EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014R0499

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 499/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad door wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie met betrekking tot de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit

OJ L 145, 16.5.2014, p. 5–11 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2014/499/oj

16.5.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/5


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 499/2014 VAN DE COMMISSIE

van 11 maart 2014

tot aanvulling van Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad door wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie met betrekking tot de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 37, onder c), iv), en onder d), xiii), artikel 173, lid 1, onder b), c) en f), artikel 181, lid 2, en artikel 231, lid 1,

Gezien Verordening (EU) Nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (2), en met name artikel 64, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (3) werd vastgesteld op basis van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (4), die is ingetrokken bij en vervangen door Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(2)

Verordening (EU) nr. 1308/2013 bevat een aantal nieuwe bepalingen inzake de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit. Deze bepalingen dienen te worden aangevuld wat betreft de financiële bijdrage van de leden van de producentenorganisatie in de sector groenten en fruit (producentenorganisatie), de afzet van de gehele productie via de producentenorganisatie, de uitbesteding van de activiteiten, de democratische verantwoordingsplicht, de vaststelling van maxima voor de uitgaven inzake crisispreventie en -beheer, de voorwaarden voor herbeplanting van boomgaarden als crisispreventie- en crisisbeheersmaatregel, bepaalde elementen van de procedure in geval van niet-naleving van de erkenningscriteria en de toepassing van het invoerprijssysteem alsmede de voorwaarden voor het stellen van de zekerheid.

(3)

In artikel 160 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is vastgesteld dat de producenten die zijn aangesloten bij een producentenorganisatie op grond van de statuten van die organisatie verplicht zijn hun volledige productie via de organisatie af te zetten. Met het oog op de flexibiliteit in de sector groenten en fruit is het passend de producenten onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid te geven hun productie buiten de producentenorganisatie af te zetten.

(4)

Overeenkomstig artikel 26 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 betreft de hoofdactiviteit van een producentenorganisatie de concentratie van het aanbod en de afzet van de producten van haar leden waarvoor zij is erkend. Er moet worden verduidelijkt hoe deze activiteit wordt verricht, met name in het geval van uitbesteding. Om de lidstaten in staat te stellen de nodige controles te verrichten, dienen producentenorganisaties bovendien documenten te bewaren aan de hand waarvan de lidstaat kan nagaan of de producentenorganisatie haar taken heeft vervuld.

(5)

In artikel 27 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is vastgesteld dat producentenorganisaties verantwoordelijk moeten blijven voor de uitbestede activiteiten. Het is dienstig nader te bepalen met welke middelen ervoor kan worden gezorgd dat uitbestede activiteiten onder de zeggenschap blijven van de producentenorganisatie die deze activiteiten heeft uitbesteed.

(6)

In artikel 31 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is bepaald dat de lidstaten alle maatregelen moeten nemen die zij noodzakelijk achten om te voorkomen dat een of meer leden van een producentenorganisatie misbruik maken van hun macht of invloed. De producentenorganisaties moeten aan de lidstaten het bewijs leveren dat zij zich ten opzichte van hun leden van hun democratische verantwoordingsplicht kwijten.. Daartoe moet het maximumpercentage stemrechten en aandelen van elke natuurlijke persoon of rechtspersoon in het kader van een producentenorganisatie worden beperkt.

(7)

Overeenkomstig artikel 153, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wordt in de statuten van een producentenorganisatie vastgesteld dat haar leden financiële bijdragen betalen voor de financiering van de organisatie. Om ervoor te zorgen dat de leden van de producentenorganisatie de financiële bijdragen betalen voor de oprichting en de financiering van het in artikel 32 van die verordening bedoelde actiefonds, is het noodzakelijk te voorzien in de opname van een dergelijke verplichting in de statuten van de producentenorganisatie.

