EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32014D0738
2014/738/EU: Commission Implementing Decision of 9 October 2014 establishing best available techniques (BAT) conclusions, under Directive 2010/75/EU of the European Parliament and of the Council on industrial emissions, for the refining of mineral oil and gas (notified under document C(2014) 7155) Text with EEA relevance
2014/738/EU: Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 9 oktober 2014 tot vaststelling van de BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad voor het raffineren van aardolie en gas (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 7155) Voor de EER relevante tekst
2014/738/EU: Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 9 oktober 2014 tot vaststelling van de BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad voor het raffineren van aardolie en gas (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 7155) Voor de EER relevante tekst
OJ L 307, 28.10.2014, p. 38–82
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 28/10/2014
28.10.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 307/38 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 9 oktober 2014
tot vaststelling van de BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad voor het raffineren van aardolie en gas
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 7155)
(Voor de EER relevante tekst)
(2014/738/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (1), en met name artikel 13, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2010/75/EU schrijft voor dat de Commissie de uitwisseling van informatie over industriële emissies organiseert tussen zichzelf, de lidstaten, de betrokken bedrijfstakken en niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor milieubescherming, teneinde het opstellen van de BBT-referentiedocumenten als bepaald in artikel 3, lid 11, van die richtlijn te vergemakkelijken. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Richtlijn 2010/75/EU heeft de uitwisseling van informatie betrekking op de prestaties van installaties en technieken wat betreft emissies uitgedrukt als gemiddelden over de korte en de lange termijn, naar gelang van het geval, en de daarmee samenhangende referentieomstandigheden, verbruik en aard van de grondstoffen, waterverbruik, energieverbruik en afvalproductie, op de gebruikte technieken, de daarmee samenhangende monitoring, de effecten op alle milieucompartimenten, de economische en technische levensvatbaarheid en de ontwikkelingen daarin, alsook op de beste beschikbare technieken en de technieken in opkomst die worden vastgesteld na bestudering van de onder a) en b) van artikel 13, lid 2, van die richtlijn vermelde punten. |
(3) |
„BBT-conclusies” als gedefinieerd in artikel 3, punt 12, van Richtlijn 2010/75/EU zijn het belangrijkste deel van BBT-referentiedocumenten en bevatten de conclusies over de beste beschikbare technieken, de beschrijving ervan, gegevens ter beoordeling van de toepasselijkheid ervan, de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus, de daarmee verbonden monitoring, de daarmee verbonden verbruiksniveaus en, in voorkomend geval, toepasselijke terreinsaneringsmaatregelen. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Richtlijn 2010/75/EU moeten de BBT-conclusies de referentie vormen voor de vaststelling van de vergunningsvoorwaarden voor installaties als bedoeld in hoofdstuk II van die richtlijn. |
(5) |
Artikel 15, lid 3, van Richtlijn 2010/75/EU schrijft voor dat de bevoegde autoriteit emissiegrenswaarden vaststelt die waarborgen dat de emissies onder normale bedrijfsomstandigheden niet hoger zijn dan de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus zoals vastgesteld in de in artikel 13, lid 5, van Richtlijn 2010/75/EU bedoelde besluiten over BBT-conclusies. |
(6) |
Artikel 15, lid 4, van Richtlijn 2010/75/EU voorziet in afwijkingen op het vereiste van artikel 15, lid 3, indien de kosten voor het halen van emissieniveaus met betrekking tot de BBT buitensporig hoog zijn in verhouding tot de milieuvoordelen als gevolg van de geografische ligging, de plaatselijke milieusituatie of de technische kenmerken van de betrokken installatie. |
(7) |
Op grond van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2010/75/EU moeten de in artikel 14, lid 1, onder c), van die richtlijn bedoelde eisen inzake monitoring worden gebaseerd op de in de BBT-conclusies beschreven conclusies inzake monitoring. |
(8) |
Overeenkomstig artikel 21, lid 3, van Richtlijn 2010/75/EU moet de bevoegde autoriteit, binnen vier jaar na de bekendmaking van besluiten over BBT-conclusies, alle vergunningsvoorwaarden toetsen en indien nodig actualiseren en erop toezien dat de installatie aan die vergunningsvoorwaarden voldoet. |
(9) |
De Commissie heeft bij het Besluit van de Commissie van 16 mei 2011 tot oprichting van een forum voor de uitwisseling van informatie overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies (2) een forum opgericht dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten, de betrokken bedrijfstakken en niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor milieubescherming. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2010/75/EU heeft de Commissie op 20 september 2013 het advies van het bij het besluit van 16 mei 2011 opgerichte forum ingewonnen over de voorgestelde inhoud van het BBT-referentiedocument voor het raffineren van aardolie en gas en heeft zij dat voor het publiek toegankelijk gemaakt. |
(11) |
De in dit besluit vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 75, lid 1, van Richtlijn 2010/75/EU ingestelde comité, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage opgenomen BBT-conclusies voor het raffineren van aardolie en gas worden vastgesteld.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 9 oktober 2014.
Voor de Commissie
Janez POTOČNIK
Lid van de Commissie
(1) PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.
(2) PB C 146 van 17.5.2011, blz. 3.
BIJLAGE
BBT-CONCLUSIES VOOR HET RAFFINEREN VAN AARDOLIE EN GAS
TOEPASSINGSGEBIED | 41 |
ALGEMENE OVERWEGINGEN | 43 |
Middelingstijden en referentieomstandigheden voor emissies naar lucht | 43 |
Omrekening van emissieconcentratie naar referentiezuurstofgehalte | 44 |
Middelingstijden en referentieomstandigheden voor emissies naar water | 44 |
DEFINITIES | 44 |
1.1. |
Algemene BBT-conclusies voor het raffineren van aardolie en gas | 46 |
1.1.1. |
Milieubeheersystemen | 46 |
1.1.2. |
Energie-efficiëntie | 47 |
1.1.3. |
Opslag en behandeling van vaste materialen | 48 |
1.1.4. |
Monitoring van emissies naar lucht en belangrijkste procesparameters | 48 |
1.1.5. |
Exploitatie van afvalgasbehandelingssystemen | 49 |
1.1.6. |
Monitoring van emissies naar water | 50 |
1.1.7. |
Emissies naar water | 50 |
1.1.8. |
Afvalproductie en -beheer | 52 |
1.1.9. |
Geluidshinder | 53 |
1.1.10. |
BBT-conclusies voor geïntegreerd raffinaderijbeheer | 53 |
1.2. |
BBT-conclusies voor het alkyleringsproces | 54 |
1.2.1. |
Alkylering van waterstoffluoride | 54 |
1.2.2. |
Alkylering van zwavelzuur | 54 |
1.3. |
BBT-conclusies voor productieprocessen van basisolie | 54 |
1.4. |
BBT-conclusies voor het productieproces van bitumen | 55 |
1.5. |
BBT-conclusies voor gefluïdiseerd katalytisch kraken | 55 |
1.6. |
BBT-conclusies voor katalytisch reformeren | 59 |
1.7. |
BBT-conclusies voor het vercooksingsproces | 60 |
1.8. |
BBT-conclusies voor het ontzoutingsproces | 62 |
1.9. |
BBT-conclusies voor de verbrandingseenheden | 62 |
1.10. |
BBT-conclusies voor het etherificatieproces | 68 |
1.11. |
BBT-conclusies voor het isomerisatieproces | 69 |
1.12. |
BBT-conclusies voor het raffineren van aardgas | 69 |
1.13. |
BBT-conclusies voor het destillatieproces | 69 |
1.14. |
BBT-conclusies voor het behandelingsproces van producten | 69 |
1.15. |
BBT-conclusies voor opslag- en behandelingsprocessen | 70 |
1.16. |
BBT-conclusies voor viscositeitsreductie en andere thermische processen | 71 |
1.17. |
BBT-conclusies voor zwavelbehandeling van afvalgassen | 72 |
1.18. |
BBT-conclusies voor fakkels | 72 |
1.19. |
BBT-conclusies voor geïntegreerd emissiebeheer | 73 |
VERKLARENDE WOORDENLIJST | 75 |
1.20. |
Beschrijving van technieken voor de voorkoming en beheersing van emissies naar lucht | 75 |
1.20.1. |
Stof | 75 |
1.20.2. |
Stikstofoxiden (NOX) | 76 |
1.20.3. |
Zwaveloxiden (SOX) | 77 |
1.20.4. |
Gecombineerde technieken (SOX, NOX en stof) | 79 |
1.20.5. |
Koolstofmonoxide (CO) | 79 |
1.20.6. |
Vluchtige organische stoffen (VOS) | 79 |
1.20.7. |
Overige technieken | 81 |
1.21. |
Beschrijving van technieken ter voorkoming en beheersing van emissies naar water | 82 |
1.21.1. |
Voorbehandeling van afvalwater | 82 |
1.21.2. |
Afvalwaterbehandeling | 82 |
TOEPASSINGSGEBIED
Deze BBT-conclusies hebben betrekking op bepaalde industriële activiteiten die worden beschreven in bijlage I, punt 1.2, bij Richtlijn 2010/75/EU, namelijk „1.2 Energie-industrieën: Het raffineren van aardolie en gas”.
