EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014Q0714(01)

Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie

OJ L 206, 14.7.2014, p. 1–45 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/proc_rules/2014/714(1)/oj

14.7.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 206/1


REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN VAN DE EUROPESE UNIE

Inhoud

INLEIDENDE BEPALING 6

Artikel 1

Definities 6

TITEL I

ORGANISATIE VAN HET GERECHT 7

HOOFDSTUK 1

Presidentschap en leden van het Gerecht 7

Artikel 2

Ambtstermijn van de rechters 7

Artikel 3

Eedaflegging 7

Artikel 4

Plechtige verbintenis 7

Artikel 5

Ontheffing van een rechter uit zijn ambt 7

Artikel 6

Rangorde 8

Artikel 7

Verkiezing van de president van het Gerecht 8

Artikel 8

Bevoegdheden van de president van het Gerecht 8

Artikel 9

Vervanging van de president van het Gerecht 9

HOOFDSTUK 2

Rechtsprekende formaties 9

Artikel 10

Rechtsprekende formaties 9

Artikel 11

Vorming van de kamers 9

Artikel 12

Kamerpresidenten 9

Artikel 13

Gewone rechtsprekende formatie — Toewijzing van de zaken aan de kamers 9

Artikel 14

Verwijzing van een zaak naar het Gerecht in volle samenstelling of naar de kamer van vijf rechters 10

Artikel 15

Verwijzing van een zaak naar een alleensprekende rechter 10

HOOFDSTUK 3

Griffie en diensten 10

Afdeling 1 —

Griffie 10

Artikel 16

Benoeming van de griffier 10

Artikel 17

Beëindiging van het ambt van de griffier 11

Artikel 18

Adjunct-griffier 11

Artikel 19

Afwezigheid of verhindering van de griffier 11

Artikel 20

Bevoegdheden van de griffier 11

Artikel 21

Bijhouden van het register 12

Artikel 22

Inzien van het dossier en het register 12

Afdeling 2 —

Diensten 12

Artikel 23

Ambtenaren en andere personeelsleden 12

HOOFDSTUK 4

Werking van het Gerecht 12

Artikel 24

Datum, uur en plaats van de zittingen van het Gerecht 12

Artikel 25

Planning van de werkzaamheden van het Gerecht 13

Artikel 26

Quorum 13

Artikel 27

Afwezigheid of verhindering van een rechter 13

Artikel 28

Afwezigheid of verhindering van een rechter van de kamer van vijf rechters vóór de terechtzitting 13

Artikel 29

Wijze van beraadslagen 13

Artikel 30

Aantal rechters dat aan de beraadslagingen deelneemt 14

TITEL II

PROCEDURELE BEPALINGEN 14

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen 14

Afdeling 1 —

Gemachtigden, raadslieden en advocaten 14

Artikel 31

Hoedanigheid van gemachtigde, raadsman of advocaat 14

Artikel 32

Voorrechten, immuniteiten en faciliteiten 14

Artikel 33

Opheffing van de immuniteit 15

Artikel 34

Uitsluiting van de procedure 15

Artikel 35

Hoogleraren 15

Afdeling 2 —

Betekeningen 15

Artikel 36

Betekeningen 15

Afdeling 3 —

Termijnen 16

Artikel 37

Berekening van de termijnen 16

Artikel 38

Termijn wegens afstand 16

Artikel 39

Bepaling en verlenging van de termijnen 16

Afdeling 4 —

Wijzen van behandeling van de zaken 17

Artikel 40

Wijzen van behandeling van de zaken 17

Artikel 41

Volgorde van behandeling van de zaken 17

Artikel 42

Gevallen van schorsing van de behandeling en procedure 17

Artikel 43

Duur en gevolgen van de schorsing 17

Artikel 44

Voeging, ongedaanmaking van de voeging en gescheiden behandeling 18

Afdeling 5 —

Processtukken, stukken en bescheiden 18

Artikel 45

Neerlegging van de processtukken 18

Artikel 46

Lengte van de processtukken 19

Artikel 47

Vertrouwelijkheid van stukken en bescheiden 19

Artikel 48

Anonimiteit 19

HOOFDSTUK 2

Gewone procedure 19

Afdeling 1 —

Schriftelijke behandeling 19

Artikel 49

Algemene regel 19

Artikel 50

Verzoekschrift 20

Artikel 51

Betekening van het verzoekschrift en mededeling in het Publicatieblad 20

Artikel 52

Aanvankelijke toewijzing van een zaak aan een rechtsprekende formatie 20

Artikel 53

Verweerschrift 21

Artikel 54

Toezending van stukken 21

Artikel 55

Tweede memoriewisseling 21

Afdeling 2 —

Middelen en bewijs in de loop van de behandeling 22

Artikel 56

Nieuwe middelen 22

Artikel 57

Nieuw bewijs en nieuwe bewijsaanbiedingen 22

Afdeling 3 —

Voorlopig rapport 22

Artikel 58

Voorlopig rapport 22

Afdeling 4 —

Mondelinge behandeling 22

Artikel 59

Houden van de terechtzitting 22

Artikel 60

Datum van de terechtzitting 22

Artikel 61

Gemeenschappelijke pleitzitting 23

Artikel 62

Afwezigheid van partijen ter terechtzitting 23

Artikel 63

Verloop van de terechtzitting 23

Artikel 64

Opening en heropening van de mondelinge behandeling 23

Artikel 65

Proces-verbaal van de terechtzitting 23

Artikel 66

Geluidsopname van de terechtzitting 23

HOOFDSTUK 3

Maatregelen tot organisatie van de procesgang en maatregelen van instructie 24

Afdeling 1 —

Doelstellingen 24

Artikel 67

Doelstellingen 24

Afdeling 2 —

Maatregelen tot organisatie van de procesgang 24

Artikel 68

Voorwerp 24

Artikel 69

Procedure 24

Afdeling 3 —

Maatregelen van instructie 25

Artikel 70

Voorwerp 25

Artikel 71

Procedure 25

Artikel 72

Oproeping van de getuigen 25

Artikel 73

Getuigenverhoor 26

Artikel 74

Verplichtingen van de getuigen 26

Artikel 75

Deskundigenonderzoek 26

Artikel 76

Meineed 27

Artikel 77

Wraking van een getuige of van een deskundige 27

Artikel 78

Onkosten van de getuigen en de deskundigen 27

Artikel 79

Rogatoire commissie 28

HOOFDSTUK 4

Excepties en incidenten 28

Artikel 80

Onbevoegdverklaring 28

Artikel 81

Beroep dat kennelijk moet worden verworpen 28

Artikel 82

Middelen van niet-ontvankelijkheid die van openbare orde zijn 28

Artikel 83

Verzoek om uitspraak te doen zonder daarbij op de zaak ten gronde in te gaan 29

Artikel 84

Afstand van instantie 29

Artikel 85

Afdoening zonder beslissing 29

HOOFDSTUK 5

Interventie 29

Artikel 86

Verzoek tot interventie 29

Artikel 87

Beslissing op het verzoek tot interventie 30

Artikel 88

Indiening van de memories en de opmerkingen daarover 30

Artikel 89

Uitnodiging tot interventie 31

HOOFDSTUK 6

Minnelijke regeling van de geschillen 31

Artikel 90

Modaliteiten 31

Artikel 91

Akkoord van de partijen 32

Artikel 92

Minnelijke regeling en procedure in rechte 32

HOOFDSTUK 7

Arresten en beschikkingen 32

Artikel 93

Datum van uitspraak van het arrest 32

Artikel 94

Inhoud van het arrest 32

Artikel 95

Uitspraak en betekening van het arrest 33

Artikel 96

Inhoud van de beschikking 33

Artikel 97

Ondertekening en betekening van de beschikking 33

Artikel 98

Verbindende kracht van arresten en beschikkingen 34

Artikel 99

Bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie 34

HOOFDSTUK 8

Proceskosten en gerechtskosten 34

Artikel 100

Beslissing ten aanzien van de kosten 34

Artikel 101

Algemene regel voor de verdeling van de proceskosten 34

Artikel 102

Billijkheid en nodeloos of vexatoir veroorzaakte kosten 34

Artikel 103

Bijzondere regels voor de verdeling van de proceskosten 34

Artikel 104

Kosten van tenuitvoerlegging 35

Artikel 105

Invorderbare kosten 35

Artikel 106

Betwisting van de invorderbare kosten 35

Artikel 107

Wijzen van betaling 35

Artikel 108

Gerechtskosten 36

Artikel 109

Waarborgsom voor misbruik van het beroepsrecht 36

HOOFDSTUK 9

Rechtsbijstand 36

Artikel 110

Materiële voorwaarden 36

Artikel 111

Vormvoorwaarden 36

Artikel 112

Procedure en beslissing 37

Artikel 113

Voorschotten en tenlasteneming van de kosten 37

Artikel 114

Intrekking van de rechtsbijstand 38

HOOFDSTUK 10

Bijzondere procedures 38

Afdeling 1 —

Opschorting en overige voorlopige maatregelen in kort geding 38

Artikel 115

Verzoek tot opschorting of tot verkrijging van overige voorlopige maatregelen 38

Artikel 116

Procedure 38

Artikel 117

Beslissing op het verzoek 39

Artikel 118

Wijziging in de omstandigheden 39

Artikel 119

Nieuw verzoek 39

Artikel 120

Opschorting van de tenuitvoerlegging 39

Afdeling 2 —

Bij verstek gewezen arresten 39

Artikel 121

Bij verstek gewezen arresten 39

HOOFDSTUK 11

Verzoeken en beroepen betreffende de arresten en beschikkingen 40

Afdeling 1 —

Rectificatie 40

Artikel 122

Rectificatie van beslissingen 40

Afdeling 2 —

Verzuim om te beslissen 40

Artikel 123

Verzuim om ten aanzien van de proceskosten te beslissen 40

Afdeling 3 —

Verzet 40

Artikel 124

Verzet 40

Afdeling 4 —

Derdenverzet 41

Artikel 125

Derdenverzet 41

Afdeling 5 —

Uitlegging van de beslissingen van het Gerecht 42

Artikel 126

Uitlegging van de beslissingen van het Gerecht 42

Afdeling 6 —

Herziening 42

Artikel 127

Herziening 42

Afdeling 7 —

Zaken die naar het Gerecht worden terugverwezen na vernietiging 43

Artikel 128

Terugverwijzing na vernietiging 43

Artikel 129

Toewijzing van de terugverwezen zaak 43

Artikel 130

Procedure voor het onderzoek van de terugverwezen zaak 44

Artikel 131

Proceskosten na terugverwijzing 44

TITEL III

SLOTBEPALINGEN 44

Artikel 132

Uitvoeringsbepalingen 44

Artikel 133

Intrekking 44

Artikel 134

Bekendmaking en inwerkingtreding van het Reglement voor de procesvoering 45

REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN VAN DE EUROPESE UNIE

HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met name artikel 257, vijfde alinea,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en met name artikel 106 bis, lid 1,

Gezien het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie (1) en met name artikel 62 quater ervan evenals artikel 7, lid 1, van bijlage I bij het Protocol,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Rekening dient te worden gehouden met de grondige herziening van het Reglement voor de procesvoering van het Hof, vastgesteld op 25 september 2012 (2), zonder daarbij de bijzondere aard van de rechtszaken die bij het Gerecht voor ambtenarenzaken aanhangig worden gemaakt, uit het oog te verliezen.

(2)

Daarnaast is bij de toepassing van het op 25 juli 2007 (3) vastgestelde Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken gebleken dat een aantal bepalingen ervan moet worden aangepast.

(3)

In het licht van de opgedane ervaring is het meer bepaald noodzakelijk bepaalde regels over de vertrouwelijkheid en de anonimisering aan te vullen en nader in te vullen.

(4)

Om ervoor te zorgen dat de rechterlijke instantie, waarbij steeds meer zaken aanhangig worden gemaakt, in staat blijft om de zaken binnen redelijke termijn af te doen, moeten ook de inspanningen worden voortgezet om de duur van de voor haar gevoerde procedures terug te brengen, met name door beperkingen te stellen aan de lengte van de processtukken indien zulks nodig blijkt, behoudens wanneer de bijzonderheid van de zaken afwijking rechtvaardigt, en de bepaling aan te scherpen over de terugbetaling van de proceskosten die ten laste van het Gerecht worden veroorzaakt in geval van kennelijk misbruik van het beroepsrecht.

(5)

Om de leesbaarheid van de door het Gerecht toegepaste regels te verbeteren, is het tot slot noodzakelijk om de structuur van het Reglement voor de procesvoering te herzien, om bepaalde regels of de toepasselijkheid ervan te verduidelijken, met name wat de maatregelen tot organisatie van de procesgang, de maatregelen van instructie, het verzet en het derdenverzet betreft, en om de in onbruik geraakte of niet-toegepaste regels te verwijderen,

Met de instemming van het Hof van Justitie,

Met de goedkeuring van de Raad, gegeven op 14 april 2014,

STELT HET VOLGENDE REGLEMENT VAST:

INLEIDENDE BEPALING

Artikel 1

Definities

1.   In dit Reglement:

a)

worden de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie aangeduid met het nummer van het betrokken artikel van dat Verdrag, gevolgd door de afkorting „VEU”;

b)

worden de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aangeduid met het nummer van het betrokken artikel van dat Verdrag, gevolgd door de afkorting „VWEU”;

c)

worden de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie aangeduid met het nummer van het betrokken artikel van dat Verdrag, gevolgd door de afkorting „VEGA”;

d)

wordt het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie „Statuut” genoemd;

e)

wordt de verordening tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie „Ambtenarenstatuut” genoemd.

2.   Voor de toepassing van dit Reglement:

a)

wordt onder „Gerecht” verstaan: het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie of, voor de zaken die door een kamer of een alleensprekende rechter worden behandeld, die kamer of die rechter;

b)

wordt onder „president van het Gerecht” uitsluitend de president van de rechterlijke instantie verstaan, terwijl onder „president” de president van de rechtsprekende formatie wordt verstaan;

c)

wordt onder „algemene vergadering” verstaan: het college bestaande uit de rechters van het Gerecht dat bevoegd is te beslissen over elke huishoudelijke aangelegenheid alsmede over elke gerechtelijke aangelegenheid in verband met de toewijzing van de zaken aan de verschillende rechtsprekende formaties of elke horizontale aangelegenheid, zonder dat in dat laatste geval deze formaties daaraan zijn gebonden;

d)

wordt onder „instellingen” verstaan: de instellingen van de Unie als bedoeld in artikel 13, lid 1, VEU, en de organen en instanties die zijn opgericht bij de Verdragen of bij een handeling ter uitvoering daarvan en die voor het Gerecht partij kunnen zijn.

TITEL I

ORGANISATIE VAN HET GERECHT

HOOFDSTUK 1

Presidentschap en leden van het Gerecht

Artikel 2

Ambtstermijn van de rechters

1.   De ambtstermijn van een rechter vangt aan op de hiertoe in de benoemingsakte vastgestelde datum.

2.   Indien de aanvangsdatum van de ambtstermijn niet in deze benoemingsakte is vastgesteld, gaat deze termijn in op de datum van bekendmaking van deze akte in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Eedaflegging

Alvorens hun ambt te aanvaarden leggen de rechters voor het Hof van Justitie de volgende eed, genoemd in artikel 2 van het Statuut, af:

„Ik zweer in volkomen onpartijdigheid en geheel in overeenstemming met mijn geweten mijn ambt te zullen uitoefenen; ik zweer niets bekend te zullen maken van het geheim der beraadslagingen.”

Artikel 4

Plechtige verbintenis

Terstond na hun eedaflegging ondertekenen de rechters een verklaring waarin zij de plechtige verbintenis genoemd in artikel 4, derde alinea, van het Statuut aangaan.

Artikel 5

Ontheffing van een rechter uit zijn ambt

1.   Wanneer het Hof van Justitie, na raadpleging van het Gerecht, krachtens artikel 6 van het Statuut heeft te beslissen of een rechter heeft opgehouden aan de gestelde voorwaarden of aan de uit zijn ambt voortvloeiende verplichtingen te voldoen, biedt de president van het Gerecht de betrokkene de gelegenheid zijn opmerkingen te maken.

2.   Het Gerecht neemt zijn beslissing buiten aanwezigheid van de griffier.

De stemming is geheim; de betrokkene neemt niet aan de beraadslaging deel.

