EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R0560

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/560 van de Commissie van 15 december 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken

OJ L 93, 9.4.2015, p. 1–11 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 02/03/2018; opgeheven door 32018R0273

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2015/560/oj

9.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 93/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/560 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2014

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 69,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (2), en met name artikel 64, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Deel II, titel I, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bevat voorschriften inzake een vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, waarbij de in deel II, titel I, hoofdstuk III, sectie IV bis, subsectie II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 (3) bedoelde overgangsregeling inzake aanplantrechten met ingang van 1 januari 2016 wordt ingetrokken en vervangen. In dit hoofdstuk zijn regels vastgesteld inzake de looptijd, het beheer en de controle van het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken en wordt de Commissie gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het beheer van het stelsel. De in deel II, titel I, hoofdstuk III, sectie IV bis, subsectie II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde overgangsregeling inzake aanplantrechten blijft overeenkomstig artikel 230, lid 1, onder b), ii), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van toepassing tot en met 31 december 2015.

(2)

In artikel 62 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is als algemene vereiste gesteld dat lidstaten een vergunning voor de aanplant van wijnstokken verlenen wanneer producenten die wijnstokken wensen te planten of te herplanten, bij hen een aanvraag indienen. In lid 4 van dat artikel is echter bepaald dat het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken niet geldt voor bepaalde oppervlakten, waardoor deze algemene vereiste daar niet van toepassing is. Er dienen regels te worden vastgesteld betreffende de voorwaarden voor de toepassing van die vrijstelling. De oppervlakten voor experimentele doeleinden of voor de teelt van moederplanten voor entstokken mogen enkel worden gebruikt voor de genoemde doeleinden zodat het nieuwe stelsel niet wordt omzeild, en de wijnbouwproducten van die oppervlakten mogen niet in de handel worden gebracht tenzij de lidstaten menen dat er geen risico op marktverstoring is. Met het oog op een vlotte overgang van de regeling inzake aanplantrechten naar het nieuwe vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, moet worden toegestaan dat de bestaande wijnbouwexperimenten en de bestaande teelt van moederplanten voor entstokken onder de nu geldende regels worden voortgezet. Deze vrijstelling moet ook gelden voor oppervlakten waarvan de opbrengst aan wijn of wijnproducten uitsluitend bestemd is voor consumptie door de wijnbouwer en zijn gezin, aangezien deze onder bepaalde voorwaarden niet tot marktverstoring leiden. Om dezelfde reden dient deze vrijstelling ook te gelden voor organisaties zonder commerciële activiteit die aan dezelfde voorwaarden voldoen. Ook oppervlakten die worden beplant door producenten die een bepaalde met wijnstokken beplante oppervlakte hebben verloren als resultaat van verplichte aankopen in het openbaar belang overeenkomstig de nationale wetgeving, dienen in aanmerking te komen voor de vrijstelling, aangezien het verlies van de met wijnstokken beplante grond in dergelijke gevallen buiten de wil van de producent ligt. Er dient echter te worden bepaald wat de maximale oppervlakte van de nieuw beplante grond mag zijn om te vermijden dat de algemene doelstellingen van het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken worden ondermijnd.

(3)

In artikel 64, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 zijn voorschriften vastgesteld met betrekking tot het verlenen van vergunningen voor nieuwe aanplant alsook subsidiabiliteits- en prioriteitscriteria die de lidstaten kunnen toepassen. Voor sommige van deze subsidiabiliteits- en prioriteitscriteria dienen specifieke voorwaarden te worden vastgesteld om een gelijk speelveld te creëren voor de toepassing ervan en om te vermijden dat het vergunningenstelsel wordt omzeild door producenten aan wie een vergunning is toegekend. Bovendien dienen drie nieuwe criteria te worden toegevoegd: een nieuw subsidiabiliteitscriterium inzake misbruik van de bekendheid van beschermde geografische aanduidingen; een nieuw prioriteitscriterium ten voordele van producenten die de voorschriften van het stelsel naleven en binnen hun bedrijf geen wijngaarden hebben die niet meer worden gebruikt; en een nieuw prioriteitscriterium ten voordele van non-profitorganisaties met een maatschappelijk doel die door terrorisme of andere vormen van misdaad geconfisqueerde grond hebben gekregen. Het nieuwe subsidiabiliteitscriterium speelt in op de behoefte om de faam van specifieke geografische aanduidingen op dezelfde manier te beschermen als de faam van specifieke oorsprongsbenamingen en ervoor te zorgen dat deze aanduidingen niet worden bedreigd door nieuwe aanplant. Het eerste nieuwe prioriteitscriterium begunstigt bepaalde aanvragers op basis van hun achtergrond, namelijk als zij de voorschriften van het vergunningenstelsel naleven en geen vergunning aanvragen voor nieuwe aanplant als zij met wijnstokken beplante grond hebben die niet meer in gebruik is en in aanmerking komt voor een vergunning voor herbeplanting. Doel van het tweede nieuwe prioriteitscriterium is om non-profitorganisaties met een maatschappelijk doel die door terrorisme of andere vormen van misdaad geconfisqueerde grond hebben gekregen, te begunstigen en op die manier het gebruik voor maatschappelijke doeleinden van grond die het risico loopt uit gebruik te worden genomen, te bevorderen.