Deze BBT-conclusies hebben in het bijzonder betrekking op de volgende processen en activiteiten:
Activiteit |
Subactiviteiten of processen die onder de activiteit vallen |
Alkylering |
Alle alkyleringsprocessen: waterstoffluoride (HF), zwavelzuur (H2SO4) en vaste zuren |
Productie van basisolie |
Deasfalteren, aromatische extractie, wasverwerking en hydrofinishing van smeerolie |
Productie van bitumen |
Alle technieken gaande van opslag tot toevoegingsmiddelen in eindproducten |
Katalytisch kraken |
Alle soorten eenheden voor katalytisch kraken, zoals eenheden voor gefluïdiseerd katalytisch kraken |
Katalytisch reformeren |
Continu, cyclisch en semiregeneratief katalytisch reformeren |
Vercooksing |
Vertraagde en gefluïdiseerde vercooksingsprocessen. Calcineren van cokes |
Afkoeling |
Afkoeltechnieken die in raffinaderijen worden toegepast |
Ontzouting |
Ontzouting van ruwe aardolie |
Verbrandingseenheden voor energieproductie |
Verbrandingseenheden die raffinagebrandstoffen verbranden, met uitzondering van eenheden die enkel conventionele of commerciële brandstoffen gebruiken |
Etherificatie |
Productie van chemische stoffen (bv. alcoholen en ethers zoals MTBE; ETBE en TAME) die worden gebruikt als additieven in motorbrandstoffen |
Gasscheiding |
Scheiding van lichte fracties van ruwe aardolie, bv. raffinagerestgas (RFG), vloeibaar petroleumgas (LPG) |
Waterstofverbruikende processen |
Hydrokraken, hydrogenerende raffinage, hydrobehandelingen, hydroconversie, hydrobewerking en hydrogeneringsprocessen |
Waterstofproductie |
Gedeeltelijke oxidatie, stoomreforming, met gas verhitte reforming en waterstofzuivering |
Isomerisatie |
Isomerisatie van koolwaterstofverbindingen C4, C5 en C6 |
Aardgascentrales |
Verwerking van aardgas, met inbegrip van het vloeibaar maken van aardgas |
Polymerisatie |
Polymerisatie, dimerisatie en condensatie |
Primaire distillatie |
Atmosferische en vacuümdestillatie |
Productbehandelingen |
Stankverwijderingsproces en eindproductbehandelingen |
Opslag en behandeling van raffinagematerialen |
Opslag, mengen, laden en lossen van raffinagematerialen |
Viscositeitsreductie en andere thermische conversies |
Thermische behandelingen zoals viscositeitsreductie of thermisch gasolieproces |
Afvalgasbehandeling |
Technieken om emissies naar lucht te beperken of bestrijden |
Afvalwaterbehandeling |
Technieken om afvalwater vóór lozing te behandelen |
Afvalbeheer |
Technieken die de productie van afval voorkomen of beperken |
Deze BBT-conclusies gaan niet in op de volgende activiteiten of processen:
— |
de exploratie naar en productie van ruwe aardolie en aardgas, |
— |
het transport van ruwe aardolie en aardgas, |
— |
het in de handel brengen en de distributie van producten. |
De volgende referentiedocumenten kunnen van belang zijn voor de activiteiten die onder deze BBT-conclusies vallen:
Referentiedocument |
Onderwerp |
Gemeenschappelijke afvalwater- en afvalgasbehandelings-/beheersystemen in de chemiesector (CWW) |
Afvalwaterbeheer- en -behandelingstechnieken |
Industriële koelsystemen (ICS) |
Koelprocessen |
Economische aspecten en cross-media-effecten (ECM) |
Economische aspecten en cross-media-effecten van technieken |
Emissies uit opslag (EFS) |
Opslag, mengen, laden en lossen van raffinagematerialen |
Energie-efficiëntie (ENE) |
Energie-efficiëntie en geïntegreerd raffinaderijbeheer |
Grote verbrandingsinrichtingen (LCP) |
Verbranding van conventionele en commerciële brandstoffen |
Anorganische bulkchemie — Ammoniak, zuren en kunstmest (LVIC-AAF) |
Stoomreforming en waterstofzuivering |
Organische bulkchemie (LVOC) |
Etherificatieproces (productie van MTBE, ETBE en TAME) |
Afvalverbranding (WI) |
Afvalverbranding |
Afvalverwerking (WT) |
Afvalverwerking |
Algemene monitoringbeginselen (MON) |
Monitoring van emissies naar lucht en water |
ALGEMENE OVERWEGINGEN
De technieken die in deze BBT-conclusies worden opgesomd en beschreven, zijn prescriptief noch limitatief. Er mogen andere technieken worden gebruikt die ten minste een gelijkwaardig milieubeschermingsniveau garanderen.
Tenzij anders aangegeven, kunnen deze BBT-conclusies algemeen worden toegepast.
Middelingstijden en referentieomstandigheden voor emissies naar lucht
Tenzij anders vermeld, hebben de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN's) voor emissies naar lucht in deze BBT-conclusies betrekking op concentratieniveaus uitgedrukt als massa uitgestoten stoffen per volume afvalgas onder de volgende standaardomstandigheden: droog gas, temperatuur 273,15 K, druk 101,3 kPa.
Voor continue metingen |
BBT-GEN's hebben betrekking op maandelijkse gemiddelde waarden die het gemiddelde zijn van alle geldige uurgemiddelden die zijn gemeten over een periode van een maand |
Voor periodieke metingen |
BBT-GEN's hebben betrekking op de gemiddelde waarde van drie steekproefmonsters van elk minstens 30 minuten |
Voor verbrandingseenheden, katalytische kraakprocessen en eenheden voor zwavelterugwinning uit afvalgas gelden de in tabel 1: opgenomen referentieomstandigheden voor zuurstof.
Tabel 1
Referentieomstandigheden voor BBT-GEN's inzake emissies naar lucht
Activiteiten |
Eenheid |
Referentieomstandigheden voor zuurstof |
Verbrandingseenheid die vloeibare of gasvormige brandstoffen gebruikt, met uitzondering van gasturbines en motoren |
mg/Nm3 |
Zuurstofgehalte van 3 volumeprocent |
Verbrandingseenheid die vaste brandstoffen gebruikt |
mg/Nm3 |
Zuurstofgehalte van 6 volumeprocent |
Gasturbines (met inbegrip van gecombineerde stoom- en gasturbines — STEG) en motoren |
mg/Nm3 |
Zuurstofgehalte van 15 volumeprocent |
Katalytisch kraakproces (regenerator) |
mg/Nm3 |
Zuurstofgehalte van 3 volumeprocent |
Eenheid voor zwavelterugwinning uit afvalgas (1) |
mg/Nm3 |
Zuurstofgehalte van 3 volumeprocent |
Omrekening van emissieconcentratie naar referentiezuurstofgehalte
De formule om de emissieconcentratie te berekenen op basis van een referentiezuurstofgehalte (zie tabel 1) wordt hieronder weergegeven.
waarbij:
ER (mg/Nm3) |
: |
emissieconcentratie met betrekking tot het referentiezuurstofgehalte OR |
OR (% vol) |
: |
referentiezuurstofgehalte |
EM (mg/Nm3) |
: |
emissieconcentratie met betrekking tot het gemeten zuurstofniveau OM |
OM (% vol) |
: |
gemeten zuurstofniveau. |
Middelingstijden en referentieomstandigheden voor emissies naar water
Tenzij anders vermeld, hebben de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN's) voor emissies naar water in deze BBT-conclusies betrekking op concentratiewaarden (massa uitgestoten stoffen per volume water) uitgedrukt in mg/l.
Tenzij anders vermeld, worden de met de BBT-GEN's geassocieerde middelingstijden als volgt gedefinieerd:
Daggemiddelde |
Gemiddelde over een bemonsteringsperiode van 24 uur genomen als een met het debiet evenredig samengesteld monster of, op voorwaarde dat een toereikende stabiliteit van het debiet is aangetoond, een tijdsevenredig monster |
Jaarlijks/Maandelijks gemiddelde |
Gemiddelde van alle daggemiddelden verkregen binnen een jaar/maand, gewogen naargelang de dagelijkse debieten |
DEFINITIES
In deze BBT-conclusies zijn de volgende definities van toepassing:
Gebruikte term |
Definitie |
Eenheid |
Een segment/onderdeel van de installatie waarin een specifieke bewerkingsactiviteit wordt verricht |
Nieuwe eenheid |
Een eenheid die op de plaats van de installatie pas wordt vergund na publicatie van deze BBT-conclusies of een eenheid die volledig wordt vervangen op de bestaande fundamenten van de installatie na publicatie van deze BBT-conclusies |
Bestaande eenheid |
Een andere dan een nieuwe eenheid |
Procesafgassen |
Het verzamelde gas dat wordt geproduceerd tijdens een proces en dat moet worden behandeld, bv. in een eenheid voor de verwijdering van zure gassen en een zwavelterugwinningseenheid (SRU) |
Rookgas |
De uitlaatgassen die een eenheid verlaten na een oxidatiestap, doorgaans verbranding (bv. regenerator, Clauseenheid) |
Restgas |
Algemene benaming voor uitlaatgassen van een SRU (doorgaans Clausproces) |
VOS |
Vluchtige organische stoffen zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 45, van Richtlijn 2010/75/EU |
NMVOS |
VOS met uitzondering van methaan |
Diffuse VOS-emissies |
Niet-gekanaliseerde VOS-emissies die niet worden uitgestoten via specifieke emissiepunten zoals schoorstenen. Zij kunnen afkomstig zijn van oppervlaktebronnen (bv. tanks) of puntbronnen (bv. pijpflenzen) |
NOX uitgedrukt als NO2 |
De som van stikstofoxide (NO) en stikstofdioxide (NO2) uitgedrukt als NO2 |
SOX uitgedrukt als SO2 |
De som van zwaveldioxide (SO2) en zwaveltrioxide (SO3) uitgedrukt als SO2 |
H2S |
Waterstofsulfide. Carbonylsulfide en mercaptaan zijn niet inbegrepen |
Waterstofchloride uitgedrukt als HCl |
Alle gasvormige chlorideverbindingen uitgedrukt als HCl |
Waterstoffluoride uitgedrukt als HF |
Alle gasvormige fluorideverbindingen uitgedrukt als HF |
Eenheid voor gefluïdiseerd katalytisch kraken (FCC-eenheid) |
Gefluïdiseerd katalytisch kraken: een omzettingsproces om zware koolwaterstoffen te verbeteren door gebruikmaking van warmte en een katalysator om grotere koolwaterstofmoleculen op te breken in lichtere moleculen |
SRU |
Zwavelterugwinningseenheid. Zie definitie onder punt 1.20.3 |
Raffinagebrandstof |
Vast, vloeibaar of gasvormig brandbaar materiaal verkregen uit de distillatie en omzettingsfasen van het raffineren van ruwe aardolie. Voorbeelden zijn raffinagerestgas (RFG), syngas en raffinageolie, petroleumcokes |
RFG |
Raffinagerestgas: afgassen van de distillatie- en omzettingseenheden die worden gebruikt als brandstof |
Verbrandingseenheid |
Eenheid waarin raffinagebrandstoffen alleen worden verbrand of samen met andere brandstoffen voor de productie van energie op de raffinaderij, zoals ketels (uitgezonderd CO-ketels), ovens en gasturbines. |
Continue meting |
Meting waarbij een automatisch meetsysteem of een systeem voor continue emissiemonitoring wordt gebruikt dat permanent ter plaatse is geïnstalleerd |
Periodieke meting |
Bepaling van een meetwaarde op gespecificeerde tijdsintervallen aan de hand van manuele of automatische referentiemethoden |
Indirecte monitoring van emissies naar lucht |
Raming van de emissieconcentratie in het rookgas van een verontreinigende stof verkregen door een passende combinatie van metingen van vervangende parameters (zoals O2-gehalte, zwavel- of stikstofgehalte in de toevoer/brandstof), berekeningen en periodieke schoorsteenmetingen. Het gebruik van emissieverhoudingen op basis van het zwavelgehalte in de brandstof is een voorbeeld van indirecte monitoring. Een ander voorbeeld van indirecte monitoring is het gebruik van PEMS |
Voorspellend emissiemonitoringsysteem (PEMS) |
Systeem om de emissieconcentratie van een verontreinigende stof te bepalen op basis van de verhouding ervan met een aantal karakteristieke continu gemonitorde procesparameters (bv. brandstof-gasverbruik, lucht-brandstofverhouding) en gegevens over de kwaliteit van de brandstof of toevoer (bv. zwavelgehalte) van een emissiebron |
Vluchtige vloeibare koolwaterstofverbindingen |
Petroleumderivaten met een dampspanning (Reidmethode) van meer dan 4 kPa, zoals nafta en aromaten |
Terugwinningsrendement |
Percentage NMVOS teruggewonnen uit de stromen die zijn afgeleid naar een dampterugwinningseenheid (VRU) |
1.1. Algemene BBT-conclusies voor het raffineren van aardolie en gas
De proces-specifieke BBT-conclusies in de punten 1.2 tot en met 1.19 zijn van toepassing naast de algemene BBT-conclusies die in dit punt worden vermeld.