3.   Het advies van het Gerecht is met redenen omkleed.

Het advies waarin wordt vastgesteld dat een rechter heeft opgehouden aan de gestelde voorwaarden of aan de uit zijn ambt voortvloeiende verplichtingen te voldoen, moet worden aangenomen met de stemmen van de meerderheid van de rechters van het Gerecht. In dit geval wordt de stemmenverhouding aan het Hof van Justitie meegedeeld.

Artikel 6

Rangorde

1.   Tussen de rechters geldt de volgende rangorde:

de president van het Gerecht;

de kamerpresidenten naar de anciënniteit in hun ambt als lid van het Gerecht;

de overige rechters, volgens dezelfde anciënniteit.

2.   Bij gelijke anciënniteit wordt de rangorde door de leeftijd bepaald.

3.   De rechters die worden herbenoemd, behouden hun eerdere plaats in de rangorde.

Artikel 7

Verkiezing van de president van het Gerecht

1.   Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van bijlage I bij het Statuut kiezen de rechters voor drie jaar de president van het Gerecht uit hun midden. Hij kan worden herkozen.

2.   Wanneer de president van het Gerecht ophoudt zijn ambt te bekleden vóór het verstrijken van zijn normale ambtstermijn, wordt voor het resterende gedeelte van die termijn in zijn vervanging voorzien.

3.   De in dit artikel bedoelde verkiezing heeft bij geheime stemming plaats. Verkozen is de rechter die de stem van meer dan de helft van de rechters van het Gerecht verkrijgt. Indien geen van de rechters deze meerderheid haalt, worden nieuwe stemrondes gehouden totdat deze is behaald.

4.   De naam van de president van het Gerecht wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 8

Bevoegdheden van de president van het Gerecht

1.   De president van het Gerecht zit de terechtzittingen en de beraadslagingen voor:

van het Gerecht in volle samenstelling;

van de kamer van vijf rechters;

van elke kamer van drie rechters waaraan hij is toegevoegd.

2.   De president van het Gerecht leidt de werkzaamheden en ziet toe op de goede werking van de diensten van het Gerecht. Het zit de algemene vergadering voor.

3.   De president van het Gerecht vertegenwoordigt het Gerecht.

Artikel 9

Vervanging van de president van het Gerecht

Bij afwezigheid of verhindering van de president van het Gerecht, alsmede wanneer het presidentschap vacant is, wordt dit waargenomen volgens de rangorde vastgesteld met toepassing van artikel 6.

HOOFDSTUK 2

Rechtsprekende formaties

Artikel 10

Rechtsprekende formaties

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van bijlage I bij het Statuut berecht het Gerecht de zaken in volle samenstelling, in een kamer van vijf rechters, in kamers van drie rechters of met een alleensprekende rechter.

Artikel 11

Vorming van de kamers

1.   Het Gerecht vormt kamers van drie rechters uit zijn midden. Het kan een kamer van vijf rechters vormen.

2.   Het Gerecht voegt de rechters toe aan de kamers. Indien het aantal aan een kamer toegevoegde rechters groter is dan het aantal rechters dat zitting heeft, bepaalt het op welke wijze de rechters worden aangewezen die deel zullen uitmaken van de rechtsprekende formatie.

3.   De overeenkomstig dit artikel genomen besluiten worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 12

Kamerpresidenten

1.   Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van bijlage I bij het Statuut kiezen de rechters voor drie jaar de presidenten van de kamers van drie rechters uit hun midden. Zij kunnen worden herkozen.

2.   De bepalingen van artikel 7, leden 2 tot en met 4, zijn van overeenkomstige toepassing.

3.   De kamerpresidenten leiden de werkzaamheden van hun kamer en zitten de terechtzittingen en de beraadslagingen voor.

4.   Bij afwezigheid of verhindering van de president van een kamer of wanneer het presidentschap vacant is, wordt de kamer voorgezeten door een van de leden ervan, volgens de rangorde vastgesteld met toepassing van artikel 6.

5.   Indien de president van het Gerecht bij wijze van uitzondering de rechtsprekende formatie dient aan te vullen, zit hij deze voor.

Artikel 13

Gewone rechtsprekende formatie — Toewijzing van de zaken aan de kamers

1.   Onverminderd het bepaalde in de artikelen 14 en 15 houdt het Gerecht zitting in kamers van drie rechters.

2.   Het Gerecht stelt de criteria vast aan de hand waarvan de zaken aan die kamers worden toegewezen of opnieuw toegewezen, met name wegens verknochtheid of om te zorgen voor een evenwichtige en coherente verdeling van de werklast tussen de kamers.

3.   Het in het voorgaande lid bedoelde besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 14

Verwijzing van een zaak naar het Gerecht in volle samenstelling of naar de kamer van vijf rechters

1.   Wanneer de moeilijkheid van de gerezen rechtsvragen, het belang van een zaak dan wel bijzondere omstandigheden daartoe grond opleveren, kan een zaak worden verwezen naar het Gerecht in volle samenstelling of naar de kamer van vijf rechters.

2.   De beslissing tot verwijzing wordt genomen door het Gerecht in algemene vergadering bijeen, op voorstel van de kamer waarbij de zaak in behandeling is of van een lid van het Gerecht. Zij kan in elke stand van het geding worden genomen.

Artikel 15

Verwijzing van een zaak naar een alleensprekende rechter

1.   De zaken die zijn toegewezen aan een kamer van drie rechters, kunnen door de rechter-rapporteur als alleensprekende rechter worden berecht indien zij zich daartoe lenen, gelet op de geringe moeilijkheid van de gerezen rechtsvragen of feitelijke vragen, het geringe belang van de zaak en het ontbreken van andere bijzondere omstandigheden.

Verwijzing naar een alleensprekende rechter is uitgesloten voor zaken waarin vragen betreffende de wettigheid van een handeling van algemene strekking rijzen, behoudens wanneer het Hof, het Gerecht van de Europese Unie of het Gerecht over deze vragen reeds uitspraak heeft gedaan.

2.   De beslissing tot verwijzing wordt, de partijen gehoord, met eenparigheid van stemmen genomen door de kamer waarbij de zaak aanhangig is. Zij kan in elke stand van het geding worden genomen.

3.   In geval van afwezigheid of verhindering van de alleensprekende rechter naar wie de zaak is verwezen, wordt deze vervangen door een andere, door de president aangewezen rechter.

4.   De alleensprekende rechter verwijst de zaak naar de kamer terug, indien hij vaststelt dat niet langer aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan.

5.   In zaken die door een alleensprekende rechter worden behandeld, worden de bevoegdheden van de president door die rechter uitgeoefend.

HOOFDSTUK 3

Griffie en diensten

Afdeling 1

Griffie

Artikel 16

Benoeming van de griffier

1.   Het Gerecht benoemt de griffier.

2.   Indien de post van griffier vacant is, wordt een aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. De belangstellenden wordt verzocht hun sollicitatie binnen een termijn van niet korter dan drie weken in te dienen, vergezeld van de nodige gegevens over hun academische graden, hun talenkennis, hun huidige en eerdere beroepswerkzaamheden, de eventuele gerechtelijke en internationale ervaring waarover zij beschikken alsook hun nationaliteit.

3.   De president van het Gerecht doet twee weken vóór de datum waarop de benoeming zal plaatsvinden, aan de rechters mededeling van de ingekomen sollicitaties.

4.   De stemming geschiedt overeenkomstig de procedure in artikel 7, lid 3.

5.   De griffier wordt benoemd voor een periode van zes jaar. Hij kan worden herbenoemd. Het Hof kan beslissen om de zittende griffier te herbenoemen zonder de in lid 2 of lid 3 van dit artikel voorziene procedure te volgen. In dat geval is de procedure in lid 4 van toepassing.

6.   Alvorens zijn ambt te aanvaarden, legt de griffier voor het Gerecht de in artikel 3 genoemde eed af en tekent hij de in artikel 4 genoemde verklaring.

7.   De naam van de griffier wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 17

Beëindiging van het ambt van de griffier

1.   De griffier kan slechts uit zijn ambt worden ontheven wanneer hij niet langer aan de gestelde voorwaarden of de uit zijn ambt voortvloeiende verplichtingen voldoet. Het Gerecht beslist nadat het de griffier in de gelegenheid heeft gesteld zijn opmerkingen te maken.

2.   Indien de griffier ophoudt zijn functie uit te oefenen vóór het einde van zijn ambtstermijn, benoemt het Gerecht een nieuwe griffier voor een periode van zes jaar.

Artikel 18

Adjunct-griffier

Het Gerecht kan, volgens de voor de griffier voorziene procedure, een adjunct-griffier benoemen die tot taak heeft de griffier bij te staan en hem in geval van afwezigheid of verhindering te vervangen.

Artikel 19

Afwezigheid of verhindering van de griffier

1.   De president van het Gerecht wijst de ambtenaren of personeelsleden aan die, bij afwezigheid of verhindering van de griffier en, in voorkomend geval, van de adjunct-griffier, dan wel bij vacature van hun ambt, zijn belast met de waarneming van de functie van griffier.

2.   Wanneer het Gerecht zitting houdt buiten aanwezigheid van de griffier, belast het, zo nodig, de rechter die is aangewezen volgens de omgekeerde volgorde dan die in artikel 6, met het opmaken van het proces-verbaal, dat door de president en die rechter wordt ondertekend.

Artikel 20

Bevoegdheden van de griffier

1.   Onder gezag van de president van het Gerecht is de griffier verantwoordelijk voor de griffie: hij is met name belast met de ontvangst, de doorzending en de bewaring van alle stukken, alsmede met de betekeningen die krachtens dit Reglement moeten geschieden.

2.   De griffier staat de leden van het Gerecht terzijde bij de uitoefening van hun gerechtelijke taken. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5, 17, lid 1, en 29 woont de griffier de zittingen van het Gerecht bij en stelt hij de processen-verbaal daarvan op.

3.   De griffier is zegelbewaarder en hij is verantwoordelijk voor de archieven. Hij draagt zorg voor de publicaties van het Gerecht en meer bepaald de Jurisprudentie.

4.   In samenwerking met de diensten van de instelling en onder gezag van de president van het Gerecht, draagt de griffier zorg voor de administratie van het Gerecht en ziet hij toe op de uitvoering van de desbetreffende ontvangsten en uitgaven.

Artikel 21

Bijhouden van het register

1.   Ter griffie wordt onder verantwoordelijkheid van de griffier een register gehouden waarin achtereenvolgens en in de volgorde van indiening alle processtukken worden ingeschreven. De inschrijvingen in het register en de aantekeningen die de griffier op de hiertoe overgelegde afschriften aanbrengt, hebben kracht van authentieke akte.

2.   De stukken die worden opgesteld ten behoeve van een minnelijke regeling in de zin van artikel 90, worden afzonderlijk ingeschreven door de griffie.

Artikel 22

Inzien van het dossier en het register

1.   Onverminderd de artikelen 44, lid 3, 47 en 87, lid 3, kan iedere partij in het geding:

ter griffie het procesdossier en de uittreksels uit het register betreffende zijn zaak inzien;

tegen het door het Gerecht op voorstel van de griffier vastgestelde griffierecht bijkomende afschriften van de processtukken, van de bijlagen daarbij, van de beschikkingen en van de arresten verkrijgen, alsmede afschriften van de overige stukken in het dossier en uittreksels uit het register; deze afschriften worden indien nodig voor eensluidend afschrift gewaarmerkt.

2.   Een derde, hetzij particuliere of openbare persoon, kan een procesdossier slechts met uitdrukkelijke toestemming van de president van het Gerecht, de partijen gehoord, inzien. Deze toestemming wordt slechts op schriftelijk verzoek geheel of ten dele verleend; dit verzoek gaat vergezeld van een omstandige motivering van het gewettigd belang van de verzoeker bij inzage van het dossier. De inzage vindt ter griffie plaats.

Een derde kan tegen het griffierecht afschriften van de arresten en beschikkingen verkrijgen. Deze afschriften worden voor eensluidend gewaarmerkt indien een gewettigd belang dit rechtvaardigt.

Eenieder die daarbij gerechtvaardigd belang heeft, kan van de president van het Gerecht toestemming verkrijgen om ter griffie het register in te zien of tegen het griffierecht uittreksels te verkrijgen.

Bij de afgifte van afschriften van arresten of beschikkingen, alsook bij het verlenen van toestemming als bedoeld in de eerste of de derde alinea van het onderhavige lid, wordt voor zover nodig rekening gehouden met de artikelen 44, lid 3, 47, 48 en 87, lid 3, en met de op grondslag daarvan genomen beslissingen.

Afdeling 2

Diensten

Artikel 23

Ambtenaren en andere personeelsleden

De ambtenaren en andere personeelsleden die rechtstreeks bijstand verlenen aan de president van het Gerecht, de rechters en de griffier, worden benoemd overeenkomstig de bepalingen van het Ambtenarenstatuut. Zij ressorteren onder de griffier, onder het gezag van de president van het Gerecht.

HOOFDSTUK 4

Werking van het Gerecht

Artikel 24

Datum, uur en plaats van de zittingen van het Gerecht

1.   De president stelt de datum en het uur van de zittingen van het Gerecht vast.

2.   Het Gerecht kan voor een of meer bepaalde zittingen een andere plaats kiezen dan die waar het Gerecht is gevestigd.

Artikel 25

Planning van de werkzaamheden van het Gerecht

1.   Het gerechtelijk jaar vangt op 1 oktober van een kalenderjaar aan en eindigt op 30 september van het daaropvolgende jaar.

2.   De data van de gerechtelijke vakanties en de lijst van erkende feestdagen zoals opgesteld door het Hof van Justitie en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, zijn van toepassing op het Gerecht.

3.   Gedurende de gerechtelijke vakanties wordt in het presidentschap voorzien ter plaatse waar het Gerecht is gevestigd, hetzij door de president van het Gerecht, hetzij door een kamerpresident of een andere rechter die hij verzoekt om hem te vervangen. In spoedeisende gevallen kan de president van het Gerecht de rechters bijeenroepen.

4.   Het Gerecht kan, als daar gegronde redenen voor zijn, de rechters toestaan vakantie op te nemen.

Artikel 26

Quorum

Het Gerecht kan slechts geldig zitting houden indien het volgende quorum is bereikt:

vijf rechters voor het Gerecht in volle samenstelling;

drie rechters voor de kamer van vijf rechters en de kamers van drie rechters, overeenkomstig artikel 17, tweede alinea, van het Statuut.

Artikel 27

Afwezigheid of verhindering van een rechter

1.   Indien, wegens afwezigheid of verhindering van een rechter, het quorum niet wordt bereikt, verdaagt de president de zitting totdat de afwezigheid of de verhindering is geëindigd.

2.   Om het quorum van een kamer te bereiken kan de president ook, indien dat voor een goede rechtsbedeling noodzakelijk is, de rechtsprekende formatie aanvullen met een andere rechter van dezelfde kamer of, bij ontstentenis, de president van het Gerecht voorstellen om een rechter van een andere kamer aan te wijzen. De vervangende rechter wordt bij toerbeurt aangewezen volgens de omgekeerde volgorde dan die in artikel 6.

3.   Indien de rechtsprekende formatie na de terechtzitting wordt vervolledigd op de wijze voorzien in het voorafgaande lid, wordt de mondelinge behandeling heropend, tenzij het Gerecht, met instemming van de partijen en teneinde de zaak binnen redelijke termijn te kunnen berechten, beslist geen nieuwe terechtzitting te houden. De heropening van de mondelinge behandeling is verplicht in geval van afwezigheid of verhindering van meer dan één rechter die aan de pleitzitting heeft deelgenomen.

Artikel 28

Afwezigheid of verhindering van een rechter van de kamer van vijf rechters vóór de terechtzitting

Wanneer een rechter van de kamer van vijf rechters vóór de terechtzitting afwezig of verhinderd is, wijst de president van het Gerecht bij toerbeurt in de omgekeerde volgorde dan die in artikel 6 een andere rechter aan. Indien het aantal van vijf rechters niet kan worden bereikt, kan de terechtzitting niettemin worden gehouden, op voorwaarde dat het quorum is bereikt.

