EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013R1309

Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006

OJ L 347, 20.12.2013, p. 855–864 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2021

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/1309/oj

20.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/855


VERORDENING (EU) Nr. 1309/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 december 2013

betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 maart 2010 ging de Europese Raad akkoord met het voorstel van de Commissie om de aanzet te geven tot een nieuwe strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei (de "Europa 2020-strategie"). Een van de drie prioriteiten van de Europa 2020-strategie is inclusieve groei, die inhoudt dat mensen kansen worden geboden door veel werkgelegenheid te creëren, te investeren in vaardigheden, armoede te bestrijden en de arbeidsmarkten, opleidingsmogelijkheden en socialezekerheidsstelsels te moderniseren om mensen te helpen zich voor te bereiden op en om te gaan met verandering, en de opbouw van een inclusieve, hechtere samenleving. Om de negatieve gevolgen van de globalisering tegen te gaan, moeten er in de Unie ook banen worden gecreëerd en moet er een daadkrachtig beleid worden gevoerd ter ondersteuning van de groei.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3) is het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) opgericht voor de looptijd van het meerjarig financieel kader, van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013. Het EFG stelt de Unie in staat solidariteit te tonen met werknemers die werkloos zijn geworden als gevolg van uit de globalisering voortvloeiende grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen en wereldwijde economische en financiële crises, en kan ook steun verlenen aan begunstigden op kleine arbeidsmarkten of in uitzonderlijke omstandigheden, met name ten aanzien van collectieve aanvragen door kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), zelfs als het aantal gedwongen ontslagen onder de gebruikelijke drempel voor steun uit het EFG blijft.

(3)

In haar mededeling van 29 juni 2011 met de titel "Een begroting voor Europa 2020", erkent de Commissie de rol van het EFG als een flexibel fonds om werknemers die werkloos worden, te ondersteunen en hen te helpen om zo snel mogelijk nieuw werk te vinden. De Unie moet voor de looptijd van het meerjarig financieel kader, van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020, specifieke, eenmalige steun verlenen om werkloos geworden werknemers in door een ernstige economische ontwrichting getroffen regio's, bedrijfstakken, gebieden of arbeidsmarkten te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Gezien het doel van het EFG, namelijk steun te verlenen in spoedeisende situaties en onverwachte omstandigheden, moet het buiten het meerjarig financieel kader blijven.

(4)

Het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1927/2006 werd in het kader van het Europees economisch herstelplan in 2009 bij Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4) uitgebreid tot werknemers die als direct gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis waren ontslagen. Om het EFG in staat te stellen in huidige en in toekomstige crisissituaties steun te verlenen, dienen ook gedwongen ontslagen eronder te vallen die voortvloeien uit een ernstige economische ontwrichting, veroorzaakt doordat de in Verordening (EG) nr. 546/2009 behandelde wereldwijde financiële en economische crisis aanhoudt of doordat zich een nieuwe wereldwijde financiële en economische crisis voordoet.

(5)

Het Europese Waarnemingscentrum voor verandering, ondergebracht bij de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound) in Dublin, staat de Commissie en de lidstaten bij de beoordeling van trends in de globalisering en van de aanwending van het EFG bij met kwalitatieve en kwantitatieve analyses.

(6)

Om het Europese karakter van het EFG te handhaven, moet een aanvraag voor steun uit het EFG voor werknemers worden ingediend wanneer het aantal gedwongen ontslagen een minimumdrempel bereikt. Op kleine arbeidsmarkten, zoals in kleine lidstaten of afgelegen gebieden, of in uitzonderlijke omstandigheden, mogen echter aanvragen voor een geringer aantal gedwongen ontslagen worden ingediend.

(7)

Werkloos geworden werknemers en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd, moeten, ongeacht hun arbeidsovereenkomst of -verhouding, op voet van gelijkheid toegang hebben tot het EFG. Daarom moeten niet alleen werkloos geworden werkenden, maar ook zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd, als EFG-begunstigden in de zin van deze verordening worden beschouwd.

(8)

Het EFG moet tijdelijk steun verlenen aan jongeren die geen werk hebben en ook geen onderwijs of opleiding volgen (not in employment, education or training - NEET's) en die wonen in regio's die voor het Jeugdwerkgelegenheidsinitiatief in aanmerking komen, aangezien die regio's verhoudingsgewijs zwaarder worden getroffen door massale gedwongen ontslagen.

(9)

Financiële bijdragen uit het EFG dienen in de eerste plaats gericht te zijn op actieve arbeidsmarktmaatregelen die een snelle en duurzame terugkeer van de begunstigden op de arbeidsmarkt beogen binnen of buiten de sector waar zij oorspronkelijk werkzaam waren. Daarom moeten er beperkingen worden gesteld aan geldelijke toelagen die zijn opgenomen in een gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening. Bedrijven zouden kunnen worden aangemoedigd om medefinanciering voor de door het EFG gesteunde maatregelen te verstrekken.

(10)

Bij de opstelling van het gecoördineerde pakket van actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen moeten de lidstaten de voorkeur geven aan maatregelen die in aanzienlijke mate zullen bijdragen tot de inzetbaarheid van de begunstigden. De lidstaten dienen ernaar te streven dat zo spoedig mogelijk binnen de termijn van zes maanden voor de datum waarop het eindverslag over de uitvoering van de financiële bijdrage moet worden ingediend, zoveel mogelijk begunstigden die aan deze maatregelen deelnemen duurzaam op de arbeidsmarkt terugkeren.

(11)

Bij het samenstellen van het gecoördineerde pakket van actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan kansarme begunstigden, onder wie jongere en oudere werklozen en mensen die op de armoedegrens leven, aangezien die groepen door de wereldwijde financiële en economische crisis specifieke problemen ondervinden om opnieuw de arbeidsmarkt te betreden.

