EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014D0449

Besluit 2014/449/GBVB van de Raad van 10 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Zuid-Sudan

OJ L 203, 11.7.2014, p. 100–105 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 09/05/2015; opgeheven door 32015D0740

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2014/449/oj

11.7.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 203/100


BESLUIT 2014/449/GBVB VAN DE RAAD

van 10 juli 2014

betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Zuid-Sudan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 18 juli 2011 Besluit 2011/423/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

Op 20 januari 2014 heeft de Raad geconcludeerd dat, ter ondersteuning van de inspanningen geleverd door de Afrikaanse Unie (AU) en de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit en in nauwe coördinatie met de internationale partners, gerichte beperkende maatregelen moeten worden overwogen tegen personen die het vredesproces in Zuid-Sudan belemmeren. Op 17 maart 2014 heeft de Raad herhaald dat hij paraat stond om dergelijke maatregelen ten aanzien van Zuid-Sudan in overweging te nemen.

(3)

De Raad is nog altijd diep bezorgd over de situatie in Zuid-Sudan. Derhalve dienen beperkende maatregelen te worden opgelegd die gericht zijn tegen personen die het politieke proces in Zuid-Sudan belemmeren, onder meer door daden van geweld of schendingen van staakt-het-vuren-overeenkomsten, alsook tegen personen die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van de mensenrechten in Zuid-Sudan.

(4)

Omwille van de duidelijkheid moeten de beperkende maatregelen gericht tegen personen die het politieke proces in Zuid-Sudan belemmeren of verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van de mensenrechten in Zuid-Sudan, en de reeds bij Besluit 2011/423/GBVB opgelegde beperkende maatregelen voor zover deze Zuid-Sudan betreffen, in één enkel rechtsinstrument worden geïntegreerd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De verkoop, levering, overdracht of uitvoer van wapens en alle soorten aanverwant materieel, waaronder wapens en munitie, militaire voertuigen en militaire uitrusting, paramilitaire uitrusting en onderdelen daarvoor, aan Zuid-Sudan door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten — ongeacht of de goederen daar oorspronkelijk vandaan komen — of met gebruik van onder hun vlag varende schepen of tot hun nationale luchtvaartmaatschappij behorende vliegtuigen, is verboden.

2.   Het is tevens verboden:

a)

direct of indirect technische bijstand, tussenhandeldiensten of andere diensten te verlenen in verband met de in lid 1 bedoelde goederen of in verband met het leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van dergelijke goederen, aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Zuid-Sudan of bestemd voor gebruik in Zuid-Sudan;

b)

direct of indirect financiering of financiële bijstand te verstrekken in verband met de in lid 1 bedoelde goederen, met inbegrip van met name subsidies, leningen en exportkredietverzekering, alsook verzekering en herverzekering, voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van die goederen, of voor de verlening van daarmee verband houdende technische bijstand, tussenhandeldiensten of andere diensten aan natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Zuid-Sudan of voor gebruik in Zuid-Sudan;

c)

bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of die tot gevolg hebben dat de onder a) of b) bedoelde maatregelen worden omzeild.

Artikel 2

1.   Artikel 1 is niet van toepassing op:

a)

de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend is bedoeld voor toezicht op de mensenrechten, humanitair of beschermend gebruik, of voor programma's voor institutionele opbouw van de VN, de AU, de Europese Unie of de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit (IGAD), of voor materieel dat bedoeld is voor crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie, de VN of de AU;

b)

de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van andere voertuigen dan gevechtsvoertuigen, die zijn gemaakt van of uitgerust met materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming, in Zuid-Sudan, van personeel van de Europese Unie en haar lidstaten of van personeel van de VN, de AU of IGAD;

c)

het verlenen van technische bijstand, tussenhandeldiensten en andere diensten in verband met de onder a) bedoelde uitrusting of programma's en operaties;

d)

het verstrekken van financiering en financiële bijstand in verband met de onder a) bedoelde uitrusting of programma's en operaties;

e)

de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van mijnopruimingsuitrusting en materieel voor gebruik bij mijnopruimingsoperaties;

f)

de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend is bedoeld ter ondersteuning van de hervorming van de veiligheidssector in Zuid-Sudan, alsook de verstrekking van financiering, financiële bijstand of technische bijstand in verband met dergelijke uitrusting;

mits deze van tevoren door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn goedgekeurd.