1.1.1. Milieubeheersystemen
BBT 1. |
Ter verbetering van de algehele milieuprestaties van inrichtingen voor de raffinage van aardolie en gas, is het BBT om een milieubeheersysteem (MBS) uit te voeren en na te leven dat alle volgende elementen omvat:
|
Het toepassingsgebied (bv. mate van gedetailleerdheid) en de aard (bv. gestandaardiseerd of niet-gestandaardiseerd) van het milieubeheersysteem hebben over het algemeen te maken met de aard, omvang en complexiteit van de installatie en de milieueffecten ervan.
1.1.2. Energie-efficiëntie
BBT 2. |
Met het oog op een efficiënt energiegebruik is het de BBT om gebruik te maken van een combinatie van de onderstaande technieken.
|
1.1.3. Opslag en behandeling van vaste materialen
BBT 3. |
Ter voorkoming of, wanneer dat niet mogelijk is, beperking van stofemissies afkomstig van de opslag en behandeling van stoffige materialen, is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken:
|
1.1.4. Monitoring van emissies naar lucht en belangrijkste procesparameters
BBT 4. |
Het is BBT om emissies naar lucht te monitoren aan de hand van monitoringtechnieken met ten minste de onderstaande minimale frequentie en in overeenstemming met de EN-normen. Indien er geen EN-normen beschikbaar zijn, is het BBT om ISO-normen, nationale normen of andere internationale normen te gebruiken die garanderen dat er gegevens van equivalente wetenschappelijke kwaliteit worden aangeleverd.
|
BBT 5. |
Het is BBT om de relevante procesparameters in verband met verontreinigende emissies te monitoren aan eenheden voor katalytisch kraken en verbrandingseenheden door middel van geschikte technieken en met ten minste de onderstaande frequentie.
|
BBT 6. |
Het is BBT om diffuse VOS-emissies naar lucht afkomstig van de volledige raffinaderij te monitoren door middel van alle onderstaande technieken:
|
De screening en kwantificering van emissies door periodieke acties met technieken op basis van optische absorptie, zoals differentiële absorptie-lidar (DIAL) of „solar occultation flux” (SOF), vormen een nuttige aanvullende techniek.
Zie punt 1.20.6
1.1.5. Exploitatie van afvalgasbehandelingssystemen
BBT 7. |
Ter voorkoming of beperking van emissies naar lucht, is het BBT om de eenheden voor de verwijdering van zure gassen, de zwavelterugwinningseenheden en alle andere afvalgasbehandelingssystemen te exploiteren met een hoge beschikbaarheid en optimale capaciteit. |
Bijzondere procedures kunnen worden gedefinieerd voor buitengewone bedrijfsomstandigheden, en met name:
i) |
tijdens de opstart en stilleggingsactiviteiten; |
ii) |
tijdens andere omstandigheden die de goede werking van de systemen kunnen beïnvloeden (bv. gewone en buitengewone onderhouds- en reinigingswerkzaamheden aan de eenheden en/of aan het afvalgasbehandelingssysteem); |
iii) |
indien het afvalgasdebiet of de temperatuur onvoldoende is waardoor het gebruik van het afvalgasbehandelingssysteem niet op volle capaciteit kan worden gebruikt. |
BBT 8. |
Ter voorkoming en beperking van ammoniakemissies (NH3) naar lucht bij de toepassing van selectieve katalytische reductie (SCR) of selectieve niet-katalytische reductie (SNCR), is het BBT om de SCR- of SNCR-afvalgasbehandelingssystemen onder geschikte bedrijfsomstandigheden te laten functioneren met het oog op de beperking van emissies van niet-omgezet NH3. Met de BBT geassocieerde emissieniveaus: zie tabel 2. Tabel 2 Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor ammoniakemissies (NH3) naar lucht voor een verbrandings- of proceseenheid waar SCR of SNCR-technieken worden gebruikt
|
BBT 9. |
Ter voorkoming en beperking van emissies naar lucht bij gebruik van een eenheid voor het strippen van de zure waterstroom, is het BBT om de zure afgassen afkomstig van deze eenheid naar een SRU of een gelijkwaardig gasbehandelingssysteem af te leiden. Het is niet BBT om onbehandelde gassen afkomstig van het strippen van zuur water direct te verbranden. |
1.1.6. Monitoring van emissies naar water
BBT 10. |
Het is BBT om emissies naar water te monitoren aan de hand van monitoringtechnieken met ten minste de frequentie in Tabel 3) en in overeenstemming met de EN-normen. Indien er geen EN-normen beschikbaar zijn, is het BBT om ISO-normen, nationale normen of andere internationale normen te gebruiken die garanderen dat er gegevens van equivalente wetenschappelijke kwaliteit worden aangeleverd. |
1.1.7. Emissies naar water
BBT 11. |
Ter beperking van het waterverbruik en het volume verontreinigd water, is het BBT om alle onderstaande technieken te gebruiken.
|
BBT 12. |
Ter beperking van de emissielast voor het ontvangende waterlichaam afkomstig van verontreinigende stoffen in het geloosde afvalwater, is het BBT om onoplosbare en oplosbare verontreinigende stoffen te verwijderen door alle onderstaande technieken te gebruiken.
|
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus: zie tabel 3.
BBT 13. |
Indien een verdere verwijdering van organische stoffen of stikstof vereist is, is het BBT om in een extra behandelingsfase te voorzien zoals beschreven in punt 1.21.2 Tabel 3 Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor directe afvalwaterlozingen afkomstig van het raffineren van aardolie en gas en met de BBT geassocieerde monitoringfrequenties (13)
|
1.1.8. Afvalproductie en -beheer
BBT 14. |
Ter voorkoming of, wanneer dat niet mogelijk is, beperking van afvalproductie, is het BBT om een afvalbeheerplan aan te nemen en ten uitvoer te leggen dat, volgens prioriteit, garandeert dat afval wordt behandeld met het oog op hergebruik, recycling, terugwinning of verwijdering. |
BBT 15. |
Ter beperking van de hoeveelheid slib die moet worden behandeld of verwijderd, is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken.
|
BBT 16. |
Ter beperking van de productie van afvalstoffen afkomstig van uitgewerkte vaste katalysatoren, is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken.
|
1.1.9. Geluidshinder
BBT 17. |
Ter voorkoming of beperking van geluidshinder, is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken:
|
1.1.10. BBT-conclusies voor geïntegreerd raffinaderijbeheer
BBT 18. |
Ter voorkoming of beperking van diffuse VOS-emissies, is het BBT om de onderstaande technieken te gebruiken.
|
1.2. BBT-conclusies voor het alkyleringsproces
1.2.1. Alkylering van waterstoffluoride
BBT 19. |
Ter voorkoming van waterstoffluoride-emissies (HF) naar lucht afkomstig van de alkylering van waterstoffluoride, is het BBT om natte gaswassing met alkalische oplossing te gebruiken om niet-condenseerbare gasstromen te behandelen alvorens deze via de fakkel af te blazen. |
Zie punt 1.20.3
De techniek is algemeen toepasbaar. Vanwege de gevaarlijke aard van waterstoffluoride moeten veiligheidsvereisten in acht worden genomen
BBT 20. |
Ter beperking van emissies naar water afkomstig van de alkylering van waterstoffluoride, is het BBT om een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken.
|
1.2.2. Alkylering van zwavelzuur
BBT 21. |
Ter beperking van emissies naar water afkomstig van de alkylering van zwavelzuur, is het BBT om het gebruik van zwavelzuur te beperken door het verbruikte zuur te regenereren en het in dit proces geproduceerde afvalwater te neutraliseren alvorens het naar de afvalwaterbehandeling af te leiden. |
1.3. BBT-conclusies voor productieprocessen van basisolie
BBT 22. |
Ter voorkoming en beperking van emissies van gevaarlijke stoffen naar lucht en water afkomstig van de productieprocessen van basisolie, is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken.
|
1.4. BBT-conclusies voor het productieproces van bitumen
BBT 23. |
Ter voorkoming en beperking van emissies naar lucht afkomstig van het productieproces van bitumen, is het BBT om gasvormige topproducten te behandelen aan de hand van een van de onderstaande technieken.
|
1.5. BBT-conclusies voor gefluïdiseerd katalytisch kraken
BBT 24. |
Ter voorkoming of beperking van NOX-emissies naar lucht afkomstig van het katalytisch kraakproces (regenerator), is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken. |
I. |
Primaire of procesgebonden technieken zoals:
|
II. |
Secundaire of end-of-pipe-technieken zoals:
|
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus: zie tabel 4.
Tabel 4
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor NOX-emissies naar lucht afkomstig van de regenerator in het katalytische kraakproces
Parameter |
Type eenheid/verbrandingsmethode |
BBT-GEN (maandelijks gemiddelde) mg/Nm3 |
NOX, uitgedrukt als NO2 |
Nieuwe eenheid/alle verbrandingsmethoden |
< 30-100 |
Bestaande eenheid/volledige verbranding |
< 100-300 (19) |
|
Bestaande eenheid/gedeeltelijke verbranding |
100-400 (19) |
De bijbehorende monitoring is te vinden in BBT 4.
BBT 25. |
Ter beperking van stof- en metaalemissies naar lucht afkomstig van het katalytisch kraakproces (regenerator), is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken. |
I. |
Primaire of procesgebonden technieken zoals:
|
II. |
Secundaire of end-of-pipe-technieken zoals:
|
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus: zie tabel 5.
Tabel 5
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor stofemissies naar lucht afkomstig van de regenerator in het katalytische kraakproces
Parameter |
Soort eenheid |
BBT-GEN (maandelijks gemiddelde) (20) mg/Nm3 |
Stof |
Nieuwe eenheid |
10-25 |
Bestaande eenheid |
10-50 (21) |
De bijbehorende monitoring is te vinden in BBT 4.
BBT 26. |
Ter voorkoming of beperking van SOX-emissies naar lucht afkomstig van het katalytisch kraakproces (regenerator), is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken. |
I. |
Primaire of procesgebonden technieken zoals:
|
II. |
Secundaire of end-of-pipe-technieken zoals:
|
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus: zie tabel 6.
Tabel 6
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor SO2-emissies naar lucht afkomstig van de regenerator in het katalytische kraakproces
Parameter |
Type eenheid/methode |
BBT-GEN (maandelijks gemiddelde) mg/Nm3 |
SO2 |
Nieuwe eenheden |
≤ 300 |
Bestaande eenheden/volledige verbranding |
< 100-800 (22) |
|
Bestaande eenheden/gedeeltelijke verbranding |
100-1 200 (22) |
De bijbehorende monitoring is te vinden in BBT 4.