Artikel 29

Wijze van beraadslagen

1.   De beraadslagingen van het Gerecht zijn en blijven geheim.

2.   Onverminderd artikel 27, lid 3, nemen wanneer een pleitzitting heeft plaatsgevonden, alleen de rechters die daaraan hebben deelgenomen aan de beraadslaging deel.

3.   Iedere rechter draagt bij de beraadslaging zijn gevoelen, met redenen omkleed, voor.

4.   De beslissing van het Gerecht wordt bepaald door het gevoelen van de meerderheid, gelijk dit bij de eindberaadslaging werd gevormd.

5.   De besprekingen van het Gerecht betreffende huishoudelijke aangelegenheden worden, tenzij het Gerecht anders bepaalt, door de griffier bijgewoond.

Artikel 30

Aantal rechters dat aan de beraadslagingen deelneemt

Overeenkomstig artikel 17, eerste alinea, van het Statuut en artikel 5, eerste alinea, van bijlage I bij dit Statuut neemt, wanneer in de kamer van vijf rechters of in het Gerecht in volle samenstelling de rechters wegens afwezigheid of verhindering even in getal zijn, de eerste rechter volgens de omgekeerde volgorde dan die in artikel 6 niet aan de beraadslaging deel, tenzij het de rechter-rapporteur betreft. In dat laatste geval neemt de rechter in de rang onmiddellijk na hem in die omgekeerde volgorde niet aan de beraadslaging deel.

TITEL II

PROCEDURELE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Afdeling 1

Gemachtigden, raadslieden en advocaten

Artikel 31

Hoedanigheid van gemachtigde, raadsman of advocaat

1.   Ingevolge artikel 19, eerste alinea, van het Statuut dienen de gemachtigden, raadslieden en advocaten die voor rekening van een lidstaat of een instelling handelen, hun hoedanigheid te bewijzen door neerlegging ter griffie van een officiële verklaring of machtiging die is afgegeven door de partij die zij vertegenwoordigen of bijstaan.

2.   Ingevolge artikel 19, eerste, derde en vierde alinea, van het Statuut dienen de advocaten hun hoedanigheid te bewijzen door neerlegging ter griffie van een legitimatiebewijs waaruit blijkt dat zij bevoegd zijn om op te treden voor een rechterlijke instantie van een lidstaat of van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Artikel 32

Voorrechten, immuniteiten en faciliteiten

1.   De gemachtigden, raadslieden en advocaten die voor het Gerecht of voor een door het Gerecht bij rogatoire commissie aangewezen rechter verschijnen, zijn vrijgesteld van rechtsvervolging voor hetgeen zij met betrekking tot de zaak of de partijen hebben gezegd en geschreven.

2.   De gemachtigden, raadslieden en advocaten genieten voorts de volgende voorrechten en faciliteiten:

a)

de op de procedure betrekking hebbende stukken en bescheiden zijn aan onderzoek en inbeslagneming onttrokken. In geval van geschil ten aanzien van de aard van die stukken en bescheiden kunnen zij door de douane of politie worden verzegeld; zij worden dan onverwijld aan het Gerecht toegezonden, teneinde in tegenwoordigheid van de griffier en de betrokkene te worden geverifieerd;

b)

de gemachtigden, raadslieden en advocaten genieten de voor de vervulling van hun taak noodzakelijke bewegingsvrijheid.

3.   De gemachtigden, raadslieden en advocaten komen pas in het genot van de in de leden 1 en 2 genoemde voorrechten, immuniteiten en faciliteiten, nadat zij de in artikel 31 voorziene formaliteiten hebben vervuld. Indien nodig, verstrekt de griffier van het Gerecht hun een legitimatiestuk. De geldigheidsduur van dit bewijs is beperkt tot een daartoe vastgestelde termijn; deze kan evenwel in de loop van de procedure worden verlengd of verkort.

Artikel 33

Opheffing van de immuniteit

1.   De voorrechten, immuniteiten en faciliteiten bedoeld in artikel 32 worden uitsluitend in het belang van de procedure verleend.

2.   Het Gerecht kan de immuniteit opheffen wanneer dit naar zijn mening niet strijdig is met het belang van de procedure.

Het Gerecht beslist nadat het de betrokken gemachtigde, raadsman of advocaat heeft gehoord.

Artikel 34

Uitsluiting van de procedure

1.   Indien het Gerecht van oordeel is dat een gemachtigde, raadsman of advocaat zich voor het Gerecht gedraagt op een wijze die met de waardigheid van het Gerecht of met de eisen van een goede rechtsbedeling onverenigbaar is, of dat deze gemachtigde, raadsman of advocaat van de hem met het oog op zijn functie toegekende rechten een ander gebruik maakt dan waartoe die rechten hem zijn verleend, deelt het dit de betrokkene mee. De president van het Gerecht kan de bevoegde autoriteiten onder wiens gezag de betrokkene valt, daarvan op de hoogte stellen; een afschrift van de tot deze autoriteiten gerichte brief wordt aan de betrokkene toegezonden.

2.   Om dezelfde redenen kan het Gerecht te allen tijde, de betrokkene gehoord, een gemachtigde, raadsman of advocaat bij met redenen omklede beschikking van de procedure uitsluiten. Deze beschikking is onmiddellijk uitvoerbaar.

3.   Wanneer een gemachtigde, raadsman of advocaat van de procedure is uitgesloten, wordt het geding voor een door de president te bepalen termijn geschorst teneinde de betrokken partij in de gelegenheid te stellen een andere gemachtigde, raadsman of advocaat aan te wijzen.

4.   De krachtens dit artikel gegeven beschikkingen kunnen worden ingetrokken.

Artikel 35

Hoogleraren

De bepalingen van deze afdeling zijn van overeenkomstige toepassing op de hoogleraren die het recht hebben voor het Gerecht te pleiten overeenkomstig artikel 19 van het Statuut.

Afdeling 2

Betekeningen

Artikel 36

Betekeningen

1.   De griffier draagt zorg voor de in dit Reglement vermelde betekeningen aan de door de geadresseerde gekozen woonplaats, hetzij door toezending per aangetekende postzending met bericht van ontvangst hetzij door terhandstelling tegen ontvangstbewijs. De afschriften van het te betekenen origineel worden door de griffier opgemaakt en voor eensluidend afschrift gewaarmerkt, tenzij die afschriften afkomstig zijn van partijen zelf overeenkomstig artikel 45, lid 2, tweede alinea.

2.   Wanneer de geadresseerde ermee heeft ingestemd dat te betekenen stukken hem per fax worden toegezonden, kan de betekening van elk processtuk, de arresten en beschikkingen van het Gerecht daaronder begrepen, geschieden door middel van verzending van een afschrift van het stuk langs die weg.

3.   Indien zodanige verzending om technische redenen of wegens de aard of omvang van het stuk niet mogelijk is, wordt het stuk, wanneer de geadresseerde geen domicilie heeft gekozen, aan diens adres betekend op de wijze als bedoeld in lid 1. De geadresseerde wordt hiervan per fax in kennis gesteld. Een aangetekende postzending wordt dan geacht de geadresseerde te hebben bereikt op de tiende dag na de afgifte van die zending op het postkantoor van de plaats waar het Gerecht is gevestigd, tenzij uit het bericht van ontvangst blijkt dat zij op een andere datum is ontvangen of de geadresseerde de griffier binnen drie weken na de kennisgeving per fax meedeelt dat het te betekenen stuk hem niet heeft bereikt.

4.   Het Hof kan bij besluit bepalen onder welke voorwaarden een processtuk langs elektronische weg kan worden betekend. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Afdeling 3

Termijnen

Artikel 37

Berekening van de termijnen

1.   De procestermijnen genoemd in de Verdragen, het Statuut, het Ambtenarenstatuut en dit Reglement worden berekend als volgt:

a)

wanneer een in dagen, weken, maanden of jaren omschreven termijn ingaat op het ogenblik waarop een gebeurtenis of een handeling plaatsvindt, wordt de dag waarop deze gebeurtenis of deze handeling plaatsvindt, niet bij de termijn inbegrepen;

b)

een in weken, maanden of jaren omschreven termijn loopt af bij het einde van de dag die — in de laatste week, de laatste maand of het laatste jaar — dezelfde naam of dezelfde cijferaanduiding heeft als de dag waarop de gebeurtenis of handeling plaatsvindt die de termijn doet ingaan. Indien in de laatste maand van een in maanden of jaren omschreven termijn de dag die bepalend is voor het einde van de termijn, ontbreekt, loopt de termijn af bij het einde van de laatste dag van die maand;

c)

wanneer een termijn is omschreven in maanden en in dagen, worden eerst de volle maanden geteld en vervolgens de dagen;

d)

de zaterdagen, zondagen en erkende feestdagen als bedoeld in artikel 25, lid 2, zijn bij de termijnen inbegrepen;

e)

de termijnen worden door de gerechtelijke vakanties niet geschorst.

2.   De overeenkomstig artikel 38 verlengde termijn waarvan de laatste dag een zaterdag, een zondag of een erkende feestdag is, verstrijkt aan het einde van de daaropvolgende werkdag.

Artikel 38

Termijn wegens afstand

De procestermijnen worden verlengd met een forfaitaire termijn wegens afstand van tien dagen.

Artikel 39

Bepaling en verlenging van de termijnen

1.   De data of termijnen voor de indiening van processtukken die niet in het Ambtenarenstatuut of in dit Reglement zijn bepaald, worden door de president vastgesteld. Zij kunnen door laatstgenoemde tevens worden verlengd.

In afwijking van de eerste alinea worden de data of termijnen voor de antwoorden op de maatregelen tot organisatie van de procesgang waarover krachtens artikel 69, lid 2, door de rechter-rapporteur wordt beslist, door laatstgenoemde vastgesteld of, in voorkomend geval, verlengd.

2.   De president, of de rechter-rapporteur in het in lid 1, tweede alinea, bedoelde geval, kan aan de griffier de bevoegdheid delegeren tot het vaststellen of verlengen van bepaalde termijnen waarvan de vaststelling of verlenging ingevolge dit Reglement tot zijn bevoegdheid behoort.

3.   Het Gerecht beslist, partijen gehoord, of het niet in acht nemen van de data of termijnen die niet in het Ambtenarenstatuut of in dit Reglement zijn bepaald, leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het betrokken stuk of antwoord.

De eerste alinea is van overeenkomstige toepassing op het niet in acht nemen van de termijn bedoeld in artikel 88, lid 3, eerste alinea, voor de indiening van de memories in interventie.

Afdeling 4

Wijzen van behandeling van de zaken

Artikel 40

Wijzen van behandeling van de zaken

1.   Onverminderd de in het Statuut of dit Reglement opgenomen bijzondere bepalingen omvat de procedure voor het Gerecht een schriftelijk gedeelte en een mondeling gedeelte.

2.   In afwijking van lid 1 kan een zaak volgens een van de procedures bedoeld in hoofdstuk 4 van de onderhavige titel worden behandeld. Het Gerecht kan ook te allen tijde een minnelijke regeling van het geschil beproeven.

Artikel 41

Volgorde van behandeling van de zaken

1.   Het Gerecht behandelt de aanhangige zaken in de volgorde waarin zij in staat zijn.

2.   De president kan, de partijen gehoord, op grond van bijzondere omstandigheden beslissen een zaak met voorrang te behandelen, met name wanneer deze zich leent als proefprocedure voor een groep van zaken waarin een of meer identieke rechtsvragen rijzen in een vergelijkbare feitelijke context.

Indien nodig legt de president de kwestie voor aan de president van het Gerecht.

3.   De president kan, de partijen gehoord, op grond van bijzondere omstandigheden, met name om de minnelijke regeling van het geschil te vergemakkelijken, ambtshalve dan wel op verzoek van een partij, beslissen de behandeling van een zaak tot een latere datum uit te stellen.

Artikel 42

Gevallen van schorsing van de behandeling en procedure

1.   Onverminderd de artikelen 125, lid 5, 126, lid 4, en 127, lid 6, kan de behandeling worden geschorst:

a)

wanneer bij het Gerecht en, respectievelijk, het Gerecht van de Europese Unie of het Hof van Justitie zaken aanhangig zijn gemaakt waarin dezelfde uitleggingsvraag rijst of de geldigheid van dezelfde handeling in geding is;

b)

wanneer bij het Gerecht van de Europese Unie hogere voorziening is ingesteld tegen een beslissing van het Gerecht waarbij een geding ten gronde gedeeltelijk is beslecht, een einde is gemaakt aan een procesincident ter zake van onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid, of een verzoek tot interventie is afgewezen;

c)

wanneer bij het Gerecht zaken aanhangig zijn gemaakt waarin een of meer identieke rechtsvragen rijzen in een vergelijkbare feitelijke context, en in een of meer daarvan een proefprocedure kan worden gevoerd;

d)

op verzoek van de partijen of een van hen;

e)

in andere bijzondere gevallen, wanneer dit voor een goede rechtsbedeling is vereist.

2.   De president beslist nadat hij de partijen heeft gehoord. Hij kan de kwestie aan het Gerecht voorleggen. In geval van bezwaar wordt over de schorsing van de behandeling beslist bij met redenen omklede beschikking.

3.   Elke beslissing tot hervatting van de behandeling genomen vóór de bepaalde einddatum van de schorsing of in het geval bedoeld in artikel 43, lid 3, wordt op dezelfde wijze vastgesteld.

Artikel 43

Duur en gevolgen van de schorsing

1.   De schorsing van de behandeling gaat in op de in de schorsingsbeslissing of -beschikking vermelde datum of, indien die vermelding ontbreekt, op de datum van die beslissing of beschikking.

2.   Gedurende de schorsing verstrijkt geen procestermijn, met uitzondering van de termijn voor interventie, bedoeld in artikel 86, lid 1.

3.   Wanneer in de schorsingsbeslissing of -beschikking geen einddatum is bepaald, eindigt de schorsing op de datum vermeld in de beslissing of beschikking tot hervatting van de behandeling, of, indien die vermelding ontbreekt, op de datum van die beslissing of beschikking.

4.   Vanaf de datum van hervatting van de behandeling na een schorsing, worden de eerdere termijnen vervangen door nieuwe termijnen die op de datum van die hervatting ingaan.

Artikel 44

Voeging, ongedaanmaking van de voeging en gescheiden behandeling

1.   Twee of meerdere zaken kunnen wegens verknochtheid worden gevoegd voor de schriftelijke of de mondelinge behandeling of voor de beslissing waardoor een einde komt aan het geding.

Tot voeging wordt beslist, de partijen gehoord, door de president, die deze beslissing te allen tijde kan nemen. In geval van bezwaar wordt deze beslissing in de vorm van een met redenen omklede beschikking genomen. De president kan deze kwestie voorleggen aan het Gerecht.

2.   Onder de in lid 1, tweede alinea, genoemde voorwaarden kan de president de voeging ongedaan maken of de zaak van een of meer verzoekers die tezamen met anderen collectief beroep hebben ingesteld, gescheiden behandelen.

3.   De vertegenwoordigers van de partijen bij gevoegde zaken kunnen ter griffie de processtukken inzien die aan de partijen in de andere betrokken zaken zijn betekend. Onverminderd artikel 47, leden 1 en 2, kan de president evenwel op verzoek van een partij de geheime of vertrouwelijke stukken van deze inzage uitsluiten.

Afdeling 5

Processtukken, stukken en bescheiden

Artikel 45

Neerlegging van de processtukken

1.   De processtukken zijn gedagtekend. Voor de berekening van de procestermijnen gelden slechts de datum en het uur van de neerlegging van het origineel ter griffie.

Elk processtuk gaat vergezeld van een dossier bevattende de ter ondersteuning aangevoerde stukken en bescheiden, alsmede van een staat van die stukken en bescheiden.

Wanneer wegens de omvang van een stuk of een bescheid slechts uittreksels zijn bijgevoegd, wordt het gehele stuk of bescheid of een volledig afschrift ervan ter griffie neergelegd.

De instellingen leggen bovendien, binnen de door het Gerecht vastgestelde termijn, van de door hen opgestelde processtukken vertalingen over in de andere talen bedoeld in artikel 1 van Verordening nr. 1 van de Raad van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap.

2.   Op het origineel in papieren versie van elk processtuk moet de handtekening van de gemachtigde of de advocaat van de partij zijn aangebracht.