(4)

Gezien artikel 118 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de lidstaten, om rekening te houden met de natuurlijke en sociaaleconomische verschillen en met de verschillende groeistrategieën van de economische actoren in deze verschillende gebieden binnen een bepaald grondgebied, de mogelijkheid krijgen de in artikel 64, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde subsidiabiliteits- en prioriteitscriteria en de bij deze verordening toegevoegde nieuwe criteria op regionaal niveau op verschillende wijze toe te passen voor specifieke gebieden die in aanmerking komen voor een beschermde oorsprongsbenaming, voor specifieke gebieden die in aanmerking komen voor een beschermde geografische aanduiding of voor gebieden zonder geografische aanduiding. Dergelijke verschillen in de toepassing van deze criteria in de verschillende gebieden van een bepaald grondgebied moeten altijd gebaseerd zijn op de verschillen tussen deze gebieden.

(5)

Om te reageren tegen vormen van omzeiling die niet door deze handeling zijn voorzien, moeten de lidstaten maatregelen nemen om te vermijden dat de aanvragers van vergunningen de subsidiabiliteits- of prioriteitscriteria omzeilen, voor zover de acties van die aanvragers niet reeds onder de in deze verordening vastgestelde specifieke bepalingen tegen omzeiling van de specifieke subsidiabiliteits- en prioriteitscriteria vallen.

(6)

Op grond van artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 kunnen wijnstokken waarvan de producent heeft beloofd ze te rooien, samengaan met nieuw aangeplante wijnstokken. Om onregelmatigheden te voorkomen moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen om met de gepaste middelen te waarborgen dat de belofte om te rooien wel degelijk wordt uitgevoerd, met inbegrip van de vereiste om een zekerheid te stellen bij het verlenen van een vergunning voor vervroegde herbeplanting. Daarnaast is het noodzakelijk te verduidelijken dat de wijnstokken die worden aangeplant op een oppervlakte waarvoor rooiing was beloofd, als niet-toegestaan worden beschouwd indien de rooiing niet binnen de bij die bepaling vastgestelde termijn van vier jaar wordt uitgevoerd.

(7)

Ingevolge artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 kunnen de lidstaten de herbeplanting op oppervlakten die in aanmerking komen voor de productie van wijn met beschermde oorsprongsbenamingen of beschermde geografische aanduidingen, beperken op basis van een aanbeveling van erkende en representatieve beroepsorganisaties. De gronden of redenen voor dergelijke beperkingen moeten worden bepaald om te verduidelijken wat de grenzen van hun toepassingsgebied zijn; daarbij moet de coherentie met het stelsel worden gegarandeerd en moet worden vermeden dat het stelsel kan worden omzeild. Er moet met name voor worden gezorgd dat de in artikel 66, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde automatische verlening van vergunningen voor herbeplantingen niet belet dat de lidstaten de mogelijkheid behouden om de afgifte van vergunningen overeenkomstig artikel 63, lid 2, onder b), en artikel 63, lid 3, te beperken voor specifieke oppervlakten. Evenwel dient te worden verduidelijkt dat bepaalde specifieke gevallen niet als omzeiling van het stelsel worden beschouwd.

(8)

Artikel 64 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 voorziet in administratieve sancties in geval van niet-naleving van de subsidiabiliteitscriteria, de verbintenissen of andere verplichtingen die voortvloeien uit de toepassing van de sectorale landbouwwetgeving. Met het oog op het afschrikkend effect moeten de lidstaten deze sancties kunnen aanpassen aan de commerciële waarde van de in de betrokken wijngaarden geproduceerde wijn. Overeenkomstig artikel 71, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 dient omwille van het afschrikkende effect te worden voorzien in administratieve sancties voor niet-toegestane aanplant. De minimumwaarde van deze sancties dient overeen te stemmen met het gemiddelde jaarinkomen per hectare wijnbouwoppervlakte op Unieniveau, gemeten in brutomarge per hectare. Afhankelijk van de duur van de niet-naleving dient de sanctie gradueel toe te nemen, te beginnen vanaf deze minimumwaarde. In gebieden waar de op Unieniveau vastgestelde minimumwaarde lager ligt dan het gemiddelde jaarinkomen per hectare, moeten de lidstaten ook de mogelijkheid krijgen voor de producenten hogere minimumsancties toe te passen. Een dergelijke verhoging van de minimumwaarde van de sancties dient in verhouding te zijn tot het gemiddelde jaarinkomen per hectare voor het gebied waar de niet-toegestane wijnbouwoppervlakte ligt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Oppervlakten die zijn vrijgesteld van het vergunningenstelsel voor de aanplant van wijnstokken

1.   Het in deel II, titel I, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde vergunningenstelsel voor de aanplant van wijnstokken is niet van toepassing op het beplanten of herbeplanten van de in artikel 62, lid 4, van die verordening bedoelde oppervlakten die voldoen aan de desbetreffende voorwaarden van de leden 2, 3 en 4 van dat artikel.

