EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015D0411

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/411 van de Commissie van 11 maart 2015 uit hoofde van artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende kationische polymeerbindmiddelen met quaternaire ammoniumverbindingen in verf en coatings Voor de EER relevante tekst

OJ L 67, 12.3.2015, p. 30–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2015/411/oj

12.3.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 67/30


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/411 VAN DE COMMISSIE

van 11 maart 2015

uit hoofde van artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende kationische polymeerbindmiddelen met quaternaire ammoniumverbindingen in verf en coatings

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 3, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 30 oktober 2013 heeft Nederland de Commissie uit hoofde van artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 verzocht om te besluiten of een reeks producten (kationische polymeerbindmiddelen met quaternaire ammoniumverbindingen) die op de markt worden gebracht om in verf en coatings (hierna „verf” genoemd) te worden verwerkt en die die verf de eigenschap geven om schadelijke en pathogene micro-organismen op het gedroogde verfoppervlak te doden, biociden zijn of niet, zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, onder a), eerste streepje, van die verordening, en of de verf zelf als biocide moet worden beschouwd of niet.

(2)

Volgens de informatie van de onderneming die de producten op de markt brengt, (hierna „de onderneming” genoemd), bestaan deze producten uit met quaternaire ammoniumgroepen gewijzigde polymeren. De gebruikte polymeer verschilt per product naargelang van de vraag van verffabrikanten. De producten zelf hebben geen antimicrobiële werking. De onderneming verkoopt de producten aan verffabrikanten, die deze vervolgens voor de verfproductie mengen met andere polymeren en met een verharder, waarbij alle polymeren worden gecrosslinkt. De gecrosslinkte polymeren vormen een kationisch oppervlak in de gedroogde verf, waardoor het antimicrobiële effect wordt gegenereerd.

(3)

Na een eerste ronde van besprekingen met deskundigen uit de lidstaten heeft de Commissie op 2 februari 2014 overeenkomstig artikel 75, lid 1, onder g), van Verordening (EU) nr. 528/2012 het Europees Agentschap voor chemische stoffen om een advies gevraagd wat betreft de vraag of de producten van de onderneming bijdragen aan de antimicrobiële eigenschappen van de verf waarmee deze producten zijn vermengd, of deze eigenschappen het gevolg zijn van het effect van een werkzame stof, en zo ja, wat de identiteit van de werkzame stof is.

(4)

Op 9 april 2014 heeft het Comité voor biociden het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen geformuleerd.

(5)

Overeenkomstig dat advies impliceert de desbetreffende werking een werkzame stof, aangezien de werking op een stof in de zin van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (2), is gebaseerd, die een effect op schadelijke organismen heeft.

(6)

In de verf wordt de werkzame stof gevormd door een chemische reactie van drie bestanddelen: het kationische polymeerbindmiddel, met quaternaire ammoniumgroepen, van variabele lengte en met een functionele groep; een polymere dispersie met dezelfde functionele groep als het kationische polymeerbindmiddel en een polymere verharder als crosslinker voor de bovengenoemde polymere bestanddelen.

(7)

Bovendien berust volgens dat advies de werking van de werkzame stof op elektrostatische aantrekking die tot wijzigingen van fysiologische en biochemische mechanismen leidt (bv. bacteriële signaaltransductiesystemen) en tot de dood van de doelorganismen. De werking kan derhalve niet als louter fysiek of mechanisch worden beschouwd.

(8)

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 528/2012 is het vernietigen, afschrikken, onschadelijk maken, de effecten voorkomen van of op een andere wijze bestrijden van een schadelijk organisme een biocidale werking.

(9)

In de vorm waarin de kationische polymeerbindmiddelen door de onderneming aan verffabrikanten worden geleverd, is de biocidale werking niet bedoeld en derhalve voldoen deze bindmiddelen niet aan de definitie van een biocide.

(10)

Verf die die producten bevat, is een mengsel dat, in de vorm waarin het door verffabrikanten aan hun klanten worden geleverd, een werkzame stof genereert en als biocide bedoeld is met een andere dan louter fysieke of mechanische werking, en voldoet derhalve aan de definitie van een biocide.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De kationische polymeerbindmiddelen met quaternaire ammoniumverbindingen die door verffabrikanten in de handel worden gebracht om in verf en coatings (hierna „verf” genoemd) te worden gemengd teneinde die verf een biocidale werking te verlenen, worden niet als biociden beschouwd.

De verf, waarin de kationische polymeerbindmiddelen met quaternaire ammoniumverbindingen door verffabrikanten zijn gemengd om deze verf een biocidale werking te geven, wordt beschouwd als biocide.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 11 maart 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).


Top