BBT 27. |
Ter beperking van koolstofmonoxide-emissies (CO) naar lucht afkomstig van het katalytisch kraakproces (regenerator), is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken.
|
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus: zie tabel 7.
Tabel 7
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor koolstofmonoxide-emissies naar lucht afkomstig van de regenerator in het katalytische kraakproces voor gedeeltelijke verbranding
Parameter |
Verbrandingsmethode |
BBT-GEN (maandelijks gemiddelde) mg/Nm3 |
Koolstofmonoxide, uitgedrukt als CO |
Gedeeltelijke verbranding |
≤ 100 (23) |
De bijbehorende monitoring is te vinden in BBT 4.
1.6. BBT-conclusies voor katalytisch reformeren
BBT 28. |
Ter beperking van emissies van polychloordibenzodioxines/-furanen (PCDD/F) naar lucht afkomstig van de eenheid voor katalytisch reformeren, is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken.
|
1.7. BBT-conclusies voor het vercooksingsproces
BBT 29. |
Ter beperking van emissies naar lucht afkomstig van vercooksingsprocessen, is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken: Primaire of procesgebonden technieken zoals:
|
BBT 30. |
Ter beperking van NOX-emissies naar lucht afkomstig van het calcineren van groene cokes, is het BBT om gebruik te maken van selectieve niet-katalytische reductie (SNCR). |
Zie punt 1.20.2
De toepasbaarheid van de SNCR-techniek (met name ten aanzien van de verblijftijd en het temperatuurbereik) is mogelijk beperkt als gevolg van de specificiteit van het calcineerproces.
BBT 31. |
Ter beperking van SOX-emissies naar lucht afkomstig van het calcineren van groene cokes, is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken.
|
BBT 32. |
Ter beperking van stofemissies naar lucht afkomstig van het calcineren van groene cokes, is het BBT om een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken.
|
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus: zie tabel 8.
Tabel 8
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor stofemissies naar lucht afkomstig van een eenheid voor het calcineren van groene cokes
Parameter |
BBT-GEN (maandelijks gemiddelde) mg/Nm3 |
Stof |
De bijbehorende monitoring is te vinden in BBT 4.
1.8. BBT-conclusies voor het ontzoutingsproces
BBT 33. |
Ter beperking van het waterverbruik en emissies naar water afkomstig van het ontzoutingsproces, is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken.
|
1.9. BBT-conclusies voor de verbrandingseenheden
BBT 34. |
Ter voorkoming of beperking van NOX-emissies naar lucht afkomstig van de verbrandingseenheden, is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken. |
I. |
Primaire of procesgebonden technieken zoals:
|
II. |
Secundaire of end-of-pipe-technieken zoals:
|
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus: zie tabel 9, tabel 10 en tabel 11.
Tabel 9
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor NOX-emissies naar lucht afkomstig van een gasturbine
Parameter |
Type uitrusting |
BBT-GEN (26) (maandelijks gemiddelde) mg/Nm3 bij 15 % O2 |
NOX uitgedrukt als NO2 |
Gasturbine (met inbegrip van gecombineerde stoom- en gasturbines (STEG) en gecombineerde stoom- en gasturbines met geïntegreerde vergassing (KV-STEG)) |
40-120 (bestaande turbine) |
20-50 (nieuwe turbine) (27) |
De bijbehorende monitoring is te vinden in BBT 4.
Tabel 10
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor NOX-emissies naar lucht afkomstig van een gasgestookte verbrandingseenheid, met uitzondering van gasturbines
Parameter |
Type verbranding |
BBT-GEN (maandelijks gemiddelde) mg/Nm3 |
NOX, uitgedrukt als NO2 |
Gasverbranding |
30-150 voor bestaande eenheid (28) |
30-100 voor nieuwe eenheid |
De bijbehorende monitoring is te vinden in BBT 4.
Tabel 11
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor NOX-emissies naar lucht afkomstig van een gemengde verbrandingseenheid, met uitzondering van gasturbines
Parameter |
Type verbranding |
BBT-GEN (maandelijks gemiddelde) mg/Nm3 |
NOX, uitgedrukt als NO2 |
Gemengde verbrandingseenheid |
30-300 |
De bijbehorende monitoring is te vinden in BBT 4.
BBT 35. |
Ter voorkoming of beperking van stof- en metaalemissies naar lucht afkomstig van de verbrandingseenheden, is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken. |
I. |
Primaire of procesgebonden technieken zoals:
|
II. |
Secundaire of end-of-pipe-technieken zoals:
|
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus: zie tabel 12.
Tabel 12
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor stofemissies naar lucht afkomstig van een gemengde verbrandingseenheid, met uitzondering van gasturbines
Parameter |
Type verbranding |
BBT-GEN (maandelijks gemiddelde) mg/Nm3 |
Stof |
Gemengd stoken |
5-50 |
5-25 voor nieuwe eenheid < 50 MW |
De bijbehorende monitoring is te vinden in BBT 4.
BBT 36. |
Ter voorkoming of beperking van SOX-emissies naar lucht afkomstig van de verbrandingseenheden, is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken. |
I. |
Primaire of procesgebonden technieken op basis van een selectie of een behandeling van de brandstof, zoals:
|
II. |
Secundaire of end-of-pipe-technieken:
|
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus: zie tabel 13 en tabel 14.
Tabel 13
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor SO2-emissies naar lucht afkomstig van een verbrandingseenheid waarin raffinagerestgas (RFG) wordt gestookt, met uitzondering van gasturbines
Parameter |
BBT-GEN (maandelijks gemiddelde) mg/Nm3 |
SO2 |
5-35 (33) |
De bijbehorende monitoring is te vinden in BBT 4.
Tabel 14
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor SO2-emissies naar lucht afkomstig van gemengde verbrandingseenheden, met uitzondering van gasturbines en stationaire gasmotoren
Deze BBT-GEN heeft betrekking op de gewogen gemiddelde emissies afkomstig van bestaande gemengde verbrandingseenheden in de raffinaderij, met uitzondering van gasturbines en stationaire gasmotoren.
Parameter |
BBT-GEN (maandelijks gemiddelde) mg/Nm3 |
SO2 |
35-600 |
De bijbehorende monitoring is te vinden in BBT 4.
BBT 37. |
Ter beperking van koolstofmonoxide-emissies (CO) naar lucht afkomstig van de verbrandingseenheden, is het BBT om gebruik te maken van een besturing van het verbrandingsproces. |
Zie punt 1.20.5
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus: zie tabel 15.
Tabel 15
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor koolstofmonoxide-emissies naar lucht afkomstig van een verbrandingseenheid
Parameter |
BBT-GEN (maandelijks gemiddelde) mg/Nm3 |
Koolstofmonoxide, uitgedrukt als CO |
≤ 100 |
De bijbehorende monitoring is te vinden in BBT 4.
1.10. BBT-conclusies voor het etherificatieproces
BBT 38. |
Ter beperking van emissies naar lucht afkomstig van het etherificatieproces, is het BBT om te zorgen voor de passende behandeling van procesafgassen door deze naar het raffinagerestgassysteem af te leiden. |
BBT 39. |
Ter voorkoming van de verstoring van de biobehandeling, is het BBT om gebruik te maken van een opslagtank en een geschikt productieplanbeheer voor de eenheid teneinde het opgeloste gehalte van toxische stoffen (bv. methanol, mierenzuur, ethers) in de afvalwaterstroom vóór de laatste behandeling te controleren. |
1.11. BBT-conclusies voor het isomerisatieproces
BBT 40. |
Ter beperking van emissies naar lucht van chloorverbindingen, is het BBT om het gebruik te optimaliseren van organische chloorverbindingen die worden gebruikt om de katalysatoractiviteit te handhaven, indien een dergelijk proces aanwezig is, of om niet-gechloreerde katalytische systemen te gebruiken. |
1.12. BBT-conclusies voor het raffineren van aardgas
BBT 41. |
Ter beperking van zwaveldioxide-emissies naar lucht afkomstig van de aardgasinrichting, is het BBT om BBT 54 toe te passen. |
BBT 42. |
Ter beperking van stikstofoxide-emissies (NOX) naar lucht afkomstig van de aardgasinrichting, is het BBT om BBT 34 toe te passen |
BBT 43. |
Ter voorkoming van emissies van kwik, indien aanwezig in ruw aardgas, is het BBT om het kwik te verwijderen en het kwikhoudende slib terug te winnen met het oog op afvalverwijdering. |
1.13. BBT-conclusies voor het destillatieproces
BBT 44. |
Ter voorkoming en beperking van afvalwaterstromen afkomstig van het destillatieproces, is het BBT om vloeistofringvacuümpompen of oppervlaktecondensoren te gebruiken. |
Is mogelijk niet toepasbaar in sommige gevallen waarin eenheden moeten worden aangepast. Voor nieuwe eenheden zijn eventueel vacuümpompen, al dan niet in combinatie met stoomejectoren, nodig om een hoog vacuümniveau te bewerkstelligen (10 mm Hg). Tevens moet een reservepomp beschikbaar zijn in geval van storing van de vacuümpomp.
BBT 45. |
Ter voorkoming of beperking van watervervuiling afkomstig van het destillatieproces, is het BBT om zuur water naar de strippingeenheid af te leiden. |
BBT 46. |
Ter voorkoming of beperking van emissies naar lucht afkomstig van destillatie-eenheden, is het BBT om te zorgen voor de passende behandeling van procesafgassen, in het bijzonder niet-condenseerbare afgassen, door zuur gas te verwijderen vóór verder gebruik. |
Algemeen toepasbaar voor ruwe en vacuümdestillatie-eenheden. Is mogelijk niet toepasbaar voor alleenstaande smeermiddelen- en bitumenraffinaderijen met een uitstoot van zwavelverbindingen van minder dan 1 t/d. In specifieke raffinaderijconfiguraties is de toepasbaarheid mogelijk beperkt wegens de behoefte aan bv. grote pijpleidingen, compressoren of extra aminebehandelingscapaciteit.
1.14. BBT-conclusies voor het behandelingsproces van producten
BBT 47. |
Ter beperking van emissies naar lucht afkomstig van het behandelingsproces van producten, is het BBT om te zorgen voor de passende verwijdering van afgassen, met name sterk ruikende lucht afkomstig van stankverwijderingseenheden, door deze af te leiden naar een verwerkingseenheid, bv. door middel van verbranding. |
Algemeen toepasbaar voor behandelingsprocessen van producten waarbij gasstromen veilig kunnen worden verwerkt in de verwerkingseenheden. Is mogelijk niet toepasbaar voor stankverwijderingseenheden om veiligheidsredenen.