2.   De bevoegde autoriteiten worden vooraf in kennis gesteld van het beplanten of herbeplanten van oppervlakten voor experimentele doeleinden of voor de teelt van moederplanten voor entstokken. Daarbij wordt alle relevante informatie meegedeeld over deze oppervlakten en over de periode waarin het experiment loopt of de periode waarin de teelt van moederplanten voor entstokken zal plaatsvinden. Ook de verlenging van die perioden wordt bij de bevoegde autoriteiten gemeld.

Als ervan wordt uitgegaan dat er geen risico op marktverstoring is, mogen de lidstaten besluiten dat de op deze oppervlakten geproduceerde druiven en de op basis daarvan verkregen wijnbouwproducten gedurende de in de eerste alinea vermelde perioden in de handel mogen worden gebracht. Aan het einde van deze perioden:

a)

verkrijgt de producent overeenkomstig artikel 64 of 68 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 een vergunning voor de betrokken oppervlakte zodat de op deze oppervlakte verbouwde druiven en de op basis daarvan verkregen wijnbouwproducten in de handel kunnen worden gebracht; of

b)

rooit hij deze oppervlakte op eigen kosten overeenkomstig artikel 71, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

Alle oppervlakten voor experimentele doeleinden of voor de teelt van moederplanten voor entstokken die ingevolge de toekenning van nieuwe aanplantrechten vóór 1 januari 2016 zijn aangeplant, blijven na die datum aan alle voor het gebruik van die rechten vastgestelde voorwaarden voldoen totdat het experiment of de teelt van moederplanten voor entstokken waarvoor die rechten waren toegekend, zijn afgelopen. Na het verstrijken van die perioden zijn de in de eerste en tweede alinea vastgestelde voorschriften van toepassing.

3.   Voor het beplanten of herbeplanten van oppervlakten waarvan de opbrengst aan wijn of wijnproducten uitsluitend bestemd is voor consumptie door de wijnbouwer en zijn gezin, gelden de volgende voorwaarden:

a)

de oppervlakte is niet groter dan 0,1 ha;

b)

de betrokken wijnbouwer produceert geen wijn of andere wijnbouwproducten voor commerciële doeleinden.

Voor de toepassing van dit lid mogen de lidstaten bepaalde organisaties die geen commerciële activiteiten verrichten, als equivalent aan het gezin van de wijnbouwer beschouwen.

De lidstaten kunnen beslissen dat de in de eerste alinea vermelde aanplant moet worden aangemeld.

4.   Een producent die een bepaalde met wijnstokken beplante oppervlakte heeft verloren als resultaat van verplichte aankopen in het openbaar belang overeenkomstig de nationale wetgeving, heeft het recht een nieuwe oppervlakte te beplanten op voorwaarde dat de nieuw beplante oppervlakte niet meer dan 105 % van de verloren oppervlakte, uitgedrukt in uitsluitend met wijnstokken beplante cultuurgrond, beslaat. De nieuw beplante oppervlakte wordt opgenomen in het wijnbouwkadaster.

5.   De rooiing van oppervlakten die de in de leden 2 en 3 bedoelde vrijstelling genieten, leidt niet tot een herbeplantingsvergunning op grond van artikel 66 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. Een dergelijke vergunning wordt echter wel verleend bij rooiing van nieuw beplante oppervlakten die onder de in lid 4 bedoelde vrijstelling vallen.

Artikel 2

Criteria voor de verlening van vergunningen

1.   Indien een lidstaat het in artikel 64, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermelde subsidiabiliteitscriterium toepast, zijn de voorschriften van deel A van bijlage I bij deze verordening van toepassing.

De lidstaten kunnen eveneens het aanvullende objectieve en niet-discriminerende criterium toepassen dat de aanvraag geen aanzienlijk risico op misbruik van de bekendheid van specifieke beschermde geografische aanduidingen mag inhouden, hetgeen wordt verondersteld tenzij het bestaan van een dergelijk risico door de overheidsinstanties wordt aangetoond. De voorschriften met betrekking tot de toepassing van dit aanvullende criterium zijn vastgesteld in bijlage I, deel B.

2.   Indien een lidstaat beslist bij het verlenen van vergunningen voor nieuwe aanplant een of meer van de in artikel 64, lid 1, onder a), b) en c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde subsidiabiliteitscriteria en het in lid 1 van dit artikel vermelde aanvullende criterium toe te passen, kan hij die criteria op het nationale niveau of op een lager territoriaal niveau toepassen.

3.   Indien een lidstaat een of meer van de in artikel 64, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermelde prioriteitscriteria toepast, zijn de voorschriften van de delen A tot en met H van bijlage II bij deze verordening van toepassing.

De lidstaten kunnen eveneens de aanvullende objectieve en niet-discriminerende criteria toepassen van voorafgaandelijk gedrag van de producent en non-profitorganisaties met een maatschappelijk doel die door terrorisme of andere vormen van misdaad geconfisqueerde grond hebben gekregen. De voorschriften met betrekking tot de toepassing van deze aanvullende criteria zijn vastgesteld in bijlage II, deel I.

