EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017L2398

Richtlijn (EU) 2017/2398 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 345, 27.12.2017, p. 87–95 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2017/2398/oj

27.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 345/87


RICHTLIJN (EU) 2017/2398 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 12 december 2017

tot wijziging van Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 153, lid 2, onder b), in samenhang met artikel 153, lid 1, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) is gericht op de bescherming van werknemers tegen risico’s voor hun gezondheid en veiligheid als gevolg van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk. Die richtlijn voorziet in een consistent niveau van bescherming tegen de risico’s in verband met carcinogene en mutagene agentia via een kader van algemene beginselen dat de lidstaten in staat stelt de minimumvoorschriften op een consistente manier te laten naleven. Bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling, vastgesteld op basis van beschikbare informatie, waaronder wetenschappelijke en technische gegevens, de economische haalbaarheid, een grondige beoordeling van de sociaaleconomische gevolgen en de beschikbaarheid van protocollen en technieken om de blootstelling op de werkplek te meten, zijn belangrijke onderdelen van de algemene regeling voor de bescherming van werknemers die in de betrokken richtlijn is vastgesteld. De minimumvoorschriften van die richtlijn zijn gericht op de bescherming van werknemers op Unieniveau. De lidstaten kunnen strengere bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling vaststellen.

(2)

Grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling maken deel uit van het risicobeheer overeenkomstig Richtlijn 2004/37/EG. De inachtneming van die grenswaarden doet geen afbreuk aan de andere verplichtingen van werkgevers uit hoofde van die richtlijn, met name de vermindering van het gebruik van carcinogene en mutagene agentia op de werkplek, de voorkoming of vermindering van de blootstelling van werknemers aan carcinogene of mutagene agentia en de maatregelen die daartoe moeten worden uitgevoerd. Die maatregelen moeten, voor zover dat technisch uitvoerbaar is, het volgende omvatten: de vervanging van het carcinogene of mutagene agens door een stof, mengsel of procedé dat niet, of minder, gevaarlijk is voor de gezondheid van werknemers, het gebruik van een gesloten systeem, of andere maatregelen om het blootstellingsniveau voor werknemers te verminderen. In die context is het essentieel om bij onzekerheid het voorzorgsbeginsel in aanmerking te nemen.

(3)

Voor de meeste carcinogene en mutagene agentia is het wetenschappelijk niet mogelijk blootstellingsniveaus aan te duiden waaronder blootstelling geen nadelige gevolgen zou hebben. Hoewel de vaststelling van grenswaarden voor carcinogene en mutagene agentia op de werkplek uit hoofde van deze richtlijn de risico’s van blootstelling daaraan voor de gezondheid en veiligheid van werknemers niet volledig wegneemt (restrisico), draagt ze toch bij tot een aanzienlijke vermindering van de risico’s van een dergelijke blootstelling in de stapsgewijze en doelgebonden benadering op grond van Richtlijn 2004/37/EG. Voor andere carcinogene en mutagene agentia is het wetenschappelijk mogelijk blootstellingsniveaus te bepalen waaronder de blootstelling naar verwachting geen nadelige gevolgen heeft.

(4)

De maximale niveaus van blootstelling van werknemers aan bepaalde carcinogene of mutagene agentia worden uitgedrukt in waarden die op grond van Richtlijn 2004/37/EG niet mogen worden overschreden. Die grenswaarden moeten worden herzien, en er moeten grenswaarden worden vastgesteld voor bijkomende carcinogene en mutagene agentia.

(5)

Op basis van de verslagen over de tenuitvoerlegging die de lidstaten overeenkomstig artikel 17 bis van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad (4) om de vijf jaar indienen, dient de Commissie de uitvoering van het juridisch kader voor gezondheid en veiligheid op het werk, waaronder Richtlijn 2004/37/EG, te evalueren, en zo nodig dient zij de relevante instanties en het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (Advisory Committee on Safety and Health at Work — ACSH) in te lichten over initiatieven ter verbetering van het functioneren van dat kader, waaronder indien nodig passende wetgevingsvoorstellen.

