurs/gebruikers. Hun is verzocht hun activiteit toe te lichten en in voorkomend het bij het bericht van opening gevoegde steekproefformulier geval in te vullen.

(22)

Elf ondernemingen hebben het steekproefformulier ingevuld. Zes van hen vermeldden dat zij aluminium wielen uit de VRC invoeren met het oog op wederverkoop in de Unie. Zij werden daarom aanvankelijk beschouwd als onafhankelijke importeurs. Gezien dit beperkte aantal ondernemingen werd een steekproef niet noodzakelijk geacht.

Vragenlijsten en controles ter plaatse

(23)

De Commissie heeft alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk was en om het belang van de Unie te bepalen, ingewonnen en gecontroleerd.

(24)

De Commissie heeft een vragenlijst gestuurd naar de vier in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs/groepen van producenten-exporteurs, de twee producenten in het referentieland, de zeven in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de zes niet-verbonden importeurs die zich hebben gemeld voor de steekproef, de ongeveer 70 gebruikers in de Unie en de 28 leveranciers van grondstoffen/uitrusting aan de bedrijfstak van de Unie in de Unie.

(25)

Er zijn antwoorden op de vragenlijst ontvangen van de vier in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs/groepen van producenten-exporteurs, twee producenten in het referentieland, zes in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, vier niet-verbonden importeurs, zes gebruikers en twee leveranciers in de Unie.

(26)

De Commissie heeft bij de volgende ondernemingen een controle ter plaatse verricht:

a)

Producenten in de Unie:

Bij de zes producenten in de Unie die in de steekproef waren opgenomen, is een controle ter plaatse verricht (6).

b)

Importeurs/gebruikers:

Inter Tyre Holland bv, Moerdijk, Nederland

Bayerische Motoren Werke AG, München, Duitsland

FCA ITALY S.p.A., Turijn, Italië

Opel Group GmbH, Rüsselsheim, Duitsland

c)

Producenten-exporteurs in het betrokken land:

Baoding Lizhong („Baoding”)-groep, met inbegrip van:

Baoding Lizhong Wheel Manufacturing Co., Ltd, Baoding, provincie Hebei, VRC

Tianjin Dicastal Wheel Manufacturing Co., Ltd, Tianjin, VRC

Dicastal-groep, met inbegrip van:

CITIC Dicastal Co., Ltd, Qinhuangdao, provincie Hebei, VRC

Dicastal Xinglong Wheel Co., Ltd, Qinhuangdao, provincie Hebei, VRC

Wuxi Dicastal Wheel Manufacturing Co. Ltd, Wuxi, provincie Jiangsu,VRC

Kunshan Lioho Liufeng („Lioho”) -groep, met inbegrip van:

Kunshan Liufeng Machinery Industry Co., Ltd, Kunshan, provincie Jiangsu, VRC

Liufeng Precision Machinery Co., Ltd, Kunshan, provincie Jiangsu, VRC

Zhejiang Wanfeng („Wanfeng”)-groep, met inbegrip van:

Zhejiang Wanfeng Auto Wheel Co. Ltd, Xinchang, provincie Zhejiang, VRC

Ultra Wheel Ningbo Co. Ltd, Ningbo, provincie Zhejiang, VRC

d)

Producenten in het land met een markteconomie:

Bij de twee medewerkende producenten in het referentieland Turkije die in de steekproef waren opgenomen, is een controle ter plaatse verricht.

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(27)

Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op aluminium wielen voor motorvoertuigen ingedeeld onder de GN-posten 8701 tot en met 8705, al dan niet met toebehoren en al dan niet met banden, van oorsprong uit de VRC („het betrokken product” of „aluminium wielen”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8708 70 10 en ex 8708 70 50 (Taric-codes 8708701010 en 8708705010).

(28)

Het betrokken product wordt in de Unie verkocht via twee distributiekanalen: aan het OEM-segment en aan het AM-segment. In het OEM-segment organiseren autofabrikanten aanbestedingsprocedures voor aluminium wielen en zijn zij vaak betrokken bij de ontwikkeling van een nieuw wiel dat met hun merk wordt geassocieerd. De producenten in de Unie en de Chinese exporteurs kunnen inschrijven dezelfde aanbestedingen. In de AM-sector worden de aluminium wielen gewoonlijk ontworpen, ontwikkeld en van een merk voorzien door producenten van aluminium wielen en vervolgens verkocht aan groothandelaars, detailhandelaars, tuningbedrijven, reparatiewerkplaats enz.

(29)

Net als in het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld dat aluminium wielen in het OEM- en in het AM-segment weliswaar verschillende distributiekanalen hebben, maar dat zij dezelfde fysische en technische kenmerken hebben en onderling uitwisselbaar zijn. Zij worden daarom als een enkel product aangemerkt.

2.   Soortgelijk product

(30)

Vastgesteld is dat het betrokken product en de aluminium wielen die worden geproduceerd en op de binnenlandse markt worden verkocht in de VRC en in Turkije — dat als referentieland werd gebruikt, alsmede de aluminium wielen die door de bedrijfstak van de Unie in de Unie worden geproduceerd en daar ook worden verkocht, dezelfde fysische, chemische en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt.

(31)

De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat deze producten soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening zijn.

C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

(32)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of voortzetting of herhaling van dumping bij uitvoer uit de VRC waarschijnlijk is indien de bestaande maatregelen komen te vervallen.

1.   Medewerking vanuit de VRC

(33)

21 ondernemingen/groepen van ondernemingen hebben het steekproefformulier ingevuld teruggestuurd. De door de medewerkende ondernemingen opgegeven uitvoer van aluminium wielen naar de Unie bedroeg in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 1 601 591 eenheden (17 473 ton) (7), hetgeen volgens de Eurostat-gegevens overeenkomt met 72 % van de totale invoer van het betrokken product uit China in die periode. De totale opgegeven productiecapaciteit van de medewerkende ondernemingen/groepen van ondernemingen bedroeg 91,8 miljoen eenheden (1 001 538 ton); dat is ongeveer 43 % van de totale geschatte productiecapaciteit in China (212 miljoen eenheden). Nadere gegevens over de productiecapaciteit in de VRC zijn te vinden in punt 3.1.

2.   Dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

a)   Referentieland

(34)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moest de normale waarde worden vastgesteld op basis van de op de binnenlandse markt betaalde of te betalen prijzen of de door berekening vastgestelde waarde in een geschikt derde land met een markteconomie (het „referentieland”).

(35)

In het oorspronkelijke onderzoek is Turkije gekozen als referentieland voor de vaststelling van de normale waarde voor de VRC. In het bericht van opening heeft de Commissie de belanghebbenden meegedeeld dat zij overwoog Turkije als referentieland te gebruiken en nodigde zij de belanghebbenden uit om opmerkingen te maken. In het bericht van opening werd daaraan toegevoegd dat ook andere landen, met name Thailand en Indonesië, zullen worden onderzocht.

(36)

Eén belanghebbende heeft bedenkingen geuit ten aanzien van Turkije als vergelijkbaar referentieland, op basis van de veronderstelling dat Turkije bilaterale overeenkomsten heeft met bepaalde landen in het Midden-Oosten, waaruit het land rechtenvrij aluminium kan invoeren, terwijl de Europese ondernemingen op de invoer van aluminium een heffing van 7 % moeten betalen.

(37)

De normale waarde die wordt vastgesteld op basis van binnenlandse prijzen en/of kosten van de producenten in het referentieland, moet worden vergeleken met de uitvoerprijzen van de Chinese producenten en niet met de kosten van de bedrijfstak van de Unie. Daarom is het potentiële verschil tussen de invoerrechten op grondstoffen in het referentieland en in de Europese Unie niet relevant. In elk geval was de Commissie van oordeel dat er in termen van invoerrechten op aluminium geen significant verschil is tussen Turkije en de VRC. Dit argument moest daarom worden afgewezen.

(38)

Om alle keuzemogelijkheden voor een geschikt referentieland te onderzoeken, heeft de Commissie de officiële vertegenwoordigingen van Turkije, Thailand, Indonesië, Taiwan, Korea en Maleisië (8) op de hoogte gebracht van de opening van het nieuwe onderzoek en hen verzocht de Commissie de in hun land bekende producenten van aluminium wielen te melden. Alle bekende producenten in deze landen hebben een verzoek om medewerking toegestuurd gekregen. Met uitzondering van twee Turkse producenten-exporteurs was echter geen van hen tot medewerking bereid.

(39)

Volgens de beschikbare informatie heeft Turkije van de potentiële referentielanden het op een na grootste productievolume van aluminium wielen en is de concurrentie op de binnenlandse markt van een bevredigend niveau (9). De twee medewerkende Turkse producenten hadden een soortgelijke productiemethode als de producenten-exporteurs in de VRC. Bovendien was hun productassortiment op de Turkse binnenlandse markt vergelijkbaar met het productassortiment dat door de Chinese producenten-exporteurs aan de Unie werd verkocht.

(40)

Gezien het bovenstaande en omdat andere opmerkingen uitbleven, kwam de Commissie tot de conclusie dat Turkije een geschikt referentieland is in de zin van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.

b)   Normale waarde

(41)

De van de twee medewerkende producenten in het referentieland ontvangen gegevens zijn gebruikt als basis voor de vaststelling van de normale waarde.

(42)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of het totale volume van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers door de medewerkende producenten in het referentieland tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek representatief was. Hiertoe is het totale verkoopvolume van de medewerkende ondernemingen vergeleken met het totale volume van het betrokken product dat door elk van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC naar de Unie werd uitgevoerd. Op die basis heeft de Commissie vastgesteld dat het soortgelijke product in representatieve hoeveelheden werd verkocht op de binnenlandse markt van Turkije.

(43)

Daarnaast stelde de Commissie vast welke door de producent in het referentieland op de binnenlandse markt verkochte productsoorten identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC naar de Unie uitgevoerde productsoorten. De Commissie vergeleek per productsoort het verkoopvolume op de Turkse markt met het volume van de uitvoer naar de Unie van elke in de steekproef opgenomen Chinese producent-exporteur. Uit deze vergelijking bleek dat veruit de meeste productsoorten in representatieve hoeveelheden werden verkocht in Turkije (10).

(44)

De Commissie heeft daarna met betrekking tot de producenten in het referentieland onderzocht of de verkoop op de binnenlandse markt van elke soort van het soortgelijke product kon worden beschouwd als verkoop in het kader van normale handelstransacties overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening. De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien meer dan 80 % van de totale verkoop van die productsoort is verkocht tegen een nettoprijs gelijk aan of hoger dan de berekende productiekosten, en de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid. Uit de test is gebleken dat nagenoeg alle verkopen winstgevend waren, met uitzondering van zes producttypes die minder dan 0,01 % van het totale Turkse verkoopvolume vertegenwoordigden.

(45)

Uiteindelijk heeft de Commissie de door de VRC naar de Unie uitgevoerde productsoorten die niet op de Turkse binnenlandse markt worden verkocht, geïdentificeerd en de normale waarde vastgesteld overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening. Om de normale waarde van deze soorten te berekenen heeft de Commissie de gemiddelde productiekosten genomen van de meest vergelijkbare productsoorten die door de producent in het referentieland worden geproduceerd, en een redelijk bedrag toegevoegd voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) en de gewogen gemiddelde winst die door de producent in het referentieland op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek in het kader van normale handelstransacties werd gemaakt.

c)   Uitvoerprijs

(46)

De uitvoer naar de Unie door de vier in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vond plaats hetzij rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers, hetzij via verbonden ondernemingen die optraden als importeur.

(47)

In de gevallen waarin de producenten-exporteurs (11) het betrokken product rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie hadden uitgevoerd, was de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening de voor het betrokken product met het oog op uitvoer naar de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs.

(48)

Wanneer de producenten-exporteurs het betrokken product via verbonden ondernemingen (12) naar de Unie hadden uitgevoerd, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening berekend op basis van de prijs waartegen de ingevoerde producten voor het eerst aan een onafhankelijke afnemer worden verkocht. Daarom zijn prijscorrecties toegepast door aftrek van de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten van de verbonden handelaar en een redelijke winstmarge.

d)   Vergelijking

(49)

De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vergeleken in het stadium af fabriek. Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(50)

Voor de binnenlandse prijzen van de producenten in het referentieland zijn correcties toegepast voor kosten van binnenlands vervoer, krediet, verlading, verpakking en commissies. Wat de uitvoerprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs betreft, zijn correcties toegepast voor kosten van vervoer, verzekering en verlading, kredietkosten, bankkosten, verpakkingskosten, invoerrechten, douanerechten en commissies.

e)   Dumpingmarge

(51)

De Commissie heeft de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product in het referentieland vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product van elke in de steekproef opgenomen medewerkende groep, overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(52)

Op grond hiervan zijn de gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Dumpingmarge (%)

Baoding-groep

21,1

Dicastal-groep

8,9

Lioho-groep

25,9

Wanfeng-groep

23,2

f)   Conclusie inzake dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

(53)

De Commissie heeft vastgesteld dat de Chinese producenten-exporteurs tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek aluminium wielen tegen dumpingprijzen bleven uitvoeren naar de Unie (zij het een kleiner volume dan in het oorspronkelijke onderzoek).

3.   Bewijsmateriaal waaruit blijkt dat voortzetting van dumping waarschijnlijk is

(54)

De Commissie heeft onderzocht of het waarschijnlijk is dat de dumping zou worden voortgezet indien de maatregelen komen te vervallen. Daarbij werd gekeken naar de Chinese productiecapaciteit en reservecapaciteit, het gedrag van Chinese exporteurs op andere markten, de situatie op de binnenlandse markt van de VRC en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie.

3.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(55)

In het verslag over de industrie van autowielen wereldwijd en in China („Global and China Automotive Wheel Industry Report”) van 2012/2013 wordt de totale productiecapaciteit van aluminiumwielen in China op 180 miljoen eenheden geschat, met een verkoop van 120 miljoen, wat neerkomt op een reservecapaciteit van 60 miljoen wielen (13) eind 2012.

(56)

De totale opgegeven productiecapaciteit van de 21 medewerkende Chinese producenten-exporteurs bedraagt 91 804 845 eenheden en hun gemiddelde opgegeven bezettingsgraad is 87 %, wat betekent dat de reservecapaciteit ongeveer 12 miljoen eenheden bedraagt.

(57)

Deze cijfers geven echter slechts een deel van de totale productie- en reservecapaciteit van de VRC weer. Naast de 21 medewerkende ondernemingen zijn er volgens het onderzoek in China nog eens minstens 67 (14) — maar volgens sommige bronnen zeer waarschijnlijk enkele honderden (15) — producenten van aluminium wielen actief. Over 28 van deze ondernemingen heeft de Commissie vrij toegankelijke informatie over de productiecapaciteit gevonden (16). Over de resterende 39 ondernemingen is geen vrij toegankelijke informatie beschikbaar, maar de resultaten van het onderzoek wijzen erop dat hun capaciteit varieert van 300 000 tot 6 miljoen eenheden per jaar (17).

(58)

De gemiddelde productiecapaciteit van de 21 medewerkende ondernemingen bedraagt meer dan 4,3 miljoen eenheden per jaar. De gemiddelde productiecapaciteit van de overige 28 ondernemingen met vrij toegankelijke informatie is 1,8 miljoen eenheden per jaar. Op basis van dit gemiddelde van 1,8 miljoen eenheden voor de resterende 39 ondernemingen kwam de Commissie op een extra productiecapaciteit van 121 miljoen eenheden. Aangezien deze ondernemingen niet aan het onderzoek meewerkten, is hun reservecapaciteit niet bekend. Op basis van de beste beschikbare gegevens en de bezettingsgraad van 70 % die wordt vermeld in het Global and China Automotive Wheel Industry Report 2012/2013 (18), kwam de Commissie op een extra reservecapaciteit van 36 miljoen eenheden. Door 12 miljoen en 36 miljoen eenheden bij elkaar op te tellen, is de Commissie tot de bevinding gekomen dat de VRC over een jaarlijkse reserveproductiecapaciteit van ten minste 48 miljoen aluminium wielen beschikt.

(59)

Een belanghebbende betoogde dat de Chinese productiecapaciteit volledig benut wordt. In haar opmerkingen verwees de partij naar de antwoorden op de vragenlijst van drie in de steekproef opgenomen groepen van producenten-exporteurs en op de verklaring van CCCME. Volgens de belanghebbende blijkt hieruit dat er in de VRC geen sprake is van onbenutte capaciteit.

(60)

In antwoord op dit argument moet worden opgemerkt dat de gegevens in de antwoorden op de vragenlijst (zoals gewijzigd na verificatie) naar behoren in aanmerking zijn genomen bij het vaststellen van de beschikbare reservecapaciteit. Zoals reeds vermeld in overweging 57, betreffen de gegevens van de in de steekproef opgenomen groepen slechts een deel van de productiecapaciteit op nationaal niveau. Totale capaciteit en de bezettingsgraad in de hele VRC is daarom vastgesteld op basis van de beschikbare feiten als omschreven in overweging 57. De cijfers uit de verklaring van de CCCME zijn niet onderbouwd, aangezien als bron slechts de „China Association of Automobile Manufacturers” (Chinese vereniging van autofabrikanten) wordt genoemd, zonder specifieke verwijzing naar vrij toegankelijke informatie. Derhalve werd dit argument afgewezen.

(61)

Naar aanleiding van de mededeling van feiten en overwegingen betoogde de belanghebbende dat de Commissie de Chinese productiecapaciteit van aluminium wielen zwaar overschatte en de bezettingsgraad onderschatte. Meer in het bijzonder bracht de belanghebbende naar voren dat de Commissie zich — gezien de hoge mate van medewerking van de Chinese bedrijfstak en de op de medewerkende producenten-exporteurs toegepaste steekproef — bij het vaststellen van het productievolume en de reservecapaciteit in de VRC uitsluitend had moeten baseren op de gegevens die zijn verschaft door de medewerkende producenten-exporteurs en de CCCME. Bovendien had de Commissie naar zijn mening de bevindingen betreffende de in de steekproef opgenomen ondernemingen moeten extrapoleren en aldus een bezettingsgraad van 99 % voor het OEM-segment en 90 % voor de totale Chinese industrie van aluminium wielen moeten gebruiken. Een andere belanghebbende verzocht de Commissie te verduidelijken hoe zij specifiek de reservecapaciteit voor het OEM-segment had vastgesteld.

(62)

Weer een andere belanghebbende betoogde dat de Commissie zich bij het vaststellen van de productie van aluminium wielen in heel China had moeten baseren op de informatie van de CCCME (175 miljoen eenheden), die overeenkomt met de geraamde 180 miljoen eenheden uit het in overweging 55 bedoelde industrieverslag. Voorts bracht deze belanghebbende naar voren dat de Commissie de CCCME nooit had verzocht om nadere opheldering bij de door deze kamer van koophandel verschafte informatie over de productiecapaciteit en de bezettingsgraad.

(63)

Verder betwistte de belanghebbende de betrouwbaarheid van de voor het publiek toegankelijke informatie over de capaciteit van de door de Commissie geïdentificeerde niet-medewerkende ondernemingen. Bovendien zette de belanghebbende vraagtekens bij de juistheid van de veronderstelde capaciteit van 1,8 miljoen eenheden voor de niet-medewerkende ondernemingen waarover geen informatie beschikbaar is. Tot slot achtte de belanghebbende de gehanteerde bezettingsgraad van 70 % om de vrije capaciteit van deze ondernemingen te schatten niet onderbouwd en te ruim is om relevant te zijn voor de markt van de Unie.

(64)

In antwoord op deze argumenten merkte de Commissie op dat zij zich baseerde op de geverifieerde gegevens van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs en op de gegevens die door de medewerkende ondernemingen zijn opgegeven. Zoals reeds vermeld in overweging 56, heeft de Commissie de reservecapaciteit van de medewerkende ondernemingen berekend op basis van de door hen verschafte gegevens en kwam zij uit op een reservecapaciteit van 12 miljoen eenheden en een bezettingsgraad van 87 % (19). Ook werd het door de medewerkende ondernemingen opgegeven productievolume gebruikt, namelijk 91 804 845 eenheden.