4.   Indien een lidstaat beslist bij het verlenen van vergunningen voor nieuwe aanplant een of meer van de in artikel 64, lid 2, onder a) tot en met h), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde prioriteitscriteria en de in lid 3 van dit artikel vermelde aanvullende criteria toe te passen, kan hij die criteria hetzij eenvormig op nationaal niveau toepassen hetzij variërend in mate van belangrijkheid in de verschillende gebieden van de lidstaat.

5.   Het gebruik van een of meer van de in artikel 64, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermelde criteria als subsidiabiliteitscriteria op een van de in artikel 63, lid 2, vermelde geografische niveaus wordt voor de toepassing van artikel 64, lid 1, onder d), als naar behoren gerechtvaardigd beschouwd indien dit gebruik is bedoeld om een oplossing te bieden voor een specifiek probleem in de wijnbouwsector dat zich op dat specifieke geografische niveau voordoet en enkel via een dergelijke beperking kan worden aangepakt.

6.   Onverminderd de in de bijlagen I en II vastgestelde voorschriften met betrekking tot specifieke subsidiabiliteits- en prioriteitscriteria stellen de lidstaten waar nodig aanvullende maatregelen vast om te vermijden dat aanvragers van vergunningen de in deze bijlagen opgenomen subsidiabiliteits- en prioriteitscriteria omzeilen.

Artikel 3

Vergunningen voor vervroegde herbeplanting

De lidstaten kunnen voor de verlening van een vergunning voor een producent die belooft een met wijnstokken beplante oppervlakte te zullen rooien overeenkomstig artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013, eisen dat een zekerheid wordt gesteld.

In elk geval is, indien de producent de betrokken oppervlakte niet heeft gerooid aan het einde van het vierde jaar vanaf de datum waarop de nieuwe wijnstokken zijn aangeplant, artikel 71 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van toepassing voor de oppervlakte waar de beloofde rooiing niet is verricht.

Artikel 4

Herbeplantingsbeperkingen

De lidstaten kunnen de herbeplanting beperken op grond van artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 indien de specifieke te herbeplanten oppervlakte ligt in een gebied waar de afgifte van vergunningen voor nieuwe aanplant overeenkomstig artikel 63, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is beperkt en op voorwaarde dat het besluit wordt gerechtvaardigd door de noodzaak een voldoende aangetoond risico op aanzienlijke waardevermindering van een bepaalde beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding te vermijden.

Het in de eerste alinea bedoelde risico op aanzienlijke waardevermindering is onbestaande indien:

a)

de specifieke te herbeplanten oppervlakte in hetzelfde gebied van de beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding ligt als de gerooide oppervlakte en de herbeplanting met wijnstokken voldoet aan dezelfde specificaties inzake beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding als de gerooide oppervlakte;

b)

de herbeplanting bedoeld is voor de productie van wijn zonder geografische aanduiding op voorwaarde dat de aanvrager dezelfde verbintenissen aangaat als vastgesteld in punt 2 van de delen A en B van bijlage I bij deze verordening betreffende nieuwe aanplant.

Artikel 5

Sancties en terugvordering van kosten

De lidstaten leggen financiële sancties op aan producenten die de in artikel 71, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde verplichting niet naleven.

Het minimumbedrag van de financiële sanctie bedraagt:

a)

6 000 EUR per hectare wanneer de producent de volledige niet-toegestane aanplant rooit binnen de vier maanden vanaf de datum waarop hij in kennis is gesteld van de onregelmatigheid, als bedoeld in artikel 71, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

b)

12 000 EUR per hectare wanneer de producent de volledige niet-toegestane aanplant rooit in de loop van het eerste jaar na het verstrijken van de termijn van vier maanden;

c)

20 000 EUR per hectare wanneer de producent de volledige niet-toegestane aanplant rooit na afloop van het eerste jaar na het verstrijken van de termijn van vier maanden.

Indien het geraamde jaarinkomen in het gebied waar de betrokken wijngaarden liggen, meer dan 6 000 EUR per hectare bedraagt, kunnen de lidstaten de in de tweede alinea vastgestelde minimumbedragen verhogen in evenredigheid met het geraamde gemiddelde jaarinkomen per hectare voor dat gebied.

Indien de lidstaat met eigen middelen voor de rooiing van de niet-toegestane aanplant zorgt, worden de krachtens artikel 71, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bij de betrokken producent in rekening gebrachte kosten op objectieve wijze berekend op basis van de arbeidskosten, het gebruik van machines en transport of andere gemaakte kosten. Deze kosten worden aan de toepasselijke sanctie toegevoegd.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2014

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(3)  Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale GMO-verordening)(PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).


