EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R2282

Verordening (EU) 2015/2282 van de Commissie van 27 november 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004 wat betreft de aanmeldings- en informatieformulieren (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 325, 10.12.2015, p. 1–180 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2015/2282/oj

10.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 325/1


VERORDENING (EU) 2015/2282 VAN DE COMMISSIE

van 27 november 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004 wat betreft de aanmeldings- en informatieformulieren

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (1), en met name artikel 33,

Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het initiatief voor de modernisering van het staatssteunbeleid was gericht op het uitwerken van gemeenschappelijke beginselen op basis waarvan de Commissie de verenigbaarheid van alle steunmaatregelen kan beoordelen. In dat verband is volgens de Commissie een steunmaatregel slechts verenigbaar met het Verdrag indien die maatregel aan de volgende criteria voldoet: de maatregel dient een duidelijk omschreven doelstelling van gemeenschappelijk belang; overheidsmaatregelen zijn nodig; de maatregel is een geschikt instrument; de maatregel heeft een stimulerend effect; de maatregel is evenredig en de maatregel verstoort niet op buitensporige wijze de mededinging en de handel tussen de lidstaten. De richtsnoeren inzake staatssteun zijn herzien en gestroomlijnd om die gemeenschappelijke beoordelingsbeginselen daarin op te nemen. Bijgevolg moeten de aanmeldings- en informatieformulieren voor staatssteun vervat in Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie  (2) worden aangepast, zodat wordt verzekerd dat de Commissie alle informatie ontvangt die zij nodig heeft om haar beoordeling op grond van de gemoderniseerde staatssteunregels te kunnen uitvoeren.

(2)

Bij steunmaatregelen moeten ook de transparantiecriteria in acht worden genomen, zoals die in de transparantiemededeling (3) zijn uiteengezet en die tot doel hebben de naleving te bevorderen, de onzekerheid te verminderen en ondernemingen in staat te stellen om na te gaan of de aan concurrenten toegekende steun rechtmatig is. Door transparantie zijn nationale en regionale overheden ook beter bewust van de steun die op diverse niveaus is verleend, wat hen helpt bij de handhaving en dus een betere monitoring en follow-up op nationaal en lokaal niveau verzekert. Daartoe moeten de aanmeldende lidstaten relevante informatie verschaffen over de bekendmaking van informatie betreffende de steunmaatregelen.

(3)

Aangezien steunregelingen waarvoor omvangrijke steunmiddelen zijn uitgetrokken, die nieuwe kenmerken vertonen of die aanzienlijke verschuivingen inzake markten, technologie of regelgeving inhouden, de handel en de mededinging kunnen verstoren, dienen de lidstaten dit soort regelingen te evalueren. Om de Commissie in staat te stellen het evaluatieplan te beoordelen, dienen de lidstaten het ontwerp van het evaluatieplan bij de Commissie in te dienen op hetzelfde ogenblik waarop zij de betrokken steunregeling bij de Commissie aanmelden. Met het oog daarop dient een nieuw formulier voor het evaluatieplan, dat door de lidstaten dient te worden gebruikt, aan Verordening (EG) nr. 794/2004 te worden toegevoegd.

(4)

Verordening (EG) nr. 794/2004 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 794/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De titel wordt vervangen door:

„Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie”.

2)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij de onderhavige verordening.

3)

de bijlagen III A en III B worden vervangen door de tekst in bijlage II bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 248 van 24.9.2015, blz. 9.

(2)  Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1).

(3)  Mededeling van de Commissie tot wijziging van de mededelingen van de Commissie betreffende EU richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken, betreffende richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020, betreffende staatssteun voor films en andere audiovisuele werken, betreffende richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen en betreffende richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen (PB C 198 van 27.6.2014, blz. 30).


BIJLAGE I

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1)

Deel I wordt vervangen door:

„DEEL I.

ALGEMENE INFORMATIE

1.   Aard van de aanmelding

Betreft de in dit formulier verstrekte informatie:

a) ☐

een vooraanmelding? Zo ja, dan hoeft u in dit stadium misschien niet het volledige formulier in te vullen, maar kunt u met de diensten van de Commissie afspraken maken over welke gegevens nodig zijn voor een voorafgaande beoordeling van de voorgenomen maatregel.

b) ☐

een aanmelding overeenkomstig artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)?

c) ☐

een vereenvoudigde aanmelding op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 794/2004 (1)? Zo ja, vult u dan alleen het formulier vereenvoudigde aanmelding in bijlage II in.

d) ☐

een maatregel die geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU vormt, maar die ter wille van de rechtszekerheid bij de Commissie wordt aangemeld?

Hebt u punt d) geselecteerd, geef dan hieronder aan waarom de aanmeldende lidstaat van mening is dat de maatregel geen staatssteun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. Geef een volledige beoordeling van de maatregel in het licht van elk van de hiernavolgende vier criteria. Besteed daarbij met name aandacht aan de criteria waaraan de voorgenomen maatregel volgens u niet voldoet.

Houdt de aangemelde maatregel een overdracht van overheidsmiddelen in of valt hij aan de Staat toe te rekenen?

Wordt met de maatregel een voordeel verleend aan ondernemingen?

Is de maatregel discretionair, in de zin dat hij alleen openstaat voor een beperkt aantal ondernemingen, voor een beperkt aantal economische sectoren of dat hij territoriale beperkingen inhoudt?

Beïnvloedt de maatregel de mededinging op de interne markt ongunstig of dreigt hij het handelsverkeer binnen de EU te verstoren?

2.   Identificatie van de steunverlenende autoriteit

Betrokken lidstaat:

Regio('s) van de betrokken lidstaat (op NUTS-niveau 2) (geef ook aan om welk soort regionale-steungebied het gaat):

Contactpersoon(-personen):

 

Naam: …

 

Adres: …

 

Tel.: …

 

E-mail:: …

Naam, adres (plus webadres) en e-mailadres van de steunverlenende autoriteit:

 

Naam: …

 

Adres: …

 

Webadres: …

 

E-mail:: …

Contactpersoon bij de Permanente Vertegenwoordiging:

 

Naam: …

 

Tel.: …

 

E-mail: …

Indien u wenst dat een afschrift van de door de Commissie aan de lidstaat gerichte ambtelijke correspondentie ook aan andere autoriteiten in uw lidstaat wordt gezonden, gelieve dan hier hun naam, adres (plus webadres) en e-mailadres te geven:

 

Naam: …

 

Adres: …

 

Webadres: …

 

E-mail: …

3.   Begunstigden

3.1.   Vestigingsplaats van de begunstigde(n)

a) ☐

buiten (een) steungebied(en): …

b) ☐

in (een) steungebied(en) op grond van artikel 107, lid 3, onder a), VWEU (specificeer het gebied (de gebieden) op NUTS-niveau 2): …

c) ☐

in een steungebied op grond van artikel 107, lid 3, onder a), VWEU (specificeer het gebied (de gebieden) op NUTS-niveau 3, of lager): …

3.2.   De locatie van het (de) project(en) (indien van toepassing)

a) ☐

buiten (een) steungebied(en): …

b) ☐

in (een) steungebied(en) op grond van artikel 107, lid 3, onder a), VWEU (specificeer het gebied (de gebieden) op NUTS-niveau 2): …

c) ☐

in (een) steungebied(en) op grond van artikel 107, lid 3, onder a), VWEU (specificeer het gebied (de gebieden) op NUTS-niveau 3, of lager): …

3.3.   Sector(en) getroffen door de steunmaatregel (d.w.z. waar de begunstigden van de steun actief zijn):

a) ☐

De maatregel staat open voor alle sectoren.

b) ☐

Sectorspecifiek. Zo ja, geef de sector(en) op NACE-groepsniveau (2): …

3.4.   Gaat het om een steunregeling? Geef dan de volgende informatie.

3.4.1.   Om welk soort begunstigde ondernemingen gaat het?

a) ☐

Grote ondernemingen

b) ☐

Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's)

c) ☐

Middelgrote ondernemingen

d) ☐

Kleine ondernemingen

e) ☐

Micro-ondernemingen.

3.4.2.   Hoeveel bedraagt het geschatte aantal begunstigde ondernemingen?

a) ☐

Minder dan 10

b) ☐

Tussen 11 en 50

c) ☐

Tussen 51 en 100

d) ☐

Tussen 101 en 500

e) ☐

Tussen 501 en 1 000

f) ☐

Meer dan 1 000.

3.5.   Gaat het om individuele steun (in het kader van een regeling of als ad-hocsteun)? Geef dan:

3.5.1.   De naam van de begunstigde(n):

3.5.2.   Het soort begunstigde(n):

Kmo

Aantal werknemers: …

Jaaromzet (het volledige bedrag in nationale valuta, gedurende het laatste boekjaar): …

Jaarlijks balanstotaal (het volledig bedrag in nationale valuta, gedurende het laatste boekjaar):

Verbonden ondernemingen of partnerondernemingen (voeg een verklaring bij overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de kmo-aanbeveling van de Commissie (3), waaruit blijkt dat de begunstigde onderneming zelfstandig is, dan wel een verbonden onderneming of een partneronderneming is (4)):

Grote onderneming

3.6.   Is (zijn) de begunstigde onderneming(en) (een) onderneming(en) in moeilijkheden (5)?

☐ Ja.

☐ Neen.

3.7.   Uitstaande bevelen tot terugvordering

3.7.1.   Individuele steun

De autoriteiten van de lidstaat verbinden zich ertoe om de toekenning of betaling van de aangemelde steun op te schorten indien de begunstigde nog steeds de beschikking heeft over eerdere, onrechtmatige steun die door een besluit van de Commissie onverenigbaar is verklaard (hetzij als individuele steun of als steun in het kader van een steunregeling), totdat die begunstigde het totale bedrag aan onrechtmatige en onverenigbare steun, vermeerderd met terugvorderingsrente, heeft terugbetaald of op een geblokkeerde rekening heeft gestort.

☐ Ja.

☐ Neen.

Geef hier de referentie naar de desbetreffende nationale rechtsgrondslag:

3.7.2.   Steunregelingen

De autoriteiten van de lidstaat verbinden zich ertoe om de toekenning of betaling van enige steun op te schorten voor iedere onderneming die eerdere, onrechtmatige steun heeft ontvangen die door een besluit van de Commissie onverenigbaar is verklaard (hetzij als individuele steun of als steun in het kader van een steunregeling), totdat die onderneming het totale bedrag aan onrechtmatige en onverenigbare steun, vermeerderd met terugvorderingsrente, heeft terugbetaald of op een geblokkeerde rekening heeft gestort.

☐ Ja.

☐ Neen.

Geef hier de referentie naar de desbetreffende interne rechtsgrondslag:

4.   Nationale rechtsgrondslag

4.1.   Geef hier de nationale rechtsgrondslag voor de steunmaatregel, met inbegrip van de uitvoeringsbepalingen ervan. Geef telkens ook de vindplaatsen.

Nationale rechtsgrondslag: …

Uitvoeringsbepalingen (indien van toepassing):

Vindplaatsen (indien van toepassing):

4.2.   Voeg bij deze aanmelding hetzij:

a) ☐

een kopie van de desbetreffende uittreksels uit de definitieve tekst(en) van de rechtsgrondslag (samen met een weblink die directe toegang geeft tot die teksten (voor zover beschikbaar)); of

b) ☐

een kopie van de desbetreffende uittreksels uit de concepttekst(en) van de rechtsgrondslag (samen met een weblink die directe toegang geeft tot die teksten (voor zover beschikbaar)).

4.3.   Indien de rechtsgrondslag een definitieve tekst betreft, bevat die definitieve tekst dan een stand-still-bepaling waardoor de steunverlenende instantie de steun pas kan toekennen nadat de Commissie goedkeuring heeft verleend voor de steun?

Ja.

Neen. Was een bepaling in die zin opgenomen in de ontwerptekst?

Ja.

Neen. Waarom is dit soort bepaling niet opgenomen in de rechtsgrondslag?

4.4.   Wanneer de tekst van de rechtsgrondslag een standstillbepaling bevat, wat is dan de precieze datum van toekenning van de steun?

De datum van de goedkeuring door de Commissie.

De datum waarop de nationale autoriteiten toezeggen de steun toe te kennen, onder de voorwaarde dat de Commissie goedkeuring verleent:

5.   Identificatie van de steun, doelstelling en looptijd

5.1.   Benaming van de steunmaatregel (of naam van de begunstigde onderneming in het geval van individuele steun):

5.2.   Korte beschrijving van het doel van de steunmaatregel:

5.3.   Gaat het bij de maatregel om nationale cofinanciering van een project in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) (6)?

Neen.

Ja. Voeg het aanvraagformulier van de Europese Investeringsbank (EIB) bij het aanmeldingsformulier.

5.4.   Soort steunmaatregel

5.4.1.   Heeft de aanmelding betrekking op een steunregeling?

Neen.

Ja. Wijzigt de regeling een bestaande steunregeling?

Neen.

Ja. Zijn de voorwaarden vervuld voor een vereenvoudigde aanmelding overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 794/2004?

Ja. Vult u dan het formulier vereenvoudigde aanmelding (bijlage II) in.

Neen. Vult u dan dit formulier verder in. Geeft u ook aan of de oorspronkelijke regeling die thans wordt gewijzigd, bij de Commissie was aangemeld.

Ja. Vermeld:

Nummer van de steunmaatregel (7): …

Datum van de goedkeuring door de Commissie (referentie van de brief van de Commissie), indien van toepassing, of groepsvrijstellingsnummer:.…/…/…

Looptijd van de oorspronkelijke regeling: …

Welke wijzigingen zijn in de oorspronkelijke regeling aangebracht en waarom? …

Neen. Wanneer is de regeling ten uitvoer gelegd?

5.4.2.   Heeft de aanmelding betrekking op individuele steun (8)?

Neen.

Ja. Het gaat om:

Steun die is gebaseerd op een goedgekeurde of onder een groepsvrijstelling vallende regeling en die individueel moet worden aangemeld. Geef de referentie van de goedgekeurde of vrijgestelde steunregeling:

 

Titel: …

 

Nummer van de steunmaatregel (7): …

 

Goedkeuringsbrief van de Commissie (indien van toepassing): …

Individuele steun die niet op een regeling is gebaseerd.

5.4.3.   Maakt het financieringssysteem integrerend deel uit van de steunmaatregel (bijv. via parafiscale heffingen om de voor het toekennen van de steun vereiste middelen aan te kunnen trekken)?

Neen.

Ja. In dat geval moet ook het financieringssysteem worden aangemeld.

5.5.   Looptijd

☐   Regeling

Geef de geplande einddatum voor de individuele steunverlening in het kader van de regeling. Indien de looptijd van de regeling langer is dan zes jaar, geef dan aan waarom een langere looptijd onmisbaar is om de doelstellingen van de regeling te bereiken:

☐   Individuele steun

Geef de datum waarop de steun volgens plan wordt toegekend (9): …

Wordt de steun in tranches uitgekeerd, geef dan de datum waarop elk van de tranches volgens planning wordt uitgekeerd: …

6.   Verenigbaarheid van de steun

Gemeenschappelijke beoordelingsbeginselen

(De subrubrieken 6.2 t/m 6.7 zijn niet van toepassing op steun in de landbouw-, de visserij- en de aquacultuursector  (10) )

6.1.   Geef de primaire doelstelling — en (indien van toepassing) de secundaire doelstelling(en) — van gemeenschappelijk belang waartoe de steun bijdraagt:

 

Primaire doelstelling

(slechts één vakje aankruisen)

Secundaire doelstelling  (11)

Landbouw; bosbouw; plattelandsgebieden

Breedbandinfrastructuur

Sluitingssteun

Vergoeding schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen

Cultuur

Steun ten behoeve van kwetsbare werknemers en/of werknemers met een handicap

Energie-infrastructuur

Energie-efficiëntie

Milieubescherming

Verwezenlijking belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang

Visserij en aquacultuur

Instandhouding erfgoed

Bevordering export en internationalisering

Regionale ontwikkeling (incl. territoriale samenwerking)

Opheffing ernstige verstoring in de economie

Hernieuwbare energie

Redding ondernemingen in moeilijkheden

Onderzoek, ontwikkeling en innovatie

Herstructurering ondernemingen in moeilijkheden

Risicofinanciering

Sectorale ontwikkeling

Diensten van algemeen economisch belang (DAEB's)

Kmo's

Sociale ondersteuning individuele consumenten

Sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur

Opleiding

Luchthaveninfrastructuur of -uitrusting

Exploitatie luchthavens

Aanloopsteun voor luchtvaartmaatschappijen voor de uitbouw van nieuwe verbindingen

Coördinatie vervoer

6.2.   Leg uit waarom overheidsmaatregelen nodig zijn. De steun moet op een situatie zijn gericht waar de steun kan zorgen voor een wezenlijke verbetering die de markt zelf niet tot stand kan brengen, en zo een oplossing bieden voor welomschreven marktfalen:

6.3.   Leg uit waarom de steun een geschikt instrument is om de bovengenoemde doelstelling van gemeenschappelijk belang (zoals omschreven in punt 6.1) te helpen bereiken. De steun zal niet verenigbaar worden verklaard wanneer met minder verstorende maatregelen dezelfde positieve bijdrage kan worden geleverd:

6.4.   Heeft de steun een stimulerend effect (d.w.z. wanneer de steun het gedrag van een onderneming zodanig verandert dat die meer activiteiten onderneemt dan zij zonder de steun had uitgevoerd, dan wel in beperktere mate of op een andere wijze had uitgevoerd)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Komen activiteiten die van start zijn gegaan voordat een aanvraag is ingediend, voor steun in aanmerking?

☐ Ja.

☐ Neen.

Indien de activiteiten in aanmerking komen, hoe wordt de voorwaarde „stimulerend effect” dan vervuld?

6.5.   Leg uit waarom de steun evenredig is, d.w.z. dat de steunbedragen beperkt blijven tot het minimum dat nodig is om tot de investering of de activiteiten aan te zetten:

6.6.   Wat zijn de eventuele negatieve effecten van de steun op de mededinging en het handelsverkeer? In hoeverre wegen de positieve effecten hiertegen op?

6.7.   Geef, zoals in de transparantiemededeling (12) gevraagd, aan of de volgende informatie zal worden gepubliceerd op één nationale of regionale website: de volledige tekst van de goedgekeurde steunregeling of het besluit tot individuele steunverlening en de uitvoeringsbepalingen daarvoor, of een link daarnaar; de identiteit van de steunverlenende autoriteit(en); de identiteit van de individuele begunstigde(n), het steuninstrument (13) en het bedrag dat elk van de begunstigden aan steun wordt toegekend; de doelstelling van de steun, de datum van toekenning, het soort onderneming (bijv. kmo, grote onderneming); het referentienummer van de steunmaatregel bij de Commissie; de regio waar de begunstigde(n) is (zijn) gevestigd (op NUTS 2-niveau) en de voornaamste economische sector waarin de begunstigde(n) actief is (zijn) (op NACE-groepsniveau) (14).

☐ Ja.

☐ Neen.

6.7.1.   Geef het (de) adres(sen) van de website(s) waarop die informatie wordt gepubliceerd:

6.7.2.   In voorkomend geval, geef het (de) adres(sen) van de centrale website die informatie ophaalt bij de regionale website(s):

6.7.3.   Indien de adressen van de websites uit punt 6.7.2 niet bekend zijn bij het indienen van de aanmelding, moet de lidstaat toezeggen om de Commissie op de hoogte te brengen zodra die websites zijn gecreëerd en de adressen ervan bekend zijn.

7.   Steuninstrument, steunbedrag, steunintensiteit en financieringsbronnen

7.1.   Steuninstrument en steunbedrag

Vermeld de aard van de steun die en het steunbedrag (15) dat aan de begunstigde onderneming(en) ter beschikking wordt gesteld (in voorkomend geval voor elke maatregel):

Steuninstrument

Steunbedrag of uitgetrokken budget (16)

Totaal

Jaarlijks

☐   Subsidies (of met vergelijkbaar effect)

a) ☐

Rechtstreekse subsidie

b) ☐

Rentesubsidie

c) ☐

Kwijtschelding schulden

 

 

☐   Leningen (of met vergelijkbaar effect)

a) ☐

Zachte lening (geef bijzonderheden over gestelde zekerheden en looptijd)

b) ☐

Terug te betalen voorschot

c) ☐

Belastinguitstel

 

 

☐   Garantie

Geef in voorkomend geval een referentie naar het besluit van de Commissie waarbij de methodiek voor het berekenen van het bruto subsidie-equivalent is goedgekeurd, en informatie over de lening of de andere financiële transactie die door de garantie wordt afgedekt, de gestelde zekerheid, de verschuldigde premie, de looptijd, enz.:

 

 

Vormen van (quasi-)eigen-vermogensmaatregelen:

 

 

☐   Belastingvoordeel of belastingvrijstelling

a) ☐

Belastingvoordeel

b) ☐

Versmalling belastinggrondslag

c) ☐

Verlaagd belastingtarief

d) ☐

Vermindering socialezekerheidsbijdragen

e) ☐

Andere. Welke?…

 

 

Andere. Welke?

……

Met welke instrumenten zou dit instrument grotendeels overeenkomen wat het effect ervan betreft?

……

 

 

Voor garanties: geef het maximale bedrag aan gegarandeerde leningen: …

Voor leningen: geef het maximale (nominale) bedrag van de toegekende lening: …

7.2.   Beschrijving van het steuninstrument

Beschrijf voor elk van de steuninstrumenten uit de lijst in punt 7.1 de toepassingsvoorwaarden voor de steun (zoals de fiscale behandeling, de vraag of de steun al dan niet automatisch wordt toegekend op grond van bepaalde objectieve criteria, dan wel of de steunverlenende autoriteiten een zekere discretionaire bevoegdheid hebben):

7.3.   Financieringsbronnen

7.3.1.   Uit welke bronnen wordt de steun gefinancierd?

a) ☐

Algemene begroting van de Staat/regionale overheid/lokale overheid

b) ☐

Uit parafiscale heffingen of belastingen die voor een begunstigde zijn bestemd. Geef een volledige beschrijving van de heffingen en van de producten/activiteiten waarover die worden geheven (en met name of de heffingen worden geheven over producten die uit andere lidstaten worden ingevoerd). Voeg in voorkomend geval een kopie bij van de rechtsgrondslag van de financiering:

c) ☐

Opgebouwde reserves

d) ☐

Overheidsbedrijven

e) ☐

Cofinanciering uit structuurfondsen

f) ☐

Andere. Welke?

7.3.2.   Wordt het budget jaarlijks vastgesteld?

Ja.

Neen. Welke periode bestrijkt het budget dan? …

7.3.3.   Gaat het bij de aanmelding om wijzigingen in een bestaande steunregeling, geef dan voor elk van de steuninstrumenten de begrotingseffecten van die wijzigingen voor:

het totale budget: …

het jaarbudget (17): …

7.4.   Cumulering

Mag de steun worden gecumuleerd met steun of de-minimissteun (18) afkomstig van andere lokale, regionale of nationale steun (19) ter dekking van dezelfde in aanmerking komende kosten?

Ja. Geef (voor zover beschikbaar) de benaming, bedoeling en doelstelling van de steun:

Verschaf toelichting bij de mechanismen die zijn uitgewerkt om te verzekeren dat de regels inzake cumulering in acht worden genomen:

Neen.

8.   Evaluatie

8.1.   Staat voor de regeling een evaluatie gepland (20)?

Neen.

Staat voor de regeling geen evaluatie gepland, leg dan uit waarom u vindt dat de criteria voor een evaluatie niet zijn vervuld:

Ja.

Op basis van welke criteria staat voor de aangemelde regeling een ex-post-evaluatie gepland?

a) ☐

Regeling waarvoor omvangrijke steunmiddelen zijn uitgetrokken.

b) ☐

Regeling die nieuwe kenmerken bevat.

c) ☐

Regeling die kan leiden tot aanzienlijke veranderingen van de markt, de technologie of de regelgeving.

d) ☐

Regeling waarvoor u een evaluatie plant, ook al zijn de overige criteria uit dit punt niet van toepassing.

Is een van de criteria uit dit punt vervuld, geef dan de evaluatieperiode en vul het formulier aanvullende informatie in voor het aanmelden van een evaluatieplan (bijlage 1, deel III.8) (21):

8.2.   Is al een ex-post-evaluatie uitgevoerd voor een vergelijkbare regeling? Zo ja, geef, voor zover beschikbaar, een referentie en een link naar iedere relevante website:

9.   Verslaglegging en monitoring

Om de Commissie in staat te stellen de steunregeling en individuele steun te monitoren, zegt de aanmeldende lidstaat toe om:

Jaarlijks bij de Commissie de verslagen in te dienen die zijn vereist krachtens artikel 26 van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad (22).

Gedurende ten minste 10 jaar vanaf het tijdstip waarop de steun (individuele steun en steun in het kader van de steunregeling) is verleend, gedetailleerde dossiers bij te houden die alle informatie en bewijsstukken bevatten die nodig zijn om vast te stellen dat alle verenigbaarheidsvoorwaarden zijn vervuld, en die aan de Commissie, op haar schriftelijk verzoek, binnen 20 werkdagen (of binnen de langere termijn die in het verzoek is vastgesteld) te verschaffen.

Voor fiscale steunregelingen:

In het geval van fiscale steunregelingen waarbij steun wordt toegekend op basis van belastingaangiften van de begunstigden en waarbij er geen ex-ante-controle is dat alle verenigbaarheidsvoorwaarden voor elke begunstigde zijn vervuld, zegt de lidstaat toe om een passend controlemechanisme op te zetten waarmee hij zich op regelmatige basis (bijv. eenmaal per belastingjaar) ten minste ex-post en op basis van een steekproef ervan vergewist dat alle verenigbaarheidsvoorwaarden zijn vervuld, en om in het geval van fraude sancties op te leggen. Om de Commissie in staat te stellen fiscale steunregelingen te monitoren, zegt de aanmeldende lidstaat toe om gedurende ten minste 10 jaar vanaf het tijdstip van de controles gedetailleerde dossiers over die controles bij te houden en die aan de Commissie binnen 20 werkdagen (of binnen de langere termijn die in het verzoek is vastgesteld) te verschaffen.

10.   Vertrouwelijkheid

Bevat de aanmelding vertrouwelijke informatie (23) die niet aan derden mag worden bekendgemaakt?

Ja. Zo ja, welk deel van het formulier is dan vertrouwelijk? Leg ook uit waarom hier volgens u vertrouwelijkheid geldt:

Neen.

11.   Andere informatie

Hier kunt u alle andere informatie geven die u voor de beoordeling van de betrokken maatregel van belang acht:

12.   Bijvoegsels

Geef hier een lijst van alle documenten die bij de aanmelding zijn gevoegd en voeg een papieren versie van de betrokken documenten bij of geef internetlinks naar die documenten:

13.   Verklaring

Ik bevestig dat de op dit formulier en de in de bijlagen en bijvoegsels verstrekte informatie naar mijn beste weten nauwkeurig en volledig is.

Datum en plaats van ondertekening: …

Handtekening: …

Naam en functie van de ondertekenaar: …

14.   Formulier aanvullende informatie

14.1.   Kies op basis van de informatie die u in dit formulier „algemene informatie” heeft verschaft, welk formulier „aanvullende informatie” u dient in te vullen:

a) ☐

Formulieren aanvullende informatie voor regionale steun:

1. ☐

investeringssteun

2. ☐

exploitatiesteun

3. ☐

individuele steun

b) ☐

Formulier aanvullende informatie voor steun ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en innovatie

c) ☐

Formulier aanvullende informatie voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden:

1. ☐

reddingssteun

2. ☐

herstructureringssteun

3. ☐

steunregelingen

d) ☐

Formulier aanvullende informatie voor steun aan audiovisuele producties

e) ☐

Formulier aanvullende informatie voor breedbandsteun

f) ☐

Formulier aanvullende informatie voor milieu- en energiesteun

g) ☐

Formulier aanvullende informatie voor risicofinancieringssteun

h) ☐

Formulier aanvullende informatie voor steun in het vervoer:

1. ☐

investeringssteun voor luchthavens

2. ☐

exploitatiesteun voor luchthavens

3. ☐

aanloopsteun voor luchtvaartmaatschappijen

4. ☐

steunmaatregelen van sociale aard (artikel 107, lid 2, onder a), VWEU)

5. ☐

steun voor het zeevervoer

i) ☐

Formulier aanvullende informatie voor de aanmelding van een evaluatieplan

j) ☐

Formulieren aanvullende informatie voor steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden

k) ☐

Formulier aanvullende informatie voor steun in de visserij- en aquacultuursector

14.2.   Valt de steun niet onder een van de bovenstaande formulieren „aanvullende informatie”, kies dan hier de desbetreffende VWEU-bepaling, richtsnoeren of andere tekst die geldt voor staatssteun:

a) ☐

Kortlopende exportkredietverzekering (24)

b) ☐

Emissiehandelssystemen (ETS) (25)

c) ☐

Bankenmededeling (26)

d) ☐

Mededeling belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (27)

e) ☐

Diensten van algemeen economisch belang (DAEB's) (artikel 106, lid 2, VWEU) (28)

f) ☐

Artikel 93 VWEU

g) ☐

Artikel 107, lid 2, onder a), VWEU

h) ☐

Artikel 107, lid 2, onder b), VWEU

i) ☐

Artikel 107, lid 3, onder a), VWEU

j) ☐

Artikel 107, lid 3, onder b), VWEU

k) ☐

Artikel 107, lid 3, onder c), VWEU

l) ☐

Artikel 107, lid 3, onder d), VWEU

m) ☐

Andere. Welke?

Waarom is de steun die onder een van de hierboven gekozen categorieën valt, verenigbaar?

N.B. Wegens praktische redenen kunt u best de documenten die u bijvoegt nummeren en vervolgens verwijzen naar het nummer van die documenten in de desbetreffende rubrieken van de formulieren aanvullende informatie.

2)

De delen III.1, III.2, III.3, III.4, III.5, III.6, III.7, III.8, III.9, III.10 en III.11 worden vervangen door:

„DEEL III

FORMULIEREN AANVULLENDE INFORMATIE

DEEL III.1A

Formulier aanvullende informatie voor individuele regionale investeringssteun

Dit formulier aanvullende informatie moet u gebruiken voor het aanmelden van individuele investeringssteun die valt onder de richtsnoeren regionale steun 2014-2020  (29) (hierna „de richtsnoeren” genoemd). Wanneer meerdere begunstigden betrokken zijn bij een individuele steunmaatregel, moet u de betrokken informatie voor elk van die begunstigden verstrekken.

1.   Toepassingsgebied

1.1.   Waarom meldt u de maatregel aan?

a) ☐

De aanmelding betreft individuele steun in het kader van een regeling en de steun uit alle bronnen samen overschrijdt de aanmeldingsdrempel. Geef de referenties van de staatsteunzaken van de betrokken steunregelingen die werden goedgekeurd of die onder een groepsvrijstelling vallen.

b) ☐

De aanmelding betreft individuele steun die buiten een regeling om wordt toegekend (ad-hocsteun).

c) ☐

De aanmelding betreft steun aan een begunstigde die dezelfde of een vergelijkbare activiteit (30) in de EER heeft gesloten in een periode van twee jaar vóór de steunaanvraag of een begunstigde die op het tijdstip van de indiening van de steunaanvraag voornemens is dit soort activiteit te sluiten binnen een periode van twee jaar nadat de te subsidiëren investering is voltooid.

d) ☐

De aanmelding betreft een investering van een grote onderneming om een bestaande vestiging in een steungebied onder c) te diversifiëren naar nieuwe producten en/of nieuwe procesinnovatie. (Steungebieden onder a) en onder c) zijn afgebakend in de regionalesteunkaart. Zie punt 145 van de richtsnoeren).

e) ☐

Andere: (Licht toe.)

1.2.   Toepassingsgebied van de aangemelde steunmaatregel

1.2.1.   Bevestig hier dat de begunstigde onderneming geen onderneming in moeilijkheden (31) is:

1.2.2.   Betreft de regeling investeringssteun voor breedbandnetwerken? Leg dan uit hoe de steunverlenende autoriteit ervoor zal zorgen dat de onderstaande voorwaarden in acht worden genomen. Geef ook de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag en/of documenten die een en ander staven.

Steun wordt alleen verleend voor gebieden waar er geen infrastructuur van dezelfde categorie (hetzij basisbreedband, hetzij een toegangsnetwerk van de nieuwe generatie (next generation access networks)) voorhanden is en waar er in de nabije toekomst waarschijnlijk ook geen zal worden uitgebouwd.

De exploitant van het gesubsidieerde netwerk biedt op eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden actieve en passieve wholesaletoegang aan, met de mogelijkheid van daadwerkelijke en volledige ontbundeling.

De steun werd of zal worden verleend op basis van een concurrentiegerichte selectieprocedure in overeenstemming met punt 78, onder c) en d), van de EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken (32):

1.2.3.   Indien de regeling steun voor onderzoeksinfrastructuur (33) betreft, bevestig dan dat de steun afhankelijk is gesteld van het bieden van transparante en niet-discriminerende toegang tot die infrastructuur. Verschaf ook documenten die een en ander staven en/of geef de referentie(s) naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag (punt 13 van de richtsnoeren):

1.2.4.   Verschaf een kopie van het aanvraagformulier en de steunverleningsovereenkomst (of het ontwerp daarvan).

2.   Bijkomende informatie over de begunstigde, het investeringsproject en de steun

2.1.   De begunstigde onderneming

2.1.1.   Identiteit van de ontvanger(s) van de steun:

2.1.2.   Isde ontvanger van de steun een andere natuurlijke of rechtspersoon dan de onderneming(en) die het project financiert (financieren) of dan de daadwerkelijke begunstigde(n) van de steun? Beschrijf dan hier die verschillen:

2.1.3.   Geef een duidelijke beschrijving van de relatie tussen de begunstigde onderneming, de groep ondernemingen waartoe zij behoort en andere verwante ondernemingen, met inbegrip van gemeenschappelijke ondernemingen:

2.2.   Het investeringsproject

2.2.1.   Geef de volgende informatie over het aangemelde investeringsproject:

Datum steunaanvraag:

 

(Geplande) datum aanvang werkzaamheden aan het investeringsproject:

 

Geplande datum aanvang productie:

 

Datum waarop de volledige capaciteit volgens planning wordt bereikt:

 

Geplande einddatum van het investeringsproject:

 

2.2.2.   Betreft de aanmelding een investering in een steungebied onder a) of een investering van één of meer kmo's (34) in een steungebied onder c) (punt 34 van de richtsnoeren)? Vermeld dan om welke categorie of categorieën initiële investeringen het in de aanmelding (punt 20, onder h), van de richtsnoeren)gaat.

a) ☐

De oprichting van een nieuwe vestiging.

b) ☐

De uitbreiding van de capaciteit van een bestaande vestiging.

c) ☐

De diversificatie van de productie van een vestiging naar producten die voordien niet in de vestiging werden vervaardigd.

d) ☐

Een fundamentele verandering in het totale productieproces van een bestaande vestiging.

e) ☐

De verwerving van activa die rechtstreeks met een vestiging verband houden, mits de vestiging is gesloten of zou zijn gesloten indien zij niet was overgenomen en mits zij wordt verworven door een investeerder zonder banden met de verkoper (35).

2.2.3.   Betreft de aanmelding een investering van een grote onderneming in een steungebied onder c)? Om welke categorie(ën) initiële investeringen gaat het dan in de aanmelding (punt 15 en punt 20, onder i) van de richtsnoeren)?

a) ☐

De oprichting van een nieuwe vestiging.

b) ☐

De diversificatie van de activiteit van een vestiging, op voorwaarde dat de nieuwe activiteit niet dezelfde is als of vergelijkbaar is (36) met de activiteit die voordien in die vestiging werd uitgeoefend.

c) ☐

De diversificatie van een bestaande vestiging naar nieuwe producten.

d) ☐

Nieuwe procesinnovatie van een bestaande vestiging.

e) ☐

De overname van de activa behorend tot een vestiging die is gesloten of zou zijn gesloten indien zij niet was overgenomen, en die wordt verworven door een investeerder zonder banden met de verkoper, op voorwaarde dat de met de overgenomen activa uitgeoefende nieuwe activiteit niet dezelfde is als of vergelijkbaar is met de activiteit welke in die vestiging werd uitgeoefend vóór de overname ervan.

2.2.4.   Beschrijf kort de investering en leg ook uit hoe het betrokken project binnen één of meer van de bovenstaande categorieën initiële investeringen valt:

2.3.   In aanmerking komende kosten, berekend op basis van de investeringskosten

2.3.1.   Maak hieronder een uitsplitsing van de totale in aanmerking komende investeringskosten in nominale en contante waarde.

 

Totale in aanmerking komende kosten (nominaal) (37)

Totale in aanmerking komende kosten (contant gemaakt) (37)

Voorbereidende studies of consultancykosten m.b.t. de investering (alleen kmo's)

 

 

Gronden

 

 

Gebouwen

 

 

Installaties/machines/uitrusting (38)

 

 

Immateriële activa

 

 

Totale in aanmerking komende kosten

 

 

2.3.2.   Bevestig dat de verworven activa nieuw zijn (punt 94 van de richtsnoeren) (39).

☐ Ja.

☐ Neen.

2.3.3.   Verschaf hier bewijsmateriaal waaruit blijkt dat in het geval van kmo's maximaal 50 % van de kosten voor voorbereidende studies of consultancykosten met betrekking tot de investering is opgenomen in de in aanmerking komende kosten (punt 95 van de richtsnoeren):

2.3.4.   Verschaf hier bewijsmateriaal waaruit blijkt dat voor steun ten behoeve van een fundamentele verandering in het productieproces de in aanmerking komende kosten hoger liggen dan de in de drie voorafgaande belastingjaren doorgevoerde afschrijving voor de met de te moderniseren activiteit verband houdende activa (punt 96 van de richtsnoeren):

2.3.5.   Geef hier een referentie naar de rechtsgrondslag of leg uit hoe wordt gegarandeerd dat voor steun ten behoeve van de diversificatie van een bestaande vestiging de in aanmerking komende kosten ten minste 200 % hoger liggen dan de boekwaarde van de opnieuw gebruikte activa, zoals die in het belastingjaar voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden is geboekt (punt 97 van de richtsnoeren). Verschaf zo mogelijk ook documenten met de nodige kwantitatieve gegevens:

2.3.6.   Ingeval van huur/leasing van materiële activa: Geef een referentie naar de rechtsgrondslag waarin is bepaald dat de volgende voorwaarden dienen te worden nageleefd (punt 98 van de richtsnoeren), of leg uit hoe anders wordt bereikt dat die voorwaarden worden nageleefd):

voor gronden en gebouwen: de huur moet na het verwachte tijdstip van de voltooiing van de investering ten minste vijf jaar blijven doorlopen in het geval van grote ondernemingen en drie jaar in het geval van kmo's:

voor installaties of machines: de huur moet plaatsvinden in de vorm van leasing en moet voor de begunstigde van de steun een verplichting inhouden om de activa na afloop van de leaseovereenkomst te kopen:

2.3.7.   In punt 99 van de richtsnoeren is bepaald: „Bij de verwerving van een vestiging dienen alleen de kosten voor de aankoop van de activa van derden die geen banden met de koper hebben, in aanmerking te worden genomen. De transactie moet op marktvoorwaarden plaatsvinden. Wanneer vóór de aankoop van activa reeds steun is verleend ten behoeve van de verwerving van die activa, dienen de kosten van die activa in mindering te worden gebracht op de in aanmerking komende kosten met betrekking tot de verwerving van een vestiging. Indien de verwerving van een vestiging vergezeld gaat van een bijkomende, voor steun in aanmerking komende investering, dienen de in aanmerking komende kosten van die laatste investering te worden bijgeteld bij de kosten voor de aankoop van de activa van de vestiging.”

Leg, indien dit relevant is in de aangemelde zaak, uit hoe die voorwaarden in acht zijn genomen. Verschaf ook de desbetreffende documenten die een en ander staven:

2.3.8.   Bevatten de in aanmerking komende uitgaven voor het investeringsproject ook immateriële activa? Leg dan uit hoe wordt verzekerd dat de voorwaarden van de punten 101 en 102 van de richtsnoeren zullen worden nageleefd (40). Geef in dat geval een precieze referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag:

2.4.   In aanmerking komende kosten, berekend op basis van de loonkosten

Gelieve:

toe te lichten hoe de in aanmerking komende kosten, berekend op basis van de loonkosten, zijn vastgesteld (punt 103 van de richtsnoeren);

toe te lichten hoe het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen is berekend aan de hand van punt 20, onder k), van de richtsnoeren;

toe te lichten hoe de loonkosten van de in dienst genomen personen zijn vastgesteld aan de hand van punt 20, onder z), van de richtsnoeren, en

de desbetreffende berekeningen en de documenten die deze cijfergegevens staven te verschaffen:

2.5.   Berekening van de contant gemaakte in aanmerking komende kosten en van het steunbedrag

2.5.1.   Verschaf in onderstaande tabel nadere gegevens over de in aanmerking komende kosten, uitgesplitst naar categorie in aanmerking komende kosten die over de volledige looptijd van het investeringsproject moeten worden vergoed.

 

Nominaal/contant gemaakt

N – 0 (41)

N + 1 (41)

N + 2 (41)

N + 3 (41)

N + X (41)

Totaal (41)

Voorbereidende studies enz. (alleen kmo's)

Nominaal

 

 

 

 

 

 

Contant

 

 

 

 

 

 

Gronden

Nominaal

 

 

 

 

 

 

Contant

 

 

 

 

 

 

Gebouwen

Nominaal

 

 

 

 

 

 

Contant

 

 

 

 

 

 

Installaties/machines/uitrusting (42).

Nominaal

 

 

 

 

 

 

Contant

 

 

 

 

 

 

Immateriële activa

Nominaal

 

 

 

 

 

 

Contant

 

 

 

 

 

 

Loonkosten

Nominaal

 

 

 

 

 

 

Contant

 

 

 

 

 

 

Andere. Welke?

Nominaal

 

 

 

 

 

 

Contant

 

 

 

 

 

 

Totaal

Nominaal

 

 

 

 

 

 

Contant

 

 

 

 

 

 

Tot welke datum zijn de bedragen contant gemaakt? Welke disconteringsvoet is daarbij gebruikt (43)?

2.5.2.   Verschaf in de onderstaande tabel, per toepasselijke soort steun, de nadere gegevens over de aangemelde steun die wordt (of zal worden) toegekend voor het investeringsproject.

 

Nominaal/contant gemaakt

N – 0 (44)

N + 1 (44)

N + 2 (44)

N + 3 (44)

N + X (44)

Totaal (44)

Subsidies

Nominaal

 

 

 

 

 

 

Contant

 

 

 

 

 

 

Zachte lening

Nominaal

 

 

 

 

 

 

Contant

 

 

 

 

 

 

Garantie

Nominaal

 

 

 

 

 

 

Contant

 

 

 

 

 

 

Belastingvermindering

Nominaal

 

 

 

 

 

 

Contant

 

 

 

 

 

 

Nominaal

 

 

 

 

 

 

Contant

 

 

 

 

 

 

Nominaal

 

 

 

 

 

 

Contant

 

 

 

 

 

 

Totaal

Nominaal

 

 

 

 

 

 

Contant

 

 

 

 

 

 

Tot welke datum zijn de bedragen contant gemaakt? Welke disconteringsvoet is daarbij gebruikt?

Geef hier aan hoe voor elke soort steun uit de tabel in dit punt 2.5.2 het subsidie-equivalent is berekend:

Zachte lening:

Garantie:

Belastingvermindering:

Andere:

2.5.3.   Staan bepaalde in het kader van het project toe te kennen steunmaatregelen nog niet vast? Zo ja, leg dan hier uit hoe de steunverlenende autoriteit ervoor zal zorgen dat de toepasselijke maximale steunintensiteit in acht zal worden genomen (punten 82 en 83 van de richtsnoeren):

2.5.4.   Is er cofinanciering voor het project uit de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen)? Zo ja, onder welke operationele programma's van de ESI-fondsen zal financiering worden verkregen? Geef ook het betrokken bedrag aan financiering uit ESI-fondsen:

2.5.5.   Heeft de begunstigde (op groepsniveau) steun ontvangen voor één of meer initiële investeringen die van start zijn gegaan in dezelfde NUTS 3-regio in een periode van drie jaar vanaf de aanvang van de werkzaamheden aan het investeringsproject (punt 20, onder t), van de richtsnoeren)? Verschaf dan nadere gegevens over de steunmaatregelen voor elk van de vorige gesteunde initiële investeringen. (Geef ook een korte beschrijving van het investeringsproject, de datum van de steunaanvraag, de datum van de toekenning van de steun, de datum van aanvang van de werkzaamheden, de steunbedragen en de in aanmerking komende kosten (45)).

 

In aanmerking komende investeringskosten (46)

Toegekend steunbedrag (46)

Datum aanvraag

Datum toekenning steun

Datum aanvang werkzaamheden

Korte beschrijving

Referentie(s) steunmaatregel

Initieel investeringsproject 1

 

 

 

 

 

 

 

Initieel investeringsproject 2

 

 

 

 

 

 

 

Initieel investeringsproject 3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.5.6.   Bevestig hier dat het totale steunbedrag dat voor het initiële investeringsproject zal worden toegekend, de „maximale steunintensiteit” (in de zin van punt 20, onder m), van de richtsnoeren) niet overschrijdt, rekening houdend met de verhoogde steunintensiteit voor kmo's (zoals bepaald in punt 177 van de richtsnoeren) en het „bijgestelde steunbedrag” (in de zin van punt 20, onder c), van de richtsnoeren), voor zover van toepassing. Verschaf ook de desbetreffende documenten en berekeningen die een en ander kunnen staven:

2.5.7.   Wordt de aan het investeringsproject toe te kennen steun toegekend op grond van meerdere regionale-steunregelingen of wordt die gecumuleerd met ad-hocsteun? Bevestig hier dan dat de maximaal toegestane steunintensiteit die voor het project kan worden toegekend vooraf is berekend door de eerste steunverlenende autoriteit. Vermeld ook die maximale steunintensiteit. Leg uit hoe de steunverlenende autoriteiten ervoor zullen zorgen dat die maximale steunintensiteit in acht zal worden genomen (punt 92 van de richtsnoeren):

2.5.8.   Houdt de initiële investering verband houdt met een project in het kader van de Europese territoriale samenwerking (ETC)? Leg hier dan, aan de hand van punt 93 van de richtsnoeren, uit hoe de voor het project geldende maximale steunintensiteit en de verschillende betrokken begunstigden worden vastgesteld:

3.   Verenigbaarheidsbeoordeling van de maatregel

3.1.   Bijdrage aan regionale doelstellingen en noodzaak van overheidsmaatregelen

3.1.1.   Licht de volgende punten toe:

Wat is de precieze locatie van het gesteunde project (d.w.z. de gemeente en de NUTS 2- of NUTS 3-regio waartoe de gemeente behoort)?

Om welk soort regionale-steungebied gaat het volgens de actuele regionale-steunkaart? (Gaat het m.a.w. om een gebied dat voor steun in aanmerking komt op grond van artikel 107, lid 3, onder a), VWEU, of op grond van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU?) en

Welke maximale steunintensiteit geldt voor grote ondernemingen?

3.1.2.   Hoe zal de steun bijdragen tot de regionale ontwikkeling (47)?

3.1.3.   Betreft de aanmelding een individuele steunaanvraag in het kader van een regeling? Leg dan uit hoe het project bijdraagt tot de doelstelling van de regeling. Onderbouw dit ook met documenten (punt 35 van de richtsnoeren):

3.1.4.   Betreft de aanmelding ad-hocsteun? Leg dan uit hoe het project bijdraagt tot de ontwikkelingsstrategie van het betrokken gebied. Onderbouw dit ook met documenten (punt 42 van de richtsnoeren):

3.1.5.   Hoe zal de voorwaarde worden toegepast dat de investering ten minste vijf jaar of, in het geval van kmo's, drie jaar na de voltooiing ervan in het gebied behouden moet blijven (punt 36 van de richtsnoeren)? Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag (bijv. de steunverleningsovereenkomst):

3.1.6.   Wordt de steun berekend op basis van de loonkosten? Licht dan toe hoe de bepaling wordt toegepast dat arbeidsplaatsen moeten worden geschapen in de eerste drie jaar nadat de investering is voltooid en dat alle door de betrokken investering geschapen arbeidsplaatsen binnen het betrokken gebied behouden moeten blijven gedurende een periode van vijf jaar (of drie jaar in het geval van kmo's) te rekenen vanaf de datum waarop de arbeidsplaats voor het eerst werd ingevuld (punt 37 van de richtsnoeren). Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag (bijv. de steunverleningsovereenkomst):

3.1.7.   Geef hier een referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag of toon aan dat de ontvanger(s) van de steun een bijdrage levert (leveren) van ten minste 25 % van de in aanmerking komende kosten — hetzij uit eigen middelen, hetzij door externe financiering — in een vorm die vrij is van elke financiële steun van de overheid (punt 38 van de richtsnoeren) (48):

3.1.8.   Hebt u voor de betrokken investering een milieueffectbeoordeling uitgevoerd of zegt u toe dat te zullen doen (punt 39 van de richtsnoeren)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo niet, waarom is er voor dit project geen milieueffectbeoordeling vereist?

3.2.   Is de maatregel een geschikt instrument?

3.2.1.   Betreft de aanmelding ad-hocsteun? Toon dan aan hoe de ontwikkeling van het betrokken gebied met dit soort steun beter verzekerd is dan met steun in het kader van een regeling of andere soorten maatregelen (punt 55 van de richtsnoeren):

3.2.2.   Wordt de steun toegekend in een vorm die een direct financieel voordeel (49) oplevert? Toon dan aan waarom andere, potentieel minder verstorende vormen van steun zoals terugbetaalbare voorschotten of vormen van steun die gebaseerd zijn op schuld- of eigenvermogensinstrumenten (50), niet geschikt zijn (punt 57 van de richtsnoeren):

3.3.   Stimulerend effect en evenredigheid van de maatregel

3.3.1.   Bevestig hier dat de werkzaamheden aan de aangemelde individuele investering pas van start zijn gegaan nadat de steunaanvraag is ingediend (punt 64 van de richtsnoeren). Verschaf een kopie van de steunaanvraag die de begunstigde bij de steunverlenende autoriteit heeft ingediend. Verschaf ook bewijsmateriaal aangaande de datum van aanvang van de werkzaamheden:

3.3.2.   Licht het stimulerende effect van de steun toe door een beschrijving te geven van het nulscenario aan de hand van een van de twee mogelijke scenario's die in punt 61 van de richtsnoeren worden beschreven:

3.3.3.   Geef in scenario 1-zaken (namelijk investeringsbesluiten als bedoeld in punt 61 van de richtsnoeren) de volgende informatie (of verwijs naar de desbetreffende delen van het meegedeelde nulscenario) (punt 104 van de richtsnoeren):

de berekening van de interne opbrengstvoet (IRR) van de investering mét en zónder de steun (51):

informatie over de relevante benchmarks voor de ondernemingen (bijv. normale rendementspercentages die de begunstigde eist om gelijksoortige projecten uit te voeren, de kapitaalkosten van de onderneming als geheel, benchmarks uit de betrokken bedrijfstak):

een verklaring waarom, op basis van de criteria in dit punt, de steun het noodzakelijke minimum is om het project voldoende winstgevend te maken (cf. punt 79 van de richtsnoeren):

3.3.4.   Geef in scenario 2-zaken (namelijk vestigingsbesluiten als bedoeld in punt 61 van de richtsnoeren) de volgende informatie (of verwijs naar de desbetreffende delen van het meegedeelde nulscenario) (punt 105 van de richtsnoeren):

de berekening van het verschil tussen de netto contante waarde (NPV) van de investering in het doelgebied en de netto contante waarde van de investering op de alternatieve locatie (52):

alle parameters die zijn gebruikt bij de berekening van de netto contante waarde (NPV) van de investering in het doelgebied en de netto contante waarde van de investering op de alternatieve locatie (o.a. gehanteerde looptijd, gebruikte disconteringsvoet enz.):

een verklaring waarom, op basis van de in de eerste twee subpunten gegeven informatie, de steun niet méér bedraagt dan het verschil tussen de netto contante waarde van de investering in het doelgebied en de netto contante waarde op de alternatieve locatie (cf. punt 80 van de richtsnoeren):

3.3.5.   Wordt de regionale steun via ESI-fondsen in steungebieden onder a) toegekend voor investeringen die nodig zijn om door Unierecht vastgestelde normen te behalen? Licht dan de volgende punten toe (en staaf dit met documenten):

Om welke norm gaat het?

Waarom is de investering nodig om de norm te behalen?

Waarom is het voor de begunstigde van de steun niet voldoende winstgevend om de investering in het betrokken gebied uit te voeren, en zou het, zonder de steun, komen tot de sluiting van een bestaande vestiging in het gebied (punt 63 van de richtsnoeren)?

3.4.   Vermijden van negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer

Voor scenario 1-zaken

Afbakening van de relevante markt

3.4.1.   Geef de in dit punt gevraagde informatie die nodig is om de relevante productmarkt(en) af te bakenen (d.w.z. de producten die beïnvloed worden door de gedragsverandering van de begunstigde van de steun) en om de getroffen concurrenten en afnemers/consumenten te identificeren (punten 129 en 130 van de richtsnoeren).

Vermeld alle producten die in de gesteunde faciliteit zullen worden geproduceerd na de voltooiing van de investering. Geef, waar van toepassing, de NACE- of Prodcom-code of, voor projecten in de dienstensector, de CPA-code (53):

Zullen de met het investeringsproject beoogde producten andere producten vervangen die door de begunstigde onderneming (op groepsniveau) worden geproduceerd? Welk(e) product(en) wordt (worden) vervangen? Indien die vervangen producten niet op de projectlocatie worden vervaardigd, waar worden zij dan thans geproduceerd? Beschrijf het verband tussen de vervangen productie en de huidige investering. Geef ook een tijdschema voor die vervanging:

Welk(e) overige product(en) kan (kunnen) (dankzij flexibiliteit in de productie-installaties van de begunstigde onderneming) met dezelfde nieuwe faciliteiten worden vervaardigd tegen weinig of geen extra kosten?