(65)

Daarnaast is in overweging 57 reeds verklaard dat deze cijfers slechts een deel van de totale productie- en reservecapaciteit van de VRC weergeven. Het geaggregeerde productievolume van de vier in de steekproef opgenomen groepen vormt slechts 33 % van het totale geschatte productievolume in de VRC (20). Om deze reden, en om een volledig beeld te hebben, moest de Commissie kijken naar de beschikbare informatie over de hele VRC. In dit verband moet worden opgemerkt dat — in tegenstelling tot wat de belanghebbende beweert — aan de CCCME is meegedeeld dat haar gegevens over de Chinese productiecapaciteit en de bezettingsgraad buiten beschouwing moesten worden gelaten omdat deze gegevens niet met bewijs waren onderbouwd. De CCCME heeft de mogelijkheid gekregen om bewijsmateriaal te leveren, maar heeft hier geen gebruik van gemaakt. Daarom wordt vastgehouden aan de conclusie dat de gegevens van de CCCME over de Chinese productiecapaciteit en bezettingsgraad niet kunnen worden gebruikt.

(66)

Het voorstel om de bezettingsgraad van de vier in de steekproef opgenomen groepen toe te passen op het grote aantal niet-medewerkende ondernemingen kan evenmin worden aanvaard. In de eerste plaats is het redelijk om aan te nemen dat de groepen van de grootste producenten (waaruit de steekproef bestaat) werken met een aanmerkelijk hogere bezettingsgraad dan de kleinere producenten die de meerderheid van de niet-medewerkende ondernemingen uitmaken (21). In de tweede plaats was de berekende bezettingsgraad van de vier in de steekproef opgenomen groepen in 2012 (89 %) aanzienlijk hoger dan de geschatte waarde voor het hele land uit de Global and China Automotive Wheel Industry Report 2012/2013 in dezelfde periode (namelijk 70 %). Uit de discrepantie tussen de twee waarden blijkt dat de gegevens van de vier in de steekproef opgenomen groepen — hoewel zij worden aanvaard en gebruikt voor hun conclusies op ondernemingsniveau — niet representatief kunnen worden geacht voor de rest van de VRC.

(67)

In antwoord op het argument in overweging 61 moet worden opgemerkt dat de productiecapaciteit en de bezettingsgraad niet afzonderlijk voor het OEM- en het AM-segment kunnen worden vastgesteld. OEM- en AM-wielen worden vaak door dezelfde fabrikant geproduceerd, waarbij dezelfde machines kunnen worden gebruikt, waardoor de waarden voor de twee segmenten onmogelijk kunnen worden gescheiden. Dit is ook bevestigd in het oorspronkelijke onderzoek, waar zowel de productiecapaciteit als de bezettingsgraad werd vastgesteld zonder onderscheid tussen de twee segmenten (22).

(68)

De Commissie heeft een zorgvuldige analyse gemaakt van de argumenten en de het bewijsmateriaal met betrekking tot de voor het publiek toegankelijke informatie over de capaciteit van de geïdentificeerde niet-medewerkende ondernemingen. Op basis hiervan werd het argument van de belanghebbende aanvaard voor elf ondernemingen (23). Daarom bedraagt de gemiddelde productiecapaciteit van de thans 31 ondernemingen met openbaar beschikbare informatie 1,67 miljoen eenheden per jaar. Door een extrapolatie van dit gemiddelde naar de resterende 28 ondernemingen kwam de geschatte totale capaciteit van de geïdentificeerde niet-medewerkende ondernemingen op 98,4 miljoen eenheden. Een optelling van deze capaciteit bij de productiecapaciteit van de medewerkende ondernemingen (91,8 miljoen) leidt tot een Chinese jaarproductie van tenminste 190 miljoen eenheden. De resultaten worden samengevat in onderstaande tabel:

Tabel 1

Soort bedrijf

Aantal betrokken ondernemingen

Productiecapaciteit (eenheden)

Reservecapaciteit (eenheden)

Alle medewerkende

21

91 804 845

12 355 052

(Waarvan in een steekproef opgenomen)

4

62 589 289

Geïdentificeerde niet-medewerkende met voor het publiek toegankelijke informatie over capaciteit

31

51 700 000

15 510 000

Geïdentificeerde niet-medewerkende zonder voor het publiek toegankelijke informatie over capaciteit

28

46 696 776

14 009 033

Totaal

 

190 201 621

41 874 085

(69)

Benadrukt moet echter worden dat de lijst van geïdentificeerde niet-medewerkende ondernemingen niet uitputtend is. Zoals vermeld in overweging 57 zijn er volgens openbare bronnen ongeveer 110 kleine en middelgrote producenten van aluminium wielen die op de uitvoer zijn gericht; dit impliceert dat er ook producenten zijn die alleen de binnenlandse markt bedienen. Sommige daarvan zijn kleinschalige producenten die moeilijk te identificeren zijn. Maar zelfs in dat geval is het duidelijk dat de 190,2 miljoen eenheden slechts de laagste schatting is van de jaarlijkse productiecapaciteit die op dit ogenblik in de VRC is te vinden.

(70)

Ten aanzien van het tweede argument in overweging 63 merkt de Commissie op dat zij de gemiddelde productie heeft gewijzigd op basis van de informatie door de belanghebbende, en dat de opmerking over de voorheen door de Commissie gebruikte bron daarom niet meer relevant is. Bovendien moet worden opgemerkt dat de Commissie een constructieve benadering heeft gekozen door de berekende gemiddelde capaciteit van 31 ondernemingen te gebruiken om de waarschijnlijke productiecapaciteit van de ondernemingen zonder voor het publiek toegankelijke informatie te schatten, in plaats van de gemiddelde productiecapaciteit van de 21 medewerkende ondernemingen (4,3 miljoen) of de gemiddelde capaciteit van de vier in de steekproef opgenomen groepen (meer dan 15 miljoen) te extrapoleren.

(71)

Tot slot is in de overwegingen 66 en 67 reeds ingegaan op de opmerking van de belanghebbende over de betrouwbaarheid van de geschatte bezettingsgraad van 70 % voor de niet-medewerkende ondernemingen. Wat betreft het Global and China Automotive Industry Report 2012/2013, de bron van de 70 % bezettingsgraad, moet bovendien worden opgemerkt dat de Commissie weliswaar geen toegang heeft tot het volledige verslag, maar dat de samenvatting met de noodzakelijke informatie voor het publiek toegankelijk is. Het verslag is gepubliceerd door een onderzoeksorganisatie genaamd „Research in China” (24). Het argument van de belanghebbende wordt verworpen.

(72)

Met behulp van de methode van overweging 58 wordt de reservecapaciteit van China dan ook geschat op ongeveer 42 miljoen eenheden per jaar.

(73)

Een andere aanpak zou tot een nog hogere inschatting van de reservecapaciteit leiden. Door het geschatte volume van de binnenlandse verkoop in 2015 (ongeveer 57 miljoen eenheden (25)) en de wereldwijde uitvoer van de VRC (geraamd op 73.5 miljoen eenheden (26)) in het onderzoektijdvak af te trekken van de geraamde totale Chinese productie (190 miljoen (27)) in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, komen we in totaal op ongeveer 60 miljoen eenheden aan reservecapaciteit en voorraden (28).

(74)

Omdat andere opmerkingen uitbleven, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de VRC over een reservecapaciteit tussen 42 en 60 miljoen eenheden per jaar beschikt. Zelfs de laagste schatting komt overeen met 84 % van de hele productie in de Unie (50,5 miljoen eenheden tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek) en is goed voor 60 % van het totale verbruik van de Unie (70 miljoen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek), wat als aanzienlijk wordt beschouwd.

3.2.   Chinese verkoop aan derde landen en aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(75)

De VRC voert aanzienlijke hoeveelheden aluminium wielen uit naar andere derde landen dan de Unie, en met name de VS, Japan, Mexico, Canada en India (29). Dit geldt ook voor de vier medewerkende groepen. Hun uitvoervolume naar deze markten dekt bijna 89 % van hun totale uitvoer naar derde landen tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(76)

De Commissie vergeleek de gemiddelde prijs van de vier medewerkende groepen op de markten van derde landen tijdens het TNO met de uitvoerprijzen in dezelfde periode naar de markt van de Unie per productsoort, met aftrek van de anders wel verschuldigde antidumpingrechten. De vergelijking gaf een gemengd beeld te zien, afhankelijk van de markt in kwestie.

(77)

De situatie op de markt van de Verenigde Staten (goed voor ongeveer 51 % van de totale uitvoer naar derde landen van de vier in de steekproef opgenomen groepen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek) laat zien dat ongeveer de helft van productsoorten, die ongeveer 25 % van hun verkopen naar de VS uitmaakten, duurder was op de markt van de VS, en de andere helft op de markt van de Unie (30). Hieruit blijkt dat het waarschijnlijk is dat de uitvoer van bepaalde volumes die momenteel voor de VS zijn bestemd (31) (die waarvan de prijzen lager zijn dan de prijzen op de markt van de Unie) naar de Unie zou worden verschoven als de maatregelen komen te vervallen.

(78)

Wat de prijzen van de uitvoer van de VRC naar Canada, India, Japan en Mexico betreft (samen goed voor ongeveer 40 % van de totale uitvoer van de vier in de steekproef opgenomen Chinese groepen tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek), moet worden opgemerkt dat de gemiddelde verkoopprijzen van ongeveer 22 % van de totale naar die landen uitgevoerde hoeveelheid lager was dan de verkoopprijzen ervan naar de Unie (32). Ook dit wijst er op dat de Chinese uitvoer waarschijnlijk zou worden verschoven naar de Unie indien de maatregelen zouden komen te vervallen. De kans op een verschuiving vanuit India is de bijzonder groot omdat dit land definitieve antidumpingmaatregelen heeft ingesteld in mei 2015; dat is midden in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(79)

Een belanghebbende betoogde dat de aantrekkingskracht van de markt van de Unie beperkt is en dat het daarom niet waarschijnlijk is dat de invoer uit de VRC wordt verlegd indien de maatregelen worden ingetrokken. De belanghebbende gaf een vergelijking tussen de gemiddelde prijzen van de uitvoer naar de Unie en gemiddelde uitvoerprijzen naar de rest van de wereld voor twee van de in de steekproef opgenomen groepen, waaruit blijkt dat de prijzen in de rest van de wereld hoger zijn. Bovendien verschafte de belanghebbende voor een van de in de steekproef opgenomen groepen een prijsvergelijking tussen de uitvoer naar de EU en de uitvoerprijzen naar de rest van de wereld voor 15 productsoorten.

(80)

In antwoord op dit argument moet worden opgemerkt dat bij een vergelijking van gemiddelde prijsniveaus geen rekening wordt gehouden met prijsverschillen tussen de productsoorten. Toegegeven moet worden dat de VRC grotere wielen uitvoert naar zijn grootste uitvoerbestemming: de VS. Bovendien is de samenvoeging van de verkopen naar de rest van de wereld minder waardevol omdat hierbij de resultaten van de verschillende uitvoerbestemmingen gemengd worden. Dit geldt ook voor de vergelijking van specifieke productsoorten die wordt verricht voor een van de in de steekproef opgenomen groepen van producenten-exporteurs.

(81)

Anderzijds is de vergelijking van de Commissie gebaseerd op de gecontroleerde gegevens van alle vier in de steekproef opgenomen groepen van producenten-exporteurs. De vergelijking wordt gemaakt op het niveau van de productsoort en afzonderlijk voor de verschillende marktbestemmingen. Om die redenen is de in de overwegingen 76, 77 en 78 uiteengezette werkwijze van de Commissie als betrouwbaarder en nauwkeuriger aan te merken. Daarom wordt het argument van de belanghebbende verworpen.

(82)

In antwoord op de mededeling van feiten en overwegingen betoogde een belanghebbende dat de Commissie de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie in vergelijking met andere uitvoerbestemmingen onredelijk benadrukte. In het bijzonder bracht de belanghebbende naar voren dat de door de Commissie verrichte vergelijking per soort laat zien dat momenteel slechts ongeveer 25 % van de verkopen van de in de steekproef opgenomen groepen naar de VS gebeurt tegen een lagere prijs dan die van dezelfde productsoorten naar de Unie. Volgens de belanghebbende moet de uitvoer naar de VS (en naar alle andere landen) in zijn geheel worden geanalyseerd, d.w.z. dat alle productsoorten moeten worden gebundeld. Als reden geeft hij aan dat de Chinese producenten veel verschillende soorten aluminium wielen aanbieden om afnemers aan zich te binden. Dit impliceert volgens hem dat het feit dat een bepaald soort aluminium wiel vanuit China naar de VS wordt verkocht voor een lagere prijs dan naar de Unie, niet betekent dat deze uitvoer zou worden verlegd, aangezien de Chinese leveranciers een „volledig productengamma naar al hun uitvoerbestemmingen” moeten leveren, en dat een verlegging ten koste van betrouwbare leveringsketens zou gaan.

(83)

Voorts heeft de belanghebbende prijsvergelijkingen ingediend, waarbij alle verkopen per bestemming waren gebundeld, met als resultaat negatieve bedragen (d.w.z. dat de prijzen op de markten van andere derde landen hoger waren dan die op de markt van de Unie) voor alle markten, met uitzondering van Japan. Tot slot argumenteerde de belanghebbende dat de Commissie voor de analyse van de Canadese, de Indiase, de Japanse en de Mexicaanse markt een andere benadering had gekozen door de verkoopvolumes voor de vier bestemmingen te bundelen zonder nadere uitleg. Concluderend betoogde de belanghebbende dat de mededeling van feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie van plan was de antidumpingmaatregelen in te stellen, de belanghebbende geen duidelijkheid verschafte over de beweegredenen van de Commissie bij de vergelijking tussen de uitvoerprijzen naar de Unie en naar markten van andere derde landen, en aldus een inbreuk vormde op artikel 20 van de basisverordening.

(84)

In antwoord op deze argumenten wijst de Commissie erop dat bij de toegepaste vergelijking per productsoort de volumes van de toegepaste transacties niet werden verhuld. Bovendien is het percentage van de desbetreffende in de VS verkochte volumes bekendgemaakt aan de partijen en is dit percentage gebruikt om vast te stellen welke hoeveelheid van de totale uitvoer van de VRC naar de VS verlegd zou worden. Daarom wordt het argument van de belanghebbende dat bij een vergelijking per productsoort het volume-effect van de verkoop wordt verhuld en/of er geen rekening mee wordt gehouden, verworpen. Het andere argument van de belanghebbende, namelijk dat de totale winst van alle transacties naar een uitvoermarkt doorslaggevend is, en niet de prijsvergelijking per productsoort, is niet met bewijs onderbouwd en wordt ook niet bevestigd door de bevindingen van het onderzoek. Tijdens het onderzoek concludeerde de Commissie zowel voor de Chinese producenten-exporteurs als voor de producenten in de Unie dat in de regel aanbestedingen worden opgesteld en contacten worden gesloten voor een specifieke productsoort, en niet voor een groep producten. Op basis van het bovenstaande blijft de Commissie op het standpunt dat de vergelijking per soort van de prijs van de Chinese verkoop naar derde uitvoermarkten met de Chinese verkoop naar de markt van de Unie een belangrijke indicator van de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie is.

(85)

Anders dan hetgeen de belanghebbende beweert, zijn de analyses van de vier uitvoerbestemmingen, namelijk Canada, India, Japan en Mexico door de Commissie niet samengevoegd. Alle uitvoerbestemmingen zijn afzonderlijk geanalyseerd en alleen de volumes die per land waarschijnlijk beschikbaar waren om te worden verlegd zijn bij elkaar opgeteld (33). Daarom wordt het argument van de belanghebbende verworpen.

(86)

Een belanghebbende betoogde dat OEM-wielen aanzienlijk duurder zijn dan AM-wielen, en dat de Commissie zich ten onrechte baseerde op AM-prijzen om aan te tonen dat Chinese producenten-exporteurs de uitvoer van aluminium wielen naar de markt van de Unie zouden verleggen.

(87)

Verduidelijkt moet worden dat de Commissie zich — in tegenstelling tot hetgeen de belanghebbende beweert — voor de prijsvergelijking niet heeft gebaseerd op AM-verkopen, maar op alle gemelde verkopen, waarvan het AM-segment slechts ongeveer 20 % uitmaakte. Daarom wordt dit argument afgewezen.

(88)

Aangezien geen verdere opmerkingen zijn ontvangen, worden de conclusies over de analyse van de uitvoer naar derde landen van de vier in de steekproef opgenomen groepen zoals uiteengezet in de overwegingen 75 tot en met 78 gehandhaafd. Daarom wordt de waarschijnlijke verlegging van een deel van de Chinese uitvoer die nu bestemd is voor de VS, Canada, Mexico, Japan en India, naar de markt van de Unie (geschat op 13,7 miljoen eenheden) (34) bevestigd.

3.3.   De verkoop op de binnenlandse markt van de VRC en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(89)

Gezien de aanzienlijke binnenlandse verkoop is ook de situatie op de Chinese binnenlandse markt onderzocht. Uit de beschikbare informatie blijkt dat de Chinese automobielmarkt groeit en naar verwachting tot 2020 zal groeien met gemiddeld 8 % per jaar (35). Gezien de nauwe band tussen de automobiel- en de autowielenmarkt kan worden uitgegaan van hetzelfde groeipercentage van de laatstgenoemde markt. Door deze groei stijgt de absorptiecapaciteit van de Chinese binnenlandse markt. Deze toename van de vraag is echter waarschijnlijk niet voldoende om de beschikbare reservecapaciteiten te absorberen. De afgelopen jaren heeft de VRC veel geïnvesteerd in de wielproductie. Alleen al de vier in de steekproef opgenomen groepen hebben in de beoordelingsperiode hun totale capaciteit vergroot met ongeveer 16 miljoen eenheden, hetgeen overeenstemt met de toename van de vraag.

(90)

Het gemiddelde prijsniveau van de vier in de steekproef opgenomen groepen op de Chinese binnenlandse markt (ongeveer 35 EUR) is aanzienlijk lager dan de gemiddelde verkoopprijzen in de Unie (46,2 EUR). Hoewel een deel van het prijsverschil kan worden verklaard door verschillende productsoorten en eisen, impliceert dit grote verschil in prijzen dat de markt van de Unie zelfs nog aantrekkelijker zou worden ten opzichte van de Chinese binnenlandse markt als de maatregelen worden ingetrokken. Ook is belangrijk om op te merken dat de grootste exporteurs reeds gevestigde zakenrelaties in de Unie hebben, zodat de uitgevoerde hoeveelheden snel kunnen worden verhoogd indien de huidige rechten veranderen.

(91)

De conclusie van de analyse van de binnenlandse verkoop en marktvoorwaarden in de VRC is derhalve in de eerste plaats dat de binnenlandse markt de reservecapaciteit niet kan absorberen en in de tweede plaats dat de aanzienlijke prijsverschillen een verlegging van de binnenlandse verkoop naar de Unie waarschijnlijk maken.

(92)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat indien de maatregelen komen te vervallen, de kans op verlegging van aanzienlijke hoeveelheden van de uitvoer en de binnenlandse verkoop naar de Unie tegen dumpingprijzen reëel is.

(93)

In reactie op de mededeling van feiten en overwegingen betoogde één belanghebbende dat aangezien de geschatte productiecapaciteit en bezettingsgraad onjuist zijn, de conclusie dat de geschatte toename van de vraag naar aluminium wielen op de Chinese binnenlandse markt de beschikbare reservecapaciteit waarschijnlijk niet zal absorberen, niet correct is. De belanghebbende betwistte eveneens de betrouwbaarheid van de vergelijking van de gemiddelde prijzen, aangezien de Commissie zelf van oordeel was dat bij een vergelijking van de gemiddelde prijzen geen rekening wordt gehouden met prijsverschillen tussen de productsoorten.

(94)

De opmerkingen over productiecapaciteit en bezettingsgraad zijn aan de orde geweest onder de punten 3.1 en 3.2. De cijfers, zoals bevestigd na de analyse van de opmerkingen, zijn niet zodanig veranderd dat de conclusie in overweging 89 anders wordt.