(8)

Om situaties te voorkomen waarbij crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen aanleiding geven tot ongelijke financiering binnen een unie van producentenorganisaties, dienen maxima voor de uitgaven inzake crisispreventie en -beheer in het kader van de operationele programma's van unies van producentenorganisaties te worden berekend op het niveau van elke aangesloten producentenorganisatie. Bovendien dienen voorwaarden voor de herbeplanting van boomgaarden als crisispreventie- en crisisbeheersmaatregel te worden vastgesteld. Om ongelijke financiering van operationele programma's te vermijden, dient een maximumpercentage te worden vastgesteld voor de uitgaven die kunnen worden besteed voor de herbeplanting van boomgaarden.

(9)

In artikel 114 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn de sancties vastgesteld die moeten worden toegepast in geval van niet-naleving van de erkenningscriteria. Op grond van artikel 154, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 moeten de lidstaten op gezette tijden controles verrichten om zich ervan te verzekeren dat de producentenorganisaties de erkenningscriteria naleven, moeten zij aan die organisaties sancties opleggen in geval van niet-naleving of onregelmatigheden, en zo nodig besluiten de erkenning in te trekken. Een systeem dat een onderscheid maakt tussen belangrijke en minder belangrijke tekortkomingen ten aanzien van de naleving van de erkenningscriteria zou doeltreffender zijn en zou uiteenlopende interpretaties door de lidstaten voorkomen. Het is daarom dienstig een vereenvoudigde procedure en progressieve sancties als bedoeld in artikel 64 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vast te stellen om te vermijden dat producentenorganisaties die niet meer aan de erkenningscriteria voldoen, ten onrechte bijstand van de Unie genieten.

(10)

Artikel 181 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 voorziet in de toepassing van het douanewetboek voor de inklaring van goederen die onder het invoerprijssysteem vallen. Aangezien de goederen in kwestie bederfelijk zijn en hun waarde op het tijdstip van de douaneafhandeling niet altijd is vastgesteld, is het noodzakelijk dat de Commissie regels kan vaststellen voor de controle van de juistheid van de gedeclareerde invoerprijs van een zending aan de hand van een forfaitaire waarde bij invoer om meer vaart te zetten achter de douaneafhandeling. Voorts blijkt uit de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van het invoerprijssysteem dat het dienstig is te verzoeken een zekerheid te stellen wanneer de douanewaarde die is bepaald aan de hand van de in artikel 29 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (5) bedoelde transactiewaarde, meer dan 8 % hoger is dan de door de Commissie berekende forfaitaire invoerwaarde.

(11)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

Voor een vlotte overgang voor de in het kader van Verordening (EG) nr. 1234/2007 goedgekeurde operationele programma's naar de nieuwe voorschriften op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 dienen overgangsbepalingen te worden vastgesteld.

(13)

De bepalingen inzake crisispreventie en -beheer moeten van toepassing worden met ingang van 1 januari 2014, de datum waarop de daarmee samenhangende nieuwe bepalingen van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van toepassing worden. Om producentenorganisaties in staat te stellen zich aan te passen aan de nieuwe bepalingen inzake de voorschriften voor het uitbesteden van werkzaamheden en de democratische verantwoordingsplicht moeten de betrokken bepalingen pas met ingang van 1 januari 2015 van toepassing worden. Artikel 181 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is van toepassing met ingang van 1 oktober 2014 en dus moeten ook de overeenkomstige nieuwe bepalingen van deze verordening inzake de controle van de juistheid van de gedeclareerde invoerprijs van een zending en inzake de voorwaarden voor het stellen van een zekerheid met ingang van diezelfde datum van toepassing zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 26, lid 1, worden de volgende tweede en derde alinea toegevoegd:

„De afzet gebeurt door de producentenorganisatie of onder toezicht van de producentenorganisatie in het geval van uitbesteding als bedoeld in artikel 27. Het betreft het besluit om het product te verkopen, de keuze van het distributiekanaal en, tenzij de verkoop via een veiling verloopt, de onderhandelingen over de hoeveelheden en de prijzen.

De producentenorganisaties bewaren gedurende ten minste vijf jaar documenten, met inbegrip van boekhoudkundige documenten, waaruit blijkt dat de producentenorganisatie het aanbod heeft geconcentreerd en de producten van haar leden waarvoor zij is erkend, heeft afgezet.”.