(6)

De bij deze richtlijn vastgestelde grenswaarden moeten indien nodig worden herzien in het licht van de beschikbare informatie, waaronder nieuwe wetenschappelijke en technische gegevens en op bewijzen gebaseerde beste praktijken, technieken en protocollen voor het meten van het blootstellingsniveau op de werkplek. Die informatie moet, indien mogelijk, gegevens over restrisico’s voor de gezondheid van werknemers en adviezen van het Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling (Scientific Committee on Occupational Exposure Limits — SCOEL) en van het ACSH bevatten. Informatie over restrisico’s, die publiekelijk beschikbaar wordt gesteld op het niveau van de Unie, is waardevol voor het toekomstige werk ter beperking van risico’s ten gevolge van beroepsmatige blootstelling aan carcinogene en mutagene agentia, met inbegrip van de herziening van de in deze richtlijn vastgestelde grenswaarden. De transparantie van deze informatie moet verder worden bevorderd.

(7)

Vanwege het gebrek aan samenhangende gegevens over de blootstelling aan stoffen is het noodzakelijk om werknemers die een risico van blootstelling lopen te beschermen door gezondheidstoezicht ter zake uit te voeren. Het moet daarom mogelijk zijn om werknemers die volgens de beoordeling bedoeld in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2004/37/EG een gezondheids- of veiligheidsrisico lopen, na afloop van de blootstelling aan passend gezondheidstoezicht te blijven onderwerpen, op aanwijzing van de voor het gezondheidstoezicht verantwoordelijke arts of instantie. Dit toezicht moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de nationale wetgeving of praktijk van de lidstaten. Artikel 14 van Richtlijn 2004/37/EG moet dan ook worden gewijzigd om in dit gezondheidstoezicht voor alle betrokken werknemers te voorzien.

(8)

De lidstaten moeten passende en consistente gegevens van de werkgevers verzamelen om de veiligheid van en de nodige zorg voor de werknemers te garanderen. De lidstaten moeten de Commissie informatie verstrekken ten behoeve van haar verslagen over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2004/37/EG. De Commissie ondersteunt al de uitwisseling van beste praktijken in de lidstaten inzake gegevensverzameling, en moet waar passend met voorstellen komen om de uit hoofde van Richtlijn 2004/37/EG vereiste gegevensverzameling verder te verbeteren.

(9)

Richtlijn 2004/37/EG verplicht werkgevers ertoe geschikte bestaande procedures toe te passen om de niveaus van blootstelling aan carcinogene en mutagene agentia op de werkplek te meten, rekening houdend met het feit dat het SCOEL in zijn aanbevelingen bij elke aanbevolen grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling en bij de biologische grenswaarden de haalbaarheid van monitoring van de blootstelling aangeeft. Een betere gelijkwaardigheid van de meetmethoden voor het bepalen van de concentratie in de lucht van carcinogene en mutagene agentia met betrekking tot de grenswaarden van Richtlijn 2004/37/EG is van belang om de verplichtingen die daarin zijn voorzien te versterken, en een soortgelijk hoog beschermingsniveau voor de gezondheid van werknemers en een gelijk speelveld in de hele Unie te waarborgen.

(10)

De wijzigingen van bijlage III bij Richtlijn 2004/37/EG waarin deze richtlijn voorziet, zijn de eerste stap van een langdurig actualiseringsproces. Als volgende stap van dat proces heeft de Commissie een voorstel ingediend tot instelling van grenswaarden en huidnotaties met betrekking tot zeven bijkomende carcinogene agentia. Voorts heeft de Commissie in haar mededeling van 10 januari 2017„Veiliger en gezonder werk voor iedereen — Modernisering van de wetgeving en het beleid van de EU inzake veiligheid en gezondheid op het werk” verklaard dat er nog wijzigingen van Richtlijn 2004/37/EG zullen volgen. De Commissie moet haar werkzaamheden inzake aanpassingen van bijlage III bij Richtlijn 2004/37/EG doorlopend blijven voortzetten, overeenkomstig artikel 16 ervan en de vaste praktijk. Dat werk moet in voorkomend geval resulteren in voorstellen voor verdere herzieningen van de grenswaarden van Richtlijn 2004/37/EG en van de onderhavige richtlijn, en in voorstellen voor bijkomende grenswaarden.