Dit processtuk, vergezeld van alle bijlagen waarnaar daarin wordt verwezen, wordt ingediend tezamen met vijf afschriften voor het Gerecht en één voor elke andere partij in het geding. De afschriften worden voor eensluidend gewaarmerkt door de partij van wie zij afkomstig zijn.

In afwijking van lid 1, eerste alinea, tweede volzin, worden de datum en het uur waarop een afschrift van het ondertekende origineel van een processtuk tezamen met de in lid 1, tweede alinea, bedoelde staat van stukken en bescheiden de griffie per fax bereikt, voor de berekening van de procestermijnen in aanmerking genomen, mits het ondertekende origineel van het stuk, vergezeld van de bijlagen en afschriften bedoeld in lid 1, tweede alinea, uiterlijk tien dagen na ontvangst van het afschrift van het origineel ter griffie wordt neergelegd. Artikel 38 is niet van toepassing op deze termijn van tien dagen.

3.   Het Gerecht bepaalt bij besluit onder welke voorwaarden een elektronisch aan de griffie toegezonden stuk wordt geacht het origineel van dit stuk te zijn. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 46

Lengte van de processtukken

Onverminderd de in dit Reglement opgenomen bijzondere bepalingen, kan het Gerecht bij besluit dat krachtens artikel 132 wordt vastgesteld, de maximumlengte van de bij hem neer te leggen processtukken bepalen. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 47

Vertrouwelijkheid van stukken en bescheiden

1.   Onverminderd artikel 44, lid 3, en artikel 87, lid 3, houdt het Gerecht enkel rekening met stukken of bescheiden waarvan de gemachtigden, raadslieden of advocaten van de partijen kennis hebben kunnen nemen en waarover zij zich hebben kunnen uitspreken.

2.   Wanneer het Gerecht heeft te toetsen of een stuk dat relevant kan zijn voor de uitspraak in een geding, vertrouwelijk is ten opzichte van een of meer partijen, wordt dat stuk niet vóór het einde van deze toetsing aan de partijen meegedeeld.

3.   Wanneer een stuk waarvan de kennisneming door een instelling is geweigerd, aan het Gerecht is overgelegd in het kader van een beroep betreffende de wettigheid van die weigering, wordt dat stuk niet aan de andere partijen meegedeeld.

Artikel 48

Anonimiteit

1.   De verzoeker wordt nadat het beroep is ingesteld, ervan in kennis gesteld dat de beslissingen van het Gerecht op internet worden bekendgemaakt. Op met redenen omkleed verzoek dan wel ambtshalve laat het Gerecht de naam van de verzoeker en, indien nodig, andere gegevens uit de publicaties van het Gerecht weg, indien er een rechtmatig belang bij deze anonimiteit is.

De eerste alinea is van overeenkomstige toepassing op natuurlijke personen die als interveniënt optreden.

2.   Op met redenen omkleed verzoek dan wel ambtshalve kan het Gerecht de namen van andere personen of entiteiten die in het kader van de procedure worden genoemd, of bepaalde gegevens die hen betreffen, uit de van het Gerecht afkomstige stukken weglaten, indien er een rechtmatig belang bij bestaat dat de identiteit van deze personen of entiteiten of de inhoud van die gegevens niet in de openbaarheid komen.

HOOFDSTUK 2

Gewone procedure

Afdeling 1

Schriftelijke behandeling

Artikel 49

Algemene regel

De schriftelijke behandeling omvat de indiening van het verzoekschrift en het verweerschrift alsmede, onder de voorwaarden bepaald in artikel 55, de indiening van een repliek en een dupliek.

Artikel 50

Verzoekschrift

1.   Het in artikel 21 van het Statuut bedoelde verzoekschrift bevat:

a)

de naam en de woonplaats van de verzoeker;

b)

de hoedanigheid en het adres van de ondertekenaar;

c)

de aanduiding van de partij tegen wie het verzoekschrift is gericht;

d)

het voorwerp van het geschil en de conclusies van de verzoeker;

e)

een duidelijke beschrijving, in chronologische volgorde, van de relevante feiten, alsook een afzonderlijke, nauwkeurige en gestructureerde uiteenzetting van de middelen en argumenten rechtens die worden aangevoerd;

f)

zo nodig, de bewijsaanbiedingen.

2.   Bij het verzoekschrift worden in voorkomend geval als bijlage gevoegd:

a)

de handeling waarvan nietigverklaring wordt gevraagd;

b)

de klacht in de zin van artikel 90, lid 2, van het Ambtenarenstatuut en het besluit houdende antwoord op de klacht met vermelding van de datum van indiening respectievelijk van kennisgeving.

3.   Voor het goede verloop van de procedure bevat het verzoekschrift:

een domiciliekeuze, met opgave van de naam van de persoon die gemachtigd is tot het in ontvangst nemen van alle te betekenen stukken, of

een verklaring van de advocaat van de verzoeker dat hij ermee instemt de te betekenen stukken langs elektronische weg als bedoeld in artikel 36, lid 4, of per fax in ontvangst te nemen; of

de drie hierboven genoemde wijzen van betekening.

4.   Indien het verzoekschrift niet aan de in lid 3 bedoelde voorwaarden voldoet en zolang dit verzuim niet is hersteld, geschieden alle betekeningen aan de betrokken partij per aangetekende post aan het adres van de vertegenwoordiger van de partij. In afwijking van artikel 36, lid 1, wordt de regelmatige betekening dan geacht plaats te vinden door afgifte van de aangetekende zending op het postkantoor van de plaats waar het Gerecht is gevestigd.

5.   De advocaat van de verzoeker moet het in artikel 31, lid 2, bedoelde bewijs bij het verzoekschrift voegen.

6.   Indien het verzoekschrift niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 45, lid 1, tweede en derde alinea, in artikel 45, lid 2, tweede alinea, in artikel 46, of in lid 1, sub a, b en c, in lid 2 of in lid 5 van het onderhavige artikel, stelt de griffier de verzoeker een termijn waarbinnen hij deze verzuimen kan herstellen. Wordt daaraan niet binnen bedoelde termijn gevolg gegeven, dan beslist het Gerecht of het niet in acht nemen van bedoelde voorwaarden tot de formele niet-ontvankelijkheid van het verzoekschrift leidt.

Artikel 51

Betekening van het verzoekschrift en mededeling in het Publicatieblad

1.   Het verzoekschrift wordt aan de verwerende partij betekend. In de gevallen bedoeld in artikel 50, lid 6, vindt de betekening plaats zodra de in die bepaling bedoelde verzuimen zijn hersteld of, bij gebreke daarvan, zodra het Gerecht het verzoekschrift ontvankelijk heeft geoordeeld.

2.   In het Publicatieblad van de Europese Unie wordt een mededeling bekendgemaakt waarin de datum van neerlegging van het verzoekschrift, de verwerende partij, het voorwerp en de beschrijving van het geschil en de conclusies van het verzoekschrift worden vermeld.

Artikel 52

Aanvankelijke toewijzing van een zaak aan een rechtsprekende formatie

Terstond na de indiening van het verzoekschrift wijst de president van het Gerecht aan de hand van de in artikel 13, lid 2, bedoelde criteria de zaak toe aan een kamer van drie rechters.

De president van deze kamer doet aan de president van het Gerecht, voor iedere toegewezen zaak, een voorstel omtrent de aanwijzing van een rechter-rapporteur. De president van het Gerecht beslist.

Artikel 53

Verweerschrift

1.   Binnen twee maanden na de betekening van het verzoekschrift dient de verwerende partij een verweerschrift in. Deze memorie bevat:

a)

de naam en de woonplaats van de verwerende partij;

b)

de hoedanigheid en het adres van de ondertekenaar;

c)

de conclusies van de verwerende partij;

d)

het rechtskader van de zaak, een duidelijke beschrijving, in chronologische volgorde, van de relevante feiten, alsmede een afzonderlijke, nauwkeurige en gestructureerde uiteenzetting van de aangevoerde middelen en argumenten rechtens;

e)

zo nodig, de bewijsaanbiedingen.

2.   Artikel 50, leden 3 en 4, is van overeenkomstige toepassing.

3.   De gemachtigde die de verwerende partij vertegenwoordigt, alsook de raadsman of advocaat die hem bijstaat, moet uiterlijk tegelijk met het verweerschrift de in artikel 31 bedoelde stukken neerleggen.

Als bijlage bij het verweerschrift worden de niet in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte teksten toegevoegd die het rechtskader van de zaak vormen, met vermelding van de datum van vaststelling ervan, hun inwerkingtreding en, in voorkomend geval, hun intrekking.

4.   Indien het verweerschrift niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 45, lid 1, tweede tot en met vierde alinea, in artikel 45, lid 2, tweede alinea, in artikel 46, of in lid 3 van het onderhavige artikel, stelt de griffier de verwerende partij een termijn voor het herstel van deze verzuimen. Wordt daaraan niet binnen bedoelde termijn gevolg gegeven, dan beslist het Gerecht of het niet in acht nemen van bedoelde voorwaarden tot de formele niet-ontvankelijkheid van de memorie leidt.

5.   De in lid 1 bedoelde termijn kan in uitzonderlijke omstandigheden door de president worden verlengd op naar behoren met redenen omkleed verzoek van de verwerende partij dan wel ambtshalve in het belang van een goede rechtsbedeling.

Artikel 54

Toezending van stukken

Wanneer het Europees Parlement, de Raad of de Europese Commissie geen partij in een zaak is, zendt het Gerecht deze instelling een afschrift toe van het verzoekschrift en het verweerschrift, met uitzondering van de daaraan gehechte bijlagen, om hen in staat te stellen te constateren of de niet-toepasselijkheid van een van hun handelingen wordt aangevoerd in de zin van artikel 277 VWEU.

Artikel 55

Tweede memoriewisseling

1.   Krachtens artikel 7, lid 3, van bijlage I bij het Statuut kan het Gerecht ambtshalve dan wel op met redenen omkleed verzoek van de verzoeker beslissen dat een tweede memoriewisseling nodig is om het dossier te vervolledigen.

2.   Het Gerecht kan de tweede memoriewisseling beperken tot de rechtsvragen of feitelijke vragen die het preciseert.

3.   Indien de memorie niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 45, lid 1, tweede tot en met vierde alinea, in artikel 45, lid 2, tweede alinea, of in artikel 46, of in lid 2 van het onderhavige artikel, stelt de griffier de betrokken partij een termijn voor het herstel van deze verzuimen. Wordt daaraan niet binnen bedoelde termijn gevolg gegeven, dan beslist het Gerecht of het niet in acht nemen van bedoelde voorwaarden tot de formele niet-ontvankelijkheid van de memorie leidt.

Afdeling 2

Middelen en bewijs in de loop van de behandeling

Artikel 56

Nieuwe middelen

1.   Nieuwe middelen mogen na de eerste memoriewisseling niet worden voorgedragen, tenzij zij steunen op gegevens, hetzij rechtens of feitelijk, waarvan eerst in de loop van de behandeling is gebleken.

2.   Indien een partij in de loop van de behandeling een nieuw middel voordraagt, kan de president na het verstrijken van de normale procestermijnen, op rapport van de rechter-rapporteur, aan de andere partij een termijn voor antwoord stellen.

3.   De beslissing over de ontvankelijkheid van nieuwe middelen wordt aangehouden tot de beslissing waardoor een einde komt aan het geding.

Artikel 57

Nieuw bewijs en nieuwe bewijsaanbiedingen

De partijen kunnen nog tot aan het einde van de terechtzitting bewijs ter ondersteuning van hun betoog overleggen of aanbieden hun stellingen nader te bewijzen, mits de vertraging waarmee dit geschiedt, naar behoren met redenen wordt omkleed. De overige partijen worden in de gelegenheid gesteld een standpunt ten aanzien van dit bewijs in te nemen.

Afdeling 3

Voorlopig rapport

Artikel 58

Voorlopig rapport

1.   Wanneer de schriftelijke behandeling is afgesloten, bepaalt de president de datum waarop de rechter-rapporteur een voorlopig rapport aan het Gerecht zal uitbrengen.

2.   Het voorlopige rapport bevat voorstellen ter zake van eventueel noodzakelijke maatregelen tot organisatie van de procesgang of maatregelen van instructie, het eventueel afzien van de terechtzitting, de mogelijkheden van een minnelijke regeling van het geschil, alsmede de eventuele verwijzing van de zaak naar het Gerecht in volle samenstelling, naar de kamer van vijf rechters of naar de rechter-rapporteur als alleensprekende rechter.

3.   Het Gerecht beslist over het aan de voorstellen van de rechter-rapporteur te geven gevolg.

Afdeling 4

Mondelinge behandeling

Artikel 59

Houden van de terechtzitting

1.   Onverminderd de bijzondere bepalingen van dit Reglement volgens welke het Gerecht de zaak bij beschikking kan afdoen, en onder voorbehoud van lid 2 van dit artikel, omvat de procedure voor het Gerecht een terechtzitting.

2.   Wanneer een tweede memoriewisseling heeft plaatsgevonden en het Gerecht van oordeel is dat een terechtzitting niet nodig is, kan het met instemming van de partijen besluiten de zaak zonder terechtzitting af te doen.

Artikel 60

Datum van de terechtzitting

De president bepaalt de datum voor de terechtzitting.

Artikel 61

Gemeenschappelijke pleitzitting

Indien de punten van overeenstemming tussen meerdere zaken dit mogelijk maken, kan het Gerecht beslissen in die zaken een gemeenschappelijke pleitzitting te houden.

Artikel 62

Afwezigheid van partijen ter terechtzitting

1.   De naar behoren voor de terechtzitting opgeroepen vertegenwoordigers van de partijen moeten het Gerecht er tijdig van in kennis stellen dat zij niet aanwezig zullen zijn.

De ongerechtvaardigde afwezigheid van een naar behoren opgeroepen vertegenwoordiger van een partij staat er niet aan in de weg dat de terechtzitting wordt gehouden.

2.   Wanneer de vertegenwoordigers van alle partijen te kennen hebben gegeven dat zij niet aanwezig zullen zijn op de terechtzitting, kan het Gerecht beslissen dat de mondelinge behandeling gesloten is.

Artikel 63

Verloop van de terechtzitting

1.   De president opent en leidt de zitting; hij handhaaft de orde ter terechtzitting.

2.   Indien overeenkomstig artikel 31 van het Statuut behandeling met gesloten deuren wordt bevolen, mag het gesprokene niet openbaar worden gemaakt.

3.   Partijen kunnen slechts bij monde van hun gemachtigde of advocaat pleiten.

4.   De president en iedere rechter kunnen ter terechtzitting:

a)

vragen stellen aan de gemachtigden, raadslieden of advocaten van partijen;

b)

partijen zelf uitnodigen om zich over bepaalde aspecten van het geschil uit te laten.

Artikel 64

Opening en heropening van de mondelinge behandeling

1.   Na de pleidooien verklaart de president de mondelinge behandeling voor gesloten.

2.   Het Gerecht kan de heropening van de mondelinge behandeling bevelen.

Artikel 65

Proces-verbaal van de terechtzitting

De griffier maakt van elke terechtzitting een proces-verbaal op. Dit proces-verbaal wordt door de president en de griffier ondertekend. Het heeft kracht van authentieke akte en het wordt aan de partijen betekend.

Artikel 66

Geluidsopname van de terechtzitting

De president kan op naar behoren met redenen omkleed verzoek een partij verlof verlenen om bij het Gerecht de geluidsband van de pleitzitting te beluisteren in de taal die de spreker in de loop daarvan heeft gebezigd.

HOOFDSTUK 3

Maatregelen tot organisatie van de procesgang en maatregelen van instructie

Afdeling 1

Doelstellingen

Artikel 67

Doelstellingen

De maatregelen tot organisatie van de procesgang en de maatregelen van instructie hebben tot doel, het voldingen van de zaken en de schriftelijke en de mondelinge behandeling goed te laten verlopen en de bewijsvoering en de oplossing van de geschillen te vergemakkelijken.

Afdeling 2

Maatregelen tot organisatie van de procesgang

Artikel 68

Voorwerp

De maatregelen tot organisatie van de procesgang kunnen met name bestaan in:

a)

het stellen van vragen aan partijen;

b)

het uitnodigen van partijen om zich schriftelijk of mondeling over bepaalde aspecten van het geschil uit te laten en meer bepaald om de strekking van hun conclusies en hun middelen en argumenten nader aan te geven of sommige geschilpunten te verduidelijken;

c)

het vragen van gegevens of inlichtingen aan partijen;

d)

het aan partijen verzoeken om overlegging van stukken of bescheiden die betrekking hebben op de zaak;

e)

het uitnodigen van de deelnemers aan de terechtzitting om hun pleidooi meer in het bijzonder op een of meer specifieke punten toe te spitsen;

f)

het voor vergaderingen oproepen van partijen.