2.   Artikel 1 is evenmin van toepassing op beschermende kleding, waaronder scherfwerende vesten en militaire helmen, die door personeel van de Europese Unie of van haar lidstaten, door personeel van de VN of IGAD, of door vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel louter voor persoonlijk gebruik tijdelijk naar Zuid-Sudan worden uitgevoerd.

3.   De lidstaten nemen de onder dit artikel bedoelde leveringen per geval in overweging, met volledige inachtneming van de criteria in Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad (2). De lidstaten eisen afdoende waarborgen tegen misbruik van de krachtens dit artikel verleende vergunningen en treffen zo nodig maatregelen voor het terughalen van de uitrusting.

Artikel 3

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de binnenkomst in of doorreis door hun grondgebied te beletten van personen die het politieke proces in Zuid-Sudan belemmeren, onder meer door daden van geweld of schendingen van staakt-het-vuren-overeenkomsten, alsook van personen die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van de mensenrechten in Zuid-Sudan, en van personen die daarbij betrokken zijn, als vermeld in de bijlage.

2.   Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn de binnenkomst op hun grondgebied van hun eigen onderdanen te weigeren.

3.   Lid 1 laat de gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:

a)

als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

b)

als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door of plaatsvindt onder auspiciën van de VN;

c)

krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent; of

d)

krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Staat Vaticaanstad) en Italië.

4.   Lid 3 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

5.   De Raad wordt naar behoren geïnformeerd in elk van de gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of lid 4 een vrijstelling verleent.

6.   De lidstaten kunnen ontheffingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden die deze reizen rechtvaardigen of wanneer de reis plaatsvindt om intergouvernementele vergaderingen bij te wonen en vergaderingen geïnitieerd door de Europese Unie of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerende voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, wanneer daar een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de beleidsdoelstellingen van beperkende maatregelen, zoals de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat in Zuid-Sudan rechtstreeks worden bevorderd.

7.   Een lidstaat die de in lid 6 bedoelde vrijstellingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn verleend, tenzij een of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling schriftelijk bezwaar maken. Indien één of meer leden van de Raad bezwaar maken, kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen.

8.   Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3, 4, 6 en 7 machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van de in de bijlage vermelde personen, geldt deze machtiging alleen voor het doel waarvoor ze is verleend en alleen voor de rechtstreeks daarbij betrokken personen.

Artikel 4

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van personen die het politieke proces in Zuid-Sudan belemmeren, onder meer door daden van geweld of schendingen van staakt-het vuren-overeenkomsten, alsook personen die verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten in Zuid-Sudan, alsmede van natuurlijke of rechtspersonen en entiteiten die daarbij betrokken zijn, als vermeld in de bijlage, worden bevroren.

2.   Er worden geen tegoeden of economische middelen rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van de in de bijlage genoemde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

3.   De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan, onder voorwaarden die zij passend acht, het vrijgeven van bepaalde bevroren tegoeden of andere economische middelen of het ter beschikking stellen van bepaalde tegoeden of andere economische middelen toestaan, nadat zij heeft vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage genoemde personen en de leden van hun gezin die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare voorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het loutere houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen; of

d)

noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de bevoegde autoriteit, ten minste twee weken voor zij de toestemming geeft, de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie in kennis heeft gesteld van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

4.   In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een scheidsrechterlijke beslissing die is gegeven vóór de datum waarop de natuurlijke persoon of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam bedoeld in lid 1, op de lijst in bijlage is geplaatst, dan wel van een vóór of na die datum in de Unie gegeven rechterlijke of administratieve beslissing, of in de betrokken lidstaat uitvoerbare rechterlijke beslissing;

b)

de tegoeden of economische middelen zullen uitsluitend worden aangewend om te voldoen aan de vorderingen die bij de beslissing zijn gewaarborgd of geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften betreffende de rechten van de houders van die vorderingen;

c)

de beslissing komt niet ten goede aan een op de lijst in de bijlage geplaatste natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam; en

d)

de erkenning van de beslissing is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