Heeft het project betrekking op een tussenproduct? Wordt een aanzienlijk deel van de productie dan niet op de markt afgezet (tegen marktvoorwaarden)? Geef op basis van die toelichting, met het oog op het berekenen, in de rest van deze rubriek, van het marktaandeel en de capaciteitsverhoging, aan of het betrokken product het met het investeringsproject beoogde product is, dan wel of het een downstreamproduct is:

Wat is (zijn) de relevante productmarkt(en) voor het (de) betrokken product(en)? Onderbouw waar mogelijk een en ander met bewijsmateriaal van een onafhankelijke derde. Een relevante productmarkt omvat het betrokken product en de daarmee substitueerbare producten aan de vraagzijde (d.w.z. de producten die als dusdanig worden beschouwd door de consument (wegens de kenmerken van het product, de prijs en het gebruik waarvoor het is bestemd)) en daarmee substitueerbare producten aan de aanbodzijde (d.w.z. de producten die als dusdanig worden beschouwd door de producent (wegens de flexibiliteit van de productie-installaties van de begunstigde onderneming en haar concurrenten)):

3.4.2.   Verschaf informatie over de relevante geografische markt van de begunstigde, en documenten die een en ander kunnen staven:

Marktmacht (punt 115 en punt 132, onder a), van de richtsnoeren)

3.4.3.   Geef de volgende informatie over de marktpositie van de begunstigde van de steun (voor de periode voordat die steun ontving en de verwachte marktpositie nadat de investering is voltooid):

een raming van alle verkopen (in waarde en in volume) op de relevante markt (op groepsniveau) door de begunstigde van de steun:

een raming van alle verkopen van alle producten op de relevante markt (in waarde en in volume). Geef, voor zover beschikbaar, statistische gegevens afkomstig van overheidsbronnen en/of onafhankelijke bronnen:

3.4.4.   Geef een beoordeling van de structuur van de relevante markt. Kijkt u daarbij bijvoorbeeld naar de concentratiegraad van de markt, mogelijke toetredingsbarrières, afnemersmacht en barrières voor expansie of uittreding. Onderbouwt u uw conclusies op dit punt indien mogelijk met bewijsmateriaal van een onafhankelijke derde:

Capaciteit (punt 132, onder a), van de richtsnoeren)

3.4.5.   Geef een raming van de door de investering gecreëerde bijkomende productiecapaciteit (in volume en in waarde):

Voor alle gevallen

Duidelijk negatieve effecten

3.4.6.   Geef in scenario 1-zaken de volgende informatie over de relevante productmarkt (54) en staaf dit met bewijsstukken.

Is, op de lange termijn bezien, de relevante markt in absolute cijfers structureel krimpend (d.w.z. vertoont die een negatief groeipercentage) (punt 135 van de richtsnoeren)?

Krimpt de relevante markt relatief (d.w.z. vertoont die een positief groeipercentage, zonder een benchmarkgroeipercentage te overschrijden) (punt 135 van de richtsnoeren)?

In scenario 2-zaken: Zou de investering zonder de steun zijn gevestigd in een regio met een hogere of dezelfde regionale-steunintensiteit als de doelregio (punt 139 van de richtsnoeren)? Onderbouw een en ander met bewijsmateriaal:

3.4.7.   Bevestig hier dat de begunstigde een verklaring heeft ingediend waarin hij bevestigt dat hij, op groepsniveau, niet dezelfde of een vergelijkbare activiteit in de EER heeft gesloten in een periode van twee jaar vóór de steunaanvraag, noch voornemens is dezelfde of een vergelijkbare activiteit te sluiten binnen een periode van twee jaar nadat de investering is voltooid (punt 23 van de richtsnoeren).

Is dit soort verklaring ingediend, voeg dan een kopie daarvan bij de aanmelding. Zo niet, leg dan uit waarom dit soort verklaring niet is ingediend:

3.4.8.   Heeft de begunstigde op groepsniveau dezelfde of een vergelijkbare activiteit in een ander EER-gebied gesloten in een periode van twee jaar vóór de steunaanvraag, of is hij voornemens dat te doen binnen een periode van twee jaar nadat de investering is voltooid? Leg dan uit waarom er volgens de begunstigde geen oorzakelijk verband bestaat tussen de steun en de verplaatsing van activiteiten (punt 122 van de richtsnoeren):

3.4.9.   Kan de staatssteun rechtstreeks tot een substantieel verlies aan banen leiden op bestaande locaties binnen de EER? Indien dat het geval is, om hoeveel banen gaat het en wat is het aandeel in de totale werkgelegenheid op de betrokken locatie(s)?

4.   Andere informatie

Geef hier alle andere informatie die relevant is om de aangemelde steunmaatregel aan de richtsnoeren te toetsen:

DEEL III.1.B

Formulier aanvullende informatie voor regelingen voor regionale investeringssteun

Dit formulier aanvullende informatie moet u gebruiken voor het aanmelden van investeringssteunregelingen die vallen onder de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020  (55) (hierna „de richtsnoeren” genoemd).

1.   Toepassingsgebied

1.1.   Waarom meldt u de regeling aan, in plaats van haar ten uitvoer te leggen op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening (hierna „AGVV” genoemd) (56) of de de-minimisverordening (57)?

a) ☐

De aanmelding betreft een sectorale regeling. Geef in dat geval de sector waarop de regeling betrekking heeft (NACE-code):

b) ☐

De aanmelding betreft een algemene regeling die ook de scheepsbouwsector betreft.

c) ☐

Andere. Verschaf nadere bijzonderheden:

1.2.   Toepassingsgebied van de aangemelde regeling

1.2.1.   Ik bevestig dat de rechtsgrondslag van de aangemelde regeling een verplichting bevat tot aanmelding bij de Commissie van individuele steun aan begunstigden die dezelfde of een vergelijkbare activiteit (58) in de EER hebben gesloten in een periode van twee jaar vóór de steunaanvraag of die op de datum van de steunaanvraag voornemens zijn dit soort activiteit te sluiten binnen een periode van twee jaar nadat de te subsidiëren investering is voltooid (punt 23 van de richtsnoeren).

Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag:

1.2.2.   Ik bevestig dat met de aangemelde steunregeling geen regionale investeringssteun zal worden toegekend aan de onderstaande categorieën ondernemingen en sectoren. Geef telkens de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag van de regeling:

Uitgesloten categorieën ondernemingen en sectoren

Desbetreffende rechtsgrondslag van de regeling

Ondernemingen in moeilijkheden (59)

 

IJzer- en staalindustrie (60)

 

Synthetischevezelindustrie (60)

 

Productie van de in bijlage I bij het VWEU genoemde landbouwproducten

 

Verwerking en/of afzet van de in bijlage I bij het VWEU genoemde landbouwproducten (61) tot de in die bijlage I genoemde producten

 

Productie, verwerking en/of afzet van de in bijlage I bij het VWEU genoemde visserij- en/of aquacultuurproducten

 

Vervoersector (62)

 

Energiesector

 

1.2.3.   Betreft de regeling investeringssteun voor breedbandnetwerken? Leg dan uit of elk van de onderstaande voorwaarden in acht wordt genomen.

a) ☐

Steun wordt alleen verleend voor gebieden waar er geen infrastructuur van dezelfde categorie (hetzij basisbreedband, hetzij een toegangsnetwerk van de nieuwe generatie (next generation access networks)NGA) voorhanden is en waar er in de nabije toekomst waarschijnlijk ook geen zal worden uitgebouwd.

b) ☐

De exploitant van het gesubsidieerde netwerk biedt op eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden actieve en passieve wholesaletoegang aan, met de mogelijkheid van daadwerkelijke en volledige ontbundeling.

c) ☐

De steun wordt toegekend op basis van een concurrentiegerichte selectieprocedure in overeenstemming met punt 78, onder c) en d), van de richtsnoeren breedbandsteun (63).

Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag:

1.2.4.   Betreft de regeling onderzoeksinfrastructuur, wordt de steun dan afhankelijk gesteld van het bieden van transparante en niet-discriminerende toegang tot die infrastructuur?

a) ☐

Neen.

b) ☐

Ja. Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag:

2.   Initiële investering, in aanmerking komende kosten en steun

2.1.   Soorten initiële investeringen die onder de regeling vallen

2.1.1.   Heeft de regeling betrekking op investeringen van kmo's (64) of van grote ondernemingen in steungebieden onder a) of op investeringen van kmo's in steungebieden onder c) (punt 34 van de richtsnoeren)? Om welke categorie(ën) initiële investeringen gaat het dan in de aanmelding (punt 20, onder h), van de richtsnoeren)?

a) ☐

De oprichting van een nieuwe vestiging.

b) ☐

De uitbreiding van de capaciteit van een bestaande vestiging.

c) ☐

De diversificatie van de productie van een vestiging naar producten die voordien niet in de vestiging werden vervaardigd.

d) ☐

Een fundamentele verandering in het totale productieproces van een bestaande vestiging.

e) ☐

De verwerving van activa die rechtstreeks met een vestiging verband houden, mits de vestiging is gesloten of zou zijn gesloten indien zij niet was overgenomen en mits zij wordt verworven door een investeerder zonder banden met de verkoper (65).

2.1.2.   Heeft de regeling betrekking op investeringen van grote ondernemingen in steungebieden onder c)? Om welke categorie(ën) initiële investeringen gaat het dan in de aanmelding (punt 15 en punt 20, onder i) van de richtsnoeren)?

a) ☐

De oprichting van een nieuwe vestiging.

b) ☐

De diversificatie van de activiteit van een vestiging, op voorwaarde dat de nieuwe activiteit niet dezelfde is als of vergelijkbaar is (66) met de activiteit die voordien in die vestiging werd uitgeoefend.

c) ☐

De diversificatie van een bestaande vestiging naar nieuwe producten.

d) ☐

Nieuwe procesinnovatie van een bestaande vestiging.

e) ☐

De overname van de activa behorend tot een vestiging die is gesloten of zou zijn gesloten indien zij niet was overgenomen, en die wordt verworven door een investeerder zonder banden met de verkoper, op voorwaarde dat de met de overgenomen activa uitgeoefende nieuwe activiteit niet dezelfde is als of vergelijkbaar is met de activiteit welke in die vestiging werd uitgeoefend vóór de overname ervan.

2.1.3.   Geef hier de referentie naar de desbetreffende rechtsgrondslag waar is bepaald dat bij de Commissie aanmelding zal worden gedaan van alle individuele steun die op grond van de rechtsgrondslag van de regeling wordt verleend aan grote ondernemingen in steungebieden onder c) (punten 24 en 34 van de richtsnoeren) ten behoeve van:

a)

de diversificatie van een bestaande vestiging naar nieuwe producten;

b)

nieuwe procesinnovatie van een bestaande vestiging.

2.1.4.   Geef hier de referentie naar de desbetreffende rechtsgrondslag waar is bepaald dat bij de Commissie aanmelding zal worden gedaan van alle individuele steun die op grond van de rechtsgrondslag van de regeling wordt verleend en ertoe zou leiden dat de aanmeldingsdrempel wordt overschreden (67) (punt 23 van de richtsnoeren):

2.2.   In aanmerking komende kosten, berekend op basis van de investeringskosten

2.2.1.   Wanneer de op grond van de regeling in aanmerking komende uitgaven materiële activa (punt 20, onder x), van de richtsnoeren) vormen, wordt de waarde van de investering dan als percentage berekend op basis van gronden, gebouwen en installaties, machines en uitrusting? (68)

a) ☐

Gronden

b) ☐

Gebouwen

c) ☐

Installaties/machines/uitrusting.

Geef hier de referentie naar de desbetreffende rechtsgrondslag:

2.2.2.   Geef hier een referentie naar de desbetreffende rechtsgrondslag waar is bepaald dat de verworven activa nieuw moeten zijn (69) (punt 94 van de richtsnoeren):

2.2.3.   Geef hier een referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat voor kmo's maximaal 50 % van de kosten voor voorbereidende studies of consultancykosten met betrekking tot de investering als in aanmerking komende kosten kunnen worden beschouwd (punt 95 van de richtsnoeren):

2.2.4.   Geef hier een referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat voor steun ten behoeve van een fundamentele verandering in het productieproces, de in aanmerking komende kosten hoger liggen dan de in de drie voorafgaande belastingjaren doorgevoerde afschrijving voor de met de te moderniseren activiteit verband houdende activa (punt 96 van de richtsnoeren):

2.2.5.   Geef hier een referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat voor steun ten behoeve van de diversificatie van een bestaande vestiging de in aanmerking komende kosten ten minste 200 % hoger moeten liggen dan de boekwaarde van de opnieuw gebruikte activa, zoals die in het belastingjaar voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden is geboekt (punt 97 van de richtsnoeren):

2.2.6.   Ingeval van huur/leasing van materiële activa: Geef een referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat de volgende voorwaarden dienen te worden nageleefd (punt 98 van de richtsnoeren):

voor gronden en gebouwen: de huur moet na het verwachte tijdstip van de voltooiing van de investering ten minste vijf jaar blijven doorlopen in het geval van grote ondernemingen en drie jaar in het geval van kmo's:

voor installaties of machines: de huur moet plaatsvinden in de vorm van leasing en moet voor de begunstigde van de steun een verplichting inhouden om de activa na afloop van de leaseovereenkomst te kopen:

2.2.7.   In punt 99 van de richtsnoeren is bepaald: „Bij de verwerving van een vestiging dienen alleen de kosten voor de aankoop van de activa van derden die geen banden met de koper hebben, in aanmerking te worden genomen. De transactie moet op marktvoorwaarden plaatsvinden. Wanneer vóór de aankoop van activa reeds steun is verleend ten behoeve van de verwerving van die activa, dienen de kosten van die activa in mindering te worden gebracht op de in aanmerking komende kosten met betrekking tot de verwerving van een vestiging. Indien de verwerving van een vestiging vergezeld gaat van een bijkomende, voor steun in aanmerking komende investering, dienen de in aanmerking komende kosten van die laatste investering te worden bijgeteld bij de kosten voor de aankoop van de activa van de vestiging.”

Geef hier, voor zover dit relevant is voor de aangemelde regeling, een referentie naar de desbetreffende de rechtsgrondslag waar is bepaald dat de voorwaarden uit dit puntdienen te worden nageleefd:

2.2.8.   Wanneer de op grond van de regeling in aanmerking komende uitgaven immateriële activa (punt 20, onder j), van de richtsnoeren) vormen, wordt de waarde van de investering dan berekend op basis van uitgaven die verband houden met technologieoverdracht door de verwerving van octrooirechten, licenties, knowhow of niet-geoctrooieerde technische kennis?

a) ☐

Octrooirechten

b) ☐

Licenties

c) ☐

Knowhow

d) ☐

Niet-geoctrooieerde technische kennis.

Geef hier de referentie naar de desbetreffende delen van de rechtsgrondslag:

2.2.9.   Geef hier een referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat voor grote ondernemingen de kosten voor in aanmerking komende investeringen in immateriële activa maximaal 50 % van de totale in aanmerking komende investeringskosten voor het project mogen bedragen (punt 100 van de richtsnoeren):

2.2.10.   Geef hier een referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat de in de punten 101 en 102 van de richtsnoeren (70) uiteengezette voorwaarden dienen te worden nageleefd:

2.3.   In aanmerking komende kosten, berekend op basis van de loonkosten

Geef hier een referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag waar is bepaald: i) hoe de in aanmerking komende kosten, berekend op basis van de loonkosten, dienen te worden vastgesteld (punt 103 van de richtsnoeren); ii) hoe het aantal geschapen arbeidsplaatsen dient te worden berekend aan de hand van punt 20, onder k), van de richtsnoeren, en iii) hoe de loonkosten van de in dienst genomen personen dienen te worden vastgesteld aan de hand van punt 20, onder z), van de richtsnoeren:

2.4.   Berekening van de contant gemaakte in aanmerking komende kosten

2.4.1.   Welke vormen van steun zijn toegestaan in het kader van de regeling?

a) ☐

Subsidies. Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag:

b) ☐

Zachte leningen. Hoe zal het subsidie-equivalent worden berekend? Geef ook de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag:

c) ☐

Garanties. Hoe zal het subsidie-equivalent worden berekend? Geef ook de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag:

d) ☐

Belastingmaatregelen. Om welk soort maatregelen gaat het? Hoe zal het subsidie-equivalent worden berekend? Geef hier ook de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag:

e) ☐

Andere. Welke? Geef ook aan hoe het subsidie-equivalent zal worden berekend. Geef hier ook de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag:

2.4.2.   Komt de steunregeling in aanmerking voor cofinanciering uit de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen)? Zo ja, onder welke operationele programma's van de ESI-fondsen kan financiering worden verkregen? Geef ook het bedrag aan financiering uit ESI-fondsen waarom het gaat, indien dat op dit ogenblik bekend is:

2.4.3.   Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat de steunverlenende autoriteit, voordat in het kader van de aangemelde regeling individuele steun wordt verleend, dient na te gaan of de begunstigde (op groepsniveau) steun heeft ontvangen voor één of meer initiële investeringen die van start zijn gegaan in dezelfde NUTS 3-regio in een periode van drie jaar vanaf de aanvang van de werkzaamheden aan het investeringsproject:

2.4.4.   Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat het totale steunbedrag dat in het kader van de regeling aan een project voor initiële investeringen zal worden toegekend, de maximale steunintensiteit (als omschreven in punt 20, onder m), van de richtsnoeren) niet overschrijdt, rekening houdende met de verhoogde steunintensiteit voor kmo's (zoals bepaald in punt 177 van de richtsnoeren) of het „bijgestelde steunbedrag” (in de zin van punt 20, onder c), van de richtsnoeren), voor zover van toepassing:

2.4.5.   Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat wanneer individuele steun wordt toegekend op grond van meerdere regionale-steunregelingen of die wordt gecumuleerd met ad-hocsteun, de maximaal toegestane steunintensiteit voor het project vooraf zal worden berekend door de eerste steunverlenende autoriteit (punt 92 van de richtsnoeren):

2.4.6.   Wanneer de steunregeling de mogelijkheid biedt voor steun ten behoeve van initiële investeringen die verband houden met projecten in het kader van de Europese territoriale samenwerking (ETC), geef dan de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag waar is bepaald (aan de hand van punt 93 van de richtsnoeren) hoe de voor het project geldende maximale steunintensiteit en de verschillende betrokken begunstigden zullen worden vastgesteld:

3.   Verenigbaarheidsbeoordeling van de steunregeling

3.1.   Bijdrage aan regionale doelstelling en noodzaak van overheidsmaatregelen

Is de regeling een onderdeel van een operationeel programma (71) (punt 32 van de richtsnoeren)?

Ja. Geef hier de referentie(s) van het (de) desbetreffende operationele programma('s):

Neen. Leg uit hoe de regeling aansluit bij en bijdraagt tot de ontwikkelingsstrategie van het betrokken gebied (punt 33 van de richtsnoeren):

3.1.1.   Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag die de voorwaarde bevat dat, wanneer dit wettelijk verplicht is, voor de betrokken investeringen een milieueffectbeoordeling moet worden uitgevoerd voordat aan individuele projecten steun kan worden toegekend (punt 39 van de richtsnoeren):

3.1.2.   Hoe zullen de steunverlenende autoriteiten prioriteiten kunnen stellen en de investeringsprojecten kunnen selecteren aan de hand van de doelstellingen van de regeling (bijv. op basis van een puntensysteem) (punt 33 van de richtsnoeren)? Geef hier ook de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag of andere daarmee in verband staande bestuurlijke besluiten:

3.1.3.   Hoe zal de steunverlenende autoriteit, wanneer krachtens de aangemelde regeling steun aan individuele investeringsprojecten wordt toegekend, bepalen dat het (de) geselecteerde project(en) zal (zullen) bijdragen tot de doelstelling van de regeling — en zo ook tot de ontwikkelingsstrategie voor het betrokken gebied (punt 35 van de richtsnoeren):

3.1.4.   Hoe zal de voorwaarde worden toegepast dat een in het kader van de aangemelde regeling gesteunde investering ten minste vijf jaar of, in het geval van kmo's drie jaar, na de voltooiing ervan in het gebied behouden moet blijven (punt 36 van de richtsnoeren)? Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag:

3.1.5.   Wordt de in het kader van de aangemelde regeling toegekende steun berekend op basis van de loonkosten? Licht dan toe hoe de bepaling wordt toegepast dat arbeidsplaatsen moeten worden geschapen in de eerste drie jaar nadat de investering is voltooid en dat alle door de betrokken investering geschapen arbeidsplaatsen binnen het betrokken gebied behouden moeten blijven gedurende een periode van vijf jaar (of drie jaar in het geval van kmo's) te rekenen vanaf de datum waarop de arbeidsplaats voor het eerst werd ingevuld (punt 37 van de richtsnoeren)? Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag:

3.1.6.   Geef hier een referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat de ontvangers van de steun een bijdrage leveren van ten minste 25 % van de in aanmerking komende kosten — hetzij uit eigen middelen, hetzij door externe financiering — in een vorm die vrij is van alle financiële steun van de overheid (72) (punt 38 van de richtsnoeren):

3.1.7.   Geef hier een referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag waaruit blijkt dat de regeling op het tijdstip van toekenning van de steun de geldende plafonds van de regionale-steunkaart in acht moet nemen (punt 81 van de richtsnoeren). Geef ook de referentie naar het besluit van de Commissie waarin de betrokken regionale-steunkaart is goedgekeurd:

3.2.   Is de regeling een geschikt instrument?

3.2.1.   Indien de regeling niet in aanmerking komt in het kader van een operationeel programma, leg dan uit waarom regionale steun een geschikt instrument is om een antwoord te bieden op de gemeenschappelijke doelstelling van rechtvaardigheid of cohesie (73) (punt 52 van de richtsnoeren):

3.2.2.   Wanneer de regeling sectorspecifiek is en niet in aanmerking komt voor cofinanciering door structuurfondsen, toon dan aan wat de voordelen zijn van dit soort instrument vergeleken met een multisectorale regeling of andere beleidsopties (punt 53 van de richtsnoeren):

3.2.3.   Hoe wordt in het kader van de aangemelde regeling individuele steun toegekend?

Automatisch indien aan de voorwaarden van de regeling is voldaan, of

Op discretionaire basis, na een besluit van de autoriteiten.

Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag:

Wordt de steun discretionair toegekend, geef dan een beknopte beschrijving van de toegepaste criteria en voeg een kopie bij van de voor de steunverlening geldende interne administratieve bepalingen van de steunverlenende autoriteit:

3.2.4.   Wordt de steun in het kader van de regeling toegekend in een vorm die een direct financieel voordeel oplevert (74), toon dan aan waarom andere, potentieel minder verstorende vormen van steun zoals terugbetaalbare voorschotten of vormen van steun die gebaseerd zijn op schuld- of eigenvermogensinstrumenten (75), niet geschikt zijn (punt 57 van de richtsnoeren):

3.3.   Stimulerend effect en evenredigheid van de regeling

3.3.1.   Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat steunaanvragen moeten zijn ingediend voordat met de uitvoering van het investeringsproject een aanvang wordt gemaakt (punt 64 van de richtsnoeren):

3.3.2.   Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat aanvragers van steun in het kader van de aangemelde regeling een door de steunverlenende autoriteit verschaft standaardaanvraagformulier moeten indienen waarin zij aan de hand van een nulscenario moeten uitleggen wat er zou gebeuren indien zij de steun niet ontvangen. Daarbij moeten zij aangeven welke van de scenario's (scenario 1 (investeringsbesluit) of scenario 2 (vestigingsbesluit)) van toepassing is (de punten 66 en 61 van de richtsnoeren). Verschilt dat aanvraagformulier van het in bijlage V bij de richtsnoeren verschafte voorbeeld, verschaf dan een kopie van dit formulier:

3.3.3.   Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat grote ondernemingen die steun aanvragen in het kader van de aangemelde regeling bewijsstukken moeten verschaffen ter staving van het in het aanvraagformulier beschreven nulscenario (punt 67 van de richtsnoeren). Geef ook aan welk soort documenten zal worden verlangd:

3.3.4.   Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat de steunverlenende autoriteit, bij het beoordelen van individuele steunaanvragen, het meegedeelde nulscenario op zijn geloofwaardigheid moet toetsen en zich ervan moet vergewissen dat regionale steun het vereiste stimulerende effect oplevert dat overeenstemt met scenario 1 of scenario 2  (76) (punt 68 van de richtsnoeren):

3.3.5.   Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat de in het kader van de aangemelde regeling aan grote ondernemingen verschafte individuele steun beperkt zal zijn tot de nettomeerkosten van de tenuitvoerlegging van de investering in het betrokken gebied vergeleken met het nulscenario waarin er geen steun wordt verleend, gebruikmakend van de in de punten 79 en 80 van de richtsnoeren toegelichte methodiek (punt 88 van de richtsnoeren):

3.4.   Vermijden van ongewenste negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer

3.4.1.   Hoe zullen de door de aangemelde steunregeling veroorzaakte verstoringen van de mededinging en het handelsverkeer tot het minimum beperkt blijven (punt 125 van de richtsnoeren) (77)?

3.4.2.   Geef hier referenties naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat de steunverlenende autoriteit, wanneer zij in het kader van de regeling steun verleent aan individuele projecten, zij moet nagaan en bevestigen dat, zonder de steun, de investering niet zou zijn gevestigd in een regio met een hogere of dezelfde regionale-steunintensiteit als de doelregio (punt 126 van de richtsnoeren):

3.4.3.   Geef hier referenties naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag waar is bepaald dat de steunverlenende autoriteit, wanneer zij in het kader van de regeling steun verleent aan individuele projecten, zij individuele steunverleningen moet aanmelden in gevallen waarin de begunstigde dezelfde of een vergelijkbare activiteit in een ander EER-gebied heeft gesloten in een periode van twee jaar vóór de steunaanvraag of op de datum van de steunaanvraag voornemens is dit soort activiteit te sluiten binnen een periode van twee jaar nadat de te subsidiëren investering is voltooid (punt 122 van de richtsnoeren):

4.   Andere informatie

Geef hier alle andere informatie die relevant isom de aangemelde steunmaatregel aan de richtsnoeren te toetsen:

DEEL III.1.C

Formulier aanvullende informatie voor regelingen voor regionale exploitatiesteun

Dit formulier aanvullende informatie moet u gebruiken voor het aanmelden van regelingen voor regionale exploitatiesteun die vallen onder de richtsnoeren regionale steun 2014-2020  (78) (hierna „de richtsnoeren” genoemd).

1.   Toepassingsgebied

a)

Welk soort exploitatiesteun zal worden toegekend?

i. ☐

Exploitatiesteun om bepaalde specifieke problemen te verminderen waarmee kmo's in steungebieden onder a) te kampen hebben

ii. ☐

Exploitatiesteun om bepaalde bijkomende kosten in de ultraperifere gebieden te compenseren

iii. ☐

Exploitatiesteun om de ontvolking in zeer dunbevolkte gebieden af te remmen

iv. ☐

Andere. Verschaf nadere bijzonderheden:

b)

Is in de aangemelde steunregeling bepaald dat geen exploitatiesteun zal worden toegekend aan de volgende categorieën ondernemingen en sectoren? Geef telkens de desbetreffende rechtsgrondslag van de regeling.

Uitgesloten categorieën ondernemingen en sectoren

Ondernemingen in moeilijkheden (79)

Desbetreffende rechtsgrondslag van de regeling

IJzer- en staalindustrie (80)

☐ Ja.

 

Synthetischevezelindustrie (80)

☐ Ja.

 

Productie van in bijlage I bij het VWEU genoemde landbouwproducten

☐ Ja.

 

Verwerking en/of afzet van in bijlage I bij het VWEU genoemde landbouwproducten (81) tot in die bijlage I genoemde producten

☐ Ja.

 

Productie, verwerking en/of afzet van visserij- en/of aquacultuurproducten genoemd in bijlage I bij het VWEU

☐ Ja.

 

Vervoersector

☐ Ja.

 

Energiesector

☐ Ja.

 

Sectie K „Financiële activiteiten en verzekeringen” van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2

☐ Ja.

 

NACE 70.10 „Activiteiten van hoofdkantoren” en NACE 70.22 „Overige adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeheer; adviesbureaus op het gebied van bedrijfsvoering”

☐ Ja.

 

2.   Basisonderdelen van de regeling

2.1.   Beschrijf de belangrijkste elementen van de regeling en de doelstellingen daarvan:

2.2.   Welke vormen van steun zijn toegestaan in het kader van de regeling?

a) ☐

Subsidies. Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag:

b) ☐

Zachte leningen. Hoe zal het subsidie-equivalent worden berekend? Geef ook de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag:

c) ☐

Garanties. Hoe zal het subsidie-equivalent worden berekend? Geef ook de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag:

d) ☐

Belastingmaatregelen. Welke? Geef ook aan hoe het subsidie-equivalent zal worden berekend. Geef hier ook de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag:

e) ☐

Andere. Welke? Geef ook aan hoe het subsidie-equivalent zal worden berekend. Geef hier ook de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag:

2.3.   Hoe wordt individuele steun in het kader van de aangemelde regeling toegekend?

a) ☐

Automatisch, voor zover aan de voorwaarden van de regeling is voldaan.

b) ☐

op discretionair basis, ten gevolge van een besluit van de autoriteiten.

Wordt de steun geval per geval toegekend, geef dan een beknopte beschrijving van de criteria die zullen worden gehanteerd. Indien administratieve richtsnoeren bestaan voor het beoordelen van de steunaanvraag, voeg dan een kopie bij:

2.4.   Zal de steun worden gecofinancierd uit de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen)? Zo ja, onder welke operationele programma's van de ESI-fondsen zal financiering worden verkregen? Geef ook het bedrag aan financiering uit ESI-fondsen waarom het zal gaan:

3.   Verenigbaarheid van de steun

3.1.   Bijdrage aan regionale doelstelling en stimulerend effect

Steun om bepaalde specifieke problemen te verminderen waarmee kmo's  (82) in steungebieden onder a) te kampen hebben

3.1.1.   Geef een overzicht van de specifieke problemen waarmee kmo's in het betrokken gebied te kampen hebben en die de regeling moet aanpakken (punt 43 van de richtsnoeren). Toon ook het bestaan en de omvang van die problemen aan (punt 44 van de richtsnoeren):

3.1.2.   Waarom kunnen de in punt 3.1.1 opgesomde problemen niet worden opgelost met investeringssteun en waarom is dus de aangemelde regeling voor exploitatiesteun nodig? (punt 44 van de richtsnoeren):

Steun om bepaalde bijkomende kosten in de ultraperifere gebieden te compenseren

3.1.3.   Welke specifieke bijkomende kosten (83) zullen in het kader van de regeling worden gecompenseerd? Toon ook aan hoe die kosten verband houden met de in artikel 349 VWEU genoemde blijvende handicaps (punt 45 van de richtsnoeren):

Steun om de ontvolking in zeer dunbevolkte gebieden af te remmen

3.1.4.   Toon het risico aan op ontvolking van het betrokken gebied indien geen exploitatiesteun wordt toegekend (punt 46 van de richtsnoeren):

3.2.   Is de regeling een geschikt instrument?

Waarom kan de voorgenomen steun gelden als een geschikt instrument om de doelstelling van de regeling te behalen? Leg met name uit waarom andere, minder verstorende beleidsinstrumenten en andere, minder verstorende soorten steuninstrumenten geen geschikt instrument zijn om dezelfde positieve bijdrage aan de regionale ontwikkeling te behalen (de punten 50, 56, 57 en 58 van de richtsnoeren):

3.3.   Evenredigheid van de regeling

Voor alle soorten exploitatiesteun

3.3.1.   Welke in aanmerking komende kosten zijn volledig toe te schrijven aan de problemen die de steun wil aanpakken (punt 109 van de richtsnoeren)?

3.3.2.   Bevestig hier dat de afschrijvingslasten en de financieringskosten die bij de toekenning van regionale investeringssteun zijn opgenomen in de in aanmerking komende kosten, niet zullen worden opgenomen in de voor exploitatiesteun in aanmerking komende kosten (punt 109 van de richtsnoeren). Geef ook de verwijzing naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag:

3.3.3.   Beschrijf het compensatiemodel (punt 56 van de richtsnoeren) dat zal worden toegepast. Beschrijf ook hoe met dat model een correcte berekening van het steunbedrag kan worden gemaakt die ervoor zorgt dat er geen overcompensatie is in de zin van punt 109 van de richtsnoeren:

3.3.4.   Wordt in het gebied ook exploitatiesteun verleend via andere regelingen voor exploitatiesteun? Geef de desbetreffende staatssteunreferentie van die regelingen:

3.3.5.   Ingeval in het gebied andere regelingen voor exploitatiesteun van toepassing zijn, leg dan uit hoe wordt verzekerd dat de exploitatiesteun die in het kader van de verschillende regelingen voor exploitatiesteun wordt verleend, niet tot overcompensatie leidt:

Alleen voor exploitatiesteun in ultraperifere gebieden

3.3.6.   Toon aan dat de bijkomende kosten die in het kader van de aangemelde regeling zullen worden gecompenseerd, zullen worden gekwantificeerd ten opzichte van het niveau van de kosten die vergelijkbare ondernemingen in andere regio's van de betrokken lidstaat maken (punt 110 van de richtsnoeren):

Alleen voor exploitatiesteun om bepaalde specifieke problemen te verminderen waarmee kmo's in steungebieden onder a) te kampen hebben

3.3.7.   Leg uit hoe het steunniveau geleidelijk zal worden afgebouwd tijdens de looptijd van de regeling (punt 111 van de richtsnoeren). Geef ook de verwijzing naar de desbetreffende rechtsgrondslag:

3.4.   Vermijden van ongewenste negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer

Leg uit waarom het weinig waarschijnlijk is dat de in het kader van de regeling toegekende steun tot zeer aanzienlijke verstoringen van de mededinging op de markt zal leiden (punt 140 van de richtsnoeren):

4.   Andere informatie

Geef hier alle andere informatie die relevant is om de aangemelde steunmaatregel aan de richtsnoeren te toetsen:

DEEL III.2

Formulier aanvullende informatie voor steun ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en innovatie

Dit formulier aanvullende informatie moet u gebruiken voor het aanmelden van alle steunmaatregelen (steunregelingen en individuele steun) die vallen onder de kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie  (84) (hierna „het steunkader” genoemd).

Indien er meerdere begunstigden zijn van een individuele steunmaatregel, moet u de betrokken informatie voor elk van die begunstigden verstrekken.

1.   Kenmerken van de aangemelde steunmaatregel

1.1.   Steunregelingen

A)

Waarom meldt u de regeling aan?

a) ☐

De regeling bevat steun die niet transparant is in de zin van artikel 5 van de algemene groepsvrijstellingsverordening (hierna „AGVV” genoemd) (85).

b) ☐

Andere redenen.

Verschaf nadere bijzonderheden:

B)

Sectoraal toepassingsbereik van de aangemelde regeling:

C)

Kruis het onderstaande vakje aan om te bevestigen dat alle steun die in het kader van de aangemelde regeling wordt verleend, afzonderlijk zal worden aangemeld indien die de drempels van artikel 4 AGVV overschrijdt.

1.2.   Individuele steun

A)

Indien de aangemelde individuele steun gebaseerd is op een goedgekeurde regeling, geef dan details over die regeling, met inbegrip van de vindplaats van de bekendmaking (internetadres) en het nummer waaronder de steunmaatregel werd geregistreerd:

B)

Indien van toepassing: Welke wisselkoers is gebruikt ten behoeve van deze aanmelding?

1.3.   Algemene informatie

A)

Om welk soort steun gaat het?

a) ☐

Steun voor O&O-projecten

b) ☐

Steun voor haalbaarheidsstudies

c) ☐

Steun voor de bouw en het upgraden van onderzoeksinfrastructuur

d) ☐

Innovatiesteun voor kmo's

e) ☐

Steun voor proces- en organisatie-innovatie

f) ☐

Steun voor innovatieclusters.

B)

Is met de aangemelde maatregel ook centraal door de instellingen, agentschappen, gemeenschappelijke ondernemingen of andere instanties van de Unie beheerde Uniefinanciering gemoeid die niet direct of indirect onder de controle van de lidstaten staat?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer:

C)

Betreft de aangemelde maatregel ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (86)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer:

D)

Betreft de aangemelde maatregel ondernemingen ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer. Geef ook aan welke bedragen nog moeten worden teruggevorderd:

E)

Zijn bij de aangemelde maatregel organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding (hierna tezamen „onderzoeksorganisaties” genoemd) of onderzoeksinfrastructuur betrokken, zoals omschreven in punt 15, onder ee) resp. ff), van het steunkader?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer:

F)

Omvat de aangemelde maatregel het inkopen door de overheid van O&O-diensten?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer:

G)

Kan de in het kader van de aangemelde maatregel verleende steun met andere steun worden gecumuleerd?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer:

H)

In voorkomend geval: Kruis het onderstaande vakje aan om te bevestigen dat de begunstigden voldoen aan de kmo-definitie van bijlage I bij de AGVV. Verschaf bij individuele steun ook de nodige informatie en bewijsstukken:

2.   Onderzoeksorganisaties en onderzoeksinfrastructuur

A)

Oefenen bij de aangemelde steunmaatregel betrokken onderzoeksorganisaties of onderzoeksinfrastructuren economische activiteiten uit die bestaan in het aanbieden van producten of diensten op een bepaalde markt?

☐ Ja.

☐ Neen.

Geef hier nadere bijzonderheden:

B)

Indien dezelfde entiteit zowel economische als niet-economische activiteiten uitoefent, kunnen de beide soorten activiteiten, en de kosten, financiering en inkomsten daarvan, dan duidelijk van elkaar worden onderscheiden?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer:

C)

Indien dezelfde entiteit zowel economische als niet-economische activiteiten uitoefent, blijft het bedrag van de voor een specifieke boekhoudkundige periode aan de betrokken entiteit toegewezen publieke financiering dan beperkt tot de kosten die in diezelfde periode met de niet-economische activiteiten worden gemaakt?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer:

D)

Indien dezelfde entiteit zowel economische als niet-economische activiteiten uitoefent, blijft het economische gebruik dan zuiver ondersteunend, d.w.z. stemt het overeen met een activiteit die rechtstreeks verband houdt met en noodzakelijk is voor het functioneren van de onderzoeksorganisatie of onderzoeksinfrastructuur of intrinsiek verband houdt met het niet-economische hoofdgebruik ervan, en is het beperkt in omvang?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer dan en geef het aandeel van de totale capaciteit dat jaarlijks wordt gebruikt of naar raming zal worden gebruikt voor dit soort economische activiteiten:

E)

Indien overheidsfinanciering wordt verschaft voor niet-ondersteunende economische activiteiten van onderzoeksorganisaties of onderzoeksinfrastructuren, kan dan worden aangetoond dat zowel de overheidsfinanciering als via die financiering verkregen voordelen volledig worden doorgegeven (bijv. via verlaagde tarieven) aan de uiteindelijke ontvangers en dat geen verder voordeel wordt toegekend aan de tussenpersoon?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer:

3.   Indirecte staatssteun voor ondernemingen via onderzoeksorganisaties en onderzoeksinfrastructuren

3.1.   Onderzoek namens ondernemingen

A)

Voeren onderzoeksorganisaties of onderzoeksinfrastructuren die bij de aangemelde steunmaatregel betrokken zijn contractonderzoek uit of leveren zij onderzoeksdiensten aan ondernemingen?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer:

B)

Indien onderzoeksorganisaties of onderzoeksinfrastructuren contractonderzoek uitvoeren of onderzoeksdiensten aan ondernemingen leveren, worden die diensten dan tegen markttarieven geleverd?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer:

C)

Indien onderzoeksorganisaties of onderzoeksinfrastructuren contractonderzoek uitvoeren of onderzoeksdiensten aan ondernemingen leveren én er geen markttarief is, leveren zij dan die diensten tegen een tarief dat de volledige kosten van de dienst weergeeft en in het algemeen een marge omvat die is vastgesteld aan de hand van de marges die doorgaans worden gehanteerd door ondernemingen die in de betrokken sector actief zijn, dan wel dat de uitkomst is van onderhandelingen op arm's length waarbij onderzoeksorganisaties of onderzoeksinfrastructuren onderhandelen om het maximale economische voordeel binnen te halen op het tijdstip dat het contract wordt afgesloten zodat ten minste hun marginale kosten gedekt zijn?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer:

3.2.   Samenwerking met ondernemingen

A)

Werken onderzoeksorganisaties of onderzoeksinfrastructuren die bij de aangemelde steunmaatregel betrokken zijn, daadwerkelijk met ondernemingen samen om samen specifieke projecten uit te voeren?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer:

B)

Indien onderzoeksorganisaties of onderzoeksinfrastructuren daadwerkelijk samenwerken met ondernemingen, zijn dan één of meer van de volgende voorwaarden vervuld?

a)

De deelnemende ondernemingen dragen de volledige kosten van de projecten.

☐ Ja.

☐ Neen.

b)

De resultaten van de samenwerking die geen intellectuele-eigendomsrechten opleveren, kunnen breed worden verspreid en alle intellectuele-eigendomsrechten die de activiteiten van de onderzoeksorganisatie of onderzoeksinfrastructuur opleveren, worden volledig toegekend aan die entiteiten.

☐ Ja.

☐ Neen.

c)

Uit het project ontstane intellectuele-eigendomsrechten en alle daarmee verband houdende toegangsrechten worden aan de verschillende samenwerkende partners toegekend op een wijze die een passende afspiegeling is van hun werkpakketten, bijdragen en respectieve belangen.

☐ Ja.

☐ Neen.

Hebt u op een van de bovenstaande vragen „ja” geantwoord, geef dan hier nadere bijzonderheden:

C)

Indien onderzoeksorganisaties of onderzoeksinfrastructuren daadwerkelijk samenwerken met ondernemingen en u op geen van de vragen uit punt B „ja” heeft geantwoord, zijn dan één of meer van de volgende voorwaarden vervuld?

a)

De onderzoeksorganisaties of onderzoeksinfrastructuren ontvangen een vergoeding waarvan het bedrag is vastgesteld via een open, transparante en niet-discriminerende concurrentiegerichte verkoopprocedure:

☐ Ja.

☐ Neen.

b)

De onderzoeksorganisaties of onderzoeksinfrastructuren ontvangen een vergoeding waarvan in een taxatie door een onafhankelijke deskundige is bevestigd dat het bedrag ten minste gelijk is aan de marktprijs:

☐ Ja.

☐ Neen.

c)

De onderzoeksorganisaties of onderzoeksinfrastructuren kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk, op arm's length, hebben onderhandeld over de vergoeding, om het maximale economische voordeel binnen te halen op het tijdstip dat het contract werd afgesloten:

☐ Ja.

☐ Neen.

d)

In gevallen waarin de samenwerkingsovereenkomst de samenwerkende ondernemingen een voorkeurrecht geeft ten aanzien van de door de samenwerkende onderzoeksorganisaties of onderzoeksinfrastructuren gegenereerde intellectuele-eigendomsrechten, oefenen die entiteiten een wederzijds recht uit om derden economisch meer voordelige aanbiedingen te vragen zodat de samenwerkende ondernemingen hun aanbod daaraan moet aanpassen:

☐ Ja.

☐ Neen.

Hebt u op een van de vragen uit deze rubriek „ja” geantwoord, geef dan hier nadere bijzonderheden:

4.   Overheidsopdrachten voor onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten

A)

Indien de aangemelde maatregel de inkoop door de overheid van O&O-diensten omvat, zijn de verrichters van die diensten dan geselecteerd via een openbare aanbestedingsprocedure in overeenstemming met de toepasselijke richtlijnen (87)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer:

B)

In alle overige gevallen waarin de aangemelde maatregel de inkoop door de overheid van O&O-diensten bij ondernemingen omvat, met inbegrip van precommerciële inkoop, zijn dan de volgende voorwaarden vervuld?

a)

De selectieprocedure is openbaar, transparant en niet-discriminerend en is gebaseerd op objectieve selectie- en gunningscriteria die vóór de inschrijvingsprocedure zijn vastgesteld:

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo niet, geef dan nadere bijzonderheden waaruit blijkt dat een concurrentiegerichte, transparante en niet-discriminerende procedure is gevolgd die in overeenstemming is met de toepasselijke richtlijnen (bijv. gunningsprocedure met onderhandelingen, innovatiepartnerschap of concurrentiegerichte dialoog):

b)

De voorgenomen contractuele regelingen met een beschrijving van alle rechten en verplichtingen van de partijen — ook wat de intellectuele-eigendomsrechten betreft -, worden vóór de inschrijvingsprocedure beschikbaar gesteld aan alle geïnteresseerde inschrijvers:

☐ Ja.

☐ Neen.

Geef hier nadere bijzonderheden.

c)

De inkoop levert geen van de deelnemende dienstverrichters een voorkeursbehandeling op bij de levering van commerciële volumes van de eindproducten of einddiensten aan een inkopende overheid in de betrokken lidstaat (88) en er is voldaan aan een van de volgende voorwaarden:

alle resultaten die geen intellectuele-eigendomsrechten opleveren, kunnen breed worden verspreid zodat andere ondernemingen die kunnen reproduceren, en alle intellectuele-eigendomsrechten worden volledig toegekend aan de inkopende overheid;

een dienstverrichter aan wie de resultaten worden toegekend die intellectuele-eigendomsrechten opleveren, is verplicht om de inkopende overheid onbeperkt kosteloze toegang te geven tot die resultaten en om derden onder marktvoorwaarden toegang te geven.

☐ Ja.

☐ Neen.

Geef hier nadere bijzonderheden.

5.   Beschrijving van de aangemelde steunmaatregel

5.1.   Steun voor O&O-projecten

A)

Welke O&O-fasen worden in het kader van de aangemelde steunmaatregel gesteund?

a) ☐

Fundamenteel onderzoek

b) ☐

Industrieel onderzoek

c) ☐

Experimentele ontwikkeling.

B)

Indien bij individuele steun het project verschillende onderzoekscategorieën omvat, geef dan een lijst van de verschillende taken en geef daarbij aan of het om fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling gaat.

C)

Geef de in aanmerking komende kosten en vermeld, voor individuele steun, het bedrag ervan.

 

Fundamenteel onderzoek

Industrieel onderzoek

Experimentele ontwikkeling

Personeelskosten

 

 

 

Kosten van apparatuur en uitrusting

 

 

 

Kosten van gebouwen en gronden

 

 

 

Kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien dieop arm's length zijn verworven bij externe bronnen of waarvoor bij die externe bronnen een licentie is verkregen

 

 

 

Extra algemene vaste kosten die rechtstreeks uit het project voortvloeien

 

 

 

Andere exploitatiekosten

 

 

 

D)

Hoeveel bedragen de toepasselijke maximale steunintensiteiten?

 

Kleine onderneming

Middelgrote onderneming

Grote onderneming

Fundamenteel onderzoek

Industrieel onderzoek

bij daadwerkelijke samenwerking tussen ondernemingen (voor grote ondernemingen: grensoverschrijdende samenwerking of met ten minste één kmo) of tussen een onderneming en een onderzoeksorganisatie, of

indien de resultaten breed worden verspreid

 

 

 

Experimentele ontwikkeling

bij daadwerkelijke samenwerking tussen ondernemingen (voor grote ondernemingen: grensoverschrijdende samenwerking of met ten minste één kmo) of tussen een onderneming en een onderzoeksorganisatie, of

indien de resultaten breed worden verspreid

 

 

 

5.2.   Steun voor haalbaarheidsstudies

A)

Geef de in aanmerking komende kosten en vermeld, voor individuele steun, het bedrag ervan:

B)

Geef de toepasselijke maximale steunintensiteiten, met inbegrip van eventuele verhogingen voor kmo's:

5.3.   Steun voor de bouw en het upgraden van onderzoeksinfrastructuren

A)

Geef de in aanmerking komende kosten en vermeld, voor individuele steun, het bedrag ervan:

B)

Geef de toepasselijke maximale steunintensiteit:

C)

Indien met de onderzoeksinfrastructuren zowel economische als niet-economische activiteiten worden verricht, kruis dan het onderstaande vakje aan om te bevestigen dat voor de financiering, kosten en inkomsten van elke soort activiteit een gescheiden boekhouding wordt gevoerd, op basis van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen van kostprijsadministratie.

Verschaf bij individuele steun ook de nodige informatie en bewijsstukken:

D)

Indien de onderzoeksinfrastructuren overheidsfinanciering ontvangen voor zowel economische als niet-economische activiteiten, kruis dan het onderstaande vakje aan om te bevestigen dat een monitoring- en terugvorderingsmechanisme voorhanden is om te garanderen dat de toepasselijke maximale steunintensiteit niet wordt overschreden.

Verschaf de nodige informatie en bewijsstukken:

E)

Stemt de prijs die voor de exploitatie of het gebruik van de onderzoeksinfrastructuren wordt berekend overeen met een marktprijs?

☐ Ja.

☐ Neen.

Verschaf nadere bijzonderheden:

F)

Hebben meerdere gebruikers op transparante en niet-discriminerende basis toegang tot de onderzoeksinfrastructuren?

☐ Ja.

☐ Neen.

Indien bepaalde ondernemingen preferente toegang krijgen, geef dan nadere bijzonderheden. Geef ook aan welk deel van de investeringskosten die ondernemingen dragen:

5.4.   Innovatiesteun voor kmo's

A)

Welke activiteiten worden in het kader van de aangemelde maatregel gesteund?

a) ☐

De verkrijging, validering en verdediging van octrooien en andere immateriële activa.

b) ☐

De detachering van hoogopgeleid personeel.

c) ☐

Het inkopen van diensten inzake innovatieadvies en innovatieondersteuning.

B)

Geef de in aanmerking komende kosten en vermeld, voor individuele steun, het bedrag ervan:

C)

Hoeveel bedragen de toepasselijke maximale steunintensiteiten?

5.5.   Steun voor proces- en organisatie-innovatie

A)

Welke activiteiten worden in het kader van de aangemelde steunmaatregel gesteund?

Procesinnovatie.

Organisatie-innovatie.

B)

Geef de in aanmerking komende kosten en vermeld, voor individuele steun, het bedrag ervan.

Personeelskosten

 

Kosten van apparatuur en uitrusting (voor zover en voor zolang zij worden gebruikt voor het project)

 

Kosten van gebouwen en gronden (voor zover en voor zolang zij voor het project worden gebruikt)

 

Kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length zijn verworven bij externe bronnen of waarvoor bij die externe bronnen een licentie wordt verkregen

 

Extra algemene vaste kosten en andere exploitatiekosten die rechtstreeks uit het onderzoeksproject voortvloeien

 

C)

Hoeveel bedragen de toepasselijke maximale steunintensiteiten?

D)

Wanneer steun aan grote ondernemingen wordt toegekend, kruis dan het onderstaande vakje aan om te bevestigen dat zij bij de gesteunde activiteit daadwerkelijk samenwerken met kmo's en dat de samenwerkende kmo's ten minste 30 % van de totale in aanmerking komende kosten dragen.

Verschaf bij individuele steun ook de nodige informatie en bewijsstukken:

5.6.   Steun voor innovatieclusters

A)

Kruis het onderstaande vakje aan om te bevestigen dat de steun uitsluitend wordt toegekend aan de rechtspersoon die het innovatiecluster leidt.

Voor individuele steun, geef hier nadere bijzonderheden:

B)

Stemmen de vergoedingen die worden berekend voor het gebruik van de faciliteiten van het cluster en voor de deelname aan de activiteiten van het cluster overeen met de marktprijs of weerspiegelen zij de kosten ervan?

☐ Ja.

☐ Neen.

Verschaf nadere bijzonderheden:

C)

Hebben meerdere gebruikers op transparante en niet-discriminerende basis toegang tot de panden, faciliteiten en activiteiten van het cluster?

☐ Ja.

☐ Neen.

Indien bepaalde ondernemingen preferente toegang krijgen, geef dan nadere bijzonderheden. Geef ook aan welk deel van de investeringskosten die ondernemingen dragen:

D)

Voor individuele steun: Verschaf informatie over de beoogde of verwachte specialisatie van het innovatiecluster, het bestaande regionale potentieel en de aanwezigheid binnen de Unie van clusters met vergelijkbare doelstellingen:

5.6.1.   Investeringssteun

A)

Geef de in aanmerking komende kosten en vermeld, voor individuele steun, het bedrag ervan:

B)

Hoeveel bedragen de toepasselijke maximale steunintensiteiten? Vermeld ook eventuele verhogingen voor clusters in steungebieden die voldoen aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, onder a) of c), VWEU:

5.6.2.   Exploitatiesteun

A)

Welke activiteiten worden in het kader van de aangemelde steunmaatregel gesteund?

a) ☐

Aansturen van het cluster

b) ☐

Marketing van het cluster

c) ☐

Beheer van de faciliteiten van het cluster

d) ☐

Organisatie van opleidingsprogramma's, workshops en conferenties.

B)

Geef de in aanmerking komende kosten en vermeld, voor individuele steun, het bedrag ervan:

C)

Geef de toepasselijke maximale steunintensiteit en de looptijd van de steun:

6.   Beoordeling van de verenigbaarheid van de aangemelde steunmaatregel

Voor individuele steun: geef een volledige beschrijving van het gesteunde project of de gesteunde activiteit:

6.1.   Bijdrage aan een duidelijk omschreven doelstelling van gemeenschappelijk belang

A)

Om welke doelstelling gaat het precies? Leg ook uit hoe de aangemelde maatregelen zouden moeten bijdragen tot O&O&I-activiteiten in de Unie:

B)

In het geval van een steunregeling: Maakt die steunregeling deel uit van een omvattend programma of actieplan om O&O&I-activiteiten of strategieën voor slimme specialisatie (S3) te bevorderen?