(12)

De beginselen van gendergelijkheid en non-discriminatie, die tot de kernwaarden van de Unie behoren en in de Europa 2020-strategie zijn vastgelegd, moeten bij de uitvoering van het EFG in acht worden genomen en worden bevorderd.

(13)

Met het oog op een doeltreffende en snelle ondersteuning van de begunstigden moeten de lidstaten alles in het werk stellen om volledige aanvragen voor een financiële bijdrage uit het EFG in te dienen. Het verstrekken van aanvullende informatie dient tijdelijk van aard te zijn.

(14)

In het belang van de begunstigden en de instanties die bevoegd zijn voor de uitvoering van de maatregelen, moet de aanvragende lidstaat alle betrokkenen bij de aanvraagprocedure, op de hoogte houden van de behandeling van de aanvraag.

(15)

Conform het beginsel van goed financieel beheer dienen de financiële bijdragen uit het EFG niet in de plaats te komen van, maar dienen zij zo mogelijk een aanvulling te vormen op, steunmaatregelen die voor de begunstigden in het kader van de fondsen van de Unie of in het kader van een ander beleid of van andere programma's van de Unie beschikbaar zijn.

(16)

Er moeten bijzondere bepalingen worden opgenomen voor informatie- en communicatieactiviteiten betreffende EFG-gevallen en -resultaten.

(17)

Als blijk van de solidariteit van de Unie met werkloos geworden werkenden en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd, moet het medefinancieringspercentage worden vastgesteld op 60 % van de kosten van het pakket en van de uitvoering ervan.

(18)

Ter bevordering van de uitvoering van deze verordening moeten de uitgaven voor financiering in aanmerking komen, hetzij met ingang van de datum waarop de lidstaat begint met de individuele dienstverlening, hetzij met ingang van de datum waarop een lidstaat de administratieve uitgaven voor de uitvoering van het EFG op zich neemt.

(19)

Om te voorzien in de behoeften die zich met name de eerste maanden van ieder jaar voordoen, wanneer het bijzonder moeilijk is bedragen over te schrijven uit andere begrotingslijnen, moet tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure een toereikend bedrag aan betalingskredieten worden opgenomen onder de begrotingslijn van het EFG.

(20)

Het begrotingskader van het EFG wordt bepaald bij het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 2 december 2013 betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (5) ("het Interinstitutioneel Akkoord").

(21)

In het belang van de begunstigden moet de steun zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking worden gesteld. De lidstaten en de bij het EFG-besluitvormingsproces betrokken instellingen van de Unie moeten alles in het werk stellen om de voor de behandeling benodigde tijd te verminderen en de procedures te vereenvoudigen zodat de besluiten betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG probleemloos en snel kunnen worden vastgesteld.

(22)

Als een onderneming sluit, kunnen de ontslagen werknemers worden geholpen om sommige of alle activiteiten van de onderneming over te nemen, en kan de lidstaat waarin de onderneming is gevestigd eventueel de middelen voorschieten die dringend nodig zijn om dit mogelijk te maken.

(23)

Om politiek toezicht door het Europees Parlement en voortdurend toezicht door de Commissie op de met de EFG-steunverlening behaalde resultaten mogelijk te maken, moeten de lidstaten een eindverslag over de uitvoering van het EFG indienen.

(24)

Overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad ("het Financieel Reglement") (6) dienen de lidstaten verantwoordelijk te blijven voor de uitvoering van de financiële bijdrage en voor het beheer van en de controle op de door de financiering van de Unie ondersteunde acties. De lidstaten moeten verantwoorden hoe de uit het EFG ontvangen financiële bijdrage is gebruikt. Aangezien de uitvoeringsperiode van de EFG-maatregelen kort is, moeten de verslagleggingsverplichtingen rekening houden met de bijzondere aard van de steunverlening door het EFG. Daarom is het noodzakelijk om van het Financieel Reglement af te wijken wat betreft de verslagleggingsverplichtingen.

(25)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doelstellingen

Bij deze verordening wordt het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) opgericht voor de looptijd van het meerjarig financieel kader, van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

Het EFG heeft tot doel een bijdrage te leveren aan slimme, inclusieve en duurzame economische groei en duurzame werkgelegenheid in de Unie te bevorderen door de Unie in staat te stellen solidariteit te betonen met, en steun te verlenen aan werknemers die werkloos zijn geworden en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van uit de globalisering voortvloeiende grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, doordat de in Verordening (EG) nr. 546/2009 behandelde wereldwijde financiële en economische crisis aanhoudt, of door een nieuwe wereldwijde financiële en economische crisis.

Acties die een financiële bijdrage uit het EFG genieten, hebben tot doel dat zoveel mogelijk begunstigden die aan deze acties deelnemen, zo spoedig mogelijk binnen de termijn van zes maanden voor het in artikel 18, lid 1, bedoelde eindverslag moet worden ingediend, duurzaam werk vinden.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op aanvragen van de lidstaten voor financiële bijdragen uit het EFG ten behoeve van acties die gericht zijn op:

a)

werknemers die werkloos zijn geworden en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, die met name blijken uit een aanzienlijke toename van de invoer in de Unie, een sterke verandering in de handel van de Unie in goederen of diensten, een snelle afname van het marktaandeel van de Unie in een bepaalde sector of een verplaatsing van activiteiten naar derde landen, mits die gedwongen ontslagen een significant negatief effect hebben op de lokale, regionale of nationale economie;

b)

werknemers die werkloos zijn geworden en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd doordat de in Verordening (EG) nr. 546/2009 behandelde wereldwijde financiële en economische crisis aanhoudt, of door een nieuwe wereldwijde financiële en economische crisis.