5.   Lid 1 belet niet dat een op de lijst geplaatste natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam, betalingen doet die verschuldigd zijn uit hoofde van een contract dat is gesloten vóór de datum waarop die natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam op de lijst in de bijlage werd geplaatst, mits de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betaling niet rechtstreeks of onrechtstreeks wordt ontvangen door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam bedoeld in lid 1.

6.   Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen;

b)

betalingen die verschuldigd zijn overeenkomstig contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in de leden 1 en 2 voorziene maatregelen op deze rekeningen van toepassing werden; of

c)

betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van een gerechtelijke, administratieve of scheidsrechterlijke beslissing die in de Unie is gegeven of in de betrokken lidstaat uitvoerbaar is,

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onderworpen blijven aan de in lid 1 voorziene maatregelen.

Artikel 5

1.   De Raad besluit op voorstel van een lidstaat of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid om de lijst in de bijlage vast te stellen en aan te passen.

2.   De Raad stelt de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam in kennis van het in lid 1 bedoelde besluit, met inbegrip van de redenen voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat die natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of dat lichaam daarover opmerkingen kan indienen.

3.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad het in lid 1 bedoelde besluit en brengt hij de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of het lichaam daarvan op de hoogte.

Artikel 6

1.   In de bijlage worden de redenen voor opneming van de in artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 1, bedoelde personen in de lijst vermeld.

2.   De bijlage bevat tevens de informatie, indien beschikbaar, die nodig is om de betrokken personen te identificeren. Die informatie kan bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres (indien bekend) en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen, kan dergelijke informatie bestaan uit namen, plaats en datum van registerinschrijving, registratienummer en plaats van vestiging.

Artikel 7

Om het effect van de in dit besluit opgenomen maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de Unie derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen als de in dit besluit genoemde te treffen.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Dit besluit is van toepassing tot en met 12 juli 2015.

Dit besluit wordt voortdurend geëvalueerd. Het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd, indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

S. GOZI


(1)  Besluit 2011/423/GBVB van de Raad van 18 juli 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Sudan en Zuid-Sudan en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2005/411/GBVB (PB L 188 van 19.7.2011, blz. 20).

(2)  Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99).


BIJLAGE

Lijst van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

 

Naam

Identificatiegegevens

Motivering

Datum van plaatsing op de lijst

1.

Santino DENG

(alias: Santino Deng Wol)

Commandant van de derde infanteriedivisie van het Sudanese Volksbevrijdingsleger (Sudan People's Liberation Army — SPLA)

Santino Deng is commandant van de derde infanteriedivisie van het SPLA, die heeft deelgenomen aan de herovering van Bentiu in mei 2014. Santino Deng heeft aldus het Akkoord van 23 januari over het staken van de vijandelijkheden geschonden.

11.7.2014

2.

Peter GADET

(alias: Peter Gatdet Yaka; Peter Cadet; Peter Gadet Yak; Peter Gadet Yaak: Peter Gatdet Yaak; Peter Gatdet; Peter Gatdeet Yaka)

Leider van de Nuer-militie, die tegen de regering ageert

Geboorteplaats: district Mayom, deelstaat Unity

Peter Gadet staat aan het hoofd van de Nuer-militie, die tegen de regering ageert. Deze militie heeft tussen 15 en 17 april 2014 een aanval uitgevoerd op Bentiu, in weerwil van het Akkoord van 23 januari over het staken van de vijandelijkheden. Bij deze aanval zijn meer dan 200 burgers om het leven gekomen. Aldus heeft Peter Gadet de geweldscyclus aangewakkerd en het politieke proces in Zuid-Sudan belemmerd. Hij is tevens verantwoordelijk voor ernstige schendingen van de mensenrechten.

11.7.2014


Top