(95)

Het feit dat de vergelijking van de gemiddelde prijzen minder betrouwbaar is dan de vergelijking op het niveau van de productsoort, doet niets af aan de conclusie dat het verschil tussen de prijsniveaus nog altijd significant is. In combinatie met de aanzienlijke omvang van de binnenlandse markt maakt dit het waarschijnlijk dat bepaalde verkopen naar de markt van de Unie zullen worden verlegd indien de maatregelen komen te vervallen, zelfs indien de hoeveelheid op basis van de beschikbare informatie niet precies kan worden vastgesteld. Daarom zijn de ingediende opmerkingen niet in tegenspraak met de getrokken conclusies, die dan ook worden bevestigd.

4.   Conclusie over dumping en de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping

(96)

Voor alle vier in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs is dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vastgesteld. Gezien de aanzienlijke reservecapaciteit in de VRC en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie in vergelijking met enkele van de derde markten en de binnenlandse markt is het waarschijnlijk dat de Chinese producenten-exporteurs (opnieuw) zullen toetreden tot de markt van de Unie met aanzienlijke hoeveelheden aluminium wielen tegen dumpingprijzen indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

D.   DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE

(97)

In de bedrijfstak van de Unie hebben sinds het oorspronkelijke onderzoek geen belangrijke structurele veranderingen plaatsgevonden. Het soortgelijke product werd in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vervaardigd door een vijftigtal bekende producenten in de Unie. Zij vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(98)

De totale productie in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd op 50,5 miljoen eenheden geraamd. De ondernemingen die het verzoek om een nieuw onderzoek ondersteunden, waren goed voor meer dan 85 % van de totale productie in de Unie tijdens het TNO. Zoals aangegeven in overweging 17, vertegenwoordigden de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie meer dan 30 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie.

E.   SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE

1.   Opmerkingen vooraf

(99)

De totale productie in de Unie is vastgesteld op basis van alle beschikbare informatie, waaronder de informatie uit het verzoek om een nieuw onderzoek, gegevens afkomstig van alle bekende producenten in de Unie vóór en na de opening van het onderzoek en informatie verkregen van de in de steekproef opgenomen producenten. Op grond van die informatie konden ook het bestaan en het productieniveau van de niet aan het onderzoek meewerkende producenten worden bevestigd.

(100)

Net als in het oorspronkelijke onderzoek, en zoals vermeld in overweging 28, werd het product verkocht via twee distributiekanalen, namelijk voor het OEM-segment en voor het AM-segment.

(101)

Enkele belanghebbenden herhaalden de argumenten die in het oorspronkelijke onderzoek waren gebruikt, namelijk dat bij de vaststelling van schade een onderscheid moet worden gemaakt tussen aluminium wielen voor de OEM-markt en aluminium wielen voor de AM-markt. Deze argumenten waren gebaseerd op het feit dat ten tijde van het oorspronkelijke onderzoek de invoer uit de VRC voornamelijk voor het AM-segment was bestemd, terwijl de bedrijfstak van de Unie in het OEM-segment domineerde.

(102)

Zoals uiteengezet in de overwegingen 113 en 114, is uit het onderzoek gebleken dat de Chinese producenten-exporteurs sinds het oorspronkelijke onderzoek kennelijk zijn overgeschakeld van het AM-segment naar het OEM-segment. Daarom was een afzonderlijke analyse van het effect van de invoer uit de VRC op de situatie van de bedrijfstak van de Unie per segment niet meer nodig.

(103)

Niettemin zijn — in overeenstemming met het oorspronkelijke onderzoek en met het oog op een zo volledig mogelijk beeld van de situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens het TNO — sommige schade-indicatoren ook afzonderlijk geanalyseerd op basis van de beschikbare informatie; bij de analyse van de waarschijnlijkheid van herhaling van de schade zijn ook de verschillende segmenten in aanmerking genomen.

(104)

Onder verwijzing naar het argument in overweging 101 betoogde een van de belanghebbenden dat de segmenten moeten worden onderscheiden op basis van het type afnemer, met als argument dat de afnemers in de OEM-markt een ander soort product kopen, namelijk wielen van een automerk, terwijl de afnemers in de AM-markt wielen van een wielmerk kopen. Volgens deze belanghebbende is de vraag of de wielen worden gebruikt voor de assemblage in nieuwe voertuigen (OEM) of dat zij afzonderlijk worden verkocht ter vervanging van de originele wielen (AM) van minder belang.

(105)

Het verzoek van deze belanghebbende was gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat de Commissie wielen van een automerk die worden verkocht via de distributiekanalen van de autofabrikanten of hun erkende dealers als verkopen in het AM-segment zou aanmerken. De Commissie beschouwde echter alle wielen van een automerk, ongeacht of zij zijn gebruikt voor assemblage in nieuwe voertuigen of dat zij afzonderlijk zijn verkocht, als verkopen in het OEM segment, hetgeen overeenstemde met het standpunt van de belanghebbende.

2.   Verbruik in de Unie

(106)

Het verbruik in de Unie heeft zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Verbruik in de Unie

 

2012

2013

2014

TNO

Totaal verbruik (eenheden × 1 000 )

59 361

60 528

66 457

70 047

Index (2012 = 100)

100

102

112

118

Bron: Verzoek om een nieuw onderzoek, Eurostat, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(107)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld door de invoer uit de VRC en andere derde landen op basis van Eurostat-gegevens op te tellen bij de verkoop door de producenten in de Unie op de markt van de Unie. De gegevens over de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie zijn verkregen uit het verzoek om een nieuw onderzoek en aangepast op basis van de gegevens in de antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het TNO.

(108)

Het verbruik in de Unie nam in de beoordelingsperiode voortdurend toe, in totaal met 18 %, namelijk van 59,3 miljoen eenheden in 2012 tot 70,0 miljoen eenheden in het TNO. Deze toename van het verbruik strookt met de toename van de autoproductie in de Unie en de grotere penetratiegraad van aluminium wielen bij nieuwe auto's. De stijgende tendens in het verbruik vormt een significante verandering ten opzichte van de tendens die bij het oorspronkelijke onderzoek werd geconstateerd, toen het verbruik daalde met 16 % vanaf 2006 en tijdens het onderzoekstijdvak (OT) van het oorspronkelijk onderzoek, namelijk van 58,6 miljoen eenheden naar 49,5 miljoen eenheden.

(109)

Het gebruik in de Unie is ook geanalyseerd met een splitsing tussen het OEM en het AM-segment. De volumes en de marktaandelen zijn geschat op basis van informatie afkomstig van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, de medewerkende producenten in het referentieland, de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en het verzoek. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de evolutie van het verbruik per segment in het TNO in vergelijking met het OT van het oorspronkelijke onderzoek.

Tabel 3

Verbruik in het AM- en het OEM-segment

Eenheden (x 1 000 )

OT oorspronkelijk onderzoek

TNO

Verbruik OEM

34 915

65 168

Index (2012 = 100)

100

188

Aandeel OEM in totaal verbruik (%)

71

93

Verbruik AM

14 592

4 879

Index (IP = 100)

100

33

Aandeel AM in totaal verbruik (%)

29

7

Totaal verbruik

49 508

70 047

Index (IP = 100)

100

141

Bron: Verzoek, Eurostat, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 964/2010.

(110)

Sinds het OT van het oorspronkelijke onderzoek is het verbruik in het OEM-segment gestegen met 88 %, dat wil zeggen van ongeveer 35 miljoen eenheden tot ongeveer 65 miljoen eenheden, terwijl het verbruik in het AM-segment daalde met ongeveer 70 %, van ongeveer 15 miljoen eenheden tot ongeveer 5 miljoen eenheden in het TNO. Hieruit blijkt dat de totale stijging van het verbruik sinds het OT van het oorspronkelijke onderzoek geheel is toe te schrijven aan de stijging van het verbruik in het OEM-segment, terwijl het verbruik in het AM-segment aanzienlijk is gedaald sinds het OT van het oorspronkelijke onderzoek. Aldus nam het OEM-segment, dat tijdens het OT van het oorspronkelijke onderzoek al de overhand had, verder in belang toe en maakte 93 % van het totale verbruik tijdens het TNO uit, terwijl het AM-segment goed was voor 7 % van het totale verbruik, tegenover 29 % in het OT van het oorspronkelijke onderzoek.

(111)

Opgemerkt moet worden dat er in het OEM-segment in het algemeen meer mededinging is, aangezien de verkopen plaatsvinden op een grotere markt met meer deelnemers en een hoger aantal leveranciers die met elkaar concurreren. De aanwezigheid in dit segment is ook langduriger. Uit het onderzoek is gebleken dat deelnemers die in staat zijn gebleken om tot het OEM-segment toe te treden doorgaans in dat segment blijven, en niet makkelijk naar het AM-segment overstappen. Dit is het gevolg van de precieze en strikte eisen die de afnemers in het OEM-segment stellen, niet alleen aan de kwaliteit en het ontwerp van de aluminium wielen, maar ook van de kwaliteit van de processen en van de kwalificaties om als betrouwbare leveranciers te werk te gaan. Doorgaans worden de producten pas gekocht na een periode van tests en procescontroles; daarna kan de contractuele verhouding tussen de koper en verkoper jarenlang duren. Tegelijkertijd moet erop worden gewezen dat een OEM-gebruiker doorgaans meerdere door hem goedgekeurde leveranciers heeft en dat hij daarom relatief gemakkelijk van de ene naar de andere kan overstappen indien een van hen voor een lagere prijs kan leveren.

3.   Volume, prijzen en marktaandeel van de invoer uit de VRC

3.1.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit de VRC

Tabel 4

Volume en marktaandeel van de invoer uit de VRC

 

2012

2013

2014

TNO

Ingevoerde hoeveelheid (eenheden × 1 000 )

3 371

2 436

2 439

2 237

Index (2012 = 100)

100

72

72

66

Marktaandeel (%)

5,7

4,1

3,7

3,2

Bron: Eurostat.

(112)

Het volume van de invoer uit de VRC is afgenomen van 3,3 miljoen eenheden in 2012 tot 2,2 miljoen eenheden in het TNO, dat wil zeggen met 34 %, met een bijbehorende afname van het marktaandeel van 5,7 % tot 3,2 %; dit is een daling met 2,5 procentpunten tijdens de beoordelingsperiode. Hoewel de invoervolumes en het marktaandeel vanuit China afnamen, zijn de Chinese producenten-exporteurs er ondanks de geldende maatregelen in geslaagd een niet te verwaarlozen marktaandeel te handhaven. De Commissie merkt op dat een deel van de invoer uit de VRC (variërend tussen 21 % en 28 % in de beoordelingsperiode) gebruik heeft gemaakt van de regeling actieve veredeling en niet onderworpen was aan antidumpingrechten.

(113)

Bovendien werd de evolutie van het invoervolume en het marktaandeel van China geschat met een uitsplitsing van het OEM- en het AM-segment voor het TNO in vergelijking met het OT van het oorspronkelijke onderzoek, zoals blijkt uit onderstaande tabel:

Tabel 5

Invoer vanuit China en marktaandelen in het OEM-segment en in het AM-segment

 

OT oorspronkelijk onderzoek

TNO

OEM-segment

 

 

Totale invoer uit China OEM (eenheden × 1 000 )

1 183

1 606

Index (IP = 100)

100

136

Aandeel in totale invoer (%)

19

72

Marktaandeel in verbruik OEM (%)

3,4

2,5

Marktaandeel in totaal verbruik (%)

2,3

2,3

AM-segment

 

 

Totale invoer uit China AM (eenheden × 1 000 )

4 954

631

Index (IP = 100)

100

13

Aandeel in totale invoer (%)

81

28

Marktaandeel in verbruik AM (%)

33,9

12,9

Marktaandeel in totaal verbruik (%)

10,0

0,9

Bron: Verzoek, Eurostat, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 964/2010.

(114)

De ontwikkeling van de invoervolumes vanuit China, uitgesplitst naar segment, volgde de algemene tendens naar een aanzienlijk toegenomen verbruik in het OEM-segment, zoals blijkt uit de overwegingen 109, 110 en 111. Ondanks de algemene daling van de invoer van aluminium wielen vanuit China (zie tabel 3) hebben de Chinese producenten-exporteurs hun invoervolume in het OEM-segment vergroot. Meer bepaald is het invoervolume in het OEM-segment gestegen van 1,183 miljoen eenheden in het OT van het oorspronkelijke onderzoek tot 1,606 miljoen eenheden in het TNO; dat wil zeggen dat de Chinese producenten-exporteurs het volume hebben kunnen vergroten met 0,4 miljoen eenheden, wat neerkomt op een stijging van 63 % in vergelijking met het OT van het oorspronkelijke onderzoek.

(115)

In totaal was de invoer uit de VRC naar het OEM-segment goed voor 72 % van alle invoer tijdens het TNO, terwijl tijdens het OT van het oorspronkelijke onderzoek de situatie omgekeerd was en de uitvoer vanuit China naar het OEM-segment slechts 19 % van de totale invoer in de Unie uitmaakte.

(116)

Ondanks de toename in het verkoopvolume in het OEM-segment is het marktaandeel van dit segment gedaald met 0,9 procentpunt, wat een gevolg is van de hogere toename van het verbruik in dit segment. Het marktaandeel van de invoer uit de VRC in het totale verbruik bleef stabiel, wat eveneens het gevolg is van de hogere toename van het totale verbruik.

(117)

Uit het bovenstaande volgt dat de totale afname van de Chinese invoervolumes uitsluitend is toe te schrijven aan een afname van de invoer naar het AM-segment. In dit segment is de invoer uit de VRC aanzienlijk gedaald, namelijk met bijna 90 %, wat zich vertaalde in een daling van het marktsegment in het AM-verbruik van 34 % tijdens het OT van het oorspronkelijke onderzoek tot 13 % in het TNO van het huidige nieuwe onderzoek. In totaal daalde het aandeel van de invoer naar het AM-segment in het totale verbruik van 10,0 % in het OT van het oorspronkelijke onderzoek tot 0,9 % in het TNO van het huidige nieuwe onderzoek.

(118)

De overstap van de Chinese producenten-exporteurs van het AM- naar het OEM-segment is al in gang gezet in de laatste twee jaren van het oorspronkelijke onderzoek (dus in 2008 en het OT, zie overweging 89 van Uitvoeringverordening (EU) nr. 964/2010). Ondanks de afname van de marktaandelen hebben de Chinese producenten-exporteurs de verkochte hoeveelheden en het klantenbestand in het OEM-segment sinds het oorspronkelijke onderzoek kunnen handhaven.

3.2.   Invoerprijs en prijsonderbieding

Tabel 6

Gemiddelde prijs van de invoer uit de VRC

 

2012

2013

2014

TNO

Gemiddelde prijs (EUR/eenheid)

40,68

36,16

39,74

46,24

Index (2012 = 100)

100

89

98

114

Bron: Eurostat.

(119)

De gemiddelde prijs van de invoer uit de VRC daalde eerst van 40,68 EUR per eenheid in 2012 tot 36,16 EUR per eenheid in 2013, maar steeg weer naar 39,74 EUR per eenheid in 2014. De prijs steeg verder in het TNO tot een niveau van 46,24 EUR per eenheid. De totale stijging tussen 2012 en het TNO bedroeg 14 %. Deze algemene prijsstijging is in overeenstemming met de wereldwijde prijsontwikkeling en een algemene tendens naar steeds grotere en geavanceerdere wielen.

(120)

De verkoopprijzen op de markt van Unie van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Unie zijn vergeleken met die van de invoer uit het betrokken land door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs. Als verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen bedrijfstak van de Unie werden de verkoopprijzen aan onafhankelijke afnemers gebruikt, in voorkomend geval gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, dit wil zeggen exclusief vervoerskosten in de Unie en na aftrek van rabatten en kortingen.

(121)

Deze prijzen zijn vergeleken met de prijzen die door de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs worden aangerekend, zonder kortingen, en in voorkomend geval gecorrigeerd tot de cif-prijs, grens Unie, met een correctie voor de kosten na invoer.

(122)

Werden de douanerechten en de antidumpingrechten opgeteld bij de cif-prijzen van de invoer, dan vielen de prijzen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs gemiddeld hoger uit dan de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie. Dat gold ook voor de invoer van de niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

(123)

Wanneer de invoerprijzen van de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs worden bekeken zonder de antidumpingrechten, onderbieden zij de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie gemiddeld met 8,0 %. Het resultaat is nog meer uitgesproken wanneer het OEM-segment en het AM-segment afzonderlijk worden beschouwd; in dat geval bedragen de prijsonderbiedingsmarges voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs 8,7 % in het OEM-segment en 12,4 % in het AM-segment. Voor de niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs zou het resultaat op basis van de Eurostat-gegevens een prijsonderbiedingsmarge van 7,5 % opleveren; deze vergelijking is gebaseerd op de gemiddelde waarden, omdat Eurostat geen onderscheid tussen de productsoorten maakt.

(124)

Tot slot is een prijsvergelijking gemaakt voor de invoer uit de VRC in het kader van de regeling actieve veredeling, die 20,6 % van alle Chinese invoer tijdens het TNO uitmaakte. Deze prijsvergelijking werd gemaakt tussen de gemiddelde Chinese invoerprijzen in het kader van de regeling actieve veredeling (op basis van Eurostat-gegevens aangezien de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs geen verkopen naar de Unie in het kader van die regeling hadden aangemeld) en de gemiddelde verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het TNO. Het resultaat was een gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van 7,6 %. Deze vergelijking is gebaseerd op de gemiddelde waarden, omdat Eurostat geen onderscheid tussen de productsoorten maakt, zoals reeds opgemerkt in overweging 123. Bovendien was het totale invoervolume in het kader van de regeling actieve veredeling zeer gering, namelijk slechts 0,6 % van het totale verbruik in de Unie tijdens het TNO.

(125)

Eén belanghebbende betoogde dat de prijzen van aluminium wielen voor het AM-segment in het algemeen aanzienlijk lager waren dan de prijzen van aluminium wielen voor het OEM-segment. Bovendien is volgens deze belanghebbende een prijsvergelijking in het OEM-segment slechts mogelijk op „aanbestedingsniveau”, waar volgens hem in het algemeen geen sprake is van prijsonderbieding, zelfs niet na aftrek van het antidumpingrecht.

(126)

Een selectie van gegevens uit individuele aanbestedingen kan geen vervanging zijn van de door de Commissie verrichte analyse op basis van de volledige gegevens, namelijk transactie-verkooplijsten en prijsvergelijkingen per soort. Een dergelijke vergelijking omvat de grootst mogelijke hoeveelheid gegevens van transacties die werkelijk hebben plaatsgevonden. Zoals uiteengezet in overweging 123, wees de analyse op basis van de volledige gegevens van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs en de producenten in de Unie op een onderbieding van 8,7 % in het OEM-segment en 12,4 % in het AM-segment; dit bevestigde de onderbieding in beide segmenten op basis van de prijzen zonder antidumpingrechten. Daarom wordt dit argument afgewezen.

(127)

Na de mededeling verzocht dezelfde belanghebbende de Commissie te verduidelijken zij kan garanderen dat de prijzen van de Chinese binnenlandse verkoop, de uitvoer naar de Unie en de uitvoer naar derde landen vergelijkbaar zijn. Deze werkwijze wordt uiteengezet in de overwegingen 123 en 126.

4.   Invoer uit andere derde landen

Tabel 7

Invoer uit andere derde landen

 

2012

2013

2014

TNO

Turkije

6 189

6 879

8 316

9 218

Index (2012 = 100)

100

111

134

149

Marktaandeel (%)

10,4

11,4

12,5

13,2

Gemiddelde prijs (EUR/eenheid)

45,57

45,32

43,89

48,50

Index (2012 = 100)

100

99

96

106

Andere derde landen (m.u.v. Turkije)

7 104

6 778

8 177

8 696

Index (2012 = 100)

100

95

115

122

Marktaandeel (%)

12,0

11,2

12,3

12,4

Gemiddelde prijs (EUR/eenheid)

51,27

51,23

52,66

58,88

Index (2012 = 100)

100

100

103

115

Totaal andere derde landen

13 294

13 657

16 493

17 914

Index (2012 = 100)

100

103

124

135

Marktaandeel (%)

22,4

22,6

24,8

25,6

Gemiddelde prijs (EUR/eenheid)

48,62

48,25

48,24

53,54

Index (2012 = 100)

100

99

99

110

Bron: Eurostat.