Artikel 69

Procedure

1.   De maatregelen tot organisatie van de procesgang kunnen in elke stand van het geding worden getroffen of gewijzigd. Hiertoe wordt zo nodig ambtshalve beslist.

2.   De rechter-rapporteur beslist of maatregelen tot organisatie van de procesgang worden getroffen, tenzij hij deze kwestie voorlegt aan het Gerecht wegens de strekking van de voorgenomen maatregelen of het belang ervan voor de oplossing van het geschil.

3.   Iedere partij kan voorstellen om maatregelen tot organisatie van de procesgang te treffen of te wijzigen.

4.   De maatregelen tot organisatie van de procesgang worden door de griffier ter kennis van de partijen gebracht.

5.   Indien de schriftelijke opmerkingen van partijen niet voldoen aan de voorwaarden in artikel 45, lid 1, tweede tot en met vierde alinea, in artikel 45, lid 2, tweede alinea, of in artikel 46, stelt de griffier de betrokken partij een termijn voor het herstellen van deze verzuimen. Wordt daaraan niet binnen bedoelde termijn gevolg gegeven, dan beslist het Gerecht of het niet in acht nemen van bedoelde voorwaarden tot de formele niet-ontvankelijkheid van genoemde opmerkingen leidt.

Afdeling 3

Maatregelen van instructie

Artikel 70

Voorwerp

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van het Statuut kunnen de volgende maatregelen van instructie worden gelast:

a)

comparitie van partijen;

b)

het vragen van gegevens of inlichtingen aan derden;

c)

het aan derden verzoeken om overlegging van stukken of bescheiden die betrekking hebben op de zaak;

d)

getuigenbewijs;

e)

deskundigenonderzoek;

f)

plaatsopneming;

g)

het aan een partij verzoeken om stukken of bescheiden betreffende een zaak over te leggen, wanneer deze partij weigert aan een met dat doel vastgestelde maatregel tot organisatie van de procesgang gehoor te geven.

Artikel 71

Procedure

1.   De voor de oplossing van het geschil noodzakelijke maatregelen van instructie kunnen in elke stand van het geding worden getroffen of gewijzigd. Daartoe wordt zo nodig ambtshalve door het Gerecht beslist.

2.   Iedere partij kan voorstellen maatregelen van instructie te treffen of te wijzigen, onder nauwkeurige vermelding van het voorwerp ervan en de rechtvaardigingsgronden ervoor. De overige partijen worden gehoord alvorens deze maatregelen kunnen worden genomen.

3.   Wanneer de omstandigheden van de procedure dit vereisen, wordt partijen verzocht hun opmerkingen in te dienen over de maatregelen bedoeld in artikel 70, sub a, b, c en g, die het Gerecht voornemens is te nemen.

4.   De beslissing omtrent:

de maatregelen bedoeld in artikel 70, sub a, b en c, worden door de griffier ter kennis van de partijen gebracht;

de maatregelen bedoeld in artikel 70, sub d, e en f, worden, de partijen gehoord, bij beschikking genomen, onder vermelding van de te bewijzen feiten;

de maatregel bedoeld in artikel 70, sub g, wordt bij beschikking genomen.

5.   Indien het Gerecht tot een maatregel van instructie beslist, doch de uitvoering ervan niet aan zich houdt, draagt het de uitvoering ervan op aan de rechter-rapporteur.

6.   De partijen zijn gerechtigd de instructie bij te wonen.

7.   Een partij kan steeds het tegenbewijs leveren of nadere bewijsaanbiedingen doen.

Artikel 72

Oproeping van de getuigen

De getuigen wier verhoor noodzakelijk wordt geacht, worden door het Gerecht opgeroepen. De beschikking bedoeld in artikel 71, lid 4, tweede streepje, bevat:

a)

de naam, de voornamen, de hoedanigheid en de woonplaats van de getuigen;

b)

de datum en de plaats van het verhoor;

c)

de feiten waarover de getuigen moeten worden gehoord;

d)

zo nodig, de door het Gerecht overeenkomstig artikel 78 getroffen regeling voor de vergoeding van de door de getuigen gemaakte kosten en de vermelding van de krachtens artikel 74 op niet-verschijnende getuigen toepasselijke sancties.

Artikel 73

Getuigenverhoor

1.   Na de vaststelling van de identiteit van de getuigen houdt de president of de rechter-rapporteur die door het Gerecht is belast met het getuigenverhoor, de getuigen voor dat zij de waarheid moeten spreken en vestigt hij hun aandacht op de gevolgen van de niet-nakoming van deze verplichting naar hun nationale recht.

2.   Behoudens wanneer zij, partijen gehoord, daarvan zijn vrijgesteld, leggen de getuigen vóór hun verklaring de volgende eed af:

„Ik zweer de waarheid te zeggen, de volle waarheid en niets dan de waarheid.”

3.   De getuigen worden door het Gerecht of door de rechter-rapporteur gehoord; de partijen worden daartoe opgeroepen. Nadat de getuigen hun verklaring hebben afgelegd, kan het Gerecht of de rechter-rapporteur hun, op verzoek van partijen dan wel ambtshalve, vragen stellen.

Onder leiding van de president of de rechter-rapporteur kunnen aan de getuigen vragen worden gesteld door de gemachtigden, raadslieden of advocaten van partijen.

4.   De griffier maakt een proces-verbaal op waarin de getuigenverklaringen worden weergegeven.

Het proces-verbaal wordt ondertekend door de president of de rechter-rapporteur, alsmede door de griffier. Vóór deze ondertekeningen worden de getuigen in de gelegenheid gesteld, de inhoud van het proces-verbaal te verifiëren en het te ondertekenen.

Het proces-verbaal heeft kracht van authentieke akte. Het wordt aan de partijen betekend.

Artikel 74

Verplichtingen van de getuigen

1.   De getuigen, mits behoorlijk opgeroepen, zijn gehouden aan de oproeping gevolg te geven en ter terechtzitting te verschijnen.

2.   Wanneer een getuige, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder geldige reden niet voor het Gerecht verschijnt, kan het Gerecht hem een geldboete van ten hoogste 5 000 EUR opleggen en gelasten dat de getuige op zijn eigen kosten opnieuw zal worden opgeroepen.

3.   Dezelfde straf kan worden opgelegd aan een getuige die zonder geldige reden weigert een verklaring of de eed af te leggen.

4.   De getuige die het Gerecht geldige excuses aanbiedt die hij niet eerder kon aanvoeren, kan van de verplichting tot betaling van de hem opgelegde geldboete worden ontheven. De opgelegde geldboete kan op verzoek van de getuige worden verlaagd, wanneer hij aantoont dat deze niet in verhouding staat tot zijn inkomen.

Artikel 75

Deskundigenonderzoek

1.   In de beschikking waarbij het Gerecht een deskundige benoemt, wordt diens taak nauwkeurig omschreven en de termijn bepaald waarbinnen hij zijn rapport zal indienen.

2.   De deskundige ontvangt een afschrift van de beschikking, alsmede van alle voor de uitvoering van zijn taak benodigde stukken. Hij wordt vermaand de waarheid te spreken en zijn opdracht overeenkomstig zijn geweten en onpartijdig te vervullen. Zijn aandacht wordt gevestigd op de gevolgen van de niet-nakoming van deze verplichtingen naar zijn nationale recht.

3.   De deskundige staat onder toezicht van de rechter-rapporteur, die het deskundigenonderzoek kan bijwonen en van het verloop van de aan de deskundige opgedragen taak op de hoogte wordt gehouden.

4.   Het Gerecht kan op verzoek van de deskundige getuigen horen; het verhoor vindt plaats op de wijze als voorzien in artikel 73.

5.   De deskundige mag slechts over de punten die hem uitdrukkelijk zijn voorgelegd, zijn oordeel geven.

6.   Behoudens wanneer het Gerecht hem, de partijen gehoord, daarvan vrijstelt, legt de deskundige bij de indiening van zijn rapport de volgende eed af:

„Ik zweer mijn taak naar geweten en in volkomen onpartijdigheid te hebben vervuld.”

7.   Na indiening van het rapport en de betekening daarvan aan de partijen, kan het Gerecht gelasten dat de deskundige zal worden gehoord; de partijen worden hiertoe opgeroepen.

8.   De president en iedere rechter kunnen de deskundige vragen stellen. Onder leiding van de president kunnen aan de deskundige vragen worden gesteld door de vertegenwoordigers van partijen.

9.   De griffier maakt een proces-verbaal op waarin de verklaring van de deskundige wordt weergegeven. Het proces-verbaal wordt ondertekend door de president of de met het horen belaste rechter-rapporteur, alsmede door de griffier. Vóór deze ondertekeningen wordt de deskundige in de gelegenheid gesteld, de inhoud van het proces-verbaal te verifiëren en het te ondertekenen. Dit proces-verbaal heeft kracht van authentieke akte. Het wordt aan de partijen betekend.

Artikel 76

Meineed

1.   Overeenkomstig artikel 30 van het Statuut kan het Gerecht in geval van meineed gepleegd door een getuige of deskundige beslissen dat van dit feit aangifte zal worden gedaan ter fine van vervolging, bij de bevoegde, in het Additioneel reglement bij het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie genoemde instantie van de lidstaat wiens rechterlijke macht ter zake bevoegd is.

2.   De beslissing van het Gerecht wordt door de griffier toegezonden. De beslissing vermeldt de feiten en omstandigheden waarop de aangifte is gegrond.

Artikel 77

Wraking van een getuige of van een deskundige

1.   Wanneer een partij een getuige of deskundige wraakt wegens onbekwaamheid, onwaardigheid of enige andere reden, of wanneer een getuige of deskundige weigert een verklaring of de eed af te leggen, beslist het Gerecht bij met redenen omklede beschikking.

2.   De wraking van een getuige of van een deskundige geschiedt binnen twee weken, te rekenen vanaf de betekening van de beschikking krachtens welke de getuige wordt opgeroepen of waarbij de deskundige wordt benoemd, bij een akte, bevattende de redenen van de wraking alsmede het bewijsaanbod.

Artikel 78

Onkosten van de getuigen en de deskundigen

1.   Wanneer het Gerecht een getuigenverhoor of een deskundigenonderzoek gelast, kan het de partijen, of een daarvan, verzoeken een voorschot ter dekking van de onkosten van de getuigen of de deskundigen in de kas van het Gerecht te storten. Het stelt het bedrag ervan vast.

2.   De getuigen en deskundigen hebben recht op vergoeding van hun reis- en verblijfkosten. Hun kan door de kas van het Gerecht een voorschot op die onkosten worden verstrekt.

3.   De getuigen hebben recht op een schadeloosstelling wegens gederfd inkomen; de deskundigen ontvangen voor hun werkzaamheden een honorarium. Deze bedragen worden door de kas van het Gerecht aan de getuigen en de deskundigen betaald, nadat zij hun verplichtingen of hun taak hebben vervuld.

Artikel 79

Rogatoire commissie

1.   Het Gerecht kan op verzoek van partijen dan wel ambtshalve rogatoire commissies verlenen tot het horen van getuigen of deskundigen.

2.   De rogatoire commissie wordt bij beschikking verleend; zij bevat de naam, de voornamen, de hoedanigheid en de woonplaats van de getuigen of deskundigen, de omschrijving van de feiten waarover de getuigen of deskundigen zullen worden gehoord, de namen van de partijen, hun gemachtigden, raadslieden of advocaten en hun woonplaats, alsmede een korte omschrijving van het voorwerp van het geding.

3.   De griffier zendt de beschikking aan de bevoegde, in het Additioneel reglement bij het Reglement van de procesvoering van het Hof van Justitie genoemde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan de getuigen of deskundigen moeten worden gehoord. Zo nodig doet hij de beschikking vergezeld gaan van een vertaling in de officiële taal of talen van de lidstaat tot welke de beschikking is gericht.

De in de voorgaande alinea bedoelde instantie zendt de beschikking door aan de krachtens het nationale recht bevoegde rechterlijke instantie.

De bevoegde rechterlijke instantie voert de rogatoire commissie uit volgens haar nationale recht. Na de tenuitvoerlegging zendt de bevoegde rechterlijke instantie de beschikking houdende de rogatoire commissie, alsmede de stukken die bij de tenuitvoerlegging daarvan zijn opgemaakt en een staat van kosten aan de overeenkomstig de eerste alinea aangewezen instantie. Deze stukken worden aan de griffier gezonden.

4.   De griffier draagt zorg voor de vertaling van de stukken in de procestaal.

5.   Wanneer het Gerecht een rogatoire commissie verleent, kan het de partijen, of een daarvan, verzoeken een voorschot ter dekking van de kosten van deze commissie in de kas van het Gerecht te storten. Het Gerecht stelt het bedrag ervan vast.

HOOFDSTUK 4

Excepties en incidenten

Artikel 80

Onbevoegdverklaring

1.   Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van bijlage I bij het Statuut verwijst het Gerecht, wanneer het vaststelt dat het bij hem aanhangig gemaakte beroep tot de bevoegdheid van het Hof van Justitie of van het Gerecht van de Europese Unie behoort, de zaak naar het Hof van Justitie of het Gerecht van de Europese Unie.

2.   Het Gerecht beslist bij met redenen omklede beschikking.

Artikel 81

Beroep dat kennelijk moet worden verworpen

Wanneer het Gerecht kennelijk onbevoegd is kennis te nemen van een beroep, of van bepaalde conclusies daarvan, of wanneer een beroep geheel of ten dele kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, kan het te allen tijde, zonder de behandeling voort te zetten, beslissen bij met redenen omklede beschikking.

Artikel 82

Middelen van niet-ontvankelijkheid die van openbare orde zijn

Het Gerecht kan in elke stand van het geding ambtshalve, na de partijen te hebben gehoord, uitspraak doen over de middelen van niet-ontvankelijkheid die van openbare orde zijn. Indien het Gerecht van oordeel is dat het voldoende is voorgelicht, kan het, zonder de behandeling voort te zetten, beslissen bij met redenen omklede beschikking.

Artikel 83

Verzoek om uitspraak te doen zonder daarbij op de zaak ten gronde in te gaan

1.   Indien een partij verzoekt dat het Gerecht uitspraak doet over de niet-ontvankelijkheid, over de onbevoegdheid of op een incident zonder daarbij op de zaak ten gronde in te gaan, neemt zij daartoe een afzonderlijke akte.

Het verzoek bevat een uiteenzetting van de aangevoerde middelen, zowel rechtens als feitelijk, en de conclusies; de ter ondersteuning daarvan aangevoerde stukken worden als bijlage opgenomen.

2.   Na de indiening van de akte houdende het verzoek bepaalt de president een termijn waarbinnen de andere partij schriftelijk haar conclusies en argumenten, zowel feitelijk als rechtens, kan voordragen.

Tenzij het Gerecht anders beslist, geschiedt de verdere behandeling van het verzoek mondeling.

3.   Het Gerecht doet zo spoedig mogelijk bij met redenen omklede beschikking uitspraak op het verzoek of voegt het onderzoek daarvan, indien de bijzondere omstandigheden van de zaak dit rechtvaardigen, met de zaak ten gronde.

Indien het Gerecht het verzoek afwijst of met de zaak ten gronde voegt, bepaalt de president nieuwe termijnen voor de voortzetting van het geding.

Wanneer de zaak binnen de bevoegdheid van het Hof van Justitie of het Gerecht van de Europese Unie valt, verwijst het Gerecht de zaak overeenkomstig artikel 80 naar de betrokken rechterlijke instantie.

Artikel 84

Afstand van instantie

Indien de verzoeker schriftelijk of ter terechtzitting aan het Gerecht bericht dat hij afstand doet van instantie, gelast de president, de andere partijen gehoord, de doorhaling van de zaak in het register en beslist hij overeenkomstig artikel 103, lid 5, over de kosten.