(11)

Het is nodig rekening te houden met andere absorptiemogelijkheden van alle carcinogene en mutagene agentia, waaronder de mogelijkheid van opname via de huid, teneinde een optimaal beschermingsniveau te waarborgen.

(12)

De Commissie wordt bijgestaan door het SCOEL, met name bij het in kaart brengen, evalueren en grondig analyseren van de recentste beschikbare wetenschappelijke gegevens en bij het voorstellen van grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling ter bescherming van werknemers tegen chemische risico’s, die overeenkomstig Richtlijn 98/24/EG van de Raad (5) en Richtlijn 2004/37/EG op het niveau van de Unie moeten worden vastgesteld. Wat betreft de chemische agentia o-toluïdine en 2-nitropropaan heeft het SCOEL voor 2016 geen aanbevelingen gedaan en is derhalve gebruikgemaakt van andere, voldoende robuust bevonden wetenschappelijke informatiebronnen uit het publieke domein.

(13)

De in bijlage III bij Richtlijn 2004/37/EG vastgestelde grenswaarden voor vinylchloridemonomeer en stof van hardhout moeten in het licht van wetenschappelijke en technische gegevens van recentere datum worden herzien. Het onderscheid tussen stof van hardhout en stof van zachthout moet verder worden beoordeeld voor de grenswaarde in die bijlage, als aanbevolen door het SCOEL en het Internationaal Agentschap voor kankeronderzoek.

(14)

Blootstelling aan meer dan één soort hout tegelijkertijd komt zeer vaak voor, wat het moeilijker maakt om de blootstelling aan de verschillende soorten hout te beoordelen. Blootstelling aan stof van zachthout en hardhout komt geregeld voor bij werknemers in de Unie en kan ademhalingssymptomen en -ziekten veroorzaken, waarbij het risico op neuskanker en neusholtekanker het ernstigste gezondheidseffect vormt. Het is daarom passend te bepalen dat indien stof van hardhout gemengd wordt met stof van ander hout, de in de bijlage vastgestelde grenswaarde voor stof van hardhout van toepassing dient te zijn op stof van alle soorten hout die in dat mengsel voorkomen.

(15)

Bepaalde chroom(VI)-verbindingen voldoen aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1A of 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (6) en zijn bijgevolg carcinogene stoffen in de zin van Richtlijn 2004/37/EG. Voor chroom(VI)-verbindingen die carcinogeen zijn in de zin van Richtlijn 2004/37/EG kan aan de hand van de beschikbare informatie, wetenschappelijke en technische gegevens daarbij inbegrepen, een grenswaarde worden vastgesteld. Het is daarom passend een grenswaarde vast te stellen voor die chroom(VI)-verbindingen.

(16)

Voor chroom(VI) is een grenswaarde van 0,005 mg/m3 mogelijk niet geschikt en zij kan in sommige sectoren moeilijk haalbaar zijn op de korte termijn. Er moet dan ook een overgangsperiode worden ingesteld waarin een grenswaarde van 0,010 mg/m3 van toepassing is. Voor de specifieke situatie waarbij de arbeidsactiviteit lassen, plasmasnijden of soortgelijke processen met rookontwikkeling omvat, dient gedurende die overgangsperiode een grenswaarde van 0,025 mg/m3 van toepassing te zijn; daarna dient de algemeen toepasselijke grenswaarde van 0,005 mg/m3 te gelden.