2)

Het volgende artikel 26 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 26 bis

Afzet van de productie buiten de producentenorganisatie

Wanneer de producentenorganisatie hiertoe toestemming verleent en wanneer dit in overeenstemming is met de door de producentenorganisatie vastgestelde bepalingen en voorwaarden, mogen de aangesloten producenten:

1.

hun productie of producten rechtstreeks of buiten hun bedrijf aan consumenten verkopen voor persoonlijk gebruik, binnen de grenzen van een percentage dat door de lidstaten op ten minste 10 % wordt vastgesteld;

2.

zelf of via een andere, door hun eigen organisatie aan te wijzen producentenorganisatie, hoeveelheden producten verkopen die slechts een marginaal deel vertegenwoordigen van het volume van de verhandelbare productie van hun organisatie;

3.

zelf of via een andere, door hun eigen organisatie aan te wijzen producentenorganisatie, producten afzetten die, gezien de kenmerken ervan, normaliter niet onder de handelsactiviteiten van de eigen producentenorganisatie vallen.”.

3)

Artikel 27 wordt vervangen door:

„Artikel 27

Uitbesteding

1.   De activiteiten die de lidstaten overeenkomstig artikel 155 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) voor uitbesteding mogen aanmerken, hebben betrekking op de doelstellingen van de producentenorganisaties zoals bepaald in artikel 152, lid 1, onder c), van die verordening en omvatten onder meer de verzameling, de opslag, de verpakking en de afzet van de producten van de bij een producentenorganisatie aangesloten leden.

2.   Een producentenorganisatie die een activiteit uitbesteedt, treft voor de uitvoering van de betrokken activiteit. een commerciële regeling door middel van een schriftelijk contract met een andere entiteit, die onder meer uit één of meer van haar leden of een dochteronderneming kan bestaan. De producentenorganisatie blijft verantwoordelijk voor de uitvoering van de uitbestede activiteit en voor de algemene beheerscontrole en het toezicht op de voor de uitvoering van de activiteit getroffen commerciële regeling.

3.   De algemene beheerscontrole en het toezicht als bedoeld in lid 2 zijn doeltreffend en vereisen dat het uitbestedingscontract:

a)

de producentenorganisatie in staat stelt bindende instructies te geven en bepalingen omvat die het voor de producentenorganisatie mogelijk maakt het contract te beëindigen indien de dienstverlener de bepalingen en de voorwaarden van het uitbestedingscontract niet naleeft;

b)

gedetailleerde bepalingen en voorwaarden vaststelt, inclusief de rapportageverplichtingen en termijnen die de producentenorganisatie in staat stellen de uitbestede activiteiten te evalueren en er daadwerkelijk controle op uit te oefenen.

Uitbestedingscontracten en de onder b) bedoelde verslagen worden door de producentenorganisatie gedurende ten minste 5 jaar bewaard met het oog op controles achteraf en zijn toegankelijk voor alle leden die daarom verzoeken.

(6)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).”."

4)

Artikel 31 wordt vervangen door:

„Artikel 31

Democratische verantwoordingsplicht van de producentenorganisaties

1.   De lidstaten bepalen een maximumpercentage stemrechten en aandelen waarover elke natuurlijke persoon of rechtspersoon in het kader van een producentenorganisatie mag beschikken. Het maximumpercentage stemrechten en aandelen moet minder dan 50 % van de totale stemrechten en minder dan 50 % van de aandelen bedragen. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten een hoger maximumpercentage aandelen waarover een rechtspersoon in het kader van een producentenorganisatie mag beschikken vaststellen op voorwaarde dat machtsmisbruik door deze rechtspersoon in ieder geval wordt vermeden.

In afwijking van de eerste alinea wordt het door de lidstaat vastgestelde maximumpercentage aandelen in het kader van de toepassing van het bepaalde in de eerste alinea, in het geval van producentenorganisaties die een operationeel programma ten uitvoer leggen op 17 mei 2014, slechts van toepassing na afloop van het operationele programma.