(128)

In de beoordelingsperiode is de invoer uit andere derde landen naar de Unie voortdurend gestegen van ongeveer 13,2 miljoen eenheden in 2012 tot ongeveer 17,9 miljoen eenheden in het TNO, d.w.z. met 35 %. Aangezien het verbruik in de Unie in die periode slechts met 18 % toenam (zie overweging 107, tabel 1), nam het overeenkomstige marktaandeel van de andere derde landen in mindere mate toe, namelijk van 22,4 % in 2012 tot 25,6 % in het TNO; dit was een stijging met 3,2 procentpunten.

(129)

De gemiddelde prijzen bij invoer uit andere derde landen dan China waren hoger dan de prijzen bij invoer uit de VRC en stegen tijdens de beoordelingsperiode met 10 %.

(130)

Turkije is na de VRC de grootste exporteur naar de Unie. De invoer uit Turkije steeg van ongeveer 6,1 miljoen eenheden in 2012 tot ongeveer 9,2 miljoen eenheden in het TNO, d.w.z. met 49 %. Deze stijging kwam neer op een verhoging van het marktaandeel van 10,4 % in 2012 tot 13,2 % in het TNO; dit was een stijging met 2,8 procentpunten. De gemiddelde prijzen bij invoer uit Turkije lagen gedurende de hele beoordelingsperiode hoger dan de gemiddelde prijzen van de invoer uit China. Zij stegen van 45,57 EUR per eenheid in 2012 tot 48,50 EUR per eenheid in het TNO, wat neerkwam op een stijging met 6 %.

(131)

Het marktaandeel van de invoer uit derde landen met uitzondering van Turkije is maar licht toegenomen, van 12,0 % in 2012 tot 12,4 % in het TNO. De prijzen van de invoer uit andere derde landen waren in de hele beoordelingsperiode hoger dan de prijzen van de invoer uit de VRC.

5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

5.1.   Algemene opmerkingen

(132)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie alle economische factoren en indicatoren onderzocht die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed zijn.

(133)

Zoals vermeld in overweging 17, is voor de vaststelling van mogelijke door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruikgemaakt van een steekproef.

(134)

Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren voor de gehele bedrijfstak van de Unie geëvalueerd op basis van de gegevens verstrekt door de indiener van het verzoek om een nieuw onderzoek en de gegevens van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, die werden gecorrigeerd op basis van de gegevens uit de antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het TNO. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren uitsluitend voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen geëvalueerd, op basis van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in hun antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. Beide reeksen gegevens bleken representatief voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(135)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit en hoogte van de dumpingmarge.

(136)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

5.2.   Macro-economische indicatoren

5.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

Tabel 8

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2012

2013

2014

TNO

Productie (eenheden × 1 000 )

44 124

45 516

49 638

50 571

Index (2012 = 100)

100

103

112

115

Productiecapaciteit (eenheden × 1 000 )

49 808

51 644

53 510

55 178

Index (2012 = 100)

100

104

107

111

Bezettingsgraad (%)

89

88

93

92

Index (2012 = 100)

100

99

105

103

Bron: Verzoek om nieuw onderzoek, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst;

(137)

De totale productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

(138)

De productie steeg tijdens de beoordelingsperiode. De totale productie steeg van 44,1 miljoen eenheden in 2012 tot 50,5 miljoen eenheden in het TNO, dat wil zeggen met 15 % in de beoordelingsperiode. Deze toename hangt samen met de stijging van de productie in de Unie en de toegenomen toepassing van aluminium wielen in nieuwe auto's.

(139)

De productiecapaciteit steeg van ongeveer 49,8 miljoen eenheden in 2012 tot ongeveer 55,1 miljoen eenheden in het TNO, dat wil zeggen met 11 % in de beoordelingsperiode.

(140)

Als gevolg van de iets hogere stijging van het productievolume dan van de productiecapaciteit nam de bezettingsgraad toe van 89 % in 2012 tot 92 % in het TNO, dat wil zeggen met 3 procentpunten in de beoordelingsperiode.

5.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(141)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Verkoopvolume en marktaandeel

 

2012

2013

2014

TNO

Verkoopvolume (eenheden × 1 000 )

42 697

44 435

47 525

49 895

Index (2012 = 100)

100

104

111

117

Marktaandeel (%)

71,9

73,4

71,5

71,2

Bron: Verzoek om een nieuw onderzoek, Eurostat, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(142)

Het verkoopvolume is in de beoordelingsperiode toegenomen van 42,6 miljoen eenheden in 2012 tot ongeveer 49,8 miljoen eenheden in het TNO, dat wil zeggen met 17 %, hetgeen iets minder was dan de stijging met 18 % van het verbruik zoals beschreven in overweging 107. De stijging van het verkoopvolume heeft, rekening houdend met de parallelle stijging van de invoer uit derde landen als omschreven in overweging 128, evenwel geleid tot een lichte daling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie van 71,9 % in 2012 tot 71,2 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, d.w.z. een daling met 0,7 procentpunt in de beoordelingsperiode.

(143)

Bovendien werd de evolutie van het invoervolume en het marktaandeel geschat met een uitsplitsing van het OEM- en het AM-segment tijdens het TNO in vergelijking met het OT van het oorspronkelijke onderzoek, zoals blijkt uit onderstaande tabel:

Tabel 10

Verkoopvolume en marktaandelen in het OEM-segment en in het AM-segment

Eenheden (× 1 000 )

OT oorspronkelijk onderzoek

TNO

OEM-segment

 

 

Verkoopvolume OEM

28 719

46 627

Index

100

162

Marktaandeel OEM (aandeel EU-producenten in totaal OEM-verbruik) (%)

82,3

71,6

Marktaandeel OEM in totaal verbruik (%)

58,0

66,6

AM-segment

 

 

Verkoopvolume AM

7 075

3 268

Index

100

46

Marktaandeel AM (aandeel EU-producenten in totaal AM-verbruik) (%)

48,5

67,0

Marktaandeel AM in totaal verbruik (%)

14,3

4,7

Bron: Verzoek, Eurostat, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 964/2010.

(144)

De verkoopvolumes in het OEM-segment zijn toegenomen met 62 % in het TNO in vergelijking met het OT van het oorspronkelijke onderzoek, terwijl de verkoop in het AM-segment met meer dan de helft verminderde ten opzichte van het OT van het oorspronkelijke onderzoek. Het marktaandeel van de producenten in de Unie in het OEM-segment is met 10,9 procentpunten gedaald van 82,3 % tot 71,6 % als gevolg van de hogere toename van het verbruik in dit segment. In het AM-segment is het marktaandeel toegenomen van 48,5 % tot 67,0 % als gevolg van de krimpende markt in dit segment. Over het geheel genomen is in het AM-segment het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in het totale verbruik gedaald van 14,3 % tijdens het OT van het oorspronkelijke onderzoek tot 4,7 % tijdens het TNO van het huidige nieuwe onderzoek, terwijl in het OEM-segment het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in het totale verbruik in dezelfde periode toenam van 58,0 % tot 66,6 %. De evolutie binnen de twee segmenten stemt overeen met de algemene tendens in de markt van de Unie, die een weerspiegeling vormt van de toename van de autoproductie in de Unie en de grotere penetratiegraad van aluminium wielen bij nieuwe auto's, zoals vermeld in overweging 109.

5.2.3.   Groei

(145)

Terwijl het verbruik in de Unie in de beoordelingsperiode met 18 % is gestegen, steeg het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie iets minder, namelijk met 17 %, wat neerkwam op een licht verlies van marktaandeel met 0,7 procentpunt.

5.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(146)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2012

2013

2014

TNO

Aantal werknemers

12 227

12 673

13 689

14 265

Index (2012 = 100)

100

104

112

117

Productiviteit (eenheden × 1000/werknemer)

3 609

3 592

3 626

3 545

Index (2012 = 100)

100

100

100

98

Bron: Verzoek om een nieuw onderzoek.

(147)

De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 17 % toe. Dit komt overeen met de stijging van de productie in de beoordelingsperiode met 15 %.

(148)

Tijdens de beoordelingsperiode is de productiviteit, gemeten aan de hand van het aantal geproduceerde eenheden per werknemer, stabiel gebleven, met een zeer lichte daling met 2 % in het TNO.

5.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(149)

Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek waren de individuele dumpingmarges voor de in de steekproef opgenomen groepen van ondernemingen nog steeds aanzienlijk en varieerden van 8,9 % tot 25,9 % (zie overweging 52). Toch is het volume van de invoer uit China gedaald met 44 %, wat zich ook vertaalde in een daling van het Chinese marktaandeel tot 3,2 % in het TNO. Zoals vermeld in overweging 122 was bij de prijzen van de invoer uit China geen sprake van onderbieding van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie in het TNO, en de prijsdruk van de invoer uit China was dan ook beperkt. De antidumpingmaatregelen hadden dan ook een positief effect op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

5.3.   Micro-economische indicatoren

5.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(150)

De gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie heeft zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Gemiddelde verkoopprijzen en kosten per eenheid

 

2012

2013

2014

TNO

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie (EUR/eenheid)

46,24

46,40

47,16

51,91

Index (2012 = 100)

100

100

102

112

Productiekosten per eenheid (EUR/eenheid)

43,10

43,13

42,82

46,76

Index (2012 = 100)

100

100

99

109

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(151)

De gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie steeg tijdens de beoordelingsperiode met 12 %. Deze stijging is toe te schrijven aan de tendens naar steeds grotere en geavanceerdere wielen zoals verder toegelicht in overweging 153.

(152)

Tijdens de beoordelingsperiode stegen de productiekosten per eenheid met 9 %.

(153)

Uit het onderzoek is gebleken dat de kostenstijging vooral te wijten was aan de technische ontwikkeling van aluminium wielen met een toenemende tendens om grotere wielen en zogenaamde „bright wheels” te produceren, waarvoor extra productiefasen nodig zijn. Uit het onderzoek is ook gebleken dat, hoewel de prijsschommelingen van de grondstof (aluminium) een effect op de kosten kunnen hebben, het effect ervan op de winstgevendheid beperkt is, aangezien de aluminiumprijzen in de contracten met de afnemers in de OEM-sector over het algemeen geïndexeerd waren.

5.3.2.   Loonkosten

(154)

De gemiddelde loonkosten van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 13

Loonkosten

 

2012

2013

2014

TNO

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

31 285

31 624

31 021

32 096

Index (2012 = 100)

100

101

99

103

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(155)

De gemiddelde arbeidskosten per werknemer van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn tussen 2012 en het TNO licht toegenomen met 3 %.

5.3.3.   Voorraden

(156)

De voorraden van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 14

Voorraden

 

2012

2013

2014

TNO

Eindvoorraden (eenheden × 1 000 )

851

842

986

866

Index (2012 = 100)

100

99

116

102

Eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie (%)

4,5

4,2

4,6

3,9

Index (2012 = 100)

100

92

101

87

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(157)

Voorraden kunnen niet als een relevante schade-indicator worden beschouwd omdat aluminium wielen veelal op bestelling worden geproduceerd; de voorraad op een bepaald tijdstip bestaat meestal uit goederen die reeds zijn verkocht maar nog niet zijn geleverd. Daarom worden de ontwikkelingen van de voorraden alleen ter informatie gegeven.

(158)

De eindvoorraden zijn in de beoordelingsperiode in totaal met 2 % gestegen. De eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie zijn iets teruggelopen, namelijk van 4,5 % in 2012 tot 3,9 % in het TNO, d.w.z. met 0,6 %.

5.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

Tabel 15

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2012

2013

2014

TNO

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

6,8

7,0

9,2

9,9

Index (2012 = 100)

100

103

135

146

Kasstroom (× 1 000  EUR)

102 147

111 918

129 833

155 044

Index (2012 = 100)

100

110

127

152

Investeringen (× 1 000  EUR)

64 110

38 643

65 749

71 338

Index (2012 = 100)

100

60

103

111

Rendement van investeringen (%)

18,6

20,1

27,4

31,6

Index (2012 = 100)

100

108

147

170

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(159)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. Tijdens de beoordelingsperiode is de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie gestaag toegenomen, gezien de prijsstijgingen die sneller gingen dan de stijging van de productiekosten zoals blijkt uit tabel 12, overweging 150. De winstgevendheid nam toe van 6,8 % in 2012 tot 9,9 % in het TNO, d.w.z. met 3,1 procentpunten tijdens de beoordelingsperiode.

(160)

Bovendien is de winstgevendheid ook afzonderlijk geanalyseerd voor het OEM- en het AM-segment. Op deze basis werd de winstgevendheid van de verkopen in het AM-segment geschat op 13,6 % en de winstgevendheid van de verkopen in het OEM-segment op 9,6 %. Opgemerkt moet worden dat het verkoopvolume in het AM-segment zeer gering was in vergelijking met het verkoopvolume in het OEM-segment tijdens het TNO en daarom weinig effect had op de totale winstgevendheid.

(161)

De netto kasstroom is het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren. De kasstroom steeg tijdens de gehele beoordelingsperiode. De netto kasstroom is in de beoordelingsperiode in totaal met 52 % gestegen, hetgeen strookt met de toegenomen winsten.

(162)

De investeringen zijn in de beoordelingsperiode toegenomen met 11 %. De totale investeringen zijn gedaald tussen 2012 en 2013, wat het gevolg was van de afronding van bepaalde investeringen in 2012. Vervolgens zijn de totale investeringen gestegen met 43 % tussen 2013 en 2014, en nog eens met 8 % tussen 2014 en het TNO. In sommige gevallen bestonden de investeringen deels uit de vervanging van verouderde machines. Er is echter ook aanzienlijk geïnvesteerd in nieuwe productiecapaciteit in verband met de toename van de vraag en de verwachte toename van de vraag in de komende jaren. Ten slotte zijn er ook investeringen gedaan om te voldoen aan de toenemende vraag naar de technisch meer geavanceerde „bright wheels” waarvoor extra machines en spuitinstallaties nodig zijn.

(163)

Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Net als bij de andere financiële indicatoren was het rendement van investeringen bij de productie en verkoop van het soortgelijke product vanaf 2011 positief; dit weerspiegelt de ontwikkeling van de winstgevendheid. Over de gehele beoordelingsperiode nam het rendement van investeringen met 13 procentpunten toe.

(164)

Wat het vermogen om kapitaal aan te trekken betreft, heeft het herstel van eerdere dumping gezorgd voor een beter vermogen om kapitaal aan te trekken voor het soortgelijke product van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, en heeft het hun financiële positie versterkt door de intern gegenereerde fondsen te vergroten. In het onderzoek is vastgesteld dat het vermogen om kapitaal aan te trekken in de beoordelingsperiode in totaal is toegenomen. Dit heeft de ondernemingen in staat gesteld om de vervangingsinvesteringen en investeringen in de verhoging van de productiecapaciteit te doen, zoals uiteengezet in overweging 162.

6.   Conclusie inzake schade

(165)

In een context van toenemend verbruik kon de bedrijfstak van de Unie zich dankzij de ingevoerde dumpingmaatregelen herstellen van de dumping in het verleden en was de economische situatie tijdens het TNO gezond. Er zij aan herinnerd dat de bedrijfstak van de Unie tijdens het oorspronkelijke onderzoek aanmerkelijke schade leed in de vorm van een afname van de productie en de verkoopvolumes als gevolg van de prijsdruk door de invoer uit de VRC, die vooral bleek uit een afnemende winstgevendheid.

(166)

In de beoordelingsperiode van het huidige onderzoek lieten vrijwel alle schade-indicatoren een positieve tendens zien. De bedrijfstak van de Unie wist de verkoopvolumes en de productievolumes te verhogen. Ook stegen de verkoopprijzen van de bedrijfstak, geheel in lijn met de algemene prijsstijging op de markt van de Unie, en sterker dan de stijging van de kosten. De positieve ontwikkeling van beide volumes (verkoop en productie) en de prijzen had een gunstig effect op de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie. Daarbij bleven de marktaandelen vrijwel stabiel, aangezien de invoer uit andere derde landen, en voornamelijk Turkije, ook steeg door het toegenomen verbruik, maar tegen hogere prijzen dan de prijzen van de invoer uit de VRC. Bovendien verhoogde de bedrijfstak van de Unie zijn investeringen, onder meer om de capaciteit te verhogen en om te voldoen aan de toenemende vraag naar „bright wheels”.

(167)

Met name is de winstgevendheid in het TNO toegenomen van 6,8 % in 2012 tot 9,9 %. De verkoopprijzen stegen in de beoordelingsperiode met 12 %, terwijl de kosten per eenheid in mindere mate stegen, namelijk met 9 %, en tijdens de gehele beoordelingsperiode lager bleven dan de gemiddelde verkoopprijzen. Het productievolume steeg met 15 %, de productiecapaciteit met 11 % en het verkoopvolume met 17 %. Aangezien de toename van het verbruik hoger was, namelijk 18 % in de beoordelingsperiode, nam het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie echter iets af met 0,7 procentpunt in de beoordelingsperiode. Het marktaandeel daalde van 71,9 % in 2012 tot 71,2 % in het TNO. De investeringen namen tijdens de beoordelingsperiode met 11 % toe en het rendement van investeringen van 18,6 % in 2012 tot 31,6 % in het TNO. Terwijl de productiviteit stabiel bleef, steeg de werkgelegenheid net als het productie- en het verkoopvolume, namelijk met 17 % tijdens de beoordelingsperiode.

(168)

Sommige schade-indicatoren zijn afzonderlijk geanalyseerd voor het OEM- en het AM-segment. Uit het onderzoek bleek dat de bedrijfstak van de Unie, in overeenstemming met de algemene ontwikkeling van de markt van de Unie, de verkopen in het OEM-segment aanzienlijk verhoogde en die in het AM-segment verlaagde. De winstgevendheid werd aangemerkt als positief in het OEM- en het AM-segment, ondanks de afname van het verkoopvolume in het laatstgenoemde segment.

(169)

Op grond van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie geen aanmerkelijke schade lijdt in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

F.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING OF VOORTZETTING VAN SCHADE

(170)

Het onderzoek heeft ook aangetoond dat de invoer uit de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tegen dumpingprijzen heeft plaatsgevonden en dat het waarschijnlijk is dat de dumping wordt voortgezet indien de maatregelen komen te vervallen.

(171)

Aangezien de bedrijfstak van de Unie geen aanmerkelijke schade heeft geleden, werd onderzocht of een herhaling van schade waarschijnlijk is, mochten de maatregelen ten aanzien van de VRC komen te vervallen, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

(172)

Om de waarschijnlijkheid van herhaling van schade vast te stellen, zijn de volgende elementen geanalyseerd: de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in China, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, het uitvoergedrag van Chinese producenten-exporteurs in andere derde landen, inclusief het bestaan van antidumping- of compenserende maatregelen voor aluminium wielen in andere derde landen, de verkoop op de Chinese binnenlandse markt, de volumes en de prijzen van de invoer uit China op de markt van de Unie, waaronder die in het kader van de regeling actieve veredeling. Bij de analyse werd ook rekening gehouden met de stijging van het verbruik in de Unie en de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode.

Productiecapaciteit en reservecapaciteit in China

(173)

Uit de analyse in de overwegingen 55 tot en met 74 is gebleken dat de reservecapaciteit in China aanzienlijk was. De reservecapaciteit werd geschat op 42 tot 60 miljoen eenheden. De laagste schatting van deze reservecapaciteit staat al gelijk aan meer dan 80 % van de productie in de Unie, die tijdens het TNO 50,5 miljoen eenheden bedroeg. Bovendien is dit ongeveer 60 % van het hele verbruik van de Unie tijdens het TNO, dat 70 miljoen eenheden bedroeg.

Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(174)

Zoals blijkt uit de overwegingen 77 en 78, heeft China ook aanzienlijke hoeveelheden uitgevoerd naar onder andere de VS, Canada, India, Japan en Mexico. De prijzen die de medewerkende producenten-exporteurs op de belangrijkste uitvoermarkten hanteerden, waren deels lager dan de prijzen van dezelfde producenten-exporteurs in de Unie. Daarom is de markt van de Unie relatief aantrekkelijk omdat de Chinese producenten-exporteurs hogere winsten kunnen behalen. Hieruit valt te concluderen dat het zeer aantrekkelijk is om deze uitvoer naar de Unie te verleggen indien de maatregelen worden ingetrokken. Het gaat hier naar schatting om 14 miljoen eenheden tijdens het TNO (36), ofwel 20 % van het verbruik in de Unie en ongeveer 28 % van het productie- en verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie.