☐ Ja.

☐ Neen.

Specificeer. Geef in voorkomend geval ook referenties naar evaluaties van vergelijkbare steunmaatregelen uit het verleden:

Individuele steun

A)

Zal de projectomvang door de aangemelde maatregel worden verruimd?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, om welk soort verruiming gaat het dan? Verschaf ook het nodige bewijsmateriaal.

a) ☐

Toename van de totale projectkosten (zonder dat de begunstigde zijn uitgaven vermindert ten opzichte van een situatie zonder steun).

b) ☐

Uitbreiding van het aantal personen dat voor O&O&I-activiteiten wordt ingezet.

c) ☐

Ander soort verruiming.

B)

Zal de reikwijdte van het project door de aangemelde maatregel worden verruimd?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, om welk soort verruiming gaat het dan? Verschaf ook het nodige bewijsmateriaal.

a) ☐

Uitbreiding van het aantal van het project te verwachten eindresultaten.

b) ☐

Een hoger ambitieniveau van het project, wat blijkt uit een hoger aantal betrokken partners, een grotere kans op een wetenschappelijke of technologische doorbraak of een hoger risico op mislukking (met name doordat het een langlopend project betreft en door de onzekerheid over de resultaten ervan).

c) ☐

Ander soort verruiming.

C)

Zal de uitvoeringssnelheid van het project door de aangemelde maatregel worden verruimd?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, verschaf dan het nodige bewijsmateriaal:

D)

Zal het totale te besteden bedrag dankzij de aangemelde maatregel toenemen?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, om welk soort verruiming gaat het dan? Verschaf ook het nodige bewijsmateriaal.

a) ☐

Stijging van de totale O&O&I-uitgaven door de begunstigde van de steun, in absolute termen of als aandeel van de omzet.

b) ☐

Veranderingen in het voor het project vastgelegde budget (zonder een overeenkomstige daling in het budget dat voor andere projecten is uitgetrokken).

c) ☐

Andere soort verruiming.

E)

Zal voor de aangemelde maatregel een publiek toegankelijke ex-post-evaluatie van de bijdrage aan het gemeenschappelijk belang worden uitgevoerd?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer:

6.2.   Noodzaak van overheidsmaatregelen

A)

Welk marktfalen remt O&O&I-activiteiten in dit concrete geval af en rechtvaardigt staatssteun? Verschaf ook het nodige bewijsmateriaal.

a) ☐

Positieve externe effecten/verspreiding van kennis

b) ☐

Imperfecte en asymmetrische informatie

c) ☐

Falen van coördinatie en netwerken.

B)

Hoe kan de aangemelde maatregel daadwerkelijk het marktfalen lenigen dat verband houdt met het behalen van de doelstelling van gemeenschappelijk belang zonder steun?

6.2.1.   Individuele steun

A)

Leg uit of met de steun een algemeen marktfalen op het gebied van O&O&I-activiteiten in de Unie wordt aangepakt, dan wel een specifiek marktfalen in bijvoorbeeld een bepaalde bedrijfssector of een bepaalde bedrijfstak:

B)

Geef, voor zover beschikbaar, sectorale vergelijkingen en andere studies die de analyse van het aangevoerde marktfalen kunnen onderbouwen:

C)

Geef, voor zover beschikbaar, informatie over O&O&I-projecten of -activiteiten in de Unie die, wat de technologische inhoud, risicograad en omvang ervan betreft, vergelijkbaar zijn met die welke onder de aangemelde maatregel vallen. Leg ook uit waarom de steun in het betrokken geval noodzakelijk is:

6.3.   Is de steunmaatregel een geschikt instrument?

A)

Leg uit hoe de voordelen zijn vastgesteld van het gebruik van een selectief beleidsinstrument zoals staatssteun om O&O&I-activiteiten te bevorderen. Verschaf ook eventuele effectbeoordelingen en ondersteunende documenten in dat verband:

B)

Wordt de steun toegekend in een vorm die een direct financieel voordeel oplevert (zoals rechtstreekse subsidies, vrijstellingen of verlagingen van belastingen of van andere verplichte bijdragen, of de terbeschikkingstelling van gronden, producten of diensten tegen voordelige prijzen)? Geef dan een analyse van andere opties en leg uit waarom of hoe andere vormen van steun minder geschikt zijn om het vastgestelde marktfalen aan te pakken:

6.4.   Stimulerend effect

A)

Kruis het onderstaande vakje aan om te bevestigen dat bij het toekennen van steun in het kader van de aangemelde maatregel wordt gewaarborgd dat werkzaamheden voor de betrokken O&O&I-activiteiten niet zijn aangevat voordat de begunstigde de steunaanvraag bij de nationale autoriteiten heeft ingediend (89). Geef voor individuele steun ook de betrokken data:

B)

Kruis het onderstaande vakje aan om te bevestigen dat de steunaanvragen ten minste bevatten: de naam van de steunaanvrager en de grootte van de onderneming; een beschrijving van het project, met inbegrip van de locatie en de aanvangs- en einddatum; het bedrag aan steun van de overheid dat nodig is om het project te kunnen uitvoeren, en een lijst van in aanmerking komende kosten:

C)

Indien de steun wordt toegekend in de vorm van een belastingmaatregel, geef hier dan nadere bijzonderheden. Geef voor maatregelen die niet stapsgewijs in kracht toenemen eventuele evaluatiestudies waaruit het stimulerende effect van de maatregel blijkt:

6.4.1.   Individuele steun

A)

Beschrijf aan de hand van een nulscenario het gedrag van de begunstigde indien die geen steun zou ontvangen. Geef ook aan welke verandering beoogd wordt:

B)

Geef hier de elementen die relevant zijn voor de aangemelde maatregel. Onderbouw dit met documenten zoals documenten van de raad van bestuur, risicobeoordelingen, financiële rapporten, interne businessplannen, adviezen van deskundigen en andere studies met betrekking tot het project dat ter beoordeling voorligt.

a) ☐

Mate van winstgevendheid

b) ☐

Investeringsbedrag en tijdpad van de kasstromen

c) ☐

Risicograad.

C)

Verschaf, voor zover beschikbaar, sectorale gegevens waaruit blijkt dat het nulscenario van de begunstigde, zijn vereiste winstgevendheidsniveau en zijn verwachte kasstromen redelijk zijn:

6.5.   Evenredigheid van de steun

A)

Wordt de steun toegekend in de vorm van een terugbetaalbaar voorschot uitgedrukt als bruto-subsidie-equivalent, geef dan nadere bijzonderheden over de methode om dit bruto-subsidie-equivalent te berekenen, met inbegrip van de onderliggende verifieerbare gegevens, of geef, in het geval van individuele steun, aan op grond van welke goedgekeurde steunregeling de steun wordt toegekend:

Wordt de steun toegekend in de vorm van een terugbetaalbaar voorschot uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten en worden de in het steunkader vastgestelde maximale steunintensiteiten met maximaal 10 procentpunten overschreden? Bevestig dan dat:

a) ☐

in het geval van een succesvolle uitkomst in de aangemelde maatregel is bepaald dat het voorschot moet worden terugbetaald, vermeerderd met een rente die ten minste gelijk is aan de disconteringsvoet zoals die voortvloeit uit de toepassing van de mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (90);

b) ☐

in het geval van een succes dat verder gaat dan hetgeen als succesvol werd omschreven, de betrokken lidstaat betalingen eist die verder gaan dan de terugbetaling van het voorschot vermeerderd met rente die in overeenstemming is met de toepasselijke disconteringsvoet;

c) ☐

bij mislukking of bij gedeeltelijk succes, de terugbetaling evenredig is aan de bereikte mate van succes.

Geef nadere bijzonderheden over de terugbetaling van het voorschot. Omschrijf ook helder wat als een succesvolle uitkomst van de gesteunde activiteiten geldt, op basis van redelijke en voorzichtige aannames:

B)

Wordt de steun toegekend in de vorm van een belastingmaatregel, geef dan aan hoe de steunintensiteiten worden berekend. Geef hier nadere bijzonderheden:

op basis van individuele projecten;

op het niveau van de onderneming, als de verhouding tussen het totale belastingvoordeel en het totaal van alle subsidiabele O&O-kosten die in een periode van maximaal drie opeenvolgende belastingjaren zijn gemaakt.

6.5.1.   Individuele steun

A)

Geef een omvattend businessplan voor het gesteunde project (met en zonder steun), met inbegrip van alle desbetreffende verwachte kosten en baten:

Indien de begunstigde van de steun een duidelijke keuze heeft om óf een project met steun uit te voeren óf een alternatief project zonder steun, geef dan ook een businessplan voor het project uit het nulscenario:

B)

Indien er geen alternatief project is, leg dan uit waarom de steun is beperkt tot het minimum dat voor het gesteunde project noodzakelijk is om voldoende winstgevend te zijn, bijvoorbeeld doordat daarmee een interne opbrengstvoet (IRR) kan worden behaald die overeenstemt met de sectorale of ondernemingsspecifieke benchmark of hurdle rate:

C)

Indien de begunstigde van de steun een duidelijke keuze heeft om óf een project met steun uit te voeren óf een alternatief project zonder steun, leg dan uit waarom de steun is beperkt tot het minimum dat nodig is voor het dekken van de netto extrakosten van het gesteunde project in vergelijking met het nulscenario. Hou daarbij waar nodig rekening met de mogelijkheid van verschillende zakelijke scenario's:

Verschaf eventuele ondersteunende documenten, zoals bedrijfsinterne documenten, waaruit blijkt dat het nulscenario een helder omschreven en voldoende voorspelbaar alternatief project is waarmee de begunstigde bij zijn interne besluitvorming heeft rekening gehouden:

D)

Leg uit hoe het steunbedrag werd bepaald. Verschaf ook eventuele documenten ter staving:

E)

Wanneer er meerdere potentiële kandidaten waren om de gesteunde activiteit uit te voeren, is de steun dan op grond van transparante, objectieve en niet-discriminerende criteria toegekend?

☐ Ja.

☐ Neen.

Geef hier nadere bijzonderheden.

F)

Is de steun bedoeld om daadwerkelijke of potentiële, rechtstreekse of onrechtstreekse verstoringen van het internationale handelsverkeer aan te pakken? Verschaf dan alle beschikbare bewijsmateriaal waaruit blijkt dat buiten de Unie gevestigde concurrenten — al dan niet rechtstreeks — voor vergelijkbare projecten steun met een gelijkwaardige intensiteit hebben ontvangen (doorgaans in de voorbije drie jaar) of die zullen ontvangen:

Verschaf, voor zover beschikbaar, ook voldoende informatie, zodat kan worden beoordeeld in hoeverre rekening moet worden gehouden met het concurrentievoordeel dat een concurrent in een derde land geniet:

6.6.   Vermijden van overmatige negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer

Gaat het om:

a)

steunverlening waaraan voor de begunstigde de verplichting is verbonden om zijn hoofdkantoor in de betrokken lidstaat te hebben of om overwegend in die lidstaat te zijn gevestigd?

☐ Ja.

☐ Neen.

b)

steunverlening waaraan voor de begunstigde de verplichting is verbonden om binnenlandse producten of diensten te gebruiken?

☐ Ja.

☐ Neen.

c)

steunmaatregelen waarbij de mogelijkheid voor de begunstigde om in andere lidstaten de O&O&I-resultaten te benutten, wordt beperkt?

☐ Ja.

☐ Neen.

d)

een steunmaatregel die de begunstigde enige andere verplichting oplegt?

☐ Ja.

☐ Neen.

Hebt u op een van de vragen uit deze rubriek „ja” geantwoord, geef dan hier nadere bijzonderheden:

6.6.1.   Steunregeling

Hoe zal bij steunregelingen worden gewaarborgd dat negatieve effecten tot het minimum beperkt zullen zijn (rekening houdende met bijvoorbeeld de omvang van de betrokken projecten, de individuele en gecumuleerde steunbedragen, het verwachte aantal begunstigden en de kenmerken van de beoogde sectoren)? Verschaf ook eventuele effectbeoordelingen of ex-post-evaluaties die zijn uitgevoerd voor vergelijkbare voorgaande regelingen:

6.6.2.   Individuele steun

A)

Beschrijf, in voorkomend geval, het effect dat van de steun te verwachten valt voor concurrentie bij innovatieprocessen:

B)

Op welke productmarkten zal de steun naar verwachting invloed hebben? Wat is het huidige marktaandeel van de begunstigde op elk van de betrokken markten? Tot welke verschuivingen in die marktaandelen kunnen de gesteunde activiteiten leiden?

C)

Geef voor elk van de betrokken productmarkten de belangrijkste concurrenten van de begunstigde van de steun. Geef ook hun marktaandelen:

Geef indien beschikbaar de bijbehorende Herfindal-Hirschman Index (HHI):

D)

Geef voor elk van de betrokken productmarkten informatie over de afnemers of consumenten die door de gesteunde activiteiten worden getroffen:

E)

Beschrijf aangaande de volgende aspecten de structuur en de dynamiek van de relevante markten:

a)

recente ontwikkelingen en toekomstige groeivooruitzichten:

b)

het bedrag dat de belangrijkste marktspelers besteden aan vergelijkbare projecten:

c)

de hoogte van de drempels voor markttoetreding en -uittreding:

d)

het bestaan van compenserende kopersmacht:

e)

prikkels om op toekomstige markten te concurreren:

f)

productdifferentiatie en intensiteit van de concurrentie:

g)

andere kenmerken die waarschijnlijk effect kunnen hebben op concurrenten, afnemers of consumenten:

F)

Heeft de begunstigde van de steun enige invloed op het selectieproces, bijvoorbeeld doordat hij het recht heeft ondernemingen aan te bevelen of hij het onderzoekstraject kan beïnvloeden?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, geef dan nadere bijzonderheden:

G)

Wordt de steun toegekend op markten met een overcapaciteit of in krimpende sectoren?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, geef dan nadere bijzonderheden:

H)

Heeft de begunstigde van de steun alternatieve locaties overwogen voor de gesteunde activiteiten?

☐ Ja.

☐ Neen.

Geef hier nadere bijzonderheden.

7.   Andere informatie

Geef hier alle andere informatie die relevant kan zijn om de aangemelde steunmaatregel aan het steunkader te toetsen:

DEEL III.3.A

Formulier aanvullende informatie voor steun ten behoeve van het redden van niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden: individuele steun

Dit formulier aanvullende informatie moet u gebruiken voor het aanmelden van individuele reddingssteun die valt onder de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden  (91) (hierna „de richtsnoeren” genoemd).

1.   Subsidiabiliteit

1.1.   Onderneming in moeilijkheden

A)

Is de onderneming een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (92) waar meer dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal is verdwenen door opgebouwde verliezen (93)?

☐ Ja.

☐ Neen.

B)

Is de onderneming een vennootschap waarin ten minste sommige vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van de onderneming (94) en waar meer dan de helft van het kapitaal van de onderneming, zoals dat in de boeken van de onderneming is vermeld, door de opgebouwde verliezen is verdwenen?

☐ Ja.

☐ Neen.

C)

Loopt tegen de onderneming een collectieve insolventieprocedure of voldoet zij volgens het nationale recht aan de criteria om, op verzoek van haar schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen?

☐ Ja.

☐ Neen.

D)

Ingeval de onderneming geen kmo is:

bedroeg de verhouding tussen het vreemd en het eigen vermogen van de onderneming gedurende de voorbije twee jaar meer dan 7,5

en

lag gedurende de voorbije twee jaar de rentedekkingsgraad, berekend op basis van de inkomsten vóór aftrek van interest, belastingen, afschrijvingen op activa en afschrijvingen op leningen en goodwill (EBITDA), lager dan 1,0?

☐ Ja.

☐ Neen.

E)

Hebt u op een van de vragen in de punten A tot en met D „ja” geantwoord, onderbouw dan uw antwoord. Verwijs uw antwoord ook naar het ondersteunende bewijsmateriaal of de ondersteunende documenten uit de bijlage (recentste winst-en-verliesrekeningen met balansen, besluit van de rechter om een collectieve insolventieprocedure tegen de onderneming in te leiden, bewijs dat is voldaan aan de nationale wettelijke criteria om de onderneming, op verzoek van haar schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te onderwerpen enz.).

1.2.   Een onderneming die te kampen heeft met acute liquiditeitsbehoeften

Indien de begunstigde onderneming volgens u in aanmerking komt voor reddingssteun, ook al vormt zij geen onderneming in moeilijkheden, leg uit waarom u vindt dat de onderneming als gevolg van uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden te maken heeft met acute liquiditeitsbehoeften. Voeg ook verwijzingen toe naar het ondersteunende bewijsmateriaal of de ondersteunende documenten (bijv. kasstroomprognoses).

1.3.   Nieuw opgerichte onderneming of grotere ondernemingsgroep

A)

Wanneer is de onderneming opgericht?

B)

Sedert wanneer is de onderneming in bedrijf?

C)

Behoort de onderneming tot een grotere ondernemingsgroep?

☐ Ja.

☐ Neen.

D)

Hebt u op punt C „ja” geantwoord? Verschaf dan volledige gegevens over de ondernemingsgroep (organogram waaruit de onderlinge banden tussen de leden van de ondernemingsgroep blijken, met bijzonderheden aangaande kapitaal en stemrechten). Toon ook aan dat de moeilijkheden ondernemingsspecifiek zijn en niet het gevolg van een arbitraire kostenallocatie binnen de ondernemingsgroep en dat die moeilijkheden van de onderneming te groot zijn om door de ondernemingsgroep zelf te kunnen worden opgelost.

1.4.   Sectoraal toepassingsbereik

Gaat het om een onderneming uit:

A)

de kolenindustrie? (95)

☐ Ja.

☐ Neen.

B)

de ijzer- en staalindustrie (96)?

☐ Ja.

☐ Neen.

C)

sectoren die vallen onder specifieke regels voor financiële instellingen (97)?

☐ Ja.

☐ Neen.

2.   Verenigbaarheid met de interne markt

2.1.   Bijdrage aan een doelstelling van gemeenschappelijk belang

A)

Is de begunstigde onderneming gevestigd in een regio of in regio's (op NUTS II-niveau) waar het werkloosheidspercentage hetzij:

hoger ligt dan het Uniegemiddelde, hardnekkig is en gepaard gaat met moeilijkheden om nieuwe werkgelegenheid in de betrokken regio('s) te scheppen?

of

hoger ligt dan het landelijke gemiddelde, hardnekkig is en gepaard gaat met moeilijkheden om nieuwe werkgelegenheid in de betrokken regio('s) te scheppen?

☐ Ja.

☐ Neen.

B)

Bestaat er een risico op verstoring van een belangrijke dienst die moeilijk te dupliceren is en zou het voor concurrenten moeilijk zijn om zomaar in te stappen (bijv. een landelijke aanbieder van infrastructuur)?

☐ Ja.

☐ Neen.

C)

Heeft de onderneming een aanzienlijke systemische relevantie voor een bepaalde regio of sector? Zou het verdwijnen van de onderneming (bijvoorbeeld als aanbieder van een belangrijke toevoer) potentieel negatieve gevolgen hebben?

☐ Ja.

☐ Neen.

D)

Bestaat er een risico op verstoring van de continuïteit in het beheer van een DAEB?

☐ Ja.

☐ Neen.

E)

Zou het falen van de kredietmarkten of negatieve prikkels op die markten een anders levensvatbare onderneming in het faillissement storten?

☐ Ja.

☐ Neen.

F)

Zou het van de markt verdwijnen van de betrokken onderneming leiden tot onherstelbaar verlies van belangrijke technische kennis of deskundigheid?

☐ Ja.

☐ Neen.

G)

Zou het verdwijnen van de begunstigde onderneming leiden tot vergelijkbare ernstige problemen die niet in de bovenstaande lijst voorkomen?

☐ Ja.

☐ Neen.

H)

Hebt u op een van de vragen in de punten A tot en met G „ja” geantwoord, onderbouw dan uw antwoord(en). Voeg ook verwijzingen toe naar verder ondersteunend bewijsmateriaal of naar ondersteunende documenten uit een bijlage.

2.2.   Geschikt karakter/Vorm van de steun

A)

Wordt de steun verleend in de vorm van kredietgaranties of leningen?

☐ Ja.

☐ Neen.

B)

Hebt u hier „ja” geantwoord, beschrijf dan de voorwaarden van de lening of garantie. Voeg ook de nodige documenten bij (bijv. ontwerp van de kredietovereenkomst, ontwerpgarantie).

C)

Is de rentevoet van de lening (of in voorkomend geval de totale financieringskosten van de gegarandeerde lening, met inbegrip van de rentevoet van de lening en de garantiepremie) vastgesteld als een percentage dat ten minste het referentiepercentage bedraagt zoals dat is bepaald in de mededeling van de Commissie over het referentiepercentage (98) voor zwakke ondernemingen met een normale zekerheidsstelling?

☐ Ja.

☐ Neen.

D)

Leg uit waarvoor de reddingssteun zal worden gebruikt: Zal de reddingssteun worden gebruikt voor het financieren van structurele maatregelen, zoals de overname van andere belangrijke bedrijfsonderdelen of activa dan die welke tijdens de reddingsperiode vereist zijn voor het overleven van de begunstigde onderneming?

☐ Ja.

☐ Neen.

E)

Zo ja, licht toe:

F)

Zal de lening zijn terugbetaald of zal de kredietgarantie worden beëindigd binnen een termijn van maximaal zes maanden na de betaling van de eerste tranche aan de begunstigde onderneming?

☐ Ja.

☐ Neen.

G)

Zegt u toe om de Commissie uiterlijk zes maanden nadat toestemming is gegeven voor de maatregel tot redding van de onderneming het volgende te delen:

hetzij het bewijs dat de lening volledig is terugbetaald en/of dat de garantie is stopgezet?

hetzij een herstructureringsplan?

hetzij een vereffeningsplan waarin in detail de stappen worden beschreven die binnen een redelijk tijdsbestek leiden tot de vereffening van de begunstigde onderneming zonder verdere steun?

☐ Ja.

☐ Neen.

2.3.   Evenredigheid van het steunbedrag/steun beperkt tot het minimum

Is het bedrag van de reddingssteun vastgesteld volgens de in bijlage I bij de richtsnoeren uiteengezette formule?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, geef dan de berekening van het bedrag van de reddingssteun overeenkomstig die formule.

Valt het bedrag van de reddingssteun hoger uit dan de berekeningen op basis van de in bijlage I bij de richtsnoeren uiteengezette formule? Verschaf dan een goed onderbouwd liquiditeitsplan waarin de liquiditeitsbehoeften van de begunstigde onderneming voor de komende zes maanden worden beschreven:

2.4.   Negatieve effecten — Eenmalig karakter van de steun

Heeft de onderneming (of de groep waarvan zij deel uitmaakt) in het verleden reeds reddingssteun of herstructureringssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun (99) en/of niet-aangemelde steun ontvangen?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, gelieve alle bijzonderheden te vermelden (datum, bedrag, in voorkomend geval verwijzing naar een eerder besluit van de Commissie enz.) (100):

3.   Andere informatie

Geef hier alle andere informatie die u van belang acht voor de beoordeling van de betrokken maatregel(en) in het licht van de richtsnoeren:

DEEL III.3.B

Formulier aanvullende informatie voor steun ten behoeve van de herstructurering van niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden: individuele steun

Dit formulier aanvullende informatie moet u gebruiken voor het aanmelden van individuele herstructureringssteun die valt onder de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden  (101) (hierna „de richtsnoeren” genoemd).

1.   Subsidiabiliteit

1.1.   Onderneming in moeilijkheden

A)

Is de onderneming een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (102) waar meer dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal is verdwenen door de opgebouwde verliezen (103)?

☐ Ja.

☐ Neen.

B)

Is de onderneming een vennootschap waarin ten minste sommige vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van de onderneming (104) en waar meer dan de helft van haar kapitaal zoals dat in de boeken van de onderneming is vermeld door de gecumuleerde verliezen is verdwenen?

☐ Ja.

☐ Neen.

C)

Loopt tegen de onderneming een collectieve insolventieprocedure of voldoet de onderneming volgens het nationale recht aan de criteria om op verzoek van haar schuldeisers aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen?

☐ Ja.

☐ Neen.

D)

Ingeval de onderneming geen kmo is:

bedroeg de verhouding tussen het vreemd en het eigen vermogen van de onderneming tijdens de voorbije twee jaar meer dan 7,5

en

lag de rentedekkingsgraad van de onderneming, berekend op basis van de inkomsten vóór aftrek van interest, belastingen, afschrijvingen op activa en afschrijvingen op leningen en goodwill (EBITDA), de voorbije twee jaar lager dan 1,0?

☐ Ja.

☐ Neen.

E)

Hebt u op een van de vragen in de punten A tot en met D „ja” geantwoord, onderbouw dan uw antwoord. Verwijs in uw antwoord ook naar het ondersteunende bewijsmateriaal of de ondersteunende documenten uit een bijlage (recentste winst-en-verliesrekeningen met balansen, besluit van de rechter om een collectieve insolventieprocedure tegen de onderneming in te leiden, bewijs dat is voldaan aan de criteria om de onderneming op verzoek van haar schuldeisers aan een collectieve insolventieprocedure te onderwerpen enz.).

1.2.   Nieuw opgerichte onderneming of grotere ondernemingsgroep

A)

Wanneer is de onderneming opgericht? …

B)

Sedert wanneer is de onderneming in bedrijf? …

C)

Behoort de onderneming tot een grotere ondernemingsgroep?

☐ Ja.

☐ Neen.

D)

Zo ja, verschaf dan volledige gegevens over de ondernemingsgroep (organogram waaruit de onderlinge banden tussen de leden van de ondernemingsgroep blijken, met bijzonderheden aangaande kapitaal en stemrechten). Verschaf ook bewijsmateriaal dat de moeilijkheden ondernemingsspecifiek zijn en niet het gevolg zijn van een arbitraire kostenallocatie binnen de ondernemingsgroep, en dat die moeilijkheden van de onderneming te groot zijn om door de ondernemingsgroep zelf te kunnen worden opgelost.

1.3.   Sectoraal toepassingsbereik

Gaat het om een onderneming uit:

A)

de kolenindustrie (105)?

☐ Ja.

☐ Neen.

B)

de ijzer- en staalindustrie (106)?

☐ Ja.

☐ Neen.

C)

sectoren die vallen onder specifieke regels voor financiële instellingen (107)?

☐ Ja.

☐ Neen.

1.4.   DAEB-beheerder

A)

Beheert de onderneming diensten van algemeen economisch belang (DAEB's)?

☐ Ja.

☐ Neen.

B)

Hebt u in punt A „ja” geantwoord? Beschrijf dan die dienst(en) van algemeen economisch belang en voeg een kopie bij van het (de) toewijzingsbesluit(en).

C)

Hebt u in punt A „ja” geantwoord? Geef dan het bedrag van de compensatie voor de openbare dienst die de onderneming ontvangt en beschrijf de methode voor de berekening van die compensatie. Verschaf ook de betrokken rechtsgrondslag waarin de methode voor de berekening van de compensatie voor de openbare dienst is vastgesteld.

2.   Verenigbaarheid met de interne markt

2.1.   Bijdrage aan een doelstelling van gemeenschappelijk belang

A)

Is de begunstigde onderneming gevestigd in een regio of in regio's (op NUTS II-niveau) waar het werkloosheidspercentage:

hetzij hoger ligt dan het Uniegemiddelde, hardnekkig is en gepaard gaat met moeilijkheden om nieuwe werkgelegenheid in de betrokken regio('s) te scheppen

hetzij hoger ligt dan het landelijke gemiddelde, hardnekkig is en gepaard gaat met moeilijkheden om nieuwe werkgelegenheid in de betrokken regio('s) te scheppen?

☐ Ja.

☐ Neen.

B)

Bestaat er een risico op verstoring van een belangrijke dienst die moeilijk te dupliceren is en zou het voor concurrenten moeilijk zou zijn om zomaar in te stappen (bijv. een landelijke aanbieder van infrastructuur)?

☐ Ja.

☐ Neen.

C)

Heeft de onderneming een aanzienlijke systemische relevantie voor een bepaalde regio of sector? Zou het verdwijnen van de onderneming (bijvoorbeeld als aanbieder van een belangrijke toevoer) potentieel negatieve gevolgen hebben?

☐ Ja.

☐ Neen.

D)

Bestaat er een risico op verstoring van de continuïteit in het beheer van een DAEB?

☐ Ja.

☐ Neen.

E)

Zou het falen van de kredietmarkten of negatieve prikkels op die kredietmarkten een anders levensvatbare onderneming in het faillissement storten?

☐ Ja.

☐ Neen.

F)

Zou het van de markt verdwijnen van de betrokken onderneming leiden tot onherstelbaar verlies van belangrijke technische kennis of deskundigheid?

☐ Ja.

☐ Neen.

G)

Zou het verdwijnen van de begunstigde onderneming leiden tot vergelijkbare ernstige problemen die niet in de bovenstaande lijst voorkomen?

☐ Ja.

☐ Neen.

H)

Hebt u op een van de vragen in de bovenstaande punten A tot en met G „ja” geantwoord, onderbouw dan uw antwoord(en). Voeg ook een verwijzing toe naar verder ondersteunend bewijsmateriaal of naar ondersteunende documenten uit een bijlage:

2.2.   Herstructureringsplan en herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn

Verschaf het herstructureringsplan (108) dat de levensvatbaarheid op lange termijn (109) van de begunstigde onderneming binnen een redelijk tijdsbestek moet herstellen. Verschaf ook een marktstudie en een gevoeligheidsanalyse waaruit blijkt welke parameters bepalend zijn voor de prestaties van de begunstigde onderneming en wat de belangrijke risicofactoren voor de toekomst zijn (volg hierbij zoveel mogelijk het indicatieve herstructureringsplan dat u in bijlage II bij de richtsnoeren vindt).

3.   Noodzaak van overheidsmaatregelen/stimulerend effect

3.1.   Verschaf een vergelijking tussen de in het herstructureringsplan beschreven maatregelen en een geloofwaardig alternatief scenario zonder staatssteun (110) om aan te tonen hoe, in het alternatieve scenario, de relevante doelstelling(en) uit punt 2.1 niet zou(den) worden bereikt of in mindere mate zou(den) worden bereikt.

3.2.   Toon aan dat de begunstigde onderneming zonder de steun zou zijn geherstructureerd, verkocht of geliquideerd op een wijze waarmee de in punt 2.1 genoemde doelstelling van gemeenschappelijk belang niet zou zijn behaald.

4.   Geschikt instrument

4.1.   Beschrijf kort het gekozen staatssteuninstrument, met inbegrip van vorm, bedrag en vergoeding (111):

4.2.   Zijn de problemen van de begunstigde veroorzaakt door liquiditeits- of solvabiliteitsproblemen, of door beide?

4.3.   Toon aan dat de gekozen staatssteuninstrumenten geschikt zijn om de in punt 4.2 genoemde problemen (d.w.z. liquiditeit- of solvabiliteitproblemen) aan te pakken:

5.   Evenredigheid van het steunbedrag/steun beperkt tot het minimum

5.1.   Eigen bijdrage

A)

Beloopt de eigen bijdrage van de begunstigde ten minste 50 % van de herstructureringskosten (112)?

☐ Ja.

☐ Neen.

B)

Beschrijf en kwantificeer elke categorie te maken herstructureringskosten, geef het totale bedrag van die kosten en vermeld welk percentage van de herstructureringskosten door de eigen bijdrage zal worden gedekt:

C)

Beschrijf en kwantificeer de eigen bijdrage in de herstructureringskosten die zal worden geleverd uit de eigen middelen van de onderneming, haar aandeelhouders of schuldeisers of de ondernemingsgroep waarvan zij deel uitmaakt, of van nieuwe investeerders:

D)

Waarom is die eigen bijdrage volgens u reëel en vrij van steun?

E)

Toon aan dat de eigen bijdrage, wat het effect op de solvabiliteit of liquiditeit van de begunstigde onderneming betreft, vergelijkbaar is met de verleende steun. (113). Is dat niet het geval, leg dan uit waarom. Verwijs waar nodig naar ondersteunende documenten (bijv. balansen, kasstroomoverzichten):

5.2.   Lastendeling

Dit deel moet u invullen indien de staatssteun wordt toegekend in een vorm die de eigenvermogenspositie van de begunstigde onderneming versterkt  (114).

A)

Hebben de bestaande aandeelhouders en/of houders van achtergestelde schulden volledig rekenschap gegeven voor de schulden, zijn die schulden aan hen volledig toegewezen en hebben zij die volledig geabsorbeerd?

☐ Ja.

☐ Neen.

B)

Hebt u in punt A „ja” geantwoord, verschaf dan het nodige bewijsmateriaal, op basis van een actuele analyse van de balanspositie van de begunstigde onderneming:

C)

Zal tijdens de herstructureringsperiode worden voorkomen dat financiële middelen van de begunstigde onderneming wegvloeien naar de houders van aandelenkapitaal en/of achtergestelde schulden?

☐ Ja.

☐ Neen.

D)

Hebt u in punt C „neen” geantwoord, leg dan uit waarom:

E)

Ontvangt de Staat een redelijk deel van de toekomstige waardestijgingen van de begunstigde onderneming, gelet op de verhouding tussen enerzijds het door de Staat ingebrachte kapitaal en anderzijds het eigen vermogen van de onderneming na verrekening van de verliezen?

☐ Ja.

☐ Neen.

F)

Hebt u in punt E „ja” geantwoord, onderbouw dan uw antwoord en verschaf het nodige bewijsmateriaal:

G)

Indien de verliezen van de begunstigde niet volledig zijn geabsorbeerd (zie punt A) en/of tijdens de herstructureringsperiode niet wordt voorkomen dat financiële middelen van de begunstigde onderneming wegvloeien naar de houders van aandelenkapitaal en/of achtergestelde schulden (zie punt C), leg dan uit waarom. Leg met name uit waarom de onverkorte toepassing van die voorwaarden tot onevenredige resultaten zou leiden:

H)

Dragen houders van niet-achtergestelde schulden bij tot het herstel van de eigenvermogenspositie van de begunstigde onderneming?

☐ Ja.

☐ Neen.

I)

Hebt u in punt H „ja” geantwoord, leg dan uit hoe houders van niet-achtergestelde schulden zullen bijdragen:

6.   Negatieve effecten

6.1.   Eenmalig karakter van de steun

Heeft de onderneming (of de groep waarvan zij deel uitmaakt) reeds reddingssteun of herstructureringssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun (115) en/of niet-aangemelde steun ontvangen?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, gelieve alle bijzonderheden te vermelden (datum, bedrag, in voorkomend geval verwijzing naar een eerder besluit van de Commissie enz.) (116):

6.2.   Maatregelen ter beperking van verstoringen van de mededinging

Structurele maatregelen — afstotingen en inkrimpingen van bedrijfsactiviteiten

A)

Beschrijf de afstotingen van activa, capaciteitsinkrimping of vermindering van de aanwezigheid op de markt waarvan de uitvoering is toegezegd. Toon aan dat de afstotingen, afschrijvingen en sluitingen van verliesgevende activiteiten die in de toezeggingen zijn opgenomen niet noodzakelijk zijn om de levensvatbaarheid van de begunstigde onderneming op de lange termijn te herstellen. Geef ook aan op welke relevante markten die afstotingen zullen plaatsvinden en volgens welk tijdschema (117). Geef bovendien aan of de begunstigde onderneming afstotingen zal bevorderen, bijvoorbeeld door activiteiten af te schermen (ring-fencing) en door toe te zeggen om niet te proberen om klanten van het afgestoten bedrijfsonderdeel binnen te halen?

B)

Indien structurele maatregelen bij wijze van uitzondering alleen plaatsvinden in de vorm van afstoting van activa zonder dat daarmee een levensvatbare entiteit tot stand komt die op de markt kan concurreren, toon dan aan dat geen andere vorm van structurele maatregelen haalbaar is of dat andere structurele maatregelen de economische levensvatbaarheid van de onderneming ernstig in gevaar zouden brengen:

Gedragsmaatregelen

C)

Stemt de begunstigde onderneming ermee in om tijdens de herstructureringsperiode geen aandelen in ondernemingen te verwerven, tenzij een en ander van onmisbaar belang is om de levensvatbaarheid van de begunstigde onderneming op lange termijn te verzekeren en in dat geval aanmelding te doen bij en goedkeuring te vragen aan de Commissie?

☐ Ja.

☐ Neen.

D)

Stemt de begunstigde onderneming erin toe om bij het op de markt brengen van haar producten en diensten de staatssteun niet als een concurrentievoordeel te adverteren?

☐ Ja.

☐ Neen.

E)

Zijn er enige andere gedragsmaatregelen gepland?

☐ Ja.

☐ Neen.

Maatregelen om de markt open te stellen

F)

Zullen de nationale autoriteiten of de begunstigde onderneming maatregelen nemen om opener, gezondere en meer concurrerende markten te bevorderen, bijvoorbeeld door het bevorderen van markttoetreding en -uittreding (118)?

☐ Ja.

☐ Neen.

G)

Hebt u in punt F „ja” geantwoord, beschrijf dan om welke maatregelen en welke markt het gaat. Geef ook aan hoe de maatregelen direct of indirect verband houden met de activiteiten van de begunstigde onderneming:

De ijking van maatregelen ter beperking van verstoringen van de mededinging

H)

Is enig gedeelte van de steun bestemd voor het dekken van de sociale kosten van de herstructurering (119)?

☐ Ja.

☐ Neen.

I)

Hebt u in punt H „ja” geantwoord, gelieve te specificeren.

7.   Andere informatie

7.1.   Geef hier alle andere informatie die u van belang acht om de betrokken maatregel(en) in het licht van de richtsnoeren te beoordelen (bijv. aangaande maatregelen om de inzetbaarheid van overtollige werknemers te verhogen of hen te helpen bij hun zoektocht naar een nieuwe baan):

DEEL III.3.C

Formulier aanvullende informatie voor reddingssteun, herstructureringssteun en/of tijdelijke flankerende herstructureringssteun: steunregelingen

Dit formulier aanvullende informatie moet u gebruiken voor regelingen inzake reddingssteun, herstructureringssteun en tijdelijke flankerende herstructureringssteun die vallen onder de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden  (120) (hierna „de richtsnoeren” genoemd).

1.   Toepassingsgebied van de regeling

1.1.   Gaat het bij regeling om de toekenning van:

a)

reddingssteun?

☐ Ja.

☐ Neen.

b)

herstructureringssteun?

☐ Ja.

☐ Neen.

c)

tijdelijke flankerende herstructureringssteun?

☐ Ja.

☐ Neen.

2.   Subsidiabiliteit

2.1.   Is de regeling beperkt tot kmo's (121) in moeilijkheden of tot kleinere overheidsbedrijven in moeilijkheden (122) (tenzij anders aangegeven, hierna samen „kmo's” genoemd)?

☐ Ja.

☐ Neen.

2.2.   Is de regeling beperkt tot kmo's die voldoen aan een van de volgende criteria om in aanmerking te komen?

a)

Zijn de kmo's vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (123) waar meer dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal is verdwenen door de opgebouwde verliezen (124)?

☐ Ja.

☐ Neen.

b)

Zijn de kmo's ondernemingen waarin ten minste sommige vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van de onderneming (125) en waar meer dan de helft van het kapitaal zoals dat in de boeken van de onderneming is vermeld door de opgebouwde verliezen is verdwenen?

☐ Ja.

☐ Neen.

c)

Loopt tegen de kmo's een collectieve insolventieprocedure of voldoen zij volgens het nationale recht aan de criteria om, op verzoek van hun schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen?

☐ Ja.

☐ Neen.

d)

In het geval van kleinere overheidsbedrijven: bedroeg de verhouding tussen het vreemd en het eigen vermogen van de onderneming meer dan 7,5 en lag gedurende de voorbije twee jaar de rentedekkingsgraad, berekend op basis van de inkomsten vóór aftrek van interest, belastingen, afschrijvingen op activa en afschrijvingen op leningen en goodwill (EBITDA), lager dan 1,0?

☐ Ja.

☐ Neen.

2.3.   Is in de regeling bepaald dat reddingssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun, of beide, kan worden toegekend aan kmo's die niet kwalificeren als onderneming in moeilijkheden, maar die als gevolg van uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden wel te kampen hebben met acute liquiditeitsbehoeften?

☐ Ja.

☐ Neen.

2.4.   Indien u in punt 2.3 „ja” heeft geantwoord: Hoe zal worden beoordeeld of een kmo met acute liquiditeitsbehoeften te kampen heeft en welke omstandigheden zullen als uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden gelden?

2.5.   Is de regeling van toepassing op nieuw opgerichte kmo's?

☐ Ja.

☐ Neen.

2.6.   Is de regeling van toepassing op kmo's die actief zijn in:

a)

de kolenindustrie (126)?

☐ Ja.

☐ Neen.

b)

de ijzer- en staalindustrie (127)?

☐ Ja.

☐ Neen.

c)

sectoren die vallen onder specifieke regels voor financiële instellingen (128)?

☐ Ja.

☐ Neen.

3.   Maximaal steunbedrag

3.1.   Is het totale maximumbedrag aan steun dat in het kader van de regeling aan één kmo wordt toegekend, beperkt tot maximaal 10 miljoen EUR, met inbegrip van steun uit andere bronnen of op grond van andere regelingen?

☐ Ja.

☐ Neen.

3.2.   Wat is het maximumbedrag aan steun dat aan een kmo in het kader van de regeling kan worden toegekend?

4.   Verenigbaarheid met de interne markt

Reddingssteun, herstructureringssteun en tijdelijke flankerende herstructureringssteun

4.1.   Bijdrage aan een doelstelling van gemeenschappelijk belang

a)

Is de regeling alleen van toepassing in gevallen waarin het verdwijnen van de begunstigde onderneming waarschijnlijk zal leiden tot sociale problemen of marktfalen, met name wanneer:

het verdwijnen van een innovatieve kmo of van een kmo met groot groeipotentieel kan leiden tot negatieve gevolgen?

☐ Ja.

☐ Neen.

het verdwijnen van een kmo met uitgebreide banden met andere lokale of regionale kmo's kan leiden tot negatieve gevolgen?

☐ Ja.

☐ Neen.

marktfalen of negatieve prikkels op kredietmarkten een anders levensvatbare kmo in het faillissement zouden storten?

☐ Ja.

☐ Neen.

zich vergelijkbare probleemsituaties zouden voordoen die de begunstigde onderneming afdoende kan staven?

☐ Ja.

☐ Neen.

b)

Hebt u op een van de vragen in punt a) „ja” geantwoord, onderbouw dan uw antwoord(en) omstandig. Licht ook de criteria toe aan de hand waarvan de nationale autoriteiten de bijdragen tot de doelstellingen van gemeenschappelijk belang zullen beoordelen:

Herstructureringssteun

4.2.   Herstructureringsplan en herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn

Wat de toekenning van herstructureringssteun betreft, wordt in de regeling geëist dat een herstructureringsplan (129) wordt verschaft op basis waarvan binnen een redelijk tijdsbestek de levensvatbaarheid van de begunstigde onderneming op lange termijn (130) wordt hersteld? (Een indicatief herstructureringsplan vindt u in bijlage II bij de richtsnoeren.)

☐ Ja.

☐ Neen.

5.   Noodzaak van overheidsmaatregelen en stimulerend effect

5.1.   Wat de toekenning van herstructureringssteun betreft, wordt in de regeling geëist dat de nationale autoriteiten een vergelijking maken tussen de in het herstructureringsplan beschreven maatregelen en een geloofwaardig alternatief scenario waarmee geen staatssteun gemoeid is (131), om aan te tonen hoe, in het alternatieve scenario, de relevante doelstelling(en) van gemeenschappelijk belang uit deel 4.1 niet zou(den) worden bereikt of in mindere mate zou(den) worden bereikt? Met name, wordt in de regeling geëist dat wordt aangetoond dat — zonder de steun — de begunstigde onderneming zou zijn geherstructureerd, verkocht of ontbondenop een wijze waarmee de doelstelling van gemeenschappelijk belang (zoals beschreven in punt 4.1) niet zou zijn behaald?

☐ Ja.

☐ Neen.

5.2.   Hebt u in punt 5.1 „ja” geantwoord, leg dan uit aan de hand van welke criteria de nationale autoriteiten een en ander zullen beoordelen:

6.   Geschikt instrument

Reddingssteun

6.1.   Blijft de in het kader van de regeling toegekende steun beperkt tot steun in de vorm van kredietgaranties of leningen?

☐ Ja.

☐ Neen.

6.2.   Wordt in de regeling geëist dat de financiële kosten van de lening (of, in het geval van kredietgaranties, de totale financieringskosten van de gegarandeerde lening, met inbegrip van de rente van de lening en de garantiepremie) worden vastgesteld als een percentage dat ten minste het referentiepercentage bedraagt zoals dat is bepaald in de mededeling van de Commissie over het referentiepercentage (132) voor zwakke ondernemingen met een normale zekerheidsstelling?

☐ Ja.

☐ Neen.

6.3.   Is in de regeling bepaald dat de reddingssteun wordt toegekend voor maximaal zes maanden en dat in die periode de toestand van de begunstigde onderneming moet worden onderzocht?

☐ Ja.

☐ Neen.

6.4.   Is in de regeling bepaald dat binnen zes maanden na de toekenning van de reddingssteun de lening moet zijn afgelost of de garantie moet zijn stopgezet, tenzij vóór dat tijdstip: a) de nationale autoriteiten een herstructurerings- of vereffeningsplan hebben goedgekeurd, of b) (in het geval van tijdelijke flankerende herstructureringssteun) de begunstigde onderneming een vereenvoudigd herstructureringsplan (133) heeft ingediend?

☐ Ja.

☐ Neen.

6.5.   Wordt in de regeling geëist dat de reddingssteun niet mag worden gebruikt voor het financieren van structurele maatregelen, zoals de overname van andere belangrijke bedrijfsonderdelen of activa dan die welke tijdens de reddingsperiode vereist zijn voor het overleven van de begunstigde onderneming?

☐ Ja.

☐ Neen.

Herstructureringssteun

6.6.   Leg uit op basis van welke criteria de nationale autoriteiten zullen beoordelen in hoeverre de problemen van de begunstigde verband houden met liquiditeits- of solvabiliteitsproblemen (of beide) en hoe zij de staatssteuninstrumenten zullen selecteren waarmee de vastgestelde problemen het best kunnen worden aangepakt.

Tijdelijke flankerende herstructureringssteun

6.7.   Blijft de in het kader van de regeling toegekende tijdelijke flankerende herstructureringssteun beperkt tot steun in de vorm van kredietgaranties of leningen?

☐ Ja.

☐ Neen.

6.8.   Wordt in de regeling geëist dat de financiële kosten van de lening (of, in het geval van kredietgaranties, de totale financieringskosten van de gegarandeerde lening, met inbegrip van de rente van de lening en de garantiepremie) worden vastgesteld als een percentage dat ten minste het referentiepercentage bedraagt zoals dat is bepaald in de mededeling van de Commissie over het referentiepercentage voor zwakke ondernemingen met een normale zekerheidsstelling?

☐ Ja.

☐ Neen.

6.9.   Wordt in de regeling geëist dat de vergoeding voor de tijdelijke flankerende herstructureringssteun wordt verhoogd met ten minste 50 basispunten nadat twaalf maanden zijn verstreken sinds het tijdstip waarop de eerste tranche aan de begunstigde onderneming is betaald (onder aftrek van de eventuele daaraan onmiddellijk voorafgaande periode van reddingssteun)?

☐ Ja.

☐ Neen.

6.10.   Wordt in de regeling bepaald dat tijdelijke flankerende herstructureringssteun voor maximaal 18 maanden wordt toegekend (onder aftrek van de eventuele daaraan onmiddellijk voorafgaande periode van reddingssteun)?

☐ Ja.

☐ Neen.

6.11.   Wordt in de regeling bepaald dat de nationale autoriteiten uiterlijk zes maanden na de betaling aan de begunstigde van de eerste tranche van de tijdelijke flankerende herstructureringssteun (onder aftrek van de eventuele daaraan onmiddellijk voorafgaande periode van reddingssteun) een vereenvoudigd herstructureringsplan zullen goedkeuren?

☐ Ja.

☐ Neen.

6.12.   Wordt in de regeling bepaald dat, binnen 18 maanden te rekenen vanaf de datum van toekenning van de tijdelijke flankerende herstructureringssteun (onder aftrek van de eventuele daaraan onmiddellijk voorafgaande periode van reddingssteun) de lening moet zijn afgelost of de garantie moet zijn stopgezet, tenzij de nationale autoriteiten voordien een herstructurerings- of vereffeningsplan van de begunstigde hebben goedgekeurd?

☐ Ja.

☐ Neen.

7.   Evenredigheid van het steunbedrag of steun beperkt tot het minimum

Reddingssteun en tijdelijke flankerende herstructureringssteun

7.1.   Steunbedrag

a)

Wordt in de regeling bepaald dat het steunbedrag niet hoger zal uitvallen dan de berekeningen op basis van de in bijlage I bij de richtsnoeren uiteengezette formule?

☐ Ja.

☐ Neen.

b)

Hebt u op punt a) „neen” geantwoord, wordt in de regeling dan geëist dat een liquiditeitsplan wordt opgesteld waarin de liquiditeitsbehoeften van de begunstigde onderneming voor de komende zes maanden (18 maanden in het geval van tijdelijke flankerende herstructureringssteun) worden beschreven?

☐ Ja.

☐ Neen.

c)

Hebt u op punt b) „ja” geantwoord, leg dan uit op basis waarvan en op basis van welke gegevens de nationale autoriteiten zullen beoordelen of het liquiditeitsplan waarin de liquiditeitsbehoeften van de begunstigde onderneming voor de komende zes maanden (18 maanden in het geval van tijdelijke flankerende herstructureringssteun) worden beschreven, goed is onderbouwd.

Herstructureringssteun

7.2.   Eigen bijdrage

a)

Wordt in de regeling geëist dat een reële bijdrage, vrij van steun, wordt geleverd uit de eigen middelen van de begunstigde onderneming, haar aandeelhouders, schuldeisers, de ondernemingsgroep waarvan zij deel uitmaakt of van nieuwe investeerders, waarbij die bijdrage ten minste 40 % van de herstructureringskosten bedraagt in het geval van middelgrote ondernemingen of ten minste 25 % van de herstructureringskosten in het geval van kleine ondernemingen?

☐ Ja.

☐ Neen.

b)

Hebt u op punt a) „ja” geantwoord, leg dan uit welke elementen de nationale autoriteiten in aanmerking zullen nemen om te beoordelen of het gaat om een reële eigen bijdrage, vrij van steun.

c)

Wordt in de regeling geëist dat de eigen bijdrage, wat het effect op de solvabiliteit of liquiditeit van de begunstigde onderneming betreft, vergelijkbaar is met de verleende steun (134)?

☐ Ja.

☐ Neen.

d)

Hebt u op punt c) „ja” geantwoord, leg dan uit aan de hand van welke criteria de nationale autoriteiten een en ander zullen beoordelen:

7.3.   Lastendeling

Dit deel moet u invullen indien in de regeling is bepaald dat de staatssteun kan worden toegekend in een vorm die de eigenvermogenspositie van de begunstigde onderneming versterkt  (135).

a)

Wordt in de regeling bepaald dat overheidsmaatregelen pas mogen plaatsvinden nadat volledig rekenschap is gegeven voor de schulden en zij aan de bestaande aandeelhouders en aan de houders van achtergestelde schulden zijn toegewezen?

☐ Ja.

☐ Neen.

b)

Zal, voor zover dat wettelijk mogelijk is, tijdens de herstructureringsperiode worden voorkomen dat financiële middelen van de begunstigde onderneming wegvloeien naar de houders van aandelenkapitaal en achtergestelde schulden?

☐ Ja.

☐ Neen.

c)

Hebt u op punt b) „neen” geantwoord, leg dan uit op basis van welke criteria de nationale autoriteiten zullen beoordelen of daarmee de partijen die vers aandelenkapitaal hebben ingebracht, niet onevenredig worden getroffen?

d)

Zullen de nationale autoriteiten uitzonderingen toestaan op de voorwaarden uit de punten a) en b) hierboven?

Neen.

Ja. Zo ja, licht toe.

e)

Is in de regeling bepaald dat de Staat een redelijk deel van de toekomstige waardestijgingen van de begunstigde onderneming zal ontvangen, gelet op de verhouding tussen enerzijds het door de Staat ingebrachte kapitaal en anderzijds het eigen vermogen van de onderneming na verrekening van de verliezen?

☐ Ja.

☐ Neen.

8.   Negatieve effecten

8.1.   Eenmalig karakter van de steun

Wordt in de regeling uitgesloten (136) dat steun wordt verstrekt aan een kmo die in het verleden reddingssteun of herstructureringssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun (137) en/of niet-aangemelde steun heeft ontvangen?

☐ Ja.

☐ Neen.

Herstructureringssteun

8.2.   Maatregelen ter beperking van verstoringen van de mededinging (138)

Structurele maatregelen — afstotingen en inkrimpingen van bedrijfsactiviteiten

a)

Worden in de regeling van de begunstigde ondernemingen afstotingen van activa, capaciteitsinkrimpingen of verminderingen van de aanwezigheid op de markt geëist (139), waarbij ook moet worden aangegeven op welke relevante markten die afstotingen zullen plaatsvinden (140) en volgens welk tijdschema (141)?

☐ Ja.

☐ Neen.

b)

Wordt in de regeling verklaard dat structurele maatregelen normaal de vorm dienen aan te nemen van afstoting, bij voortzetting van de bedrijfsactiviteiten, van levensvatbare, zelfstandig functionerende bedrijfsonderdelen die, mits zij door een geschikte overnemer worden geëxploiteerd, op lange termijn daadwerkelijk kunnen concurreren?