BIJLAGE I

Voorschriften met betrekking tot het in artikel 64, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermelde subsidiabiliteitscriterium en het in artikel 2, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde aanvullende criterium

A.   In artikel 64, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermeld criterium

Het in artikel 64, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermelde criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

1.

de oppervlakte(n) die voor het eerst zal (zullen) worden beplant, is (zijn) bedoeld voor de productie van wijn met de specifieke beschermde oorsprongsbenaming van het betrokken gebied; of,

2.

indien de oppervlakte(n) die voor het eerst zal (zullen) worden beplant, niet is (zijn) bedoeld voor de productie van wijn met de specifieke beschermde oorsprongsbenaming, verbindt de aanvrager zich tot het volgende:

a)

de op deze nieuw beplante oppervlakten verbouwde druiven niet te gebruiken of in de handel te brengen voor de productie van wijn met een beschermde oorsprongsbenaming, indien deze oppervlakten zich bevinden in gebieden die daarvoor in aanmerking komen;

b)

niet te rooien of te herbeplanten met als doel de herbeplante oppervlakte in aanmerking te doen komen voor de productie van druiven voor wijn met de specifieke beschermde oorsprongsbenaming.

De aanvragers gaan de in punt 2 van de eerste alinea bedoelde verbintenissen aan gedurende een door de lidstaat te bepalen beperkte periode die uiterlijk op 31 december 2030 afloopt.

B.   In artikel 2, lid 1, van de onderhavige verordening vermeld aanvullend criterium

Het in artikel 2, lid 1, van deze verordening vermelde aanvullende criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

1.

de oppervlakte(n) die voor het eerst zal (zullen) worden beplant, is (zijn) bedoeld voor de productie van wijn met de specifieke beschermde geografische aanduiding van het betrokken gebied; of,

2.

indien de oppervlakte(n) die voor het eerst zal (zullen) worden beplant, niet is (zijn) bedoeld voor de productie van wijn met de specifieke beschermde geografische aanduiding, verbindt de aanvrager zich tot het volgende:

a)

de op deze nieuw beplante oppervlakten verbouwde druiven niet te gebruiken of in de handel te brengen voor de productie van wijn met een beschermde geografische aanduiding, indien deze oppervlakten zich bevinden in gebieden die daarvoor in aanmerking komen;

b)

niet te rooien of te herbeplanten met als doel de herbeplante oppervlakte in aanmerking te doen komen voor de productie van druiven voor wijn met de specifieke beschermde geografische aanduiding.

De aanvragers gaan de in punt 2 van de eerste alinea bedoelde verbintenissen aan gedurende een door de lidstaat te bepalen beperkte periode die uiterlijk op 31 december 2030 afloopt.


BIJLAGE II

Voorschriften met betrekking tot de in artikel 64, lid 2, onder a) tot en met h), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermelde prioriteitscriteria en de in artikel 2, lid 3, van de onderhavige verordening bedoelde aanvullende criteria

A.   In artikel 64, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermeld criterium

1.

Rechtspersonen, ongeacht hun rechtsvorm, worden geacht aan dit criterium te voldoen indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

een natuurlijk persoon die voor het eerst wijnstokken plant en die bedrijfshoofd is („nieuwkomer”), heeft de daadwerkelijke en voortdurende zeggenschap over de rechtspersoon wat betreft beslissingen op het gebied van beheer, winst en financiële risico's. Als meerdere natuurlijke personen, onder wie (een) pers(o)on(en) die geen nieuwkomer is (zijn), deelnemen aan het kapitaal of het beheer van de rechtspersoon, is de nieuwkomer, hetzij alleen, hetzij samen met andere personen, in staat die daadwerkelijke en voortdurende zeggenschap uit te oefenen; of

b)

als een rechtspersoon alleen of gezamenlijk onder de zeggenschap van een andere rechtspersoon valt, gelden de in punt a) vermelde voorwaarden voor elke natuurlijke persoon die zeggenschap heeft over die andere rechtspersoon.

De in de punten a) en b) van de eerste alinea vermelde voorwaarden gelden mutatis mutandis voor een groep natuurlijke personen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden volgens het nationale recht.

2.

De lidstaten kunnen besluiten als aanvullende voorwaarde te stellen dat de aanvrager een natuurlijke persoon moet zijn die in het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, ten hoogste 40 jaar is („jonge producent”).

De in punt 1 bedoelde rechtspersonen worden geacht te voldoen aan de in de eerste alinea van dit punt vermelde aanvullende voorwaarde indien de in punt 1, eerste alinea, onder a) en b), bedoelde natuurlijke persoon in het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, niet ouder is dan 40 jaar.

De in de tweede alinea vastgestelde voorwaarden gelden mutatis mutandis voor een groep natuurlijke personen als bedoeld in punt 1, tweede alinea.

3.

De lidstaten kunnen eisen dat de aanvragers zich ertoe verbinden de voor het eerst beplante oppervlakte(n) gedurende een periode van vijf jaar niet te verpachten of te verkopen aan een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon.

Indien de aanvrager een rechtspersoon of een groep natuurlijke personen is, kunnen de lidstaten ook eisen dat de aanvrager de daadwerkelijke en voortdurende zeggenschap over het bedrijf wat betreft beslissingen op het gebied van beheer, winst en financiële risico's, gedurende een periode van vijf jaar niet overdraagt aan (een) andere pers(o)on(en) tenzij die pers(o)on(en) voldoet (voldoen) aan de in de punten 1 en 2 vermelde voorwaarden die van toepassing waren op het moment dat de vergunningen werden verleend.