BBT 48. |
Ter beperking van afval- en afvalwaterproductie in geval van een behandelingsproces van producten waarbij caustische middelen worden gebruikt, is het BBT om een caustische cascadeoplossing en een globaal beheer van verbruikte caustische middelen te hanteren, met inbegrip van recycling na een passende behandeling, bv. stripping. |
1.15. BBT-conclusies voor opslag- en behandelingsprocessen
BBT 49. |
Ter beperking van VOS-emissies naar lucht afkomstig van de opslag van vluchtige vloeibare koolwaterstofverbindingen, is het BBT om gebruik te maken van opslagtanks met een drijvend dak uitgerust met zeer efficiënte afdichtingen of een tank met een vast dak verbonden met een dampterugwinningseenheid. |
Zeer efficiënte afdichtingen zijn specifieke inrichtingen om dampverlies te beperken, bv. verbeterde primaire afdichtingen, extra meervoudige (secundaire of tertiaire) afdichtingen (naargelang de uitgestoten hoeveelheid).
De toepasbaarheid van zeer efficiënte afdichtingen is mogelijk beperkt voor het inbouwen van tertiaire afdichtingen in bestaande tanks.
BBT 50. |
Ter beperking van VOS-emissies naar lucht afkomstig van de opslag van vluchtige vloeibare koolwaterstofverbindingen, is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken.
|
BBT 51. |
Ter voorkoming of beperking van emissies naar bodem en grondwater afkomstig van de opslag van vloeibare koolwaterstofverbindingen, is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken.
|
BBT 52. |
Ter voorkoming of beperking van VOS-emissies naar lucht afkomstig van het laden en lossen van vluchtige vloeibare koolwaterstofverbindingen, is het BBT om één of een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken om een terugwinning van ten minste 95 % te bewerkstelligen.
|
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus: zie tabel 16.
Tabel 16
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor VOS-emissies met uitzondering van methaan en benzeenemissies naar lucht afkomstig van het laden en lossen van vluchtige vloeibare koolwaterstofverbindingen
Parameter |
BBT-GEN (uurgemiddelde) (36) |
NMVOS |
|
Benzeen (38) |
< 1 mg/Nm3 |
1.16. BBT-conclusies voor viscositeitsreductie en andere thermische processen
BBT 53. |
Ter beperking van de emissies naar water afkomstig van viscositeitsreductie en andere thermische processen, is het BBT om te zorgen voor de passende behandeling van afvalwaterstromen door de technieken in BBT 11 toe te passen. |
1.17. BBT-conclusies voor zwavelbehandeling van afvalgassen
BBT 54. |
Ter beperking van zwavelemissies naar lucht afkomstig van afgassen die waterstofsulfide (H2S) bevatten, is het BBT om alle onderstaande technieken te gebruiken.
|
Met de BBT geassocieerde milieuprestatieniveaus (BBT-GMPN): zie tabel 17.
Tabel 17
Met de BBT geassocieerde milieuprestatieniveaus voor een systeem voor zwavelterugwinning (H2S) uit afvalgas
|
Met de BBT geassocieerd milieuprestatieniveau (maandelijks gemiddelde) |
Verwijdering van zuur gas |
Verwijdering van waterstofsulfide (H2S) in het behandelde RFG om te voldoen aan de BBT-GEN inzake gasverbranding voor BBT 36 |
Zwavelterugwinningsrendement (40) |
Nieuwe eenheid: 99,5- > 99,9 % |
Bestaande eenheid: ≥ 98,5 % |
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 4.
1.18. BBT-conclusies voor fakkels
BBT 55. |
Ter voorkoming van emissies naar lucht afkomstig van fakkels, is het BBT om affakkeling enkel toe te passen om veiligheidsredenen of voor niet-routinematige bedrijfsomstandigheden (bv. opstart, stillegging). |
BBT 56. |
Ter beperking van emissies naar lucht afkomstig van fakkels wanneer affakkelen onvermijdelijk is, is het BBT om de onderstaande technieken te gebruiken.
|
1.19. BBT-conclusies voor geïntegreerd emissiebeheer
BBT 57. |
Ter verwezenlijking van een algemene reductie van NOX-emissies naar lucht afkomstig van verbrandingseenheden en FCC-eenheden, is het BBT om een techniek voor geïntegreerd emissiebeheer te hanteren als alternatief voor de toepassing van BBT 24 en BBT 34. |
De techniek bestaat erin NOX-emissies afkomstig van verscheidene of alle verbrandingseenheden en FCC-eenheden in een raffinaderij op geïntegreerde wijze te beheren door de meest geschikte combinatie van BBT voor de verschillende betrokken eenheden aan te nemen en ten uitvoer te leggen en de doeltreffendheid ervan te monitoren, zodat de resulterende totale emissies gelijk zijn aan of lager liggen dan de emissies die zouden worden behaald als de in BBT 24 en BBT 34 vermelde BBT-GEN's eenheid per eenheid werden toegepast.
Deze techniek is met name geschikt voor olieraffinaderijen:
— |
met een erkende complexiteit en een veelvoud aan verbrandings- en proceseenheden die onderling verbonden zijn op het gebied van basismateriaal en energievoorziening; |
— |
waar processen regelmatig moeten worden aangepast als gevolg van de kwaliteit van de ontvangen ruwe aardolie; |
— |
waar het technisch noodzakelijk is een deel van de procesresiduen als interne brandstof te gebruiken, waardoor de brandstofmix regelmatig moet worden aangepast aan de procesvereisten. |
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus: zie tabel 18.
Bovendien blijven de in BBT 24 en BBT 34 vermelde BBT-GEN's gelden voor elke nieuwe verbrandingseenheid of nieuwe FCC-eenheid die wordt opgenomen in het systeem voor geïntegreerd emissiebeheer.
Tabel 18
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor NOX-emissies naar lucht bij toepassing van BBT 57
Het BBT-GEN voor NOX-emissies afkomstig van de in BBT 57 besproken eenheden, uitgedrukt in mg/Nm3 als een maandelijks gemiddelde, is gelijk aan of lager dan het gewogen gemiddelde van de NOX-concentraties (uitgedrukt in mg/Nm3 als een maandelijks gemiddelde) dat zou worden behaald door in de praktijk voor elk van deze eenheden technieken toe te passen waarmee de betrokken eenheden zouden voldoen aan het volgende:
a) |
voor eenheden voor katalytisch kraken (regenereren): het BBT-GEN-bereik in tabel 4 (BBT 24); |
b) |
voor verbrandingseenheden waarin raffinagebrandstoffen alleen of samen met andere brandstoffen worden gestookt: de BBT-GEN-bereiken in de tabellen 9, 10 en 11 (BBT 34). |
Dit BBT-GEN wordt uitgedrukt door de volgende formule:
Opmerkingen:
1. |
De referentieomstandigheden voor zuurstof als bedoeld in tabel 1 zijn hier van toepassing. |
2. |
De emissieniveaus van de individuele eenheden worden gewogen op basis van het rookgasdebiet van de betrokken eenheid, uitgedrukt als een maandelijks gemiddelde (Nm3/h), hetgeen representatief is voor de normale exploitatie van die eenheid in de raffinaderij-installatie (bij toepassing van de referentieomstandigheden in opmerking 1). |
3. |
In geval van substantiële en structurele brandstofwijzigingen die van invloed zijn op het toepasselijke BBT-GEN voor een eenheid of andere substantiële en structurele wijzigingen van de aard of werking van de betrokken eenheden, of in geval van vervanging, uitbreiding of toevoeging van verbrandingseenheden of FCC-eenheden, moet het in Tabel 18 gedefinieerde BBT-GEN dienovereenkomstig worden aangepast. |
Monitoring met betrekking tot BBT 57
De BBT voor de monitoring van NOX-emissies in het kader van een techniek voor geïntegreerd emissiebeheer stemt overeen met BBT 4 en wordt aangevuld met het volgende:
— |
een monitoringplan, met inbegrip van een beschrijving van de gemonitorde processen, een lijst van de emissiebronnen en bronstromen (producten, afvalgassen) die voor elk proces worden gemonitord, alsmede een beschrijving van de gebruikte methodologie (berekeningen, metingen) en de onderliggende aannames en de bijbehorende betrouwbaarheidsgraad; |
— |
continue monitoring van het rookgasdebiet van de betrokken eenheden, hetzij via directe metingen, hetzij via een gelijkwaardige methode; |
— |
een gegevensbeheersysteem voor de verzameling, verwerking en verslaglegging van alle monitoringgegevens die nodig zijn om de emissies te bepalen van de bronnen die onder de techniek voor geïntegreerd emissiebeheer vallen. |
BBT 58. |
Ter verwezenlijking van een algemene reductie van SO2-emissies naar lucht afkomstig van verbrandingseenheden, FCC-eenheden en eenheden voor zwavelterugwinning uit afvalgas, is het BBT om een techniek voor geïntegreerd emissiebeheer te hanteren als alternatief voor de toepassing van BBT 26, BBT 36 en BBT 54. |
De techniek bestaat erin SO2-emissies afkomstig van verscheidene of alle verbrandingseenheden, FCC-eenheden en eenheden voor zwavelterugwinning uit afvalgas in een raffinaderij op geïntegreerde wijze te beheren door de meest geschikte combinatie van BBT voor de verschillende betrokken eenheden aan te nemen en ten uitvoer te leggen en de doeltreffendheid ervan te monitoren, zodat de resulterende totale emissies gelijk zijn aan of lager liggen dan de emissies die zouden worden behaald als de in BBT 26 en BBT 36 vermelde BBT-GEN's en het in BBT 54 vermelde BBT-GMPN eenheid per eenheid werden toegepast.
Deze techniek is met name geschikt voor olieraffinaderijen:
— |
met een erkende complexiteit en een veelvoud aan verbrandings- en proceseenheden die onderling verbonden zijn op het gebied van basismateriaal en energievoorziening; |
— |
waar processen regelmatig moeten worden aangepast als gevolg van de kwaliteit van de ontvangen ruwe aardolie; |
— |
waar het technisch noodzakelijk is een deel van de procesresiduen als interne brandstof te gebruiken, waardoor de brandstofmix regelmatig moet worden aangepast aan de procesvereisten. |
Met de BBT geassocieerd emissieniveau: zie tabel 19.
Bovendien blijven de in BBT 26 en BBT 36 vermelde BBT-GEN's en het in BBT 54 vermelde BBT-GMPN gelden voor elke nieuwe verbrandingseenheid, nieuwe FCC-eenheid of nieuwe eenheid voor zwavelterugwinning uit afvalgas die wordt opgenomen in het systeem voor geïntegreerd emissiebeheer.