☐ Ja.

☐ Neen.

c)

Hebt u op punt b) „neen” geantwoord, wordt dan in de regeling bepaald dat, ingeval dit soort onderdelen niet voorhanden zijn, de begunstigde onderneming een bestaande en afdoende gefinancierde activiteit kan afsplitsen en vervolgens afstoten, om zo een nieuwe en levensvatbare entiteit te creëren die op de markt zou moeten kunnen concurreren?

☐ Ja.

☐ Neen.

d)

Indien volgens de regeling structurele maatregelen alleen mogen plaatsvinden in de vorm van afstoting van activa, zonder dat daarmee een levensvatbare entiteit tot stand komt die op de markt kan concurreren, moet dan worden aangetoond dat geen andere vorm van structurele maatregelen haalbaar is of dat andere structurele maatregelen de economische levensvatbaarheid van de onderneming ernstig in gevaar zouden brengen?

☐ Ja.

☐ Neen.

Gedragsmaatregelen

e)

Verlangd de regeling van de begunstigde onderneming dat zij ervan afziet om gedurende de herstructureringsperiode aandelen in ondernemingen te verwerven, tenzij dat onontbeerlijk is om de levensvatbaarheid op lange termijn te verzekeren?

☐ Ja.

☐ Neen.

f)

Wordt in de regeling geëist dat de begunstigde onderneming erin toestemt om bij het op de markt brengen van haar producten en diensten de staatssteun niet als een concurrentievoordeel te adverteren?

☐ Ja.

☐ Neen.

g)

Wordt in de regeling bepaald dat de begunstigde onderneming dient af te zien van commerciële gedragingen die gericht zijn op een snelle uitbreiding van haar marktaandeel voor specifieke producten of op geografische markten door het aanbieden van voorwaarden (bijv. op het gebied van prijzen en andere commerciële voorwaarden) die niet haalbaar zijn voor concurrenten die geen staatssteun ontvangen?

☐ Ja.

☐ Neen.

h)

Hebt u in punt g) „ja” geantwoord, onder welke voorwaarden dan? Leg uit:

i)

Wordt door de regeling in andere gedragsmaatregelen voorzien?

Neen.

Ja. Zo ja, beschrijf die dan:

Maatregelen om de markt open te stellen

j)

Biedt de regeling de mogelijkheid aan de nationale autoriteiten of de begunstigde onderneming om maatregelen te nemen om opener, gezondere en meer concurrerende markten te bevorderen, bijvoorbeeld door het bevorderen van markttoetreding en -uittreding (142)?

☐ Ja.

☐ Neen.

k)

Hebt u in punt j) „ja” geantwoord, gelieve dan nader te beschrijven:

9.   Algemeen

9.1.   Is de regeling van toepassing op kmo's die in een steungebied actief zijn?

☐ Ja.

☐ Neen.

9.2.   Gelden in het kader van deze regeling bijzondere bepalingen voor kmo's in steungebieden?

☐ Ja.

☐ Neen.

9.3.   Hebt u in punt 9.2 „ja” geantwoord, leg dan uit welke bijzondere bepalingen van toepassing zijn en waarom die bijzondere bepalingen verantwoord zijn.

9.4.   Zijn de nationale autoriteiten voornemens in te stemmen met een bijdrage die minder bedraagt dan 40 % van de herstructureringskosten in het geval van middelgrote ondernemingen of minder dan 25 % van de herstructureringskosten in het geval van kleine ondernemingen?

☐ Ja.

☐ Neen.

9.5.   Hebt u in punt 9.4 „ja” geantwoord, leg dan uit hoe de nationale autoriteiten de vereisten zullen toepassen inzake de maatregelen ter beperking van verstoringen van de mededinging om de negatieve systemische impact voor de regio te beperken.

10.   Andere informatie

Geef hier alle andere informatie die u van belang acht om de aangemelde steunmaatregel in het licht van de richtsnoeren te beoordelen (bijv. aangaande maatregelen om de inzetbaarheid van overtollige werknemers te verhogen of hen te helpen bij hun zoektocht naar een nieuwe baan):

DEEL III.4

Formulier aanvullende informatie voor steun ten behoeve van films en andere audiovisuele werken

Dit formulier aanvullende informatie moet u gebruiken voor het aanmelden van steun die onder de mededeling van de Commissie betreffende staatssteun voor films en andere audiovisuele werken  (143) valt.

1.   Kenmerken van de aangemelde steunmaatregel(en)

1.1.   Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk het doel van de steun, in voorkomend geval voor elk van de maatregelen.

1.2.   Beschrijf het toepassingsgebied van elke maatregel, in termen van:

1.2.1.   het soort activiteiten waarop hij ziet (bijv. ontwikkeling, productie, distributie);

1.2.2.   het soort werken waarop hij ziet (bijv. cinematografische werken, televisieseries, transmediale projecten).

1.3.   Indien de steunregeling ook een maatregel ter ondersteuning van transmediale projecten bevat, houden de gesteunde activiteiten dan rechtstreeks verband met de component „filmproductie” van het werk?

☐ Ja.

☐ Neen.

1.4.   Vermeld de bepalingen waardoor de culturele doelstelling van de steun wordt gewaarborgd:

2.   Voorwaarden voor subsidiabiliteit

2.1.   Vermeld de voorwaarden onder de voorgenomen maatregel voor de subsidiabiliteit van activiteiten of werken:

2.2.   Vermeld de voorwaarden waaronder begunstigden onder de voorgenomen maatregel in aanmerking komen voor steun:

Wordt in de regeling onderscheid gemaakt op basis van nationaliteit of vestigingsplaats?

Moeten de begunstigden nog aan andere voorwaarden voldoen, behalve dat zij zijn vertegenwoordigd door een vaste inrichting op het tijdstip dat de steun wordt uitbetaald?

Moeten de begunstigden, ingeval de steun een belastingvoordeel omvat, nog aan andere voorwaarden of verplichtingen voldoen dan de voorwaarde dat zij belastbare inkomsten hebben op het grondgebied van de lidstaat?

Overige voorwaarden:

3.   Territoriale bestedingseisen

3.1.   Bevat de maatregel bepalingen waarin wordt geëist dat de producent het productiebudget (of delen daarvan) besteedt op het grondgebied van de lidstaat of in een van de deelgebieden daarvan:

3.1.1.   om voor steun in aanmerking te komen?

☐ Ja.

☐ Neen.

3.1.2.   als voorwaarden voor de toekenning van de steun?

☐ Ja.

☐ Neen.

3.2.   Gelden de territoriale bestedingseisen voor specifieke posten van het productiebudget?

3.3.   Indien een minimumniveau van territoriale besteding vereist is om voor steun in aanmerking te komen, geef dan een beschrijving van de voorwaarden:

3.3.1.   van impliciete aard (bijv. een minimaal aantal draaidagen voor de productie op het grondgebied):

3.3.2.   van expliciete aard (bijv. een minimumbedrag of -minimumpercentage aan bestedingen):

3.4.   Indien territoriale bestedingseisen aan de toekenning van de steun zijn verbonden, licht dan de volgende punten toe:

3.4.1.   Wordt de steun berekend als een percentage van de territoriale bestedingen?

3.4.2.   Wordt de vereiste territoriale besteding berekend ten opzichte van het totale budget van de film?

3.4.3.   Wordt de vereiste territoriale besteding berekend ten opzichte van het aan steun toegekende bedrag?

4.   In aanmerking komende kosten

Welke kosten worden in aanmerking genomen om het steunbedrag te bepalen?

5.   Steunintensiteit

5.1.   Zijn in de regeling steunintensiteiten van meer dan 50 % van het productiebudget mogelijk? Zo ja, voor welke soorten werken en welke plafonds gelden er voor de steunintensiteit?

5.2.   Indien het begrip „moeilijke audiovisuele werken” wordt gehanteerd, om welke categorieën werken gaat het dan (geef m.a.w. aan welke definitie is gebruikt)?

5.3.   Indien er in het kader van de regeling steun gaat naar het schrijven van scenario's of naar ontwikkeling, zijn de kosten van het schrijven van scenario's en ontwikkeling dan opgenomen in het productiebudget en worden zij meegerekend voor het berekenen van de steunintensiteit van het audiovisuele werk?

5.4.   Indien distributie- en promotieactiviteiten worden gesteund in het kader van de regeling, wat zijn dan in het kader van de regeling de toegestane steunintensiteiten?

6.   Cinematografisch erfgoed

Verschaf in voorkomend geval informatie over de maatregelen die zijn genomen ten behoeve van cinematografisch erfgoed:

7.   Verenigbaarheid

7.1.   Geef een gemotiveerde onderbouwing voor de verenigbaarheid van de steun in het licht van de beginselen zoals die zijn geformuleerd in de mededeling van de Commissie betreffende staatssteun voor films en andere audiovisuele werken:

7.2.   Gaat het bij de regeling om steun voor bioscopen? Geef dan een gemotiveerde onderbouwing voor de verenigbaarheid van de steun als steun ter bevordering van cultuur in de zin van artikel 107, lid 3, onder d), VWEU, met name wat betreft de noodzaak van de steun en de geschiktheid en de evenredigheid ervan:

8.   Andere informatie

Geef hier alle andere informatie die u van belang acht voor de beoordeling van de betrokken maatregel(en) in het licht van de mededeling van de Commissie betreffende staatssteun voor films en andere audiovisuele werken:

DEEL III.5

Formulier aanvullende informatie voor steun ten behoeve van breedband

Dit formulier aanvullende informatie moet u gebruiken voor het aanmelden van steun die valt onder de EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken  (144) (hierna „de richtsnoeren” genoemd).

1.   Kenmerken van de aangemelde steunmaatregel

1.1.   Beschrijf de doelstelling van de steunmaatregel:

1.2.   Hoe sluit de steunmaatregel aan bij de nationale breedbandstrategie en de Uniedoelstellingen (met inbegrip van de Europa 2020-strategie en de Digitale Agenda (145))?

1.3.   Wat zijn de achterliggende argumenten voor overheidsmaatregelen? Leg ook uit welke voordelen van de steunmaatregel worden verwacht (bijv. economische en sociale voordelen, toegenomen breedbanddekking, internetpenetratie enz.).

1.4.   Op welke categorie netwerk zet de steunmaatregel in?

backbonenetwerken (of trunk-netwerken)

backhaulnetwerken (of regionale of middle-mile-netwerken)

toegangsnetwerken (of last-mile-netwerken).

1.5.   Op welke elementen van het netwerk zet de steunmaatregel in?

passieve-infrastructuurelementen

actieve-infrastructuuruitrusting.

1.6.   Op welk soort breedbandnetwerken zet de steunmaatregel in?

basisbreedbandnetwerken (met een downloadsnelheid van ten minste 2 Mbps)

toegangsnetwerken van de volgende generatie („Next Generation Access — NGA”) (146)

ultrasnelle breedbandnetwerken (147).

1.7.   Op welk soort gebieden zet de steunmaatregel in? Deel de betrokken gebieden in volgens de verschillende segmenten en soorten netwerken die worden gesteund. Onderbouw uw indeling op basis van controleerbare gegevens.

Basis wit

Basis grijs

Basis zwart

NGA wit

NGA grijs

NGA zwart

Ultrasnel wit

Ultrasnel grijs

Ultrasnel zwart

1.8.   Verstrek alle verdere relevante informatie die nuttig is om de algemene context van de steunmaatregel te verhelderen:

1.9.   Voor welk soort investerings- en zakenmodel zal worden gekozen (148)?

2.   Procedure voor en toekenning van de steunmaatregel

In kaart brengen en dekkingsanalyse

2.1.   Hoe breed is de steunmaatregel in termen van territoriale dekking?

2.2.   Verschaf informatie (o.a. de datum) en geef de uitkomsten van het gedetailleerd in kaart brengen en de dekkingsanalyse die werd uitgevoerd om de doelgebieden duidelijk af te bakenen:

Publieke raadpleging

2.3.   Beschrijf de procedure en de uitkomsten van de open, transparante publieke raadpleging waarin alle betrokken stakeholders de gelegenheid kregen opmerkingen te maken over de voorgenomen steunmaatregel. Verschaf de betrokken internetlinks waarop de informatie over de maatregel is bekendgemaakt:

Concurrentiegerichte selectieprocedure

2.4.   Bevestig in het geval van de uitrol en/of exploitatie van het gesubsidieerde netwerk door een derde-exploitant dat een concurrentiegerichte selectieprocedure zal worden georganiseerd in overeenstemming met de EU-richtlijnen inzake overheidsopdrachten (149). Verschaf alle in dat verband relevante informatie:

2.5.   Hoe zal de economisch voordeligste offerte worden geselecteerd (met inbegrip van de gunningscriteria en het relatieve gewicht dat aan elk van de geselecteerde criteria wordt toegekend), rekening houdende met kwalitatieve criteria (bijv. dekking, de duurzaamheid van de technologische aanpak of de gevolgen van de voorgestelde oplossing voor de mededinging) en de prijs?

2.6.   Worden er aan de te leveren diensten minimumeisen gesteld waaraan het gesubsidieerde netwerk moet voldoen (zoals minimale bandbreedte, ondersteunde diensten, minimale geografische dekking enz.)?

☐ Ja.

☐ Neen.

2.7.   Zo ja, geef dan een beschrijving:

Technologische neutraliteit

2.8.   Is de steunmaatregel technologisch neutraal?

☐ Ja.

☐ Neen.

2.9.   Hebt u op punt 2.8 „ja” geantwoord, beschrijf dan hoe die neutraliteit wordt gewaarborgd:

Gebruik van bestaande infrastructuur

2.10.   Verschaf een kaart met daarop de bestaande infrastructuur die in het land of in de regio in kwestie voorhanden is. Neem daarin ook alle nieuwe infrastructuur op die commerciële partijen voor de nabije toekomst (d.w.z. binnen de komende drie jaar) plannen:

2.11.   Leg uit hoe wordt geborgd dat de operatoren die aan de selectieprocedure willen deelnemen, alle relevante informatie verstrekken over bestaande infrastructuur waarvan zij in het doelgebied eigenaar zijn of die zij daar controleren:

Wholesaletoegang

2.12.   Welk soort verplichtingen inzake wholesaletoegang zullen worden opgelegd voor het gesubsidieerde netwerk (zoals toegang tot passieve en actieve infrastructuur, het recht om buizen, masten, dark fibre en straatkasten te gebruiken)? Hoelang zullen die verplichtingen worden gehandhaafd?

Tariefstelling inzake wholesaletoegang

2.13.   Leg uit hoe toegangstarieven zullen worden gebenchmarkt:

Terugvorderings- en monitoringsmechanisme

2.14.   Zal voor de steunmaatregel een terugvorderingsmechanisme gelden?

☐ Ja.

☐ Neen.

2.15.   Hebt u op punt 2.14 „ja” geantwoord, beschrijf dan dit mechanisme, de kenmerken en de looptijd ervan:

2.16.   Leg uit hoe de monitoring van de steunmaatregel zal worden georganiseerd:

Welke overheidsinstantie wordt met de monitoring belast?

Welke aspecten van de maatregel worden gemonitord?

Welke prestatiecriteria worden geanalyseerd?

Wat is het tijdsschema van de monitoring?

Nationale reguleringsinstantie (NRI)

2.17.   Beschrijf de rol van de NRI, met name wat betreft afbakening van doelgebieden, de tariefstelling van de wholesaletoegang met inbegrip van benchmarking, geschillenbeslechting enz.:

2.18.   Wat is het standpunt van de NRI over de voorgenomen steunmaatregel en wat is (voor zover beschikbaar) de zienswijze van de nationale mededingingsautoriteit:

3.   Verenigbaarheidscriteria

Leg uit hoe de aangemelde steunmaatregel de voorwaarden uit deel 2.5 van de richtsnoeren in acht neemt, met name wat de volgende punten betreft:

Doelstelling van gemeenschappelijk belang

a)

Zet de steunmaatregel in op duidelijk omschreven doelstellingen van gemeenschappelijk belang?

☐ Ja.

☐ Neen.

b)

Hebt u op punt a) „ja” geantwoord, beschrijf dan de doelstellingen van gemeenschappelijk belang waarop de steunmaatregel inzet:

Marktfalen

c)

Pakt de steunmaatregel marktfalen aan of belangrijke ongelijkheden die de beschikbaarheid van breedbanddiensten belemmeren?

☐ Ja.

☐ Neen.

d)

Hebt u op punt c) „ja” geantwoord, beschrijf dan dit marktfalen. Geef daarbij een algemeen overzicht van de breedbandmarkt in het land of de regio in kwestie en in de doelgebieden van de steunmaatregel:

Dat overzicht moet informatie bevatten over de bestaande dekkingsgraad voor breedband, de internetpenetratie (aantal aangesloten huishoudens, bedrijven), uitsplitsing naar technologie van de beschikbare diensten, belangrijkste trends op de (landelijke of regionale) breedbandmarkt, kloof platteland/steden in termen van dekkingsgraad voor breedband, een vergelijking van de detailhandelsprijzen die voor dezelfde diensten worden berekend in gebieden of regio's van het land die meer concurrentie kennen maar voor de rest vergelijkbaar zijn, technologische oplossingen beschikbaar voor uitbouw van breedband en het aanbieden van connectiviteitsdiensten, mededingingssituatie op de markten voor elektronische communicatie (structuur en dynamiek van de markten), overzicht van het nationale reguleringskader en van bestaande wettelijke verplichtingen voor operatoren van elektronische communicatie:

Geschikt instrument

e)

Toon aan dat de steunmaatregel een geschikt instrument is:

f)

Zijn andere, alternatieve (minder verstorende) instrumenten al ingezet om het aanbieden van breedbanddiensten mogelijk te maken en om het gebrek aan breedbandconnectiviteit te verhelpen, zoals onder meer ex-anteregulering of vraagstimulering?

☐ Ja.

☐ Neen.

g)

Hebt u op punt f) „ja” geantwoord, beschrijf dan die initiatieven. Leg ook uit waarom die initiatieven ontoereikend werden geacht om de beoogde doelstellingen inzake de uitbouw van breedband te verwezenlijken:

h)

Hebben de bestaande netwerkoperatoren de afgelopen drie jaar in de doelgebieden particuliere investeringen uitgevoerd?

☐ Ja.

☐ Neen.

i)

Hebt u op punt h) „ja” geantwoord, beschrijf dan die investeringen. Leg ook uit waarom de bestaande breedbandinfrastructuur ontoereikend is om te voldoen aan de behoeften van burgers en zakelijke gebruikers. Geef ook aan waarom staatssteun noodzakelijk is:

Stimulerend effect

j)

Beschrijf de positieve effecten die de steunmaatregel naar verwachting zal opleveren:

Sprongsgewijze verandering

k)

Zal de steunmaatregel zorgen voor een sprongsgewijze verandering in de beschikbaarheid van breedband?

☐ Ja.

☐ Neen.

l)

Hebt u op punt k) „ja” geantwoord, toon dan een en ander aan door een vergelijking te maken tussen de bestaande uitrol en de geplande uitrol van het netwerk (d.w.z. een vergelijking tussen de situatie voor en na de geplande maatregel). Beschrijf met name in detail of en in welke mate significante nieuwe investeringen in het breedbandnetwerk zullen worden uitgevoerd en welke nieuwe mogelijkheden op de markt zullen komen in termen van beschikbaarheid van breedbanddiensten en kwaliteit:

m)

Geef toelichting bij de verwachte gedragsveranderingen van de begunstigde(n) van de steunmaatregel:

n)

Toon aan dat zonder staatssteun geen vergelijkbare investering in breedbandnetwerken was uitgevoerd binnen dezelfde termijn en/of onder dezelfde voorwaarden:

Evenredigheid

o)

Hoe wordt gewaarborgd dat de steunmaatregel beperkt blijft tot het noodzakelijke minimum?

Verstoring van de mededinging en beïnvloeding van het handelsverkeer

p)

Wat zijn de mogelijke negatieve effecten van de steunmaatregel op de mededinging en het handelsverkeer (bijv. potentieel om particuliere investeringen weg te drukken of om een machtspositie te versterken)? Welke elementen in de vormgeving van de maatregel (150) kunnen die risico's tot een minimum beperken?

4.   Andere informatie

Geef hier alle andere informatie die u van belang acht voor de beoordeling van de betrokken maatregel in het licht van de richtsnoeren of andere informatie die relevant is vanuit het oogpunt van de Unieregels op het gebied van mededinging en interne markt (151):

DEEL III.6

Formulier aanvullende informatie voor staatssteun ten behoeve van milieubescherming energie

Dit formulier aanvullende informatie moet u gebruiken voor het aanmelden van steun die valt onder de richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020  (152) (hierna „de richtsnoeren” genoemd).

Alle documenten die lidstaten als bijlagen bij de aanmelding verstrekken, moeten genummerd zijn en de nummers van de documenten moeten worden aangegeven in het desbetreffende deel van dit formulier.

Indien er meerdere begunstigden zijn van een individuele steunmaatregel moet u de betrokken informatie voor elk van die begunstigden verstrekken.

Dit formulier moet u invullen naast het formulier „Deel I. Algemene informatie”.

Toepassingsgebied

De algemene groepsvrijstellingsverordening

Voordat u dit aanmeldingsformulier invult, dient u zich af te vragen of deze maatregel ten uitvoer kan worden gelegd op grond van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie (de algemene groepsvrijstellingsverordening, hierna „AGVV” genoemd) (153), en met name hoofdstuk III, deel 7, daarvan (Steun voor milieubescherming).

Zou de steun ten uitvoer kunnen worden gelegd op grond van de AGVV?

☐ Ja.

☐ Neen.

Indien de steun ten uitvoer kan worden gelegd op grond van de AGVV, waarom wordt de maatregel dan aangemeld?

De de-minimisverordening

Voordat u dit aanmeldingsformulier invult, dient u zich af te vragen of deze maatregel ten uitvoer kan worden gelegd op grond van de de-minimisverordening (154).

Zou de steun ten uitvoer kunnen worden gelegd op grond van de de-minimisverordening?

☐ Ja.

☐ Neen.

Indien de steun ten uitvoer kan worden gelegd op grond van de de-minimisverordening, waarom wordt de maatregel dan aangemeld?

U hoeft dit formulier alleen in te vullen om staatssteun aan te melden die op grond van de richtsnoeren ten uitvoer zal worden gelegd. Vul, afhankelijk van de aard van de aangemelde maatregel, de desbetreffende onderdelen van het aanmeldingsformulier in.

Deel A:   Algemene informatie over maatregelen inzake milieu- en energiesteun

1.

Geef aan om welk soort steun het gaat en vul vervolgens het desbetreffende onderdeel in van deel B van dit formulier aanvullende informatie („Algemene verenigbaarheidsbeoordeling”). Wordt met de regeling meer dan één soort steun uit de onderstaande lijst verleend, dan moet u rubriek B invullen voor elk van de aangekruiste vakjes.

Indien het bij de maatregel gaat om steun in de vorm van kortingen op of vrijstellingen van milieubelastingen of van financiële steun voor energie uit hernieuwbare energiebronnen (155), moet u deel C van het formulier invullen („Verenigbaarheidsbeoordeling voor steun in de vorm van kortingen op of vrijstellingen van milieubelastingen en in de vorm van kortingen op financiële steun voor energie uit hernieuwbare energiebronnen”).

a) ☐

Steun voor ondernemingen die verder gaan dan de normen van de Unie of die, bij ontstentenis van dergelijke normen van de Unie, het niveau van milieubescherming doen toenemen.

b) ☐

Steun voor de aanschaf van nieuwe vervoermiddelen die verder gaan dan de normen van de de Unie of die, bij ontstentenis van dergelijke normen van de Unie, het niveau van milieubescherming doen toenemen.

c) ☐

Steun voor een vroege aanpassing aan toekomstige normen van de Unie

d) ☐

Steun ten behoeve van hernieuwbare energiebronnen

Bevestig hier dat met de maatregel alleen steun wordt verleend voor energie uit hernieuwbare energiebronnen in de zin van de punten 19(5) en 19(11) van de richtsnoeren:

Bevestig hier voor biobrandstoffen dat met de maatregel alleen steun wordt verleend voor duurzame biobrandstoffen in de zin van punt 19(9) van de richtsnoeren:

e) ☐

Steun ten behoeve van energie-efficiëntiemaatregelen

Bevestig hier dat met de maatregel alleen steun wordt verleend voor efficiëntiemaatregelen in de zin van punt 19(2) van de richtsnoeren:

f) ☐

Steun ten behoeve van energie-efficiënte stadsverwarming en -koeling

Bevestig hier dat met de maatregel alleen steun wordt verleend voor maatregelen ten behoeve van energie-efficiënte stadsverwarming en -koeling in de zin van punt 19(14) van de richtsnoeren:

g) ☐

Steun voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling (wkk)

Bevestig hier dat met de maatregel alleen steun wordt verleend voor hoogrenderende wkk in de zin van punt 19(13) van de richtsnoeren:

h) ☐

Steun voor afvalbeheer;

i) ☐

Steun ten behoeve van milieustudies;

j) ☐

Steun voor de sanering van verontreinigde terreinen;

k) ☐

Steun ten behoeve van bedrijfsverplaatsingen;

l) ☐

Steun in de vorm van regelingen met verhandelbare vergunningen;

m) ☐

Steun voor energie-infrastructuur;

n) ☐

Steun voor CO2-afvang, -transport en -opslag (CCS);

o) ☐

Steun voor maatregelen ten behoeve van de leveringszekerheid;

p) ☐

Steun in de vorm van kortingen op of vrijstellingen van milieubelastingen;

q) ☐

Steun in de vorm van kortingen op financiële steun voor energie uit hernieuwbare energiebronnen.

2.

Beschrijf in detail de belangrijkste kenmerken van de aangemelde maatregel (doelstelling, waarschijnlijke effecten van de steun, steuninstrument, steunintensiteit, begunstigden, budget, voorwaarden enz.).

3.

Mag de steun met andere steun worden gecumuleerd?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, licht dan toe en vul in onderdeel B in de rubriek „Evenredigheid” het onderdeel over cumulering in:

4.

Gaat het bij de aangemelde maatregel om een regeling, kruis dan het onderstaande vakje aan om te bevestigen dat alle steun die in het kader van de aangemelde regeling wordt verleend afzonderlijk zal worden aangemeld indien die steun de drempels van punt 20 van de richtsnoeren overschrijdt.

Ja.

5.

Indien de aangemelde individuele steun gebaseerd is op een goedgekeurde regeling, geef dan details over die regeling (nummer waaronder de steunmaatregel werd geregistreerd, titel van de regeling, datum van goedkeuring door de Commissie):

6.

Indien van toepassing: Welke wisselkoers is gebruikt voor deze aanmelding?

7.

Zijn aan de maatregel voorwaarden gekoppeld, waaronder de financieringsmethode wanneer die een integrerend onderdeel van de staatssteunmaatregel vormt) die kunnen leiden tot een daarmee onlosmakelijk verbonden schending van het Unierecht (punt 29 van de richtsnoeren)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, leg dan uit hoe de inachtneming van het Unierecht wordt gewaarborgd:

Deel B:   Algemene verenigbaarheidsbeoordeling

1.   Bijdrage aan een doelstelling van gemeenschappelijk belang

Bij het beantwoorden van de vragen in dit deel hebt u best deel 3.2.1 en (voor specifieke punten) de delen 3.2 t/m 3.6 en 3.8 t/m 3.10 van de richtsnoeren bij de hand.

Staatssteunregelingen

1.

Wat zijn, gelet op de door de richtsnoeren beoogde doelstellingen van gemeenschappelijk belang, de milieu- of energiedoelstellingen waarop de aangemelde maatregel inzet (156)? Beschrijf in detail elke afzonderlijke soort steun die op grond van de aangemelde maatregel zal worden toegekend:

2.

Is de aangemelde maatregel in het verleden reeds toegepast?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, geef hier dan de resultaten ervan in termen van milieubescherming of verbeteringen aan het energiesysteem, het betreffende zaaknummer en de datum van goedkeuring door de Commissie. Voeg indien mogelijk ook nationale evaluatierapporten over de maatregel bij:

3.

Is de maatregel nieuw, welke resultaten worden dan verwacht en over welke periode zullen die worden behaald? Hoe zullen die resultaten bijdragen tot het behalen van de nagestreefde doelstelling?

4.

Hoe zorgt u ervoor dat de investering ten behoeve van leveringszekerheid niet in strijd is met de doelstelling van de uitfasering van milieuschadelijke subsidies (o.m. voor fossiele brandstoffen), in lijn met punt 220 van de richtsnoeren. Hoe wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met beheersing van de vraag en interconnectiecapaciteit? Is er bijvoorbeeld bij gelijkwaardige technische prestaties een voorkeur voor koolstofarme capaciteitsaanbieders?

5.

In het geval van een leveringszekerheidsmaatregel: Licht toe en omschrijf duidelijk het leveringszekerheidsprobleem dat zich zou voordoen en hoe de maatregel aansluit bij de leveringszekerheidsanalyse die op regelmatige basis door ENTSO-E (157) wordt uitgevoerd. Ga in uw antwoord nader in op de overwegingen die in punt 221 van de richtsnoeren worden geformuleerd:

6.

In het geval van steun ten behoeve van afvalbeheer: Bevestig dat de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a) ☐

het beginsel van de afvalhiërarchie wordt in acht genomen (zie punt 118 van de richtsnoeren);

b) ☐

de investering dient om vervuiling die door ondernemingen wordt veroorzaakt („vervuilers”), te verminderen en heeft geen betrekking op de door de begunstigde van de steun veroorzaakte vervuiling (zie punt 158, onder a), van de richtsnoeren);

c) ☐

de steun bevrijdt vervuilers niet indirect van lasten die zij volgens het Unierecht moeten dragen, of van lasten die als normale ondernemingskosten voor de vervuilers dienen te worden beschouwd (zie punt 158, onder b), van de richtsnoeren);

d) ☐

de investering gaat verder dan de huidige stand van de techniek (zie punt 158, onder c), van de richtsnoeren);

e) ☐

het behandelde materiaal zou anders bij het afval belanden of op een minder milieuvriendelijke wijze worden verwerkt (zie punt 158, onder d), van de richtsnoeren);

f) ☐

de investering doet niet gewoon de vraag naar het te recycleren materiaal toenemen zonder dat de inzameling van dat materiaal toeneemt (zie punt 158 van de richtsnoeren).

Verstrek verder nadere gegevens en bewijzen waaruit blijkt dat aan de voorwaarden uit dit punt wordt voldaan:

7.

In het geval van verhandelbare vergunningen: Beschrijf in detail de regeling inzake verhandelbare vergunningen. Vermeld onder meer de doelstellingen, de methodiek voor de toekenning van rechten, de betrokken overheden of instanties, de rol van de Staat, de begunstigden en de procedurele aspecten:

Leg uit hoe:

a) ☐

de regeling inzake verhandelbare vergunningen zodanig is opgezet dat milieudoelstellingen worden bereikt die verder gaan dan die welke zouden zijn bereikt op grond van de voor de betrokken ondernemingen verplichte normen van de Unie:

b) ☐

de toekenning op een transparante wijze plaatsvindt, op basis van objectieve criteria en van gegevens uit bronnen van de best beschikbare kwaliteit:

c) ☐

het totale aantal verhandelbare vergunningen of rechten dat aan elke onderneming wordt toegekend tegen een prijs onder hun marktwaarde niet méér bedraagt dan haar verwachte behoeften, zoals geraamd voor een situatie zonder de handelsregeling:

d) ☐

de toekenningsmethode niet bepaalde ondernemingen of sectoren begunstigt:

Indien de toekenningsmethode bepaalde ondernemingen of sectoren begunstigt, leg dan uit hoe dat gerechtvaardigd is door de milieuargumenten van de regeling zelf of noodzakelijk is voor de coherentie met andere milieubeleidslijnen:

e) ☐

nieuwkomers in beginsel geen vergunningen of rechten mogen krijgen tegen gunstigere voorwaarden dan bestaande ondernemingen die op dezelfde markten actief zijn:

f) ☐

wanneer aan bestaande installaties meer rechten worden toegekend dan aan nieuwkomers, een en ander niet resulteert in het opwerpen van ontoelaatbare toegangsbelemmeringen:

Verstrek verder nadere gegevens en bewijzen waaruit blijkt dat aan de voorwaarden uit dit punt wordt voldaan:

Individueel aan te melden steun — bijkomende informatie

8.

Indien de steun beschikbaar wordt gesteld aan individuele ondernemingen, geef dan zoveel mogelijk kwantificeerbare informatie om de bijdrage van de aangemelde maatregel aan de desbetreffende doelstelling van gemeenschappelijk belang aan te tonen:

2.   Noodzaak van staatssteun

Bij het beantwoorden van de vragen in dit deel hebt u best deel 3.2.2 en (voor specifieke punten) de delen 3.2 t/m 3.6 en 3.8 t/m 3.10 van de richtsnoeren bij de hand.

Staatssteunregelingen

1.

Welk marktfalen vormt een belemmering voor een hoger niveau van milieubescherming of voor een goed functionerende, betrouwbare, betaalbare en duurzame interne energiemarkt (zie punt 35 van de richtsnoeren)?

2.

Indien het marktfalen reeds wordt aangepakt door andere beleidslijnen of maatregelen, verschaf dan bewijsmateriaal dat de aangemelde maatregel alleen is gericht op het resterende marktfalen (zie punt 36 van de richtsnoeren):

3.

Geef nadere informatie over de aard van de aangemelde maatregel en de redenen waarom hij noodzakelijk is:

4.

In het geval van investeringen in projecten voor energie-infrastructuur: Licht de volgende punten toe (zie de punten 206 t/m 208 van de richtsnoeren):

a)

In hoeverre komt de maatregel ten goede aan projecten van gemeenschappelijk belang in de zin van Verordening (EU) nr. 347/2013, slimme netwerken of infrastructuurinvesteringen in steungebieden?

b)

In hoeverre levert marktfalen een suboptimaal aanbod van de vereiste infrastructuur op?

c)

In hoeverre is de infrastructuur toegankelijk voor derden en is zij aan tariefregulering onderworpen?

5.

Voor maatregelen op het gebied van leveringszekerheid: geef de volgende informatie zoals beschreven in de punten 222 t/m 224 van de richtsnoeren:

a)

Inschattingen van de impact van variabele productie, ook die afkomstig van aangrenzende netten:

b)

Inschattingen van de impact van de participatie aan de vraagzijde, met inbegrip van een beschrijving van maatregelen om vraagbeheersing te bevorderen:

c)

Inschatting van de daadwerkelijke of potentiële beschikbaarheid van interconnectoren, met inbegrip van een beschrijving van projecten in aanbouw en in planning:

d)

Beoordeling van alle overige elementen die het probleem inzake leveringszekerheid kunnen veroorzaken of aanscherpen, zoals regulerings- of marktfalen, met inbegrip van bijvoorbeeld plafonds voor groothandelsprijzen:

Individueel aan te melden steun — bijkomende informatie

6.

Indien de steun beschikbaar wordt gesteld aan individuele ondernemingen, verschaf dan duidelijke bewijzen dat de betrokken individuele ondernemingen daadwerkelijk te kampen hebben met het hierboven genoemde marktfalen of resterend marktfalen (zie de punten 38 en 39 van de richtsnoeren):

7.

Geef, voor zover relevant, specifieke informatie over de volgende punten:

a)

Bieden andere beleidsmaatregelen reeds een afdoende oplossing voor het marktfalen, en met name normen van de Unie op het gebied van milieu of op andere gebieden, het EU-ETS of milieubelastingen?

b)

Is overheidsoptreden nodig, waarbij rekening wordt gehoudend met de kosten voor de toepassing van nationale normen voor de begunstigde indien die geen steun ontvangt, vergeleken met de kosten (of de ontstentenis daarvan) voor de toepassing van die normen voor de belangrijkste concurrenten van de begunstigde?

c)

In het geval van coördinatiefalen: Wat is het aantal ondernemingen dat moet samenwerken en welke onderling uiteenlopende belangen van samenwerkende partijen en praktische problemen spelen er bij het coördineren van de samenwerking, zoals taalkwesties, de gevoelige aard van informatie en niet-geharmoniseerde normen?

3.   Is de steunmaatregel een geschikt instrument?

Bij het beantwoorden van de vragen in dit deel hebtt u best deel 3.2.3 en (voor specifieke punten) de delen 3.2 t/m 3.6 en 3.8 t/m 3.10 van de richtsnoeren bij de hand.

1.

Leg uit waarom staatssteun het geschikte instrument is — en niet andere beleidsinstrumenten (dan staatssteun) of de onverkorte toepassing van het beginsel „de vervuiler betaalt” (158) (zie de punten 41 t/m 44 van de richtsnoeren):

2.

Leg uit waarom u het gekozen staatssteuninstrument het best geschikte staatssteuninstrument vindt om de betrokken beleidsdoelstelling te helpen bereiken en waarom dit instrument (vergeleken met andere staatssteuninstrumenten) naar verwachting het minste risico op verstoringen van het handelsverkeer en de mededinging oplevert (zie de punten 45 t/m 48 van de richtsnoeren):

3.

In het geval van maatregelen op het gebied van leveringszekerheid: Bevestig en leg uit dat de steun louter een vergoeding is voor het beschikbaar houden van regel- en reservevermogen, overeenkomstig punt 225 van de richtsnoeren. Beschrijf ook hoe de maatregel passende prikkels geeft voor zowel bestaande als nieuwe producenten en voor bedrijven die gebruikmaken van substitueerbare technologieën, zoals vraagrespons of oplossingen voor opslag (zoals mechanismen die de mogelijkheid bieden voor verschillende doorlooptijden om ruimte te bieden aan verschillende technologieën), overeenkomstig punt 226 van de richtsnoeren. In hoeverre kan interconnectiecapaciteit een oplossing bieden voor eventuele problemen inzake leveringszekerheid (zoals vermeld in punt 226 van de richtsnoeren)?

4.   Stimulerend effect

Bij het beantwoorden van de vragen in dit deel hebt u best deel 3.2.4 en (voor specifieke punten) de delen 3.2 t/m 3.6 en 3.8 t/m 3.10 van de richtsnoeren bij de hand.

Staatssteunregelingen

1.

Wordt de steun toegekend via een concurrentiegerichte inschrijvingsprocedure?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, geef dan nadere informatie over die procedure en voeg een exemplaar bij van de aankondiging van de procedure of van het ontwerp ervan:

2.

Wordt bij het toekennen van steun in het kader van de aangemelde maatregel gewaarborgd dat werkzaamheden aan het project niet zijn aangevat voordat de begunstigde de steunaanvraag bij de nationale autoriteiten heeft ingediend? Wordt gewaarborgd dat de steun in geen geval zal worden uitgekeerd, en nog niet is uitgekeerd, wanneer werkzaamheden aan het gesteunde projecten reeds zijn aangevat voordat de begunstigde de steunaanvraag bij de nationale autoriteiten heeft ingediend (159)?

☐ Ja.

☐ Neen.

3.

Bevatten de aanvraagformulieren ten minste de naam van de aanvrager en (in het geval van een onderneming) de grootte van de onderneming, een beschrijving van het project, met vermelding van de locatie en de start- en einddatum, het bedrag aan steun van de overheid dat nodig is om het project te kunnen uitvoeren en een lijst van in aanmerking komende kosten?

☐ Ja.

☐ Neen.

4.

Beschrijf aan de hand van voorbeelden hoe nulscenario's op hun geloofwaardigheid zullen worden gecontroleerd om ervoor te zorgen dat de steun de gewenste stimulerende effecten heeft:

5.

Indien de toegekende steun dient als hulp bij de aanpassing aan toekomstige normen van de Unie of om verder te gaan dan normen van de Unie, geef dan nader aan waaruit de steun zal bestaan, aan welke normen zal worden voldaan en wanneer of welke normen zullen worden overtroffen (zie de punten 53 t/m 55 van de richtsnoeren.):

6.

Indien de steun wordt toegekend voor vervoermiddelen voor vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren en over zee, geef dan nadere bijzonderheden over de toepasselijkheid van de normen van de Unie (in voorkomend geval met inbegrip van het geografische toepassingsbereik) en met name over de retroactieve toepassing ervan (zie punt 54, onder a) of b), van de richtsnoeren):

Was een norm van de Unie vastgesteld?

☐ Ja.

☐ Neen.

7.

Hebt u op vraag 6 „Ja” geantwoord kunt u dan bevestigen dat die norm van kracht is geworden? Indien de norm nog niet van kracht is, tegen wanneer wordt zij dan van kracht?

☐ Ja.

☐ Neen.

8.

Hebt u op vraag 6 „Ja” geantwoord, zal de investering dan ten uitvoer zijn gelegd en zijn voltooid ten minste één jaar voor de inwerkingtreding van de betrokken norm van de Unie?

☐ Ja.

☐ Neen.

Tegen wanneer zal de investering voltooid zijn?

9.

Indien het gaat om steun voor energieaudits van grote ondernemingen, kunt u dan bevestigen dat met de steun geen energieaudit wordt bekostigd die de begunstigde moet uitvoeren krachtens Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (160)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Individueel aan te melden steun — bijkomende informatie

10.

Indien de steun beschikbaar wordt gesteld aan individuele ondernemingen, verschaf dan duidelijke bewijzen dat de steun een stimulerend effect heeft op het investeringsbesluit, dat daarmee het gedrag van de begunstigde onderneming wordt gewijzigd waardoor het niveau van milieubescherming wordt verhoogd of dat een en ander resulteert in een beter functioneren van de Unie-energiemarkt (zie deel 3.2.4.2 van de richtsnoeren):

11.

Geef duidelijk aan welke voordelen het gesteunde project de begunstigde zal opleveren, met name productievoordelen (bijv. effecten op capaciteit en productkwaliteit) (zie punt 59 van de richtsnoeren):

12.

Verschaf het voor de betrokken individuele onderneming gehanteerde nulscenario, licht dit toe en onderbouw een en ander (zie punt 60 van de richtsnoeren):

13.

Wat is de winstgevendheid voor het betrokken project en wat zijn doorgaans de normale rendementspercentages die de betrokken onderneming hanteert bij andere vergelijkbare investeringsprojecten? Onderbouw de verschafte informatie met bewijsstukken (zie de punten 61 t/m 65 van de richtsnoeren):

14.

Indien een norm van de Unie van toepassing is of zal zijn, verschaf dan bewijsstukken (met inbegrip van kwantitatieve gegevens) dat die norm het stimulerende effect van de steun niet opheft (zie de punten 66 t/m 68 van de richtsnoeren):

5.   Evenredigheid

Bij het beantwoorden van de vragen in dit deel hebt u best deel 3.2.5 en de delen 3.2 t/m 3.6 en 3.8 t/m 3.10 van de richtsnoeren bij de hand.

Gaat het bij de maatregel alleen om investeringssteun, vul dan het eerste deel van deze rubriek in. Gaat het bij de maatregel om exploitatiesteun, vul dan het tweede deel van deze rubriek in. Gaat het bij de maatregel om zowel investerings- als exploitatiesteun, dan moet u de beide delen invullen.

5.1.   Staatssteunregelingen

5.1.1.   Regelingen voor investeringssteun

Het steunbedrag per begunstigde dient beperkt te blijven tot het minimum dat nodig is om het beoogde niveau van milieubescherming of de beoogde energiedoelstelling te bereiken. Als algemeen beginsel geldt dat steun zal worden beschouwd als tot het minimum beperkt indien het steunbedrag overeenstemt met de voor het bereiken van de doelstelling vereiste totale nettomeerkosten vergeleken met het nulscenario (zie deel 3.2.5 van de richtsnoeren, punt 70).

Voor steun aan energie-efficiënte stadsverwarmings- en stadskoelingsinstallaties is dit deel alleen van toepassing op de productie-eenheden. Voor het infrastructuurgedeelte moet u gebruikmaken van de voor energie-infrastructuur gehanteerde benadering waarbij naar de financieringskloof wordt gekeken (zie deel 5.1.2 over regelingen voor exploitatiesteun) (punt 76 van de richtsnoeren).

5.1.1.1.   In aanmerking komende kosten (161) (verschaf waar nodig nadere gegevens over de in aanmerking komende kosten)

(1)

Bevestigt u dat de in aanmerking komende kosten beperkt blijven tot de extra investeringskosten die nodig zijn om de doelstelling van gemeenschappelijk belang te behalen en dat de steunintensiteit ervan niet meer dan 100 % bedraagt?

Ja.

(2)

Bevestig de onderstaande punten door het betrokken vakje aan te kruisen. Licht een en ander ook nader toe:

de exacte met de bescherming van het milieu verband houdende kosten zijn de in aanmerking komende kosten, indien de kosten voor milieu-investeringen gemakkelijk kunnen worden vastgesteld;

of

de extra investeringskosten worden vastgesteld door de gesteunde investering af te zetten tegen het nulscenario waarbij geen steun wordt verleend, d.w.z. de referentie-investering (162).

(3)

Bij geïntegreerde projecten zoals geïntegreerde energie-efficiëntiemaatregelen of biogasprojecten kan het moeilijk zijn het nulscenario te bepalen. Wanneer geen nulscenario kan worden bepaald, kan de Commissie de totale kosten van een project eventueel als alternatief beschouwen, wat kan betekenen dat steunintensiteiten worden verlaagd om de berekening van de in aanmerking komende kosten tot uiting te brengen (zie punt 75 van de richtsnoeren).

Indien u dat soort benadering wenst te gebruiken, leg dan nader uit waarom u dit doet. Geef ook details van de berekening, waarbij u met name laat zien hoe de maximale steunintensiteiten op de juiste wijze worden aangepast:

(4)

Verstrek een gedetailleerde berekeningsmethodiek (afgezet tegen het nulscenario), zoals die zal worden toegepast op alle gevallen waarin op basis van de aangemelde regeling individuele steun wordt verleend. Verschaf ook de relevante bewijsstukken:

(5)

Hoe zullen de in aanmerking komende kosten er uitzien?

a) ☐

Investeringen in materiële activa

b) ☐

Investeringen in immateriële activa.

Houdt de investering verband met materiële activa, beantwoord dan vraag 6. Houdt de investering verband met immateriële activa, beantwoord dan vraag 7. Gaat het bij de investering om zowel materiële als immateriële activa, dan moet u zowel vraag 6 als vraag 7 beantwoorden.

(6)

Vermeld bij investeringen in materiële activa de vorm(en) van de betrokken investeringen:

a) ☐

investeringen in gronden die absoluut noodzakelijk zijn om aan de milieudoelstellingen te voldoen;

b) ☐

investeringen in gebouwen, met als doel vervuiling en hinder te beperken of te beëindigen;

c) ☐

investeringen in installaties en uitrusting, met als doel vervuiling en hinder te beperken of te beëindigen;

d) ☐

investeringen om de productiemethoden aan te passen met het oog op de bescherming van het milieu.

(7)

Bevestig in het geval van investeringen in immateriële activa (technologieoverdracht in de vorm van de verwerving van exploitatielicenties of van al dan niet geoctrooieerde technische kennis) dat al die immateriële activa aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) ☐

het actief moet als actief kunnen worden afgeschreven;

b) ☐

het moet tegen marktvoorwaarden zijn verworven van een onderneming waarover de verwerver niet rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap uitoefent;

c) ☐

het moet onder de activa van de onderneming zijn opgenomen en voor ten minste vijf jaar bij de ontvanger van de steun blijven en door deze worden gebruikt (163).

Bevestig verder dat bij verkoop van de immateriële activa gedurende die termijn van de eerste vijf jaar:

de opbrengst van de verkoop in mindering wordt gebracht op de in aanmerking komende kosten,

en

het steunbedrag in voorkomend geval geheel of gedeeltelijk zal worden terugbetaald.

Houdt de investering verband met normen van de Unie, beantwoord dan vraag 8.

(8)

Gaat het om investeringen waarmee wordt beoogd een hoger niveau van milieubescherming dan de normen van de Unie te behalen? Kruis dan de onderstaande vakjes aan ter bevestiging van de desbetreffende verklaringen (164):

a) ☐

indien de onderneming zich aanpast aan nationale normen die bij ontstentenis van normen van de Unie zijn vastgesteld: de in aanmerking komende kosten zijn de extra investeringskosten die nodig zijn om het door de nationale normen vereiste niveau van milieubescherming te behalen;

b) ☐

indien de onderneming zich aanpast aan of verder gaat dan nationale normen die strenger zijn dan de desbetreffende normen van de Unie, of verder gaat dan normen van de Unie: de in aanmerking komende kosten zijn de extra investeringskosten die nodig zijn om een hoger niveau van milieubescherming te behalen dan het door de normen van de Unie vereiste niveau (165);

c) ☐

indien geen normen voorhanden zijn: de in aanmerking komende kosten zijn de investeringskosten die noodzakelijk zijn om een milieubeschermingsniveau te bereiken dat hoger is dan het niveau dat de betrokken ondernemingen zouden behalen zonder enige milieusteun.

5.1.1.2.   Steunintensiteiten en opslagen

De steunintensiteiten die voor de verschillende maatregelen zijn toegestaan, kunt u vinden in bijlage 1 bij de richtsnoeren.

(9)

Wat is de basissteunintensiteit die voor de aangemelde maatregel geldt (zonder opslagen, zie verder punt 10)?

(10)

Opslagen:

Opslag voor steungebieden

a)

Wordt een opslag overwogen omdat de investering in een steungebied is gevestigd (166)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, hoe hoog is die opslag dan (uitgedrukt als percentage van de in aanmerking komende kosten)? …

b)

Indien de steun of opslag wordt toegekend voor steungebieden bedoeld in artikel 107, lid 3, onder a), VWEU, kunt u dan bevestigen dat alleen de in dit soort steungebieden, zoals gedefinieerd in punt 19(46) van de richtsnoeren, gevestigde begunstigden in aanmerking komen voor dit soort steun of opslag?

Ja.

c)

Indien de steun of opslag wordt toegekend voor steungebieden bedoeld in artikel 107, lid 3, onder c), VWEU, kunt u dan bevestigen dat alleen de in dit soort steungebieden, zoals gedefinieerd in punt 19(46) van de richtsnoeren, gevestigde begunstigden in aanmerking komen voor dit soort steun of opslag?

Ja.

Kmo-opslag

d)

Wordt er in het kader van de aangemelde maatregel een kmo-opslag (167) toegekend?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, hoe hoog is die opslag dan (uitgedrukt als percentage van de in aanmerking komende kosten)? …

e)

Wanneer de steun/opslag voor kleine ondernemingen wordt toegekend, kunt u dan bevestigen dat de begunstigden vallen onder de definitie van kleine ondernemingen van punt 19(17) van de richtsnoeren?

Ja.

f)

Wanneer de steun/opslag voor middelgrote ondernemingen wordt toegekend, kunt u dan bevestigen dat de begunstigden vallen onder de definitie van middelgrote ondernemingen van punt 19(17) van de richtsnoeren?

Ja.

Opslag voor eco-innovatie

g)

Wordt er in het kader van de aangemelde maatregel een opslag voor eco-innovatie (168) toegekend?

☐ Ja.

☐ Neen.

h)

Zo ja, hoe hoog is die opslag dan? Leg ook uit hoe de specifieke voorwaarden worden vervuld die in punt 78, onder c), punten i) t/m iii), van de richtsnoeren zijn beschreven:

Inschrijvingsprocedure

i)

Wordt de steun toegekend via een daadwerkelijk concurrentiegerichte inschrijvingsprocedure (169)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, geef hier dan nadere bijzonderheden over deze concurrentiegerichte inschrijvingsprocedure en onderbouw hoe punt 19(43) van de richtsnoeren in acht wordt genomen. Voeg een exemplaar bij van de (ontwerp)aankondiging van de procedure:

(11)

Wat is de totale steunintensiteit van het in het kader van de aangemelde regeling gesteunde project (rekening houdende met de basissteunintensiteit en de opslagen), uitgedrukt in percentage?

5.1.1.3.   Cumulering (zie deel 3.2.5.2 van de richtsnoeren)

(12)

Wordt de in het kader van de aangemelde maatregel verleende steun met andere steun gecombineerd?

☐ Ja.

☐ Neen.

(13)

Hebt u op punt 12 „ja” geantwoord, beschrijf dan de cumuleringsregels die voor de aangemelde steunmaatregel gelden (zie de punten 81 en 82 van de richtsnoeren):

(14)

Zal de procedure om de naleving van de cumuleringsregels te verzekeren, worden gecontroleerd in het kader van de aangemelde steunmaatregel?

5.1.2.   Regelingen voor exploitatiesteun

5.1.2.1.   Exploitatiesteun voor energie uit hernieuwbare energiebronnen

1.

Welk(e) soort(en) hernieuwbare energiebronnen worden met de aangemelde maatregel gesteund? Geef hier nadere bijzonderheden.

Investeringssteun of exploitatiesteun voor de productie van biobrandstoffen is alleen mogelijk voor duurzame biobrandstoffen. Voor biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen kan geen investeringssteun worden toegekend en exploitatiesteun voor dit soort brandstoffen kan alleen worden toegekend tot 2020, tenzij de installatie voordien is afgeschreven. Kunt u bevestigen dat die voorwaarden in acht worden genomen (zie punt 113 van de richtsnoeren)?

2.

Indien waterkracht wordt gesteund, kunt u dan bevestigen dat Richtlijn 2000/60/EG zal worden nageleefd? (170)

☐ Ja.

☐ Neen.

3.

Indien er steun gaat naar afval, kunt u dan bevestigen dat de afvalhiërarchie niet wordt omzeild?

☐ Ja.

☐ Neen.

Biobrandstoffen

4.

Wordt steun toegekend voor biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen, en zo ja, onder welke voorwaarden wordt dit soort steun dan toegekend (zie punt 113 van de richtsnoeren)?

5.