2.   De autoriteiten van de lidstaten verrichten controles op de stemrechten en op het aandelenbezit, waaronder controles op de identiteit van de natuurlijke of rechtspersonen die de aandelen bezitten van de leden van de producentenorganisatie die zelf rechtspersonen zijn.

3.   Wanneer een producentenorganisatie een duidelijk omschreven onderdeel van een rechtspersoon is, stellen de lidstaten maatregelen vast om de bevoegdheden op grond waarvan die rechtspersoon besluiten van de producentenorganisatie kan wijzigen, goedkeuren of afwijzen, te beperken of in te trekken.”.

5)

Aan artikel 53 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

„3.   Ingevolge de statuten van een producentenorganisatie in de sector groenten en fruit zijn de aangesloten producenten verplicht de in de statuten vastgestelde financiële bijdragen te betalen voor de oprichting en de financiering van het in artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde actiefonds.”.

6)

In artikel 62 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

„5.   Het plafond voor de uitgaven voor crisispreventie en -beheer, als bedoeld in artikel 33, lid 3, vierde alinea, van Verordening (EU) nr. 1308/2013wordt, in het kader van de operationele programma's van unies van producentenorganisaties, berekend op het niveau van elke aangesloten producentenorganisatie.”.

7)

Het volgende artikel 89 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 89 bis

Herbeplanting van boomgaarden na verplichte rooiing

Wanneer de lidstaten in hun nationale strategie de herbeplanting van boomgaarden na verplichte rooiing om sanitaire of fytosanitaire redenen als een crisismaatregel opnemen, bepalen zij de soorten en, in voorkomend geval, de rassen die in aanmerking komen voor en de voorwaarden voor de toepassing van die maatregel. In het geval van rooiing om fytosanitaire redenen zijn de door de lidstaten genomen maatregelen voor de herbeplanting van boomgaarden in overeenstemming met Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (7).

De herbeplanting van boomgaarden bestrijkt niet meer dan 20 % van de totale uitgaven in het kader van operationele programma's. De lidstaten kunnen besluiten een lager percentage vast te stellen.

(7)  Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1).”."

8)

Artikel 114 wordt vervangen door:

„Artikel 114

Niet-naleving van de erkenningscriteria

1.   Indien een lidstaat niet-naleving door een producentenorganisatie van één van de erkenningscriteria in verband met de voorschriften van de artikelen 21, 23, 26, leden 1 en 2, en van artikel 31 heeft vastgesteld, zendt hij de betrokken producentenorganisatie uiterlijk twee maanden na vaststelling van de niet-naleving bij aangetekend schrijven een schriftelijke aanmaning waarin de geconstateerde tekortkoming en de corrigerende maatregelen worden toegelicht, alsook de termijnen waarbinnen deze maatregelen dienen te worden genomen, met een maximum van vier maanden. Zodra een inbreuk is vastgesteld, schorten de lidstaten de steunbetalingen op totdat de corrigerende maatregelen ten genoegen van de lidstaten zijn genomen.

2.   De niet-naleving van de erkenningscriteria als bedoeld in lid 1 binnen de door de lidstaat vastgestelde termijn, leidt tot de schorsing van de erkenning van de producentenorganisatie. De lidstaat stelt de producentenorganisatie in kennis van de termijn van de schorsing, die niet meer mag bedragen dan twaalf maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de schriftelijke aanmaning door de producentenorganisatie. Dit doet geen afbreuk aan de toepassing van horizontale nationale wetgeving die eventueel voorziet in de schorsing van de erkenning nadat een gerechtelijke procedure is ingeleid.

Tijdens de periode van schorsing van de erkenning mag de producentenorganisatie haar activiteiten voortzetten, maar de steunbetalingen worden ingehouden tot de schorsing van de erkenning wordt opgeheven. Het jaarlijkse steunbedrag wordt verlaagd met 2 % voor elke begonnen kalendermaand waarin de erkenning is opgeschort.

De schorsing eindigt op de dag van de controle die aantoont dat de betrokken erkenningscriteria weer worden nageleefd.