Artikel 3

Definitie

In deze verordening wordt onder "begunstigde" verstaan:

a)

een werknemer wiens arbeidsovereenkomst voortijdig is beëindigd door gedwongen ontslag, of binnen de in artikel 4 bedoelde referentieperiode afloopt en niet wordt hernieuwd;

b)

een zelfstandige die niet meer dan tien in de zin van deze verordening gedwongen ontslagen werknemers in dienst had en die zijn werkzaamheden heeft beëindigd, op voorwaarde dat zijn werkzaamheden aantoonbaar afhankelijk waren van de onderneming bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a), of op voorwaarde dat, de zelfstandige overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b), werkzaam was in de betrokken economische sector.

Artikel 4

Criteria voor steunverlening

1.   Een financiële bijdrage uit het EFG wordt toegekend wanneer aan de voorwaarden van artikel 2 is voldaan en als gevolg daarvan:

a)

binnen een referentieperiode van vier maanden in een onderneming in een lidstaat ten minste 500 werknemers gedwongen zijn ontslagen of zelfstandigen hun werkzaamheden hebben beëindigd, met inbegrip van werknemers die gedwongen zijn ontslagen en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd bij leveranciers of downstreamproducenten;

b)

binnen een referentieperiode van negen maanden ten minste 500 werknemers gedwongen zijn ontslagen of zelfstandigen hun werkzaamheden hebben beëindigd, met name in kmo's, die allen actief zijn in dezelfde op NACE Revisie 2 gedefinieerde sector en gelegen zijn in een regio of twee aan elkaar grenzende regio's als bepaald op NUTS 2-niveau of in meer dan twee aan elkaar grenzende regio's als bepaald op NUTS 2-niveau, mits er meer dan 500 werknemers of zelfstandigen getroffen zijn in twee van de regio's tezamen.

2.   Op kleine arbeidsmarkten of in uitzonderlijke omstandigheden, met name ten aanzien van collectieve aanvragen door kmo's, die door de aanvragende lidstaat naar behoren worden onderbouwd, kan een aanvraag voor een financiële bijdrage op grond van dit artikel, zelfs als niet volledig voldaan wordt aan de criteria van lid 1, onder a) en b), als ontvankelijk worden aangemerkt, wanneer de gedwongen ontslagen ernstige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en de lokale, regionale of nationale economie. De aanvragende lidstaat vermeldt aan welke criteria voor steunverlening van lid 1, onder a) of b), niet volledig wordt voldaan. Het totaalbedrag van de bijdragen in uitzonderlijke omstandigheden mag niet hoger zijn dan 15 % van het jaarlijkse maximumbedrag voor het EFG.

Artikel 5

Berekening van de gedwongen ontslagen en beëindiging van de werkzaamheden

1.   De aanvragende lidstaat, specifieert de methode die gebruikt wordt om het in artikel 3 bedoelde aantal werknemers en zelfstandigen te berekenen voor de toepassing van artikel 4.

2.   De aanvragende lidstaat berekent het in lid 1 bedoelde aantal door uit te gaan van een van de volgende data:

a)

de datum waarop de werkgever overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Richtlijn 98/59/EG van de Raad (7) de bevoegde overheidsinstantie schriftelijk kennis geeft van het voorgenomen collectief ontslag; in dat geval verstrekt de aanvragende lidstaat de Commissie aanvullende informatie over het werkelijke aantal ontslagen overeenkomstig artikel 4, lid 1, van deze verordening, voordat de evaluatie door de Commissie wordt afgerond;

b)

de datum van de individuele kennisgeving door de werkgever dat de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemer tijdelijk of definitief beëindigd wordt;

c)

de datum van de feitelijke beëindiging of de afloop van de arbeidsovereenkomst;

d)

de beëindiging van de terbeschikkingstelling aan de inlenende onderneming; of

e)

voor een zelfstandige, de datum van beëindiging van de werkzaamheden zoals bepaald in overeenstemming met de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

Artikel 6

In aanmerking komende begunstigden

1.   De aanvragende lidstaat kan door het EFG medegefinancierde individuele diensten aanbieden aan in aanmerking komende begunstigden, onder wie:

a)

werknemers die gedwongen zijn ontslagen en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd, berekend overeenkomstig artikel 5, binnen de in artikel 4 bedoelde referentieperiode;

b)

werknemers die gedwongen zijn ontslagen en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd, berekend overeenkomstig artikel 5, voor of na de in artikel 4, lid 1, onder a), bedoelde referentieperiode; of

c)

werknemers die gedwongen zijn ontslagen en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd, ingeval een aanvraag op grond van artikel 4, lid 2, afwijkt van de in artikel 4, lid 1, onder a), genoemde criteria.

De in de eerste alinea, onder b) en c), bedoelde werknemers en zelfstandigen worden geacht in aanmerking te komen, op voorwaarde dat zij gedwongen zijn ontslagen of hun werkzaamheden hebben beëindigd na de algemene aankondiging van de voorgenomen collectieve ontslagen en mits een duidelijk oorzakelijk verband kan worden gelegd met de gebeurtenis die aanleiding gaf tot de gedwongen ontslagen in de referentieperiode.