(175)

Bovendien wordt nogmaals gewezen op de conclusies in de overwegingen 89 tot en met 92 betreffende de binnenlandse verkoop in de VRC, namelijk dat in de eerste plaats de binnenlandse markt van de VRC de reservecapaciteit niet kan absorberen en dat in de tweede plaats de aanzienlijke prijsverschillen een verlegging van de binnenlandse verkoop naar de Unie waarschijnlijk maken.

(176)

De automobielindustrie van de Unie was reeds afnemer van de Chinese producenten-exporteurs tijdens het TNO en had deze nauwe zakenrelaties bestendigd. Zoals vermeld in overweging 111, moeten de Chinese leveranciers produceren volgens de specifieke technische normen van de afnemers in de Unie. De vier in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs leverden vrijwel uitsluitend aan het OEM-segment en waren in dit segment dus al actief als volledig gecertificeerde leveranciers.

(177)

Zoals blijkt uit overweging 113 bedroeg de totale invoer afkomstig van de Chinese producenten-exporteurs in het OEM-segment ongeveer 1,6 miljoen eenheden tijdens het TNO. Overwegende dat, zoals vermeld in overweging 14, de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs goed waren voor ongeveer 40 % van de totale invoer vanuit China tijdens het TNO (d.w.z. ongeveer 880 000 eenheden) en overwegende dat deze exporteurs een OEM-certificering hadden, kan worden geconcludeerd dat ongeveer de helft van de totale invoer in de OEM-sector afkomstig was van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, terwijl de andere helft afkomstig was van niet in de steekproef opgenomen of niet-medewerkende producenten-exporteurs. Dit betekent dat een groot deel van de andere Chinese producenten-exporteurs waarover geen informatie beschikbaar was, gecertificeerde producenten zijn die momenteel uitvoeren naar het OEM-segment in de Unie.

(178)

Op deze basis kan redelijkerwijze worden geconcludeerd dat ten minste een deel van de Chinese reservecapaciteit reeds op korte termijn beschikbaar zal zijn voor uitvoer naar de Unie.

Prijsbeleid op de markten van andere derde landen

(179)

Ook het prijsniveau van de Chinese uitvoer op de markten van andere derde landen is geanalyseerd om een indicatie te hebben van het waarschijnlijke prijsniveau op de markt van de Unie indien de maatregelen worden ingetrokken. Het prijsbeleid op de markten van andere derde landen werd beschouwd als een redelijke indicator voor het toekomstige prijsbeleid op de markt van de Unie, gezien de grote en representatieve hoeveelheden die worden uitgevoerd naar deze markten waar de toegang tijdens de beoordelingsperiode van dit nieuwe onderzoek onbeperkt was. Bovendien waren gegevens per productsoort beschikbaar gesteld door de medewerkende producenten-exporteurs. De uitvoerprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs op de markten van andere derde landen werden vergeleken met de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie voor de overeenkomstige productsoorten. Uit deze gedetailleerde prijsvergelijking bleek dat tijdens het TNO de Chinese prijzen op de markten van de andere derde landen van 7,4 miljoen eenheden gemiddeld ongeveer 30 % lager waren dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie. Dit significante prijsverschil in combinatie met de aanzienlijke beschikbare reservecapaciteit in China vormt een sterke prikkel voor de Chinese producenten-exporteurs om de uitvoer snel naar de markt van de Unie te verleggen indien de maatregelen zouden worden ingetrokken.

(180)

Er zijn al handelsbeschermingsmaatregelen tegen de invoer van Chinese aluminium wielen opgelegd op andere belangrijke markten, namelijk in Australië (antidumping- en compenserende maatregelen) en recentelijk ook in India (antidumpingmaatregelen), wat ook betekent dat de toegang tot deze markten voor de Chinese producenten-exporteurs beperkt is. Bovendien is bij het huidige onderzoek vastgesteld dat de dumping tijdens het TNO in aanzienlijke mate werd voortgezet. Gezien het vergelijkbare prijsbeleid op de markten van andere derde landen is er daarom geen reden om aan te nemen dat de Chinese tariefpraktijken zouden veranderen indien de maatregelen van de Unie worden ingetrokken.

(181)

Volgens de informatie uit het verzoek om een nieuw onderzoek kan de waarschijnlijke ontwikkeling van de marktsituatie in de Unie indien de maatregelen worden ingetrokken ook worden aangetoond door de ontwikkeling van de situatie in de VS, waar geen antidumpingmaatregelen van kracht zijn. In de VS hebben de Chinese producenten-exporteurs meer dan 50 % van het marktaandeel veroverd, wat heeft geleid tot de sluiting van meer dan 20 binnenlandse producenten. Opgemerkt moet worden dat de belangrijkste autoproducenten fabrieken en inkooporganisaties in de VS en in de Unie hebben, hetgeen wil zeggen dat dezelfde groepen ondernemingen op beide markten actief zijn en dat het waarschijnlijk is dat zij dezelfde strategieën zullen toepassen wanneer zij worden geconfronteerd met grote hoeveelheden laaggeprijsde invoer vanuit China.

(182)

Eén belanghebbende betoogde dat de beschikbare reservecapaciteit in China alleen aluminium wielen van het AM-segment betreft, en dat er geen reservecapaciteit voor OEM-wielen is omdat de vraag is gestegen. Volgens hem is het aantal Chinese OEM-wielen daarom beperkt en is het niet waarschijnlijk dat er grote volumes kunnen worden verkocht op de markt van de Unie, waar het OEM-segment de overhand heeft. Deze belanghebbende vroeg zich ook af hoe de Chinese reservecapaciteit in het OEM-segment is vastgesteld en welke Chinese producenten als gecertificeerd waren aangemerkt.

(183)

Zoals uiteengezet in overweging 177 is ongeveer 50 % van de Chinese uitvoer naar het OEM-segment in de Unie afkomstig van de niet in de steekproef opgenomen en niet-medewerkende producenten-exporteurs in China. Dit betekent dat een groot deel van de andere Chinese producenten-exporteurs waarover geen informatie beschikbaar was, gecertificeerde producenten zijn die momenteel uitvoeren naar het OEM-segment in de Unie. Op deze basis is geconcludeerd dat ten minste een deel van de Chinese reservecapaciteit reeds op korte termijn beschikbaar zal zijn voor uitvoer naar het OEM-segment in de Unie.

(184)

Verscheidene Chinese producenten-exporteurs brachten naar voren dat het feit dat bepaalde productsoorten lager geprijsd zijn in andere uitvoermarkten, niet kan worden gezien als een prikkel voor de Chinese producenten-exporteurs om deze uitvoer naar de markt van de Unie te verleggen indien de maatregelen worden ingetrokken. Volgens hen heeft de Commissie bij de analyse van het Chinese prijsbeleid ten onrechte geen rekening gehouden met productsoorten waarvan de prijzen van de Chinese exporteurs op de markten van andere derde landen hoger waren dan die van dezelfde soort die door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie werd verkocht, hetgeen resulteerde in een aanzienlijke overschatting van de potentiële prijsonderbieding, die volgens hen in werkelijkheid slechts 0,45 % bedroeg. Voorts betoogden deze belanghebbenden dat de andere uitvoermarkten hogere winsten opleveren dan de uitvoer naar de markt van de Unie, en dat de Chinese exporteurs hun zakenrelaties op de Chinese binnenlandse markt en op de markten van de andere derde landen moeten onderhouden. Ook stellen zij dat de Chinese exporteurs een compleet productengamma aan hun afnemers moeten kunnen leveren op die markten en dat er daarom voor hen geen prikkel is om de uitvoer van bepaalde productsoorten te verleggen naar de Unie met als enige reden dat de prijzen op de markt van de Unie hoger zijn. Daarom was er volgens hen geen risico van een aanzienlijke toename van invoer uit China indien de maatregelen komen te vervallen.

(185)

In de eerste plaats was het doel van de analyse van de Commissie zoals omschreven in overweging 179 om de verschillen vast te stellen tussen de prijzen op de markt van de Unie enerzijds en die op de markten van andere derde landen anderzijds voor soortgelijke productsoorten, om zo een indicatie te hebben van het waarschijnlijke prijsniveau van de invoer vanuit China op de markt van de Unie indien de maatregelen worden ingetrokken, en niet om de prijsonderbiedingsmarges vast te stellen. Uit dit prijsverschil blijkt ook dat de Chinese producenten-exporteurs tot de markt van de Unie kunnen toetreden met aanzienlijk lagere prijzen dan die van de bedrijfstak van de Unie, maar die nog altijd hoger zijn dan de prijzen op de markt van andere derde landen. Dit vormt een sterke prikkel voor de Chinese producenten-exporteurs om naar de markt van de Unie uit te voeren, ook rekening houdend met onder meer de grote reservecapaciteit in China. In de tweede plaats is het argument dat de producenten-exporteurs aan de afnemers in andere markten een volledig productengamma moeten leveren niet onderbouwd. Uit het onderzoek is juist gebleken dat voor elk producttype een afzonderlijke aanbestedingsprocedure wordt gehouden en dat afnemers dezelfde productsoorten van verschillende leveranciers betrekken, wat geen steun geeft aan de bewering dat aan dezelfde afnemer een breed productengamma moet worden aangeboden. Daarom worden deze argumenten afgewezen.

(186)

Dezelfde belanghebbenden beweerden ook dat het bestaan van handelsbeschermingsmaatregelen tegen de invoer van Chinese aluminium autowielen in Australië en India irrelevant is en dat uit het bestaan van handelsbeschermingsmaatregelen in specifieke markten geen conclusies kunnen worden getrokken over het prijsbeleid op andere markten, dat alleen kan worden vastgesteld door middel van onderzoek door de daartoe bevoegde autoriteiten. Voorts brachten deze belanghebbenden naar voren dat handelsbeschermingsmaatregelen worden opgelegd op basis van gegevens over een onderzoekstijdvak in het verleden, terwijl een onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen moet worden gebaseerd op een toekomstgerichte analyse. Tot slot waren volgens deze belanghebbenden India en Australië slechts kleine uitvoermarkten voor de Chinese producenten-exporteurs en was de uitvoer naar deze bestemmingen ondanks de oplegging van maatregelen stabiel gebleven omdat de binnenlandse bedrijfstak van deze landen onvoldoende productiecapaciteit had. Daarom betoogden deze belanghebbenden dat de oplegging van antidumpingmaatregelen in deze landen geen indicatie was voor een mogelijke verlegging van de uitvoer van deze markten naar de Unie.

(187)

In tegenstelling tot hetgeen beweerd wordt, heeft de Commissie de Australische of Indiase onderzoeken niet gebruikt om aan te tonen dat de dumping op de markt van de Unie zal worden voortgezet. Niettemin blijkt uit het bestaan van handelsbeschermingsmaatregelen op deze markten dat de toegang tot deze markten beperkt is. Wat de potentiële verlegging van de uitvoer naar de Unie betreft, is Australië niet meegeteld bij het schatten van de volumes. Wat India betreft, was het nog te vroeg om conclusies te trekken over een precies effect, omdat de antidumpingmaatregelen pas in 2015 zijn opgelegd. Toch is het, zoals reeds werd opgemerkt, waarschijnlijk dat ten minste een deel van deze hoeveelheden naar de markt van de Unie wordt verlegd. Bovendien was India tijdens het TNO een van de grootste uitvoermarkten voor deze Chinese producenten-exporteurs; de uitvoer is van hetzelfde niveau als de totale Chinese uitvoer naar de Unie in dezelfde periode en is daarom niet onbeduidend. Daarom wordt dit argument afgewezen.

(188)

Dezelfde partijen betoogden bovendien dat het ontbreken van antidumpingmaatregelen in de VS erop wijst dat de Chinese producenten-exporteurs op deze markt geen oneerlijke handelspraktijken toepassen. Voorts merkten zij op dat de toename van de Chinese invoer en van de invoer uit andere derde landen vooral het gevolg was van een tekort aan aanvoer door de binnenlandse bedrijfstak van markt van de VS. Zij beweerden dat het faillissement van een aantal grote producenten in de VS in 2009 het gevolg was van de wereldwijde financiële crisis en niet van de invoer uit China. Tot slot brachten deze partijen naar voren dat hoewel de belangrijkste autoproducenten in de VS fabrieken en inkooporganisaties in de VS en in de Unie hebben, hetgeen wil zeggen dat dezelfde groepen ondernemingen op beiden markten actief zijn, het niet waarschijnlijk was dat zij in beide markten dezelfde strategieën zouden toepassen ten aanzien van de invoer vanuit China.

(189)

In de eerste plaats had de Commissie niet als doel vast te stellen of er in de VS sprake was van oneerlijk geprijsde invoer afkomstig van Chinese producenten-exporteurs. Niettemin blijkt uit de situatie in de VS dat de gebruikers, wanneer zij geconfronteerd werden met de laaggeprijsde invoer vanuit China, van leverancier wisselden en dat de binnenlandse bedrijfstak grotendeels verdween van die markt. Uit het onderzoek bleek dat het verwachte prijsniveau van de Chinese invoer in de Unie — indien de maatregelen komen te vervallen — 8 tot 30 % lager zou zijn dan het huidige prijsniveau van de bedrijfstak van de Unie. Bij de uitvoerprijzen naar de markt van de Unie bleek bovendien sprake te zijn van aanmerkelijke dumping. De bewering dat de sluiting van de binnenlandse producenten in de VS en het verlies van marktaandeel van de bedrijfstak van de VS niet het gevolg was van de opkomst van de Chinese invoer maar van de financiële crisis, is niet onderbouwd en wordt daarom verworpen. Zelfs in een situatie van een economische neergang zijn de Chinese producenten-exporteurs er immers in geslaagd hun marktaandeel in de VS te vergroten. Dus zelfs al kan de financieel-economische crisis gevolgen hebben gehad voor de positie van de binnenlandse producenten in de VS, dan nog heeft de toename van de laaggeprijsde invoer vanuit China deze situatie aanzienlijk verergerd. Ook het argument dat dezelfde autofabrikant verschillende inkoopstrategieën in de Unie dan in de VS zou toepassen, is niet onderbouwd en wordt daarom verworpen. Zoals uiteengezet in overweging 181 zijn de belangrijkste autoproducenten op beide markten actief en kopen zij wielen voor hun fabrieken in de VS en de Unie, en er zijn geen objectieve redenen om aan te nemen dat zij verschillende strategieën ten aanzien van de invoer uit China zouden toepassen indien de heffingen worden ingetrokken en het prijspeil voor de gebruikers op beide markten gelijk is. Daarom wordt vastgehouden aan het standpunt dat de ontwikkeling van de markt van de VS laat zien hoe de marktsituatie in de Unie zich waarschijnlijk zal ontwikkelen indien de maatregelen worden ingetrokken.

Chinese prijzen op de markt van de Unie

(190)

Zoals vermeld in overweging 123 zouden de prijzen van de invoer afkomstig van de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs op de markt van de Unie, na aftrek van de antidumpingrechten, de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie onderbieden met 8,0 %. Het resultaat is nog pregnanter wanneer het OEM-segment en het AM-segment afzonderlijk worden beschouwd; in dat geval bedragen de onderbiedingsmarges 12,4 % in het AM-segment en 8,7 % in het OEM-segment. Voor de niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs zou de prijsonderbiedingsmarge op basis van de Eurostat-gegevens 7,5 % zijn. Wat de invoer in het kader van de regeling actieve veredeling betreft, zoals vermeld in overweging 124, bleek de gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van dezelfde orde van grootte te zijn, namelijk 7,6 %. Er moet echter op worden gewezen dat laatstgenoemde marge — zoals reeds vermeld in overweging 124 — is gebaseerd op gemiddelde prijzen, zonder onderscheid tussen de verschillende productsoorten, en dat het slechts een zeer kleine hoeveelheid betreft, namelijk 0,6 % van het verbruik van de Unie tijdens het TNO. Daarentegen is, zoals opgemerkt in overweging 179, het prijsverschil tussen de Chinese prijzen voor de VS, Japan en India en de prijzen van de bedrijfstak van de Unie gebaseerd op informatie van de medewerkende Chinese producenten-exporteurs en zijn bij de berekeningen de verschillende productsoorten in aanmerking genomen. Daarom waren deze berekeningen nauwkeuriger en waren ze aan te merken als een betere indicatie van mogelijke toekomstige geldende prijsniveaus van de Chinese producenten-exporteurs indien de maatregelen zouden vervallen, dan de berekeningen van de prijzen voor de invoer in het kader van de regeling actieve veredeling, die slechts op gemiddelden waren gebaseerd.

Effect op de situatie van de bedrijfstak van de Unie

(191)

Op basis van bovenstaande feiten kan worden geconcludeerd dat indien de maatregelen worden ingetrokken, het waarschijnlijk is dat de invoer uit China zal worden hervat in aanzienlijke hoeveelheden en tegen dumpingprijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk onderbieden (tussen 8 % en ongeveer 30 %), en aldus de prijzen op de markt zullen drukken. Er moet rekening worden gehouden met een strategie van de Chinese producenten-exporteurs om op de markt van de Unie te verkopen tegen prijzen die 8-30 % lager zijn dan de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie, omdat zij hierdoor een marktaandeel zouden kunnen verwerven in de Unie, die een aantrekkelijk markt is, en tevens kunnen verkopen tegen prijzen die hoger liggen dan in de VS (en markten van andere derde landen).

(192)

Bijgevolg is het waarschijnlijk dat de bedrijfstak van de Unie productie- en verkoopvolume en marktaandeel op de markt van de Unie verliest. Het is aannemelijk dat deze ontwikkeling schadelijke gevolgen voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie heeft, aangezien in een dergelijke bedrijfstak, met een inelastische kostenstructuur en hoge vaste kosten, een afname van de productie- en verkoopvolumes in combinatie met een verlaging van de verkoopprijzen, de winstgevendheid duidelijk negatief zal beïnvloeden. Dit was het geval tijdens het oorspronkelijke onderzoek, waarin de Chinese prijsniveaus daalden met 8 %, wat leidde tot een verhoging van de volumes van de invoer uit China van 3,7 miljoen naar 6,1 miljoen eenheden (zijnde een vergroting van het marktaandeel van 6,3 % tot 12,4 %), waardoor de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade leed. Toen reageerde de bedrijfstak van de Unie met een daling van de productie (– 24 %), van de verkoop (– 21 %) en van de prijzen (– 6 %), hetgeen leidde tot een daling van de winstgevendheid van 3,2 % tot – 5,4 %. De Chinese prijsdaling tijdens het oorspronkelijke onderzoek stemt overeen met de prijsonderbiedingsmarge tijdens het TNO voor de invoer afkomstig van de medewerkende Chinese producenten-exporteurs na aftrek van de gebleken antidumpingrechten. Gezien de aanzienlijk lagere prijsniveaus op de markt van de VS (en de markten van andere derde landen) is het aannemelijk dat de prijsdaling van de invoer vanuit China, indien de maatregelen worden ingetrokken, van een hoger niveau zal zijn. In het conservatieve scenario waarin de prijzen van de invoer uit China dalen met 15 %, zal het gevolg voor de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk wezenlijk ernstiger zijn dan hetgeen werd vastgesteld tijdens het oorspronkelijke onderzoek, en waarschijnlijk neerkomen op een daling van ongeveer 16 procentpunten.

(193)

Enkele belanghebbenden brachten naar voren dat de verwijzing naar de situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens het oorspronkelijke onderzoek irrelevant was, omdat de marktomstandigheden sterk veranderd zijn en de invoer nu nodig is om aan de vraag in de Unie te voldoen. Zij betoogden dat de vraag in de Unie zal blijven stijgen en dat deze de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie steeds meer te boven zal gaan. Daarom zouden de mogelijke gevolgen van een toenemende invoer niet meer dezelfde zijn als tijdens de beoordelingsprocedure van het oorspronkelijke onderzoek.