B.   In artikel 64, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermeld criterium

Het in artikel 64, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermelde criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

1.

De aanvrager verbindt er zich voor de nieuw aan te planten oppervlakte(n) of voor het volledige bedrijf toe om de voorschriften inzake biologische productie die in Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (1) en, indien van toepassing, in Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie (2) zijn vastgesteld, gedurende een periode van ten minste vijf tot zeven jaar na te leven. Deze periode loopt uiterlijk op 31 december 2030 af.

De lidstaten kunnen ervan uitgaan dat het criterium wordt nageleefd indien de aanvragers reeds exploitanten (3) zijn op het moment dat de aanvraag wordt ingediend en zij de in de eerste alinea bedoelde voorschriften inzake biologische productie gedurende ten minste vijf jaar vóór de indiening van de aanvraag afdoend hebben toegepast op de hele met wijnstokken beplante oppervlakte op het desbetreffende bedrijf.

2.

De aanvrager verbindt zich ertoe gedurende een periode van ten minste vijf tot zeven jaar, die uiterlijk op 31 december 2030 afloopt, te voldoen aan een van de volgende richtsnoeren of certificeringsregelingen die verder reiken dan de in titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde toepasselijke dwingende normen:

a)

gewas- of sectorspecifieke richtsnoeren voor geïntegreerde gewasbescherming die geschikt zijn voor de wijnbouw, overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), ingeval deze bestaan;

b)

nationale certificeringsregelingen voor geïntegreerde productie die geschikt zijn voor de wijnbouw;

c)

nationale of regionale milieuregelingen waarin de naleving van de milieuwetgeving betreffende bodem- en/of waterkwaliteit, biodiversiteit, landschapsbehoud, matiging van en/of aanpassing aan de klimaatverandering wordt gecertificeerd en die relevant zijn voor de wijnbouw.

De in de punten b) en c) van de eerste alinea vermelde certificeringsregelingen dienen te certificeren dat de landbouwer op zijn bedrijf praktijken in acht neemt die in overeenstemming zijn met de nationale voorschriften voor geïntegreerde productie of met de in punt c) van de eerste alinea vermelde doelstellingen. Deze certificering moet worden verricht door certificeringsinstanties die zijn geaccrediteerd overeenkomstig hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5) en die voldoen aan de toepasselijke geharmoniseerde normen inzake „conformiteitsbeoordeling — eisen voor instanties die producten, processen en diensten certificeren” of „conformiteitsbeoordeling — eisen voor instellingen die audits en certificatie van managementsystemen uitvoeren”.

De lidstaten kunnen ervan uitgaan dat het criterium wordt nageleefd indien de aanvragers reeds exploitanten zijn op het moment dat de aanvraag wordt ingediend en zij de in de eerste alinea bedoelde richtsnoeren of certificeringsregelingen gedurende ten minste vijf jaar vóór de indiening van de aanvraag afdoend hebben toegepast op de hele met wijnstokken beplante oppervlakte op het desbetreffende bedrijf.

3.

Indien in het (de) plattelandsontwikkelingsprogramma('s) van de lidstaten (een) specifiek(e) concre(e)t(e) agromilieu- en klimaatactie(s) als bedoeld in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) is (zijn) opgenomen, die van toepassing is (zijn) op met wijnstokken beplante oppervlakten en van belang is (zijn) voor de in de aanvraag aangegeven specifieke oppervlakte, en indien voldoende middelen voorhanden zijn, komt de aanvrager in aanmerking en verbindt hij er zich toe voor de nieuw te beplanten oppervlakte een aanvraag voor dat type actie(s) in te dienen en de in het (de) respectieve plattelandsontwikkelingsprogramma('s) voor die specifieke concre(e)t(e) agromilieu- en klimaatactie(s) vastgestelde verbintenissen na te leven.

4.

Het specifieke in die aanvraag opgegeven perceel ligt op terrasvormige hellingen.

De lidstaten kunnen ook eisen dat de producenten zich ertoe verbinden om op de oppervlakten die niet aan deze voorwaarden voldoen, gedurende een periode van ten minste vijf tot zeven jaar niet te rooien of te herbeplanten. Deze periode loopt uiterlijk op 31 december 2030 af.

C.   In artikel 64, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermeld criterium

Het in artikel 64, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermelde criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

1.

het (de) in de aanvraag opgegeven specifieke perce(e)l(en) kwam(en) in het bezit van de aanvrager door een uitwisseling met (een) ander(e) met wijnstokken beplant(e) perce(e)l(en) in het kader van een ruilverkavelingsproject;

2.

het (de) in de aanvraag opgegeven perce(e)l(en) is (zijn) niet beplant met wijnstokken of is (zijn) beplant met wijnstokken die een oppervlakte beslaan die kleiner is dan de oppervlakte(n) die door de uitvoering van het betrokken ruilverkavelingsproject verloren is (zijn) gegaan;

3.

de totale oppervlakte waarvoor een vergunning wordt aangevraagd, is niet groter dan het eventuele verschil tussen de met wijnstokken beplante oppervlakte in het perceel dat de aanvrager voordien bezat en de in de aanvraag opgegeven oppervlakte.