Indien de maatregel dient om biobrandstoffen te bevorderen, kunt u dan bevestigen dat elk van de volgende voorwaarden voor biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen is vervuld?

a)

De exploitatiesteun voor biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen wordt slechts tot 2020 toegekend.

☐ Ja.

☐ Neen.

b)

De exploitatiesteun voor biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen wordt uitsluitend toegekend voor installaties die vóór 31 december 2013 in bedrijf zijn gekomen.

☐ Ja.

☐ Neen.

en

c)

De exploitatiesteun voor biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen gaat alleen naar installaties die nog niet volledig zijn afgeschreven.

☐ Ja.

☐ Neen.

6.

Geldt er een leverings- of bijmengverplichting voor biobrandstoffen of wordt die verplichting die overwogen?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, leg dan uit en verschaf bewijsstukken dat voor de gesteunde biobrandstoffen een leverings- of bijmengverplichting geldt. Leg uit of de gesteunde biobrandstoffen duurder zijn dan biobrandstoffen die alleen met een leverings- of bijmengverplichting (en zónder steun) op de markt zouden kunnen komen (zie, voor meer houvast, punt 114 van de richtsnoeren):

Samenwerkingsakkoorden in het kader van de richtlijn hernieuwbare energie  (171)

7.

Bestaat er een samenwerkingsakkoord?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, leg dan uit en verschaf nadere bijzonderheden over dit samenwerkingsakkoord (zie punt 122 van de richtsnoeren):

5.1.2.1.1.   Exploitatiesteun voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen (totdat de installatie is afgeschreven)

8.

Kunt u bevestigen dat de steun slechts wordt toegekend totdat de installatie volledig is afgeschreven volgens algemeen erkende boekhoudkundige regels? Licht een en ander verder toe:

☐ Ja.

☐ Neen.

9.

Kunt u bevestigen dat vroeger ontvangen investeringssteun in mindering wordt gebracht op de exploitatiesteun? Licht een en ander verder toe:

☐ Ja.

☐ Neen.

Om de integratie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de markt te stimuleren, is het van belang dat begunstigden hun elektriciteit rechtstreeks op de markt afzetten en onderworpen zijn aan marktverplichtingen (zie de punten 124 en 125 van de richtsnoeren).

10.

Kunt u bevestigen dat steun wordt toegekend als opslag bovenop de marktprijs waartegen de producenten hun elektriciteit rechtstreeks op de markt afzetten (zie punt 124, onder a), van de richtsnoeren)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, leg dan in detail uit hoe die voorwaarde in de praktijk ten uitvoer wordt gelegd:

11.

Kunt u bevestigen dat begunstigden aan standaardbalanceringstaken onderworpen zijn?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, leg dan in detail uit welke balanceringstaken gelden voor producenten van hernieuwbare energie en welke gelden voor andere producenten (zie punt 124, onder b), van de richtsnoeren):

Zo niet, vindt u dat er in uw land geen liquide intradaymarkt bestaat?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo niet, leg dan in detail uit en onderbouw waarom er geen balanceringstaken gelden voor producenten van hernieuwbare energie:

12.

Kunt u bevestigen dat maatregelen van toepassing zijn om te garanderen dat producenten geen prikkel krijgen om elektriciteit te produceren tegen negatieve prijzen (zie punt 124, onder c), van de richtsnoeren)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, leg dan in detail uit hoe dit in de praktijk wordt verzekerd:

13.

Wordt in de regeling steun verleend voor installaties, met uitzondering van windenergie, met een geïnstalleerd elektrisch vermogen van minder dan 500 kW?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, leg dan uit of een en ander geldt voor alle begunstigden of alleen voor een subgroep van begunstigden. Leg in detail uit of de voorwaarden van punt 124 van de richtsnoeren gelden voor dit soort installaties:

14.

Wordt in de regeling steun verleend voor demonstratieprojecten als gedefinieerd in de richtsnoeren (zie punt 127 van de richtsnoeren)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, leg dan in detail uit en verschaf bewijs dat dit soort projecten voldoet aan alle voorwaarden beschreven in de definitie van de richtsnoeren (punt 19(45) van de richtsnoeren):

Zo ja, leg dan uit of een en ander geldt voor alle begunstigden of alleen voor een subgroep van begunstigden. Leg in detail uit of de voorwaarden van punt 124 van de richtsnoeren gelden voor demonstratieprojecten:

15.

Wordt in de regeling steun verleend voor windenergie-installaties met een geïnstalleerd elektrisch vermogen van minder dan 3 MW of die minder dan 3 productie-eenheden tellen (zie punt 125 van de richtsnoeren)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, geef dan nader aan welke installaties onder die bepaling vallen:

Zo ja, leg dan uit of dit geldt voor alle begunstigden of alleen voor een subgroep van begunstigden. Leg in detail uit of de voorwaarden van punt 124 van de richtsnoeren gelden voor dit soort installaties:

Tijdens een overgangsfase die 2015 en 2016 bestrijkt, dient steun voor ten minste 5 % van het geplande nieuwe elektrische vermogen uit hernieuwbare energiebronnen te worden toegekend via een concurrentiegerichte inschrijvingsprocedure op basis van duidelijke, transparante en niet-discriminerende criteria (zie de punten 124 en 125 van de richtsnoeren).

16.

Kunt u bevestigen dat steun voor ten minste 5 % van het geplande nieuwe elektrische vermogen uit hernieuwbare energiebronnen dient te worden toegekend via een concurrentiegerichte inschrijvingsprocedure?

☐ Ja.

☐ Neen.

17.

Leg in detail uit hoe die voorwaarde in de praktijk ten uitvoer wordt gelegd, met onder meer de berekening van het minimum van 5 % voor zowel 2015 als 2016:

18.

Met ingang van 1 januari 2017 moet exploitatiesteun in beginsel worden toegekend volgens een concurrentiegerichte inschrijvingsprocedure op grond van duidelijke, transparante en niet-discriminerende criteria, tenzij uitzonderingen gelden (zie punt 126 van de richtsnoeren). Kunt u bevestigen dat de steun wordt toegekend volgens een concurrentiegerichte inschrijvingsprocedure?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, beschrijf die inschrijvingsprocedure dan nader:

Zo niet, leg dan uit of een van de volgende redenen van toepassing is:

a) ☐

er is slechts een zeer beperkt aantal subsidiabele projecten;

b) ☐

een inschrijvingsprocedure zou resulteren in hogere steunniveaus;

c) ☐

een inschrijvingsprocedure zou resulteren in een lager aantal uitgevoerde projecten.

19.

Leg uit, onderbouw en ga in op de redenen waarom geen concurrentiegerichte inschrijvingsprocedure wordt toegepast. Verschaf kwantitatief en kwalitatief bewijsmateriaal dat een van de aangevoerde redenen zich daadwerkelijk zou voordoen:

Zo niet, vul dan punt 5.1.2.1.2: „Exploitatiesteun voor hernieuwbare energie niet zijnde elektriciteit (totdat de installatie is afgeschreven)” in.

20.

Kunt u bevestigen dat de inschrijvingsprocedure openstaat voor alle producenten die elektriciteit opwekken uit hernieuwbare energiebronnen?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, licht het open karakter van die inschrijvingsprocedure dan toe:

Zo niet, leg dan uit of een van de volgende redenen van toepassing is:

a) ☐

potentieel op lange termijn van nieuwe innoverende technologie;

b) ☐

de behoefte om diversificatie tot stand te brengen;

c) ☐

netwerkrestricties en netstabiliteit;

d) ☐

systeem(integratie)kosten;

e) ☐

biomassa: noodzaak om verstoringen op de grondstoffenmarkten te voorkomen.

21.

Specifieer, onderbouw en leg uit waarom wordt afgeweken van het vereiste van de concurrentiegerichte inschrijvingsprocedure die open staat voor alle producenten. Verschaf kwantitatief en kwalitatief bewijsmateriaal dat een van de in punt 20 opgesomde redenen zich daadwerkelijk zou voordoen:

22.

Specifieer, onderbouw en leg uitwaarom de redenen voor het toepassen van een afwijking niet kunnen worden ondervangen via het bestek voor de inschrijving (zie punt 124 van de richtsnoeren):

23.

Wordt in de regeling steun verleend voor installaties, met uitzondering van windenergie, met een geïnstalleerd elektrisch vermogen van minder dan 1 MW?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, leg dan uit of een en ander geldt voor alle begunstigden of alleen voor een subgroep van begunstigden. Ga nader in op de vraag of dergelijke installaties steun kunnen krijgen via een concurrentiegerichte inschrijvingsprocedure:

24.

Wordt in de regeling steun verleend voor demonstratieprojecten als gedefinieerd in de richtsnoeren?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, leg dan uit of een en ander geldt voor alle begunstigden of alleen voor een subgroep van begunstigden. Ga nader in op de vraag of dit soort installaties steun kan krijgen via een concurrentiegerichte inschrijvingsprocedure:

25.

Wordt in de regeling steun verleend voor windenergie-installaties met een geïnstalleerd elektrisch vermogen van minder dan 6 MW of die minder dan 6 productie-eenheden tellen?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, geef dan nader aan welke installaties onder die bepaling vallen:

Zo ja, leg dan uit of een en ander geldt voor alle begunstigden of alleen voor een subgroep van begunstigden. Ga nader in op de vraag of dit soort installaties steun kan krijgen via een concurrentiegerichte inschrijvingsprocedure:

5.1.2.1.2.   Exploitatiesteun voor hernieuwbare energie niet zijnde elektriciteit (totdat de installatie is afgeschreven)

26.

Verschaf de volgende informatie waaruit blijkt dat de toegekende exploitatiesteun niet meer bedraagt dan het verschil tussen enerzijds de levelized costs van de productie van energie (LCOE's) met de betrokken technologie en anderzijds de marktprijs van de betrokken energievorm:

een gedetailleerde analyse van de kosten voor de productie van energie met de betrokken technologie, in de vorm van LCOE's per eenheid van elk van de hernieuwbare energiebronnen (172):

een nadere analyse van de marktprijs van de betrokken energievorm:

27.

Verschaf bewijsstukken dat de steun slechts zal worden toegekend totdat de installatie volledig is afgeschreven volgens algemeen erkende boekhoudkundige regels. Geef een uitvoerige analyse van de afschrijving van elk soort investering met het oog op milieubescherming (zie punt 131, onder d), van de richtsnoeren):

28.

Hoe zal bij steunregelingen de naleving van de voorwaarde uit punt 131, onder d), van de richtsnoeren worden gewaarborgd?

29.

Wanneer het bedrag aan exploitatiesteun wordt bepaald, hoe gaat u dan te werk om alle investeringssteun die de betrokken onderneming voor een nieuwe installatie verleend krijgt op de productiekosten in mindering te brengen?

30.

Is in de steun ook een normaal rendement op kapitaal begrepen?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, verschaf dan nadere bijzonderheden en de gegevens of berekeningen waaruit het normale rendement blijkt. Onderbouw ook de juistheid van het gekozen percentage:

31.

Worden de productiekosten regelmatig, en ten minste eenmaal per jaar, geactualiseerd?

☐ Ja.

☐ Neen.

Geef hier nadere bijzonderheden en licht toe:

5.1.2.1.3.   Exploitatiesteun voor bestaande biomassacentrales nadat die zijn afgeschreven

Exploitatiesteun voor biomassa nadat de installatie is afgeschreven, kan met de interne markt verenigbaar zijn indien een lidstaat aantoont dat de exploitatiekosten voor de begunstigde na afschrijving van de installatie nog steeds hoger zijn dan de marktprijs van de betrokken energie (punt 133 van de richtsnoeren).

32.

Bevestig en licht toe dat de steun alleen wordt toegekend op basis van energie uit hernieuwbare energiebronnen:

33.

Verschaf de volgende gegevens:

een nadere analyse van de exploitatiekosten voor de productie van energie uit biomassa na afschrijving van de installatie:

een nadere analyse van de marktprijs van de betrokken energievorm:

een nadere analyse van de opzet van de maatregel, waaruit blijkt dat die het verschil moet compenseren tussen de exploitatiekosten na afschrijving van de installatie en de marktprijs van de betrokken energievorm:

34.

Is er een monitoringmechanisme voorhanden om te verifiëren of de gedragen exploitatiekosten nog steeds hoger zijn dan de marktprijs van de betrokken energievorm?

☐ Ja.

☐ Neen.

Wordt dit soort monitoringmechanisme ten minste eenmaal per jaar geactualiseerd?

☐ Ja.

☐ Neen.

Beschrijf het monitoringmechanisme in detail:

Exploitatiesteun voor biomassa nadat de installatie is afgeschreven, kan met de interne markt verenigbaar zijn indien een lidstaat aantoont dat, ongeacht de marktprijs van de betrokken energie, het gebruik van fossiele brandstof als brandstof economisch voordeliger is dan het gebruik van biomassa (punt 134 van de richtsnoeren).

35.

Bevestig en licht toe dat de steun alleen wordt toegekend op basis van energie uit hernieuwbare energiebronnen:

36.

Verschaf de volgende gegevens:

een nadere analyse van de exploitatiekosten voor de productie van energie uit biomassa na afschrijving van de installatie:

een nadere analyse van de exploitatiekosten voor de productie van energie uit de betrokken fossiele brandstof na afschrijving van de installatie:

een nadere analyse van de opzet van de maatregel waaruit blijkt dat die slechts het verschil beoogt te compenseren tussen de exploitatiekosten, na afschrijving van de installatie, bij gebruik van biomassa en gebruik van de betrokken fossiele brandstof:

37.

Lever het bewijs dat, zonder de steun, binnen dezelfde installatie zou worden overgeschakeld van het gebruik van biomassa op het gebruik van fossiele brandstoffen:

38.

Is er een monitoringmechanisme voorhanden om na te gaan of de exploitatiekosten bij gebruik van biomassa, nog steeds hoger zijn dan de exploitatiekosten bij gebruik van de betrokken fossiele brandstof?

☐ Ja.

☐ Neen.

39.

Wordt dit soort monitoringmechanisme ten minste eenmaal per jaar geactualiseerd?

☐ Ja.

☐ Neen.

Beschrijf het monitoringmechanisme in detail:

5.1.2.1.4.   Exploitatiesteun in de vorm van certificaten

40.

Geef een uitvoerige beschrijving van het systeem van groene certificaten of het systeem van inschrijvingen (met o.m. informatie over de omvang van de beoordelingsvrijheid, de rol van de beheerder, het mechanisme voor de vaststelling van prijzen, het financieringsmechanisme, het boetemechanisme en het mechanisme voor herverdeling):

41.

Wat is de looptijd van de aangemelde maatregel (173)?

42.

Verstrek gegevens of berekeningen waaruit blijkt dat de steun van essentieel belang is voor de levensvatbaarheid van de hernieuwbare energiebronnen:

43.

Verstrek gegevens of informatie waaruit blijkt dat de steun, over het geheel genomen, niet uitmondt in overcompensatie voor duurzame energie:

44.

Verstrek gegevens of berekeningen waaruit blijkt dat de steun niet tot gevolg heeft dat producenten van hernieuwbare energie minder geprikkeld worden om concurrerender te worden:

45.

Verschaf de informatie die verlangd wordt in punt 5.1.2.1.1 „Exploitatiesteun voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen (totdat de installatie is afgeschreven)”:

46.

Indien de voorwaarden van de punten 124 en 125 van de richtsnoeren om technische redenen niet kunnen worden toegepast, verschaf dan informatie of berekeningen om een en ander te onderbouwen:

5.1.2.2.   Exploitatiesteun voor hoogrenderende warmtekrachtkoppelingsinstallaties (wkk-installaties)

47.

Verschaf de in rubriek 5.1.2.1 verlangde informatie voor de toepasselijke subrubriek:

voor steun aan elektriciteit uit wkk-installaties totdat de installatie is afgeschreven: rubriek 5.1.2.1.1;

voor steun aan warmte uit wkk-installaties totdat de installatie is afgeschreven: rubriek 5.1.2.1.2;

voor steun aan warmte of elektriciteit uit wkk-installaties nadat de installatie is afgeschreven: rubriek 5.1.2.1.3;

voor steun in de vorm van certificaten: rubriek 5.1.2.1.4.

48.

Bevestig hier dat de exploitatiesteun voor hoogrenderende wkk uitsluitend wordt toegekend:

aan ondernemingen die elektriciteit en warmte aan het publiek leveren, wanneer de productiekosten van die elektriciteit of warmte hoger zijn dan het markttarief ervan (174);

ten behoeve van de industriële toepassing van warmtekrachtkoppeling, wanneer kan worden aangetoond dat de kostprijs van een met die technologie geproduceerde eenheid energie hoger is dan de marktprijs van een eenheid conventionele energie (175).

Verschaf details en bewijsstukken waaruit blijkt dat aan de desbetreffende voorwaarde(n) is voldaan:

5.1.2.3.   Exploitatiesteun ten behoeve van energie-efficiëntiemaatregelen

49.

Verstrek gegevens of berekeningen waaruit blijkt dat de steun is beperkt tot het compenseren van de netto extra productiekosten van de investering, rekening houdende met de baten die de energie-efficiëntie met zich meebrengt (176):

50.

Wat is de looptijd van maatregel voor exploitatiesteun lopen (177)?

5.1.2.4.   Exploitatiesteun ten behoeve van energie-infrastructuur en CO2-afvang en -opslag (CCS)

51.

Verstrek gegevens en berekeningen waaruit blijkt dat de steun beperkt is tot het compenseren van de netto extra productiekosten van de investering, rekening houdende met de kosten en de baten die het project met zich meebrengt:

Verschaf een gedetailleerd overzicht van de kasstromen gedurende de looptijd van het project:

Geef toelichting bij de gehanteerde disconteringsvoeten en rendementspercentages:

Geef hier nadere bijzonderheden over het nulscenario of leg uit waarom een nulscenario ontbreekt:

52.

Bevestig in het geval van CO2-afvang en -opslag (CCS) dat de steun niet ten goede komt aan de CO2-uitstotende installatie. Geef ook nadere bijzonderheden:

53.

In het geval van energie-infrastructuur worden de in aanmerking komende kosten dus gevormd door de financieringskloof. Toon aan dat de steun niet méér bedraagt dan de financieringskloof. Verschaf daartoe een gedetailleerde berekening en verantwoording voor de gebruikte gegevens (bijv. rendementspercentage) (zie punt 211 van de richtsnoeren):

54.

Wat is de looptijd van de maatregel voor exploitatiesteun?

5.1.2.5.   Exploitatiesteun ten behoeve van leveringszekerheid

55.

Beschrijf de mechanismen die zijn ingebouwd om te beletten dat windfall profits ontstaan:

56.

Beschrijf het mechanisme waarmee wordt verzekerd dat de prijs naar nul tendeert wanneer de omvang van het aangeboden vermogen naar verwachting afdoende is om te voldoen aan de omvang van de vraag naar vermogen (zie punt 231 van de richtsnoeren):

57.

Is de regeling gebaseerd op een concurrentiegerichte inschrijvingsprocedure? Geef hier nadere bijzonderheden (zie punt 229 van de richtsnoeren):

58.

Beschrijf het verwachte rendementspercentage dat de begunstigden van de regeling zullen behalen:

5.1.2.6.   Exploitatiesteun in de vorm van regelingen met verhandelbare vergunningen (zie punt 235 van de richtsnoeren)

59.

Bevestig dat de regeling voldoet aan elk van de volgende criteria:

a) ☐

de keuze van de begunstigden is gebaseerd op objectieve en transparante criteria en de steun wordt in beginsel voor alle concurrenten in dezelfde sector of op dezelfde relevante markt op dezelfde wijze toegekend indien zij zich in een vergelijkbare feitelijke situatie bevinden;

b) ☐

de volledige veiling leidt tot een aanzienlijke toename van de productiekosten voor elke sector of categorie individuele begunstigden;

c) ☐

de kostenstijging door de regeling van verhandelbare vergunningen kan niet aan klanten worden doorberekend zonder dat dit leidt tot aanzienlijke omzetdalingen;

d) ☐

de best presterende techniek in de EER werd gebruikt als benchmark voor de hoogte van de toegekende rechten.

Verschaf nadere informatie waaruit blijkt hoe de criteria uit dit punt worden toegepast:

5.2.   Individueel aan te melden steun — bijkomende informatie

60.

Geef voor individuele steunmaatregelen een uitvoerige berekening van de in aanmerking komende kosten van het aangemelde investeringsproject, afgezet tegen het nulscenario. Verschaf ook de relevante bewijsstukken:

61.

Beschrijf in detail elk van de individueel aan te melden maatregelen. Hierbij mag het niet gaan om algemene (bijv. sectorspecifieke) informatie, maar moet het gaan om specifieke informatie over de individuele begunstigde:

6.   Vermijden van negatieve effecten

Bij het beantwoorden van de vragen in dit deel hebt u best deel 3.2.6 en (voor specifieke punten) de delen 3.2 t/m 3.6 en 3.8 t/m 3.10 van de richtsnoeren bij de hand.

6.1.   Staatssteunregelingen

1.

Hoe zullen de door de aangemelde steunregeling veroorzaakte verstoringen van de mededinging en het handelsverkeer tot het minimum beperkt blijven (zie deel 3.2.6 van de richtsnoeren)?

2.

Belet de maatregel dat doelmatigere en innovatievere producenten efficiënte milieuresultaten boeken?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo niet, leg dan uit waarom.

3.

Zal de steun verstorende effecten hebben doordat daarmee marktmacht van de begunstigde van de steun wordt versterkt of bestendigd?

4.

Is de steun zodanig vormgegeven dat geschikte partijen toegang tot de maatregel krijgen? Welke maatregelen zijn genomen om die toegang te garanderen?

Leveringszekerheid

5.

Hoe wordt met de maatregel punt 233 van de richtsnoeren in acht genomen?

6.

Hoe maakt de maatregel het mogelijk dat alle vermogen dat daadwerkelijk kan bijdragen tot het aanpakken van het probleem inzake leveringszekerheid voor de maatregel kan worden ingezet (zie punt 232 van de richtsnoeren)?

6.2.   Individueel aan te melden steun — bijkomende informatie

7.

Indien de steun wordt verleend aan individuele ondernemingen, lever dan duidelijke bewijzen over de negatieve effecten op het niveau van de onderneming (zie deel 3.2.4.2 van de richtsnoeren):

7.   Transparantie

Bij het beantwoorden van de vragen in dit deel hebt u best deel 3.2.7 en (voor specifieke punten) de delen 3.2 t/m 3.6 en 3.8 t/m 3.10 van de richtsnoeren bij de hand.

1.

Geef hier de referenties naar de betrokken bepalingen in de rechtsgrondslag waar wordt bepaald dat de steunverlenende autoriteit op een centrale website of op een aparte website die informatie ophaalt bij meerdere websites (bijv. websites van regio's), ten minste de volgende gegevens over de aangemelde staatssteunregelingen zal publiceren: de volledige tekst van de goedgekeurde steunregeling of het besluit tot individuele steunverlening en de uitvoeringsbepalingen daarvoor, of een link daarnaar; de identiteit van de steunverlenende autoriteit(en); de identiteit van de individuele begunstigde(n); de vorm en het bedrag van de steun voor elke begunstigde; de datum waarop de steun is toegekend; het soort onderneming (kmo of grote onderneming); de regio waar de begunstigde onderneming is gevestigd en de voornaamste economische sector waarin de begunstigde actief is (zie deel 3.2.7 van de richtsnoeren):

2.

Geef de link naar de aparte website:

Deel C:   Verenigbaarheidsbeoordeling voor steun in de vorm van kortingen op of vrijstellingen van milieubelastingen en in de vorm van kortingen op financiële steun voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen

Bij het beantwoorden van de vragen in dit deel hebt u best vooral deel 3.2.7 van de richtsnoeren bij de hand.

Vul deel C1 in voor maatregelen in de vorm van kortingen op of vrijstellingen van milieubelastingen. Deel C2 (eventueel in combinatie met deel C3) vult u in voor maatregelen in de vorm van kortingen op financiële steun voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen.

Vul in deel B ook punt 7 over transparantie in.

Deel C1:   Steun in de vorm van kortingen op of vrijstellingen van milieubelastingen  (178)

1.

Hoe draagt de belastingverlaging of -vrijstelling indirect bij tot de verbetering van het niveau van milieubescherming? Onderbouw ook waarom de belastingverlagingen en belastingvrijstellingen niet ten koste gaan van de nagestreefde algemene doelstelling:

2.

Bevestig voor verlagingen of vrijstellingen van op Unieniveau geharmoniseerde belastingen elk van de volgende punten:

a) ☐

De steun wordt voor maximaal 10 jaar toegekend.

en

b) ☐

De keuze van de begunstigden is gebaseerd op objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria.

en

c) ☐

De steun wordt in beginsel voor alle concurrenten in dezelfde sector op dezelfde wijze toegekend indien deze zich in een vergelijkbare feitelijke situatie bevinden.

en

d) ☐

De begunstigden betalen ten minste het bij de door de toepasselijke richtlijn vastgestelde Uniemiminumbelastingniveau (179).

Verstrek voor elke categorie begunstigden bewijsstukken met betrekking tot het verschuldigde minimumbelastingniveau (het werkelijk betaalde tarief, bij voorkeur in EUR en in dezelfde eenheden als in de toepasselijke Uniewetgeving):

e) ☐

De verlagingen of vrijstellingen zijn verenigbaar met de desbetreffende toepasselijke Uniewetgeving en voldoen aan de daarin vastgestelde beperkingen en voorwaarden.

Verwijs naar de desbetreffende bepaling(en) en verschaf het nodige bewijsmateriaal:

3.

Indien u voor de voorwaarden uit punt 2 bevestigend hebt geantwoord en een en ander goed hebt onderbouwd, hoeft u dit deel niet verder in te vullen. Zijn al die voorwaarden niet voor de volledige maatregel vervuld, dan moet u dit deel wél verder invullen.

4.

Bevestig voor verlagingen of vrijstellingen van milieubelastingen die niet zijn geharmoniseerd of voor belastingen die wel zijn geharmoniseerd maar waarvoor begunstigden minder betalen dan het Unieminimumbelastingtarief, dat de steun voor maximaal 10 jaar wordt toegekend.

☐ Ja.

☐ Neen.

Geef voorts:

een uitvoerige beschrijving van de sector(en) waarvoor de vrijstelling geldt:

een lijst van de 20 grootste begunstigden die onder de vrijstellingen/verlagingen vallen, alsmede een uitvoerige beschrijving van hun situatie, waaronder met name hun omzet en marktaandeel en de omvang van de belastinggrondslag:

5.

Bevestig elk van de volgende punten:

a) ☐

De keuze van de begunstigden is gebaseerd op objectieve en transparante criteria en de steun wordt in beginsel voor alle concurrenten in dezelfde sector of op dezelfde relevante markt op dezelfde wijze toegekend wanneer zij zich in een vergelijkbare feitelijke situatie bevinden.

en

b) ☐

De milieubelasting zonder verlaging zou leiden tot een aanzienlijke toename van de productiekosten voor elke sector of categorie individuele begunstigden.

en

c) ☐

Zonder de steun zou de aanzienlijke toename van de productiekosten, indien die worden afgewenteld op de klanten, leiden tot aanzienlijk omzetverlies (180).

6.

Verschaf kwalitatief en kwantitatief bewijsmateriaal met betrekking tot de voorwaarden uit punt 2:

7.

Leg uit in welke vorm de belastingkorting of -vrijstelling wordt verleend (punt 174 van de richtsnoeren):

8.

Welke van de onderstaande voorwaarden wordt vervuld?

a)

De begunstigden van de steun betalen ten minste 20 % van de nationale belasting.

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo niet, toon dan aan hoe een lager tarief te verantwoorden valt door een beperkte verstoring van de mededinging:

b)

De kortingen of vrijstellingen worden afhankelijk gesteld van het sluiten van overeenkomsten tussen de lidstaat en de ontvangende ondernemingen of verenigingen van ondernemingen:

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, leg dan in detail uit en verschaf bewijs dat ondernemingen of verenigingen van ondernemingen zich ertoe verbinden de milieubeschermingsdoelstellingen te verwezenlijken die hetzelfde effect hebben als i) wanneer zij ten minste 20 % van de nationale belasting betalen of ii) het Unieminimumbelastingniveau zou zijn toegepast:

Bevestig voorts de volgende punten:

a) ☐

de inhoud van de overeenkomsten is door de lidstaat onderhandeld en in die overeenkomsten zijn de doelstellingen bepaald en is een tijdschema vastgelegd voor het bereiken van die doelstellingen;

b) ☐

de lidstaat garandeert een onafhankelijke en tijdige monitoring van de verbintenissen die in de overeenkomsten zijn aangegaan, en

c) ☐

die overeenkomsten worden periodiek herzien in het licht van technologische en andere ontwikkelingen en bevatten effectieve strafbepalingen die van toepassing zullen zijn wanneer de verbintenissen niet worden nagekomen.

Geef per sector de doelstellingen en het tijdschema. Beschrijf ook de monitoring- en herzieningsmechanismen (bijv. door wie dit gebeurt en met welke tussenpozen), en het sanctiemechanisme:

9.

Wordt een CO2-heffing geheven over energieproducten die voor de productie van elektriciteit worden gebruikt en wordt compensatie voor de gebruikte elektriciteit overwogen (punt 179 van de richtsnoeren)? Verschaf dan de volgende informatie:

a)

De rechtstreekse koppeling aan het ETS-emissierechtentarief:

b)

Hoe evolueren de maximale steunintensiteiten in de tijd en hoe sluiten zij aan bij de intensiteiten van de richtsnoeren staatssteun bij emissiehandel (181)?

c)

Een lijst van de begunstigden. Geeft u ook aan of zij in aanmerking komen op grond van de richtsnoeren staatssteun bij emissiehandel:

d)

Nadere bijzonderheden over de wijze waarop het vaste bedrag wordt uitgekeerd:

Deel C2:   Steun in de vorm van kortingen op financiële steun voor energie uit hernieuwbare energiebronnen

1.

Welke bijkomende kosten (182) vloeien voort uit de financiering van hernieuwbare energie? Hoe komen die tot uiting in de elektriciteitstarieven die worden bepaald? Geef hier nadere bijzonderheden:

2.

Bevestig hier dat de maatregel alleen geldt voor kortingen op de kosten van financiële steun voor hernieuwbare energie en dat geen andere kosten worden meegenomen. Geef hier nadere bijzonderheden. De bijkomende kosten mogen niet meer bedragen dan de financiële steun voor energie uit hernieuwbare energiebronnen:

Subsidiabiliteit

3.

Geef een overzicht van de begunstigden van de maatregel. Geef ook aan in hoeverre de begunstigden actief zijn in de sectoren vermeld in bijlage 3 bij de richtsnoeren:

4.

Indien de begunstigden van de maatregel niet actief zijn in sectoren die vermeld worden in bijlage 3 bij de richtsnoeren, in hoeverre zijn zij dan actief in sectoren vermeld in bijlage 5 bij de richtsnoeren?

5.

Toon voor de begunstigden uit deze rubriek aan wat het niveau van de elektriciteitsintensiteit is van de betrokken ondernemingen (punt 186 van de richtsnoeren). Maak daarvoor gebruik van benchmarks voor standaard elektriciteitsverbruik (voor zover beschikbaar):

6.

Wanneer de begunstigden van de maatregel niet actief zijn in sectoren vermeld in bijlage 3 of bijlage 5 bij de richtsnoeren:

Toon aan wat het niveau van de elektriciteitsintensiteit van die ondernemingen is. Maak daarvoor gebruik van benchmarks voor standaard elektriciteitsverbruik (voor zover beschikbaar):

Toon aan wat voor de ondernemingen het niveau van de handelsintensiteit op Unieniveau is:

7.

Bevestig aan de hand van de nodige bewijsstukken dat de keuze van de begunstigden is gebaseerd op objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria en dat de steun in beginsel voor alle concurrenten in dezelfde sector of op dezelfde relevante markt op dezelfde wijze wordt toegekend wanneer zij zich in een vergelijkbare feitelijke situatie bevinden:

Evenredigheid

8.

Bevestig dat de begunstigden van de steun ten minste 15 % betalen van de bijkomende kosten:

9.

Bevestig hier dat de maximumbijdragen voor elektriciteitsintensieve ondernemingen gemaximeerd zijn op:

4 % bruto toegevoegde waarde

0,5 % bruto toegevoegde waarde (voor ondernemingen met een elektriciteitsintensiteit van ten minste 20 %).

Is dat het geval?

a)

Toon dan aan hoe de maxima en de bruto toegevoegde waarde worden berekend (zie bijlage 4 bij de richtsnoeren):

b)

Leg uit of de berekening op bepaalde punten wordt aangepast zodat alle arbeidskosten worden meegenomen (punt 191 van de richtsnoeren):

c)

Leg uit hoe dit maximum geldt voor alle in aanmerking komende ondernemingen:

Deel C3:   Overgangsregels voor kortingen op financiële steun voor energie uit hernieuwbare energiebronnen

Dit deel geldt alleen indien vóór 1 juli 2015 een aanpassingsplan bij de Commissie was ingediend.

1.

Leg in detail uit of vóór 1 juli 2014 kortingen op of vrijstellingen van financiële steun voor energie uit hernieuwbare energiebronnen werden toegestaan:

Zo ja, zijn er dan na 1 juli 2014 nieuwe begunstigden in de regeling gestapt?

2.

Geef een overzicht van de begunstigden die vóór 1 juli 2014 de maatregel genoten:

3.

Splits die begunstigden uit in twee groepen: een groep die op grond van de richtsnoeren voor steun in aanmerking komt (groep 1) en een tweede groep die op grond van de richtsnoeren niet voor steun in aanmerking komt (groep 2):

4.

Verschaf een aanpassingsplan waarmee de steunniveaus geleidelijk in lijn worden gebracht met de toepassing van de subsidiabiliteits- en evenredigheidscriteria uit deel C2.

a)

Laat zien hoe het plan ervoor zorgt dat tegen 2019 groep 1, vermeld inpunt 3, een eigen bijdrage levert van ten minste 15 %:

b)

Laat zien hoe het plan ervoor zorgt dat tegen 2019 groep 2, vermeld in punt 3, een eigen bijdrage levert van ten minste 20 %:

DEEL III.7

Formulier aanvullende informatie voor risicofinancieringssteun

Wanneer u een steunregeling aanmeldt die valt onder de richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen (hierna „de richtsnoeren” genoemd)  (183) , moet u dit formulier invullen naast het formulier „Deel I. Algemene informatie”.

De definities vindt u in punt 52 van de richtsnoeren.

1.   Toepassingsgebied

1.1.   Waarom meldt u de regeling aan?

a) ☐

De regeling voldoet niet aan de algemene groepsvrijstellingsverordening (hierna „AGVV” genoemd) (184). Geef aan welke bepalingen in de rechtsgrondslag van de regeling verder gaan dan de AGVV en om welke bepalingen uit de AGVV het precies gaat:

b) ☐

De regeling voldoet niet aan de de-minimisverordening (185). Leg uit waarom:

c) ☐

De regeling voldoet op één of meer niveaus (dat van de investeerders, de financiële intermediair en zijn beheerder, de ondernemingen waarin wordt geïnvesteerd) niet aan het criterium van de marktdeelnemer in een markteconomie (zie deel 2.1 van de richtsnoeren; voor leningen, zie de mededeling betreffende het referentiepercentage (186) en, voor garanties, zie de garantiemededeling (187)). Leg uit waarom:

d) ☐

De regeling behelst geen steun en wordt ter wille van de rechtszekerheid aangemeld.

1.2.   Toepassingsgebied van de aangemelde regeling (bevestig door het vakje aan te kruisen)

a) ☐

De aangemelde regeling wordt via financiële intermediairs of alternatieve handelsplatforms ten uitvoer gelegd, behalve in het geval van fiscale prikkels met betrekking tot directe investeringen in in aanmerking komende ondernemingen (punt 20 van de richtsnoeren).

Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag:

b) ☐

De aangemelde regeling sluit grote ondernemingen uit, met uitzondering van kleine of innovatieve midcapondernemingen (punt 21 van de richtsnoeren).

Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag:

c) ☐

De aangemelde regeling sluit risicofinancieringssteun uit aan ondernemingen die zijn toegelaten tot de officiële notering van een effectenbeurs of een gereglementeerde markt (punt 22 van de richtsnoeren).

Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag:

d) ☐

Aan de risicofinancieringsregeling nemen particuliere investeerders deel (punt 23 van de richtsnoeren).

Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag:

e) ☐

In de risicofinancieringsregeling is bepaald dat, wat de asymmetrische risico-beloningsverdeling tussen de Staat en particuliere investeerders betreft, particuliere investeerders een substantieel risico lopen of dat de Staat wordt gecompenseerd voor zijn investering (punt 24 van de richtsnoeren).

Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag:

f) ☐

De risicofinancieringsregeling mag niet worden gebruikt ter ondersteuning van buy-outs (punt 25 van de richtsnoeren).

Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag:

g) ☐

In de risicofinancieringsregeling is bepaald dat geen risicofinancieringssteun zal worden toegekend aan ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de richtsnoeren. (Voor de toepassing van de richtsnoeren worden kmo's binnen zeven jaar na hun eerste commerciële verkoop die in aanmerking komen voor risicofinancieringsinvesteringen na een boekenonderzoek door de geselecteerde financiële intermediair, niet beschouwd als ondernemingen in moeilijkheden, tenzijtegen die ondernemingen een insolventieprocedure loopt of zij volgens het nationale recht voldoen aan de criteria om, op verzoek van hun schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen.).

Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag:

h) ☐

De risicofinancieringsregeling sluit steun uit aan ondernemingen die onrechtmatige staatssteun hebben ontvangen die nog niet volledig is terugbetaald (punt 26 van de richtsnoeren).

i) ☐

De risicofinancieringsregeling geldt niet voor steun voor activiteiten die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten, d.w.z. steun die rechtstreeks is gerelateerd aan de uitgevoerde hoeveelheden, de oprichting en de exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met activiteiten op het gebied van de uitvoer, alsmede steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen (punt 27 van de richtsnoeren).

j) ☐

De risicofinancieringsregeling stelt de steun niet afhankelijk van de verplichting om binnenlands geproduceerde goederen of binnenlandse diensten te gebruiken en maakt geen inbreuk op de vrijheid van vestiging door aan de steun voor de financiële intermediairs, hun beheerders of de uiteindelijke begunstigden de verplichting te verbinden een hoofdkantoor op het grondgebied van de betrokken lidstaat te hebben of het daar naartoe te verplaatsen.

2.   Beschrijving van de regeling

2.1.   Voor de regeling uitgetrokken middelen

Hoe groot is het totale bedrag aan risicofinancieringsinvesteringen (van zowel publieke als private partijen) per doelonderneming over de hele investeringscyclus voor elk van de ondernemingen die voor de regeling in aanmerking komen- (dus niet per jaar)? Verschaf nadere bijzonderheden:

Hoe groot is het jaarbudget van de regeling? …

Hoe groot is het totale budget van de maatregel over de hele looptijd ervan? Verschaf nadere bijzonderheden:

Wat is de omvang van de investeringsfondsen die in het kader van de regeling worden opgezet? …

Wordt de maatregel medegefinancierd uit Uniefondsen (Europees Sociaal Fonds, Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, andere)? Verschaf nadere bijzonderheden:

2.2.   Looptijd van de regeling

a)

Hoe lang zal de maatregel lopen? (Geef de datum van inwerkingtreding en de einddatum.) …

b)

Wat is de beoogde looptijd van de investeringsperiode? …

c)

Wat is de beoogde looptijd van de periode dat de investering wordt aangehouden? …

2.3.   Doelondernemingen die de uiteindelijke begunstigden van de regeling zijn

Uit de ex-antebeoordeling (188) is gebleken dat de regeling moet worden gericht op de volgende ondernemingen als uiteindelijke begunstigden (punten 63 t/m 79 van de richtsnoeren) (geef nadere bijzonderheden):

a) ☐

kleine midcapondernemingen (d.w.z. ondernemingen i) met niet meer dan 499 werknemers en ii) waarvan de jaaromzet 100 miljoen EUR niet overschrijdt en waarvan het jaarlijkse balanstotaal 86 miljoen EUR niet overschrijdt). Verschaf, aan de hand van de ex-antebeoordeling, een overzicht van het economische bewijsmateriaal en een passende verantwoording:

b) ☐

innovatieve midcapondernemingen (d.w.z. midcapondernemingen met niet meer dan 1 500 werknemers, waarvan de O&O- en innovatiekosten (volgens de definitie van de AGVV) bedragen: a) ten minste 15 % van hun totale exploitatiekosten in ten minste één van de drie jaren voorafgaande aan de eerste investering in het kader van de risicofinancieringssteunmaatregel, of b) ten minste 10 % per jaar van de totale exploitatiekosten in de drie jaar voorafgaande aan de eerste investering in het kader van de risicofinancieringssteunmaatregel). Verschaf, aan de hand van de ex-antebeoordeling, een overzicht van het economische bewijsmateriaal en een passende verantwoording:

c) ☐

Ondernemingen die de initiële risicofinancieringsinvestering meer dan zeven jaar na hun eerste commerciële verkoop ontvangen. Verschaf, aan de hand van de ex-antebeoordeling, een overzicht van het economische bewijsmateriaal en een passende verantwoording:

d) ☐

Ondernemingen die een totale risicofinancieringsinvestering (door zowel publieke als private partijen) nodig hebben voor een bedrag dat het plafond van 15 miljoen EUR uit de AGVV overschrijdt. Verschaf, aan de hand van de ex-antebeoordeling, een overzicht van het economische bewijsmateriaal en een passende verantwoording:

e) ☐

Alternatieve handelsplatforms die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 23 AGVV. Verschaf, aan de hand van de ex-antebeoordeling, een overzicht van het economische bewijsmateriaal en een passende verantwoording:

f) ☐

Andere:

Verschaf, aan de hand van de ex-antebeoordeling, een overzicht van het economische bewijsmateriaal en een passende verantwoording:

2.4.   Financiële instrumenten: uit de ex-antebeoordeling blijkt een behoefte aan de volgende vormgevingsparameters die niet aan de AGVV voldoen (punten 80 t/m 86 van de richtsnoeren)

a) ☐

De inbreng van de particuliere investeerders ligt lager dan de in artikel 21, lid 10, AGVV vastgestelde percentages (punten 80 en 81 van de richtsnoeren).

Verschaf aan de hand van de ex-antebeoordeling een overzicht van het economische bewijsmateriaal en een passende verantwoording waarom de percentages lager moeten zijn dan in de AGVV bepaald:

b) ☐

Financiële instrumenten met vormgevingsparameters die de plafonds uit de AGVV overschrijden, d.w.z. waarbij de publieke investeerder meer risico op zich neemt dan volgens de AGVV is toegestaan (punten 82 en 83 van de richtsnoeren).

Verschaf aan de hand van de ex-antebeoordeling een overzicht van het economische bewijsmateriaal en een passende verantwoording waarom de vormgevingsparameters boven de plafonds uit de AGVV moeten uitkomen:

c) ☐

Financiële instrumenten niet zijnde garanties waarbij investeerders, financiële intermediairs en de beheerders daarvan worden geselecteerd door aan neerwaartse bescherming de voorkeur te geven boven asymmetrische winstdeling.

Verschaf aan de hand van de ex-antebeoordeling een overzicht van het economische bewijsmateriaal en een passende verantwoording:

d) ☐

Andere: …

Verschaf aan de hand van de ex-antebeoordeling een overzicht van het economische bewijsmateriaal en een passende verantwoording:

2.5.   Fiscale instrumenten: uit de ex-antebeoordeling blijkt een behoefte aan de volgende vormgevingsparameters die niet aan de AGVV voldoen

a) ☐

Fiscale prikkels voor zakelijke investeerders (met inbegrip van financiële intermediairs of beheerders daarvan die als mede-investeerders optreden).

Verschaf een overzicht van het economische bewijsmateriaal en een passende verantwoording:

b) ☐

Fiscale prikkels voor zakelijke investeerders om in kmo's te investeren via een alternatief handelsplatform.

Verschaf een overzicht van het economische bewijsmateriaal en een passende verantwoording:

c) ☐

Andere: …

Verschaf een overzicht van het economische bewijsmateriaal en een passende verantwoording:

2.6.   Particuliere investeerders die in de maatregel deelnemen met eigen vermogen, leningen of garanties

a)

Wat zijn de kenmerken van de particuliere investeerders die in de maatregel deelnemen (bijv. zakelijke investeerders, natuurlijke personen enz.)?

b)

Verstrekken de particuliere investeerders eigen vermogen, leningen of garanties op het niveau van de financiële intermediair (bijv. dakfondsen) of op het niveau van de uiteindelijke begunstigden? Verschaf nadere bijzonderheden.

c)

Zijn de financiële intermediairs die de regeling ten uitvoer leggen, ook mede-investeerders (en moeten zij dus als particuliere investeerders worden beschouwd)?

Ja. Zo ja, specificeer: …

Neen.

2.7.   Financiële intermediairs die de regeling ten uitvoer leggen

(Zie de brede definitie in punt 52 van de richtsnoeren; dit omvat ook fondsen met of zonder rechtspersoonlijkheid.)

a)

Verschaf nadere bijzonderheden over de aard van de financiële intermediairs die de regeling ten uitvoer leggen:

b)

Is bij de tenuitvoerlegging van de maatregel een „met het beheer belaste entiteit” (in de zin van punt 52(v) van de richtsnoeren) betrokken?

Ja. Zo ja, welke? …

Neen.

c)

Investeert die met het beheer belaste entiteit samen met de lidstaat uit haar eigen middelen?

Ja. Zo ja, geef hier dan de referentie naar de rechtsgrondslag op grond waarvan die met het beheer belaste entiteit die mede-investeringen mag doen:

Neen. Licht dan de methode toe voor het berekenen van de vergoeding die zij voor de tenuitvoerlegging van de maatregel ontvangt en die ervoor moet zorgen dat zij niet wordt overgecompenseerd:

d)

Wordt de met het beheer belaste entiteit geselecteerd via een open, transparante, niet-discriminerende en objectieve selectieprocedure of wordt zij rechtstreeks aangesteld? Verschaf nadere bijzonderheden:

e)

Beheert de met het beheer belaste entiteit het (de) fonds(en) waarlangs de financiering in het kader van de risicofinancieringsregeling wordt verschaft?

☐ Ja.

☐ Neen.

f)

Wat zijn de kenmerken van de beheersonderneming die belast is met de tenuitvoerlegging van de maatregel op het niveau van de financiële intermediair?

g)

Zijn meerdere niveaus van financiële intermediairs bij de regeling betrokken zijn (met inbegrip van dakfondsen)? Geef dan alle vereiste informatie voor elk van de niveaus van financiële intermediairs:

2.8.   Is bij de regeling nog een andere partij betrokken dan de steunverlenende overheidsinstantie, de doelondernemingen, de hier genoemde financiële intermediairs die de regeling ten uitvoer leggen, en de daarbij betrokken particuliere investeerders?

Ja. Zo ja, specificeer: …

Neen.

2.9.   Nadere beschrijving van het (de) instrument(en)

Noot:

Voor een goed begrip van de maatregel kunt u het best de structuur van de regeling en de verschillende instrumenten ervan visualiseren in een schema waarop u alle betrokken partijen aangeeft, de omvang van hun aandeel en (in voorkomend geval) een bijlage met een overzicht van de algemene vormgeving van de aangemelde regeling.

Schets de vormgevingsparameters die u hanteerde om bij potentiële financiële intermediairs te peilen of zij belangstelling zouden laten blijken om in de risicofinancieringsregeling deel te nemen. Dit kunt u doen door de gedetailleerde vragen in deze rubriek te beantwoorden.

2.9.1.   Financiële instrumenten

Risicofinancieringssteun in de vorm van financiële instrumenten moet via financiële intermediairs ten uitvoer worden gelegd (punt 20 van de richtsnoeren). Daarom bevatten die maatregelen ten minste een overheidsmaatregel op het niveau van financiële intermediairs en risicofinancieringsinvesteringen van financiële intermediairs in uiteindelijk begunstigde ondernemingen.

2.9.1.1.   Maatregelen op het niveau van financiële intermediairs

A)   Overheidsmaatregelen op het niveau van financiële intermediairs

De Staat verschaft het volgende aan financiële intermediairs (kruis aan en vul in wat van toepassing is):

☐   INJECTIE DOOR DE STAAT VAN (QUASI-)EIGEN VERMOGEN OP HET NIVEAU VAN DE FINANCIËLE INTERMEDIAIRS

1.

Verschaf de volgende gegevens:

de voorwaarden van de injectie van eigen vermogen (voeg ook een vergelijking bij met de marktvoorwaarden voor dit soort injectie van eigen vermogen):

het soort financieel intermediair: …

het soort financieringsstructuur van de financieel intermediair (bijv. investeringsfonds met een aandeel private en publieke deelneming, dakfondsen, meerlagige structuur met gespecialiseerde subfondsen, publiek fonds dat mede-investeert met particuliere investeerders voor individuele transacties) (geef nadere bijzonderheden):

2.

Beschrijf in het geval van quasi-eigen vermogen in detail de aard van het overwogen instrument:

3.

Bij particuliere deelneming (bijv. particuliere investeerders die, naast de Staat, eigen vermogen verschaffen aan de financiële intermediair):

Wat is het aandeel van de deelneming van publieke investeerders en dat van particuliere investeerders?

Welk soort voorkeursbehandeling wordt overwogen ten behoeve van deelnemende particuliere investeerders, zoals beschreven in de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling (geef nadere details)?

opwaartse prikkels: …

neerwaartse bescherming: …

Indien de kenmerken van de ongelijke verliesdeling niet binnen de in de AGVV bepaalde grenzen vallen, geef dan, aan de hand van de ex-antebeoordeling, economisch bewijsmateriaal en argumenten (punt 110 van de richtsnoeren):

In voorkomend geval: Is de first-loss-tranche die voor rekening van de publieke investeerder komt, gemaximeerd (punt 110 van de richtsnoeren)?

Ja. Hoe is dat maximum dan bepaald?

Neen. (Licht toe.)

4.

Wat is de strategie van de publieke investeerder?

Hoe ondersteunt het gekozen instrument de door de publieke investeerder beoogde beleidsdoelstellingen?

5.

Hoe is het instrument zodanig vormgegeven dat de belangen van de investeringsstrategie van de financiële intermediair en de beleidsdoelstellingen op elkaar zijn afgestemd?

6.

Geef nadere toelichting bij de looptijd van het instrument of de exitstrategie die aan de eigen-vermogensinvestering ten grondslag ligt. Leg ook uit hoe de exit strategisch is gepland door de publieke investeerder:

7.

Andere nuttige informatie:

☐   GEFINANCIERDE SCHULDINSTRUMENTEN: LENINGINSTRUMENTEN (HIERNA „LENINGEN” GENOEMD) OP HET NIVEAU VAN FINANCIËLE INTERMEDIAIRS

1.

Verschaf de volgende gegevens:

soort lening (bijv. achtergesteld of niet, risicodeling voor de kredietportefeuille) (verschaf nadere bijzonderheden): …

voorwaarden van de lening in het kader van de maatregel (voeg ook een vergelijking bij met de marktvoorwaarden voor dit soort leningen):

maximale omvang van de lening: …

maximale looptijd van de lening: …

zekerheden of andere voorwaarden: …

andere nuttige informatie: …

2.

Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag die verbieden dat de steun wordt gebruikt om bestaande leningen te herfinancieren (punt 115 van de richtsnoeren):

3.

Indien er op dit niveau sprake is van particuliere deelneming (bijv. particuliere investeerders die, naast de Staat, leningen verstrekken aan de financiële intermediair):

Wat is het aandeel van de deelneming van publieke investeerders/kredietgevers en dat van particuliere investeerders/kredietgevers?

Met name in het geval van leningen met portefeuillerisicodeling (Portfolio risk-sharing loans — PRSL), wat is het percentage waarvoor de geselecteerde financiële intermediair mede-investeert? Dit percentage moet ten minste 30 % van de waarde van de onderliggende leningenportefeuille bedragen (punt 114 van de richtsnoeren): … %

Beschrijf hoe de risico's en beloning tussen de publieke en particuliere investeerders of kredietgevers zijn verdeeld:

Met name, indien de publieke investeerder het first-loss voor zijn rekening neemt, op welk percentage is dat dan gemaximeerd? Dit maximum bedraagt liefst niet meer dan 35 % (zie punt 113 van de richtsnoeren): Maximaal … %.

Ingeval de publieke investeerder/kredietgever een first-loss-positie inneemt die hoger uitvalt dan het in de AGVV bepaalde maximum (25 %), moet de reden daarvoor ernstig marktfalen zijn dat bij de ex-antebeoordeling aan het licht is gekomen (punt 113 van de richtsnoeren). Onderbouw een en ander kort:

Indien er andere risicolimiteringsmechanismen zijn ten behoeve van particuliere investeerders/kredietgevers, licht dan een en ander ook toe:

4.

Wat is het mechanisme voor het doorgeven van voordelen (dat wordt geëist in punt 104 van de richtsnoeren) dat ervoor moet zorgen dat de financiële intermediair het voordeel dat hij van de Staat ontvangt, doorgeeft aan de uiteindelijk begunstigde ondernemingen? Welke eisen moet de financiële intermediair aan de uiteindelijke begunstigden stellen (bijv. in termen van rentepercentage, zekerheden, risicoklasse)? (Geef zeer precieze details.) Verschaf ook nadere bijzonderheden rond de vraag in hoeverre de in het kader van de maatregel op te bouwen portefeuille verder gaat dan het standaard kredietrisicobeleid van de financiële intermediair:

5.

Wat is de strategie van de publieke investeerder?

Hoe ondersteunt het gekozen instrument de door de publieke investeerder beoogde beleidsdoelstellingen?

6.