(194)

Uit het onderzoek is inderdaad gebleken dat de situatie van de markt van de Unie is veranderd sinds het oorspronkelijke onderzoek, en dat met name het verbruik een stijgende tendens liet zien tijdens de beoordelingsperiode van het huidige onderzoek, terwijl het verbruik tijdens het oorspronkelijke onderzoek daalde. Anderzijds is uit het onderzoek ook gebleken dat de bedrijfstak van de Unie zijn productiecapaciteit heeft vergroot en zal blijven vergroten om aan de stijgende tendens in het verbruik te voldoen, en dat het verschil tussen het verbruik van de Unie en de productiecapaciteit daarom niet toeneemt. Bovendien liet het onderzoek zien dat — in weerwil van beweringen van bepaalde belanghebbenden dat de markt van aluminium wielen wordt bepaald door de eisen van de afnemers voor specifieke technische kwalificaties — er ook sprake is van een sterke prijsconcurrentie tussen de leveranciers op de markt. Dit wordt ook bevestigd door het feit dat de bedrijfstak van de Unie de stijging in het verbruik niet volledig kon benutten en slechts in staat was om zijn marktaandeel relatief stabiel te houden met een lichte daling tijdens de beoordelingsperiode. Hieruit blijkt dat het zelfs met een stijgend verbruik onjuist is om aan te nemen dat de bedrijfstak van de Unie hiervan automatisch volledig zou profiteren en in staat zou zijn om met de volledige capaciteit te produceren. Tijdens het oorspronkelijke onderzoek kwam laaggeprijsde invoer met dumping op de markt van de Unie en nam deze marktaandelen van de bedrijfstak van de Unie over. Gezien de waarschijnlijke prijsonderbiedingsmarges (tussen 8 en 30 %) en gezien de grote reservecapaciteit in China, is het zeer waarschijnlijk dat de laaggeprijsde invoer afnemers van de bedrijfstak van de Unie zal aantrekken en dat het marktaandeel ervan zal toenemen, ondanks het gestegen verbruik. Daarom vormt de verwijzing naar het oorspronkelijke onderzoek een bruikbare referentie en worden de argumenten van de belanghebbenden verworpen.

(195)

In het aannemelijke scenario dat veel invoer tegen dumpingprijzen vanuit China op de markt van de Unie zal komen indien de rechten worden ingetrokken, is het dan ook redelijk te verwachten dat het effect op de bedrijfstak van de Unie vergelijkbaar zal zijn met het effect dat werd waargenomen tijdens het oorspronkelijke onderzoek, namelijk gevolgen voor de volumes en de prijzen. Op basis van de feiten van dit onderzoek kan inderdaad worden geconcludeerd dat de waarschijnlijke prijsdaling (tussen 8 en 30 %), de stijging van de productiekosten (door de daling van de productievolumes) en de vermindering van de verkoopvolumes (omdat de Chinese producenten hun marktaandeel weer zullen vergroten) de winstgevendheid naar een neutraal of negatief niveau zal brengen, en in elk geval onder de streefwinst van het oorspronkelijke onderzoek (3,2 %).

(196)

Een bijkomende overweging werd gebaseerd op de berekening van een geen schade veroorzakende prijs van de bedrijfstak van de Unie op basis van zijn gemiddelde productiekosten tijdens het TNO en de bovengenoemde streefwinst van het oorspronkelijke onderzoek, in het conservatieve scenario dat nog steeds een redelijk winstniveau inhoudt. In dit verband betoogde de bedrijfstak van de Unie echter dat een winstniveau van 3,2 % geen garantie voor de overleving van de bedrijfstak op lange termijn vormt, en noemde 10 % een redelijk winstniveau in deze kapitaalintensieve bedrijfstak. Op basis van een streefwinst van 3,2 % bedroeg de berekende geen schade veroorzakende prijs gemiddeld 48,26 EUR per eenheid. Er zij aan herinnerd dat de Chinese producenten-exporteurs, wanneer er geen rechten worden geheven, naar alle waarschijnlijkheid aan de Unie zullen kunnen verkopen voor prijzen die ten minste 8 % lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie liggen, en mogelijkerwijze tot 30 % lager. Zelfs indien de prijzen van de invoer uit China slechts 8 % lager zijn, zal de bedrijfstak van de Unie om de concurrentie aan te gaan zijn verkoopprijzen moeten verlagen tot een lager niveau dan de hierboven vastgestelde geen schade veroorzakende prijs, waardoor het schade veroorzakende niveau van de waarschijnlijke invoerprijzen wordt bevestigd. De situatie zou zelfs nog dramatischer zijn indien de invoerprijzen nog meer zouden dalen, hetgeen — zoals blijkt uit bovenstaande analyse van de Chinese prijzen — waarschijnlijk is.

(197)

Hierdoor zouden de investeringen van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk afnemen, wat niet alleen gevolgen zou hebben voor de productiecapaciteit, maar ook de technologische ontwikkeling van de bedrijfstak van de Unie zou schaden. Dit zou dan ook kunnen leiden tot fabriekssluitingen en banenverlies in de Unie. Deze situatie zou nog worden verergerd door de omstandigheid dat, zoals vermeld in overweging 162, de bedrijfstak van de Unie al in de beoordelingsperiode heeft geïnvesteerd in capaciteitsuitbreiding. Elk verlies van het verkoop- en productievolume door een toename van de geïnstalleerde capaciteit zal de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie nog meer schaden.

(198)

Belanghebbenden beweerden dat aangezien de markt van de Unie niet voldoende aantrekkelijk zou zijn voor de Chinese producenten-exporteurs om hun uitvoer naar andere derde landen te verleggen naar de markt van de Unie indien de maatregelen worden ingetrokken, de bedrijfstak van de Unie zelfs bij het uitblijven van maatregelen zijn verkoopvolume en marktaandeel zou behouden. Daarom betwistten deze partijen de beschreven gevolgen van de toename van de invoer vanuit China op te situatie van de bedrijfstak van de Unie, met name wat de investeringen en het banenverlies betreft. Zij betoogden dat de bedrijfstak van de Unie zijn verkoopvolumes en winstniveau zal behouden gezien de door hem ingeroepen capaciteitsbeperkingen.

(199)

Dit argument was gebaseerd op de bewering dat Chinese producenten-exporteurs hogere winsten zouden behalen op de markten van andere derde landen en er economisch belang bij hadden om hun afnemers in deze markten van derde landen te behouden. Deze beweringen zijn niet onderbouwd met bewijsmateriaal, noch bevestigd door het onderzoek. In tegenstelling tot hetgeen werd beweerd, is uit de bevindingen van het onderzoek duidelijk gebleken dat bij het uitblijven van maatregelen de invoer vanuit China waarschijnlijk weer zal worden hervat, zoals in de overwegingen 75 tot en met 96 gedetailleerder wordt omschreven. Het is waarschijnlijk dat bij deze invoer aanzienlijk lagere prijzen worden gehanteerd dan die van de bedrijfstak van de Unie, en dat deze verkopen te koste gaan van aanzienlijke verkoopvolumes van de bedrijfstak van de Unie, zoals nader wordt uitgewerkt in de overwegingen 199 tot en met 242. Op basis van deze feiten worden de argumenten van de belanghebbende in dit kader verworpen.

(200)

Wanneer de waarschijnlijkheid van de herhaling van schade afzonderlijk voor het OEM- en het AM-segment wordt vastgesteld, zou het beeld — aangezien de Chinese producenten-exporteurs steeds meer overstappen naar het OEM-segment — niet significant anders zijn. Het is te verwachten dat de markttendens in de richting van het OEM-segment in de toekomst blijft voortduren. Daarom kan ook worden verwacht dat de tendens van toenemende invoer vanuit China naar het OEM-segment zal voortduren en dat daarom de belangrijkste prijsdruk door de Chinese invoer ook in dit segment merkbaar zal zijn. Dit zal waarschijnlijk een aanmerkelijk effect hebben op de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie en op zijn totale situatie zoals omschreven in de overwegingen 191 tot en met 197.

(201)

Verscheidene belanghebbenden betoogden dat er geen gevaar van verlegging van de Chinese uitvoer van aluminium wielen naar de Unie bestond omdat de vraag naar aluminium wielen, zowel in China als wereldwijd naar verwachting zal toenemen. Deze partijen voerden aan dat de vraag op de Chinese binnenlandse markt tussen 2016 en 2020 zou toenemen met naar schatting 14 miljoen eenheden en de wereldwijde vraag met 23 miljoen eenheden. Op grond hiervan werd aangevoerd dat deze markten de Chinese reservecapaciteit kunnen absorberen.

(202)

Deze argumenten zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de mondiale en de Chinese capaciteit constant zouden blijven. Er zijn echter aanwijzingen dat ondernemingen in China en andere derde markten hun productiecapaciteit hebben verhoogd om aan de toenemende vraag te voldoen. Zoals uiteengezet in overweging 89, hebben alleen al de vier in de steekproef opgenomen groepen in de beoordelingsperiode hun totale capaciteit verhoogd met 16 miljoen eenheden. Zoals uiteengezet in de overwegingen 75 tot en met 82, is bovendien uit het onderzoek gebleken dat de markt van de Unie qua prijsniveau voor China een aantrekkelijke uitvoermarkt is in vergelijking met andere uitvoermarkten. Dit geldt ook voor de Chinese binnenlandse markt, waar het gemiddelde prijsniveau aanzienlijk lager is dan in de Unie. Op basis hiervan zullen de Chinese exporteurs een sterke prikkel hebben om hun uitvoer te verleggen naar de Unie in plaats van naar andere uitvoermarkten of hun eigen binnenlandse markt. Bovendien — zoals vermeld in overweging 78 — heeft India, een van de belangrijkste uitvoermarkten van China, in mei 2015 antidumpingrechten ingesteld en is een verlegging van de uitvoer naar de Unie daarom zeer waarschijnlijk indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Ook in Australië zijn antidumping- en compenserende rechten tegen China van kracht.

(203)

In elk geval zou de bestaande aanzienlijke reservecapaciteit in China — zoals vastgesteld in overweging 74 — veel groter zijn dan nodig is voor de geschatte stijging van de wereldwijde vraag. Daarom werden deze argumenten afgewezen.

(204)

Dezelfde partijen beweerden ook dat de Chinese invoer de prijzen van de bedrijfstak van de Unie niet onderbood. Verder voerden zij aan dat de Chinese prijzen van aluminium wielen bij de uitvoer naar andere markten hoger waren dan de prijzen bij uitvoer naar de Unie, en dat de markt van de Unie daarom niet aantrekkelijk is voor de Chinese uitvoer.

(205)

In overweging 123 is reeds uiteengezet dat wanneer de invoerprijzen van de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs in aanmerking werden genomen zonder de antidumpingrechten, de prijsonderbiedingsmarges ongeveer 8,0 % bedroegen. De gemiddelde prijsonderbiedingsmarge die op basis van Eurostat was vastgesteld voor de niet in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs, bedroeg 7,5 %. Ook is, zoals uiteengezet in de overwegingen 75 tot en met 92 en 202, in het onderzoek vastgesteld dat de markt van de Unie aantrekkelijk is voor de Chinese uitvoer. Derhalve werd dit argument afgewezen.

(206)

Verscheidene partijen brachten naar voren dat de invoer van het betrokken product vanuit China tijdens het TNO alleen gebeurde in beperkte hoeveelheden, en slechts beperkt aanwezig waren op de markt van de Unie. Op die basis zetten deze partijen vraagtekens bij de conclusie van de Commissie dat de Chinese producenten-exporteurs hun klantenbestand in het OEM-segment sinds het oorspronkelijke onderzoek hadden gehandhaafd. Tot slot benadrukten zij dat de Chinese producenten-exporteurs in het AM-segment en in totaal verkoopvolumes en marktaandeel hadden verloren.

(207)

De bovenstaande argumenten zijn op zichzelf niet in strijd met de bevindingen van de Commissie over de marktvolumes. Opgemerkt moet worden dat deze belanghebbenden, zoals bevestigd door het onderzoek, niet ontkenden dat de verkopen naar het OEM-segment waren toegenomen sinds het OT van het oorspronkelijke onderzoek. Op basis van deze tendens hebben deze belanghebbenden geen redelijke verklaring of bewijs geleverd ter onderbouwing van het argument dat de Chinese producenten-exporteurs hun OEM-klantenbestand hadden verloren sinds het OT van het oorspronkelijke onderzoek. De situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens het TNO is omschreven in de overwegingen 132 tot en met 169. Aangezien geconcludeerd is dat de bedrijfstak van de Unie tijdens het TNO geen aanmerkelijke schade had geleden, is het argument dat de Chinese invoer geen druk op de markt van de Unie uitoefende, achterhaald. De waarschijnlijke ontwikkeling die de Chinese invoer naar de Unie zou doormaken indien de maatregelen vervallen, is geanalyseerd in de overwegingen 54 tot en met 96, en de waarschijnlijke effecten van deze invoer in de overwegingen 191 tot en met 200. De betrokken partijen hebben geen nadere precisering gegeven bij hun algemeen argument en in het bijzonder welk deel van de analyse van de Commissie wordt betwist. Daarom worden deze argumenten afgewezen. Tot slot, met betrekking tot het argument dat de verwachte vraag naar aluminium autowielen de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie overschrijdt, wordt opgemerkt dat het doel van de maatregelen niet is om de bedrijfstak van de Unie een marktaandeel van 100 % te garanderen of om op een andere manier invoer te voorkomen. Daarom wordt ook dit argument afgewezen.

(208)

Dezelfde partijen argumenteerden dat als gevolg van het verschil tussen de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie en de vraag op te markt van de Unie, elke toename van invoer vanuit China vooral in concurrentie zal komen met andere bronnen van invoer, en in het bijzonder Turkije, vooral omdat de producenten in de Unie steeds meer overgaan tot technisch geavanceerde producten, die naar verluidt niet worden geproduceerd in China of in de andere derde landen.

(209)

Dit argument was niet onderbouwd. Uit het onderzoek is juist gebleken dat zowel de Chinese producenten als de producenten in de andere derde landen deze technologisch geavanceerde producten ook vervaardigen. Bovendien was de gemiddelde prijs van de invoer vanuit Turkije, zoals bleek uit de overwegingen 130 en 150, lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie en hebben de afnemers van de bedrijfstak van de Unie een veel grotere prikkel om over te stappen naar Chinese leveranciers dan de afnemers van de Turkse leveranciers. Daarom wordt dit argument afgewezen.

(210)

Dezelfde partijen voerden ook aan dat de prijzen van de invoer vanuit China naar Duitsland (volgens hen de grootste markt voor aluminium autowielen in de Unie) hoger waren dan de invoerprijzen vanuit Turkije, en dat de Chinese prijzen volgens Eurostat-gegevens ook hoger waren dan de verkoopprijzen in een aantal lidstaten van de Unie. Er werd prijsinformatie verschaft voor het TNO, voor 2015 en voor het eerste kwartaal van 2016. Op deze basis beweerden de partijen dat de Chinese invoer geen prijsdruk op de bedrijfstak van de Unie uitoefende. Verder betoogden de partijen dat de prijsonderbiedingsmarges van de Chinese invoer een dalende tendens lieten zien en dat op deze basis kan worden geconcludeerd dat er in 2016 geen prijsonderbieding of prijsbederf zou zijn, zelfs als de antidumpingrechten van de verkoopprijzen zouden worden afgetrokken.

(211)

In de eerste plaats wordt overeenkomstig artikel 3 en artikel 4, lid 1, van de basisverordening de analyse van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie, het schadebeeld en de waarschijnlijkheid van de herhaling van schade gebaseerd op de beoordeling van de markt van de Unie in haar geheel en de bedrijfstak van de Unie in zijn geheel. De verkoopprijzen in bepaalde regio's van de Unie kunnen daarom niet afzonderlijk in aanmerking worden genomen. De betrokken partijen hebben niet beweerd of aangetoond dat aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), van de basisverordening is voldaan.

(212)

In de tweede plaats was dit argument in elk geval gebaseerd op een vergelijking van gemiddelde prijzen per kilo, zonder de verschillen tussen de producttypes in aanmerking te nemen. Zoals uiteengezet in overweging 123, wees de analyse op basis van de volledige gegevens van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs en de producenten in de Unie op een prijsonderbiedingsmarge van 8,0 %.

(213)

In de derde plaats was het argument dat de onderbiedings- en prijsbederfmarges negatief zouden worden in 2016, gebaseerd op louter veronderstellingen die niet met bewijsmateriaal werden onderbouwd. Daarom worden deze argumenten afgewezen.

(214)

Dezelfde partijen beweerden ook dat het intrekken van de antidumpingmaatregelen niet zal leiden tot een schadelijke prijsdruk, omdat volgens hen een eventueel gebrek aan winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie werd veroorzaakt door een hoog kostenniveau, dat niet samenhangt met de grondstofkosten. Verder betoogden zij dat de bedrijfstak van de Unie door het rationaliseren van zijn productiekosten in staat zou zijn om een winstmarge boven de streefwinst te handhaven. Deze partijen brachten ook naar voren dat de stijging van de prijzen en de productiekosten niet in verband kan worden gebracht met de technische ontwikkeling van aluminium wielen en in het bijzonder de productie van grotere wielen en zogenaamde „bright wheels”

(215)

In de eerste plaats is, zoals vermeld in de overwegingen 151 en 153, uit het onderzoek gebleken dat de stijging van de verkoopprijs en de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie voornamelijk samenhing met het sterk groeiende aandeel van grotere wielen en de zogenaamde „bright wheels”. Deze conclusie was gebaseerd op de gecontroleerde gegevens van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. De partijen in kwestie hebben geen bewijsmateriaal ingediend dat deze geverifieerde cijfers tegensprak of in twijfel kon trekken. Derhalve worden deze argumenten verworpen. In het tweede plaats was het betoog dat de bedrijfstak van de Unie door het rationaliseren van zijn productiekosten in staat zou zijn om een winstmarge boven de streefwinst te handhaven louter een veronderstelling die niet met feiten is onderbouwd. Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie efficiënt was, zoals bleek uit het feit dat de nominale productiviteit van de bedrijfstak van de Unie, ondanks de toegenomen grootte en complexiteit van de aluminium wielen in de beoordelingsperiode stabiel bleef, zoals blijkt uit tabel 10. Daarom worden deze argumenten afgewezen.

(216)

Dezelfde partijen beweerden ook dat de Chinese wielenproducenten op de markt van grotere wielen en „bright wheels” minder concurrerend zijn dan de bedrijfstak van de Unie omdat zij nog moeten investeren in speciale machines en uitrusting om dit soort wielen in grote hoeveelheden te kunnen produceren. Daarom zou volgens deze partijen intrekking van de antidumpingmaatregelen de winstgevendheid van de producenten in de Unie bij deze specifieke, technisch meer geavanceerde producten niet verminderen.

(217)

In de eerste plaats is uit het onderzoek gebleken dat de Chinese producenten-exporteurs de grotere wielen en de zogenaamde „bright wheels” reeds tijdens het TNO produceerden. In de tweede plaats liet het onderzoek zien dat deze wielen, ondanks de toegenomen verkoop ervan, in totaal slechts een minderheid van de productievolumes van de bedrijfstak van de Unie vormen. Tot slot kan het waarschijnlijke effect van de Chinese invoer op de situatie van de bedrijfstak van de Unie niet worden beoordeeld op basis van een productsoort, omdat een dergelijke analyse de situatie van de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot het soortgelijke product niet accuraat zou weergeven. De schade hoeft immers niet te worden aangetoond voor elke productsoort. Daarom worden deze argumenten afgewezen.

(218)

Dezelfde partijen betoogden verder dat zelfs bij het uitblijven van antidumpingmaatregelen de Chinese producenten-exporteurs hun uitvoerprijzen zouden vaststellen op basis van de prijzen die door de markt kunnen worden geabsorbeerd. Volgens hen was het daarom waarschijnlijk dat dergelijke prijzen slechts een beperkte, of zelfs geen, effect op de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie zouden hebben.

(219)

Dit argument werd niet gestaafd met enig bewijs en hield geen rekening met de bevindingen van de Commissie over mogelijke prijsontwikkelingen van de Chinese producenten-exporteurs indien de maatregelen zouden komen te vervallen, zoals uiteengezet in de overwegingen 190 en 191. Uit het onderzoek bleek dat de verwachte prijsniveaus bij intrekking van de antidumpingmaatregelen 8 tot 30 % lager zouden zijn dan de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie. Daarom worden de desbetreffende argumenten afgewezen.