(17)

Bepaalde vuurvaste keramische vezels voldoen aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en zijn bijgevolg carcinogene stoffen in de zin van Richtlijn 2004/37/EG. Voor vuurvaste keramische vezels die carcinogeen zijn in de zin van Richtlijn 2004/37/EG kan aan de hand van de beschikbare informatie, wetenschappelijke en technische gegevens daarbij inbegrepen, een grenswaarde worden vastgesteld. Het is daarom passend een grenswaarde voor die vuurvaste keramische vezels vast te stellen.

(18)

Er is voldoende bewijs dat respirabel kristallijn silicastof carcinogeen is. De beschikbare informatie, wetenschappelijke en technische gegevens daarbij inbegrepen, wijst erop dat voor respirabel kristallijn silicastof een grenswaarde zou moeten worden vastgesteld. Door een werkprocedé gegenereerd respirabel kristallijn silicastof is niet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 ingedeeld. Het is daarom passend om werkzaamheden waarbij sprake kan zijn van blootstelling aan door een werkprocedé gegenereerd respirabel kristallijn silicastof op te nemen in bijlage I bij Richtlijn 2004/37/EG en een grenswaarde voor respirabel kristallijn silicastof („respirabele fractie”) vast te stellen die moet worden geëvalueerd, met name gelet op het aantal blootgestelde werknemers.

(19)

Richtsnoeren en voorbeelden van goede praktijken die zijn aangedragen door de Commissie, de lidstaten of de sociale partners, of andere initiatieven, zoals de sociale dialoog „Agreement on Workers” Health Protection Through the Good Handling and Use of Crystalline Silica and Products Containing it (NEPSi)” (akkoord over de bescherming van de gezondheid van werknemers door goede hanteringsmethoden en gebruik van kristallijn silica en producten die kristallijn silica bevatten), zijn waardevolle en noodzakelijke instrumenten om regelgevingsmaatregelen aan te vullen en met name om de effectieve toepassing van grenswaarden te ondersteunen, en dienen daarom ernstig in overweging te worden genomen. Daartoe behoren maatregelen ter voorkoming of beperking van blootstelling, zoals stofonderdrukking met water om te voorkomen dat in het geval van respirabel kristallijn silica het stof in de lucht terechtkomt.

(20)

Ethyleenoxide voldoet aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en is derhalve een carcinogene stof in de zin van Richtlijn 2004/37/EG. Voor die carcinogene stof kan aan de hand van de beschikbare informatie, wetenschappelijke en technische gegevens daarbij inbegrepen, een grenswaarde worden vastgesteld. Het SCOEL heeft voor ethyleenoxide vastgesteld dat aanzienlijke opname via de huid mogelijk is. Het is daarom passend voor ethyleenoxide een grenswaarde vast te stellen en een notatie toe te kennen om aan te geven dat aanzienlijke opname via de huid mogelijk is.

(21)

1,2-epoxypropaan voldoet aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en is derhalve een carcinogene stof in de zin van Richtlijn 2004/37/EG. Voor die carcinogene stof kan aan de hand van de beschikbare informatie, wetenschappelijke en technische gegevens daarbij inbegrepen, een blootstellingsniveau worden bepaald waaronder blootstelling aan die carcinogene stof naar verwachting geen nadelige gevolgen zal hebben. Het is daarom passend een grenswaarde voor 1,2-epoxypropaan vast te stellen.

(22)

Acrylamide voldoet aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en is derhalve een carcinogene stof in de zin van Richtlijn 2004/37/EG. Voor die carcinogene stof kan aan de hand van de beschikbare informatie, wetenschappelijke en technische gegevens daarbij inbegrepen, een grenswaarde worden vastgesteld. Het SCOEL heeft voor acrylamide vastgesteld dat aanzienlijke opname via de huid mogelijk is. Het is daarom passend voor acrylamide een grenswaarde vast te stellen en een notatie toe te kennen om aan te geven dat aanzienlijke opname via de huid mogelijk is.