Hoe is het instrument zodanig vormgegeven dat de belangen van de investeringsstrategie van de financiële intermediair en de beleidsdoelstellingen op elkaar zijn afgestemd?

7.

Geef nadere toelichting bij de looptijd van het instrument of de exitstrategie die aan de investering in schuldinstrumenten ten grondslag ligt. Leg ook uit hoe de exit strategisch is gepland door de publieke investeerder:

8.

Andere nuttige informatie:

☐   NIET-GEFINANCIERDE SCHULDINSTRUMENTEN: DOOR DE STAAT OP HET NIVEAU VAN FINANCIËLE INTERMEDIAIRS AFGEGEVEN GARANTIES OP ONDERLIGGENDE TRANSACTIES MET UITEINDELIJKE BEGUNSTIGDEN

1.

Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag die eist dat in aanmerking komende transacties die door de garantie worden gedekt, nieuw geïnitieerde in aanmerking komende risicofinancieringskrediettransacties zijn, met inbegrip van lease-instrumenten, alsmede quasi-eigenvermogensinstrumenten, met uitsluiting van eigenvermogensinstrumenten (punt 116 van de richtsnoeren): …

2.

Dekken de aan financiële intermediairs afgegeven garanties een portefeuille van onderliggende transacties — en niet één onderliggende transactie?

☐ Ja.

☐ Neen.

3.

Soort garantie: …

Gemaximeerd: garantie voor maximaal … %.

(Dit maximum geldt voor portefeuilles die worden gehouden door financiële intermediairs en het maximum bedraagt best niet meer dan 35 % (punt 118 van de richtsnoeren).) Wat zijn de argumenten voor dit percentage?

Kruis ook nog de volgende vakjes aan om aan te geven:

a) ☐

dat het maximumpercentage alleen geldt voor verwachte verliezen, dan wel

b) ☐

dat het maximumpercentage ook geldt voor onverwachte verliezen. Laat in dat geval ook zien hoe de tarifering van de garantie die bijkomende risicodekkingsgraad tot uiting brengt: …

Niet gemaximeerd. Onderbouw in dat geval ook de noodzaak hiervan en laat zien hoe de tarifering van de garantie die bijkomende risicodekkingsgraad tot uiting brengt:

Tegengarantie (garantie aan garantie-instellingen)

Andere (specificeer a.u.b.): …

4.

Wat is het garantiepercentage (het percentage van de dekking door de publieke investeerder van de verliezen op elke onderliggende transactie; zie de definitie in punt 52(xvi) van de richtsnoeren)? (Dit garantiepercentage mag niet meer dan 90 % bedragen (zie punt 117 van de richtsnoeren)): … %.

Onderbouw de hoogte van dit percentage:

5.

Door de garantie afgedekte onderliggende transacties:

aard van de onderliggende transacties: …

totale nominale omvang van de onderliggende transacties (in EUR): …

maximale nominale bedrag van de onderliggende transactie per uiteindelijke begunstigde: …

looptijd van de onderliggende transacties: …

andere relevante kenmerken van de onderliggende transacties (o.a. rating): …

6.

Beschrijf de overige kenmerken van de garantie (voeg ook een vergelijking bij met de marktvoorwaarden voor dit soort garantie):

maximale looptijd van de garantie: …(Normaal gesproken mag de looptijd niet meer dan 10 jaar bedragen (punt 119 van de richtsnoeren).)

Geef hier de referentie naar de betrokken bepalingen in de rechtsgrondslag waarin wordt bepaald dat de garantie wordt beperkt indien de financiële intermediair gedurende een gespecificeerde periode niet een bepaald minimumbedrag in de portefeuille investeert en dat voor niet-gebruikte bedragen een bereidstellingsprovisie in rekening moet worden gebracht: …

Wordt een garantievergoeding overwogen?

☐ Ja.

☐ Neen.

Welke partij zal de garantievergoeding moeten betalen?

Beschrijf de tarifering in detail:

Andere: …

7.

Wat is het mechanisme voor het doorgeven van voordelen (dat wordt geëist in punt 104 van de richtsnoeren) dat ervoor moet zorgen dat de financiële intermediair het voordeel dat hij van de Staat ontvangt, doorgeeft aan de uiteindelijk begunstigde ondernemingen? Welke eisen moet de financiële intermediair aan de uiteindelijke begunstigden stellen (bijv. in termen van rentepercentage, zekerheden, risicoklasse)? Geef zeer precieze details. Verschaf ook nadere bijzonderheden rond de vraag in hoeverre de in het kader van de maatregel op te bouwen portefeuille verder gaat dan het standaard kredietrisicobeleid van de financiële intermediair:

8.

Wat is de strategie van de publieke investeerder?

Hoe ondersteunt het gekozen instrument de door de publieke investeerder beoogde beleidsdoelstellingen?

9.

Hoe is het instrument zodanig vormgegeven dat de belangen van de investeringsstrategie van de financiële intermediair en de beleidsdoelstellingen op elkaar zijn afgestemd?

10.

Geef nadere toelichting bij de looptijd van het instrument of de exitstrategie die ten grondslag ligt aan de investering in schuldinstrumenten. Leg ook uit hoe de exit strategisch is gepland door de publieke investeerder:

11.

Andere nuttige informatie:

☐   OVERIGE FINANCIËLE INSTRUMENTEN

Welk financieel instrument zal met de maatregel ten uitvoer worden gelegd? Geef ook een nadere beschrijving voor alle elementen uit deel 2.9.1.1 hierboven (voor zover van toepassing op het gekozen financiële instrument):

B)   Maatregelen van financiële intermediairs op verdere niveaus van financiële intermediairs

Situaties kunnen zich voordoen (o.m. bij dakfondsstructuren) waarin de Staat bijvoorbeeld eigen vermogen, leningen of garanties verstrekt aan een financiële intermediair, die dan op zijn beurt eigen vermogen, leningen of garanties verstrekt aan weer een andere financiële intermediair, die uiteindelijk risicofinancieringsinvesteringen verschaft aan uiteindelijk begunstigden. In dergelijke gevallen, waar er een tweede niveau (of nog meer niveaus) van financiële intermediairs bij de regeling is (zijn) betrokken, moet u voor elk bijkomend niveau financiële intermediairs alle relevante informatie verschaffen over eigen vermogen/leningen/garanties/andere financiële instrumenten waarnaar in deel 2.9.1.1.A wordt gevraagd:

2.9.1.2.   Risicofinancieringsinvesteringen door financiële intermediairs in uiteindelijk begunstigden

De risicofinancieringsinvestering in de uiteindelijk begunstigde neemt de volgende vorm aan (kruis aan en vul in wat van toepassing is):

☐   INVESTERING DOOR DE FINANCIËLE INTERMEDIAIRS VAN EIGEN VERMOGEN (INCL. QUASI-EIGEN-VERMOGEN) IN UITEINDELIJK BEGUNSTIGDEN

a)

Beschrijf in het geval van quasi-eigen vermogen in detail de aard van het overwogen instrument:

b)

Beschrijf in detail de voorwaarden voor het investeren van eigen vermogen (voeg ook een vergelijking bij met de marktvoorwaarden voor dit soort investering van eigen vermogen):

c)

Beschrijf in detail alle kenmerken van de door de financiële intermediair uit te voeren investeringen, met onder meer de voorwaarden waaraan de investeringsstrategie van de in aanmerking komende financiële intermediairs moet voldoen:

d)

Geef nadere toelichting bij de looptijd van het instrument of de exitstrategie die aan de eigen-vermogensinvestering ten grondslag ligt:

e)

Bij particuliere deelneming (bijv. particuliere investeerders die ook eigen vermogen verschaffen aan de uiteindelijke begunstigden):

Voor welk percentage nemen particuliere partijen deel? …

Welk soort voorkeursbehandeling wordt overwogen ten behoeve van deelnemende particuliere investeerders, zoals beschreven in de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling (geef nadere details)?

opwaartse prikkels: …

neerwaartse bescherming: …

Indien de kenmerken van de ongelijke verliesdeling niet binnen de in de AGVV bepaalde grenzen vallen, geef dan, aan de hand van de ex-antebeoordeling, economisch bewijsmateriaal en argumenten (punt 110 van de richtsnoeren): …

In voorkomend geval: Is de first-loss-tranche die voor rekening van de publieke investeerder komt gemaximeerd (punt 110 van de richtsnoeren)?

Ja. Hoe is het maximum dan bepaald?

Neen. (Licht toe.)

☐   GEFINANCIERDE SCHULDINSTRUMENTEN: LENINGEN VAN FINANCIËLE INTERMEDIAIRS AAN UITEINDELIJKE BEGUNSTIGDEN

Soort lening (geef nadere bijzonderheden):

Voorwaarden van de lening in het kader van de maatregel (voeg ook een vergelijking bij met de marktvoorwaarden voor dit soort leningen):

Maximale omvang van de lening per begunstigde: …

Maximale looptijd van de lening: …

Nadere toelichting bij de looptijd van het instrument of de exitstrategie die aan de investering in schuldinstrumenten ten grondslag ligt:

Rating van de uiteindelijke begunstigden: …

Zekerheden of andere voorwaarden: …

Andere nuttige informatie: …

Indien er op dit niveau sprake is van particuliere deelneming (bijv. particuliere investeerders die ook leningen verschaffen aan de uiteindelijke begunstigden):

Voor welk percentage nemen particuliere partijen deel? …

Beschrijf hoe de risico's en beloning tussen de publieke en particuliere investeerders zijn verdeeld:

Met name, indien de publieke investeerder het first-loss voor zijn rekening neemt, op welk percentage is dat dan gemaximeerd? Maximaal … %. (Dit maximum bedraagt liefst niet meer dan 35 % (zie punt 113 van de richtsnoeren).)

Ingeval de publieke investeerder of kredietgever een first-loss-positie inneemt die hoger uitvalt dan het in de AGVV bepaalde maximum (25 %), rechtvaardig dit dan door te verwijzen naar een ernstig marktfalen dat aan het licht is gekomen bij de ex-antebeoordeling (punt 113 van de richtsnoeren). Onderbouw een en ander ook kort: …

Indien er andere risicolimiteringsmechanismen zijn ten behoeve van particuliere investeerders/kredietgevers, licht dan een en ander ook toe. …

☐   NIET-GEFINANCIERDE SCHULDINSTRUMENTEN: GARANTIES VAN FINANCIËLE INTERMEDIAIRS AAN UITEINDELIJKE BEGUNSTIGDEN

1.

Beschrijf de aard en de voorwaarden van de garantie in detail (voeg ook een vergelijking bij met de marktvoorwaarden voor dit soort garanties):

2.

Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag die eist dat in aanmerking komende transacties die door de garantie worden gedekt, nieuw geïnitieerde in aanmerking komende risicofinancieringskrediettransacties zijn, met inbegrip van lease-instrumenten, alsmede quasi-eigenvermogensinstrumenten, met uitsluiting van eigenvermogensinstrumenten (punt 116 van de richtsnoeren):

3.

Om welk soort onderliggende transacties gaat het en welke voorwaarden zijn daaraan verbonden?

☐   OVERIGE FINANCIËLE INSTRUMENTEN

Welk financieel instrument zal met de maatregel ten uitvoer worden gelegd? Geef ook een nadere beschrijving voor alle elementen uit deel 2.9.1.2 hierboven (voor zover van toepassing op het gekozen financiële instrument).

2.9.2.   Fiscale instrumenten:

Vul deze hele rubriek in voor elke fiscale prikkel:

Fiscale prikkel voor:

a) ☐

directe investeringen in ondernemingen

b) ☐

indirecte investeringen in ondernemingen (d.w.z. via financiële intermediairs)

c) ☐

indirecte investeringen in ondernemingen via een alternatief handelsplatform.

Fiscale prikkel voor:

a) ☐

zakelijke investeerders

b) ☐

investeerders die natuurlijke personen zijn, ten behoeve van investeringen die buiten het toepassingsgebied van de AGVV vallen.

Vorm van de fiscale prikkels:

a) ☐

verlaging van de belastbare grondslag in de inkomstenbelasting

b) ☐

aftrek van de verschuldigde belasting in de inkomstenbelasting

c) ☐

korting op de vermogenswinstbelasting

d) ☐

korting op de dividendbelasting

e) ☐

andere:

Beschrijf in detail de voorwaarden waaraan de investering moet voldoen om voor de fiscale prikkel in aanmerking te komen:

Beschrijf in detail hoe de fiscale prikkel wordt berekend (met o.m. het maximumpercentage van het geïnvesteerde bedrag waarvoor de investeerder belastingkorting kan krijgen, het maximale bedrag dat kan worden afgetrokken van de door de investeerder verschuldigde belastingen enz.):

Verschaf, aan de hand van de ex-antebeoordeling, een overzicht van het economische bewijsmateriaal en een verantwoording voor elke categorie in aanmerking komende ondernemingen (punt 121 van de richtsnoeren):

Verschaf bewijsmateriaal dat de selectie van de in aanmerking komende ondernemingen is gebaseerd op een samenhangend geheel van investeringsvereisten, die op passende wijze zijn bekendgemaakt en waarin de kenmerken zijn aangegeven van de in aanmerking komende ondernemingen die met aangetoond marktfalen te kampen hebben (punt 123 van de richtsnoeren):

Geplande maximale looptijd van de fiscale prikkel: …(Normaal gesproken mag de looptijd van fiscale regelingen niet meer dan 10 jaar bedragen (punt 124 van de richtsnoeren).)

Licht de specifieke kenmerken van het nationale belastingstelsel toe die van belang zijn voor een volledig begrip van de fiscale prikkel:

Beschrijf verwante/vergelijkbare/relevante fiscale prikkels die in de lidstaat al voorhanden zijn en de wisselwerking tussen die prikkels en de aangemelde fiscale prikkel:

Staat de fiscale prikkel open voor alle investeerders die aan de vereiste criteria voldoen, zonder dat daarbij naar plaats van vestiging wordt gediscrimineerd (punt 126 van de richtsnoeren)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Verschaf bewijzen dat voldoende ruchtbaarheid is gegeven aan de reikwijdte en de technische parameters van de fiscale prikkel (o.m. plafonds en maxima, maximaal investeringsbedrag) (punt 126 van de richtsnoeren: …

Bedraagt de totale investering per begunstigde onderneming niet meer dan het maximumbedrag dat in de AGVV is bepaald met betrekking tot risicofinanciering (punt 149 van de richtsnoeren)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Gaat het bij de in aanmerking komende aandelen om alle risico's dragende, nieuw door een in aanmerking komende onderneming uitgegeven aandelen als omschreven in de ex-antebeoordeling vooraf, en moeten die ten minste voor een periode van drie jaar worden gehouden (punt 150 van de richtsnoeren)?

Ja.

Neen. Geef hier nadere bijzonderheden:

Staat de belastingvermindering open voor investeerders die niet onafhankelijk zijn van de onderneming waarin wordt geïnvesteerd (punt 150 van de richtsnoeren)?

Neen.

Ja. Zo ja, geef dan nadere bijzonderheden:

In het geval van een vermindering van de inkomstenbelasting: Hoe hoog kan het bedrag oplopen dat in de in aanmerking komende onderneming wordt geïnvesteerd (maximumpercentage) (punt 151 van de richtsnoeren)? Een belastingkorting gemaximeerd op 30 % van het geïnvesteerde bedrag wordt als redelijk beschouwd: … %

Kan de belastingvermindering hoger uitkomen dan de door de investeerder maximaal verschuldigde inkomstenbelasting, zoals die vóór de belastingmaatregel is vastgesteld?

Neen.

Ja. Zo ja, geef dan nadere bijzonderheden. …

Worden met de maatregel meerdere vormen van fiscale prikkels verleend, dan moet u voor elke vorm van steun de vragenlijst in deel 2.9.2 van dit formulier beantwoorden.

2.9.3.   Maatregelen ter ondersteuning van alternatieve handelsplatforms

Gaat het om een bestaand platform?

Ja.

Neen, het gaat om een nieuw op te richten platform.

Is het platform een subplatform of dochteronderneming van een bestaande effectenbeurs (of zal het dat zijn)?

Ja. Zo ja, welke?

Neen.

Bestaan er al alternatieve handelsplatforms in uw lidstaat (punt 129 van de richtsnoeren)?

Ja. Zo ja, welke?

Neen.

Wordt het platform opgezet door en zal het actief zijn in meerdere lidstaten (punt 128 van de richtsnoeren)?

Ja. Zo ja, licht toe:

Neen.

Welk soort ondernemingen wordt op het platform verhandeld?

Voeg bij deze aanmelding de volgende documenten:

Bewijsmateriaal dat de meeste financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel op de alternatieve handelsplatforms, zijn (of zullen worden) uitgegeven door kmo's.

Een exemplaar van het businessplan van de exploitant van het platform waaruit blijkt dat het gesteunde platform binnen tien jaar zelfvoorzienend kan zijn (punt 127 van de richtsnoeren).

Plausibele nulscenario's waarin, in termen van toegang tot de vereiste financiering, een vergelijking wordt gemaakt met situaties waarmee de genoteerde ondernemingen te maken zouden krijgen indien het platform niet zou bestaan (punt 127 van de richtsnoeren).

Voor bestaande platforms: een exemplaar van de bedrijfsstrategie van het platform waaruit blijkt dat het betrokken platform, ondanks zijn levensvatbaarheid op lange termijn, op kortetermijnsteun is aangewezen vanwege een aanhoudend tekort aan noteringen — en dus een liquiditeitstekort (punt 129 van de richtsnoeren).

Vorm van de maatregel

Fiscale prikkels voor zakelijke investeerders ten aanzien van hun via een alternatief handelsplatform verlopende risicofinancieringsinvesteringen in in aanmerking komende investeringen. Vul dan deel 2.9.2 over fiscale instrumenten in.

Ondersteuning van platformexploitanten:

De platformexploitant is: een kleine onderneming of groter dan een kleine onderneming.

Maximumbedrag van de maatregel: … EUR.

Ligt het maximumbedrag hoger dan dat voor starterssteun in het kader van de AGVV?

☐ Ja.

☐ Neen.

Hoeveel bedragen de investeringsuitgaven voor de oprichting van het platform? … EUR.

Bedraagt de steun aan de exploitant meer dan 50 % van die investeringsuitgaven (punt 153 van de richtsnoeren)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Voor hoeveel jaar is starterssteun voor het platform toegestaan?

Voor platforms die een subplatform of dochteronderneming van een bestaande effectenbeurs (zullen) zijn: Verschaf bewijzen voor het tekort aan financiering waarmee dit soort subplatform te maken zou krijgen:

Andere nuttige informatie:

3.   Verdere informatie ten behoeve van de verenigbaarheidsbeoordeling van de steunregeling

3.1.   Bijdrage aan een gemeenschappelijke doelstelling en noodzaak van overheidsmaatregelen (delen 3.2 en 3.3 van de richtsnoeren)

Een risicofinancieringsregeling valt alleen te verantwoorden indien die is gericht op het aanpakken van specifiek marktfalen, in de vorm van een financieringskloof waarmee specifieke ondernemingen in een specifieke ontwikkelingsfase, in een specifiek geografisch gebied en, in voorkomend geval, een specifieke sector te kampen hebben.

Voeg bij uw aanmelding ook een diepgaande ex-antebeoordeling waarin dit specifieke marktfalen wordt aangetoond.

3.1.1.   Informatie over de ex-antebeoordeling (punten 65-66 van de richtsnoeren)

Datum van de ex-antebeoordeling: …

De beoordeling is uitgevoerd door: …

een onafhankelijke entiteit

een entiteit verbonden met de volgende overheidsinstantie:

Gegevens waarop de beoordeling is gebaseerd:

Kruis dit vakje aan om te bevestigen dat de ex-antebeoordeling is gebaseerd op gegevens voor de vijf jaar voorafgaand aan de aanmelding: ☐

De risicofinancieringsregeling wordt ten dele gefinancierd uit Europese structuur- en investeringsfondsen en de beoordeling werd uitgevoerd overeenkomstig artikel 37, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad) (189): ☐

3.1.2.   In de ex-antebeoordeling voor de risicofinancieringsregeling genoemde specifieke beleidsdoelstellingen en prestatie-indicatoren (punten 58-59 van de richtsnoeren)

Geef hier de specifieke beleidsdoelstellingen die werden bepaald. Verwijs daarbij naar het betrokken deel van de ex-antebeoordeling:

Geef hier de prestatie-indicatoren die werden bepaald (voor voorbeelden, zie punt 58 van de richtsnoeren). Verwijs daarbij naar het betrokken deel van de ex-antebeoordeling:

3.1.3.   Economisch bewijsmateriaal en verantwoording in de ex-antebeoordeling van de noodzaak van overheidsmaatregelen (deel 3.3 van de richtsnoeren): zie de delen 2.3, 2.4 en 2.5 van dit formulier.

3.2.   De risicofinancieringsregeling als geschikt instrument en stimulerend effect van de regeling (delen 3.4 en 3.5 van de richtsnoeren)

3.2.1.   Algemeen:

A)

Leg, aan de hand van de ex-antebeoordeling uit waarom met de bestaande en geplande nationale beleidsinitiatieven en Uniebeleidsinitiatieven die op hetzelfde vastgestelde marktfalen zijn gericht, dat marktfalen niet afdoende kan worden aangepakt (punten 90-91 van de richtsnoeren):

B)

Leg uit waarom de vormgeving van het voorgenomen staatssteuninstrument het meest geschikt is om een doelmatige financieringsstructuur te verzekeren (punten 92-93 van de richtsnoeren):

3.2.2.   Geschiktheidsvoorwaarden voor financiële instrumenten (deel 3.4.2 van de richtsnoeren):

1.

Minimumpercentages inzake particuliere investeringen (punten 95-97 van de richtsnoeren):

Hoeveel bedraagt het minimale, geaggregeerde percentage (d.w.z. voor alle niveaus samen) van de inbreng van particuliere investeerders voor de investering van risicofinanciering in de uiteindelijke begunstigde? … % van de (publieke en private) risicofinanciering verschaft aan de uiteindelijke begunstigde.

Ingeval de inbreng van particuliere investeerders onder de door de AGVV vereiste percentages blijft: Geef een overzicht van het economische bewijsmateriaal en een nadere verantwoording voor dit percentage (cf. punt 95 van de richtsnoeren), aan de hand van de ex-antebeoordeling:

Blijkt uit de ex-antebeoordeling dat de maatregel als hefboom functioneert voor aanvullende particuliere financiering die anders niet ter beschikking zou zijn gesteld of in andere vorm, voor andere bedragen of op andere voorwaarden ter beschikking zou zijn gesteld? Licht toe:

Is de particuliere niet-onafhankelijke inbreng in de risicofinancieringsregeling aanvaardbaar (punt 96 van de richtsnoeren)?

Ja. Verschaf dan economisch bewijsmateriaal en verantwoording:

Neen.

Ingeval ondernemingen de initiële risicofinancieringsinvestering meer dan zeven jaar na hun eerste commerciële verkoop ontvangen, welke toereikende beperkingen bevat de regeling dan? …Bedraagt het aandeel van particuliere investeringen ten minste 60 %?

Ja.

Neen (zie punt 97 van de richtsnoeren).

2.

Evenwicht van risico's en beloningen tussen publieke en particuliere financiers (punten 98-100 van de richtsnoeren)

Waarom kan de verdeling van risico's en beloningen tussen publieke en particuliere financiers zoals die hierboven werd beschreven in de delen over de betrokken financiële instrumenten, als evenwichtig worden beschouwd (punt 98 van de richtsnoeren)?

3.

Aard van de prikkels te bepalen via selectie van financiële intermediairs, fondsbeheerders of investeerders (punten 101-102 van de richtsnoeren)

Bevestig door het betrokken vakje aan te kruisen.

A)

Selectie van de financiële intermediairs die de regeling ten uitvoer leggen

a) ☐

De financiële intermediairs worden geselecteerd via een open en niet-discriminerende procedure, aan de hand waarvan de precieze aard van de prikkels wordt bepaald.

Zo niet, leg dan uit waarom (licht de selectie van investeerders toe):

Beschrijf de concurrentiegerichte selectieprocedure. Leg ook uit hoe die selectieprocedure aan de voorwaarden voldoet:

Geef hier de referentie naar de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag die de voorwaarden uit de richtsnoeren bevat dat de selectieprocedure openbaar en niet-discriminerend moet zijn:

Geef de lijst met selectiecriteria voor financiële intermediairs, zoals die is opgenomen in de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling:

Voeg bij uw aanmelding ook het evaluatieschema dat is gebruikt om de financiële intermediairs tijdens de selectieprocedure te screenen.

Beschrijf het boekenonderzoek dat voor de geselecteerde financiële intermediairs is uitgevoerd:

Beschrijf hoe wordt geborgd dat de voorwaarden voor zakelijk beheer en winstgerichte besluitvorming zoals die in de AGVV zijn beschreven (artikel 21, leden 14 en 15), worden nageleefd (punt 160 van de richtsnoeren):

Verschaf bewijsmateriaal en de referentie naar de rechtsgrondslag:

b) ☐

In het kader van die selectieprocedure moeten financiële intermediairs aantonen hoe de door hen voorgestelde investeringsstrategie bijdraagt tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen (op basis van de in de ex-antebeoordeling bepaalde prestatie-indicatoren).

Verschaf voor elk van de geselecteerde financiële intermediairs, samen met deze aanmelding, de documenten van de financiële intermediair waarin zijn investeringsstrategie (incl. het tariefbeleid) nader is uitgewerkt en hoe die strategie kan bijdragen tot de verwezenlijking van de verschillende beleidsdoelstellingen.

Beschrijf in detail het mechanisme uit de risicofinancieringsregeling waarmee de lidstaat ervoor zorgt dat de investeringsstrategie van de intermediairs steeds aansluit op de overeengekomen beleidsdoelen (bijv. door monitoring, rapportage, en deelneming in de vertegenwoordigingsorganen) en dat ingrijpende wijzigingen in de investeringsstrategie alleen met voorafgaande toestemming van de lidstaat mogelijk zijn.

Geef ook de referentie naar de desbetreffende bepaling in de rechtsgrondslag:

c) ☐

Elk van de geselecteerde financiële intermediairs is geselecteerd via een concurrentiegerichte selectieprocedure waarbij rekening werd gehouden met hun tariefbeleid voor de bij de risicofinancieringsregeling ingezette instrumenten (o.a. financieringskosten, kredietrisicopremies, beheersvergoedingen en alle andere vergoedingen). Verschaf voor elk van de geselecteerde financiële intermediairs bewijsmateriaal in dat verband.

d) ☐

De beheerder van de financiële intermediair of de beheersonderneming („de beheerder”) wordt geselecteerd via een open, transparante, niet-discriminerende en objectieve selectieprocedure, of de vergoeding van de beheerder weerspiegelt het op de markt geldende vergoedingsniveau.

Zo niet, leg dan uit waarom (licht ook de selectie van investeerders toe):

Beschrijf de concurrentiegerichte selectieprocedure. Leg ook uit hoe die selectieprocedure aan de voorwaarden van dit punt voldoet:

Geef hier de referentie naar de bepaling in de rechtsgrondslag welke die voorwaarden bevat.

e) ☐

De beheerders van dakfondsen moeten zich juridisch ertoe te verbinden om, in het kader van hun investeringsmandaat, via een concurrentiegerichte selectieprocedure de preferente voorwaarden vast te stellen die kunnen worden toegepast op het niveau van de subfondsen (punt 101 van de richtsnoeren).

B)

Selectie van particuliere investeerders

De particuliere intermediairs worden geselecteerd via een open en niet-discriminerende procedure, aan de hand waarvan de precieze aard van de prikkels wordt bepaald (punt 101 van de richtsnoeren). Beschrijf hoe private investeerders concreet worden geïdentificeerd en geselecteerd:

4.

Mede-investerende financiële intermediair of fondsbeheerder die ten minste 10 % van de first-loss-tranche voor zijn rekening neemt (punt 103 van de richtsnoeren)

Wanneer de financiële intermediair of de fondsbeheerder als mede-investeerder naast de lidstaat investeert, dient elk potentieel belangenconflict te worden vermeden en moeten zij ten minste 10 % van de first-loss-tranche voor hun rekening nemen (punt 103 van de richtsnoeren). Bevestig hier (in voorkomend geval) dat dit het geval is:

5.

Mechanisme voor het doorgeven van voordelen in het geval van schuldinstrumenten (leningen of garanties) (punt 104 van de richtsnoeren)

a) ☐

De risicofinancieringsregeling bevat een mechanisme voor het doorgeven van voordelen (zoals hiervoor beschreven in deel 2.9.1.1.A.) dat ervoor moet zorgen dat de financiële intermediair het voordeel dat hij van de Staat ontvangt, doorgeeft aan de uiteindelijk begunstigde ondernemingen. Geef hier de desbetreffende bepalingen van de rechtsgrondslag:

b) ☐

Het mechanisme voor het doorgeven van voordelen bevat ook monitoringregelingen én een terugvorderingsmechanisme. Beschrijf een en ander. Geef ook de desbetreffende bepalingen van de rechtsgrondslag:

3.2.3.   Geschiktheidsvoorwaarden voor fiscale instrumenten (deel 3.4.3 van de richtsnoeren)

Voor het beoordelen van die voorwaarden, zal worden gekeken naar de informatie die u in deel 2.9.2 heeft verschaft.

Is er nog andere informatie die u van belang acht voor het beoordelen van de vraag of die voorwaarden in acht worden genomen?

3.2.4.   Geschiktheidsvoorwaarden voor maatregelen ter ondersteuning van alternatieve handelsplatforms (deel 3.4.4 van de richtsnoeren)

Voor het beoordelen van die voorwaarden, zal worden gekeken naar de informatie die u in deel 2.9.3 heeft verschaft.

Is er nog andere informatie die u van belang acht voor het beoordelen van de vraag of die voorwaarden in acht worden genomen?

3.3.   Evenredigheid van de steun (deel 3.6 van de richtsnoeren)

3.3.1.   Evenredigheid aan het vastgestelde marktfalen

Beschrijf en kwantificeer de financieringsbronnen die voor de doelondernemingen beschikbaar zijn, zoals geanalyseerd in de ex-antebeoordeling (cf. punt 65 van de richtsnoeren):

Geef, aan de hand van de ex-antebeoordeling, een korte beschrijving van de aard en de omvang van de financieringskloof voor elke categorie doelondernemingen, zoals die blijkt uit de ex-antebeoordeling (d.w.z. de financieringsbehoefte van de doelondernemingen waarin de financieringsbronnen, vermeld in punt 3.3.1, niet voorzien; geef ook nader aan hoe de financieringskloof is berekend):

Beschrijf hoe het totale bedrag aan gezamenlijke (publieke en particuliere) financiering die in het kader van de risicofinancieringsmaatregel wordt verschaft, beperkt wordt tot de omvang van de financieringskloof (punt 134 van de richtsnoeren):

Leg uit, aan de hand van de ex-antebeoordeling, hoe de preferente behandeling van particuliere investeerders wordt beperkt tot het minimum dat noodzakelijk is om de door de regeling vereiste minimumpercentages aan inbreng van particulier kapitaal te behalen (punt 134 van de richtsnoeren):

Hoelang zal, volgens de inschattingen van de ex-antebeoordeling, de financieringskloof voor elke categorie doelondernemingen blijven bestaan?

Onderbouw een en ander kort met economisch bewijsmateriaal: …

De ex-antebeoordeling levert bewijsmateriaal op voor het in punt 3.3.1 genoemde marktfalen in de volgende sector(en): …en in het volgende geografische gebied:

Onderbouw een en ander kort met economisch bewijsmateriaal: …

3.3.2.   Evenredigheidsvoorwaarden voor financiële instrumenten (deel 3.6.1 van de richtsnoeren)

1.

Voor financiële intermediairs/fondsbeheerders

Wordt de precieze waarde van de prikkels bepaald tijdens de procedure voor de selectie van de financiële intermediairs of fondsmanagers (punt 136 van de richtsnoeren)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Geef de volgende informatie over de vergoeding van de financiële intermediairs of de fondsmanagers (punten 143 van de richtsnoeren):

Omvat die vergoeding een jaarlijkse beheersvergoeding in overeenstemming met de richtsnoeren (punt 143)?

☐ Ja.

☐ Neen. Geef hier nadere bijzonderheden:

……

……

Omvat die vergoeding prestatiegerelateerde prikkels, waaronder prikkels voor financiële prestaties en beleidsgerelateerde prikkels, in overeenstemming met de richtsnoeren (punt 144)?

☐ Ja.

☐ Neen. Geef hier nadere bijzonderheden:

……

……

Welke sancties gelden indien de beleidsdoelstellingen niet worden gehaald?

Verschaf nadere bijzonderheden over de prestatiegerelateerde vergoeding en vergelijk die met de marktpraktijk (punt 145 van de richtsnoeren):

Verschaf nadere bijzonderheden over het totaal van de beheersvergoedingen en vergelijk die met de marktpraktijk (punt 146 van de richtsnoeren):

Wordt de algehele vergoedingsstructuur geëvalueerd als onderdeel van de scoring van de selectieprocedure en wordt de maximale vergoeding vastgesteld als resultaat van die selectie (punt 147 van de richtsnoeren)?

☐ Ja.

☐ Neen. Leg uit waarom niet. …

Indien de financiële intermediair en de beheerder ervan overheidsinstanties zijn en niet zijn geselecteerd via een open, transparante, niet-discriminerende en objectieve selectieprocedure, bevestig dan onderstaande punten door ze aan te kruisen. Verschaf ook het nodige bewijsmateriaal (punt 41 van de richtsnoeren):

a) ☐

De beheersvergoeding van die partijen is gemaximeerd en hun totale vergoeding stemt overeen met de normale marktvoorwaarden en is prestatiegerelateerd:

b) ☐

De publieke financiële intermediairs worden volgens zakelijke beginselen beheerd en de beheerders ervan nemen op winst gerichte investeringsbesluiten op arm's length met de Staat. Geef met name toelichting bij de mechanismen die zijn opgezet om alle mogelijke interferentie door de Staat in het dagelijkse beheer van het publieke fonds te voorkomen:

c) ☐

De particuliere investeerders worden per individuele transactie geselecteerd via een open, transparante, niet-discriminerende en objectieve selectieprocedure.

In het geval van een rechtstreekse aanstelling van een met het beheer belaste entiteit: Hoeveel bedraagt de jaarlijkse beheersvergoeding, ongerekend prestatiegerelateerde prikkels? … % van het in de entiteit in te brengen kapitaal. Die vergoeding mag maximaal 3 % bedragen (punt 148 van de richtsnoeren).

2.

Voor de particuliere investeerders

Ingeval een publiek fonds mede-investeert met particuliere investeerders die per individuele transactie deelnemen, worden die particuliere investeerders dan per transactie geselecteerd via een afzonderlijke concurrentiegerichte procedure, om het redelijke rendement te kunnen bepalen (punt 137 van de richtsnoeren)?

Ja. Zo ja, verschaf dan het nodige bewijsmateriaal.

Neen.

Wanneer particuliere investeerders niet via dit soort procedure worden geselecteerd, wordt het redelijke rendement dan bepaald door een onafhankelijke deskundige op basis van een analyse van marktbenchmarks en marktrisico's en aan de hand van de Discounted Cash Flow (DCF) waarderingsmethode waarin wordt uiteengezet hoe een minimumpercentage voor het redelijke rendement en een passende marge om de risico's tot uiting te brengen worden berekend (punt 138 van de richtsnoeren)? Zijn ook alle voorwaarden van punt 139 van de richtsnoeren vervuld?

Neen.

Ja. Zo ja, verschaf dan het rapport met die evaluatie, geef de naam van de deskundige en beschrijf de regels die voor zijn aanstelling gelden. Verschaf ook het nodige bewijsmateriaal:

Kruis dit vakje aan om te bevestigen dat binnen een periode van drie jaar niet tweemaal op dezelfde deskundige een beroep mag worden gedaan. ☐

Leg uit hoe het risicogewogen rendement voor de particuliere investeerders beperkt blijft tot het redelijke rendement (punt 140 van de richtsnoeren):

Leg uit, aan de hand van de ex-antebeoordeling, wat de economische argumenten zijn voor de specifieke financiële parameters die aan de maatregel ten grondslag liggen:

3.3.3.   Evenredigheidsvoorwaarden voor fiscale instrumenten (deel 3.6.2 van de richtsnoeren)

Voor het beoordelen van die voorwaarden, zal worden gekeken naar de informatie die u in deel 2.9.2 heeft verschaft.

Verschaf hier overige informatie aangaande de evenredigheidsvoorwaarden die volgens u relevant is: …

3.3.4.   Evenredigheidsvoorwaarden voor maatregelen ter ondersteuning van alternatieve handelsplatforms (deel 3.6.3 van de richtsnoeren)

Voor het beoordelen van die voorwaarden, zal worden gekeken naar de informatie die u in deel 2.9.3 heeft verschaft.

Verschaf hier overige informatie aangaande de evenredigheidsvoorwaarden die volgens u relevant is: …

3.4.   Vermijden van ongewenste negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer (deel 3.7 van de richtsnoeren)

Verschaf, als onderdeel van de ex-antebeoordeling, informatie over de mogelijke negatieve effecten van de risicofinancieringsregeling. Ga hier nader in op de mogelijke negatieve effecten op de drie niveaus: i) het niveau van de markt voor het verschaffen van risicofinanciering (bijv. het risico op verdringing van particuliere investeerders); ii) het niveau van de financiële intermediairs en hun beheerders, en iii) het niveau van de uiteindelijke begunstigden (o.a. de markten waarop de begunstigden actief zijn).

Zorgt de risicofinancieringsregeling ervoor dat de risicofinanciering alleen is gericht op potentieel levensvatbare ondernemingen?

☐ Ja.

☐ Neen.

Hebt u op punt 12 „ja” geantwoord, beschrijf dan hoe een en ander wordt gewaarborgd. Geef ook de desbetreffende bepalingen in de rechtsgrondslag:

Is de risicofinancieringsregeling geografisch of regionaal beperkt?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer: …

Is in de rechtsgrondslag (de iure) de risicofinancieringsregeling beperkt tot specifieke sectoren?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer: …

Is de risicofinancieringsregeling in de praktijk beperkt tot specifieke sectoren?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, specificeer: …

Hoe worden negatieve effecten zoveel mogelijk tot een minimum beperkt?

4.   Cumulering van steun (deel 3.9 van de richtsnoeren)

Risicofinancieringssteun mag worden gecumuleerd met andere staatssteunmaatregelen zonder identificeerbare in aanmerking komende kosten of met de-minimissteun, tot het hoogste betrokken totale financieringsplafond dat in de specifieke omstandigheden van elke zaak is bepaald door een door de Commissie vastgestelde groepsvrijstellingsverordening of een door de Commissie vastgesteld besluit (punt 168 van de richtsnoeren).

Kruis dit vakje aan om te bevestigen dat die regel in acht wordt genomen. ☐

Geef hier de referentie naar de rechtsgrondslag:

Hoe wordt bereikt dat de cumuleringsregels in acht worden genomen?

5.   Andere informatie

Hier kunt u alle andere informatie geven die u van belang acht voor de toetsing van de betrokken maatregel(en) aan de richtsnoeren:

DEEL III.8

Formulier aanvullende informatie voor het aanmelden van een evaluatieplan

Lidstaten moeten dit formulier gebruiken voor het aanmelden van een evaluatieplan overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie  (190) en in het geval een aangemelde steunregeling volgens de betrokken richtsnoeren van de Commissie moet worden geëvalueerd.

In het werkdocument van de diensten van de Commissie „Gemeenschappelijke methodiek voor de evaluatie van staatssteun”  (191) vindt u nadere aanwijzingen over hoe u een evaluatieplan opstelt.

1.   De te evalueren steunregeling

1.

Benaming van de steunregeling:

2.

Gaat het om een evaluatieplan voor:

a) ☐

een op grond van artikel 1, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 651/2014 te evalueren regeling?

b) ☐

een op grond van artikel 108, lid 3, VWEU bij de Commissie aangemelde regeling?

3.

Referentie van de regeling (wordt door de Commissie ingevuld):

4.

Vermeld hier alle ex-ante-evaluaties of effectbeoordelingen die voor de steunregeling voorhanden zijn, evenals alle ex-post-evaluaties of studies die in het verleden zijn uitgevoerd voor voorlopers van de steunregeling of voor vergelijkbare regelingen. Verschaf voor elk van die studies de volgende informatie: a) een korte beschrijving van de doelstellingen van de studie, de gehanteerde methodieken, uitkomsten en conclusies, en b) specifieke methodologische uitdagingen waarmee de evaluaties en studies eventueel te maken kregen (zoals beschikbaarheid van gegevens die relevant zijn voor de beoordeling van het huidige evaluatieplan). Geef (in voorkomend geval) aan welke relevante sectoren of thema's niet in de vorige evaluatieplannen aan bod kwamen, maar die in deze evaluatie wel aan bod zouden moeten komen. Geef een overzicht van dit soort evaluaties en studies in een bijlage of geef (voor zover beschikbaar) internetlinks naar de betrokken documenten:

2.   Doelstellingen van de te evalueren steunregeling  (192)

2.1.   Beschrijf de steunregeling. Geef daarbij aan op welke behoeften en problemen de regeling een antwoord wil bieden, welke de beoogde categorieën begunstigden zijn (bijv. grootte, sectoren, locatie, indicatief aantal):

2.2.   Geef de doelstellingen van de regeling en de verwachte impact ervan, zowel op het niveau van de beoogde begunstigden als wat de doelstelling van gemeenschappelijk belang betreft:

2.3.   Welke mogelijke negatieve effecten — op de begunstigden van de steun of de economie meer algemeen — zijn direct of indirect met de steunregeling verbonden (193)?

2.4.   Geef: a) het jaarbudget dat voor de regeling is uitgetrokken; b) de looptijd van de regeling (194); c) het (de) steuninstrument(en), d) en de in aanmerking komende kosten:

2.5.   Geef een overzicht van de verenigbaarheidscriteria en de methoden om de begunstigden van de steun te selecteren. Beschrijf met name de volgende punten: a) de methoden voor het selecteren van de begunstigden (zoals bijv. scoring); b) het indicatieve budget dat voor elke groep begunstigden beschikbaar is; c) de kans dat het budget voor bepaalde groepen uitgeput raakt; d) de scoringregels, indien die bij de regeling worden gebruikt; e) de maximale steunintensiteiten, en f) de criteria waarmee de steunverlenende autoriteit rekening zal houden bij het beoordelen van aanvragen:

2.6.   Vermeld hier specifieke restricties of risico's die ongunstig kunnen uitwerken op de tenuitvoerlegging van de regeling, de verwachte impact daarvan en het behalen van de doelstellingen daarvan:

3.   Evaluatievragen

3.1.   Op welke specifieke kwesties moet de evaluatie nader ingaan door kwantitatief bewijsmateriaal te leveren voor de impact van de steun? Maak daarbij een onderscheid tussen: a) kwesties die de rechtstreekse impact van de steun op de begunstigden betreffen; b) kwesties die de indirecte impact betreffen, en c) kwesties die de evenredigheid en de geschiktheid van de steun betreffen. Leg ook uit hoe de evaluatievragen verband houden met de doelstelling van de regeling:

4.   Resultaatindicatoren

4.1.   Gebruik de onderstaande tabel om te beschrijven welke indicatoren zullen worden ontwikkeld om de uitkomsten van de regeling te meten, alsmede de relevante controlevariabelen (met inbegrip van databronnen) en hoe iedere resultaatindicator zal beantwoorden aan de evaluatievragen. Vermeld met name: a) de betreffende evaluatievraag; b) de indicator; c) de databron; d) de frequentie waarmee data worden verzameld (bijv. jaarlijks, maandelijks); e) het niveau waarop de data worden verzameld (bijv. op ondernemingsniveau, op bedrijfslocatieniveau, op regionaal niveau), en f) de in de databron bestreken populatie (bijv. begunstigden van steun, niet-begunstigden, alle ondernemingen).

Evaluatievragen

Indicator

Bron

Frequentie

Niveau

Populatie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Leg uit waarom de gekozen indicatoren het meest relevant zijn voor het meten van de impact van deze regeling:

5.   Voor het uitvoeren van de evaluatie overwogen methoden

5.1.   Beschrijf in het licht van de evaluatievragen de methoden waarvan het gebruik wordt overwogen om bij de evaluatie het causale effect van de steun op de begunstigden te bepalen en om andere indirecte effecten te meten. Leg met name uit waarom voor die methoden is gekozen en andere methoden werden verworpen (bijv. om redenen die verband houden met de vormgeving van de regeling) (195):

5.2.   Beschrijf nauwkeurig de identificatiestrategie voor de evaluatie van het causale effect van de steun en de aannames waarop die strategie berust. Beschrijf in detail de samenstelling en het belang van de controlegroep:

5.3.   Leg uit hoe in de beoogde methoden wordt omgegaan met mogelijke vertekeningen bij selectie. Valt met voldoende zekerheid te verklaren dat geobserveerde verschillen in de uitkomsten voor de begunstigden zijn toe te schrijven aan de steun?

5.4.   Leg (in voorkomend geval) uit hoe de beoogde methoden willen omgaan met specifieke uitdagingen van complexe regelingen (bijv. regelingen die regionaal gedifferentieerd ten uitvoer worden gelegd of regelingen die verschillende steuninstrumenten gebruiken):

6.   Verzamelen van data

6.1.   Geef informatie over de mechanismen en bronnen voor het verzamelen en verwerken van data over de begunstigden van de steun en over het beoogde nulscenario (196). Beschrijf alle relevante informatie met betrekking tot de selectiefase: data verzameld over steunaanvragers, data ingediend door steunaanvragers en uitkomsten van de selectie. Geef ook toelichting bij mogelijke problemen met betrekking tot de beschikbaarheid van data:

6.2.   Geef hier informatie over de frequentie waarmee voor de evaluatie relevante data worden verzameld. Zijn er observaties beschikbaar op een voldoende gedesaggregeerd niveau, d.w.z. op het niveau van individuele ondernemingen?

6.3.   Wordt toegang tot de voor het uitvoeren van de evaluatie vereiste data belemmerd door wet- en regelgeving inzake vertrouwelijkheid van gegevens? Hoe worden die kwesties dan opgelost? Zijn er eventueel nog andere problemen met betrekking tot gegevensverzameling en hoe worden die overwonnen?

6.4.   Staan er enquêtes van begunstigden van de steun of van andere ondernemingen gepland? Is het de bedoeling om aanvullende informatiebronnen te gebruiken?

7.   Voorgenomen tijdpad voor de evaluatie

7.1.   Wat is het voorgenomen tijdpad voor de evaluatie, met mijlpalen voor het verzamelen van data, tussentijdse rapporten en betrokkenheid van stakeholders? Sluit, voor zover relevant, een bijlage in met een gedetailleerd tijdpad:

7.2.   Tegen wanneer zal het definitieve evaluatierapport bij de Commissie worden ingediend?

7.3.   Welke factoren kunnen eventueel invloed hebben op het beoogde tijdpad?

8.   De evaluerende instantie

8.1.   Verschaf specifieke informatie over de evaluerende instantie of, mocht die nog niet zijn geselecteerd, over het tijdpad, de procedure en de criteria voor de selectie van de evaluerende instantie:

8.2.   Verschaf informatie over de onafhankelijkheid van de evaluerende instantie. Hoe worden eventuele belangenconflicten uitgesloten tijdens de selectieprocedure?

8.3.   Wat is de relevante deskundigheid en knowhow van de evaluerende instantie of hoe wordt die knowhow gegarandeerd tijdens de selectieprocedure?

8.4.   Welke regelingen zal de steunverlenende instantie treffen om de uitvoering van de evaluatie te beheren en te monitoren?

8.5.   Verschaf informatie (ook al zijn dat maar indicaties) over de vereiste personele en financiële hulpmiddelen die beschikbaar zullen worden gesteld om de evaluatie uit te voeren:

9.   Openbaarmaking van de evaluatie

9.1.   Hoe zal de evaluatie openbaar worden gemaakt, d.w.z. door de publicatie van het evaluatieplan en het eindrapport op een website?

9.2.   Hoe wordt de betrokkenheid van stakeholders gegarandeerd? Wordt overwogen om publieke consultaties of evenementen te houden met betrekking tot de evaluatie?

9.3.   Hoe zullen de uitkomsten van de evaluatie worden gebruikt door de steunverlenende autoriteit en andere instanties, bijv. om vervolgregelingen of vergelijkbare regelingen uit te werken?

9.4.   Worden de voor de evaluatie verzamelde of gebruikte data toegankelijk gemaakt voor verdere studie en onderzoek? Op welke voorwaarden?

9.5.   Bevat het evaluatieplan vertrouwelijke informatie die de Commissie niet mag vrijgeven?

10.   Andere informatie

10.1.   Hier kunt u alle andere informatie geven die u van belang acht voor de beoordeling van het evaluatieplan:

10.2.   Geef hier een lijst van alle documenten die bij de aanmelding zijn gevoegd. Voeg ook een papieren versie van de betrokken documenten bij of geef directe internetlinks naar die documenten:

…”.

3)

Deel III.13 wordt vervangen door:

„DEEL III.13.A

Formulier aanvullende informatie voor investeringssteun aan luchthavens

Wanneer u investeringssteun aanmeldt die valt onder de richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen  (197) (hierna „de richtsnoeren” genoemd), kunt u het best dit formulier aanvullende informatie invullen naast het formulier „Deel I. Algemene informatie”.

1.   Bijkomende informatie over de begunstigde, het investeringsproject en de steun

1.1.   De begunstigde onderneming

1.1.1.   Wordt de steun rechtstreeks aan de eigenaar van de luchthaven verleend?

☐ Ja.

☐ Neen.

1.1.2.   Hebt u op punt 1.1.1 „neen” geantwoord, beschrijf dan (voor zover van toepassing) i) de rechtspersoon/rechtspersonen die de steun ontvangt/ontvangen, en ii) de rechtspersoon/rechtspersonen die de steun overdraagt/overdragen aan een intermediaire entiteit of aan de luchthaven die het investeringsproject uitvoert:

1.1.3.   Hebt u op punt 1.1.1 „neen” geantwoord, leg dan uit hoe de nationale autoriteiten waarborgen dat geen voordeel wordt toegekend op de intermediaire niveaus:

1.1.4.   In het geval van individuele steun: Beschrijf de juridische, organisatorische en financiële banden tussen de ontvanger van de steun en i) de ondernemingen waarmee die ontvanger deel uitmaakt van een groep ondernemingen, ii) de dochterondernemingen van de ontvanger van de steun, en iii) andere verbonden ondernemingen, met inbegrip van gemeenschappelijke ondernemingen.

In het geval van steunregelingen: Beschrijf de methode waarmee de steunverlenende autoriteit de hierboven genoemde juridische, organisatorische en financiële banden zal beoordelen:

1.1.5.   Zal de begunstigde de infrastructuur ook exploiteren?

☐ Ja.

☐ Neen.

1.1.6.   Hebt u op de bovenstaande vraag „neen” geantwoord, beschrijf dan i) de procedure waarmee de infrastructuurexploitant zal worden gekozen of is gekozen, en ii) de selectiecriteria:

1.1.7.   Ingeval de luchthaven(s) wordt (worden) gebruikt door de nationale strijdkrachten, de politiediensten, niet-economische luchtreddingsdiensten of iedere andere niet-economische dienst ten behoeve van het luchtverkeer, geef dan aan: a) wat de aard van die diensten is, en b) het percentage van de luchthavencapaciteit dat zij benutten (bijv. gebruik van de start- en landingsbanen en andere luchthavenvoorzieningen, uitgedrukt als percentage van het aantal vliegbewegingen per jaar):

1.1.8.   Verschaf de volgende gegevens over de passagiersstromen op de luchthaven(s) die de steun ontvangt (ontvangen):

a)

voor luchthavens waarvoor voor meer dan twee boekjaren gegevens over commercieel reizigersverkeer beschikbaar zijn: het gemiddelde aantal passagiers per jaar gedurende de twee boekjaren voorafgaand aan het jaar waarin de steun wordt aangemeld of daadwerkelijk wordt toegekend:

b)

voor luchthavens waarvoor voor minder dan twee boekjaren gegevens over commercieel reizigersverkeer beschikbaar zijn: het verwachte gemiddelde aantal passagiers per jaar gedurende de twee boekjaren na de aanvang van de exploitatie van commercieel reizigersverkeer:

c)

voor alle luchthavens: het verwachte gemiddelde aantal passagiers per jaar gedurende de verwachte economische levensduur van de gesubsidieerde infrastructuur:

Verschaf de gegevens per luchthaven in tabelvorm (volgens het onderstaande voorbeeld):

Jaar

Totaal aantal passagiers

 

 

 

 

Voor passagiersaantallen moet worden gerekend met enkele reizen (trajecten). Een passagier die bijvoorbeeld van en naar de luchthaven vliegt, moet tweemaal worden geteld. Indien de luchthaven deel uitmaakt van een groep van luchthavens wordt de passagiersstroom bepaald op basis van iedere afzonderlijke luchthaven.

1.2.   Het investeringsproject

1.2.1.   Beschrijf het investeringsproject en alle onderliggende ramingen. Verschaf het ex-ante-businessplan waarop het project is gebaseerd (in de vorm van een Excel-tabel). Dit businessplan moet de hele economische levensduur van de investering bestrijken. Alle ramingen moeten berusten op deugdelijke vraagprognoses. Leg uit of en in hoeverre met die ramingen rekening is gehouden in het businessplan van de begunstigde luchthaven.

1.2.2.   Geef de volgende informatie over het investeringsproject:

Datum steunaanvraag:

 

Datum aanvang werkzaamheden aan het investeringsproject:

 

Geplande einddatum werkzaamheden investeringsproject:

 

Geplande aanvangsdatum exploitatie investering:

 

Datum waarop de volledige capaciteit volgens planning wordt bereikt:

 

1.2.3.   Geef in één tabel een gedetailleerde uitsplitsing van alle uit te voeren werkzaamheden, de financieringsbronnen ervan, de geplande looptijd, de betrokken kostenposten en de geplande datum waarop zij in bedrijf komen.