2.   In afwijking van artikel 2 mogen de aanvragende lidstaten tot en met 31 december 2017 door het EFG medegefinancierde individuele diensten aanbieden aan een aantal NEET's, die op de datum van de indiening van de aanvraag jonger dan 25 jaar zijn, of indien lidstaten daartoe besluiten jonger dan 30 jaar zijn, dat ten hoogste gelijk is aan het aantal beoogde begunstigden, waarbij prioriteit wordt gegeven aan personen die gedwongen zijn ontslagen of hun werkzaamheden hebben beëindigd, op voorwaarde dat ten minste een aantal van de gedwongen ontslagen in de zin van artikel 3 plaatsvindt in regio's van NUTS 2-niveau die voor het Jeugdwerkgelegenheidsinitiatief in aanmerking komen. De steun aan NEET's jonger dan 25 jaar, of indien lidstaten daartoe besluiten jonger dan 30 jaar, mag worden verleend in die regio's van NUTS 2-niveau die voor het Jeugdwerkgelegenheidsinitiatief in aanmerking komen.

Artikel 7

Subsidiabele acties

1.   Een financiële bijdrage uit het EFG kan worden bestemd voor actieve arbeidsmarktmaatregelen in het kader van een gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening, om de beoogde begunstigden, en in het bijzonder kansarme, oudere en jongere werklozen, weer aan een dienstbetrekking of zelfstandige arbeid te helpen. Het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening kan met name het volgende omvatten:

a)

opleiding en omscholing op maat, waaronder ICT-vaardigheden en certificering van opgedane ervaring, hulp bij het zoeken van een baan, loopbaanbegeleiding, adviesverlening, begeleiding door een mentor, outplacementbegeleiding, bevordering van ondernemerschap, steun bij het uitoefenen van een zelfstandige activiteit, het opzetten van een eigen bedrijf en een overname door werknemers, en samenwerkingsactiviteiten;

b)

speciale tijdelijke maatregelen, zoals sollicitatietoelagen, premies bij indiensttreding voor werkgevers, mobiliteitstoelagen, dag- of opleidingsvergoedingen (waaronder toelagen voor verzorgers);

c)

maatregelen om met name kansarmen, ouderen en jongere werklozen te stimuleren om op de arbeidsmarkt te blijven of daarnaar terug te keren.

De kosten van de maatregelen onder b) mogen niet meer bedragen dan 35 % van de geraamde kosten voor het gecoördineerde pakket van de in dit lid vermelde individuele dienstverlening.

De kosten van investeringen voor het uitoefenen van een zelfstandige activiteit, het opzetten van een eigen bedrijf en een overname door werknemers mogen niet meer bedragen dan 15 000 EUR.

Bij het samenstellen van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening moet rekening worden gehouden met de toekomstperspectieven op de arbeidsmarkt en de vereiste vaardigheden. Het gecoördineerde pakket dient gericht te zijn op de overgang naar een grondstofefficiënte en duurzame economie.

2.   De volgende maatregelen komen niet in aanmerking voor een financiële bijdrage uit het EFG:

a)

speciale tijdelijke maatregelen als bedoeld in lid 1, onder b), waaraan niet de voorwaarde verbonden is dat de beoogde begunstigden actief deelnemen aan activiteiten op het gebied van het zoeken naar werk of opleiding;

b)

acties waarvoor ondernemingen krachtens het nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten verantwoordelijk zijn.

De uit het EFG ondersteunde acties treden niet in de plaats van maatregelen die gericht zijn op passieve sociale bescherming.

3.   Het gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening wordt uitgewerkt in overleg met de beoogde begunstigden of hun vertegenwoordigers, of met de sociale partners.

4.   Op initiatief van de aanvragende lidstaat kan een financiële bijdrage uit het EFG beschikbaar worden gesteld voor de activiteiten op het vlak van voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit en controle en rapportage.

Artikel 8

Aanvragen

1.   De aanvragende lidstaat dient binnen een periode van twaalf weken na de datum waarop wordt voldaan aan de criteria in artikel 4, lid 1 of 2, een aanvraag in bij de Commissie.

2.   Binnen twee weken na de datum van de indiening van de aanvraag of, in voorkomend geval, na de datum waarop de Commissie de vertaling van de aanvraag heeft ontvangen, naargelang van welke datum het laatst valt, bevestigt de Commissie de ontvangst van de aanvraag en deelt zij de lidstaat eventueel mee welke aanvullende gegevens zij nodig heeft om de aanvraag te kunnen beoordelen.

3.   Indien de Commissie om aanvullende gegevens verzoekt, antwoordt de lidstaat binnen zes weken na de datum van het verzoek. Op het naar behoren gemotiveerd verzoek van de betrokken lidstaat verlengt de Commissie deze termijn met twee weken.

4.   Aan de hand van de door de lidstaat verstrekte gegevens beoordeelt de Commissie binnen twaalf weken na ontvangst van de volledige aanvraag of, indien van toepassing, de vertaling daarvan, definitief of de aanvraag aan de voorwaarden voor het toekennen van een financiële bijdrage voldoet. Indien de Commissie bij uitzondering niet aan deze deadline kan voldoen, licht zij schriftelijk toe om welke reden.

5.   Een volledige aanvraag dient de volgende gegevens te bevatten:

a)

een beredeneerde analyse van het verband tussen de gedwongen ontslagen of de beëindiging van de werkzaamheden en de grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen of de ernstige ontwrichting van de lokale, regionale en nationale economie, veroorzaakt door de globalisering, doordat de wereldwijde financiële en economische crisis aanhoudt of doordat zich een nieuwe wereldwijde financiële en economische crisis voordoet. Deze analyse is gebaseerd op statistische en andere informatie op het meest geschikte niveau om aan te tonen dat de in artikel 4 bepaalde criteria voor steunverlening vervuld zijn;

b)

indien de onderneming waar de gedwongen ontslagen zijn gevallen, haar activiteiten na die ontslagen heeft voortgezet, de bevestiging dat zij aan haar wettelijke verplichtingen ten aanzien van de gedwongen ontslagen heeft voldaan en dienovereenkomstig voorzieningen heeft getroffen voor haar werknemers;