(23)

2-Nitropropaan voldoet aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en is derhalve een carcinogene stof in de zin van Richtlijn 2004/37/EG. Voor die carcinogene stof kan aan de hand van de beschikbare informatie, wetenschappelijke en technische gegevens daarbij inbegrepen, een grenswaarde worden vastgesteld. Het is daarom passend voor 2-nitropropaan een grenswaarde vast te stellen.

(24)

O-toluïdine voldoet aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en is derhalve een carcinogene stof in de zin van Richtlijn 2004/37/EG. Voor die carcinogene stof kan aan de hand van de beschikbare informatie, wetenschappelijke en technische gegevens daarbij inbegrepen, een grenswaarde worden vastgesteld. Het is daarom passend voor o-toluïdine een grenswaarde vast te stellen en een notatie toe te kennen om aan te geven dat aanzienlijke opname via de huid mogelijk is.

(25)

1,3-butadieen voldoet aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1A) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en is derhalve een carcinogene stof in de zin van Richtlijn 2004/37/EG. Voor die carcinogene stof kan aan de hand van de beschikbare informatie, wetenschappelijke en technische gegevens daarbij inbegrepen, een grenswaarde worden vastgesteld. Het is daarom passend een grenswaarde voor 1,3-butadieen vast te stellen.

(26)

Hydrazine voldoet aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en is derhalve een carcinogene stof in de zin van Richtlijn 2004/37/EG. Voor die carcinogene stof kan aan de hand van de beschikbare informatie, wetenschappelijke en technische gegevens daarbij inbegrepen, een grenswaarde worden vastgesteld. Het SCOEL heeft voor hydrazine vastgesteld dat aanzienlijke opname via de huid mogelijk is. Het is daarom passend voor hydrazine een grenswaarde vast te stellen en een notatie toe te kennen om aan te geven dat aanzienlijke opname via de huid mogelijk is.

(27)

Broomethyleen voldoet aan de criteria voor indeling als kankerverwekkend (categorie 1B) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en is derhalve een carcinogene stof in de zin van Richtlijn 2004/37/EG. Voor die carcinogene stof kan aan de hand van de beschikbare informatie, wetenschappelijke en technische gegevens daarbij inbegrepen, een grenswaarde worden vastgesteld. Het is daarom passend een grenswaarde voor broomethyleen vast te stellen.

(28)

Deze richtlijn zorgt voor een betere bescherming van de gezondheid en de veiligheid op de werkplek van werknemers. De lidstaten moeten deze richtlijn in hun nationaal recht omzetten. Zij moeten ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten over voldoende opgeleid personeel en andere middelen beschikken die nodig zijn om hun taken in verband met de behoorlijke en effectieve toepassing van deze richtlijn uit te voeren, overeenkomstig hun nationale wetgeving of praktijk. Om de toepassing van deze richtlijn door werkgevers te bevorderen, is het nuttig om, waar relevant, richtsnoeren op te stellen, zodat zij beter weten hoe zij deze richtlijn kunnen naleven.

(29)

De Commissie heeft het ACSH geraadpleegd. Zij heeft ook de sociale partners op het niveau van de Unie in twee fasen geraadpleegd, overeenkomstig artikel 154 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(30)

In zijn adviezen heeft het ACSH verwezen naar een evaluatietermijn voor bindende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling voor verscheidene stoffen, waaronder respirabel kristallijn silicastof, acrylamide en 1,3-butadieen. De Commissie moet rekening houden met die adviezen bij het toekennen van prioriteit aan stoffen voor wetenschappelijke evaluatie.

(31)

In zijn advies over vuurvaste keramische vezels was het ACSH het ermee eens dat er een grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling aan deze stof nodig is, maar is het er niet in geslaagd een Gemeenschappelijk Standpunt over een grenswaarde te bereiken. De Commissie moet het ACSH er dan ook toe aansporen een geactualiseerd advies inzake vuurvaste keramische vezels uit te brengen, teneinde tot een gezamenlijke standpunt over de grenswaarde voor die stof te komen, zonder afbreuk te doen aan de werkmethoden van het ACSH of de autonomie van de sociale partners.