Artikel 85

Afdoening zonder beslissing

1.   Wanneer het Gerecht vaststelt dat het beroep zonder voorwerp is geraakt en dat er niet meer op hoeft te worden beslist, kan het in elke stand van het geding, op verzoek dan wel ambtshalve, partijen gehoord, de zaak bij met redenen omklede beschikking afdoen.

2.   Indien de verzoeker geen gehoor meer geeft aan de uitnodigingen van het Gerecht, kan dit vaststellen, op verzoek dan wel ambtshalve, partijen gehoord, dat geen uitspraak meer hoeft te worden gedaan en kan het de zaak bij met redenen omklede beschikking afdoen.

HOOFDSTUK 5

Interventie

Artikel 86

Verzoek tot interventie

1.   Elk verzoek tot interventie moet worden gedaan binnen een termijn van zes weken, te rekenen vanaf de datum van de bekendmaking bedoeld in artikel 51, lid 2.

2.   Het verzoek tot interventie bevat:

a)

de aanduiding van de zaak;

b)

de aanduiding van de hoofdpartijen;

c)

de naam en de woonplaats van de interveniënt;

d)

de hoedanigheid en het adres van de ondertekenaar;

e)

de domiciliekeuze van de interveniënt of de vermelding dat de vertegenwoordiger van de interveniënt instemt met het in ontvangst nemen van alle te betekenen stukken langs elektronische weg als bedoeld in artikel 36, lid 4, of per fax;

f)

de conclusies van de interveniënt strekkende tot ondersteuning of afwijzing van de conclusies van de verzoeker;

g)

een uiteenzetting van de omstandigheden waaruit blijkt van het recht om te interveniëren krachtens artikel 40, tweede alinea, van het Statuut of op grond van een specifieke bepaling.

3.   Indien het verzoek niet aan de voorwaarden in lid 2, sub e, voldoet en zolang dit verzuim niet is hersteld, geschieden alle betekeningen aan de betrokken partij per aangetekende post aan het adres van de vertegenwoordiger van de partij. In afwijking van artikel 36, lid 1, wordt de regelmatige betekening dan geacht plaats te vinden door afgifte van de aangetekende zending op het postkantoor van de plaats waar het Gerecht is gevestigd.

4.   De interveniënt wordt vertegenwoordigd volgens het bepaalde in artikel 19 van het Statuut.

5.   De agent, de raadsman of de advocaat is verplicht de in artikel 31 bedoelde stukken als bijlage bij het verzoek te voegen.

6.   Indien het verzoek niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 45, lid 1, tweede tot en met vierde alinea, in artikel 45, lid 2, tweede alinea, of in lid 5 van het onderhavige artikel, stelt de griffier de interveniënt een termijn waarbinnen hij deze verzuimen kan herstellen. Wordt daaraan niet binnen bedoelde termijn gevolg gegeven, dan beslist het Gerecht of het niet in acht nemen van deze voorwaarden tot de formele niet-ontvankelijkheid van het verzoek leidt.

Artikel 87

Beslissing op het verzoek tot interventie

1.   Het verzoek tot interventie wordt aan de hoofdpartijen betekend, teneinde hen in de gelegenheid te stellen schriftelijke of mondelinge opmerkingen te maken en, indien daartoe aanleiding bestaat, mee te delen welke stukken of bescheiden volgens hen als geheim of vertrouwelijk moeten worden beschouwd en derhalve volgens hen niet aan de interveniënten mogen worden meegedeeld.

2.   Wanneer de hoofdpartijen niet binnen de gestelde termijn bezwaar tegen het verzoek tot interventie hebben ingediend of niet binnen diezelfde termijn hebben gewezen op geheime of vertrouwelijke stukken of bescheiden waarvan de mededeling aan de interveniënt hun schade zou berokkenen, wordt de interventie toegelaten bij beslissing van de president.

3.   In de overige gevallen doet de president bij met redenen omklede beschikking uitspraak op het verzoek tot interventie en, zo nodig, over de mededeling van stukken of bescheiden waarvan wordt gesteld dat deze geheim of vertrouwelijk zijn. Hij kan deze kwesties ook voorleggen aan het Gerecht, dat op dezelfde wijze uitspraak doet.

Artikel 88

Indiening van de memories en de opmerkingen daarover

1.   Indien interventie wordt toegestaan, aanvaardt de interveniënt het geding in de stand waarin het zich bevindt ten tijde van zijn interventie.

2.   Aan de interveniënt worden alle aan de hoofdpartijen betekende processtukken meegedeeld, met uitzondering van de stukken of bescheiden waarvan overeenkomstig artikel 87, lid 3, is erkend dat deze geheim of vertrouwelijk zijn.

3.   De interveniënt kan binnen een maand na de mededeling van de processtukken als bedoeld in lid 2 een memorie in interventie indienen. Deze termijn kan op naar behoren met redenen omkleed verzoek van de interveniënt door de president worden verlengd.

De memorie in interventie bevat:

a)

de conclusies van de interveniënt;

b)

een duidelijke uiteenzetting, in chronologische volgorde, van de relevante feiten, alsmede een afzonderlijke, nauwkeurige en gestructureerde uitzetting van de door de interveniënt aangevoerde middelen en argumenten;

c)

zo nodig, de bewijsaanbiedingen.

4.   De conclusies van de interveniënt zijn slechts ontvankelijk indien zij strekken tot gehele of gedeeltelijke ondersteuning van de conclusies van een van de hoofdpartijen.

5.   Na de neerlegging van de memorie in interventie bepaalt de president een termijn waarbinnen de hoofdpartijen schriftelijk op deze memorie kunnen antwoorden of nodigt hij hen uit van antwoord te dienen tijdens de mondelinge behandeling.

6.   Indien de memorie in interventie of de schriftelijke opmerkingen van partijen niet voldoen aan de voorwaarden in artikel 45, lid 1, tweede tot en met vierde alinea, in artikel 45, lid 2, tweede alinea, of in artikel 46, stelt de griffier de betrokken partij een termijn waarbinnen zij deze verzuimen kan herstellen. Wordt daaraan niet binnen bedoelde termijn gevolg gegeven, dan beslist het Gerecht of het niet in acht nemen van bedoelde voorwaarden tot de formele niet-ontvankelijkheid van deze geschriften leidt.

Artikel 89

Uitnodiging tot interventie

1.   In elke stand van het geding kan de president, de partijen gehoord, iedere persoon, iedere instelling of iedere lidstaat die belang heeft bij de oplossing van het geschil, uitnodigen om binnen de gestelde termijn aan het Gerecht te kennen te geven of deze in het geding wil interveniëren. In de uitnodiging wordt melding gemaakt van de mededeling bedoeld in artikel 51, lid 2.

2.   De persoon, de instelling of de lidstaat die in het geding wil interveniëren, dient binnen de krachtens lid 1 gestelde termijn een daartoe strekkend verzoek in bij het Gerecht. Artikel 86, lid 2, sub a tot en met f, en leden 3 tot en met 6, is van overeenkomstige toepassing op dit verzoek.

3.   Het verzoek tot interventie wordt aan de hoofdpartijen betekend, teneinde hen in de gelegenheid te stellen om aan te geven welke stukken volgens hen als geheim en vertrouwelijk moeten worden beschouwd en derhalve volgens hen niet aan de interveniënten mogen worden meegedeeld.

Wanneer de hoofdpartijen niet binnen de gestelde termijn hebben gewezen op geheime of vertrouwelijke stukken of bescheiden waarvan de mededeling aan de interveniënt hun schade zou berokkenen, wordt de interventie toegelaten bij beslissing van de president.

In de overige gevallen doet de president bij met redenen omklede beschikking uitspraak op het verzoek tot interventie en, zo nodig, over de mededeling van stukken en bescheiden waarvan wordt gesteld dat deze geheim of vertrouwelijk zijn. Hij kan deze kwesties ook voorleggen aan het Gerecht, dat op dezelfde wijze uitspraak doet.

4.   Artikel 88 is van toepassing.

HOOFDSTUK 6

Minnelijke regeling van de geschillen

Artikel 90

Modaliteiten

1.   Het Gerecht kan in elke stand van het geding de mogelijkheid van een minnelijke regeling van het geschil of een deel daarvan tussen de verzoeker en de verwerende partij onderzoeken.

Het Gerecht draagt het zoeken naar een minnelijke regeling van het geschil op aan de rechter-rapporteur, die wordt bijgestaan door de griffier.

2.   De rechter-rapporteur kan een of meer oplossingen voorstellen die het geschil kunnen beëindigen, gepaste maatregelen treffen die een dergelijke regeling kunnen vergemakkelijken en uitvoering geven aan de maatregelen die hij daartoe heeft getroffen.

Hij kan met name:

partijen verzoeken om gegevens of inlichtingen te verstrekken;

partijen verzoeken om documenten over te leggen;

de vertegenwoordigers van partijen, partijen zelf of iedere ambtenaar of functionaris die is gemachtigd om in voorkomend geval te onderhandelen over een akkoord, uitnodigen voor bijeenkomsten;

tijdens de in het derde streepje bedoelde bijeenkomsten afzonderlijke contacten met elk van de partijen hebben, indien zij daarmee instemmen;

aan de partijen voorstellen een mediator aan te wijzen.

3.   De leden 1 en 2 zijn ook van toepassing in het kader van een procedure in kort geding.

Artikel 91

Akkoord van de partijen

1.   Wanneer de verzoeker en de verwerende partij het voor de rechter-rapporteur eens worden over de oplossing die het geschil beëindigt, kan de inhoud van dit akkoord worden vastgelegd in een akte die wordt ondertekend door de rechter-rapporteur en de griffier. De akte wordt aan de partijen betekend en zij heeft kracht van authentieke akte.

De zaak wordt doorgehaald in het register bij met redenen omklede beschikking van de president.

De president stelt, op vraag van de verzoeker en van de verwerende partij, in de doorhalingsbeschikking de inhoud van dit akkoord vast.

2.   Wanneer de verzoeker en de verwerende partij het Gerecht meedelen dat zij buiten het Gerecht een akkoord hebben bereikt over de oplossing van het geschil en preciseren dat zij afzien van al hun vorderingen, gelast de president de doorhaling van de zaak.

3.   De president beslist over de kosten volgens het akkoord of beslist daar vrijelijk over, indien daaromtrent niets is bepaald in het akkoord.

Artikel 92

Minnelijke regeling en procedure in rechte

Het Gerecht en de partijen kunnen in het kader van de procedure in rechte niet gebruikmaken van de met het oog op een minnelijke regeling geformuleerde standpunten, daartoe gedane suggesties, voorstellen of toegevingen of daartoe opgestelde documenten.

HOOFDSTUK 7

Arresten en beschikkingen

Artikel 93

Datum van uitspraak van het arrest

De partijen worden in kennis gesteld van de datum van uitspraak van het arrest.

Artikel 94

Inhoud van het arrest

Het arrest bevat:

de vermelding dat het door het Gerecht is gewezen;

de aanduiding van de rechtsprekende formatie;

de datum van de uitspraak;

de namen van de president en de rechters die aan de beraadslaging hebben deelgenomen, met vermelding van de rechter-rapporteur;

de naam van de griffier;

de aanduiding van de partijen;

de namen van de gemachtigden, raadslieden of advocaten van de partijen;

de conclusies van de partijen;

in voorkomend geval, de datum van de terechtzitting;

een summier overzicht van de feiten;

de rechtsoverwegingen;

het dictum, de beslissing ten aanzien van de proceskosten daaronder begrepen.

Artikel 95

Uitspraak en betekening van het arrest

1.   Het arrest wordt ter openbare terechtzitting uitgesproken.

2.   Nadat de minuut van het arrest is ondertekend door de president, de rechters die aan de beraadslaging hebben deelgenomen en de griffier, wordt het van het zegel van het Gerecht voorzien en ter griffie gedeponeerd; de griffier betekent aan elk van de partijen een afschrift daarvan.

Artikel 96

Inhoud van de beschikking

1.   Elke beschikking bevat:

de vermelding dat zij door het Gerecht, de president van het Gerecht of de president is gegeven;

de datum waarop zij is gegeven;

de vermelding van de rechtsgrondslag waarop zij is gebaseerd;

de naam van de president en, in voorkomend geval, van de rechters die hebben deelgenomen aan de vaststelling van de beschikking, met vermelding van de rechter-rapporteur;

de naam van de griffier;

de aanduiding van de partijen;

de namen van de gemachtigden, raadslieden of advocaten van de partijen;

het dictum, in voorkomend geval de beslissing ten aanzien van de proceskosten daaronder begrepen.

2.   Wanneer dit Reglement bepaalt dat een beschikking met redenen moet worden omkleed, bevat die beschikking bovendien:

de conclusies van de partijen;

een summier overzicht van de feiten;

de rechtsoverwegingen.

Artikel 97

Ondertekening en betekening van de beschikking

Nadat de minuut van de beschikking is ondertekend door de president, wordt zij van het zegel van het Gerecht voorzien en ter griffie gedeponeerd; de griffier betekent aan elk van de partijen een afschrift daarvan.

Artikel 98

Verbindende kracht van arresten en beschikkingen

1.   Het arrest heeft verbindende kracht vanaf de datum van de uitspraak, behoudens het bepaalde in artikel 12, lid 1, van bijlage I bij het Statuut.

2.   De beschikkingen hebben verbindende kracht vanaf de datum van hun betekening, behoudens het bepaalde in artikel 12, lid 1, van bijlage I bij het Statuut.

Artikel 99

Bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie

Van de beslissingen van het Gerecht waardoor een einde komt aan het geding, wordt mededeling gedaan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HOOFDSTUK 8

Proceskosten en gerechtskosten

Artikel 100

Beslissing ten aanzien van de kosten

Ten aanzien van de proceskosten wordt beslist in het arrest of de beschikking waardoor een einde komt aan het geding.

Artikel 101

Algemene regel voor de verdeling van de proceskosten

Behoudens de andere bepalingen van dit hoofdstuk draagt de in het ongelijk gestelde partij haar eigen kosten en wordt zij verwezen in de kosten van de andere partij, voor zover dit is gevorderd. Zij wordt ook verwezen in de kosten die in voorkomend geval krachtens artikel 105, sub a of b, verschuldigd zijn.

Artikel 102

Billijkheid en nodeloos of vexatoir veroorzaakte kosten

1.   Wanneer de billijkheid dit vergt, kan het Gerecht beslissen dat een in het ongelijk gestelde partij slechts ten dele wordt verwezen in de kosten van de andere partij of daarin zelfs niet dient te worden verwezen.

2.   Een in het gelijk gestelde partij kan worden verwezen in haar eigen kosten en in een deel of het geheel van de kosten die voor de andere partij zijn opgekomen, indien dit wegens haar houding gerechtvaardigd voorkomt, met name indien door haar toedoen voor de andere partij kosten zijn opgekomen die naar het oordeel van het Gerecht nodeloos of vexatoir zijn veroorzaakt.

3.   In de in lid 1 en lid 2 bedoelde gevallen kan het Gerecht tevens beslissen de in voorkomend geval krachtens artikel 105, sub a of b, verschuldigde kosten over de partijen te verdelen, of de in het gelijk gestelde partij in het geheel van die kosten te verwijzen.

Artikel 103

Bijzondere regels voor de verdeling van de proceskosten

1.   Indien meer partijen in het ongelijk zijn gesteld, bepaalt het Gerecht het door elk van hen te dragen deel van de proceskosten.

2.   Indien partijen onderscheidenlijk op een of meer punten in het ongelijk worden gesteld, draagt elke partij haar eigen kosten. Indien dit echter gelet op de omstandigheden van de zaak gerechtvaardigd voorkomt, kan het Gerecht beslissen dat een partij niet alleen haar eigen kosten zal dragen, maar ook wordt verwezen in een deel van de kosten van de andere partij.

3.   Bij gebreke van een conclusie ten aanzien van de proceskosten, draagt elk van de partijen haar eigen kosten.

4.   De lidstaten en de instellingen die in het geding hebben geïntervenieerd, dragen hun eigen kosten. De overige interveniënten dragen hun eigen kosten, tenzij het Gerecht anders beslist.

5.   De partij die afstand doet van instantie draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de andere partij, alsmede in de kosten die in voorkomend geval krachtens artikel 105, sub a of b, verschuldigd zijn, voor zover dit door laatstgenoemde is gevorderd in haar opmerkingen over de afstand van instantie. Op vordering van de partij die afstand doet van instantie wordt evenwel de andere partij in deze kosten veroordeeld, indien dit op grond van haar houding gerechtvaardigd voorkomt.