c)

een beoordeling van het aantal gedwongen ontslagen overeenkomstig artikel 5 en een uitleg van de gebeurtenissen die tot die ontslagen hebben geleid;

d)

indien van toepassing, gegevens van de ondernemingen, leveranciers of downstreamproducenten en sectoren waar de gedwongen ontslagen zijn gevallen, en categorieën beoogde begunstigden, uitgesplitst naar geslacht en leeftijdscategorie;

e)

het verwachte effect van de gedwongen ontslagen op de plaatselijke, regionale of nationale economie en de werkgelegenheid;

f)

een beschrijving van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening en de daarmee verband houdende uitgaven, waaronder met name maatregelen ter ondersteuning van werkgelegenheidsinitiatieven voor kansarme, oudere en jongere begunstigden;

g)

uitleg over de complementariteit van het pakket maatregelen met door andere nationale fondsen of fondsen van de Unie gefinancierde acties, alsmede informatie over acties die voor de betrokken ondernemingen krachtens het nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten verplicht zijn;

h)

de geraamde begroting voor de afzonderlijke onderdelen van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening ter ondersteuning van de beoogde begunstigden, en voor elke vorm van activiteiten inzake voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit, controle en rapportage;

i)

de data waarop met de individuele dienstverlening aan de beoogde begunstigden en de activiteiten ter implementatie van het EFG als vermeld in artikel 7, respectievelijk lid 1 en lid 4, is begonnen of waarop verwacht wordt daarmee te beginnen;

j)

de procedures aan de hand waarvan de beoogde begunstigden of hun vertegenwoordigers, of de sociale partners alsmede lokale en regionale overheden of andere belanghebbende organisaties zijn geraadpleegd, voor zover van toepassing;

k)

een verklaring dat de aangevraagde EFG-steun in overeenstemming is met de procedurele en materiële voorschriften van de Unie inzake staatssteun, alsook een verklaring waarin wordt aangegeven waarom de individuele dienstverlening niet in de plaats komt van maatregelen waarvoor bedrijven krachtens het nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten verantwoordelijk zijn;

l)

de bronnen van nationale voorfinanciering of medefinanciering en andere medefinanciering, indien van toepassing.

Artikel 9

Complementariteit, naleving en coördinatie

1.   Een financiële bijdrage uit het EFG is geen vervanging van de maatregelen die bedrijven krachtens het nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten moeten nemen.

2.   De ondersteuning van de beoogde begunstigden vormt een aanvulling op de nationale, regionale en plaatselijke acties van de lidstaten, met inbegrip van acties die worden medegefinancierd uit fondsen van de Unie.

3.   De financiële bijdrage uit het EFG blijft beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om aan de beoogde begunstigden solidariteit te betonen en tijdelijke, eenmalige steun te verlenen. De door het EFG ondersteunde acties zijn in overeenstemming met het recht van de Unie en dat van de lidstaten, met inbegrip van de voorschriften inzake staatssteun.

4.   Overeenkomstig hun respectieve verantwoordelijkheden dragen de Commissie en de aanvragende lidstaat zorg voor de coördinatie van de steun uit de fondsen van de Unie.

5.   De aanvragende lidstaat garandeert dat voor de specifieke acties waarvoor uit het EFG een financiële bijdrage wordt ontvangen, geen steun uit andere financieringsinstrumenten van de Unie ter beschikking wordt gesteld.

Artikel 10

Gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie

De Commissie en de lidstaten garanderen dat de gelijkheid van mannen en vrouwen en de integratie van het genderperspectief een wezenlijk deel uitmaken van en bevorderd worden in de verschillende stadia van de uitvoering van de financiële bijdrage uit het EFG. De Commissie en de lidstaten nemen alle nodige maatregelen ter voorkoming van elke discriminatie op grond van geslacht, ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid bij de toegang tot het EFG en in de verschillende stadia van de uitvoering van de financiële bijdrage.

Artikel 11

Technische bijstand op initiatief van de Commissie

1.   Op initiatief van de Commissie kan, maximum 0,5 % van het jaarlijks maximumbedrag voor het EFG, gebruikt worden voor het financieren van de voorbereiding, het toezicht, de verzameling van gegevens en het creëren van een kennisbasis die relevant is voor de tenuitvoerlegging van het EFG. Het mag tevens worden gebruikt ter financiering van administratieve en technische bijstand, informatie- en communicatieactiviteiten alsook audit-, controle- en evaluatiewerkzaamheden die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van deze verordening.

2.   Met inachtneming van het in lid 1 genoemde maximale bedrag stellen het Europees Parlement en de Raad aan het begin van ieder jaar op basis van een voorstel van de Commissie een bedrag voor technische bijstand ter beschikking.

3.   De in lid 1 aangegeven taken worden uitgevoerd in overeenstemming met het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften die van toepassing zijn op deze vorm van begrotingsuitvoering.

4.   De technische bijstand van de Commissie omvat het verstrekken van informatie en richtsnoeren aan de lidstaten voor het gebruik van, het toezicht op en de evaluatie van het EFG. De Commissie dient ook informatie over en duidelijke richtsnoeren voor het gebruik van het EFG te verstrekken aan de Europese en nationale sociale partners.

Artikel 12

Informatie, communicatie en publiciteit

1.   De aanvragende lidstaat geeft informatie over en bekendheid aan de gefinancierde acties. Dergelijke informatie is gericht op de beoogde begunstigden, de lokale en regionale autoriteiten, de sociale partners, de media en het grote publiek. Zij benadrukt de rol van de Unie en maakt de bijdrage uit het EFG zichtbaar.