(220)

Dezelfde partijen brachten naar voren dat de antidumpingmaatregelen de bedrijfstak van de Unie een oneerlijk concurrentievoordeel zouden bezorgen, omdat deze de productie in het laagste segment volgens hen aan buitenlandse faciliteiten uitbesteedt, wat niet overeenstemt met de doelstellingen van de antidumpingmaatregelen.

(221)

Zoals uiteengezet in overweging 258 is uit het onderzoek gebleken dat de producenten in de Unie slechts een verwaarloosbaar aantal aluminium wielen hadden ingevoerd en dat niet al deze invoer noodzakelijkerwijze van de gerelateerde faciliteiten afkomstig was. Op deze basis kon niet worden aangetoond dat de bedrijfstak van de Unie een onbillijk concurrentievoordeel had in verband met de buitenlandse faciliteiten, en daarom wordt dit argument verworpen.

(222)

Volgens dezelfde partijen zou het onwaarschijnlijk zijn dat de intrekking van de maatregelen tot een herhaling van de schade zou leiden, aangezien de groei van het marktaandeel en het lagere prijsniveau van de invoer uit Turkije in vergelijking met de verkoopprijzen van de producenten in de Unie ook geen dergelijk effect op de bedrijfstak van de Unie had gehad.

(223)

Opgemerkt moet worden dat de gemiddelde prijs van de invoer uit Turkije, zoals blijkt uit tabel 6, tijdens het TNO 48,50 EUR bedroeg, wat hoger is dan de geen schade veroorzakende prijs van 48,25 EUR die wordt genoemd in overweging 196. Voorts is het, zoals in dezelfde overweging wordt opgemerkt, aannemelijk dat de Chinese producenten-exporteurs, wanneer er geen rechten worden geheven, bij verkoop aan de Unie prijzen kunnen hanteren die minstens 8 % lager zijn dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, en mogelijkerwijze tot 30 % lager. Daarom is een eventueel effect van de invoer uit Turkije op de situatie van de bedrijfstak van de Unie geen bruikbare indicator voor het waarschijnlijke effect van de invoer uit China indien de maatregelen komen te vervallen, en daarom wordt dit argument verworpen.

(224)

Dezelfde partijen betoogden dat er op basis van de gemiddelde prijzen van de invoer uit China tijdens het TNO (exclusief antidumpingrechten en inclusief kosten na invoer) geen sprake was geweest van prijsbederf door de invoer uit China, waaruit zij concludeerden dat de invoer uit China bij intrekking van de maatregelen niet gepaard zou gaan met schade veroorzakende prijzen.

(225)

Dit argument is gebaseerd op een onjuiste analyse. In de eerste plaats hebben de partijen de hoogte van de in de berekening gebruikte kosten na invoer (5,7 %) niet onderbouwd en hebben zij geen bewijsmateriaal op dit vlak ingediend. In de tweede plaats was het argument gebaseerd op een vergelijking van gemiddelde prijzen waarbij de verschillen tussen de productsoorten buiten beschouwing bleven. Zoals uiteengezet in overweging 123 zouden invoerprijzen vergeleken op productsoortniveau van de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs, beschouwd zonder antidumpingrechten, de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbieden met gemiddeld 8,0 %. Daarom wordt dit argument afgewezen.

(226)

Een andere belanghebbende bracht naar voren dat de intrekking van het antidumpingrecht waarschijnlijk niet tot een herhaling van de schade zou lijden, en baseerde zich daarbij op de veronderstelling dat de verkopen op de markt van de Unie voornamelijk in het OEM-segment plaatsvinden, waar de vraag meer afhankelijk is van het vermogen van de leverancier om aan de strikte eisen van de autofabrikanten te voldoen dan van de prijs. In dat verband beweerde deze belanghebbende dat de Chinese producenten-exporteurs in dit segment geen overcapaciteit hebben. Hij betoogde dat de autofabrikanten in de EU bij het selecteren van hun leveranciers strikte eisen hebben op het gebied van technische kwalificaties, kwaliteit, consistentie, betrouwbaarheid en nabijheid. De overcapaciteit op de Chinese markt kan volgens hem niet simpelweg tegen lage prijzen in de Unie worden afgezet indien de maatregelen komen te vervallen.

(227)

Andere belanghebbende voerden soortgelijke argumenten aan, met als motivering dat de bedrijfstak van de Unie in staat zou zijn om een wezenlijk deel van de markt vast te houden omdat deze bedrijfstak wordt gezien als een kwalitatief hoogstaande leverancier van technisch geavanceerde producten, zoals „bright wheels”. Volgens hem zou de bedrijfstak van de Unie de voorkeur boven invoer uit derde landen blijven houden, vooral in het hoogwaardige OEM-segment.

(228)

Uit het onderzoek is gebleken dat verscheidene Chinese exporteurs reeds grote wielen en „bright wheels” produceren en dat zij voldoen aan soortgelijke normen als de producenten in de Unie wat betreft kwalificaties, kwaliteit, consistentie en betrouwbaarheid, en zijn gecertificeerd door hun OEM-afnemers in de Unie. De Chinese producenten-exporteurs, met inbegrip van degenen de niet in de steekproef zijn opgenomen of niet meewerken, zijn reeds leveranciers van autofabrikanten, zowel voor hun fabrieken in de Unie als in China. Daarom is de nabijheid geen criterium, ook niet uit oogpunt van certificering of aanbesteding of op technisch gebied. Anderzijds is de kwestie van de geografische ligging, wat levertijden betreft, gemakkelijk op te lossen met logistieke antwoorden zoals voorraadvorming, en daarom is nabijheid geen doorslaggevende factor die kan voorkomen dat de Chinese invoer toeneemt met een herhaling van schade tot gevolg. Dit argument wordt derhalve afgewezen.

(229)

Dezelfde belanghebbende betoogde ook dat er in China geen beschikbare capaciteit in het OEM-segment is, en dat de reservecapaciteit in China alleen aluminium wielen voor het AM-segment betreft. Dit argument was echter niet onderbouwd. Integendeel: uit het onderzoek is gebleken dat producenten van aluminium wielen zowel voor het OEM- als het AM-segment produceren, met gebruikmaking van dezelfde productiefaciliteiten, en dat zij daarom hun vrije capaciteit gelijkwaardig voor beide segmenten kunnen gebruiken. Dit blijkt ook uit het feit dat, zoals uiteengezet in overweging 113, de Chinese producenten-exporteurs tussen het OT van het oorspronkelijke onderzoek en het TNO zijn overgestapt van het AM-segment naar het OEM-segment. Daarom wordt dit argument afgewezen.

(230)

Eén Chinese producent-exporteur voerde aan dat de technische kenmerken van aluminium wielen die door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd, verschillen van die welke door de Chinese exporteurs worden geproduceerd en verkocht. Hierdoor zou de bedrijfstak van de Unie verzekerd zijn van omvangrijke contracten met afnemers in de Unie, ongeacht of de maatregelen worden ingetrokken of niet. Bovendien voerde deze belanghebbende aan dat het als gevolg van de langetermijncontracten van de producenten in de Unie met de OEM-gebruikers niet waarschijnlijk is dat de bedrijfstak van de Unie in de nabije toekomst verkoopvolume en marktaandeel verliest door de invoer uit China en dat er dus geen sterke stijging van de invoer uit de VRC is te verwachten wanneer de maatregelen komen te vervallen.

(231)

Uit het onderzoek is gebleken dat er geen, of slechts weinig, wezenlijke verschillen tussen aluminium wielen uit diverse bronnen, waaronder China, zijn en dat aluminium wielen van alle bronnen in beginsel onderling inwisselbaar zijn. Het is niet ongebruikelijk dat aluminium wielen worden gekocht van verschillende bronnen en het onderzoek heeft laten zien dat dezelfde afnemers zich zowel door de bedrijfstak van de Unie als door de Chinese producenten-exporteurs laten beleveren.

(232)

Wat het argument betreft dat de langetermijncontracten voor de bedrijfstak van de Unie zouden voorkomen dat de invoer uit China sterk stijgt, is uit het onderzoek gebleken dat de contracten tussen de producenten in de Unie en de desbetreffende gebruikers doorgaans geen bindende toezeggingen over hoeveelheden op de lange termijn bevatten. Daarom zijn de bestaande contacten op zich geen garantie om het verkoopvolume te handhaven, zoals wordt beweerd.

(233)

De argumenten van de belanghebbende op dit punt werden derhalve afgewezen.

(234)

Een andere belanghebbende stelde dat de tendens naar een grotere vraag in het OEM-segment de bedrijfstak van de Unie in een leidende positie heeft gebracht en dat de capaciteitsbeperkingen van de bedrijfstak van de Unie nu zouden leiden tot een aanzienlijk aanvoertekort op de markt van de Unie. Volgens dit argument zal deze situatie tot ver in het volgende decennium voortduren. Verder betoogde deze belanghebbende alsmede andere belanghebbenden dat de bedrijfstak van de Unie zelf had toegegeven dat de orderportefeuilles reeds vol zijn tot 2019-2022 en had verklaard dat de contracten voor de komende vijf jaar reeds zijn afgesloten en dat daarom een volledige benutting van de capaciteit en winstgevende prijzen tot minstens 2022 zijn gegarandeerd. Volgens deze belanghebbenden heeft de bedrijfstak van de Unie dankzij de overstap naar het OEM-segment het verliespercentage van 5 % in 2009 kunnen omzetten in 10 % winst tijdens het TNO. Op deze basis was het volgens deze belanghebbenden niet waarschijnlijk dat de intrekking van het antidumpingrecht tot een herhaling van de schade leidt.

(235)

Bovenstaand argument is gebaseerd op een onjuiste interpretatie van de verklaring van de bedrijfstak van de Unie waarin wordt gesteld dat de orderportefeuille leveringen voor 2019-2022 omvat. Deze verklaring houdt echter niet in dat deze orderportefeuilles vol zijn of dat de contracten voor de komende vijf jaar reeds zijn gesloten, maar alleen dat de orderportefeuille leveringen voor 2019-2022 omvat. Dit betekent dat — zoals verklaard in overweging 232 — de contracten tussen de producenten in de Unie en de desbetreffende afnemers geen bindende toezeggingen over hoeveelheden op lange termijn omvatten. Bovendien worden zelfs in lopende contracten de prijzen regelmatig herzien. Daarom is het argument dat de capaciteiten volledig gebruikt worden en dat winstgevende prijzen ten minste tot 2022 zijn gegarandeerd, ongegrond en wordt dit verworpen. Tot slot is ook het argument dat de stijging van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie te danken was aan de overstap naar het OEM-segment onjuist. Zoals uiteengezet in overweging 143 was het OEM-segment reeds tijdens het OT van het oorspronkelijke onderzoek het belangrijkste segment van de bedrijfstak van de Unie, in welke periode in de Unie, zoals verklaard in overweging 106 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 964/2010, ook in het OEM-segment aanzienlijke verliezen werden geleden. Daarom wordt dit argument afgewezen.

(236)

Een belanghebbende betoogde ook dat de Chinese producenten-exporteurs die tot het OEM-segment behoren, hun productiecapaciteit bijna volledig hebben benut en dat het dus onwaarschijnlijk is dat zij hun verkopen naar de Unie aanzienlijk verhogen indien de antidumpingmaatregelen zouden komen te vervallen. Deze belanghebbende voerde verder aan dat in het algemeen, door het groeiende verbruik in de Unie, ook een toename van de invoer uit de VRC geen aanmerkelijke schade aan de bedrijfstak van de Unie zal veroorzaken, vooral omdat de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie voldoende zou zijn om aan de vraag in de Unie te voldoen.

(237)

De schattingen van de Chinese capaciteit die deze belanghebbende heeft ingediend om zijn argumenten te onderbouwen, stroken echter niet met de bevindingen van dit onderzoek zoals beschreven in de overwegingen 55 tot en met 74. Daarom worden de argumenten dat er geen aanzienlijke reservecapaciteit was in de VRC en dat de ontwikkeling van het verbruik in de Unie de schade zou beperken als de maatregelen worden ingetrokken, verworpen.

(238)

Dezelfde partij beweerde ook dat de Chinese productie van auto's tussen 2015 en 2020, overeenkomstig het dertiende vijfjarenplan naar verwachting zal stijgen van 24,5 miljoen eenheden tot 30 miljoen eenheden. Deze belanghebbende voerde aan dat de toename van de productie van personenauto's zou leiden tot een gecorreleerde toename van de Chinese vraag naar aluminium wielen, en de Chinese producenten zouden daarom hun binnenlandse verkoop veeleer verhogen dan hun uitvoer naar de Unie te verleggen als de antidumpingmaatregelen zouden komen te vervallen.

(239)

Zoals uiteengezet in de overwegingen 89, 90 en 91, en hoewel de automobielmarkt en de markt van aluminium wielen inderdaad nauw met elkaar zijn verbonden, is het niet waarschijnlijk dat de stijging van de vraag naar aluminium wielen op de Chinese binnenlandse markt de beschikbare reservecapaciteit in China zal absorberen, ook gezien de aanzienlijke prijsverschillen op de Chinese binnenlandse markt ten opzichte van de markt van de Unie. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(240)

Volgens verschillende partijen is het niet waarschijnlijk dat er een herhaling van de schade optreedt, omdat de bedrijfstak van de Unie volgens hen profiteert van de toename van het verbruik van aluminium wielen in de hele wereld en in de Unie, ongeacht een toename van de invoer vanuit China naar de Unie. Bovendien betoogden zij dat de verwachte toename van het gebruik de Chinese producenten-exporteurs in staat zou stellen om hun uitvoer naar de markt van de Unie te vergroten zonder enige prijsdruk uit te oefenen.

(241)

Volgens het onderzoek is het aannemelijk dat aanzienlijke volumes van de Chinese uitvoer naar de Unie worden verlegd, gezien de aantrekkelijkheid van deze markt (overwegingen 75 tot en met 88). Bovendien heeft China een aanzienlijke reservecapaciteit, die ook naar de markt van de Unie kan worden verlegd. Daarom zullen de Chinese producenten-exporteurs in staat zijn om niet alleen het toegenomen verbruik over te nemen, maar ook verkoopvolumes van de producenten in de Unie. Daarom is het zelfs in het scenario van een verhoogd verbruik zeer waarschijnlijk dat de Chinese uitvoer verkoopvolumes en marktaandeel zou overnemen ten koste van de bedrijfstak van de Unie. Bovendien is het waarschijnlijk dat de prijzen tussen 8 en 30 % lager zijn dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, zoals omschreven in overweging 191 en met de effecten zoals beschreven in overweging 192, namelijk een waarschijnlijke herhaling van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie. Dit argument wordt daarom afgewezen.

(242)

Op grond hiervan concludeert de Commissie derhalve dat intrekking van de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot herhaling van de schade voor de bedrijfstak van de Unie.

G.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Opmerkingen vooraf

(243)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande maatregelen ten aanzien van de VRC in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel. De bepaling van het belang van de Unie was gebaseerd op een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, importeurs, gebruikers en toeleveringsbedrijven van de bedrijfstak van de Unie.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(244)

Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie zich tijdens het TNO heeft hersteld van de schade als gevolg van de invoer met dumping uit China. Als de maatregelen ten aanzien van China worden ingetrokken, is het echter waarschijnlijk dat de schade zich herhaalt, omdat de bedrijfstak van de Unie zou worden blootgesteld aan invoer met dumping uit de VRC, die waarschijnlijk omvangrijk zou zijn en een aanzienlijke prijsdruk zou uitoefenen. Daardoor zou de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie om de hierboven uiteengezette redenen waarschijnlijk aanzienlijk verslechteren. Daarentegen zou handhaving van de maatregelen zekerheid in de markt brengen, zodat de bedrijfstak van de Unie zijn economische positie kan handhaven en zijn investeringsplannen voortzetten om de productiecapaciteit te verhogen en zo te voldoen aan de toenemende vraag en aan de veranderende technische vereisten voor aluminium wielen.

(245)

De Commissie is op basis hiervan tot de conclusie gekomen dat voortzetting van de huidige antidumpingmaatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

3.   Belang van importeurs

(246)

In de inleidende fase zijn tachtig bekende importeurs/gebruikers benaderd. Elf ondernemingen hebben het steekproefformulier ingevuld, waarvan er zes aluminium wielen uit China invoerden.

(247)

Uit het onderzoek bleek dat drie van deze zes ondernemingen in feite autofabrikanten waren die aluminium wielen gebruiken bij de vervaardiging van auto's; zij werden daarom beschouwd als gebruikers wier situatie wordt geanalyseerd in de overwegingen 250 tot en met 268. De invoer van de resterende drie niet-verbonden importeurs maakte minder dan 2 % van de totale invoer uit China in het TNO uit.

(248)

Slechts één van de antwoorden op de vragenlijst die werden ontvangen van de drie niet-verbonden importeurs was volledig genoeg om in de analyse te worden gebruikt. Deze importeur betrok ook aluminium wielen van leveranciers uit andere derde landen en het aandeel in de omzet van het betrokken product in de totale activiteit was slechts een deel daarvan. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat de maatregelen geen grote gevolgen hebben voor de totale activiteiten van deze importeur in verband met aluminium wielen. De activiteiten in verband met aluminium wielen waren daadwerkelijk winstgevend.

(249)

Op basis hiervan waren er geen aanwijzingen dat voortzetting van de maatregelen aanzienlijke negatieve gevolgen voor de importeurs zouden hebben die zwaarder wegen dan de positieve gevolgen van de maatregelen voor de bedrijfstak van de Unie.

4.   Belang van de gebruikers

(250)

Er werd een vragenlijst gestuurd naar zeventig bekende gebruikers. Zeven autofabrikanten meldden zich door een vragenlijst te beantwoorden. Een vereniging van gebruikers en importeurs van aluminium wielen voor het OEM-segment werkte eveneens mee. Geen andere gebruikers verleenden hun medewerking aan het onderzoek.

(251)

De invoer van de medewerkende gebruikers was goed voor 50,4 % van de totale invoer uit de VRC in de Unie.

(252)

Uit het onderzoek bleek in het algemeen dat de autofabrikanten slechts in beperkte mate gebruik maakten van Chinese leveranciers, en dat de meeste aluminium wielen werden betrokken bij de bedrijfstak van de Unie. Enkele van de medewerkende gebruikers voerde helemaal niet in uit de VRC, enkele minder dan 5 % van de benodigde hoeveelheid, en weer anderen voerden tot 10 % van de benodigde hoeveelheid uit China in. Uit het onderzoek is ook gebleken dat bepaalde gebruikers profiteerden van de regeling actieve veredeling op invoer uit China, zij het in beperkte mate, aangezien zij het eindproduct op exportmarkten doorverkochten.

(253)

Alle medewerkende gebruikers waren tegen de maatregelen omdat zij belang hebben bij verschillende leveranciers. Deze gebruikers betoogden dat de maatregelen hen afhankelijk zouden maken van een beperkt aantal producenten in de Unie. Uit het onderzoek bleek echter dat er invoer uit andere derde landen was, met name Turkije, die tijdens de beoordelingsperiode toenam. De invoer uit andere derde landen in de Unie is in de beoordelingsperiode met 35 % gestegen, wat meer is dan de stijging van het verbruik in de Unie.

(254)

In het licht van deze bevindingen moet het argument van een gebrek aan diversiteit van het aanbod worden verworpen.

(255)

De Europese autofabrikanten voerden aan dat de verlenging van de maatregelen zou indruisen tegen het belang van de Unie aangezien de antidumpingmaatregelen het concurrentievermogen van de fabrikanten in de Unie aantastten. Zij voerden ook aan dat de bedrijfstak van de Unie niet over voldoende capaciteit beschikte om aan de vraag in de Unie te voldoen.

(256)

Een belanghebbende verklaarde bovendien dat de bedrijfstak van de Unie aluminium wielen uit China en andere derde landen zou invoeren om te voldoen aan de toenemende vraag van hun afnemers waaraan de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie niet kan voldoen.

(257)

Zoals aangetoond in tabel 7 in overweging 137 bedroeg de bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode tussen 88 en 93 %. Uit het onderzoek is ook gebleken dat de bedrijfstak van de Unie heeft geïnvesteerd in een capaciteitsvergroting om te voldoen aan de stijgende vraag in de Unie en dat die investeringen naar verwachting de mogelijke gestelde tekorten zullen verhelpen. Deze investeringen zullen in de toekomst worden voortgezet.