6.   In geval van afdoening zonder beslissing beslist het Gerecht vrijelijk over de kosten.

7.   Ingeval de partijen ten aanzien van de proceskosten tot een akkoord zijn gekomen, wordt overeenkomstig dit akkoord beslist.

Artikel 104

Kosten van tenuitvoerlegging

De kosten van de tenuitvoerlegging worden door de geëxecuteerde aan de executant vergoed op de voet van het tarief, geldend in de staat waar de tenuitvoerlegging plaatsvindt.

Artikel 105

Invorderbare kosten

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 108 en 109 worden als invorderbare kosten aangemerkt:

a)

de krachtens artikel 78 aan getuigen en deskundigen verschuldigde bedragen;

b)

de kosten van een rogatoire commissie die krachtens artikel 79 door het Gerecht is gelast;

c)

de door de partijen in verband met de procedure gemaakte noodzakelijke kosten, in het bijzonder de reis- en verblijfkosten en het honorarium van de gemachtigde, raadsman of advocaat.

Artikel 106

Betwisting van de invorderbare kosten

1.   In geval van betwisting van de invorderbare kosten beslist het Gerecht op verzoek van de belanghebbende partij bij met redenen omklede beschikking, na kennis te hebben genomen van de opmerkingen van de andere partij.

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van bijlage I bij het Statuut staat tegen deze beschikking geen hogere voorziening open.

2.   Partijen kunnen ter fine van executie een expeditie van de beschikking verlangen.

Artikel 107

Wijzen van betaling

1.   De kas van het Gerecht en zijn schuldenaren doen hun betalingen in euro.

2.   Wanneer de invorderbare kosten zijn gemaakt in een andere munteenheid dan de euro, of de handelingen die aanleiding geven tot schadeloosstelling zijn verricht in een land waar de euro niet de valuta van het land is, geschiedt de omrekening volgens de officiële referentiekoers van de Europese Centrale Bank op de dag van betaling.

Artikel 108

Gerechtskosten

De procedure voor het Gerecht is kosteloos, behoudens de navolgende bepalingen:

a)

indien de ten laste van het Gerecht veroorzaakte proceskosten wegens de behandeling van een verzoekschrift of elk ander processtuk of wegens de houding van een partij in de loop van het geding hadden kunnen worden vermeden, met name omdat dit verzoekschrift, dit processtuk of deze houding kennelijk misbruik oplevert, kan het Gerecht de partij die deze heeft veroorzaakt veroordelen tot gehele of gedeeltelijke terugbetaling daarvan, waarbij het terugbetaalde bedrag niet meer dan 8 000 EUR mag belopen;

b)

de kosten voor het maken van afschriften en vertalingen die op verzoek van een partij zijn verricht, worden, voor zover zij door de griffier overmatig worden geacht, door die partij op de voet van het griffierecht bedoeld in artikel 22 vergoed.

Artikel 109

Waarborgsom voor misbruik van het beroepsrecht

1.   De verzoeker die reeds meerdere verzoekschriften of verzoeken krachtens artikel 115 heeft ingediend, waarvan bij beslissing waardoor een einde komt aan het geding is vastgesteld dat deze kennelijk misbruik opleveren, kan bij uitzondering, indien zijn nieuwe verzoekschrift of zijn nieuwe verzoek als kennelijk misbruik voorkomt, door de president van het Gerecht worden gelast aan de kas van het Gerecht een waarborgsom van maximaal 8 000 EUR te storten ter dekking van een eventuele veroordeling uit hoofde van artikel 108.

De beslissing waarbij de storting van de waarborgsom wordt gelast, wordt naar behoren met redenen omkleed. Zij stelt de hoogte van het vereiste bedrag vast.

2.   De behandeling wordt in afwachting van de storting van de waarborgsom geschorst.

De waarborgsom, vermeerderd met rente, wordt teruggegeven indien de beslissing waardoor een einde komt aan het geding geen veroordeling van de verzoeker uit hoofde van artikel 108 inhoudt, of voor zover deze som hoger is dan het bedrag van deze veroordeling.

3.   Indien de waarborgsom niet binnen de door de president van het Gerecht gestelde termijn wordt gestort, wordt de zaak overeenkomstig artikel 85, lid 2, afgedaan.

4.   De president van het Gerecht die de in lid 1 bedoelde beslissing heeft vastgesteld, neemt niet aan de uitspraak op het beroep deel.

HOOFDSTUK 9

Rechtsbijstand

Artikel 110

Materiële voorwaarden

1.   Iedere persoon die wegens zijn financiële situatie niet of slechts ten dele in staat is de kosten van de procedure te dragen, heeft recht op rechtsbijstand.

De financiële situatie wordt beoordeeld aan de hand van objectieve criteria, zoals het inkomen, het vermogen en de gezinssituatie.

2.   Rechtsbijstand wordt geweigerd indien de rechtsvordering waarvoor zij wordt gevraagd kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond voorkomt of indien het Gerecht kennelijk onbevoegd is om daarvan kennis te nemen.

Indien het Gerecht vaststelt dat het geschil binnen de bevoegdheid van het Gerecht van de Europese Unie valt, wordt de aanvraag voor rechtsbijstand daarnaar verwezen.

Artikel 111

Vormvoorwaarden

1.   Rechtsbijstand kan worden aangevraagd voordat beroep wordt ingesteld of zolang dit aanhangig is.

De aanvraag kan zonder bijstand van een advocaat worden ingediend.

2.   De aanvraag voor rechtsbijstand moet worden ingediend overeenkomstig het op basis van artikel 132 vastgestelde model, dat beschikbaar is op de website van het Gerecht. Deze aanvraag moet worden ondertekend door de aanvrager of, indien deze wordt vertegenwoordigd, door een advocaat.

3.   De aanvraag voor rechtsbijstand gaat vergezeld van alle inlichtingen en bewijzen op grond waarvan de financiële situatie van de aanvrager kan worden beoordeeld, zoals een verklaring van een nationale bevoegde autoriteit betreffende deze financiële situatie.

Indien de aanvraag vóór de instelling van het beroep wordt ingediend, moet de aanvrager summier het voorwerp van het in te stellen beroep, de feiten van de zaak en de argumenten ter ondersteuning van het beroep uiteenzetten. De aanvraag dient vergezeld te gaan van de desbetreffende bewijsstukken.

Indien de aanvrager wordt vertegenwoordigd door een advocaat, gaat de aanvraag voor rechtsbijstand vergezeld van het in artikel 31, lid 2, bedoelde document.

Artikel 112

Procedure en beslissing

1.   Alvorens op de aanvraag voor rechtsbijstand te beslissen, nodigt het Gerecht de andere partij uit om haar schriftelijke opmerkingen in te dienen, tenzij reeds op grond van de ingediende stukken blijkt dat de aanvraag moet worden afgewezen op grond van artikel 110, lid 1, eerste alinea, of lid 2 van hetzelfde artikel.

2.   De beslissing op de aanvraag voor rechtsbijstand wordt bij beschikking door de president van het Gerecht gegeven of, indien de zaak reeds aan een kamer is toegewezen, door de president daarvan. De beslissing kan aan de kamer worden voorgelegd. Zij moet worden voorgelegd indien het voornemen bestaat de aanvraag op grond van artikel 110, lid 2, eerste alinea, af te wijzen.

De beschikking waarbij de aanvraag voor rechtsbijstand wordt afgewezen, wordt met redenen omkleed.

3.   In de beschikking waarbij rechtsbijstand wordt toegekend, wordt een advocaat aangewezen om de betrokkene te vertegenwoordigen.

Indien de betrokkene niet zelf een advocaat heeft voorgesteld, of indien zijn keuze niet kan worden bekrachtigd, zendt de griffier de beschikking waarbij rechtsbijstand wordt toegekend en een afschrift van de aanvraag aan de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat, genoemd in het Additioneel reglement bij het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie. De advocaat die met de vertegenwoordiging van de aanvrager wordt belast, wordt aangewezen met inachtneming van de door deze instantie toegezonden voorstellen.

4.   In de beschikking waarbij rechtsbijstand wordt toegekend, kan een bedrag worden vastgesteld dat aan de met de vertegenwoordiging van de betrokkene belaste advocaat zal worden betaald, of voor de verschotten en honoraria van de advocaat een maximum worden bepaald dat in beginsel niet mag worden overschreden. Daarin kan worden voorzien in een bijdrage van de betrokkene aan de kosten van de procedure, rekening houdend met zijn financiële situatie.

5.   De indiening van een aanvraag voor rechtsbijstand schorst de voor de instelling van het beroep bepaalde termijn tot en met de datum van betekening van de beschikking waarbij op deze aanvraag wordt beslist, of, in de gevallen bedoeld in lid 3, tweede alinea, de beschikking waarbij de advocaat wordt aangewezen die de betrokkene dient te vertegenwoordigen.

6.   Tegen de krachtens dit artikel gegeven beschikkingen staat geen hogere voorziening open.

Artikel 113

Voorschotten en tenlasteneming van de kosten

1.   Wanneer rechtsbijstand wordt toegekend, komen de kosten voor de bijstand en de vertegenwoordiging van de aanvrager voor het Gerecht voor rekening van de kas van het Gerecht, in voorkomend geval binnen de grenzen die in de in artikel 112, leden 2 en 4, bedoelde beschikking zijn vastgesteld.

De president kan beslissen dat aan de overeenkomstig artikel 112, lid 3, aangewezen advocaat, op zijn verzoek een voorschot wordt betaald.

2.   Wanneer op grond van de beslissing waardoor een einde komt aan het geding de begunstigde van de rechtsbijstand zijn eigen kosten moet dragen, stelt de president bij met redenen omklede beschikking waartegen geen hogere voorziening openstaat de verschotten en honoraria van de advocaat vast die ten laste van de kas van het Gerecht komen. Hij kan de kwestie voorleggen aan het Gerecht.

3.   Wanneer het Gerecht in de beslissing waardoor een einde komt aan het geding een andere partij heeft veroordeeld om de kosten van de begunstigde van de rechtsbijstand te dragen, dient deze andere partij de als rechtsbijstand voorgeschoten bedragen aan de kas van het Gerecht te vergoeden.

In geval van betwisting of indien de partij geen gevolg geeft aan een verzoek van de griffier om deze bedragen te vergoeden, beslist de president bij met redenen omklede beschikking waartegen geen hogere voorziening openstaat. Hij kan de kwestie voorleggen aan het Gerecht.

4.   Wanneer de begunstigde van de rechtsbijstand in het ongelijk wordt gesteld, kan het Gerecht, indien de billijkheid dit vergt, bij zijn uitspraak over de kosten in de beslissing waardoor een einde komt aan het geding, gelasten dat een of meer andere partijen hun eigen kosten dragen of dat deze bij wege van rechtsbijstand geheel of ten dele ten laste komen van de kas van het Gerecht.

Artikel 114

Intrekking van de rechtsbijstand

1.   Wanneer in de loop van het geding blijkt dat de omstandigheden op grond waarvan de rechtsbijstand is verleend, zijn gewijzigd, kan de president, ambtshalve dan wel op verzoek, de betrokkene gehoord, de rechtsbijstand intrekken. Hij kan de kwestie voorleggen aan het Gerecht.

2.   De beschikking waarbij de rechtsbijstand wordt ingetrokken, is met redenen omkleed; hiertegen staat geen hogere voorziening open.

HOOFDSTUK 10

Bijzondere procedures

Afdeling 1

Opschorting en overige voorlopige maatregelen in kort geding

Artikel 115

Verzoek tot opschorting of tot verkrijging van overige voorlopige maatregelen

1.   Een verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van een handeling van een instelling bedoeld in artikel 278 VWEU en artikel 157 VEGA kan slechts worden ontvangen indien de verzoeker tegen die handeling beroep heeft ingesteld bij het Gerecht.

Een verzoek tot verkrijging van enige andere voorlopige maatregel bedoeld in artikel 279 VWEU, kan slechts worden ontvangen indien de verzoeker partij is in een voor het Gerecht aanhangige zaak en dit verzoek met die zaak verband houdt.

De in de eerste en de tweede alinea bedoelde verzoeken kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 91, lid 4, van het Ambtenarenstatuut worden gedaan zodra een klacht als bedoeld in artikel 90, lid 2, van dat statuut is ingediend.

2.   De verzoeken bedoeld in lid 1 bevatten een duidelijke omschrijving van het voorwerp van het geschil en van de omstandigheden waaruit het spoedeisende karakter van het verzoek blijkt, alsmede de middelen, zowel feitelijk als rechtens, op grond waarvan de voorlopige maatregel waartoe wordt geconcludeerd, aanvankelijk gerechtvaardigd voorkomt.

Zij worden bij afzonderlijke akte ingediend en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 45 en 50.

Artikel 116

Procedure

1.   Het verzoek wordt aan de andere partij betekend; de president van het Gerecht verleent haar een korte termijn voor het indienen van schriftelijke of mondelinge opmerkingen.

2.   De president van het Gerecht beslist op de krachtens artikel 115, lid 1, gedane verzoeken.

De president van het Gerecht kan nog voordat de andere partij haar opmerkingen heeft voorgedragen, in het verzoek bewilligen. Deze maatregel kan nadien, ook ambtshalve, worden gewijzigd of ingetrokken.

De president van het Gerecht treft in voorkomend geval maatregelen tot organisatie van de procesgang en maatregelen van instructie.

3.   De stukken en opmerkingen die buiten het kader van de in de leden 1 en 2 bedoelde procedure worden ingediend, worden niet in het dossier opgenomen, tenzij de president van het Gerecht wegens bijzondere omstandigheden anderszins beslist.

Artikel 117

Beslissing op het verzoek

1.   Op het verzoek wordt beslist bij met redenen omklede beschikking. Zij wordt onmiddellijk aan de partijen betekend.

2.   De tenuitvoerlegging van de beschikking kan worden onderworpen aan de voorwaarde dat de verzoeker zekerheid stelt tot een bedrag en op de wijze als op grond van de omstandigheden bepaald.

3.   In de beschikking kan de datum worden bepaald met ingang waarvan de maatregel zijn kracht verliest. Bij gebreke van zodanige aanduiding verliest de maatregel zijn kracht terstond nadat het arrest waardoor een einde komt aan het geding is uitgesproken.

4.   De beschikking is van voorlopige aard en prejudicieert de door het Gerecht in de hoofdzaak te geven beslissing niet.

Artikel 118

Wijziging in de omstandigheden

Op verzoek van een van de partijen kan de beschikking te allen tijde op grond van een wijziging in de omstandigheden worden ingetrokken of gewijzigd.

Artikel 119

Nieuw verzoek

De afwijzing van een verzoek tot verkrijging van een voorlopige maatregel belet geenszins dat de verzoeker andermaal een verzoek indient op grond van nieuwe feiten.

Artikel 120

Opschorting van de tenuitvoerlegging

1.   Het verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van een beslissing van een rechterlijke instantie van het Hof van Justitie van de Europese Unie of van een handeling van de Raad, de Europese Commissie of de Europese Centrale Bank dat krachtens de artikelen 280 en 299 VWEU en 164 VEGA wordt ingediend, wordt naar de bepalingen van deze afdeling behandeld.

2.   De beschikking waarbij het verzoek wordt toegewezen, bepaalt in voorkomend geval de datum waarop de voorlopige maatregel zijn kracht verliest.

Afdeling 2

Bij verstek gewezen arresten

Artikel 121

Bij verstek gewezen arresten

1.   Wanneer de verwerende partij, ofschoon regelmatig opgeroepen, nalaat tijdig en in de voorgeschreven vormen op het verzoekschrift te antwoorden, kan de verzoeker het Gerecht verzoeken om zijn conclusies toe te wijzen.

Dit verzoek wordt aan de verwerende partij betekend. Het Gerecht kan beslissen de mondelinge behandeling van het verzoek te openen.

2.   Alvorens bij verstek arrest te wijzen, onderzoekt het Gerecht de ontvankelijkheid van het verzoekschrift, alsmede of de vormvoorschriften behoorlijk in acht zijn genomen en of de conclusies van verzoeker gegrond voorkomen. Het kan maatregelen tot organisatie van de procesgang treffen of maatregelen van instructie gelasten.