3.   Als de criteria aan het eind van de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat vastgestelde schorsingsperiode nog steeds niet worden nageleefd, trekt de lidstaat de erkenning in met ingang van de datum waarop de erkenningsvoorwaarden niet langer werden vervuld, of, indien het niet mogelijk is na te gaan wat deze datum was, na de datum waarop de niet-naleving werd vastgesteld. Dit doet geen afbreuk aan de toepassing van horizontale nationale wetgeving die eventueel voorziet in de schorsing van de erkenning nadat een gerechtelijke procedure is ingeleid. Nog verschuldigde steun wordt niet betaald en ten onrechte betaalde steun wordt teruggevorderd.

4.   Indien een lidstaat heeft vastgesteld dat een producentenorganisatie een van de andere in artikel 154 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde en niet in lid 1 vermelde erkenningscriteria niet naleeft, zendt hij de betrokken producentenorganisatie uiterlijk twee maanden na vaststelling van de niet-naleving bij aangetekend schrijven een schriftelijke aanmaning waarin de geconstateerde tekortkoming en de corrigerende maatregelen worden toegelicht, alsook de termijnen waarbinnen deze maatregelen worden genomen, met een maximum van vier maanden.

5.   Indien de in lid 4 bedoelde corrigerende maatregelen niet binnen de door de lidstaat vastgestelde termijn zijn genomen, worden de steunbetalingen geschorst en wordt het jaarlijkse steunbedrag verlaagd met 1 % voor elke begonnen kalendermaand na het verstrijken die termijn. Dit doet geen afbreuk aan de toepassing van horizontale nationale wetgeving die eventueel voorziet in de schorsing van de erkenning nadat een gerechtelijke procedure is ingeleid.

6.   Wanneer een producentenorganisatie aan de lidstaat echter bewijst dat zij ten gevolge van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden, ziekten of plagen, ondanks de genomen noodzakelijke maatregelen ter preventie van risico's, niet kan voldoen aan de erkenningscriteria die zijn vastgesteld in artikel 154, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 met betrekking tot de door de lidstaten vastgestelde minimumhoeveelheid of minimumwaarde van de afzetbare productie, kan de lidstaat voor het betrokken jaar afwijken van de minimumhoeveelheid of de minimumwaarde van de afzetbare productie van deze producentenorganisatie.

7.   In gevallen waar de leden 1, 2, 4 en 5 van toepassing zijn, mogen de lidstaten betalingen verrichten na de in artikel 70 vastgestelde termijn indien dit noodzakelijk is voor de toepassing van dit artikel. Deze betalingen mogen echter niet plaatsvinden na 15 oktober van het tweede jaar volgende op het jaar van uitvoering van het programma.”.

9)

Artikel 137 wordt vervangen door:

„Artikel 137

Als basis te nemen invoerprijs

1.   Artikel 181, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is van toepassing op de producten die zijn vermeld in bijlage XVI.

2.   Wanneer de douanewaarde van de in bijlage XVI, deel A, vermelde producten wordt bepaald aan de hand van de transactiewaarde als bedoeld in artikel 29 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 en die douanewaarde meer dan 8 % hoger is dan de door de Commissie berekende forfaitaire invoerwaarde op het ogenblik waarop de aangifte voor het vrije verkeer voor die producten wordt ingediend, moet de importeur de in artikel 248, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde zekerheid stellen. Het uiteindelijk op de in bijlage XVI, deel A, vermelde producten toe te passen invoerrecht is hiertoe gelijk aan het bedrag van de rechten die de importeur zou hebben betaald wanneer de betrokken producten op basis van de forfaitaire invoerwaarde waren ingedeeld.

De eerste alinea is niet van toepassing wanneer de forfaitaire invoerwaarde hoger is dan de invoerprijzen die zijn opgenomen in bijlage I, derde deel, afdeling I, bijlage 2, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (8), en wanneer de aangever verzoekt om de onmiddellijke boeking van het bedrag aan rechten dat uiteindelijk op de goederen van toepassing kan zijn, in plaats van het stellen van de zekerheid.