(32)

Op de werkplek worden mannen en vrouwen vaak blootgesteld aan een cocktail van stoffen die gezondheidsrisico’s kunnen vergroten en nadelige gevolgen kunnen hebben, onder meer voor hun voortplantingssysteem, waaronder verminderde vruchtbaarheid of onvruchtbaarheid, en de ontwikkeling van de foetus en borstvoeding negatief kunnen beïnvloeden. Stoffen die giftig zijn voor de voortplanting, zijn onderworpen aan de Uniemaatregelen die de minimumvoorschriften voor de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers neerleggen, met name de voorschriften van Richtlijn 98/24/EG en Richtlijn 92/85/EEG van de Raad (7). Reprotoxische stoffen die ook carcinogeen of mutageen zijn, vallen onder de bepalingen van Richtlijn 2004/37/EG. De Commissie moet zich beraden over de noodzaak om de toepassing van de in Richtlijn 2004/37/EG vervatte maatregelen voor de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers uit te breiden tot alle reprotoxische stoffen.

(33)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en de fundamentele beginselen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder het recht op leven en op rechtvaardige en billijke arbeidsomstandigheden en -voorwaarden als bedoeld in respectievelijk artikel 2 en 31 van het Handvest.

(34)

De in deze richtlijn vastgestelde grenswaarden zullen worden geëvalueerd in het licht van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (8), met name om rekening te houden met de interactie tussen de in het kader van Richtlijn 2004/37/EG vastgestelde grenswaarden en afgeleide doses zonder effect (derived no effect levels) voor onder die verordening vallende gevaarlijke chemische stoffen, teneinde werknemers effectief te beschermen.

(35)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn — de verbetering van arbeidsomstandigheden en de bescherming van de gezondheid van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene en mutagene agentia — niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(36)

Aangezien de onderhavige richtlijn de bescherming van de gezondheid en de veiligheid op de werkplek van werknemers betreft, dient zij uiterlijk twee jaar na de datum van inwerkingtreding ervan te worden omgezet.

(37)

Richtlijn 2004/37/EG dient bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2004/37/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 6 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„In hun overeenkomstig artikel 17 bis van Richtlijn 89/391/EEG bij de Commissie ingediende verslag houden de lidstaten rekening met de in de eerste alinea van dit artikel, onder a) tot en met g), bedoelde informatie.”.

2)

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten treffen overeenkomstig de nationale wetgeving of praktijk maatregelen met het oog op een passend gezondheidstoezicht op de werknemers die volgens de beoordeling bedoeld in artikel 3, lid 2, een gezondheids- of veiligheidsrisico lopen. De voor het gezondheidstoezicht verantwoordelijke arts of instantie kan aangeven dat het gezondheidstoezicht na afloop van de blootstelling moet worden voortgezet zolang zij dit nodig achten om de gezondheid van de betrokken werknemer te vrijwaren.”;

b)

lid 8 wordt vervangen door:

„8.   Alle gevallen van kanker die overeenkomstig de nationale wetgeving of praktijk zijn herkend als een gevolg van beroepsmatige blootstelling aan een carcinogeen of mutageen agens, moeten aan de verantwoordelijke instantie worden gemeld.

In hun overeenkomstig artikel 17 bis van Richtlijn 89/391/EEG bij de Commissie ingediende verslag houden de lidstaten rekening met de in dit lid bedoelde informatie.”.

3)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 18 bis

Evaluatie

De Commissie bekijkt bij de volgende evaluatie van de uitvoering van de onderhavige richtlijn in het kader van artikel 17 bis van Richtlijn 89/391/EEG ook of het nodig is de grenswaarde voor respirabel kristallijn silicastof te wijzigen. De Commissie stelt in voorkomend geval de nodige wijzigingen en aanpassingen in verband met die stof voor.