Geef voor elke kostenpost aan of en waarom die moet worden beschouwd als een investeringsuitgave die i) rechtstreeks verband houdt met niet-economische infrastructuur die binnen de overheidstaken valt (bijv. veiligheid, luchtverkeersleiding en alle andere activiteiten waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is wegens de uitoefening van zijn overheidsmacht) of ii) verband houdt met luchtvaartgebonden luchthaveninfrastructuur van economische aard (bijv. start- en landingsbaan, grondafhandelingsinfrastructuur), dan wel iii) verband houdt met niet-luchtvaartgebonden infrastructuur van economische aard (bijv. parkeerruimten, hotels).

Soort werkzaamheden

Financiering

Kostenstructuur

Tijdschema

 

 

 

 

 

 

 

 

1.2.4.   Geef een overzicht van i) de totale in aanmerking komende investeringskosten (198) van economische aard, en ii) de totale in aanmerking kosten van niet-economische aard. De kosten moeten contant gemaakt zijn. Vermeld ook de disconteringsvoet.

Geef in dat overzicht aan welk deel van de aangemelde steun naar investeringen uit categorie i) zal gaan en welk deel naar investeringen uit categorie ii):

1.2.5.   Ingeval investeringskosten met betrekking tot niet-luchtvaartgebonden activiteiten van economische aard ook uit staatssteun worden gefinancierd: leg uit op grond waarvan de autoriteiten dit soort steun verenigbaar achten met de interne markt:

1.2.6.   Hebt u voor de betrokken investering een milieueffectbeoordeling uitgevoerd of zegt u toe dat te zullen doen (punt 20 van de richtsnoeren)?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo niet, waarom is er voor dit project geen milieueffectbeoordeling vereist?

1.3.   Niet-economische activiteiten die tot de overheidstaken behoren

1.3.1.   Omvat de investering activiteiten waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is wegens de uitoefening van zijn overheidsmacht (zoals luchtverkeersleiding, politietaken, douane, brandweer en activiteiten om de burgerluchtvaart te beveiligen tegen wederrechtelijke daden)? Investeringen met betrekking tot de infrastructuur en uitrusting die nodig zijn om dit soort activiteiten uit te voeren, worden doorgaans geacht niet-economisch van aard te zijn en vallen dus niet onder het toepassingsgebied van de staatssteunregels. Neem alle betrokken investeringen op in de tabel uit deel 1.2.3.

☐ Ja.

☐ Neen.

1.3.2.   Geef hier de nationale, regionale of andere rechtsinstrumenten met betrekking tot het begrip „activiteiten die tot de overheidstaken behoren”, alsmede de financiering ervan. Bestaat dit soort rechtsinstrument niet, licht dan toe hoe die activiteiten doorgaans door de betrokken autoriteiten worden gefinancierd:

1.3.3.   Verschaf bewijsstukken waaruit blijkt dat overheidsfinanciering van niet-economische activiteiten niet leidt tot ongerechtvaardigde discriminatie tussen luchthavens. Discriminatie speelt wanneer het in de betrokken rechtsorde de regel is dat burgerluchthavens bepaalde kosten moeten dragen die verbonden zijn aan hun niet-economische activiteiten, terwijl dat voor bepaalde burgerluchthavens niet het geval is. Geef aan wat de inhoudelijke en territoriale toepasselijkheid is van de nationale regels voor de financiering van niet-economische activiteiten van luchthavens en (in voorkomend geval) hoever de regionale bevoegdheid ter zake reikt:

1.3.4.   Bevestig, aan de hand van het nodige bewijsmateriaal, dat de vergoeding van kosten gemaakt in verband met niet-economische activiteiten strikt beperkt blijft tot die kosten en dat alle kruissubsidiëring van economische activiteiten via dit soort vergoeding daadwerkelijk is uitgesloten:

1.3.5.   Bevestig dat de luchthaven een gescheiden kostprijsadministratie zal voeren voor economische en niet-economische activiteiten:

2.   Verenigbaarheidsbeoordeling van de maatregel

2.1.   Bijdrage aan een duidelijk omschreven doelstelling van gemeenschappelijk belang

2.1.1.   Wordt met de investeringssteun:

a) ☐

de mobiliteit van burgers van de Unie verbeterd en worden regio's beter ontsloten door het oprichten van toegangspunten voor vluchten binnen de Unie?

b) ☐

de congestie in het vliegverkeer op belangrijke hubs in de Unie bestreden?

c) ☐

de regionale ontwikkeling bevorderd?

Geef nader aan hoe de investeringssteun bijdraagt tot het behalen van elk van de gekozen doelstellingen.

2.1.2.   Dient de investering om nieuwe luchthavencapaciteit te creëren?

☐ Ja.

☐ Neen.

2.1.3.   Hebt u op de vraag in punt 2.1.2 „ja” geantwoord? Toon dan aan, op basis van het in deel 1.2 (Het investeringsproject) bedoelde ex-ante-businessplan, dat de nieuwe infrastructuur — op de middellange termijn — zal voldoen aan de verwachte vraag van luchtvaartmaatschappijen, passagiers en expediteurs in het verzorgingsgebied van de luchthaven: …

2.1.4.   In het geval van individuele investeringssteun: Deelt de begunstigde luchthaven haar verzorgingsgebied (199) met een andere luchthaven die niet op (bijna) volledige capaciteit draait?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, verschaf dan de volgende gegevens: a) grootte en omvang van het verzorgingsgebied; b) de afstand en de reistijd tussen de begunstigde luchthaven en luchthavens in hetzelfde verzorgingsgebied; c) de passagiersstromen van andere luchthavens in hetzelfde verzorgingsgebied in de vijf jaar vóór het jaar van aanmelding; d) de verwachte totale vraag en totale capaciteit in het verzorgingsgebied van de gesteunde luchthaven voor ten minste de komende tien jaar, volgens het businessplan in een worstcase-, een basis en bestcasescenario:

2.1.5.   In het geval van steunregelingen: Geef: a) de locatie en de verzorgingsgebieden van in aanmerking komende luchthavens in het gebied waarin de regeling van toepassing is; b) de afstand en de reistijd tussen de in aanmerking komende luchthavens en andere luchthavens in hetzelfde verzorgingsgebied; c) de methode en de criteria die de nationale autoriteiten zullen gebruiken voor het bepalen van de omvang en de vorm van de verzorgingsgebieden en de capaciteitsbenutting van luchthavens in hetzelfde verzorgingsgebied:

2.1.6.   In het geval van individuele investeringssteun: Indien u op punt 2.1.4 „ja” hebt geantwoord, geef dan informatie waaruit het verwachte effect blijkt van de investering op het gebruik van reeds bestaande infrastructuur in hetzelfde verzorgingsgebied. Die informatie moet de vooruitzichten voor het gebruik op middellange termijn laten zien, moet zijn gebaseerd op deugdelijke prognoses voor passagiers- en vrachtstromen, en moet zijn verwerkt in het ex-ante-businessplan van de begunstigde luchthaven:

2.1.7.   In het geval van individuele investeringssteun: Indien u op punt 2.1.4 „ja” hebt geantwoord, geef dan prognoses van de passagiersaantallen in worstcase-, basis- en bestcasescenario's. Leg ook uit waarom die prognoses volgens u verantwoorden dat investeringssteun wordt gegeven voor het creëren van extra capaciteit of het in stand houden van bestaande capaciteit:

2.2.   Noodzaak van overheidsmaatregelen

2.2.1.   In het geval van individuele investeringssteun: Leg uit, aan de hand van het businessplan van de luchthaven, in hoeverre de mogelijkheden van de luchthaven om haar kapitaalkosten te dekken afhankelijk zijn van de grootte van de luchthaven in termen van jaarlijkse passagiersstromen.

2.2.2.   In het geval van individuele investeringssteun: Waarom zou de luchthaven onvoldoende particuliere financiering kunnen krijgen?

2.2.3.   In het geval van steunregelingen: Bevestig hier dat de steunverlenende autoriteit de noodzaak van overheidsmaatregelen in ieder individueel geval zal nagaan op grond van i) de grootte van de luchthaven (200) en ii) de mogelijkheden van de luchthaven om particuliere financiering aan te trekken.

2.3.   Geschiktheid van de maatregel

2.3.1.   Toon aan dat de betrokken steun een geschikt instrument is om de beoogde doelstelling te bereiken of de betrokken problemen op te lossen. Leg meer bepaald uit hoe de overheid heeft vastgesteld dat dezelfde doelstelling niet kan worden behaald en dat hetzelfde probleem niet kan worden opgelost met minder verstorende beleids- of steuninstrumenten en dat de betrokken steun een geschikt beleidsinstrument is. Wordt de steun bijvoorbeeld toegekend in een vorm die een direct financieel voordeel oplevert (201)? Toon dan aan waarom andere, potentieel minder verstorende vormen van steun zoals terugbetaalbare voorschotten of vormen van steun die zijn gebaseerd op schuld- of eigenvermogensinstrumenten (202), niet geschikt zijn.

2.4.   Stimulerend effect van de steun

2.4.1.   In het geval van individuele investeringssteun: Bevestig hier dat de werkzaamheden aan de aangemelde individuele investering pas van start zijn gegaan nadat de steunaanvraag was ingediend. Verschaf een kopie van de steunaanvraag die de begunstigde bij de steunverlenende autoriteit heeft ingediend. Verschaf ook bewijsmateriaal voor de datum van aanvang van de werkzaamheden.

2.4.2.   In het geval van steunregelingen: Bevestig hier dat de werkzaamheden aan in aanmerking komende projecten pas van start zullen gaan nadat de steunaanvraag bij de steunverlenende autoriteit is ingediend.

2.4.3.   In het geval van individuele investeringssteun: Beschrijf de omvang van de geplande activiteiten in een scenario mét steun en een nulscenario zonder steun. Onderbouw een en ander met bewijsstukken, bijvoorbeeld interne documenten met betrekking tot alternatieve activiteiten die de begunstigde luchthaven in haar interne besluitvorming heeft overwogen.

2.4.4.   In het geval van individuele investeringssteun: Wanneer een nulscenario met alternatieve activiteiten beschikbaar is, maak dan een vergelijking tussen beide scenario's waarbij u nader aangeeft welke bijkomende activiteiten alleen mét de steun zouden worden ondernomen (analyse aan de hand van een nulscenario).

In het geval van individuele investeringssteun: Wanneer een nulscenario met alternatieve activiteiten niet beschikbaar is, geef dan specifiek aan wat de zogeheten „financieringskloof voor de kapitaalkosten” is zoals die, op basis van een vooraf opgesteld ex-ante-businessplan is bepaald. (De „financieringskloof voor de kapitaalkosten” is de netto contante waarde van het verschil tussen de positieve en negatieve kasstromen (met inbegrip van investeringskosten in vaste activa) gedurende de levensduur van de investering).

2.4.5.   In het geval van steunregelingen: a) bevestig dat de steunverlenende autoriteit pas individuele steun in het kader van de steunregeling zal verlenen nadat zij zich ervan heeft vergewist dat er een stimulerend effect is door een vergelijking te maken tussen de omvang van de geplande activiteiten mét en zonder steun (analyse aan de hand van een nulscenario) of, wanneer er zonder steun geen alternatieve activiteiten zouden zijn, door de financieringskloof voor de kapitaalkosten te bepalen (203) op basis van een ex-ante-businessplan voor de luchthaven van de begunstigde; b) beschrijf alle onderliggende input-data, parameters en aannames die de steunverlenende autoriteit zal toetsen bij haar analyse van het stimulerende effect.

2.5.   Evenredigheid van de steun

2.5.1.   In het geval van individuele investeringssteun: Wanneer een nulscenario met alternatieve activiteiten beschikbaar is: a) verschaf dan (in de vorm van Excel-tabellen) het ex-ante-businessplan voor het scenario mét steun en het nulscenario zonder steun; b) geef op basis daarvan nader aan: de netto extrakosten en de netto extra-inkomsten die de uitvoering van het gesteunde project of de gesteunde activiteit oplevert, vergeleken met het project/de activiteit in het nulscenario; c) licht de onderliggende input-data, parameters en aannames toe.

De businessplannen moeten de volledige economische levensduur van de investering bestrijken:

2.5.2.   In het geval van individuele investeringssteun: Wanneer geen nulscenario met alternatieve activiteiten beschikbaar is: a) verschaf dan (in de vorm van een Excel-tabel) het ex-ante-businessplan van de begunstigde luchthaven; b) geef op basis daarvan aan wat de financieringskloof voor de kapitaalkosten is, d.w.z. de netto contante waarde van het verschil tussen de positieve en negatieve kasstromen (met inbegrip van investeringskosten) gedurende de levensduur van de investering; c) licht de onderliggende input-data, parameters en aannames toe:

2.5.3.   In het geval van steunregelingen: Zegt u het volgende toe: a) om in iedere zaak het nulscenario zonder steun te onderzoeken op basis van ex-ante-businessplannen; b) om de netto extrakosten en de netto extra-inkomsten te bepalen die de uitvoering van het gesteunde project of de gesteunde activiteit oplevert, vergeleken met het project/de activiteit in het nulscenario in die gevallen waarin een nulscenario met alternatieve activiteiten voorhanden is; c) om aan te geven wat de financieringskloof voor de kapitaalkosten is (d.w.z. de netto contante waarde van het verschil tussen de positieve en negatieve kasstromen (met inbegrip van investeringskosten) gedurende de levensduur van de investering) in die gevallen waarin geen alternatieve activiteiten zouden hebben plaatsgevonden.

Beschrijf alle onderliggende input-data, parameters en aannames die de steunverlenende autoriteit zal toetsen bij haar onderzoek en analyse:

2.5.4.   Steunintensiteit

Hoeveel bedraagt het maximale percentage van de in aanmerking komende kosten dat door investeringssteun wordt gedekt („steunintensiteit”), met inbegrip van eventuele opslagen op de basissteunintensiteit?

Wanneer een steunregeling geldt voor luchthavens van uiteenlopende grootte, geef dan de maximale steunintensiteit die voor de volgende groepen luchthavens geldt.

Grootte luchthaven, op basis van gemiddelde passagiersstroom (passagiers per jaar)

Maximale intensiteit investeringssteun

> 3-5 miljoen

 

1-3 miljoen

 

< 1 miljoen

 

2.6.   Vermijden van negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer

2.6.1.   Bevestig hier dat de luchthaven, met inbegrip van alle infrastructuur en uitrusting waarvoor investeringssteun wordt verleend, openstaat voor alle potentiële gebruikers en niet gebonden is aan één specifieke gebruiker.

2.6.2.   Welke maatregelen zijn genomen om te verzekeren dat de capaciteit van de luchthaven aan gebruikers wordt toegewezen aan de hand van relevante, objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria?

2.7.   Aanmelding van individuele steun in het kader van een regeling voor investeringssteun

2.7.1.   De volgende individuele steunmaatregelen in het kader van de regeling voor investeringssteun moeten worden aangemeld overeenkomstig artikel 108, lid 1, VWEU:

a)

Investeringssteun voor luchthavens met een jaarlijkse gemiddelde passagiersstroom van meer dan 3 miljoen passagiers.

b)

Investeringssteun met een steunintensiteit van meer dan 75 % voor een luchthaven met een jaarlijkse gemiddelde passagiersstroom van minder dan 1 miljoen passagiers, behoudens luchthavens in afgelegen gebieden.

c)

Investeringssteun voor de verplaatsing van luchthavens.

d)

Investeringssteun voor het financieren van een gemengde passagiers-/vrachtluchthaven die meer dan 200 000 ton vracht verwerkt gedurende de twee boekjaren voorafgaand aan het boekjaar waarin de steun wordt aangemeld.

e)

Investeringssteun om een nieuwe passagiersluchthaven aan te leggen (met inbegrip van de ombouw van een bestaande luchthaven tot een passagiersluchthaven).

f)

Investeringssteun voor de aanleg of uitbouw van een luchthaven die binnen een afstand van 100 km of een reistijd van 60 minuten met de auto, bus, trein of hogesnelheidstrein van een bestaande luchthaven ligt.

DEEL III.13.B

Formulier aanvullende informatie voor exploitatiesteun aan luchthavens

Wanneer u individuele exploitatiesteun aanmeldt die valt onder de richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen  (204) (hierna „de richtsnoeren” genoemd), kunt u het best dit formulier aanvullende informatie invullen naast het formulier „Deel I. Algemene informatie”.

1.   Bijkomende informatie over de begunstigde en zijn activiteiten

1.1.   De begunstigde onderneming

1.1.1.   Wordt de steun rechtstreeks aan de exploitant van de luchthaven verleend?

☐ Ja.

☐ Neen.

1.1.2.   Hebt u op punt 1.1.1 „neen” geantwoord, beschrijf dan (voor zover van toepassing) i) de rechtspersoon/rechtspersonen die de steun ontvangt/ontvangen, en ii) de rechtspersoon/rechtspersonen die, als intermediaire entiteit, verantwoordelijk is/zijn voor het overdragen van de steun aan de luchthaven die de voor steun in aanmerking komende diensten verricht.

1.1.3.   Hebt u op punt 1.1.1 „neen” geantwoord, leg dan uit hoe de autoriteiten waarborgen dat geen voordeel wordt toegekend op de intermediaire niveaus.

1.1.4.   Is de begunstigde van de steun ook de eigenaar van de luchthaven?

☐ Ja.

☐ Neen.

1.1.5.   Hebt u op punt 1.1.1 „neen” geantwoord, wie is/wordt dan de eigenaar van de luchthaven? Beschrijf ook de eigendomsstructuur:

1.1.6.   In het geval van individuele steun: Beschrijf de juridische, organisatorische en financiële banden tussen de ontvanger van de steun en i) de ondernemingen waarmee die ontvanger deel uitmaakt van een groep ondernemingen, ii) de dochterondernemingen van de ontvanger van de steun, en iii) andere verbonden ondernemingen, met inbegrip van gemeenschappelijke ondernemingen.

In het geval van steunregelingen: Beschrijf de methode waarmee de steunverlenende autoriteit de in de punten 1.1.1 tot en met 1.1.15 genoemde juridische, organisatorische en financiële banden zal beoordelen:

1.2.   Algemene informatie over de luchthavenexploitant

1.2.1.   Ingeval de luchthaven(s) wordt (worden) gebruikt door de nationale strijdkrachten, de politiediensten, niet-economische luchtreddingsdiensten of iedere andere niet-economische dienst ten behoeve van het luchtverkeer, geef dan aan: a) wat de aard van de diensten is, en b) het percentage van de luchthavencapaciteit dat zij benutten (bijv. gebruik van de start- en landingsbanen en andere luchthavenvoorzieningen, uitgedrukt als percentage van het aantal vliegbewegingen per jaar).

1.2.2.   Verschaf de volgende gegevens over de passagiersstromen op de luchthaven(s) die de steun ontvangt (ontvangen):

a)

voor luchthavens waarvoor voor meer dan twee boekjaren gegevens over commercieel reizigersverkeer beschikbaar zijn: het gemiddelde aantal passagiers per jaar gedurende de twee boekjaren voorafgaand aan het jaar waarin de steun wordt aangemeld of daadwerkelijk wordt toegekend;

b)

voor luchthavens waarvoor voor minder dan twee boekjaren gegevens over commercieel reizigersverkeer beschikbaar zijn: het verwachte gemiddelde aantal passagiers per jaar gedurende de twee boekjaren na de aanvang van de exploitatie van commercieel reizigersverkeer.

Verschaf de gegevens in tabelvorm (volgens het onderstaande voorbeeld).

Jaar

Totaal aantal passagiers

 

 

 

 

Voor passagiersaantallen moet worden gerekend met enkele reizen (trajecten). Een passagier die bijvoorbeeld van en naar de luchthaven vliegt, moet tweemaal worden geteld. Indien de luchthaven deel uitmaakt van een groep van luchthavens wordt de passagiersstroom bepaald op basis van iedere luchthaven afzonderlijk.

1.2.3.   In het geval van individuele exploitatiesteun: Verschaf het businessplan dat de begunstigde in de periode 2009-2013 ten uitvoer heeft gelegd en dat hij in de komende 10-jaarsperiode ten uitvoer wil leggen (tot en met 4 april 2024). Beschrijf de aannames die aan die 10-jaarsperiode ten grondslag liggen.

Het businessplan moet bevatten: informatie over verkeersstromen en prognoses daarvan; kosten en kostenprognoses; financiële data en financiële prognoses voor het niveau van de winstgevendheid en kasstromen (gebruikmakend van methodieken die aantoonbaar door de luchthaven worden gebruikt, bijv. methoden voor het bepalen van de netto contante waarde (NPV) van het project, de interne opbrengstvoet (IRR) en de gemiddelde Return on Capital Employed (ROCE)). Verschaf het businessplan in Excel-formaat, met toelichting bij alle onderliggende formules.

In het geval van steunregelingen: Geef in detail aan: a) aan welke formele en materiële criteria businessplannen van in aanmerking komende luchthavens moeten voldoen, en b) welke methode de nationale autoriteiten zullen gebruiken om de businessplannen te beoordelen:

1.2.4.   In het geval van individuele exploitatiesteun: Geef een beknopt overzicht van de exploitatietekorten (205) die de begunstigde in de periode 2009-2013 boekte en van de exploitatietekorten die volgens de prognoses voor de periode tot en met 4 april 2024 worden verwacht. Verschaf die gegevens in tabelvorm (volgens het onderstaande voorbeeld).

Inkomsten

 

 

 

 

..

 

 

 

 

 

 

 

 

Exploitatiekosten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Exploitatieresultaten

 

 

 

 

In het geval van steunregelingen: Welke methode zullen de autoriteiten gebruiken om de exploitatietekorten van in aanmerking komende luchthavens vast te stellen?

1.2.5.   In het geval van individuele exploitatiesteun: Verschaf exemplaren van de financiële verslaggeving (206) van de in aanmerking komende luchthavens voor de vijf jaar voorafgaand aan het jaar van de aanvraag van exploitatiesteun.

In het geval van steunregelingen: Zegt u toe om de bovengenoemde financiële verslaggeving te laten meewegen in de beoordeling van individuele steun?

1.2.6.   Welke maatregelen zijn genomen om overcompensatie te vermijden en om overschotten terug te vorderen van de begunstigde?

1.3.   Activiteiten inzake luchthavendiensten

1.3.1.   Welke luchthavendiensten (207) komen in aanmerking en welke categorieën exploitatiekosten (208) komen in aanmerking voor het verrichten van die diensten?

1.4.   Activiteiten die tot de overheidstaken behoren

1.4.1.   Gaat de exploitatiesteun naar activiteiten waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is wegens de uitoefening van zijn overheidsmacht (zoals luchtverkeersleiding, politietaken, douane, brandweer en activiteiten om de burgerluchtvaart te beveiligen tegen wederrechtelijke daden)? Exploitatiekosten met betrekking tot de infrastructuur en uitrusting die nodig zijn om dit soort activiteiten uit te voeren, worden doorgaans geacht niet-economisch van aard te zijn en vallen dus niet onder het toepassingsgebied van de staatssteunregels.

☐ Ja.

☐ Neen.

1.4.2.   Geef hier de desbetreffende nationale, regionale of andere rechtsinstrumenten met betrekking tot het begrip „activiteiten die tot de overheidstaken behoren”, alsmede de financiering ervan. Bestaat dit soort rechtsinstrument niet, licht dan toe hoe die activiteiten doorgaans door de betrokken autoriteiten worden gefinancierd:

1.4.3.   Verschaf bewijsstukken waaruit blijkt dat overheidsfinanciering van niet-economische activiteiten niet leidt tot ongerechtvaardigde discriminatie tussen luchthavens. Discriminatie speelt wanneer het in de betrokken rechtsorde de regel is dat burgerluchthavens bepaalde kosten moeten dragen die verbonden zijn aan hun niet-economische activiteiten, terwijl dat voor bepaalde burgerluchthavens niet het geval is. Geef aan wat de inhoudelijke en territoriale toepasselijkheid is van de nationale regels voor de financiering van niet-economische activiteiten van luchthavens en (in voorkomend geval) hoever de regionale bevoegdheden ter zake reiken:

1.4.4.   Bevestig, aan de hand van het nodige bewijsmateriaal, dat de vergoeding van kosten gemaakt in verband met niet-economische activiteiten strikt beperkt blijft tot die kosten en dat alle kruissubsidiëring van economische activiteiten via dit soort vergoeding daadwerkelijk is uitgesloten:

1.4.5.   Bevestig dat de luchthaven een gescheiden kostprijsadministratie zal voeren voor economische en niet-economische activiteiten.

2.   Verenigbaarheidsbeoordeling van de maatregel

2.1.   Is de steun toegekend vóór 4 april 2014?

☐ Ja.

☐ Neen.

2.2.   Bijdrage aan een duidelijk omschreven doelstelling van gemeenschappelijk belang

2.2.1.   Wordt met de exploitatiesteun:

a) ☐

de mobiliteit van burgers van de Unie verbeterd en worden regio's beter ontsloten door het oprichten van toegangspunten voor vluchten binnen de Unie?

b) ☐

de congestie in het vliegverkeer op belangrijke hubs in de Unie bestreden?

c) ☐

de regionale ontwikkeling bevorderd?

Geef nader aan hoe de exploitatiesteun bijdraagt tot het behalen van de gekozen doelstelling(en).

2.2.2.   Betreft de aangemelde maatregel de exploitant van een nieuwe luchthaven?

☐ Ja.

☐ Neen.

2.2.3.   In het geval van individuele exploitatiesteun: Deelt de begunstigde luchthaven haar verzorgingsgebied (209) met een andere luchthaven met reservecapaciteit?

☐ Ja.

☐ Neen.

2.2.4.   In het geval van individuele exploitatiesteun: Hebt u op punt 2.2.3 „ja” geantwoord? Geef dan de de omvang en de vorm van het verzorgingsgebied. Verschaf informatie waaruit blijkt wat het verwachte effect op het verkeer op de andere luchthavens in datzelfde verzorgingsgebied is. Die informatie moet in het businessplan van de begunstigde luchthaven zijn opgenomen en moet zijn gebaseerd op deugdelijke prognoses voor passagiers- en vrachtstromen.

In het geval van steunregelingen: Kunt u a) bevestigen dat de autoriteiten hebben toegezegd om een beoordeling te maken van het verwachte effect op de verkeersstromen van een andere luchthaven of andere luchthavens die in hetzelfde verzorgingsgebied ligt of liggen als de in aanmerking komende luchthaven, op basis van de informatie die in het businessplan van de begunstigde luchthaven is opgenomen en die is gebaseerd op deugdelijke prognoses voor passagiers- en vrachtstromen, en b) toelichting geven bij de methode en de criteria die de nationale autoriteiten zullen hanteren om het verwachte effect op de verkeersstromen van die andere luchthaven(s) te beoordelen?

2.3.   Noodzaak van overheidsmaatregelen

2.3.1.   Bevestig hier dat de jaarlijkse passagiersstroom van de luchthaven/de in aanmerking komende luchthavens niet meer dan 3 miljoen passagiers bedraagt (zie ook punt 1.2.2).

2.4.   Geschiktheid van de maatregel

2.4.1.   Toon aan dat de betrokken steun een geschikt instrument is om de beoogde doelstelling te bereiken of de betrokken problemen op te lossen. Leg meer bepaald uit hoe de autoriteiten hebben vastgesteld dat dezelfde doelstelling niet kan worden behaald of dat hetzelfde probleem niet kan worden opgelost met minder verstorende beleids- of steuninstrumenten. Wordt de steun bijvoorbeeld toegekend in een vorm die een direct financieel voordeel oplevert (210)? Toon dan aan waarom andere, potentieel minder verstorende vormen van steun zoals terugbetaalbare voorschotten of vormen van steun die zijn gebaseerd op schuld- of eigenvermogensinstrumenten (211), niet geschikt zijn:

2.4.2.   In het geval van individuele exploitatiesteun: Is het steunbedrag vooraf bepaald als een vast bedrag dat de verwachte financieringskloof voor de exploitatiekosten (die is vastgesteld op basis van het businessplan van de begunstigde) overbrugt voor een overgangsperiode van maximaal 10 jaar die ingaat op 4 april 2014?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, verschaf dan de nodige informatie in het businessplan.

2.4.3.   In het geval van steunregelingen: Zal het steunbedrag vooraf worden bepaald als een vast bedrag dat de verwachte financieringskloof voor de exploitatiekosten (die is vastgesteld op basis van het businessplan van de begunstigde) overbrugt voor een overgangsperiode van maximaal 10 jaar die ingaat op 4 april 2014?

☐ Ja.

☐ Neen.

Zo ja, dan dient de begunstigde de nodige informatie te verschaffen in het businessplan.

2.4.4.   Hebt u op de punten 2.4.2 en 2.4.3 „neen” geantwoord, geef dan aan: a) de mate van onzekerheid waarmee de kosten- en inkomstenprognoses zijn omgeven, en b) alle informatieasymmetrieën waardoor de nationale autoriteiten het steunbedrag niet vooraf kunnen berekenen op basis van een businessplan:

2.4.5.   Hebt u op de punten 2.4.2 en 2.4.3 „neen” geantwoord, bevestig dan hier dat het maximumbedrag van de verenigbare exploitatiesteun is/zal worden berekend volgens een model dat is gebaseerd op het gemiddelde van de financieringskloof voor de exploitatiekosten (212) over de vijfjaarsperiode 2009-2013.

2.4.6.   Bevestig dat het bedrag van de exploitatiesteun achteraf niet zal worden verhoogd.

☐ Ja.

☐ Neen.

2.4.7.   Ingeval u op de bovenstaande vraag „neen” heeft geantwoord, leg dan uit waarom u vindt dat de mogelijkheid van een ex-post-verhoging niet zal leiden tot een vermindering van de prikkels om de luchthaven doelmatig te beheren.:

2.5.   Stimulerend effect en noodzaak van de steun

2.5.1.   In het geval van individuele exploitatiesteun: Beschrijf waarom de kans bestaat dat, zonder de steun, het niveau van de economische activiteiten van de luchtvaartmaatschappij op de betrokken luchthaven aanzienlijk zou zijn gedaald. Verschaf de nodige informatie op basis van het businessplan (zie ook punt 1.2.3), waarbij u de omvang van de geplande activiteiten mét en zonder steun (nulscenario) vergelijkt, rekening houdende met de mogelijke beschikbaarheid van investeringssteun en de omvang van de verkeersstromen.

In het geval van steunregelingen: Beschrijf de methode die de steunverlenende autoriteit heeft gehanteerd om de businessplannen te beoordelen, alsmede hoe waarschijnlijk het is dat, zonder de steun, het volume van de economische activiteit op de betrokken luchthaven aanzienlijk zou afnemen, rekening houdende met de mogelijke beschikbaarheid van investeringssteun en de omvang van de verkeersstromen.:

2.5.2.   In het geval van individuele exploitatiesteun: Toon aan dat het businessplan van de luchthaven ertoe leidt dat de exploitatiekosten tegen 4 april 2024 volledig zullen zijn gedekt. Vermeld de betreffende sleutelparameters van het businessplan.

In het geval van steunregelingen: Bevestig dat de steunverlenende autoriteit individuele slechts exploitatiesteun zal toekennen indien zij tot de conclusie is gekomen dat het businessplan van de begunstigde luchthaven ertoe leidt dat de exploitatiekosten tegen 4 april 2024 volledig zullen zijn gedekt. Vermeld de betreffende sleutelparameters van het businessplan die de steunverlenende autoriteiten zullen beoordelen om in elke zaak tot die conclusie te komen:

2.5.3.   Verschaf de volgende informatie:

In het geval van individuele exploitatiesteun: De initiële financieringskloof van de begunstigde luchthaven over tien jaar, beginnend met de dekking van de exploitatiekosten op 4 april 2014 bij het begin van de overgangsperiode, om uit te komen op volledige dekking van de exploitatiekosten tegen 4 april 2024, aan het eind van de overgangsperiode.

In het geval van steunregelingen: Zeg toe dat a) de financieringskloof van in aanmerking komende luchthavens zal worden vastgesteld aan de hand van de in punt 2.5.2 bedoelde methode, en b) in aanmerking komende luchthavens moeten aantonen dat zij tegen 4 april 2024 volledige dekking van de exploitatiekosten zullen bereiken:

Het maximaal toegestane steunbedrag:

Het percentage van de financieringskloof dat door de exploitatiesteun moet worden gedekt:

De periode waarin exploitatiesteun zal worden toegekend:

2.6.   Vermijden van negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer

2.6.1.   Toon aan dat alle luchthavens die in hetzelfde verzorgingsgebied liggen als de in aanmerking komende luchthaven(s) tegen 4 april 2024 hun exploitatiekosten volledig zullen kunnen dekken:

2.6.2.   Bevestig hier dat de luchthaven(s), met inbegrip van alle investeringen waarvoor steun wordt toegekend, zal (zullen) openstaan voor alle potentiële gebruikers en niet is (zijn) gebonden aan één specifieke gebruiker.

☐ Ja.

☐ Neen.

2.6.3.   Welke maatregelen zijn genomen om te verzekeren dat de capaciteit van de luchthaven aan gebruikers wordt toegewezen aan de hand van relevante, objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria?

DEEL III.13.C

Formulier aanvullende informatie voor aanloopsteun voor luchtvaartmaatschappijen

Wanneer u aanloopsteun aanmeldt die valt onder de richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen  (213) (hierna „de richtsnoeren” genoemd), kunt u het best dit formulier aanvullende informatie invullen naast het formulier „Deel I. Algemene informatie”.

Dit formulier dient voor het aanmelden van zowel steunregelingen als individuele steun.

1.   Bijkomende informatie over de begunstigde, het project en de steun

1.1.   De begunstigde onderneming

1.1.1.   Wordt de steun rechtstreeks verleend aan de luchtvaartmaatschappij die de nieuwe verbinding exploiteert?

☐ Ja.

☐ Neen.

1.1.2.   Hebt u op punt 1.1.1 „neen” geantwoord, beschrijf dan (voor zover van toepassing) de rechtspersoon (of rechtspersonen) die a) de steun ontvangt (ontvangen) en b) de steun overdraagt (overdragen) aan een intermediaire entiteit of aan de luchtvaartmaatschappij die de nieuwe verbinding exploiteert.

1.1.3.   Hebt u op punt 1.1.1 „neen” geantwoord, leg dan uit hoe de autoriteiten waarborgen dat de intermediaire niveaus geen voordeel ontvangen.

1.1.4.   In het geval van individuele steun: Beschrijf de juridische, organisatorische en financiële banden tussen de ontvanger van de steun en a) de ondernemingen waarmee die ontvanger deel uitmaakt van een groep ondernemingen, b) de dochterondernemingen van de ontvanger van de steun, en c) andere verbonden ondernemingen, met inbegrip van gemeenschappelijke ondernemingen.

In het geval van steunregelingen: Beschrijf de methode waarmee de steunverlenende autoriteit die juridische, organisatorische en financiële banden zal beoordelen.

1.1.5.   De selectie van de begunstigde onderneming: Beschrijf: a) de procedure waarmee de begunstigde wordt of is gekozen; b) de media waarin de selectieprocedure werd aangekondigd en de mate van ruchtbaarheid die aan de procedure is gegeven; c) de subsidiabiliteitsvoorwaarden; d) de operationele vereisten, en e) de selectiecriteria.

2.   Verenigbaarheidsbeoordeling van de maatregel

2.1.   Bijdrage aan een duidelijk omschreven doelstelling van gemeenschappelijk belang

2.1.1.   Wordt met de aanloopsteun:

a) ☐

de mobiliteit van burgers van de Unie verbeterd en worden regio's beter ontsloten door nieuwe verbindingen te openen?

b) ☐

de regionale ontwikkeling van afgelegen gebieden bevorderd?

Leg uit hoe de steun bijdraagt tot het behalen van de gekozen doelstelling:

2.1.2.   In het geval van individuele steun: Toon aan dat de verbinding of verbindingen nog niet op vergelijkbare voorwaarden wordt of worden bediend door een hogesnelheidstreindienst (214) of vanaf een andere luchthaven in hetzelfde verzorgingsgebied (215). Indien de voorwaarden niet als vergelijkbaar worden beschouwd, leg dan uit waarom.

In het geval van steunregelingen: Leg uit hoe de steunverlenende autoriteit zal waarborgen dat de voorwaarde uit dit punt bij ieder individueel geval van aanloopsteun wordt nageleefd:

2.2.   Noodzaak van overheidsmaatregelen

2.2.1.   Waarvoor is de aanloopsteun bestemd?

a) ☐

Verbindingen die een luchthaven met minder dan 3 miljoen passagiers per jaar (216) verbinden met een andere luchthaven in de Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte (ECAA) (217).

b) ☐

Verbindingen die een luchthaven in een afgelegen gebied verbinden met een andere luchthaven (al dan niet in de Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte (ECAA)), ongeacht de grootte van de betrokken luchthavens.

c) ☐

Verbindingen naar een luchthaven met tussen 3 en 5 miljoen passagiers per jaar en die niet is gelegen in een afgelegen gebied. Onderbouw in dit geval grondig de specifieke omstandigheden.

d) ☐

Andere (specificeer a.u.b.):

2.2.2.   In het geval van individuele steun: Geef de locatie van de luchthavens die met de in aanmerking komende nieuwe verbindingen worden aangevlogen:

2.2.3.   In het geval van individuele steun waarbij de aanloopsteun bestemd is voor verbindingen tussen een luchthaven die niet in een afgelegen gebied ligt en een andere luchthaven: Verschaf de volgende gegevens over passagiersstromen op de luchthavens die door de nieuwe verbinding(en) worden verbonden:

a)

voor luchthavens waarvoor voor meer dan twee boekjaren gegevens over commercieel reizigersverkeer beschikbaar zijn: het gemiddelde aantal passagiers per jaar gedurende de twee boekjaren voorafgaand aan het jaar waarin de steun is aangemeld of toegekend;

b)

voor luchthavens waarvoor voor minder dan twee boekjaren gegevens over commercieel reizigersverkeer beschikbaar zijn: het verwachte gemiddelde aantal passagiers gedurende de twee boekjaren na de aanvang van de exploitatie van commercieel reizigersverkeer.

Verschaf de gegevens in tabelvorm (volgens het onderstaande voorbeeld).

Jaar

Luchthaven

Luchthaven

Jaar

Aantal passagiers

Aantal passagiers

Jaar

Aantal passagiers

Aantal passagiers

Voor passagiersaantallen moet worden gerekend met enkele reizen (trajecten). Een passagier die bijvoorbeeld van en naar de luchthaven vliegt, moet tweemaal worden geteld. Indien een luchthaven deel uitmaakt van een groep van luchthavens wordt de passagiersstroom bepaald voor de afzonderlijke luchthaven.

2.2.4.   In het geval van steunregelingen: Leg uit hoe de steunverlenende autoriteit, op basis van de locatie van de luchthaven, de gegevens over passagiersstromen en verbindingen, zal beoordelen of er behoefte is aan overheidsmaatregelen in elk individueel geval van aanloopsteun:

2.3.   Geschiktheid van de maatregel?

2.3.1.   In het geval van individuele steun: Toon aan dat de betrokken steun een geschikt instrument is om de beoogde doelstelling te bereiken of de betrokken problemen op te lossen. Leg meer bepaald uit hoe de autoriteiten hebben vastgesteld dat dezelfde doelstelling niet kan worden behaald en dat hetzelfde probleem niet kan worden opgelost met minder verstorende beleids- of steuninstrumenten. Wordt de steun bijvoorbeeld toegekend in een vorm die een direct financieel voordeel oplevert (218)? Toon dan aan dat andere, potentieel minder verstorende vormen van steun zoals terugbetaalbare voorschotten of vormen van steun die gebaseerd zijn op schuld- of eigenvermogensinstrumenten (218), niet geschikt zijn:

2.3.2.   In het geval van individuele steun waarin de begunstigde luchtvaartmaatschappij een ex-antebusinessplan heeft opgesteld voor de verbinding waarvoor steun wordt ontvangen: Verschaf dat businessplan. Uit dat businessplan moet blijken of die verbinding na drie jaar winstgevend kan zijn voor de luchtvaartmaatschappij zonder dat voor die verbinding nog overheidsfinanciering wordt ontvangen:

2.3.3.   In het geval van individuele steun waarin geen ex-ante-businessplan is opgesteld voor de verbinding waarvoor steun wordt ontvangen: Verschaf een document waaruit blijkt dat de betrokken luchtvaartmaatschappij onherroepelijk heeft toegezegd om de verbinding te blijven exploiteren voor een periode die ten minste even lang duurt als de periode waarvoor zij aanloopsteun heeft ontvangen:

2.3.4.   In het geval van steunregelingen: Leg uit hoe de steunverlenende autoriteit zal beoordelen of de maatregel geschikt is in ieder individueel geval waarin aanloopsteun is toegekend:

2.4.   Stimulerend effect en evenredigheid van de maatregel

2.4.1.   In het geval van individuele steun: Leg uit, indien mogelijk aan de hand van een businessplan, waarom de kans bestaat dat, zonder de steun, het niveau van de economische activiteiten van de luchtvaartmaatschappij op de betrokken luchthaven niet zou zijn toegenomen:

In het geval van steunregelingen: Beschrijf de methode die de steunverlenende autoriteit toepast om te beoordelen hoe groot de kans is dat, zonder de steun, het niveau van de economische activiteiten van de luchtvaartmaatschappij op de betrokken luchthaven niet zou zijn toegenomen:

2.4.2.   In het geval van individuele steun: Bevestig dat de exploitatie van de nieuwe verbinding pas zal worden/is opgestart ná indiening van de steunaanvraag bij de steunverlenende autoriteit. Verschaf ook: a) een kopie van de steunaanvraag die de begunstigde aan de steunverlenende autoriteit heeft gezonden; b) bewijsstukken voor de datum van aanvang van de exploitatie van de nieuwe verbinding.

In het geval van steunregelingen: Bevestig dat in aanmerking komende nieuwe verbindingen pas zullen worden opgestart nadat de steunaanvraag is ingediend bij de steunverlenende autoriteit:

2.4.3.   Bevestig dat de steun voor elke verbinding zal worden toegekend voor een periode van maximaal drie jaar:

2.4.4.   Wat is de steunintensiteit, d.w.z. het totale steunbedrag uitgedrukt als percentage van de in aanmerking komende kosten (219)? Beide bedragen moeten zijn uitgedrukt in netto contante waarde op het tijdstip waarop de steun wordt verleend en vóór aftrek van belastingen of andere heffingen:

2.4.5.   Welke maatregelen zijn genomen om overcompensatie te vermijden en om overschotten van toegekende steun terug te vorderen van de begunstigde luchtvaartmaatschappij?

2.4.6.   Welke maatregelen zijn genomen om kruissubsidiëring te voorkomen van andere verbindingen van de begunstigde luchtvaartmaatschappij van en naar de betrokken luchthaven(s)?

2.5.   Vermijden van ongewenste negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer

2.5.1.   In het geval van individuele steun: Bevestig dat de nieuwe luchtverbinding (bijv. een stedenpaar) niet reeds op vergelijkbare voorwaarden — met name in termen van reistijd — wordt verzorgd door een hogesnelheidstreindienst of door een andere luchthaven in hetzelfde verzorgingsgebied. Zie ook punt 2.1.2.

In het geval van steunregelingen: Leg uit hoe de steunverlenende autoriteit zal waarborgen dat de voorwaarde uit dit punt wordt nageleefd bij ieder individueel geval waarin aanloopsteun wordt toegekend:

2.5.2.   Verschaf bewijsstukken waaruit blijkt dat de overheid die een luchtvaartmaatschappij, al dan niet via een luchthaven, aanloopsteun wilde verlenen voor de nieuwe verbinding, haar voornemen tijdig heeft kenbaar gemaakt of hieraan tijdig voldoende ruchtbaarheid zal geven om alle geïnteresseerde luchtvaartmaatschappijen in de gelegenheid te stellen hun diensten aan te bieden:

2.5.3.   Bevestig dat de aanloopsteun niet mag worden gecumuleerd met andere vormen van staatssteun die worden toegekend voor de exploitatie van dezelfde verbinding:

DEEL III.13.D

Formulier aanvullende informatie voor steunmaatregelen van sociale aard op het gebied van luchtvervoersdiensten (artikel 107, lid 2, onder a), van het Verdrag)

Wanneer u steun van sociale aard aanmeldt die valt onder de richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen  (220) (hierna „de richtsnoeren” genoemd), kunt u het best dit formulier aanvullende informatie invullen naast het formulier „Deel I. Algemene informatie”.

1.   Informatie over de begunstigde(n), het project en de steun

1.1.   Licht de sociale doelstelling(en) van de aangemelde maatregel toe. Leg ook uit waarom u denkt dat die doelstellingen met de maatregel worden bereikt:

1.2.   Nadere informatie over de voorgenomen steun

1.2.1.   Beschrijf: a) volgens welke methode de steun aan de eindgebruikers wordt toegekend en uitgekeerd, en b) (in voorkomend geval) de rechtspersoon of rechtspersonen die de steun ontvangen of die overdragen aan een intermediaire entiteit die verantwoordelijk is voor de uitkering van de steun aan in aanmerking komende eindverbruikers:

1.2.2.   Beschrijf de categorieën in aanmerking komende eindverbruikers (bijv. passagiers met bijzondere behoeften zoals kinderen, mensen met een handicap, mensen op een laag inkomen, studenten, ouderen enz.) (221):

1.2.3.   Bevestig dat de steun daadwerkelijk ten goede komt aan de in aanmerking komende eindverbruikers:

1.2.4.   Beschrijf de verbindingen die voor steun in aanmerking komen:

1.2.5.   Zal de steun worden toegekend voor passagiersvervoer op een verbinding of verbindingen die een luchthaven of luchthavens in een afgelegen gebied (222) verbinden met (een) andere luchthaven(s) binnen de Europese Economische Ruimte (EER)?

☐ Ja.

☐ Neen.

1.2.6.   Hebt u op punt 1.2.5 „ja” geantwoord, beschrijf dan de in aanmerking komende geografische regio's en verbindingen:

1.2.7.   Geef aan welke kosten met de steun worden vergoed. Bevestig ook dat de in aanmerking komende kosten beperkt blijven tot de prijs van een retourticket (inclusief alle belastingen en heffingen) die de vervoersmaatschappij de in aanmerking komende eindverbruiker berekent:

1.2.8.   Bevestig dat de steun wordt toegekend zonder discriminatie tussen de distributiekanalen, zoals reisbureaus, grondafhandelingsdiensten en websites.

1.2.9.   Beschrijf: a) de procedure waarmee de exploitant(en) van de luchtverbinding zal (zullen) worden dan wel is (zijn) geselecteerd; b) de voorwaarden om in aanmerking te komen, en c) de selectiecriteria:

1.2.10.   Bevestig dat de steun zal worden toegekend zonder discriminatie ten aanzien van de herkomst van de diensten, d.w.z. ongeacht de luchtvaartmaatschappijen die de diensten exploiteren.

1.2.11.   Beschrijf de controles en mechanismen die zijn opgezet om te waarborgen dat de regeling alleen wordt gebruikt door in aanmerking komende eindverbruikers en dat er geen overcompensatie is.

DEEL III.13.E

Formulier aanvullende informatie voor steun ten behoeve van het zeevervoer

Wanneer u een maatregel aanmeldt die valt onder de communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer  (223) (hierna „de richtsnoeren” genoemd), kunt u het best dit formulier aanvullende informatie invullen naast het formulier „Deel I. Algemene informatie”.

1.   Informatie over het soort regeling

Gaat het bij de regeling om één of meer van deze elementen of bevat deze één of meer van deze elementen?

a) ☐

een tonnagebelasting

b) ☐

een vermindering van socialezekerheidsbijdragen

c) ☐

een verlaging van lokale belastingen

d) ☐

een verlaging van registratierechten

e) ☐

opleidingssteun

f) ☐

steun om goederentransport te verschuiven van de weg naar zeewegen

g) ☐

een openbare-dienstcontract of gunningsprocedure daarvan

h) ☐

steun van sociale aard

i) ☐

andere. Welke?

2.   Informatie over subsidiabiliteit

Gelieve voor de categorieën a), b), c), d), e) en f) uit punt 1 de punten 2.2 t/m 2.7 in te vullen:

2.1.

Wat zijn de criteria voor ondernemingen om in aanmerking te komen?

2.2.

Wat zijn de criteria voor schepen om in aanmerking te komen? Is er met name een vereiste met betrekking tot de vlag? Welke vereisten met betrekking tot de vlag gelden voor de vloot van ondernemingen die na 17 januari 2004 toetreden tot een tonnagebelastingregeling? Gelden vlageisen voor de hele vloot van de begunstigde onderneming of alleen voor de vloot in eigendom en de onder rompbevrachting uitgecharterde vloot?

2.3.

Welke voorwaarden gelden er voor de onder rompbevrachting uitgecharterde vloot om in aanmerking te komen?

2.4.

Welke voorwaarden gelden er voor de onder tijd- of reisbevrachting uitgecharterde vloot om in aanmerking te komen?

2.5.

Voor zover van toepassing, wat zijn de criteria voor zeevarenden om in aanmerking te komen?

2.6.

Beschrijf de lijst van in aanmerking komende activiteiten. Heeft de regeling in het bijzonder betrekking op:

☐ sleepactiviteiten?

☐ baggeractiviteiten?

Meer algemeen, vallen andere scheepvaartactiviteiten dan het vervoer van goederen en personen over zee onder de steunregeling?

2.7.

Wat zijn de afschermingsmaatregelen om overloop naar andere activiteiten van dezelfde onderneming te voorkomen?

Voor categorie g) uit punt 1:

2.8.

Wat zijn de openbare-dienstverplichtingen, de methode om de compensaties te berekenen, de verschillende offertes die bij de inschrijving worden ingediend en de redenen voor de keuze van de geselecteerde onderneming?

Voor categorie h) uit punt 1:

2.9.

Wat zijn de betrokken verbindingen, de populaties van de betrokken gebruikers en de voorwaarden die verbonden zijn aan de toekenning van individuele subsidies?

3.   Informatie over de steunintensiteit

3.1.   Welke mechanismen zijn opgezet om de inachtneming van het steunplafond uit hoofdstuk 11 van de richtsnoeren te waarborgen? Hoe worden de betrokken dossiers bijgehouden?

Gelieve voor categorie a) uit punt 1 de punten 3.2 t/m 3.7 in te vullen.

3.2.

Welke tarieven worden gebruikt om het belastbare inkomen per 100 NT (nettotonnenmaat) te berekenen?

 

Tot 1 000 NT: …

 

Tussen 1 001 en 10 000 NT …

 

Tussen 10 001 en 20 000 NT: …

 

Meer dan 20 001 NT: …

3.3.

Moeten ondernemingen een gescheiden boekhouding voeren wanneer zij zowel subsidiabele als niet subsidiabele activiteiten verrichten?

3.4.

Hoe worden groepen van ondernemingen en intragroepstransacties behandeld?

3.5.

In hoeverre vallen de inkomsten uit nevenactiviteiten onder de tonnagebelastingregeling?

3.6.

Zijn er bijzondere belastingregels voor schepen die tot een tonnagebelasting toetreden wanneer de marktwaarde van die schepen hoger ligt dan hun fiscale waarde?

3.7.

Wordt op de vergoeding van bestuurders en aandeelhouders van scheepvaartondernemingen het normale belastingtarief volgens de algemene belastingregels van de lidstaat toegepast?

Gelieve voor de categorieën b), c) en d) uit punt 1 de punten 3.8 t/m 3.10 in te vullen.

3.8.

Wat is de steunintensiteit in termen van percentage sociale/fiscale bijdragen of belastingen of vergoedingen die de zeevarende of scheepseigenaar normaal gesproken zou moeten betalen?

3.9.

Of tot welk niveau in absolute cijfers zijn die bijdragen, vergoedingen of belastingen bedoeld in punt 3.8 beperkt?

3.10.

In het geval van baggerschepen en sleepboten: Blijft de steun strikt beperkt tot het gedeelte „zeevervoer” van de activiteiten?

3.11.

Voor categorie e) uit punt 1: Wat is de steunintensiteit in termen van kosten voor de opleiding of het salaris van de opgeleide?

3.12.

Voor categorie f) uit punt 1: Hoeveel bedraagt de steun per tonkilometer dat van de weg wordt gehaald?

3.13.

Voor categorie h) uit punt 1: Hoeveel bedragen de individuele subsidies?

…”.


(1)  Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 140, 30.4.2004, blz. 1).

(2)  NACE Rev. 2, of latere wetgeving die die wijzigt of vervangt. NACE is de statistische classificatie van de economische activiteiten in de Europese Unie, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

(3)  Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(4)  Is er sprake van partnerondernemingen en verbonden ondernemingen, denk er dan om dat u bij de cijfergegevens voor de begunstigde ondernemingen ook het aantal werknemers en de financiële gegevens van de partnerondernemingen en/of verbonden ondernemingen mee in rekening brengt.

(5)  In de zin van de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PB C 249 van 31.7.2014, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1).

(7)  Nummer waaronder de goedgekeurde regeling of de regeling met een groepsvrijstelling bij de Commissie is geregistreerd.

(8)  Overeenkomstig artikel 1, onder e), van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 248 van 24.9.2015, blz. 9) wordt onder „individuele steun” steun verstaan die niet wordt toegekend op grond van een steunregeling, alsmede steun die op grond van een steunregeling wordt toegekend en moet worden aangemeld.

(9)  D.w.z. de datum van de juridische bindende toezegging om de steun te verlenen.