(258)

Wat ten slotte de gestelde invoer van de bedrijfstak van de Unie uit China en andere derde landen betreft, is uit het onderzoek gebleken dat de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie slechts verwaarloosbare hoeveelheden aluminium wielen hadden ingevoerd, en dat die invoer afkomstig was uit Zwitserland en Turkije, maar niet uit China. Dit geldt ook voor de overige producenten in de Unie die volgens de informatie uit het verzoek aluminium wielen in zeer kleine hoeveelheden invoerden, namelijk minder dan 500 000 eenheden, wat minder dan 1 % van de productie in de Unie tijdens het TNO uitmaakt.

(259)

Overigens moet worden opgemerkt dat de invoer uit andere derde landen tijdens de beoordelingsperiode is gestegen en dat daarom de antidumpingmaatregelen de gebruikers van aluminium wielen niet moeten weerhouden van het invoeren van wielen uit de VRC, maar dat zij alleen een einde moeten maken aan de verstoringen en zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden tussen de VRC en de bedrijfstak van de Unie. Derhalve werden de desbetreffende argumenten afgewezen.

(260)

Wat het concurrentievermogen van de auto-industrie betreft, is uit het onderzoek gebleken dat als gevolg van de regeling actieve veredeling de autofabrikanten konden voorkomen dat zij antidumpingrechten moesten betalen voor aluminium wielen die worden gemonteerd op voertuigen die naar uitvoermarkten worden verkocht. Tijdens de beoordelingsperiode varieerde de invoer uit de VRC in het kader van de regeling actieve veredeling van 21 % tot 28 % van de totale invoer uit de VRC.

(261)

Dezelfde partijen betoogden verder dat het cumulatieve effect van verschillende geldende antidumpingrechten op verschillende inputs van de autofabrikanten, zoals bevestigingsmiddelen, roestvrij staal, walsdraad, organisch bekleed staal, garens met een hoge sterktegraad en molybdeendraad, boven op de rechten op aluminium wielen een negatief effect op hun situatie zou hebben.

(262)

Uit het onderzoek is gebleken dat het kosteneffect van de maatregelen voor aluminium wielen beperkt is, met een maximaal kosteneffect van 0,2 %. Deze conclusie vloeit voort uit de bevinding van dit onderzoek dat aluminium wielen slechts ongeveer 1 % van de kosten van een auto uitmaken. Daarom is het argument van een aanzienlijk negatief effect op de kosten niet als wezenlijk te beschouwen en wordt het verworpen.

(263)

Wat het cumulatieve effect van andere geldende antidumpingmaatregelen ten aanzien van verschillende andere inputs betreft, hebben deze partijen in dit verband geen specifieke aanwijzingen verschaft. Bij het onderzoek konden de beweringen dan ook niet worden geverifieerd en moest het argument worden verworpen.

(264)

Na de mededeling van feiten en overwegingen betoogde een belanghebbende dat het gebrek aan beschikbare capaciteit in het OEM-segment van de bedrijfstak van de Unie en de leveranciers van derde landen een significant effect op de autofabrikanten in de Unie had. Zij beweerden geen andere keuze te hebben dan Chinese aluminium wielen in te voeren en dat het huidige antidumpingrecht een rechtstreeks kosteneffect op deze invoer heeft. Bovendien betoogden zij dat het gebrek aan capaciteit van de bedrijfstak van de Unie een negatief effect had op de productiviteit en het concurrentievermogen van de autofabrikanten en dat de Commissie het indirecte kosteneffect van het antidumpingrecht op de situatie van de autofabrikanten niet in aanmerking had genomen.

(265)

Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie heeft geïnvesteerd in een vergroting van de capaciteit om te voldoen aan de stijgende vraag in de Unie en mogelijke tekorten tegen te gaan. Daarom wordt het argument betreffende het gebrek aan capaciteit verworpen. Wat het kosteneffect betreft, had het onderzoek, zoals in overweging 262 wordt uiteengezet, als uitkomst dat de maatregelen ten aanzien van aluminium wielen in slechts een zeer beperkt effect op de totale kosten van de autofabrikanten hadden, en daarom wordt dit argument verworpen. Tot slot is het doel en het effect van de antidumpingmaatregelen niet om te voorkomen dat de gebruikers aluminium wielen uit de VRC invoeren, en de indirecte kosten die door deze partij worden ingeroepen zijn ook niet rechtstreeks verbonden met de rechten. Daarom wordt dit argument afgewezen.

(266)

Dezelfde belanghebbende betoogde ook dat de geplande capaciteitsuitbreiding niet voldoende zal zijn om te voldoen aan de groeiende vraag tot 2020, en stelde ook dat de bedrijfstak van de Unie zijn bewering dat zijn capaciteit wordt uitgebreid niet had onderbouwd. In deze context vroeg deze belanghebbende zich ook af hoe de Commissie heeft geverifieerd dat de bedrijfstak van de Unie in staat zal zijn om aan de vraag in de Unie te voldoen.

(267)

Zoals uiteengezet in overweging 257 is uit het onderzoek gebleken dat de bedrijfstak van de Unie heeft geïnvesteerd in een capaciteitsuitbreiding om te voldoen aan de stijgende vraag in de Unie. Meer in het bijzonder is de door de producenten in de Unie vermelde geplande capaciteitsuitbreiding vergeleken met de verwachtingen van de autoproductie in de Unie. Ook zijn de verwachte en de huidige investeringsplannen onderbouwd door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Uit deze analyse bleek dat de voorziene capaciteitsuitbreidingen groter waren dan de verwachte groei van de vraag in de Unie voor de periode 2015-2018. Om redenen van vertrouwelijkheid en anonimiteit kunnen de individuele investeringsplannen niet worden bekendgemaakt aan de belanghebbenden. Daarom worden de argumenten dat de capaciteitsuitbreiding niet voldoende zal zijn om aan de groeiende vraag te voldoen en dat de bedrijfstak van de Unie zijn verklaring dat zijn capaciteit wordt uitgebreid niet heeft onderbouwd, verworpen.

(268)

Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat de handhaving van de maatregelen geen aanzienlijke negatieve gevolgen voor de situatie van de gebruikers heeft.

5.   Belang van de toeleveringsbedrijven

(269)

Er zijn vragenlijsten gestuurd naar verenigingen en bekende leveranciers van grondstoffen/uitrusting aan de bedrijfstak van de Unie alsook aan 28 bekende individuele leveranciers in de Unie. Eén vereniging die de Europese aluminiumindustrie vertegenwoordigt, heeft opmerkingen ingediend.

(270)

De vereniging heeft opgemerkt dat er een groot risico bestaat dat de overcapaciteit in China en de terugkerende dumpingpraktijken van de Chinese producenten-exporteurs aanzienlijk negatieve gevolgen zouden hebben voor de bedrijfstak van de Unie als de antidumpingmaatregelen zouden worden ingetrokken. Dit zou dan weer negatieve gevolgen hebben voor de productie en werkgelegenheid in de toeleverende aluminium-waardeketen. Daarom ondersteunde deze vereniging de verlenging van de huidige antidumpingmaatregelen.

(271)

Derhalve wordt geconcludeerd dat de handhaving van de maatregelen in het belang van de toeleveringsbedrijven is.

(272)

Eén belanghebbende betoogde dat de Commissie onderbouwd en materieel bewijs dat door de auto-industrie is ingediend ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten en in plaats daarvan haar conclusies heeft gebaseerd op niet-onderbouwde verklaringen van de bedrijfstak van de Unie. De Commissie heeft tijdens de hoorzitting met de raadadviseur-auditeur genoemd in overweging 10 verklaard dat alle ingediende informatie naar behoren in aanmerking is genomen. De door de bedrijfstak van de Unie verschafte informatie is geverifieerd. Dit argument werd derhalve afgewezen.

6.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(273)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er geen dwingende redenen waren om aan te nemen dat handhaving van de maatregelen ten aanzien van de invoer van aluminium wielen van oorsprong uit de VRC niet in het belang van de Unie zou zijn.

H.   CONCLUSIE EN MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(274)

Alle partijen zijn in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan het voornemen bestond de tegen de VRC geldende maatregelen te handhaven. Zij konden hierover ook binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Wanneer deze opmerkingen gegrond waren, werd daarmee naar behoren rekening gehouden.

(275)

Uit het bovenstaande volgt dat de antidumpingmaatregelen die bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 964/2010 werden ingesteld op de invoer van bepaalde aluminium wielen van oorsprong uit de VRC, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening moeten worden gehandhaafd.

(276)

Het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op aluminium wielen voor motorvoertuigen bedoeld bij de GN-posten 8701 tot en met 8705, al dan niet met toebehoren en al dan niet met banden, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8708 70 10 en ex 8708 70 50 (Taric-codes 8708701010 en 8708705010), van oorsprong uit de Volksrepubliek China, wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld.

2.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 genoemde product bedraagt 22,3 %.

3.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Wanneer een aangifte voor het vrije verkeer wordt aangeboden met betrekking tot de invoer van aluminium wielen voor motorvoertuigen bedoeld bij GN-post 8716, al dan niet met toebehoren en al dan niet met banden, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8716 90 90, wordt in het desbetreffende vak van die aangifte Taric-code 8716909010 ingevuld.

De lidstaten stellen de Commissie maandelijks in kennis van het aantal eenheden dat onder deze code is ingevoerd en van de oorsprong ervan.

Artikel 3

Wanneer een aangifte voor het in het vrije verkeer brengen wordt aangeboden voor de in de artikelen 1 en 2 vermelde producten, wordt in het desbetreffende vak van die aangifte het aantal eenheden van de ingevoerde producten vermeld.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 januari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 964/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde aluminium wielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 282 van 28.10.2010, blz. 1).

(3)  Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen (PB C 47 van 10.2.2015, blz. 4).

(4)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51). Deze verordening is ingetrokken bij de basisverordening.

(5)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van bepaalde aluminium wielen uit de Volksrepubliek China (PB C 355 van 27.10.2015, blz. 8).

(6)  Zoals uiteengezet in overweging 11, worden de namen van de producenten in de Unie om redenen van vertrouwelijkheid niet bekendgemaakt.

(7)  De productie per onderneming in de Unie en de VRC wordt weergegeven in stuks. De invoerstatistieken zijn echter alleen beschikbaar in kg. Voor de vier gecontroleerde groepen bedroeg het gemiddelde gewicht van een in de EU verkocht wiel 10,91 kg. Deze omrekeningswaarde wordt in de hele verordening gebruikt.

(8)  Deze landen vertegenwoordigden samen met China 97 % van de totale invoer van aluminium wielen tijdens het onderzoektijdvak. Bosnië en Herzegovina maakte (met 3 % van de invoer) deel uit van deze 97 %, maar werd niet als geschikt referentieland aangemerkt omdat het een klein land is met een gering aantal producenten.

(9)  Turkije heeft ten minste acht bekende producenten van aluminium wielen die met elkaar concurreren op de binnenlandse markt. Voorts heeft Turkije een laag (4,5 %) douanerecht op de invoer van aluminium wielen uit derde landen, waardoor de invoer wordt vergemakkelijkt. Tijdens het TNO heeft alleen al de VRC ongeveer 843 926 eenheden naar Turkije uitgevoerd; dit is ongeveer de helft van de Chinese uitvoer naar de Unie in dezelfde periode.

(10)  Van de Baoding-groep bleken alle op de Turkse markt verkochte productsoorten representatief te zijn. Van de drie andere groepen bleken in totaal zes productsoorten, die minder dan 0,12 % van de totale Turkse verkoop uitmaakten, niet representatief te zijn.

(11)  Alle verkopen van de Baoding-groep en de Dicastal-groep en de meeste verkopen van de Wanfeng-groep.

(12)  Verkoop door de Wanfeng- en de Lioho-groep in het VK.

(13)  „Eind 2012 bedroeg de productiecapaciteit van aluminium wielen in China bijna 180 miljoen eenheden, terwijl het verkoopvolume meer dan 120 miljoen eenheden bedroeg, met een bezettingsgraad van meer dan 70 %”. Uittreksel uit Global and China Automotive Wheel Industry Report 2012/2013, zie http://www.prnewswire.com/news-releases/global-and-china-automotive-wheel-industry-report-2012-2013-204706201.html

(14)  Lijst van ondernemingen beschikbaar in het niet-vertrouwelijke dossier.

(15)  In het openbaar gemaakte uittreksel uit Global and China Automotive Wheel Industry Report 2013/2014 is sprake van minstens 110 kleine en middelgrote producenten van aluminium wielen die op de uitvoer zijn gericht; dit impliceert dat er ook producenten zijn die alleen de binnenlandse markt bedienen. http://www.reportsnreports.com/reports/287067-global-and-china-automotive-wheel-industry-report-2013-2014.html

(16)  Informatie over productiecapaciteit was beschikbaar op de eigen websites van ondernemingen of op commerciële verkoopsites, zoals http://www.made-in-china.com/ or www.tradeee.com

(17)  300 000 eenheden per jaar is de kleinste opgegeven jaarlijkse capaciteit van de 21 medewerkende producenten. Bovendien moet een producent volgens de bevindingen van het onderzoek een productiecapaciteit van minstens 300 000 eenheden per jaar hebben om economisch levensvatbaar te zijn. 6 miljoen eenheden per jaar is de productiecapaciteit van de grootste productie-installaties uit het onderzoek.

(18)  http://www.prnewswire.com/news-releases/global-and-china-automotive-wheel-industry-report-2012-2013-204706201.html. Dit benuttingspercentage van 70 % is een conservatieve raming. Het is een gemiddelde schatting voor China met inbegrip van de medewerkende ondernemingen waarvan is bevestigd dat ze een hogere bezettingsgraad hebben (87 %), wat erop wijst dat de bezettingsgraad van de niet-meewerkende ondernemingen waarschijnlijk nog lager is.

(19)  De vastgestelde bezettingsgraad van de vier in de steekproef opgenomen ondernemingen was 89 %, en niet 99 % zoals door de belanghebbende wordt beweerd.

(20)  Het percentage betreft de herziene schatting van de productiecapaciteit van de VRC naar aanleiding van de opmerkingen over de publiek toegankelijke informatie van enkele niet-medewerkende ondernemingen, zoals uiteengezet in de overwegingen 68 en 69. Het opgegeven productievolume van de 21 medewerkende ondernemingen is 48 % van de totale geschatte productiecapaciteit van de VRC.

(21)  Het is in China niet ongebruikelijk dat grote gevestigde producenten een deel van de productie uitbesteden aan niet-verbonden leveranciers. Dit stelt hen in staat om zich snel aan te passen aan stijgingen (en dalingen) in de vraag, en hun niet-verbonden leveranciers slechts in te schakelen wanneer hun eigen dochterondernemingen een optimale bezettingsgraad hebben bereikt. Deze praktijk werd aangetroffen bij de grootste van de in de steekproef opgenomen groepen producenten.

(22)  Verordening (EU) nr. 404/2010 van de Commissie van 10 mei 2010 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde aluminium wielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 117 van 11.5.2010, blz. 64).

(23)  Zie de lijst in het niet-vertrouwelijke dossier voor nadere gegevens over de analyse en de herziene capaciteiten.

(24)  http://www.researchinchina.com/Htmls/AboutUs/Index.html

(25)  Volgens het verslag „Global and China Automotive Wheel Industry Report 2012/2013” was de Chinese binnenlandse markt eind 2012 goed voor 45 miljoen eenheden. Volgens een studie door McKinsey, getiteld Bigger, better, broader: a perspective on China's auto market in 2020 (http://www.mckinseychina.com/bigger-better-broader-a-perspective-on-chinas-auto-market-in-2020/) zal de Chinese automobielindustrie tussen 2011 en 2020 naar verwachting jaarlijks met 8 % groeien. Uitgaande van een vergelijkbaar groeipercentage voor de wielindustrie heeft de binnenlandse markt een omvang van 57 miljoen eenheden per jaar.

(26)  Chinese exportdatabank met een gemiddelde omrekeningsverhouding van 10,91 kg per wiel.

(27)  91,8 miljoen eenheden van de 21 medewerkende ondernemingen en de 98,4 miljoen aan geschatte capaciteit van de 59 niet-meewerkende ondernemingen.

(28)  Het voorraadniveau is moeilijk in te schatten. Bij AM-wielen is een zekere voorraadvorming normaal, terwijl de voorraden OEM-wielen doorgaans te verwaarlozen zijn. In elk geval is er bij de beoordeling van de beschikbare capaciteit voor uitvoer geen wezenlijk verschil tussen voorraden en reservecapaciteit.

(29)  Chinese exportdatabank. Het totale volume van de uitvoer uit de VRC (buiten de Europese Unie) bedroeg in het TNO 772 720 ton (ongeveer 71 miljoen eenheden), waarvan 81 % (629 854 ton, d.w.z. ongeveer 58 miljoen eenheden) was bestemd voor de vijf bovengenoemde belangrijkste bestemmingen.

(30)  Van de 65 identieke productsoorten waren 29 duurder op de markt van de Unie, 32 op de markt van de VS en 4 gelijk in prijs.

(31)  29 van de 65 productsoorten waren duurder op de markt van de Unie dan in de VS. De hoeveelheden die werden verkocht door de vier in de steekproef opgenomen groepen, zijn goed voor 3,1 miljoen eenheden, d.w.z. ongeveer 25 % van hun totale uitvoer naar de VS. Volgens de Chinese exportdatabank heeft de VRC 394 693 ton (meer dan 36 miljoen eenheden) aluminium wielen uitgevoerd naar de VS in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De meer dan 25 % komt overeen met 8,9 miljoen eenheden of 12,7 % van het verbruik in de Unie.

(32)  In vergelijking met Canada was de markt van de Unie duurder voor 7 van de 20 productsoorten, in vergelijking met India voor 7 van de 15 productsoorten, in vergelijking met Japan voor 40 van de 54 productsoorten, en in vergelijking met Mexico voor 6 van de 12 productsoorten. Deze verkopen door de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs zijn goed voor 2,3 miljoen eenheden, d.w.z. ongeveer 22 % van de totale verkoop ervan naar die landen. Volgens de Chinese exportdatabank heeft China 235 161 ton (meer dan 21,5 miljoen eenheden) aan aluminium wielen uitgevoerd naar die landen tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De bovengenoemde 22,3 % komt overeen met 4,8 miljoen eenheden; dat is 6,8 % van het verbruik in de Unie.

(33)  De afzonderlijke gegevens per land zijn als volgt: In vergelijking met Canada was de markt van de Unie duurder voor 7 van de 20 productsoorten, in vergelijking met India voor 7 van de 15 productsoorten, in vergelijking met Japan voor 40 van de 54 productsoorten, en in vergelijking met Mexico voor 6 van de 12 productsoorten. Het volume van deze productsoorten bedraagt respectievelijk 1 263 052 wielen in Japan, 721 220 in India, 107 740 in Mexico en 224 364 in Canada. Het totaal van deze vier is 2 316 376. De totale verkoop van de vier in de steekproef opgenomen groepen naar deze vier bestemmingen bedraagt 10 384 797 eenheden; de waarschijnlijke verlegging van de uitvoer (2,3 miljoen) is daarvan 22,3 %. Bij het schatten van de waarschijnlijke verlegging vanuit de VRC werd deze 22,3 % toegepast op het totaal van de Chinese uitvoer naar deze vier bestemmingen zoals gerapporteerd in de Chinese uitvoerdatabank, namelijk 2 350 161 ton (ongeveer 21,5 miljoen eenheden), wat leidt tot een waarschijnlijke verlegging van 4,8 miljoen eenheden.

(34)  8,9 miljoen van de VS en 4,8 miljoen van de vier andere bestemmingen.

(35)  McKinsey: Bigger, better, broader: a perspective on China's auto market in 2020 (http://www.mckinseychina.com/bigger-better-broader-a-perspective-on-chinas-auto-market-in-2020/) zal de Chinese automobielindustrie tussen 2011 en 2020 naar verwachting jaarlijks met 8 % groeien.

(36)  Zie de voetnoten 31 tot en met 34 voor de berekening van de hoeveelheden op de belangrijkste uitvoermarkten.


Top