3.   Wanneer de douanewaarde van de in bijlage XVI, deel A, vermelde producten wordt berekend overeenkomstig artikel 30, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2913/92, worden de rechten in mindering gebracht overeenkomstig artikel 136, lid 1, van deze verordening. De importeur moet dan de in artikel 248, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde zekerheid stellen, die gelijk is aan het bedrag van de rechten die hij zou hebben betaald indien de producten waren ingedeeld op basis van de geldende forfaitaire invoerwaarde.

4.   De douanewaarde van in consignatie ingevoerde goederen wordt rechtstreeks bepaald overeenkomstig artikel 30, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2913/92; daartoe is de overeenkomstig artikel 136 berekende forfaitaire invoerwaarde van toepassing gedurende de desbetreffende periode.

5.   De importeur moet binnen een maand, te rekenen vanaf de datum waarop de betrokken producten zijn verkocht, en uiterlijk binnen vier maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de aangifte voor het vrije verkeer is geaccepteerd, hetzij bewijzen dat de partij is afgezet tegen zodanige condities dat de prijzen als bedoeld in artikel 29 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 juist zijn, hetzij de douanewaarde als bedoeld in artikel 30, lid 2, onder c), van die verordening bepalen. Onverminderd lid 6 wordt bij niet-inachtneming van een van bovengenoemde termijnen de zekerheid verbeurd.

De zekerheid wordt vrijgegeven voor zover de bewijzen met betrekking tot de afzetvoorwaarden ten genoegen van de douaneautoriteiten zijn geleverd. Is dat niet het geval, dan wordt de zekerheid verbeurd bij wijze van betaling van de invoerrechten.

Om te bewijzen dat de partij is afgezet tegen de in de eerste alinea vastgestelde condities, stelt de importeur naast de factuur alle documenten ter beschikking die nodig zijn voor de uitvoering van de relevante douanecontroles met betrekking tot de verkoop en de afzet van alle producten van de partij in kwestie, met inbegrip van documenten die verband houden met vervoer, verzekering, behandeling en opslag van de partij.

Wanneer de productvariëteit of het handelstype van de groenten en fruit krachtens de in artikel 3 bedoelde handelsnormen op de verpakking moeten worden vermeld, wordt de productvariëteit of het handelstype van de groenten en fruit die deel uitmaken van de partij vermeld op de documenten inzake vervoer, de facturen en de leveringsbon.

6.   Op een naar behoren gemotiveerd verzoek van de importeur kan de in lid 5, eerste alinea, bedoelde termijn van vier maanden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat met ten hoogste drie maanden worden verlengd.

Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij verificatie constateren dat niet aan de eisen van dit artikel is voldaan, vorderen zij het verschuldigde recht in overeenkomstig artikel 220 van Verordening (EEG) nr. 2913/92. Bij de vaststelling van het bedrag of het resterende bedrag aan rechten dat moet worden ingevorderd, wordt een rente toegepast voor de periode vanaf de datum waarop de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht tot en met de datum van de invordering. De rentevoet is de rentevoet die volgens het nationale recht bij invorderingen van toepassing is.

(8)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van 23 juli 1987 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).”."

Artikel 2

Overgangsbepalingen

Wanneer een lidstaat een operationeel programma op grond van artikel 64, lid 2, derde alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 heeft goedgekeurd vóór 20 januari 2014, wordt dat operationele programma geacht te zijn goedgekeurd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

Onverminderd de artikelen 65 en 66 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 kan een uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1234/2007 goedgekeurd operationeel programma op verzoek van een producentenorganisatie:

a)

doorlopen tot het einde van zijn looptijd;

b)

worden aangepast aan de eisen van Verordening (EU) nr. 1308/2013, of

c)

worden vervangen door een nieuw krachtens Verordening (EU) nr. 1308/2013 goedgekeurd operationeel programma.

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, leden 6 en 7, en artikel 2 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 1, lid 9, is van toepassing met ingang van 1 oktober 2014.

Artikel 1, leden 3 en 4, is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(5)  Verordening (EEG) nr. 2913/1992 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).


Top