(10)  Voor steun in de landbouw- of de visserij- en aquacultuursector wordt informatie over de inachtneming van de gemeenschappelijke beoordelingsbeginselen gevraagd in deel III.12 (Formulier aanvullende informatie voor steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden) en deel III.14 (formulier aanvullende informatie voor steun in de visserij- en aquacultuursector).

(11)  Een „secundaire doelstelling” is een doelstelling waarvoor de steun, naast de primaire doelstelling, uitsluitend is bestemd. Een regeling met als primaire doelstelling onderzoek en ontwikkeling (O&O) kan bijvoorbeeld als secundaire doelstelling kmo's hebben indien de steun uitsluitend voor kmo's is bestemd. De secundaire doelstelling kan ook sectoraal zijn, zoals bijvoorbeeld een O&O-steunregeling in de ijzer- en staalindustrie.

(12)  Mededeling van de Commissie tot wijziging van de mededelingen van de Commissie betreffende EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken, betreffende richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020, betreffende staatssteun voor films en andere audiovisuele werken, betreffende richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen en betreffende richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen (PB C 198 van 27.6.2014, blz. 30).

(13)  Subsidie/rentesubsidie, lening/terug te betalen voorschot/terugvorderbare subsidie, garantie, belastingvoordeel of belastingvrijstelling, risicokapitaal, overige (specificeren a.u.b.). Indien de steun wordt verleend via meerdere steuninstrumenten, moet het steunbedrag per instrument worden vermeld.

(14)  Van dat vereiste kan ontheffing worden verleend ten aanzien van individuele steunverleningen van minder dan 500 000 EUR. Voor regelingen in de vorm van belastingvoordelen kan de informatie over individuele steun worden meegedeeld in de volgende tranches (in miljoen EUR): [0,5-1]; [1-2]; [2-5]; [5-10]; [10-30]; [30 en meer].

(15)  Totaalbedrag van de voorgenomen steun, uitgedrukt in nationale valuta en hele bedragen. Voor belastingmaatregelen, de geraamde totale inkomstenderving als gevolg van de belastingvoordelen. Indien het jaarbudget aan staatssteun van de regeling meer dan 150 miljoen EUR bedraagt, vul dan rubriek 8 „Evaluatie” van dit aanmeldingsformulier in.

(16)  Voor alle gegevens over steunbedragen of -budget die in een van de hoofdstukken van dit formulier en de formulieren aanvullende informatie worden gevraagd, moet u het hele bedrag in nationale valuta verschaffen.

(17)  Indien het gemiddelde jaarlijkse staatssteunbudget van de regeling meer dan 150 miljoen EUR bedraagt, vul dan rubriek 8 „Evaluatie” van dit aanmeldingsformulier in. De evaluatieverplichting geldt niet voor steunregelingen waarvoor het formulier aanvullende informatie voor steun in de landbouwsector moet worden gebruikt.

(18)  Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1) en Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PB L 190 van 28.6.2014, blz. 45).

(19)  Centraal door de Commissie beheerde Uniefinanciering die niet direct of indirect onder de controle van de lidstaat staat, vormt geen staatssteun. Wanneer dit soort Uniefinanciering wordt gecombineerd met andere overheidsfinanciering, zal alleen met deze laatste rekening worden gehouden om te bepalen of aanmeldingsdrempels en de maximale steunbedragen in acht worden genomen. Voorwaarde is wel dat het totale bedrag aan overheidsfinanciering dat voor dezelfde in aanmerking komende kosten wordt toegekend, de gunstigste financieringspercentages niet overschrijdt die in de toepasselijke EU-wetgeving zijn vastgesteld.

(20)  De evaluatieverplichting geldt niet voor steunregelingen waarvoor het formulier aanvullende informatie voor steun in de landbouwsector moet worden gebruikt.

(21)  Voor meer houvast, zie het werkdocument van de diensten van de Commissie „Gemeenschappelijke methodiek voor de evaluatie van staatssteun”, SWD(2014)179 final van 28.5.2014, in het Nederlands beschikbaar onder: http://ec.europa.eu/competition/state_aid/modernisation/state_aid_evaluation_methodology_nl.pdf

(22)  Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 248 van 24.9.2015, blz. 9).

(23)  Voor meer houvast, zie artikel 339 VWEU waar sprake is van „inlichtingen betreffende ondernemingen en hun handelsbetrekkingen of de bestanddelen van hun kostprijzen”. De EU-rechter heeft „bedrijfsgevoelige informatie” omschreven als „inlichtingen waarvan niet enkel de openbaarmaking aan het publiek, maar ook de enkele overlegging aan een ander rechtssubject dan dat waarvan de inlichting afkomstig is, de belangen van laatstbedoeld subject ernstig kan schaden” (arrest van 18 september 1996, zaak T-353/94, Postbank NV/Commissie, ECLI:EU:T:1996:119, punt 87).

(24)  Mededeling van de Commissie aan de lidstaten inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op kortlopende exportkredietverzekering (PB C 392 van 19.12.2012, blz. 1).

(25)  Richtsnoeren betreffende bepaalde staatssteunmaatregelen in het kader van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten na 2012 (PB C 158 van 5.6.2012, blz. 4).

(26)  Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing vanaf 1 augustus 2013 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis (PB C 216 van 30.7.2013, blz. 1).

(27)  Mededeling van de Commissie „Criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de interne markt van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang” (PB C 188 van 20.6.2014, blz. 4).

(28)  Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de staatssteunregels van de Europese Unie op voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang verleende compensatie (PB C 8 van 11.1.2012, blz. 4).

(29)  Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020 (PB C 209 van 23.7.2013, blz. 1).

(30)  „Dezelfde of vergelijkbare activiteit”: activiteit die behoort tot dezelfde klasse (viercijferige code) van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2.

(31)  In de zin van de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PB C 249 van 31.7.2014, blz. 1).

(32)  PB C 25 van 26.1.2013, blz. 1.

(33)  In de zin van Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1).

(34)  „Kleine en middelgrote ondernemingen” (kmo's): ondernemingen die voldoen aan de voorwaarden van de aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(35)  De loutere verkrijging van de aandelen van een onderneming geldt niet als initiële investering.

(36)  „Dezelfde of vergelijkbare activiteit”: activiteit die behoort tot dezelfde klasse (viercijferige code) van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2.

(37)  In nationale valuta (zie ook punt 2.5)

(38)  In de vervoersector kunnen de uitgaven die bestemd zijn voor de aankoop van vervoermiddelen geen deel uitmaken van het uniform geheel van kosten. Die uitgaven komen niet in aanmerking voor steun voor initiële investeringen.

(39)  Punt 94 van de richtsnoeren geldt niet voor kmo's of bij de overname van een vestiging.

(40)  Volgens punt 101 van de richtsnoeren moeten immateriële activa die in aanmerking komen voor de berekening van de investeringskosten verbonden blijven met het betrokken steungebied en mogen zij niet naar andere regio's worden overgebracht. Met het oog daarop moeten de immateriële activa voldoen aan de volgende voorwaarden:

zij moeten uitsluitend in de steunontvangende vestiging worden gebruikt;

zij moeten kunnen worden afgeschreven;

zij moeten op marktvoorwaarden worden aangekocht van derden zonder banden met de koper.

Volgens punt 102 van de richtsnoeren moeten de immateriële activa worden opgenomen bij de activa van de steunontvangende onderneming en moeten zij gedurende ten minste vijf jaar (drie jaar voor kmo's) verbonden blijven met het project waarvoor de steun wordt verleend.

(41)  In nationale valuta.

(42)  In de vervoersector kunnen de uitgaven die bestemd zijn voor de aankoop van vervoermiddelen, geen deel uitmaken van het uniforme geheel van kosten. Deze uitgaven komen niet in aanmerking voor steun voor initiële investeringen.

(43)  Voor de methodiek raadpleegt u best de mededeling van de Commissie betreffende de geldende bij terugvordering van staatssteun toe te passen rentepercentages en de referentie- en disconteringspercentages voor 25 lidstaten, van toepassing vanaf 1 januari 2007 (PB C 317 van 23.12.2006, blz. 2) en de mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6).

(44)  In nationale valuta.

(45)  Geef zowel de nominale als de geactualiseerde waarde van de steunbedragen en de in aanmerking komende kosten.

(46)  In nationale valuta.

(47)  Dit kunt u bijvoorbeeld toelichten aan de hand van de criteria uit punt 40 van de richtsnoeren en/of het businessplan van de begunstigde onderneming.

(48)  Deze vraag is niet van toepassing op leningen met rentesubsidie, voor door de overheid verstrekte participatieleningen of overheidsparticipaties die niet voldoen aan het beginsel van een tegen marktvoorwaarden handelende investeerder, staatsgaranties die steunelementen bevatten, of staatssteun die binnen het kader van de de-minimisregels wordt verleend.

(49)  Bijv. rechtstreekse subsidies, vrijstellingen of verlagingen van belastingen, socialezekerheidsbijdragen of andere verplichte bijdragen, of de terbeschikkingstelling van gronden, goederen of diensten tegen voordelige prijzen.

(50)  Bijv. leningen tegen verlaagde rente of met rentesubsidie, overheidsgaranties, de verwerving van een belang of een andere vorm van kapitaalverschaffing tegen gunstige voorwaarden.

(51)  De voor de berekening van de IRR gehanteerde periode dient overeen te stemmen met de looptijden waarmee in de betrokken sector voor vergelijkbare projecten wordt gerekend.

(52)  Daarbij moeten alle betrokken kosten en baten in aanmerking worden genomen — dus bijvoorbeeld ook administratieve kosten, vervoerskosten, opleidingskosten die niet door opleidingssteun worden gedekt, alsmede loonverschillen. Wanneer echter de alternatieve locatie binnen de EER is gelegen, mogen subsidies die op die andere locatie worden toegekend niet in aanmerking worden genomen.

(53)  Meer details over alle statistische indelingen zijn te vinden in de Eurostat-database, thans beschikbaar onder: http://ec.europa.eu/eurostat/data/classifications.

(54)  Of een markt ontoereikend presteert, zal in de regel worden gemeten door een vergelijking te maken met het EER-bbp in de laatste drie jaar die voorafgaan aan de aanvang van het project (benchmarkpercentage); om dit te bepalen kan ook worden gebruikgemaakt van groeiprognoses voor de komende drie tot vijf jaar. Mogelijke indicatoren daarbij zijn de verwachte toekomstige groei van de desbetreffende markt en de hieruit voortvloeiende verwachte capaciteitsbenuttingspercentages, alsmede de waarschijnlijke invloed van de capaciteitstoename op concurrenten door de effecten daarvan op prijzen en winstmarges.

(55)  Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020 (PB C 209 van 23.7.2013, blz. 1).

(56)  Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).

(57)  Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).

(58)  „Dezelfde of vergelijkbare activiteit”: activiteit die behoort tot dezelfde klasse (viercijferige code) van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2.

(59)  In de zin van de mededeling van de Commissie „Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden” (PB C 249 van 31.7.2014, blz. 1).

(60)  In de zin van bijlage IV bij de richtsnoeren regionale steun 2014-2020.

(61)  Deze richtsnoeren regionale steun zijn van toepassing op steunmaatregelen ten behoeve van activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 VWEU vallen, maar die vallen onder Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487), en die ofwel worden gecofinancierd door het Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), ofwel worden verleend als aanvullende nationale financiering bij dit soort gecofinancierde maatregelen, tenzij in sectorale regels anders is bepaald.

(62)  In de zin van voetnoot 12 van de richtsnoeren.

(63)  Mededeling van de Commissie „EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken” (PB C 25 van 26.1.2013, blz. 1).

(64)  „Kleine en middelgrote ondernemingen” (kmo's): ondernemingen die voldoen aan de voorwaarden van de aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(65)  De loutere verkrijging van de aandelen van een onderneming geldt niet als initiële investering.

(66)  „Dezelfde of vergelijkbare activiteit”: activiteit die behoort tot dezelfde klasse (viercijferige code) van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2.

(67)  De aanmeldingsdrempel is vastgesteld in punt 20, onder n), van de richtsnoeren.

(68)  In de vervoersector kunnen de uitgaven die bestemd zijn voor de aankoop van vervoermiddelen, geen deel uitmaken van het uniforme geheel van kosten. Die uitgaven komen niet in aanmerking voor steun voor initiële investeringen.

(69)  Die bepaling hoeft niet te gelden voor kmo's of bij de overname van een vestiging.

(70)  Volgens punt 101 van de richtsnoeren moeten immateriële activa die in aanmerking komen voor de berekening van de investeringskosten, verbonden blijven met het betrokken steungebied en mogen zij niet naar andere regio's worden overgebracht. Met het oog daarop moeten de immateriële activa voldoen aan de volgende voorwaarden:

zij moeten uitsluitend in de steunontvangende vestiging worden gebruikt;

zij moeten kunnen worden afgeschreven;

zij moeten op marktvoorwaarden worden aangekocht van derden zonder banden met de koper.

Volgens punt 102 van de richtsnoeren moeten de immateriële activa worden opgenomen bij de activa van de steunontvangende onderneming en moeten zij gedurende ten minste vijf jaar (drie jaar voor kmo's) verbonden blijven met het project waarvoor de steun wordt verleend.

(71)  Operationeel programma of ontwikkelingsstrategie uitgetekend in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV).

(72)  Deze vraag is niet van toepassing op leningen met rentesubsidie, voor door de overheid verstrekte participatieleningen of overheidsparticipaties die niet voldoen aan het beginsel van een tegen marktvoorwaarden handelende investeerder, staatsgaranties die steunelementen bevatten, of staatssteun die binnen het kader van de de-minimisregels wordt verleend.

(73)  Hiervoor kan onder meer worden gebruikgemaakt van effectbeoordelingen van de voorgenomen regeling of van evaluaties achteraf van vergelijkbare regelingen.

(74)  Bijv. rechtstreekse subsidies, vrijstellingen of verlagingen van belastingen, socialezekerheidsbijdragen of andere verplichte bijdragen, of de terbeschikkingstelling van gronden, goederen of diensten tegen voordelige prijzen.

(75)  Bijv. leningen tegen verlaagde rente of met rentesubsidie, overheidsgaranties, de verwerving van een belang of een andere vorm van kapitaalverschaffing tegen gunstige voorwaarden.

(76)  Een nulscenario is geloofwaardig indien het een reëel scenario betreft en verband houdt met factoren die meespeelden in de besluitvorming toen de begunstigde het besluit nam ten aanzien van de investering.

(77)  Om de Commissie in staat te stellen de te verwachten negatieve effecten te beoordelen, kan de lidstaat effectbeoordelingen waarover deze beschikt indienen, alsmede ex-post-evaluaties die zijn uitgevoerd voor vergelijkbare voorgaande regelingen (zoals nader aangegeven in punt 125 van de richtsnoeren).

(78)  Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020 (PB C 209 van 23.7.2013, blz. 1).

(79)  In de zin van de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PB C 249 van 31.7.2014, blz. 1).

(80)  In de zin van bijlage IV bij de richtsnoeren regionale steun 2014-2020.

(81)  Die richtsnoeren regionale steun zijn van toepassing op steunmaatregelen ten behoeve van activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 VWEU vallen, maar die vallen onder de Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487), en die ofwel worden gecofinancierd door het Europees landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), ofwel worden verleend als aanvullende nationale financiering bij dit soort gecofinancierde maatregelen, tenzij in sectorale regels anders is bepaald.

(82)  „Kleine en middelgrote ondernemingen” (kmo's): ondernemingen die voldoen aan de voorwaarden van de aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(83)  Bedenk wel dat exploitatiesteun ter compensatie van bijkomende kosten voor het vervoer van goederen die zijn geproduceerd in voor exploitatiesteun in aanmerking komende gebieden, alleen kan worden toegekend in overeenstemming met de algemene groepsvrijstellingverordening (AGVV) die op het tijdstip van de toekenning van de steun van toepassing is.

(84)  PB C 198 van 27.6.2014, blz. 1.

(85)  Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).

(86)  PB C 249 van 31.7.2014, blz. 1.

(87)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65) en Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

(88)  Onverlet procedures die zowel de ontwikkeling als de aansluitende inkoop van unieke of gespecialiseerde producten of diensten behelzen.

(89)  Indien de steunaanvraag een O&O-project betreft, sluit dat niet uit dat de potentiële begunstigde reeds haalbaarheidsstudies heeft uitgevoerd die niet door de steunaanvraag zijn gedekt.

(90)  PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6.

(91)  PB C 249 van 31.7.2014, blz. 1.

(92)  Het betreft hier met name de vennootschapsvormen vermeld in bijlage I bij Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(93)  Dit is het geval wanneer het in mindering brengen van opgebouwde verliezen op de reserves (en alle andere elementen die doorgaans worden beschouwd als een onderdeel van het eigen vermogen van de vennootschap), een negatief cumulatief bedrag oplevert dat hoger is dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal.

(94)  Het betreft hier met name de vennootschapsvormen die worden vermeld in bijlage II bij Richtlijn 2013/34/EU.

(95)  In de zin van Besluit 2010/787/EU.

(96)  In de zin van bijlage IV bij de mededeling van de Commissie „Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020” (PB C 209 van 23.7.2013, blz. 1).

(97)  Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing vanaf 1 augustus 2013 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis („Bankenmededeling”) (PB C 216 van 30.7.2013, blz. 1).

(98)  Mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6) (of iedere toekomstige mededeling welke die eventueel vervangt).

(99)  Met inbegrip van dit soort steun die werd toegekend vóór de datum waarop de Commissie de richtsnoeren is beginnen toe te passen, d.w.z. vóór 1 augustus 2014.

(100)  Wanneer minder dan tien jaar is verstreken sedert de toekenning van de reddingssteun of de tijdelijke flankerende herstructureringssteun of sinds het aflopen van de herstructureringsperiode of de beëindiging van de tenuitvoerlegging van het herstructureringsplan (naargelang welke van deze gebeurtenissen het meest recent is), mag verdere reddingssteun, herstructureringssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun alleen worden toegekend: a) wanneer tijdelijke flankerende herstructureringssteun volgt op de toekenning van reddingssteun als onderdeel van één enkele herstructureringsoperatie; b) wanneer herstructureringssteun volgt op de toekenning van reddingssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun als onderdeel van één enkele herstructureringsoperatie; c) wanneer reddingssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun is toegekend in overeenstemming met deze richtsnoeren en die steun niet werd gevolgd door herstructureringssteun, indien: i) redelijkerwijs kon worden aangenomen dat de begunstigde onderneming na de toekenning van steun op grond van deze richtsnoeren op lange termijn levensvatbaar zou zijn, en ii) na ten minste vijf jaar nieuwe reddingssteun, herstructureringssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun noodzakelijk wordt wegens onvoorzienbare omstandigheden die de begunstigde onderneming niet zijn toe te rekenen; d) in uitzonderlijke en onvoorzienbare omstandigheden die de onderneming niet zijn toe te rekenen.

(101)  PB C 249 van 31.7.2014, blz. 1.

(102)  Het betreft hier met name de vennootschapsvormen vermeld in bijlage I bij Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(103)  Dit is het geval wanneer het in mindering brengen van de opgebouwde verliezen op de reserves (en alle andere elementen die doorgaans worden beschouwd als een onderdeel van het eigen vermogen van de onderneming), een negatief cumulatief bedrag oplevert dat hoger is dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal.

(104)  Het betreft hier met name de vennootschapsvormen die worden vermeld in bijlage II bij Richtlijn 2013/34/EU.

(105)  In de zin van Besluit 2010/787/EU.

(106)  In de zin van bijlage IV bij de mededeling van de Commissie „Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020” (PB C 209 van 23.7.2013, blz. 1).

(107)  Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing vanaf 1 augustus 2013 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis („Bankenmededeling”) (PB C 216 van 30.7.2013, blz. 1).

(108)  Herstructurering kan één of meer van de volgende elementen omvatten: de reorganisatie en rationalisering van de activiteiten van de begunstigde onderneming op efficiëntere basis, waarbij doorgaans verlieslatende activiteiten worden afgestoten, de herstructurering van bestaande activiteiten die opnieuw concurrerend kunnen worden gemaakt, en, mogelijkerwijze, diversifiëring naar nieuwe en levensvatbare activiteiten. Doorgaans omvat dit proces ook een financiële herstructurering in de vorm van kapitaalinjecties door nieuwe of bestaande aandeelhouders en een schuldvermindering door de bestaande schuldeisers.

(109)  Levensvatbaarheid op lange termijn wordt bereikt wanneer een onderneming erin slaagt een passend verwacht rendement op kapitaal te behalen nadat al haar kosten zijn gedekt, met inbegrip van afschrijvingen en financiële kosten. Na herstructurering moet de onderneming op eigen kracht op de markt kunnen concurreren.

(110)  Bij het alternatieve scenario kan het bijvoorbeeld gaan om: een schuldherschikking, de afstoting van activa, het aantrekken van particulier kapitaal, een verkoop aan een concurrent of een opsplitsing, telkens ofwel door het inleiden van een insolventie- of reorganisatieprocedure of in ander verband.

(111)  Zie ook punt 56 van de richtsnoeren.

(112)  Zie ook punt 64 van de richtsnoeren.

(113)  Wanneer bijvoorbeeld de steun de eigenvermogenspositie van de begunstigde versterkt, dient ook de eigen bijdrage maatregelen te omvatten die het eigen vermogen versterken, zoals het aantrekken van vers aandelenkapitaal bij bestaande aandeelhouders, het afschrijven van bestaande schulden en capital notes of de omzetting van bestaande schulden in eigen vermogen, of het aantrekken van nieuw particulier extern eigen vermogen op marktvoorwaarden.

(114)  Bijvoorbeeld wanneer de Staat subsidies verstrekt, kapitaal injecteert of schulden kwijtscheldt.

(115)  Met inbegrip van dit soort steun die werd toegekend vóór de datum waarop de Commissie de richtsnoeren is beginnen toe te passen, d.w.z. vóór 1 augustus 2014.

(116)  Wanneer minder dan tien jaar is verstreken sedert de toekenning van de reddingssteun of de tijdelijke flankerende herstructureringssteun of sinds het aflopen van de herstructureringsperiode of de beëindiging van de tenuitvoerlegging van het herstructureringsplan (naargelang welke van deze gebeurtenissen het meest recent is), mag verdere reddingssteun, herstructureringssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun alleen worden toegekend: a) wanneer tijdelijke flankerende herstructureringssteun volgt op de toekenning van reddingssteun als onderdeel van één enkele herstructureringsoperatie; b) wanneer herstructureringssteun volgt op de toekenning van reddingssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun als onderdeel van één enkele herstructureringsoperatie; c) wanneer reddingssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun is toegekend in overeenstemming met deze richtsnoeren en die steun niet werd gevolgd door herstructureringssteun, indien: i) redelijkerwijs kon worden aangenomen dat de begunstigde onderneming na de toekenning van steun op grond van deze richtsnoeren op lange termijn levensvatbaar zou zijn, en ii) na ten minste vijf jaar nieuwe reddingssteun, herstructureringssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun noodzakelijk wordt wegens onvoorzienbare omstandigheden die de begunstigde onderneming niet zijn toe te rekenen; of d) in uitzonderlijke en onvoorzienbare omstandigheden die de onderneming niet zijn toe te rekenen.

(117)  Afstotingen ter beperking van verstoringen van de mededinging dienen onverwijld plaats te vinden, waarbij rekening wordt gehouden met het soort activa dat wordt afgestoten en eventuele hinderpalen voor de afstoting ervan, en hoe dan ook binnen de looptijd van het herstructureringsplan.

(118)  Hierbij kan het met name gaan om maatregelen om bepaalde markten die direct of indirect verbonden zijn met de activiteiten van de begunstigde onderneming open te stellen voor andere marktdeelnemers in de Unie, in overeenstemming met het Unierecht. Dergelijke maatregelen kunnen andere maatregelen ter beperking van verstoringen van de mededinging vervangen die normaal gezien van de begunstigde onderneming zouden worden verlangd.

(119)  Zie de punten 32 t/m 35 van de richtsnoeren voor het soort maatregelen die onder het begrip „steun ter dekking van de sociale kosten van herstructureringen” vallen.

(120)  PB C 249 van 31.7.2014, blz. 1.

(121)  In de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(122)  „Kleinere overheidsbedrijven” zijn economische entiteiten met een zelfstandige beslissingsbevoegdheid die op grond van Aanbeveling 2003/361/EG als kleine of middelgrote ondernemingen zouden kwalificeren, ware het niet dat één of meer overheidsinstanties, gezamenlijk of afzonderlijk, direct of indirect zeggenschap hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten.

(123)  Het betreft hier met name de vennootschapsvormen vermeld in bijlage I bij Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(124)  Dit is het geval wanneer het in mindering brengen van de opgebouwde verliezen op de reserves (en alle andere elementen die doorgaans worden beschouwd als onderdeel van het eigen vermogen van de onderneming), een negatief cumulatief bedrag oplevert dat hoger is dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal.

(125)  Het betreft hier met name de vennootschapsvormen die worden vermeld in bijlage II bij Richtlijn 2013/34/EU.

(126)  In de zin van Besluit 2010/787/EU.

(127)  In de zin van bijlage IV bij de mededeling van de Commissie „Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020” (PB C 209 van 23.7.2013, blz. 1).

(128)  Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing vanaf 1 augustus 2013 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis („Bankenmededeling”) (PB C 216 van 30.7.2013, blz. 1).

(129)  Herstructurering kan één of meer van de volgende elementen omvatten: de reorganisatie en rationalisering van de activiteiten van de begunstigde onderneming op efficiëntere basis, waarbij doorgaans verlieslatende activiteiten worden afgestoten, de herstructurering van bestaande activiteiten die opnieuw concurrerend worden gemaakt, en, mogelijkerwijze, diversifiëring naar nieuwe en levensvatbare activiteiten. Doorgaans omvat dit proces ook een financiële herstructurering in de vorm van kapitaalinjecties door nieuwe of bestaande aandeelhouders en een schuldvermindering door de bestaande schuldeisers.

(130)  Levensvatbaarheid op lange termijn wordt bereikt wanneer een onderneming erin slaagt een passend verwacht rendement op kapitaal te behalen nadat al haar kosten zijn gedekt, met inbegrip van afschrijvingen en financiële kosten. Na herstructurering moet de onderneming op eigen kracht op de markt kunnen concurreren.

(131)  Het alternatieve scenario mag geen staatssteun omvatten. Het kan bijvoorbeeld gaan om: een schuldherschikking, de afstoting van activa, het aantrekken van particulier kapitaal, een verkoop aan een concurrent of een opsplitsing, telkens ofwel door het inleiden van een insolventie- of reorganisatieprocedure of in ander verband.

(132)  Mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6).

(133)  In lijn met punt 115, onder e), van de richtsnoeren hoeft dat plan niet alle in de punten 47 t/m 52 van de richtsnoeren beschreven elementen te bevatten, maar moet het ten minste aangeven welke maatregelen de begunstigde onderneming moet nemen om haar levensvatbaarheid op lange termijn te herstellen zonder staatssteun.

(134)  Wanneer bijvoorbeeld de steun de eigenvermogenspositie van de begunstigde onderneming versterkt, dient ook de eigen bijdrage maatregelen te omvatten die het eigen vermogen versterken, zoals het aantrekken van vers aandelenkapitaal bij bestaande aandeelhouders, het afschrijven van bestaande schulden en capital notes of de omzetting van bestaande schulden in eigen vermogen, of het aantrekken van nieuw particulier extern eigen vermogen op marktvoorwaarden.

(135)  Bijvoorbeeld wanneer de Staat subsidies verstrekt, kapitaal injecteert of schulden kwijtscheldt.

(136)  Wanneer minder dan tien jaar is verstreken sinds de toekenning van de reddingssteun of de tijdelijke flankerende herstructureringssteun of sedert het aflopen van de herstructureringsperiode of de beëindiging van de tenuitvoerlegging van het herstructureringsplan (naargelang welke van deze gebeurtenissen het meest recent is), mag verdere reddingssteun, herstructureringssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun alleen worden toegekend: a) wanneer tijdelijke flankerende herstructureringssteun volgt op de toekenning van reddingssteun als onderdeel van één enkele herstructureringsoperatie; b) wanneer herstructureringssteun volgt op de toekenning van reddingssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun als onderdeel van één enkele herstructureringsoperatie; c) wanneer reddingssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun is toegekend in overeenstemming met deze richtsnoeren en die steun niet werd gevolgd door herstructureringssteun, indien: i) redelijkerwijs kon worden aangenomen dat de begunstigde onderneming na de toekenning van steun op grond van deze richtsnoeren op lange termijn levensvatbaar zou zijn, en ii) na ten minste vijf jaar nieuwe reddingssteun, herstructureringssteun of tijdelijke flankerende herstructureringssteun noodzakelijk wordt wegens onvoorzienbare omstandigheden die de begunstigde onderneming niet zijn toe te rekenen; of d) in uitzonderlijke en onvoorzienbare omstandigheden die de onderneming niet zijn toe te rekenen.

(137)  Met inbegrip van dit soort steun die werd toegekend vóór de datum waarop de Commissie de richtsnoeren is beginnen toe te passen, d.w.z. vóór 1 augustus 2014.

(138)  Lidstaten hoeven dit soort maatregelen niet van kleine ondernemingen te verlangen, tenzij anders is bepaald in staatssteunregels voor een specifieke sector. Kleine ondernemingen mogen in de regel hun capaciteit echter niet uitbreiden tijdens een herstructureringsperiode.

(139)  Afstotingen, afschrijvingen en sluitingen van verlieslatende activiteiten die hoe dan ook nodig zijn om de levensvatbaarheid op lange termijn te herstellen, zullen doorgaans niet als voldoende worden beschouwd om verstoringen van de mededinging aan te pakken.

(140)  Dit soort maatregelen dient plaats te vinden op de markt(en) waar de begunstigde onderneming na de herstructurering een aanzienlijke marktpositie zal hebben, met name op de markten waar er aanzienlijke capaciteitsoverschotten zijn.

(141)  Afstotingen ter beperking van verstoringen van de mededinging dienen onverwijld plaats te vinden, waarbij rekening moet worden gehouden met het soort activa dat wordt afgestoten en eventuele hinderpalen voor de afstoting ervan, en hoe dan ook binnen de looptijd van het herstructureringsplan.

(142)  Hierbij kan het met name gaan om maatregelen om bepaalde markten die direct of indirect verbonden zijn met de activiteiten van de begunstigde onderneming open te stellen voor andere marktdeelnemers in de Unie, in overeenstemming met het Unierecht. Die maatregelen kunnen een vervanging vormen van andere maatregelen ter beperking van verstoringen van de mededinging die normaal van de begunstigde onderneming zouden worden verlangd.

(143)  Mededeling van de Commissie betreffende staatssteun voor films en andere audiovisuele werken (PB C 332 van 15.11.2013, blz. 1).

(144)  EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken (PB C 25 van 26.1.2013, blz. 1).

(145)  EUROPA 2020 — Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, COM(2010) 2020.

(146)  Zie voor nadere informatie de punten 56 t/m 60 van de richtsnoeren.

(147)  Zie voor nadere informatie de punten 82 t/m 85 van de richtsnoeren.

(148)  Zie bijv. Europese Commissie, Guide To High-Speed Broadband Investment, beschikbaar onder: http://ec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/presenta/broadband2011/broadband2011_en.pdf

(149)  Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1); Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65), en Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

(150)  Bijv. gekozen investerings- en zakenmodel, omvang en kenmerken van de geografische gebieden waar de maatregel wordt uitgevoerd of maatregelen om projectkosten onder controle te houden.

(151)  De lijst met besluiten van de Commissie over staatssteun ten behoeve van breedband kunt u vinden op de homepage van DG Concurrentie, onder: http://ec.europa.eu/competition/sectors/telecommunications/broadband_decisions.pdf.

(152)  PB C 200 van 28.6.2014, blz. 1. Voor meer details over het gebruik van dit formulier aanvullende informatie voor de landbouwsector en de visserij- en aquacultuursector, zie punt 14 van de richtsnoeren.

(153)  Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).

(154)  Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).

(155)  Voor steun in de vorm van kortingen op of vrijstellingen van milieubelastingen en in de vorm van kortingen op financiële steun voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, zie deel 3.7 van de richtsnoeren.

(156)  Wanneer een maatregel met cofinanciering van de Europese structuur- en investeringsfondsen wordt ingevoerd, kunnen de lidstaten zich, bij het formuleren van de nagestreefde milieu- of energiedoelstellingen, op de argumentatie in de desbetreffende operationele programma's baseren.

(157)  Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit.

(158)  Om aan te tonen dat regelingen geschikte instrumenten zijn, kan de lidstaat ook gebruikmaken van uitkomsten van evaluaties uit het verleden, zoals beschreven in deel 4 van de richtsnoeren.

(159)  „Aanvang van de werkzaamheden” zoals gedefinieerd in punt 19(44) van de richtsnoeren.

(160)  Die voorwaarde geldt niet voor kmo's en laat de beoordeling onverlet van het stimulerende effect van staatssteun voor energie-efficiëntiemaatregelen die worden aanbevolen door of uitgevoerd als gevolg van de energieaudit of die voortvloeien uit andere instrumenten (zie de punten 56 en 57 van de richtsnoeren).

(161)  Voor meer details, zie de punten 72 t/m 76 van de richtsnoeren.

(162)  Het correcte nulscenario is dat van de kosten van een in technisch opzicht vergelijkbare investering die het milieu minder goed beschermt (volgens bindende van kracht zijnde normen van de Unie) en die eventueel zonder steun zou kunnen worden uitgevoerd. Zie punt 73, onder b), van de richtsnoeren. Zie bijv. de lijst in bijlage 2 bij de richtsnoeren. Komt de referentie-investering niet voor op de lijst van bijlage 2, licht dan toe en onderbouw waarom deze geschikt is.

(163)  Deze voorwaarde geldt niet wanneer de immateriële activa in technisch opzicht verouderd zijn.

(164)  Zie bijlage 2 bij de richtsnoeren: de extra investeringskosten zijn de bijkomende investeringskosten om verder te gaan dan het door de normen van de Unie vereiste niveau van milieubescherming.

(165)  Kosten die verband houden met investeringen om het door normen van de Unie vereiste beschermingsniveau te behalen, komen niet in aanmerking voor steun.

(166)  Zie punt 78, onder a), van de richtsnoeren.

(167)  Zie punt 78, onder b), van de richtsnoeren.

(168)  Zie punt 78, onder c), van de richtsnoeren. „Eco-innovatie” zoals gedefinieerd in punt 19(4) van de richtsnoeren.

(169)  Voor meer bijzonderheden over de vereiste daadwerkelijk concurrentiegerichte inschrijvingsprocedure, zie de definitie in punt 19(43) van de richtsnoeren.

(170)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(171)  Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16).

(172)  Voor steunregelingen kan de informatie worden verstrekt in de vorm van een doorsneeberekening (of door verschillende voorbeelden).

(173)  De Commissie kan dergelijke aangemelde maatregel toestaan voor een periode van 10 jaar.

(174)  Om vast te stellen of de steun noodzakelijk is, zal rekening worden gehouden met de kosten van en de inkomsten uit de productie en de verkoop van de warmte of de elektriciteit.

(175)  Het normale rendement op kapitaal van de installatie mag in de productiekosten vervat zijn, maar de eventuele voordelen die de onderneming uit de warmteproductie haalt, moeten op de productiekosten in mindering worden gebracht.

(176)  Alle investeringssteun die de onderneming voor de nieuwe installatie toegekend krijgt, moet op de productiekosten in mindering worden gebracht.

(177)  Deze looptijd mag ten hoogste 5 jaar bedragen.

(178)  Zie deel 3.7.1 van de richtsnoeren.

(179)  Zoals aangegeven in punt 19(6) van de richtsnoeren wordt met „Unieminimumbelastingniveau” het in de Uniewetgeving vastgestelde minimumbelastingniveau bedoeld. Voor energieproducten en elektriciteit is het Unieminimumbelastingniveau het minimumbelastingniveau vastgesteld in bijlage I bij Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51).

(180)  In dat verband kunnen de lidstaten ramingen verstrekken van o.m. de elasticiteit van productprijzen in de betrokken sector op de relevante geografische markt en ramingen van omzetverlies en/of winstdaling voor de ondernemingen in de betrokken sector of categorie.

(181)  Richtsnoeren betreffende bepaalde staatssteunmaatregelen in het kader van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten na 2012 (PB C 158 van 5.6.2012, blz. 4).

(182)  De meest directe manier om het oorzakelijk verband aan te tonen, is melding te maken van kosten of heffingen die bovenop de elektriciteitsprijs komen en die specifiek zijn bestemd voor het financieren van energie uit hernieuwbare energiebronnen. Een indirecte manier om de bijkomende kosten aan te tonen, zou erin bestaan om de impact van hogere nettokosten voor de elektriciteitsleveranciers als gevolg van groenestroomcertificaten te berekenen en de impact daarvan op het elektriciteitstarief te berekenen, in de aanname dat de hogere nettokosten door de leverancier worden doorberekend.

(183)  Richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen (PB C 19 van 22.1.2014, blz. 4).

(184)  Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).

(185)  Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).

(186)  Mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6).

(187)  Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (PB C 155 van 20.6.2008, blz. 10).

(188)  Volgens de richtsnoeren (de punten 46 t/m 49.) moet voor alle risicofinancieringsmaatregelen die moeten worden aangemeld een ex-antebeoordeling worden uitgevoerd en ingediend.

(189)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(190)  Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).

(191)  SWD(2014) 179 final van 28.5.2014 [in het Nederlands ook beschikbaar onder: http://ec.europa.eu/competition/state_aid/modernisation/state_aid_evaluation_methodology_nl.pdf]

(192)  Doel van dit onderdeel is niet alleen een algemene beschrijving te geven van de doelstellingen en verenigbaarheidsregels van de regeling, maar ook na te gaan hoe regels voor het insluiten in of uitsluiten van de regeling gebruikt kunnen worden om het effect van de steun te bepalen. Het is mogelijk dat in sommige gevallen de precieze subsidiabiliteitsregels niet vooraf bekend zijn. In die gevallen geeft u de best beschikbare verwachtingen.

(193)  Voorbeelden van door de steunregeling teweeggebrachte negatieve effecten zijn regionale of sectorale voorkeuren of verdringing van particuliere investeringen.

(194)  Steunregelingen in de zin van artikel 1, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 651/2014 zijn zes maanden na hun inwerkingtreding uitgesloten van het toepassingsgebied van de verordening. Na beoordeling van het evaluatieplan kan de Commissie besluiten om die verordening voor een langere periode op dit soort regeling toe te passen. De lidstaten moeten de beoogde looptijd van de regeling nauwkeurig aangeven.

(195)  Verwijst u daarbij SWD(2014) 179 final van 28.5.2014.

(196)  Bij de evaluatie moet misschien worden gewerkt met historische data en met data die, naarmate de steunregeling wordt uitgerold, geleidelijk beschikbaar komen,. Geef de bronnen voor beide soorten informatie. Beide soorten data worden bij voorkeur uit dezelfde bron betrokken, zodat coherentie in de tijd gegarandeerd is.

(197)  Richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen (PB C 99 van 4.4.2014, blz. 3).

(198)  De kosten met betrekking tot investeringen in luchthaveninfrastructuur, met inbegrip van plankosten, grondafhandelingsinfrastructuur (zoals transportbanden voor bagage enz.) en luchthavenuitrusting kunnen voor investeringssteun aan luchthavens in aanmerking komen. Kosten voor investeringen in niet-luchtvaartgebonden activiteiten (met name parkeerruimten en parkeergarages, hotels, restaurants en kantoren) komen niet in aanmerking. De investeringskosten met betrekking tot het verrichten van grondafhandelingsdiensten (zoals bussen, voertuigen enz.) komen niet in aanmerking voor zover zij geen onderdeel zijn van de grondafhandelingsinfrastructuur.

(199)  Met „verzorgingsgebied van een luchthaven” wordt een afgebakende geografische markt bedoeld die doorgaans wordt vastgesteld op rond 100 km of een reistijd van 60 minuten met de auto, bus, trein of hogesnelheidstrein. Het verzorgingsgebied van een bepaalde luchthaven kan hiervan echter verschillen en er moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van iedere afzonderlijke luchthaven. De omvang en de vorm van het verzorgingsgebied verschilt van luchthaven tot luchthaven en is afhankelijk van de uiteenlopende kenmerken van de luchthaven, o.m. haar bedrijfsmodel, locatie en de luchtverbindingen die zij bedient.

(200)  Gebruik daarbij de volgende indeling: luchthavens met een jaarlijkse passagiersstroom tot 200 000 passagiers; luchthavens met een jaarlijkse passagiersstroom tussen 200 000 en 1 miljoen passagiers; luchthavens met een jaarlijkse passagiersstroom tussen 1 en 3 miljoen passagiers.

(201)  Bijv. rechtstreekse subsidies, vrijstellingen of verlagingen van belastingen, socialezekerheidsbijdragen of andere verplichte bijdragen, of de terbeschikkingstelling van gronden, goederen of diensten tegen voordelige prijzen.

(202)  Bijv. leningen tegen verlaagde rente of met rentesubsidie, overheidsgaranties, de verwerving van een belang of een andere vorm van kapitaalverschaffing tegen gunstige voorwaarden.

(203)  De „financieringskloof voor de kapitaalkosten” is de netto constante waarde van het verschil tussen de positieve en negatieve kasstromen (met inbegrip van investeringskosten in vaste activa) gedurende de levensduur van de investering.

(204)  Richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen (PB C 99 van 4.4.2014, blz. 3).

(205)  Met „financieringskloof voor de exploitatiekosten” worden de exploitatietekorten van een luchthaven bedoeld over de betrokken periode, contant gemaakt op basis van de kapitaalkosten, d.w.z. het verschil (in netto contante waarde) tussen de inkomsten en de exploitatiekosten van de luchthaven.

(206)  Balans, resultatenrekening, verklaring van de accountant of het auditbureau.

(207)  Luchthavendiensten zijn diensten die een luchthaven of een van haar dochterondernemingen verleent om de afhandeling te verzorgen van vliegtuigen (van landing tot start) en van passagiers en vracht, zodat luchtvaartmaatschappijen luchtvervoersdiensten kunnen aanbieden, met inbegrip van het verrichten van grondafhandelingsdiensten en het beschikbaar stellen van gecentraliseerde grondafhandelingsinfrastructuur.

(208)  Exploitatiekosten zijn de onderliggende kosten van een luchthaven ten aanzien van het verrichten van luchthavendiensten, die kostencategorieën omvatten zoals personeelskosten, kosten van uitbestede diensten, communicatie, afvalinzameling, energie, onderhoud, huur en administratie, maar met uitsluiting van de kapitaalkosten, marketingsteun of andere stimuleringsregelingen die de luchthaven aan luchtvaartmaatschappijen geeft, en kosten van taken die tot de overheidstaken behoren.

(209)  Met „verzorgingsgebied van een luchthaven” wordt een afgebakende geografische markt bedoeld die doorgaans wordt vastgesteld op rond 100 km of een reistijd van 60 minuten met de auto, bus, trein of hogesnelheidstrein. Het verzorgingsgebied van een bepaalde luchthaven kan hiervan echter verschillen en er moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van iedere afzonderlijke luchthaven. De omvang en de vorm van het verzorgingsgebied verschilt van luchthaven tot luchthaven en is afhankelijk van de uiteenlopende kenmerken van de luchthaven, o.m. haar bedrijfsmodel, locatie en de luchtverbindingen die zij bedient.

(210)  Bijv. rechtstreekse subsidies, vrijstellingen of verlagingen van belastingen, socialezekerheidsbijdragen of andere verplichte bijdragen, of de terbeschikkingstelling van gronden, goederen of diensten tegen voordelige prijzen.

(211)  Bijv. leningen tegen verlaagde rente of met rentesubsidie, overheidsgaranties, de verwerving van een belang of een andere vorm van kapitaalverschaffing tegen gunstige voorwaarden.

(212)  Met „financieringskloof voor de exploitatiekosten” worden de exploitatietekorten van een luchthaven bedoeld over de betrokken periode, contant gemaakt op basis van de kapitaalkosten, d.w.z. het verschil (in netto contante waarde) tussen de inkomsten en de exploitatiekosten van de luchthaven.

(213)  Richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen (PB C 99 van 4.4.2014, blz. 3).

(214)  „Hogesnelheidstreindienst” betekent een dienst verzorgd door treinen die snelheden van meer dan 200 km/u kunnen halen.

(215)  Met „verzorgingsgebied van een luchthaven” wordt een afgebakende geografische markt bedoeld die doorgaans wordt vastgesteld op rond 100 km of een reistijd van 60 minuten met de auto, bus, trein of hogesnelheidstrein. Het verzorgingsgebied van een bepaalde luchthaven kan hiervan echter verschillen en er moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van iedere afzonderlijke luchthaven. De omvang en de vorm van het verzorgingsgebied verschilt van luchthaven tot luchthaven en is afhankelijk van de uiteenlopende kenmerken van de luchthaven, o.m. haar bedrijfsmodel, locatie en de luchtverbindingen die zij bedient.

(216)  Het daadwerkelijke gemiddelde aantal passagiers per jaar gedurende de twee boekjaren voorafgaand aan het jaar waarin de steun is aangemeld of, in het geval van niet-aangemelde steun, daadwerkelijk is uitgekeerd. In het geval van een nieuw gebouwde passagiersluchthaven dient het verwachte gemiddelde aantal passagiers gedurende de twee boekjaren na de aanvang van de exploitatie van commercieel reizigersverkeer in aanmerking te worden genomen. Voor die drempels moet worden gerekend met enkele reizen (trajecten). Dit betekent dat een passagier die van en naar de luchthaven vliegt, tweemaal moet worden geteld. De telling betreft afzonderlijke verbindingen.

(217)  Besluit 2006/682/EG van de Raad en van de vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie in het kader van de Raad bijeen van 9 juni 2006 inzake de ondertekening en voorlopige toepassing van de Multilaterale Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Republiek IJsland, de Republiek Montenegro, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, Roemenië, de Republiek Servië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte (ECAA) (PB L 285 van 16.10.2006, blz. 1).

(218)  Bijv. leningen tegen verlaagde rente of met rentesubsidie, overheidsgaranties, de verwerving van een belang of een andere vorm van kapitaalverschaffing tegen gunstige voorwaarden.

(219)  De in aanmerking komende kosten zijn de luchthavengelden voor de verbinding.

(220)  Richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen (PB C 99 van 4.4.2014, blz. 3).

(221)  Wanneer de betrokken verbinding afgelegen gebieden, zoals ultraperifere gebieden, eilanden en dunbevolkte gebieden, met elkaar verbindt, kan de steun gelden voor de hele bevolking van dat gebied.

(222)  Zoals ultraperifere gebieden, eilanden en dunbevolkte gebieden.

(223)  Communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer (PB C 13 van 17.1.2004, blz. 3).


BIJLAGE II

De bijlagen III.A en III.B worden vervangen door:

BIJLAGE III.A

Standaardformulier voor verslaglegging over bestaande staatssteun

(Dit formulier geldt voor alle sectoren behalve de landbouwsector)

Om de jaarlijkse verslaglegging over staatssteun verder te vereenvoudigen en te verbeteren, biedt de Commissie de lidstaten jaarlijks tegen 1 maart een gepreformatteerd online en op toegangsrechten gebaseerd platform, dat nadere gegevens bevat over alle bestaande steunregelingen en individuele steun. De lidstaten moeten die gegevens controleren en vervolledigen tegen 30 juni van datzelfde jaar. Zo zal de Commissie in het jaar t (1) gegevens inzake staatssteun over de verslagleggingsperiode t-1 kunnen publiceren.

Het grootste deel van de informatie op dat platform wordt door de Commissie vooraf ingevuld op basis van de gegevens die werden verstrekt op het tijdstip dat goedkeuring is verleend voor de steun. De lidstaten zullen voor iedere regeling of afzonderlijke steunmaatregel de bijzonderheden moeten controleren en die, waar nodig, aanpassen. Ook moeten zij de jaaruitgaven voor het meest recente jaar (d.w.z. t-1) toevoegen.

Gegevens zoals de doelstelling van de steun en de sector waarvoor de steun is bestemd, moeten betrekking hebben op het tijdstip waarop de steun is goedgekeurd en verband houden met het juridische instrument dat de grondslag vormt waarop de goedkeuring van de steun is gebaseerd.

De onderstaande gegevens moeten worden verschaft.

(1)

Benaming

(2)

Nummer van de steunregeling

(3)

Nummers van vorige steunmaatregelen (bijv. na verlenging van een regeling)

(4)

Sector

De sectorale classificatie moet grotendeels zijn gebaseerd op de NACE-classificatie (2) (op driecijferniveau).

(5)

Doelstelling

(6)

Regio('s)

Steun kan, op het tijdstip van goedkeuring ervan, uitsluitend worden bestemd voor een specifieke regio of een groep regio's overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder a) of c), VWEU.

(7)

Categorie steuninstrument(en)

Onderscheid moet worden gemaakt tussen verschillende categorieën (subsidie, gesubsidieerde diensten, rentesubsidie, lening, garantie, belastingvoordeel, terugbetaalbaar voorschot, deelneming in het eigen vermogen, andere).

(8)

Soort steunmaatregel

Hier moet worden onderscheiden tussen drie categorieën: regeling, individuele toepassing van een regeling, buiten een regeling om verleende individuele steun (ad-hocsteun).

(9)

Uitgaven

In de regel moeten de daadwerkelijke uitgaven (of daadwerkelijk gederfde inkomsten in het geval van belastingvoordelen) worden aangegeven. Wanneer nog geen betalingen zijn verricht, moeten de bedragen worden verstrekt die overeenstemmen met vastleggingen of begrotingskredieten. Die moeten ook als zodanig worden gemarkeerd. Afzonderlijke bedragen moeten worden verstrekt voor elk steuninstrument binnen een regeling of individuele steunmaatregel (bijv. subsidie of lening). De cijfers moeten worden uitgedrukt in de nationale valuta die tijdens de verslagperiode in gebruik is. De uitgaven moeten worden meegedeeld voor de jaren t-1, t-2, t-3, t-4 en t-5.

BIJLAGE III.B

Standaardformulier voor verslaglegging over bestaande staatssteun

(Dit formulier geldt voor de landbouwsector)

Om de jaarlijkse verslaglegging over staatssteun verder te vereenvoudigen en te verbeteren, biedt de Commissie de lidstaten jaarlijks tegen 1 maart een gepreformatteerd online en op toegangsrechten gebaseerd platform, dat nadere informatie bevat over alle bestaande steunregelingen en individuele steun. De lidstaten moeten die gegevens controleren en vervolledigen tegen 30 juni van datzelfde jaar. Zo zal de Commissie in het jaar t (3) gegevens inzake staatssteun over de verslagleggingsperiode t-1 kunnen publiceren.

Het grootste deel van de informatie op dat platform zal door de Commissie vooraf worden ingevuld op basis van de gegevens die werden verstrekt op het tijdstip dat goedkeuring is verleend voor de steun. De lidstaten zullen voor iedere regeling of afzonderlijke steunmaatregel de bijzonderheden moeten controleren en die, waar nodig, aanpassen. Ook zullen zij de jaaruitgaven voor het meest recente jaar (d.w.z. t-1) moeten toevoegen.

Gegevens zoals de doelstelling van de steun en de sector waarvoor de steun is bestemd, moeten betrekking hebben op het tijdstip waarop de steun is goedgekeurd en verband houden met het juridische instrument dat de grondslag vormt waarop de goedkeuring van de steun is gebaseerd.

De onderstaande gegevens moeten worden verschaft.

(1)

Benaming

(2)

Nummer van de steunregeling

(3)

Nummers van vorige steunmaatregelen (bijv. na verlenging van een regeling)

(4)

Sector

De sectorale classificatie moet grotendeels zijn gebaseerd op de NACE-classificatie (4) (op driecijferniveau).

(5)

Doelstelling

(6)

Regio('s)

Steun kan, op het tijdstip van goedkeuring ervan, uitsluitend worden bestemd voor een specifieke regio of een groep regio's overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder a) of c), VWEU.

(7)

Categorie steuninstrument(en)

Onderscheid moet worden gemaakt tussen verschillende categorieën (subsidie, gesubsidieerde diensten, rentesubsidie, lening, garantie, belastingvoordeel, terugbetaalbaar voorschot, deelneming in het eigen vermogen, andere).

(8)

Soort steunmaatregel

Hier moet worden onderscheiden tussen drie categorieën: regeling, individuele toepassing van een regeling, buiten een regeling om verleende individuele steun (ad-hocsteun).

(9)

Uitgaven

In de regel moeten de daadwerkelijke uitgaven (of daadwerkelijk gederfde inkomsten in het geval van belastingvoordelen) worden aangegeven. Wanneer nog geen betalingen zijn verricht, moeten de bedragen worden verstrekt die overeenstemmen met vastleggingen of begrotingskredieten. Die moeten ook als zodanig worden gemarkeerd. Afzonderlijke bedragen moeten worden verstrekt voor elk steuninstrument binnen een regeling of individuele steunmaatregel (bijv. subsidie of lening). De cijfers moeten worden uitgedrukt in de nationale valuta die tijdens de verslagperiode in gebruik is. De uitgaven moeten worden meegedeeld voor de jaren t-1, t-2, t-3, t-4 en t-5.

(10)

Steunintensiteit en begunstigden

De lidstaten moeten aangeven:

de reële steunintensiteit van de daadwerkelijk verleende steun, uitgesplitst naar soort steun en regio;

het aantal begunstigden;

het gemiddelde steunbedrag per begunstigde.


(1)  t is het jaar waarin de gegevens worden gevraagd.

(2)  NACE Rev. 2, of latere wetgeving welke deze wijzigt of vervangt. NACE is de statistische classificatie van de economische activiteiten in de Europese Unie, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

(3)  t is het jaar waarin de gegevens worden gevraagd.

(4)  NACE Rev. 2, of latere wetgeving welke deze wijzigt of vervangt. NACE is de statistische classificatie van de economische activiteiten in de Europese Unie, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).


Top