2.   De Commissie houdt een internetsite bij, die zij regelmatig actualiseert en in alle officiële talen van de instellingen van de Unie toegankelijk maakt en die informatie verschaft over het EFG, een leidraad geeft voor de indiening van aanvragen, en informatie biedt over ingewilligde en afgewezen aanvragen en over de rol van het Europees Parlement en de Raad in de begrotingsprocedure.

3.   De Commissie voert aan de hand van ervaringen informatie- en communicatieactiviteiten uit betreffende EFG-casussen en -resultaten met als doel de effectiviteit van het EFG te verbeteren en ervoor te zorgen dat burgers en werknemers in de Unie op de hoogte zijn van het bestaan van het EFG. De Commissie brengt elke twee jaar per land en per sector verslag uit over het gebruik van het fonds.

4.   De uit hoofde van deze verordening voor communicatie toegewezen middelen dragen ook bij tot de institutionele communicatie van de beleidsprioriteiten van de Unie, mits deze verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening.

Artikel 13

Bepaling van de financiële bijdrage

1.   Op basis van de overeenkomstig artikel 8 uitgevoerde beoordeling voert de Commissie, aan de hand van met name het aantal beoogde begunstigden, de voorgestelde acties en de geraamde kosten, een evaluatie uit en doet zo snel mogelijk een voorstel inzake de hoogte van de eventuele financiële bijdrage uit het EFG die kan worden verstrekt binnen de grenzen van de beschikbare middelen. Dit bedrag mag niet hoger zijn dan 60 % van de totale geraamde kosten zoals bedoeld in artikel 8, lid 5, onder e).

2.   Als de Commissie op basis van de overeenkomstig artikel 8 uitgevoerde beoordeling van mening is dat aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage op grond van deze verordening wordt voldaan, zet zij onmiddellijk de in artikel 15 bedoelde procedure in gang.

3.   Als de Commissie op grond van de in artikel 8 uitgevoerde beoordeling van mening is dat niet aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage uit hoofde van deze verordening wordt voldaan, stelt zij de aanvragende lidstaat daarvan onmiddellijk in kennis.

Artikel 14

Subsidiabiliteit van de uitgaven

1.   Uitgaven komen in aanmerking voor een financiële bijdrage uit het EFG vanaf de in de aanvraag op grond van artikel 8, lid 5, onder f), genoemde data waarop de betrokken lidstaat aanvangt of verwacht wordt aan te vangen met individuele dienstverlening aan de beoogde begunstigden of betalingsverplichtingen op zich neemt voor de administratieve uitgaven betreffende de uitvoering van het EFG overeenkomstig artikel 7, respectievelijk lid 1 en lid 4.

2.   In het geval van subsidies zijn de artikelen 67 en 68 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8), en artikel 14 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad (9), alsmede de door de Commissie krachtens die verordeningen vastgestelde gedelegeerde handelingen, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15

Begrotingsprocedure

1.   De uitvoeringsbepalingen van het EFG zijn in overeenstemming met punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord.

2.   De kredieten voor het EFG worden als voorziening in de algemene begroting van de Unie opgenomen.

3.   De Commissie, enerzijds, en het Europees Parlement en de Raad, anderzijds, spannen zich in om de tijd die nodig is om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen, zo kort mogelijk te maken.

4.   Als de Commissie van mening is dat aan de voorwaarden voor de toekenning van een financiële bijdrage uit het EFG is voldaan, dient zij een voorstel in tot beschikbaarstelling van middelen uit het EFG. Het besluit tot beschikbaarstelling van middelen uit het EFG wordt gezamenlijk door het Europees Parlement en de Raad genomen binnen een maand nadat het voorstel bij het Europees Parlement en de Raad is ingediend. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en het Europees Parlement met een meerderheid van de stemmen van zijn leden en van drie vijfde van het aantal uitgebrachte stemmen.

Tegelijk met haar voorstel voor een besluit tot beschikbaarstelling van middelen uit het EFG dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel tot overschrijving naar de betrokken begrotingsonderdelen in. Indien er geen eensgezindheid bestaat, wordt een trialoogprocedure ingeleid.

De overschrijvingen die betrekking hebben op het EFG worden verricht overeenkomstig artikel 27 van het Financieel Reglement.

5.   Tegelijk met de vaststelling van haar voorstel voor een besluit tot beschikbaarstelling van middelen uit het EFG stelt de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling een besluit betreffende een financiële bijdrage vast, dat in werking treedt op de datum waarop het Europees Parlement en de Raad het besluit tot beschikbaarstelling van middelen uit het EFG vaststellen.

6.   Een voorstel voor een besluit tot beschikbaarstelling van middelen uit het EFG krachtens lid 4 omvat onder andere:

a)

de overeenkomstig artikel 8, lid 4, uitgevoerde beoordeling en een samenvatting van de gegevens waarop die beoordeling is gebaseerd;

b)

bewijs dat aan de criteria van de artikelen 4 en 9 werd voldaan; en

c)

een onderbouwing van de voorgestelde bedragen.

Artikel 16

Betaling en gebruik van de financiële bijdrage

1.   Na de inwerkingtreding van een besluit betreffende een financiële bijdrage overeenkomstig artikel 15, lid 5, betaalt de Commissie de financiële bijdrage, in een enkele voorfinancieringsbetaling van 100 %, in principe binnen 15 dagen aan de betrokken lidstaat uit. De voorfinanciering wordt gecompenseerd wanneer de financiële bijdrage overeenkomstig artikel 18, lid 2, wordt afgesloten.

2.   De in lid 1 bedoelde financiële bijdrage valt onder het gedeeld beheer overeenkomstig artikel 59 van het Financieel Reglement.

3.   De gedetailleerde technische financieringsvoorwaarden worden door de Commissie bepaald in het in artikel 15, lid 5, genoemde besluit betreffende een financiële bijdrage.