3.   Het bij verstek gewezen arrest is uitvoerbaar.

Het Hof kan de uitvoerbaarheid evenwel opschorten totdat op het krachtens artikel 41 van het Statuut gedane verzet is beslist, dan wel de uitvoerbaarheid onderwerpen aan de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld tot een bedrag en op de wijze als op grond van de omstandigheden bepaald; de zekerheid wordt vrijgegeven wanneer het verzet achterwege blijft of wordt verworpen.

HOOFDSTUK 11

Verzoeken en beroepen betreffende de arresten en beschikkingen

Afdeling 1

Rectificatie

Artikel 122

Rectificatie van beslissingen

1.   Het Gerecht kan bij beschikking, de partijen gehoord, ambtshalve dan wel op verzoek van een van de partijen dat is ingediend binnen twee weken, te rekenen vanaf de betekening van de te rectificeren beslissing, de schrijf- en rekenfouten alsmede evidente onnauwkeurigheden doen herstellen.

2.   Wanneer het verzoek tot rectificatie betrekking heeft op het dictum of een van de rechtsoverwegingen ter ondersteuning van het dictum, kunnen de partijen, daarover naar behoren in kennis gesteld, binnen een door het Gerecht gestelde termijn schriftelijke opmerkingen indienen.

3.   De minuut van de beschikking waarbij de rectificatie wordt bevolen, wordt aan de minuut van de gerectificeerde beslissing gehecht. In margine van laatstbedoelde minuut wordt van deze beschikking aantekening gedaan.

Afdeling 2

Verzuim om te beslissen

Artikel 123

Verzuim om ten aanzien van de proceskosten te beslissen

1.   Indien het Gerecht heeft verzuimd te beslissen ten aanzien van de proceskosten, wendt de partij die ter zake wil klagen zich binnen een maand na de betekening van de beslissing met een verzoekschrift tot het Gerecht.

2.   Dit verzoekschrift wordt aan de andere partij betekend; de president stelt haar een termijn voor het indienen van schriftelijke opmerkingen.

3.   Nadat deze opmerkingen zijn ingediend, beslist het Gerecht tegelijkertijd over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het verzoek.

Afdeling 3

Verzet

Artikel 124

Verzet

1.   Overeenkomstig artikel 41 van het Statuut staat tegen het bij verstek gewezen arrest verzet open.

2.   Het verzet moet worden ingesteld binnen een maand, te rekenen vanaf de betekening van het arrest. Het wordt aanhangig gemaakt in de vormen bepaald in de artikelen 45 en 50.

3.   Het verzet wordt toegewezen aan de rechtsprekende formatie die de bestreden beslissing heeft gegeven.

4.   Nadat het verzet is betekend, bepaalt de president de termijn waarbinnen de andere partij schriftelijke opmerkingen kan indienen.

5.   De behandeling wordt overeenkomstig de artikelen 36 tot en met 48, 56 tot en met 85 en 90 tot en met 114 voortgezet.

Indien het verzet niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 45, lid 1, tweede tot en met vierde alinea, in artikel 45, lid 2, tweede alinea, of in artikel 46, stelt de griffier de betrokken partij een termijn waarbinnen zij deze verzuimen kan herstellen. Wordt daaraan niet binnen bedoelde termijn gevolg gegeven, dan beslist het Gerecht of het niet in acht nemen van bedoelde voorwaarden tot de formele niet-ontvankelijkheid van het verzet leidt. Dezelfde regels gelden voor de in dit artikel bedoelde schriftelijke opmerkingen.

6.   Het Gerecht doet uitspraak bij een arrest dat niet vatbaar is voor verzet. De minuut van dit arrest wordt gehecht aan die van het bij verstek gewezen arrest. In margine van laatstgenoemde minuut wordt van het op het verzet gewezen arrest aantekening gedaan.

Afdeling 4

Derdenverzet

Artikel 125

Derdenverzet

1.   Overeenkomstig artikel 42 van het Statuut kan derdenverzet worden gedaan tegen een beslissing die is gegeven zonder dat de derde-opposant in het geding is geroepen, indien de beslissing de derde-opposant in zijn rechten benadeelt.

Het verzoek wordt gedaan binnen twee maanden na de bekendmaking van de beslissing in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Op het derdenverzet zijn de bepalingen van de artikelen 45 en 50 van overeenkomstige toepassing; het verzoek bevat voorts:

a)

een nauwkeurige aanduiding van de bestreden beslissing;

b)

de vermelding van de punten waarop de bestreden beslissing de derde-opposant in zijn rechten benadeelt;

c)

een opgave van de redenen waarom de derde-opposant niet aan het geding voor het Gerecht heeft kunnen deelnemen.

3.   Het derdenverzet wordt gericht tegen alle partijen in het geding. Het wordt toegewezen aan de rechtsprekende formatie die de bestreden beslissing heeft gegeven.

Nadat het derdenverzet is betekend, bepaalt de president de termijn waarbinnen de andere partijen hun schriftelijke opmerkingen kunnen indienen.

De behandeling wordt overeenkomstig de artikelen 36 tot en met 48, 56 tot en met 85 en 90 tot en met 114 voortgezet.

Indien het derdenverzet niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 45, lid 1, tweede tot en met vierde alinea, in artikel 45, lid 2, tweede alinea, of in artikel 46, stelt de griffier de betrokken partij een termijn waarbinnen zij deze verzuimen kan herstellen. Wordt daaraan niet binnen bedoelde termijn gevolg gegeven, dan beslist het Gerecht of het niet in acht nemen van bedoelde voorwaarden tot de formele niet-ontvankelijkheid van het derdenverzet leidt. Dezelfde regels gelden voor de in dit artikel bedoelde schriftelijke opmerkingen.

4.   De bestreden beslissing wordt gewijzigd voor zover het derdenverzet wordt toegewezen.

De minuut van het op het derdenverzet gewezen arrest wordt gehecht aan die van de bestreden beslissing. In margine van laatstgenoemde minuut wordt van het op het derdenverzet gewezen arrest aantekening gedaan.

5.   Wanneer een hogere voorziening bij het Gerecht van de Europese Unie en het derdenverzet bij het Gerecht zijn gericht tegen dezelfde beslissing van het Gerecht, kan het Gerecht, de partijen gehoord, de behandeling schorsen.

6.   Op verzoek van de derde-opposant kan de opschorting van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing worden gelast. De bepalingen van de onderhavige titel, hoofdstuk 10, afdeling 1, zijn van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 5

Uitlegging van de beslissingen van het Gerecht

Artikel 126

Uitlegging van de beslissingen van het Gerecht

1.   Overeenkomstig artikel 43 van het Statuut heeft het Gerecht, wanneer onduidelijkheid bestaat over de betekenis en de strekking van een beslissing, tot taak deze uit te leggen, op verzoek van een van de partijen of van een instelling die haar belang ter zake aannemelijk maakt.

Het verzoek tot uitlegging moet binnen twee jaar te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het arrest of de betekening van de beschikking worden gedaan.

2.   Op het verzoek tot uitlegging zijn de bepalingen van de artikelen 45 en 50 van overeenkomstige toepassing; het verzoek bevat voorts:

a)

een nauwkeurige aanduiding van de beslissing waarop het verzoek betrekking heeft;

b)

de vermelding van de teksten waarvan om uitlegging wordt verzocht.

Het verzoek om uitlegging wordt gericht tegen alle partijen bij de beslissing waarvan om uitlegging wordt verzocht. Het wordt toegewezen aan de rechtsprekende formatie die de beslissing waarop dit verzoek betrekking heeft, heeft gegeven.

3.   Het Gerecht beslist bij arrest, na de partijen in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen te maken.

De minuut van het arrest tot uitlegging wordt gehecht aan de minuut van de uitgelegde beslissing. In margine van laatstgenoemde minuut wordt aantekening gedaan van het arrest tot uitlegging.

4.   Wanneer een hogere voorziening bij het Gerecht van de Europese Unie en het verzoek om uitlegging voor het Gerecht betrekking hebben op dezelfde beslissing van het Gerecht, kan het Gerecht, de partijen gehoord, de behandeling schorsen.

Afdeling 6

Herziening

Artikel 127

Herziening

1.   Overeenkomstig artikel 44 van het Statuut kan het Gerecht slechts om herziening van een beslissing worden verzocht op grond van de ontdekking van een feit dat van beslissende invloed kan zijn en vóór de uitspraak of de vaststelling van de beslissing onbekend was aan het Gerecht en aan de partij die om de herziening verzoekt.

Onverminderd de in artikel 44, derde alinea, van het Statuut bedoelde termijn van tien jaar, wordt om de herziening verzocht binnen uiterlijk drie maanden, te rekenen vanaf de dag waarop het feit dat aan het verzoek ten grondslag ligt, ter kennis van de verzoeker is gekomen.

2.   Op het verzoek tot herziening zijn de bepalingen van de artikelen 45 en 50 van overeenkomstige toepassing; het verzoek bevat voorts:

a)

een nauwkeurige aanduiding van de bestreden beslissing;

b)

de punten waarop de beslissing wordt bestreden;

c)

de omschrijving van de feiten waarop het verzoek berust;

d)

een vermelding van de middelen strekkende tot het bewijs dat de herziening gerechtvaardigd is en dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde termijnen in acht zijn genomen.

Het verzoek om herziening wordt gericht tegen alle partijen bij de bestreden beslissing.

Het wordt toegewezen aan de rechtsprekende formatie die de bestreden beslissing heeft gegeven.

3.   Zonder de grond van de zaak te prejudiciëren, beslist het Gerecht, gezien de schriftelijke opmerkingen van partijen, bij beschikking over de ontvankelijkheid van het verzoek.

4.   Indien het Gerecht het verzoek ontvankelijk verklaart, geschiedt de verdere behandeling mondeling, tenzij het Gerecht anderszins beslist.

Wanneer het Gerecht tot de neerlegging van memories beslist, wordt de behandeling overeenkomstig de artikelen 36 tot en met 48, 56 tot en met 85 en 90 tot en met 114 voortgezet.

Indien het verzoek om herziening niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 45, lid 1, tweede tot en met vierde alinea, in artikel 45, lid 2, tweede alinea, of in artikel 46, stelt de griffier de betrokken partij een termijn waarbinnen zij deze verzuimen kan herstellen. Wordt daaraan niet binnen bedoelde termijn gevolg gegeven, dan beslist het Gerecht of het niet in acht nemen van bedoelde voorwaarden tot de formele niet-ontvankelijkheid van het verzoek leidt. Dezelfde regels gelden voor de in dit artikel bedoelde schriftelijke opmerkingen en memories.

5.   Het Gerecht beslist bij arrest.

De minuut van het arrest houdende herziening wordt gehecht aan die van de herziene beslissing. In margine van laatstgenoemde minuut wordt van het arrest houdende herziening aantekening gedaan.

6.   Wanneer een hogere voorziening bij het Gerecht van de Europese Unie en het verzoek om herziening voor het Gerecht betrekking hebben op dezelfde beslissing van het Gerecht, kan het Gerecht, de partijen gehoord, de behandeling schorsen.

Afdeling 7

Zaken die naar het Gerecht worden terugverwezen na vernietiging

Artikel 128

Terugverwijzing na vernietiging

Wanneer het Gerecht van de Europese Unie een arrest of een beschikking van het Gerecht vernietigt en de zaak krachtens artikel 13 van bijlage I bij het Statuut voor afdoening naar het Gerecht terugverwijst, wordt de zaak bij het Gerecht aanhangig door het arrest houdende terugverwijzing.

Artikel 129

Toewijzing van de terugverwezen zaak

1.   De president van het Gerecht wijst de zaak toe aan hetzij de rechtsprekende formatie die de vernietigde beslissing heeft gewezen hetzij een andere rechtsprekende formatie, en wijst als rechter-rapporteur een andere rechter aan dan die welke in die hoedanigheid is opgetreden in de zaak die tot de hogere voorziening heeft geleid.

2.   Wanneer de vernietigde beslissing is gegeven door een alleensprekende rechter, wijst de president van het Gerecht de zaak toe aan een kamer van drie rechters waarvan die rechter geen deel uitmaakt.

Artikel 130

Procedure voor het onderzoek van de terugverwezen zaak

1.   Binnen twee maanden, te rekenen vanaf de betekening van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie aan de verzoeker, kan deze een memorie neerleggen over de rechtsvragen die de vernietiging en de terugverwijzing hebben gerechtvaardigd.

2.   De memorie van de verzoeker of een schrijven van het Gerecht waarin de verwerende partij ervan in kennis wordt gesteld dat geen dergelijke memorie binnen de gestelde termijn is neergelegd, wordt aan de verwerende partij betekend. In de maand die volgt op deze betekening kan de verwerende partij een memorie neerleggen. De termijn waarover de verwerende partij daartoe beschikt, kan in geen geval korter zijn dan twee maanden te rekenen vanaf de dag waarop het arrest van het Gerecht van de Europese Unie haar is betekend.

3.   De memories van de verzoeker en de verwerende partij of een schrijven van het Gerecht waarin erop wordt gewezen dat geen van beide partijen een memorie heeft neergelegd, of dat een van hen dat niet heeft gedaan, worden gelijktijdig aan de interveniënt betekend. In de maand die volgt op deze betekening kan de interveniënt een memorie neerleggen.

4.   In afwijking van de leden 1 tot en met 3 wordt, wanneer op het moment waarop het arrest houdende terugverwijzing wordt uitgesproken de schriftelijke behandeling voor het Gerecht niet was beëindigd, deze hervat in de stand waarin deze zich bevond, in het kader van de maatregelen tot organisatie van de procesgang die het Gerecht heeft getroffen.

5.   Indien de omstandigheden dit rechtvaardigen, kan het Gerecht toestaan dat aanvullende memories worden neergelegd.

6.   De behandeling wordt overeenkomstig de artikelen 36 tot en met 48, 56 tot en met 85 en 90 tot en met 114 voortgezet.

7.   Indien een in dit artikel bedoelde memorie niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 45, lid 1, tweede tot en met vierde alinea, in artikel 45, lid 2, tweede alinea, of in artikel 46, stelt de griffier de betrokken partij een termijn waarbinnen zij deze verzuimen kan herstellen. Wordt daaraan niet binnen bedoelde termijn gevolg gegeven, dan beslist het Gerecht of het niet in acht nemen van bedoelde voorwaarden tot de formele niet-ontvankelijkheid van de memorie leidt.

8.   In afwijking van lid 6 kan het Gerecht, na instemming van de partijen, beslissen om zonder terechtzitting uitspraak te doen.

Artikel 131

Proceskosten na terugverwijzing

Het Gerecht beslist over de kosten van de bij hem ingeleide procedures en van de procedure in hogere voorziening voor het Gerecht van de Europese Unie.

TITEL III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 132

Uitvoeringsbepalingen

Het Gerecht kan bij afzonderlijke akte praktische uitvoeringsbepalingen voor dit Reglement vaststellen.

Artikel 133

Intrekking

Dit Reglement treedt in de plaats van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht dat is vastgesteld op 25 juli 2007, zoals laatstelijk gewijzigd op 18 mei 2011 (Publicatieblad van de Europese Unie, L 162 van 22 juni 2011, blz. 19).

Artikel 134

Bekendmaking en inwerkingtreding van het Reglement voor de procesvoering

Dit Reglement, dat authentiek is in de procestalen bedoeld in het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van de Europese Unie, wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het treedt in werking op de eerste dag van de derde maand volgend op de bekendmaking ervan.

Gedaan te Luxemburg, 21 mei 2014.

De griffier

W. HAKENBERG

De president

S. VAN RAEPENBUSCH


(1)  Zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) nr. 741/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 11 augustus 2012 (PB L 228 van 23.8.2012, blz. 1).

(2)  PB L 265 van 29.9.2012, blz. 1, met rectificatie in PB L 38 van 9.2.2013, blz. 20.

(3)  PB L 225 van 29.8.2007, blz. 1, met rectificaties in PB L 69 van 13.3.2008, blz. 37, en PB L 162 van 22.6.2011, blz. 20, zoals gewijzigd op 14 januari 2009, bekendgemaakt in PB L 24 van 28.1.2009, blz. 10, op 17 maart 2010, bekendgemaakt in PB L 92 van 13.4.2010, blz. 17, en op 18 mei 2011, bekendgemaakt in PB L 162 van 22.6.2011, blz. 19.


Top