Uiterlijk in het eerste kwartaal van 2019 buigt de Commissie zich, in het licht van de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen, over de vraag of het toepassingsgebied van deze richtlijn moet worden uitgebreid tot reprotoxische stoffen. Op grond daarvan komt de Commissie in voorkomend geval met een wetgevingsvoorstel, na raadpleging van de sociale partners.”.

4)

Aan bijlage I wordt het volgende punt toegevoegd:

„6.

Werkzaamheden waarbij men wordt blootgesteld aan door een werkprocedé gegenereerd respirabel kristallijn silicastof”.

5)

Bijlage III wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 17 januari 2020 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van de tekst van die bepalingen.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 12 december 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  PB C 487 van 28.12.2016, blz. 113.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 25 oktober 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 december 2017.

(3)  Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad) (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 50).

(4)  Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1).

(5)  Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico’s van chemische agentia op het werk (veertiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11).

(6)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(7)  Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (tiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 348 van 28.11.1992, blz. 1).

(8)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE

„BIJLAGE III

Grenswaarden en andere daarmee rechtstreeks verband houdende bepalingen (artikel 16)

A.   GRENSWAARDEN VOOR BEROEPSMATIGE BLOOTSTELLING

Stofnaam

EG-nr. (1)

CAS-nr. (2)

Grenswaarden (3)

Notatie

Overgangsmaatregelen

mg/m3  (4)

ppm (5)

f/ml (6)

Stof van hardhout

2  (7)

Grenswaarde 3 mg/m3 tot en met 17 januari 2023

Chroom(VI)-verbindingen die carcinogeen zijn in de zin van artikel 2, onder a), punt i)

(als chroom)

0,005

Grenswaarde 0,010 mg/m3 tot en met 17 januari 2025

Grenswaarde: 0,025 mg/m3 voor lassen of plasmasnijden of soortgelijke processen met rookontwikkeling tot en met 17 januari 2025

Vuurvaste keramische vezels

die carcinogeen zijn in de zin van artikel 2, onder a), punt i), van de richtlijn

0,3

 

Respirabel kristallijn silicastof

0,1  (8)

 

Benzeen

200-753-7

71-43-2

3,25

1

huid (9)

 

Vinylchloride-monomeer

200-831-0

75-01-4

2,6

1

 

Ethyleenoxide

200-849-9

75-21-8

1,8

1

huid (9)

 

1,2-epoxypropaan

200-879-2

75-56-9

2,4

1

 

Acrylamide

201-173-7

79-06-1

0,1

huid (9)

 

2-nitropropaan

201-209-1

79-46-9

18

5

 

O-toluïdine

202-429-0

95-53-4

0,5

0,1

huid (9)

 

1,3-butadieen

203-450-8

106-99-0

2,2

1

 

Hydrazine

206-114-9

302-01-2

0,013

0,01

huid (9)

 

Broomethyleen

209-800-6

593-60-2

4,4

1

 

B.   ANDERE DAARMEE RECHTSTREEKS VERBAND HOUDENDE BEPALINGEN

Pm”


(1)  Het EG-nummer (d.w.z. het Einecs-, Elincs- of NLP-nummer) is het officiële nummer van de stof in de Europese Unie, als gedefinieerd in bijlage VI, deel 1, punt 1.1.1.2, bij Verordening (EG) nr. 1272/2008.

(2)  CAS-nr.: registratienummer van de Chemical Abstract Service.

(3)  Gemeten of berekend ten opzichte van een referentieperiode van acht uur.

(4)  mg/m3 = milligram per kubieke meter lucht bij 20 °C en 101,3 kPa (760 mm kwikdruk).

(5)  ppm = deeltjes per miljoen naar volume in de lucht (ml/m3).

(6)  f/ml = vezels per milliliter.

(7)  Inhaleerbare fractie: indien stof van hardhout wordt gemengd met ander houtstof, is de grenswaarde van toepassing op alle soorten houtstof in dat mengsel.

(8)  Respirabele fractie.

(9)  Dermale blootstelling die aanzienlijk bijdraagt tot de totale belasting van het lichaam.


Top