4.   De lidstaat voert de in artikel 7 bedoelde subsidiabele acties zo spoedig mogelijk, en uiterlijk 24 maanden na de datum van indiening van de aanvraag conform artikel 8, lid 1, uit.

De lidstaat kan besluiten om de aanvangsdatum van de subsidiabele acties tot uiterlijk 3 maanden na de datum van de indiening van de aanvraag uit te stellen. In geval van dergelijk uitstel worden de subsidiabele acties uitgevoerd binnen de termijn van 24 maanden na de aanvangsdatum die de lidstaat in de aanvraag heeft meegedeeld.

Wanneer een begunstigde een onderwijs- of opleidingscursus volgt die twee jaar of langer duurt, komt het cursusgeld voor medefinanciering door het EFG in aanmerking tot de datum waarop het in artikel 18, lid 1, bedoelde eindverslag moet worden ingediend, mits het desbetreffende cursusgeld is betaald vóór die datum.

5.   Bij de uitvoering van de acties in het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening kan de betrokken lidstaat bij de Commissie een voorstel indienen om de opgenomen acties te wijzigen door andere, in artikel 7, lid 1, onder a) en c), vermelde subsidiabele acties toe te voegen, mits die wijzigingen naar behoren gemotiveerd zijn en in totaal niet meer bedragen dan de in artikel 15, lid 5, bedoelde financiële bijdrage. De Commissie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen, en stelt, indien zij ermee akkoord gaat, de lidstaat daarvan in kennis.

6.   Uitgaven uit hoofde van artikel 7, lid 4, zijn subsidiabel tot de uiterste termijn voor de indiening van het eindverslag.

Artikel 17

Gebruik van de euro

De in de aanvragen, besluiten over financiële bijdragen en verslagen in verband met deze verordening genoemde bedragen worden in euro uitgedrukt.

Artikel 18

Eindverslag en afsluiting

1.   Uiterlijk zes maanden na afloop van de in artikel 16, lid 4, bedoelde termijn, dient de betrokken lidstaat bij de Commissie een eindverslag in over de uitvoering van de financiële bijdrage, met onder andere informatie over:

a)

het soort acties en de belangrijkste resultaten;

b)

de namen van de instanties die het maatregelenpakket in de lidstaten verzorgen;

c)

de kenmerken van de beoogde begunstigden en hun beroepsstatus;

d)

het feit of de onderneming, met uitzondering van micro-ondernemingen en kmo's, de afgelopen vijf jaar staatssteun heeft ontvangen of eerdere financiering uit het Cohesiefonds of de structuurfondsen van de Unie;

e)

een verklaring waarin de uitgaven worden verantwoord en waarin zo mogelijk de complementariteit van acties met de uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) gefinancierde acties wordt vermeld.

Zo mogelijk worden de gegevens betreffende de begunstigden uitgesplitst naar geslacht.

2.   Uiterlijk zes maanden nadat de Commissie alle op grond van lid 1 vereiste gegevens heeft ontvangen, sluit zij de financiële bijdrage af door het eindbedrag van de financiële bijdrage uit het EFG te bepalen alsook het eventuele saldo dat de betrokken lidstaat verschuldigd is overeenkomstig artikel 22.

Artikel 19

Tweejaarlijks verslag

1.   Uiterlijk 1 augustus 2015 en vervolgens om de twee jaar, dient de Commissie een omvattend kwantitatief en kwalitatief verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten die in de twee voorafgaande jaren op grond van deze verordening en Verordening (EG) nr. 1927/2006 zijn ondernomen. Het verslag heeft in hoofdzaak betrekking op de door het EFG behaalde resultaten en bevat met name informatie over de ingediende aanvragen, de goedgekeurde besluiten, de gefinancierde acties, met inbegrip van statistieken betreffende het herintredingspercentage van de ondersteunde begunstigden per lidstaat en de complementariteit van die acties met acties die worden gefinancierd uit andere fondsen van de Unie, met name het ESF, en informatie over de afsluiting van de financiële bijdragen. Het verslag bevat tevens een overzicht van de aanvragen die zijn afgewezen of gereduceerd omdat er onvoldoende middelen beschikbaar waren of omdat zij niet aan de criteria voldeden.

2.   Het verslag wordt ter informatie aan de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de sociale partners toegezonden.

Artikel 20

Evaluatie

1.   De Commissie verricht op eigen initiatief en in nauwe samenwerking met de lidstaten:

a)

uiterlijk 30 juni 2017 een tussentijdse evaluatie van de doeltreffendheid en duurzaamheid van de behaalde resultaten;

b)

uiterlijk 31 december 2021 een evaluatie achteraf, met steun van externe deskundigen, om het effect en de meerwaarde van het EFG te meten.

2.   De resultaten van de in lid 1 bedoelde evaluaties worden ter informatie toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de sociale partners. Bij de ontwikkeling van nieuwe programma's op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken dient rekening te worden gehouden met de aanbevelingen in de evaluaties.

3.   De in lid 1 bedoelde evaluaties bevatten de cijfers over het aantal aanvragen en hebben betrekking op de prestaties van de programma's per land en per sector, om te beoordelen of het EFG de beoogde begunstigden bereikt.