D.   In artikel 64, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermeld criterium

Het in artikel 64, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermelde criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien het (de) specifieke in de aanvraag opgegeven perce(e)l(en) in een van de volgende soorten gebieden ligt (liggen):

1.

gebieden die worden gekenmerkt door droogte, met een ratio tussen de jaarlijkse neerslag en de jaarlijkse potentiële evapotranspiratie van minder dan 0,5;

2.

gebieden met een ondiepe worteldiepte (minder dan 30 cm);

3.

gebieden met een ongunstige bodemtextuur en steenachtigheid, overeenkomstig de definitie en drempels die zijn vastgesteld in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1305/2013;

4.

gebieden op steile hellingen met een hellingsgraad van meer dan 15 %;

5.

gebieden in berggebieden boven de 500 m, met uitzondering van hoogvlakten;

6.

gebieden in de in artikel 349 VWEU vermelde ultraperifere gebieden van de Unie en op de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) of op kleine eilanden met een totale landoppervlakte van ten hoogste 250 km2 die te kampen hebben met structurele of sociaaleconomische beperkingen.

De lidstaten kunnen ook eisen dat de producenten zich ertoe verbinden om in de gebieden die niet met natuurlijke of andere specifieke beperkingen te kampen hebben, gedurende een periode van ten minste vijf tot zeven jaar niet te rooien of te herbeplanten. Deze periode loopt uiterlijk op 31 december 2030 af.

Indien voor een of meer van de in de eerste alinea vermelde gebieden niet afdoende kan worden aangetoond dat zij voldoen aan dit prioriteitscriterium, kunnen de lidstaten uiterlijk tot en met 2018 besluiten deze gebieden uit te sluiten voor het prioriteitscriterium.

E.   In artikel 64, lid 2, onder e), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermeld criterium

Het in artikel 64, lid 2, onder e), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermelde criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien de economische duurzaamheid van het betrokken project is vastgesteld op basis van een of meer van de volgende standaardmethoden voor financiële analyse van landbouwinvesteringsprojecten:

1.

netto contante waarde,

2.

interne opbrengstvoet,

3.

kosten-batenverhouding,

4.

terugverdientijd,

5.

marginale nettowinst.

De toegepaste methode moet aangepast zijn aan het type aanvrager.

Voorts moeten de lidstaten eisen dat de aanvrager de nieuwe wijnstokken aanplant volgens de in de aanvraag vermelde technische kenmerken.

F.   In artikel 64, lid 2, onder f), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermeld criterium

Het in artikel 64, lid 2, onder f), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermelde criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien het potentieel voor verhoging van het concurrentievermogen wordt vastgesteld op basis van een van de volgende overwegingen:

1.

de oppervlakten die voor het eerst zullen worden beplant door een bestaande wijnbouwer, kunnen schaalvoordelen opleveren door een aanzienlijke daling van de eenheidskosten van de nieuw te beplanten oppervlakte ten opzichte van het gemiddelde van reeds bestaande wijngaarden op het bedrijf of van de gemiddelde situatie in de regio;

2.

de oppervlakten die voor het eerst zullen worden beplant door een bestaande wijnbouwer, kunnen zorgen voor een betere aanpassing aan de marktvraag door een verhoging van de voor het product verkregen prijs of een toename van de afzetmogelijkheden ten opzichte van de reeds bestaande wijngaarden op het bedrijf of van de gemiddelde situatie in de regio;

3.

de oppervlakten die voor het eerst zullen worden beplant door een nieuwkomer in de sector, kunnen zorgen voor een landbouwproductiemodel dat winstgevender is dan het gemiddelde in de regio.

De lidstaten kunnen nadere bepalingen vaststellen betreffende de overwegingen in de punten 1, 2 en 3 van de eerste alinea.

Voorts moeten de lidstaten eisen dat de aanvrager de nieuwe wijnstokken aanplant volgens de in de aanvraag vermelde technische kenmerken.

G.   In artikel 64, lid 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermeld criterium

Het in artikel 64, lid 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermelde criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien het (de) te beplanten perce(e)l(en) in het geografische productiegebied van een bestaande beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding is (zijn) gelegen, indien de te produceren druiven bestemd zijn voor wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, en aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

1.

het (de) te beplanten perce(e)l(en) heeft (hebben) betere bodem- en klimaatkenmerken dan gemiddeld het geval is bij de andere percelen met wijngaarden die voldoen aan de specificaties inzake de geografische aanduiding in dezelfde regio;

2.

het (de) aan te planten druivenras(sen) of de respectieve klo(o)n(en) is (zijn) beter aangepast aan de specifieke bodem- en klimaatomstandigheden van het (de) te beplanten perce(e)l(en) dan percelen in dezelfde regio met gelijkaardige bodem- en klimaatkenmerken met wijngaarden die voldoen aan de specificaties inzake de geografische aanduiding, maar waarop andere druivenrassen of klonen van hetzelfde (dezelfde) ras(sen) worden geteeld;

3.

het (de) aan te planten druivenras(sen) of de respectieve klo(o)n(en) draagt (dragen) bij tot een grotere diversiteit aan druivenrassen of klonen van bestaande rassen in hetzelfde geografische productiegebied van de beschermde oorsprongsbenaming of de beschermde geografische aanduiding;

4.

de leivorm(en) of het wijnbouwsysteem die zullen worden toegepast op de voor het eerst te beplanten oppervlakte(n), kunnen de kwaliteit van de druiven meer verhogen dan de leivormen en/of systemen die meestal worden gebruikt in hetzelfde geografische productiegebied van de beschermde oorsprongsbenaming of de beschermde geografische aanduiding.