Tabel 19
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus voor SO2-emissies naar lucht bij toepassing van BBT 58
Het BBT-GEN voor SO2-emissies afkomstig van de in BBT 58 besproken eenheden, uitgedrukt in mg/Nm3 als een maandelijks gemiddelde, is gelijk aan of lager dan het gewogen gemiddelde van de SO2-concentraties (uitgedrukt in mg/Nm3 als een maandelijks gemiddelde) dat zou worden behaald door in de praktijk voor elk van deze eenheden technieken toe te passen waarmee de betrokken eenheden zouden voldoen aan het volgende:
a) |
voor eenheden voor katalytisch kraken (regenereren): de BBT-GEN-bereiken in tabel 6 (BBT 26); |
b) |
voor verbrandingseenheden waarin raffinagebrandstoffen alleen of samen met andere brandstoffen worden gestookt: de BBT-GEN-bereiken in tabel 13 en in tabel 14 BBT 36); en |
c) |
voor eenheden voor zwavelterugwinning uit afvalgas: de BBT-GMPN-bereiken in tabel 17 (BBT 54). |
Dit BBT-GEN wordt uitgedrukt door de volgende formule:
Opmerkingen:
1. |
De referentieomstandigheden voor zuurstof als bedoeld in Tabel 1: zijn hier van toepassing. |
2. |
De emissieniveaus van de individuele eenheden worden gewogen op basis van het rookgasdebiet van de betrokken eenheid, uitgedrukt als het maandelijkse gemiddelde (Nm3/h), hetgeen representatief is voor de normale exploitatie van die eenheid in de raffinaderij-installatie (bij toepassing van de referentieomstandigheden in opmerking 1). |
3. |
In geval van substantiële en structurele brandstofwijzigingen die van invloed zijn op het toepasselijke BBT-GEN voor een eenheid of andere substantiële en structurele wijzigingen van de aard of werking van de betrokken eenheden, of in geval van vervanging, uitbreiding of toevoeging van verbrandingseenheden, FCC-eenheden of eenheden voor zwavelterugwinning uit afvalgas, moet het in Tabel 19 gedefinieerde BBT-GEN dienovereenkomstig worden aangepast. |
Monitoring met betrekking tot BBT 58
De BBT voor de monitoring van SO2-emissies in het kader van een aanpak voor geïntegreerd emissiebeheer stemt overeen met BBT 4 en wordt aangevuld met het volgende:
— |
een monitoringplan, met inbegrip van een beschrijving van de gemonitorde processen, een lijst van de emissiebronnen en bronstromen (producten, afvalgassen) die voor elk proces worden gemonitord, alsmede een beschrijving van de gebruikte methodologie (berekeningen, metingen) en de onderliggende aannames en de bijbehorende betrouwbaarheidsgraad; |
— |
continue monitoring van het rookgasdebiet van de betrokken eenheden, hetzij via directe metingen, hetzij via een gelijkwaardige methode; |
— |
een gegevensbeheersysteem voor de verzameling, verwerking en verslaglegging van alle monitoringgegevens die nodig zijn om de emissies te bepalen van de bronnen die onder de techniek voor geïntegreerd emissiebeheer vallen. |
VERKLARENDE WOORDENLIJST
1.20. Beschrijving van technieken voor de voorkoming en beheersing van emissies naar lucht
1.20.1. Stof
Techniek |
Omschrijving |
Elektrostatische precipitator (ESP) |
Elektrostatische precipitatoren werken zodanig dat deeltjes worden geladen en gescheiden onder de invloed van een elektrisch veld. Elektrostatische precipitatoren kunnen in zeer uiteenlopende omstandigheden werken. De efficiëntie van de emissiebeperking kan afhangen van het aantal velden, de verblijftijd (omvang), de eigenschappen van de katalysator en de zich vóór de ESP bevindende deeltjesverwijderingsinrichtingen. Bij FCC-eenheden worden gewoonlijk ESP's met drie velden en ESP's met vier velden gebruikt. ESP's kunnen worden gebruikt in droge werking of met injectie van ammoniak om de deeltjes beter te kunnen afvangen. Bij het calcineren van groene cokes kan het afvangrendement van de ESP lager liggen omdat cokesdeeltjes moeilijk elektrisch kunnen worden geladen |
Meerfasige cycloonafscheiders |
Cyclonale opvanginrichtingen of -systemen die geïnstalleerd zijn na de twee cycloonfasen. Deze staan algemeen bekend als driefasige afscheiders en hun configuratie bestaat gewoonlijk uit één enkel vat met vele conventionele cyclonen of een verbeterde wervelbuistechnologie. Voor FCC-eenheden hangt de prestatie voornamelijk af van de deeltjesconcentratie en de grootteverdeling van de fijne katalysatordeeltjes achter de cyclonen binnenin de regenerator |
Centrifugale gaswassers |
Centrifugale gaswassers combineren het cycloonprincipe en een intensief contact met water, bv. venturigaswassers |
Driefaseblowbackfilter |
Blowbackfilters van keramiek of gesinterd metaal waarin vaste stoffen, nadat zij op de oppervlakte zijn vastgehouden als een koek, loskomen door een terugstroming op gang te brengen. De losgekomen vaste stoffen worden vervolgens uit het filtersysteem geblazen |
1.20.2. Stikstofoxiden (NOX)
Techniek |
Omschrijving |
||||
Wijzigingen in verbranding |
|||||
Getrapte verbranding |
|
||||
Recirculatie van rookgas |
Herinjectie van afvalgas afkomstig van de oven in de vlam om het zuurstofgehalte en bijgevolg de vlamtemperatuur te verlagen. Speciale branders met interne recirculatie van verbrandingsgassen om de basis van de vlammen af te koelen en het zuurstofgehalte in de heetste delen van de vlammen te verlagen |
||||
Gebruik van branders met lage NOX-uitstoot (LNB) |
Deze techniek (met inbegrip van branders met zeer lage NOX-uitstoot) is gebaseerd op de beginselen van verlaging van de piekvlamtemperatuur, vertraging maar voltooiing van de verbranding en verhoging van de warmteoverdracht (hoger emissievermogen van de vlam). Dit kan samenhangen met een aangepast ontwerp van de verbrandingskamer van de oven. Het ontwerp van branders met zeer lage NOX-uitstoot (ULNB) omvat getrapte verbranding (lucht/brandstof) en rookgasrecirculatie. Droge branders met lage NOX-uitstoot (DLNB) worden gebruikt voor gasturbines |
||||
Optimalisering van de verbranding |
Deze techniek is gebaseerd op de permanente monitoring van relevante verbrandingsparameters (bv. O2, CO-gehalte, brandstof-lucht(of zuurstof)verhouding, onverbrande onderdelen) en past een regeltechnologie toe om de beste verbrandingsomstandigheden te bereiken |
||||
Injectie van verdunningsmiddelen |
Inerte verdunningsmiddelen, bv. rookgas, stoom, water, stikstof, die aan de verbrandingseenheden worden toegevoegd, verlagen de vlamtemperatuur en bijgevolg de NOX-concentraties in de rookgassen |
||||
Selectieve katalytische reductie (SCR) |
Deze techniek is gebaseerd op de reductie van NOX tot stikstof in een katalytisch bed door middel van een reactie met ammoniak (doorgaans waterige oplossing) bij een optimale bedrijfstemperatuur van ongeveer 300 tot 450 °C. Er kunnen een of twee katalysatorlagen worden gebruikt. Een hogere NOX-reductie wordt verwezenlijkt door hogere katalysatorhoeveelheden (twee lagen) te gebruiken |
||||
Selectieve niet-katalytische reductie (SNCR) |
Deze techniek is gebaseerd op de reductie van NOX tot stikstof door middel van een reactie met ammoniak of ureum bij hoge temperatuur. Het bedrijfstemperatuurbereik moet worden gehandhaafd tussen 900 °C en 1 050 °C voor een optimale reactie |
||||
NOX-oxidatie bij lage temperatuur |
Bij het oxidatieproces bij lage temperatuur wordt ozon geïnjecteerd in een rookgasstroom bij optimale temperaturen onder 150 °C om onoplosbaar NO en NO2 te oxideren tot zeer oplosbaar N5O5. Het N5O5 wordt verwijderd in een natte gaswasser door verdund salpeterzuurhoudend afvalwater te vormen dat kan worden gebruikt in inrichtingsprocessen of geneutraliseerd met het oog op lozing, al moet eventueel nog stikstof worden verwijderd |
1.20.3. Zwaveloxiden (SOX)
Techniek |
Omschrijving |
||||||||
Behandeling van raffinagerestgas (RFG) |
Sommige raffinagerestgassen kunnen zwavelvrij zijn bij de bron (bv. na katalytisch reformeren en isomerisatieprocessen) maar de meeste andere processen produceren zwavelhoudende gassen (bv. afgassen afkomstig van de viscositeitsreductie, de hydrobehandeling of de eenheden voor katalytisch kraken). Deze gasstromen vereisen een passende behandeling voor de ontzwaveling van de gassen (bv. door verwijdering van zuur gas — zie hieronder — om H2S te verwijderen) alvorens te worden overgebracht in het raffinagerestgassysteem |
||||||||
Ontzwaveling van raffinaderijstookolie (RFO) door hydrobehandeling |
Naast de selectie van zwavelarme ruwe olie wordt brandstof ontzwaveld door middel van het hydrobehandelingsproces (zie hieronder) waarbij hydrogeneringsreacties plaatsvinden die in een lager zwavelgehalte resulteren |
||||||||
Gebruik van gas ter vervanging van vloeibare brandstof |
Daling van het gebruik van vloeibare raffinagebrandstof (doorgaans zware stookolie die zwavel, stikstof, metalen enz. bevat) door deze te vervangen met van de raffinaderij afkomstig vloeibaar petroleumgas (LPG) of raffinagerestgas (RFG) dan wel extern aangeleverde gasvormige brandstof (bv. aardgas) met een laag gehalte aan zwavel en andere ongewenste stoffen. Voor individuele gemengde verbrandingseenheden moet in minimale mate vloeibaar worden gestookt om de vlamstabiliteit te waarborgen |
||||||||
Gebruik van SOX-reducerende katalytische toevoegingsmiddelen |
Gebruik van een stof (bv. metaaloxidekatalysator) die de met cokes samenhangende zwavel van de regenerator terug overbrengt naar de reactor. Dit werkt doeltreffender bij volledige verbranding dan bij gedeeltelijke verbranding. Opmerking: SOX-reducerende katalytische toevoegingsmiddelen kunnen een nadelig effect hebben op stofemissies door hogere katalysatorverliezen wegens slijtage, en op NOX-emissies door de bevordering van CO-vorming, samen met de oxidatie van SO2 tot SO3 |
||||||||
Hydrobehandeling |
Hydrobehandeling is gebaseerd op hydrogeneringsreacties en is voornamelijk toegespitst op de productie van zwavelarme brandstoffen (bv. benzine en diesel 10 ppm) en de optimalisering van de procesconfiguratie (conversie van zware residuen en productie van middeldestillaat). Hydrobehandeling verlaagt de zwavel-, stikstof- en metaalgehalten van de toevoer. Aangezien waterstof noodzakelijk is, is een toereikende productiecapaciteit nodig. Aangezien de techniek zwavel uit de toevoer als waterstofsulfide (H2S) overbrengt in het procesgas, vormt ook de behandelingscapaciteit (bv. amine- en Clauseenheden) een mogelijk knelpunt |