Artikel 21

Beheer en financiële controle

1.   Onverminderd de verantwoordelijkheid van de Commissie voor de uitvoering van de algemene begroting van de Unie, zijn in eerste instantie de lidstaten verantwoordelijk voor het beheer en de financiële controle van de door het EFG gefinancierde acties. Dit houdt in dat zij:

a)

verifiëren dat de nodige beheers- en controleregelingen zijn getroffen en dat deze zodanig worden toegepast dat de middelen van de Unie op efficiënte en correcte wijze worden gebruikt en dat de beginselen van goed financieel beheer worden nageleefd;

b)

verifiëren dat de gefinancierde acties naar behoren zijn uitgevoerd;

c)

vaststellen dat de gefinancierde uitgaven worden onderbouwd door verifieerbare bewijsstukken, wettelijk zijn en geen onregelmatigheden vertonen;

d)

onregelmatigheden zoals gedefinieerd in artikel 122 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1303/2013 voorkomen, opsporen en corrigeren en, in voorkomend geval, onterecht betaalde bedragen terugvorderen met achterstandsrente. De lidstaten stellen de Commissie van dergelijke onregelmatigheden in kennis en houden haar op de hoogte van het verloop van administratieve en gerechtelijke procedures.

2.   De lidstaten wijzen instanties aan die bevoegd zijn om de door het EFG ondersteunde acties adequaat te beheren en te controleren overeenkomstig artikel 59, lid 3, van het Financieel Reglement en de criteria en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 1303/2013. Die aangewezen instanties verstrekken de Commissie de in artikel 59, lid 5, van het Financieel Reglement vermelde informatie over de uitvoering van de financiële bijdrage wanneer het in artikel 18 van deze verordening bedoelde eindverslag wordt ingediend.

3.   Bij het vaststellen van een onregelmatigheid gaan de lidstaten over tot de nodige financiële correcties. De correcties door de lidstaten houden in dat de financiële bijdrage geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken. Bedragen die door een geconstateerde onregelmatigheid ten onrechte zijn uitbetaald, worden door de lidstaat teruggevorderd en aan de Commissie terugbetaald; indien terugbetaling door de desbetreffende lidstaat niet binnen de daarvoor gestelde termijn plaatsvindt, is achterstandsrente verschuldigd.

4.   In het kader van haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de algemene begroting van de Unie stelt de Commissie alles in het werk om te verifiëren of de gefinancierde acties conform de principes van goed en efficiënt financieel beheer zijn uitgevoerd. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvragende lidstaat zorg te dragen voor een goed functionerend systeem voor beheer en controle. De Commissie verifieert of dergelijke systemen inderdaad aanwezig zijn.

Onverminderd de bevoegdheden van de Rekenkamer en de controles van de lidstaten overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, mogen ambtenaren of vertegenwoordigers van de Commissie de door het EFG gefinancierde acties ter plaatse controleren, waaronder door middel van steekproeven, mits deze controles ten minste één werkdag van tevoren worden aangekondigd. De Commissie stelt de aanvragende lidstaat in kennis van de controle teneinde alle nodige medewerking te verkrijgen. Aan deze controles mogen ambtenaren of vertegenwoordigers van de betrokken lidstaat deelnemen.

5.   De lidstaat zorgt ervoor dat alle bewijsstukken met betrekking tot uitgaven gedurende een periode van drie jaar na de afsluiting van een financiële bijdrage uit het EFG ter beschikking van de Commissie en de Rekenkamer worden gehouden.

Artikel 22

Terugbetaling van de financiële bijdrage

1.   Als de daadwerkelijke kosten van een actie lager uitvallen dan het geraamde bedrag dat overeenkomstig artikel 15 was opgegeven, stelt de Commissie een besluit vast, door middel van een uitvoeringshandeling, dat de betrokken lidstaat verplicht het overeenkomstig deel van de financiële bijdrage terug te betalen.

2.   Indien de betrokken lidstaat niet voldoet aan de in het in het besluit betreffende een financiële bijdrage vastgelegde verplichtingen, neemt de Commissie de nodige maatregelen door een besluit vast te stellen, door middel van een uitvoeringshandeling, om de lidstaat te verplichten de ontvangen financiële bijdrage geheel of gedeeltelijk terug te betalen.

3.   Voordat een besluit zoals bedoeld in lid 1 of 2 wordt genomen, onderzoekt de Commissie de zaak grondig en geeft zij de betrokken lidstaat de gelegenheid om binnen een bepaalde termijn een toelichting te geven.

4.   Als de Commissie na de nodige verificatie vaststelt dat een lidstaat niet voldoet aan zijn verplichtingen op grond van artikel 21, lid 1, besluit zij, indien geen overeenstemming is bereikt en de lidstaat niet binnen een door de Commissie bepaalde termijn de nodige correcties heeft doorgevoerd, en rekening houdend met een eventuele toelichting van de lidstaat, binnen drie maanden na afloop van de in lid 3 genoemde termijn tot de vereiste financiële correcties over te gaan door de bijdrage van het EFG aan de desbetreffende actie geheel of gedeeltelijk in te trekken. Bedragen die door een geconstateerde onregelmatigheid ten onrechte zijn uitbetaald, worden teruggevorderd; indien terugbetaling niet door de aanvragende lidstaat binnen de daarvoor gestelde termijn plaatsvindt, is achterstandsrente verschuldigd.

Artikel 23

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1927/2006 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2014.

Onverminderd de eerste alinea, blijft zij van toepassing voor tot en met 31 december 2013 ingediende aanvragen.

Artikel 24

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing op alle aanvragen die tussen 1 januari 2014 en 31 december 2020 worden ingediend.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

L. LINKEVIČIUS


(1)  PB C 143 van 22.5.2012, blz. 42.

(2)  PB C 225 van 27.7.2012, blz. 159.

(3)  Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (PB L 167 van 29.6.2009, blz. 26).

(5)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1

(6)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(7)  Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag (PB L 225 van 12.8.1998, blz. 16).

(8)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (Zie bladzijde 320 van dit Publicatieblad).

(9)  Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad (Zie bladzijde 470 van dit Publicatieblad).


Top