De lidstaten kunnen nadere bepalingen vaststellen betreffende de voorwaarden in de punten 1 tot en met 4 van de eerste alinea.

Voorts moeten de lidstaten eisen dat de aanvrager de nieuwe wijnstokken aanplant volgens de in de aanvraag vermelde technische kenmerken.

De lidstaten kunnen dit prioriteitscriterium toepassen op aanvragen voor nieuwe aanplant in een gebied dat is afgebakend in het technische dossier bij de aanvraag tot bescherming van een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding die wordt behandeld in het kader van een inleidende nationale procedure of die door de Commissie wordt onderzocht. In dat geval zijn de in de punten 1 tot en met 4 van de eerste alinea vermelde voorwaarden mutatis mutandis van toepassing.

H.   In artikel 64, lid 2, onder h), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermeld criterium

Het in artikel 64, lid 2, onder h), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermelde criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien de omvang van het bedrijf van de aanvrager op het moment van de aanvraag voldoet aan de drempels die de lidstaten op basis van objectieve criteria op nationaal of regionaal niveau moeten vaststellen. Deze drempels moeten worden vastgesteld op:

1.

ten minste 0,5 ha voor kleine bedrijven;

2.

ten hoogste 50 ha voor middelgrote bedrijven.

De lidstaten kunnen bovendien eisen dat wordt voldaan aan een of meer van de volgende voorwaarden:

1.

de omvang van het bedrijf van de aanvrager zal toenemen door de nieuwe aanplant;

2.

de aanvrager beschikt op het moment dat de aanvraag wordt ingediend, reeds over een met wijnstokken beplante oppervlakte die niet onder de in artikel 62, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde vrijstellingen valt.

De in de punten 1 en 2 van de eerste alinea vermelde drempels moeten aan de Commissie worden meegedeeld.

I.   In artikel 2, lid 3, van deze verordening vermelde aanvullende criteria

I.   „Voorafgaandelijk gedrag van de producent”

Het in artikel 2, lid 3, van deze verordening bedoelde aanvullende criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien de aanvrager geen wijnstokken heeft die zijn aangeplant zonder vergunning als bedoeld in artikel 71 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 of zonder aanplantrecht als bedoeld in de artikelen 85 bis en 85 ter van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

De lidstaten kunnen bovendien eisen dat wordt voldaan aan een of meer van de volgende voorwaarden:

1.

geen enkele vergunning die voorheen aan de aanvrager was verleend overeenkomstig artikel 64 van Verordening (EU) nr. 1308/2013, is verlopen door niet-benutting;

2.

de aanvrager heeft de in de delen A en B van bijlage I, de delen A, B, D, E, F en G van deze bijlage en de in punt II van dit deel bedoelde verbintenissen niet geschonden;

3.

de aanvrager beschikt niet over met wijnstokken beplante oppervlakten die sinds minstens acht jaar niet meer in productie zijn.

II.   „Non-profitorganisaties met een maatschappelijk doel die door terrorisme of andere vormen van misdaad geconfisqueerde grond hebben gekregen”

Het in artikel 2, lid 3, van deze verordening vermelde aanvullende criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien de aanvrager een rechtspersoon is, ongeacht de rechtsvorm, en indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

1.

de aanvrager is een non-profitorganisatie met een maatschappelijk doel als enige activiteit;

2.

de aanvrager gebruikt de geconfisqueerde gronden uitsluitend voor maatschappelijke doeleinden op grond van artikel 10 van Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad (8).

De lidstaten kunnen ook eisen dat de aanvragers die aan dit criterium voldoen, zich ertoe verbinden de voor het eerst beplante oppervlakte(n) gedurende een door de lidstaat te bepalen periode niet te verpachten of te verkopen aan een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon. Deze periode loopt uiterlijk op 31 december 2030 af.


(1)  Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PB L 250 van 18.9.2008, blz. 1).

(3)  Als omschreven in artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 436/2009 van de Commissie van 26 mei 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad met betrekking tot het wijnbouwkadaster, de verplichte opgaven en de samenstelling van gegevens voor het volgen van de markt, de begeleidende documenten voor het vervoer van producten en de bij te houden registers in de wijnsector (PB L 128 van 27.5.2009, blz. 15).

(4)  Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71).

(5)  Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).

(6)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

(7)  Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (PB L 78 van 20.3.2013, blz. 41).

(8)  Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 39).


Top