||||||||
Verwijdering van zuur gas, bv. door aminebehandeling |
Scheiding van zuur gas (voornamelijk waterstofsulfide) uit de stookgassen door het op te lossen in een chemisch oplosmiddel (absorptie). Doorgaans worden aminen gebruikt als oplosmiddelen. Over het algemeen vormt dit de eerste noodzakelijke behandelingsstap alvorens elementaire zwavel kan worden teruggewonnen in de SRU |
||||||||
Zwavelterugwinningseenheid (SRU) |
Specifieke eenheid die doorgaans bestaat uit een Clausproces voor de verwijdering van zwavel uit gasstromen die rijk zijn aan waterstofsulfide (H2S) afkomstig van aminebehandelingseenheden en zuurwaterstrippers. Na de SRU volgt doorgaans een restgasbehandelingseenheid (TGTU) die het overblijvende H2S verwijdert |
||||||||
Restgasbehandelingseenheid (TGTU) |
Een reeks technieken ter aanvulling van de SRU voor een betere verwijdering van zwavelverbindingen. Zij kunnen worden ingedeeld in vier categorieën naargelang de toegepaste beginselen:
|
||||||||
Natte gaswassing |
Tijdens de natte gaswassing worden gasvormige verbindingen opgelost in een geschikte vloeistof (water of alkalische oplossing). Vaste en gasvormige verbindingen kunnen gelijktijdig worden verwijderd. Na de natte gaswassing worden rookgassen verzadigd met water en druppels moeten worden afgescheiden alvorens de rookgassen af te voeren. De daaruit voortvloeiende vloeistof moet worden behandeld door middel van een afvalwaterproces en de onoplosbare stof wordt opgevangen door sedimentatie of filtratie Naargelang de soort gaswassingsoplossing kan dit het volgende zijn:
Naargelang de contactmethode kunnen de verschillende technieken bv. het volgende vereisen:
Indien gaswassers voornamelijk bestemd zijn voor de verwijdering van SOX, is een geschikt ontwerp nodig om ook stof op doeltreffende wijze te verwijderen. Het karakteristieke indicatieve verwijderingsrendement voor SOX ligt tussen 85-98 %. |
||||||||
Niet-regeneratieve gaswassing |
Een oplossing op basis van natrium of magnesium wordt gebruikt als alkalische reagens om SOX te absorberen als sulfaten. Technieken zijn gebaseerd op bv.:
|
||||||||
Gaswassing met zeewater |
Een specifiek type niet-regeneratieve gaswassing waarbij de alkaliniteit van het zeewater wordt gebruikt als oplosmiddel. Doorgaans moet vóór deze fase stof worden verwijderd |
||||||||
Regeneratieve gaswassing |
Het gebruik van een specifiek SOX-absorberend reagens (bv. absorberende oplossing) dat het doorgaans mogelijk maakt zwavel terug te winnen als bijproduct tijdens een regenererende cyclus waarbij het reagens wordt hergebruikt |
1.20.4. Gecombineerde technieken (SOX, NOX en stof)
Techniek |
Omschrijving |
Natte gaswassing |
Zie punt 1.20.3 |
SNOX gecombineerde techniek |
Gecombineerde techniek om SOX, NOX en stof te verwijderen waarbij een eerste stofverwijdering (ESP) plaatsvindt gevolgd door enkele specifieke katalytische processen. De zwavelverbindingen worden teruggewonnen als geconcentreerd zwavelzuur van commerciële kwaliteit, terwijl NOX wordt gereduceerd tot N2. De algehele SOX-verwijdering bevindt zich in het bereik: 94-96,6 %. De algehele NOX-verwijdering bevindt zich in het bereik: 87-90 % |
1.20.5. Koolstofmonoxide (CO)
Techniek |
Omschrijving |
Besturing van het verbrandingsproces |
De toename aan CO-emissies als gevolg van de doorvoering van wijzigingen in de verbranding (primaire technieken) voor de reductie van NOX-emissies kan worden beperkt door een zorgvuldige regeling van de operationele parameters |
Katalysatoren met CO-oxidatiebevorderende middelen |
Gebruik van een stof die de oxidatie van CO tot CO2 selectief bevordert (verbranding) |
CO-ketel |
Specifieke naverbrandingsinrichting waarin CO in het rookgas wordt verbruikt na de regenerator van de katalysator om energie terug te winnen Deze wordt gewoonlijk alleen gebruikt met FCC-eenheden voor gedeeltelijke verbranding |
1.20.6. Vluchtige organische stoffen (VOS)
Dampterugwinning |
Emissies van vluchtige organische stoffen afkomstig van het laden en lossen van zeer vluchtige producten, met name ruwe olie en lichtere producten, kunnen worden bestreden door middel van verschillende technieken zoals: — Absorptie: de dampmoleculen lossen op in een geschikte absorptievloeistof (bv. glycolen of aardoliefracties zoals kerosine of rerformaat). De geladen gaswassingsoplossing wordt gedesorbeerd door deze in een latere stap opnieuw te verwarmen. De gedesorbeerde gassen worden hetzij gecondenseerd, verder verwerkt en verbrand, hetzij opnieuw geabsorbeerd in een passende stroom (bv. van het product dat wordt teruggewonnen) — Adsorptie: de dampmoleculen worden vastgehouden door actieve plaatsen op de oppervlakte van vaste adsorptiematerialen, zoals actieve kool of zeoliet. Het adsorptiemiddel wordt periodiek geregenereerd. Het resulterende desorbaat wordt vervolgens geabsorbeerd in een circulerende stroom van het product dat wordt teruggewonnen in een zich verder bevindende waskolom. Residueel gas van de waskolom wordt afgeleid voor verdere behandeling — Membraangasscheiding: de dampmoleculen worden verwerkt door selectieve membranen om het damp-luchtmengsel te scheiden tot een koolwaterstofrijke fase (permeaat), die vervolgens wordt gecondenseerd of geabsorbeerd, en een koolwaterstofarme fase (retentaat). — Tweetrapskoeling/-condensatie: door het damp-gasmengsel te koelen gaan de dampmoleculen condenseren en worden ze gescheiden als een vloeistof. Omdat de vochtigheid tot ijsafzetting op de warmtewisselaar leidt, is een tweetrapscondensatieproces met afwisselende werking vereist. — Hybride systemen: combinaties van beschikbare technieken
|
||||||||
Dampverwerking |
VOS kunnen worden verwerkt door bv. thermische oxidatie (verbranding) of katalytische oxidatie indien terugwinning geen gemakkelijk haalbare mogelijkheid is. Daarbij zijn veiligheidsvereisten (bv. vonkenvangers) nodig ter voorkoming van explosies. Thermische oxidatie vindt doorgaans plaats in oxidatie-inrichtingen met één kamer, vuurvaste bekleding, een gasbrander en een schoorsteen. Bij aanwezigheid van benzine is de efficiëntie van de warmtewisselaar beperkt en worden voorverwarmingstemperaturen onder 180 °C gehandhaafd ter beperking van het ontstekingsrisico. De bedrijfstemperaturen variëren tussen 760 °C en 870 °C en de verblijftijden bedragen doorgaans 1 seconde. Als een specifieke verbrandingsinstallatie voor dit doel niet beschikbaar is, kan een bestaande oven worden gebruikt om te voorzien in de vereiste temperatuur en verblijftijden. Katalytische oxidatie vereist een katalysator om de oxidatie te versnellen door het zuurstof en de VOS op de oppervlakte te adsorberen. De katalysator zorgt er door middel van thermische oxidatie voor dat de oxidatiereactie bij een lagere temperatuur dan vereist kan optreden: doorgaans tussen 320 °C en 540 °C. De eerste voorverwarmingsfase (elektrisch of met gas) dient om de temperatuur te bereiken die nodig is om de katalytische oxidatie van VOS te initiëren. De oxidatie treedt op wanneer lucht door een bed van vaste katalysatoren wordt geblazen |
||||||||
LDAR-programma (lekkagedetectie en -reparatie) |
Een LDAR-programma is een gestructureerde benadering om fugitieve VOS-emissies te beperken door lekkende componenten te detecteren en vervolgens te repareren of vervangen. Momenteel zijn de snuffelmethode (beschreven in EN 15446) en de methode voor de optische beeldvorming van gas beschikbaar om lekkages op te sporen. Snuffelmethode: De eerste stap is de detectie door middel van draagbare VOS-analyseapparaten die de concentratie naast de apparatuur meten (bv. middels vlamionisatie of foto-ionisatie). Tijdens de tweede stap wordt een zak rond de component geplaatst om een directe meting aan de emissiebron uit te voeren. Deze tweede stap wordt soms vervangen door mathematische correlatiekrommen op basis van statistische resultaten verkregen van een groot aantal eerdere metingen die bij soortgelijke componenten zijn uitgevoerd. Methoden voor de optische beeldvorming van gas: Bij optische beeldvorming wordt gebruikgemaakt van kleine lichte draagbare camera's waarmee gaslekken in realtime kunnen worden gevisualiseerd, zodat zij als „rook” verschijnen op een videorecorder samen met het normale beeld van de betrokken component teneinde grote VOS-lekken gemakkelijk en snel te kunnen lokaliseren. Actieve systemen produceren een beeld met een infrarood laserlicht met terugverstrooiing dat wordt weerspiegeld op de component en de omgeving ervan. Passieve systemen zijn gebaseerd op de natuurlijke infraroodstraling van de uitrusting en de omgeving ervan |
||||||||
Monitoring van diffuse VOS-emissies |
Emissies op een raffinaderij kunnen volledig worden gescreend en gekwantificeerd met een geschikte combinatie van complementaire methoden, bv. „solar occultation flux” (SOF) of differentiële absorptie-lidar (DIAL). Deze resultaten kunnen worden gebruikt voor de beoordeling van tendensen op termijn, vergelijkende controles en bijwerking/validering van het lopende LDAR-programma. „Solar occultation flux” (SOF): De techniek is gebaseerd op de registratie en spectrometrische Fourier-transformatieanalyse van een breedbandspectrum van infrarode of ultraviolette straling/zichtbaar zonlicht langs een bepaald geografisch traject, waarbij de metingen bovenwinds en doorheen VOS-pluimen worden verricht. Differentiële absorptie-lidar (DIAL): DIAL is een techniek op basis van lasers die gebruikmaakt van differentiële absorptie-lidar (lichtdetectie en -peiling), hetgeen de optische evenknie is van de Radar op basis van sonische radiogolven. De techniek berust op de terugverstrooiing van laserpulsen door atmosferische aerosolen, en de analyse van spectrale eigenschappen van het teruggezonden licht dat met een telescoop wordt opgevangen |
||||||||
Zeer betrouwbare apparatuur |
Zeer betrouwbare apparatuur omvat bv.:
|
1.20.7. Overige technieken
Technieken ter voorkoming of beperking van emissies afkomstig van affakkeling |
Correct ontwerp van de inrichting: omvat een toereikende capaciteit van het systeem voor de terugwinning van afgefakkeld gas, het gebruik van zeer betrouwbare overdrukkleppen en andere maatregelen om affakkeling enkel te gebruiken als veiligheidssysteem voor buitengewone activiteiten (inbedrijfstelling, uitbedrijfstelling, noodgevallen). Inrichtingsbeheer: omvat organisatorische en controlemaatregelen ter beperking van het gebruik van affakkeling door het RFG-systeem te balanceren door middel van geavanceerde procesbeheersing enz. Ontwerp van fakkels: omvat hoogte, druk, toevoeging van stoom, lucht of gas, type fakkeltop enz. Doel is betrouwbare activiteiten zonder rook mogelijk te maken en een efficiënte verbranding van overtollige gassen te waarborgen wanneer in het kader van niet-routinematige activiteiten wordt afgefakkeld. Monitoring en verslaglegging: continue monitoring (metingen van gasstromen en ramingen van andere parameters) van gas dat wordt afgeleid om te worden afgefakkeld en bijbehorende verbrandingsparameters (bv. gasmengsel en warmte-inhoud, toevoegingspercentage, snelheid, spoelgasdebiet, verontreinigende emissies). Verslaglegging in verband met affakkeling maakt het mogelijk om het afgefakkelde percentage te gebruiken als een vereiste in het milieubeheersysteem en om toekomstige affakkeling te voorkomen. De fakkel kan tevens visueel op afstand worden gemonitord door gebruik te maken van kleurentelevisieschermen tijdens affakkelingen |
Keuze van de katalysebevorderende stof om de vorming van dioxinen te voorkomen |
Tijdens de regeneratie van de katalytische reformer is doorgaans organische chloride nodig voor een doeltreffende prestatie van de katalytische reformer (om de juiste chloridebalans te herstellen in de katalysator en de correcte verspreiding van de metalen te waarborgen). De keuze van de juiste chloorverbinding zal een invloed hebben op eventuele dioxine- en furaanemissies |
Terugwinning van oplosmiddelen voor productieprocessen van basisolie |
De eenheid voor de terugwinning van oplosmiddelen bestaat uit een distillatiefase waarin oplosmiddelen worden teruggewonnen uit de oliestroom en een strippingfase (met stoom of een inert gas) in een fractionator. De gebruikte oplosmiddelen kunnen een mengsel (DiMe) zijn van 1,2-dichloorethaan (DCE) en dichloormethaan (DCM). In wasverwerkingseenheden worden oplosmiddelen teruggewonnen (bv. voor DCE) aan de hand van twee systemen: een voor ontoliede was en een ander voor zachte was. Beide bestaan uit warmtegeïntegreede afdampvaten en een vacuümstripper. Stromen van de van was ontdane olie en wasproducten worden gestript om sporen van oplosmiddelen te verwijderen |
1.21. Beschrijving van technieken ter voorkoming en beheersing van emissies naar water
1.21.1. Voorbehandeling van afvalwater
Voorbehandeling van zure waterstromen voorafgaand aan hergebruik of behandeling |
Geproduceerd zuur water (bv. afkomstig van destillatie, kraakproces, cokeseenheden) afleiden naar een passende voorbehandeling (bv. strippingeenheid) |
Voorbehandeling van andere afvalwaterstromen voorafgaand aan behandeling |
Om de behandelingsprestatie te handhaven is eventueel een voorbehandeling vereist |
1.21.2. Afvalwaterbehandeling
Verwijdering van onoplosbare stoffen door olie terug te winnen. |
Deze technieken omvatten doorgaans:
|
||||||||||
Verwijdering van onoplosbare stoffen door zwevende deeltjes en verspreide olie terug te winnen |
Deze technieken omvatten doorgaans:
|
||||||||||
Verwijdering van oplosbare stoffen, met inbegrip van biologische behandeling en zuivering |
Biologische behandelingstechnieken kunnen het volgende omvatten:
Een van de meest gebruikte bewegend-bedsystemen in afvalwaterbehandelingsinstallaties van raffinaderijen is het actief-slibproces. Vast-bedsystemen kunnen tevens een biofilter of continufilter omvatten |
||||||||||
Aanvullende behandelingsfase |
Een specifieke afvalwaterbehandeling ter aanvulling van de vorige behandelingsfasen, bv. om stikstof- of koolstofverbindingen verder te reduceren. Doorgaans gebruikt wanneer er sprake is van specifieke plaatselijke vereisten ten aanzien van waterbescherming. |
(1) Bij toepassing van BBT 58.
(2) De continue meting van SO2-emissies kan worden vervangen door berekeningen op basis van metingen van het zwavelgehalte van de brandstof of de toevoer, mits kan worden aangetoond dat dit in een gelijkwaardige nauwkeurigheid resulteert.
(3) Met betrekking tot SOX wordt enkel SO2 continu gemeten, terwijl SO3 enkel periodiek wordt gemeten (bv. tijdens de kalibratie van het SO2-monitoringsysteem).
(4) Heeft betrekking op het totale nominale thermische ingangsvermogen van alle verbrandingseenheden die zijn aangesloten op de schoorsteen waar de uitstoot plaatsvindt.
(5) Of indirecte monitoring van SOX.
(6) De monitoringfrequenties kunnen worden aangepast indien de gegevensreeksen na een periode van één jaar duidelijk een toereikende stabiliteit aantonen.
(7) De metingen van SO2-emissies van de SRU kunnen worden vervangen door een continue materiaalbalans of de monitoring van andere relevante procesparameters, op voorwaarde dat passende metingen van de efficiëntie van de SRU gebaseerd zijn op periodieke (bv. om de twee jaar) proeven van de prestaties van de inrichting.
(8) Antimoon (Sb) wordt enkel gemonitord in eenheden voor katalytisch kraken als tijdens het proces Sb wordt geïnjecteerd (bv. om metalen te passiveren).
(9) Met uitzondering van verbrandingseenheden waarin enkel gasvormige brandstoffen worden gestookt.
(10) De monitoring van stikstof en zwavel in brandstof of toevoer is mogelijk niet noodzakelijk als continue metingen voor NOX en SO2 worden verricht in de schoorsteen.
(11) De waarden bovenaan het bereik zijn verbonden met een hogere inlaat van NOX-concentraties, een hogere reductie van NOX en het ouder worden van de katalysator.
(12) De waarden onderaan het bereik zijn verbonden met het gebruik van de SCR-techniek.
(13) Niet alle parameters en bemonsteringsfrequenties zijn van toepassing op het afvalwater van gasraffinaderijen.
(14) Heeft betrekking op een met het debiet evenredig samengesteld monster dat over een periode van 24 uur is genomen of, op voorwaarde dat een toereikende stabiliteit van het debiet is aangetoond, een tijdsevenredig monster.
(15) De overschakeling van de huidige methode naar EN 9377-2 vereist mogelijk een aanpassingsperiode.
(16) Indien een correlatie ter plaatse beschikbaar is, mag het CZV worden vervangen door TOC. De correlatie tussen CZV en TOC moet geval per geval worden uitgewerkt. TOC-monitoring is de voorkeursoptie omdat daarbij geen zeer toxische verbindingen moeten worden gebruikt.
(17) Waarbij het totaal stikstof de som is van het totaal Kjeldahl-stikstof (TKN), nitraten en nitrieten.
(18) Indien nitrificatie/denitrificatie wordt toegepast, kunnen niveaus onder 15 mg/l worden bereikt.
(19) Als antimoon (Sb) wordt geïnjecteerd voor de passivering van metaal, kunnen NOX-niveaus tot 700 mg/Nm3 voorkomen. De ondergrens van het bereik kan worden behaald met de SCR-techniek.
(20) Roetblazen in CO-ketel en via de gaskoeler is niet inbegrepen.
(21) De ondergrens van het bereik kan worden behaald met een ESP met vier velden.
(22) Indien de selectie van een zwavelarme (bv. < 0,5 gewichtspercent) toevoer (of hydrobehandeling) en/of gaswassing van toepassing is, geldt voor alle verbrandingsmethoden: de bovengrens van het BBT-GEN-bereik is ≤ 600 mg/Nm3.
(23) Is mogelijk niet haalbaar als de CO-ketel niet bij volle belasting werkt.
(24) De ondergrens van het bereik kan worden behaald met een ESP met vier velden.
(25) Indien een ESP niet toepasbaar is, kunnen waarden tot 150 mg/Nm3 voorkomen.
(26) BBT-GEN heeft betrekking op gecombineerde emissies van de gasturbine en de aanvullende terugwinningsketels, indien aanwezig.
(27) Voor brandstoffen met een hoog H2-gehalte (d.w.z. boven 10 %) bedraagt de bovengrens van het bereik 75 mg/Nm3.
(28) Voor een bestaande eenheid die gebruikmaakt van een hoge luchtvoorverwarming (d.w.z. > 200 °C) of met een H2-gehalte in de gasvormige brandstof boven 50 %, bedraagt de bovengrens van het BBT-GEN-bereik 200 mg/Nm3.
(29) Bij bestaande eenheden < 100 MW op stookolie met een stikstofgehalte boven 0,5 gewichtspercent of bij gebruik van vloeibare brandstof > 50 % of die gebruikmaken van luchtvoorverwarming kunnen waarden tot 450 mg/Nm3 voorkomen.
(30) De ondergrens van het bereik kan worden behaald met de SCR-techniek.
(31) De ondergrens van het bereik is haalbaar voor eenheden door het gebruik van end-of-pipe-technieken.
(32) De bovengrens van het bereik heeft betrekking op het gebruik van een hoog percentage olieverbranding en waar enkel primaire technieken toepasbaar zijn.
(33) In de specifieke configuratie van RFG-behandeling met een lage bedrijfsdruk van de gaswasser en met een raffinagerestgas met een H/C-molverhouding boven 5 kan de bovengrens van het BBT-GEN-bereik tot 45 mg/Nm3 oplopen.
(34) Technieken ii) en iii) zijn mogelijk niet algemeen toepasbaar waar tanks worden gevuld met producten die warmte vereisen om in vloeibare toestand te kunnen worden behandeld (bv. bitumen) en waar lekkages onwaarschijnlijk zijn wegens stolling.
(35) Een dampterugwinningseenheid kan worden vervangen door een dampverwerkingseenheid (bv. door middel van verbranding), wanneer dampterugwinning onveilig of technisch onmogelijk is vanwege de hoeveelheden retourdamp.
(36) Uurwaarden bij continubedrijf uitgedrukt en gemeten in overeenstemming met Richtlijn 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 24).
(37) Lagere waarde haalbaar met hybride tweetrapssystemen. Bovengrens haalbaar met ééntrapsadsorptie- of -membraansysteem.
(38) De monitoring van benzeen is eventueel niet noodzakelijk indien NMVOS-emissies zich onderaan het bereik bevinden.
(39) Is mogelijk niet toepasbaar voor alleenstaande smeermiddelen- of bitumenraffinaderijen met een uitstoot van zwavelverbindingen van minder dan 1 t/d
(40) Het zwavelterugwinningsrendement wordt berekend voor de hele behandelingsketen (met inbegrip van SRU en TGTU) als het zwavelgehalte in de toevoer dat wordt teruggewonnen in de zwavelstroom die naar de verzamelkamers wordt afgeleid.
Als de toegepaste techniek geen terugwinning van zwavel (bv. gaswasser met zeewater) omvat, heeft dit betrekking op het zwavelverwijderingsrendement, uitgedrukt als het zwavelpercentage dat door de hele behandelingsketen is verwijderd.