EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012R0258

Verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan

OJ L 94, 30.3.2012, p. 1–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 18 Volume 011 P. 174 - 188

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/258/oj

30.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/1


VERORDENING (EU) Nr. 258/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 maart 2012

tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van een wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Besluit 2001/748/EG van de Raad van 16 oktober 2001 (2) betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap van het Protocol, gehecht aan het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit, betreffende de bestrijding van illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, onderdelen ervan en munitie, heeft de Commissie dat protocol („het VN-protocol inzake vuurwapens”) op 16 januari 2002 namens de Gemeenschap ondertekend.

(2)

Het VN-protocol inzake vuurwapens, dat als doel heeft de samenwerking tussen de partijen te bevorderen, te vergemakkelijken en te intensiveren ten behoeve van de preventie, bestrijding en uitbanning van de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, is op 3 juli 2005 in werking getreden.

(3)

Teneinde de tracering van vuurwapens te vergemakkelijken en de illegale handel in vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie doelmatig te kunnen bestrijden, moet de uitwisseling van informatie tussen lidstaten worden verbeterd, in het bijzonder door het beter gebruik van bestaande communicatiekanalen.

(4)

Persoonsgegevens moeten worden verwerkt in overeenstemming met de regels neergelegd in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3) en in Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4).

(5)

In haar mededeling van 18 juli 2005 betreffende maatregelen ter verbetering van de veiligheid met betrekking tot explosieven, ontstekers, benodigdheden om bommen te maken en vuurwapens (5) heeft de Commissie haar voornemen bekendgemaakt om artikel 10 van het VN-protocol inzake vuurwapens uit te voeren als onderdeel van de maatregelen die moeten worden genomen om de Unie in staat te stellen dat protocol te sluiten.

(6)

Het VN-protocol inzake vuurwapens verlangt van de partijen dat zij administratieve procedures of systemen vaststellen of verbeteren om de vervaardiging, de markering, de invoer en de uitvoer van vuurwapens doeltreffend te controleren.

(7)

Naleving van het VN-protocol inzake vuurwapens vereist ook dat het illegaal fabriceren of verhandelen van vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie strafbaar wordt gesteld, en dat maatregelen worden genomen om de inbeslagname van aldus vervaardigde of ingevoerde voorwerpen mogelijk te maken.

(8)

Deze verordening moet niet van toepassing zijn op vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten of munitie die specifiek voor militair gebruik zijn bestemd. De maatregelen om te voldoen aan de vereisten van artikel 10 van het VN-protocol inzake vuurwapens moeten worden aangepast om te voorzien in vereenvoudigde procedures voor vuurwapens voor civiel gebruik. Derhalve moet worden gezorgd voor een zekere verlichting met betrekking tot vergunningen voor meerdere transporten, maatregelen inzake doorvoer en tijdelijke uitvoer voor legale doeleinden.

(9)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 346 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat verwijst naar de wezenlijke belangen van de veiligheid van de lidstaten, noch heeft zij invloed op Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (6), of op Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (7). Bovendien is het VN-protocol inzake vuurwapens, en derhalve ook deze verordening, niet van toepassing op transacties tussen staten onderling of op de overbrenging tussen staten in de gevallen waarin de toepassing van het protocol het recht zou aantasten van een staat die partij is om, in het belang van de nationale veiligheid maatregelen te nemen die met het Handvest van de Verenigde Naties verenigbaar zijn.

(10)

Richtlijn 91/477/EEG regelt de overbrenging van vuurwapens voor civiel gebruik op het grondgebied van de Unie terwijl deze verordening betrekking heeft op maatregelen inzake de export vanuit het douanegebied van de Unie naar of door derde landen.

(11)

Vuurwapens, hun onderdelen en essentiële en munitie, indien geïmporteerd uit derde landen, vallen onder het Unierecht en in het bijzonder onder de voorschriften van Richtlijn 91/477/EEG.

(12)

Samenhang moet worden gewaarborgd met de krachtens het Unierecht geldende bepalingen inzake registratie.

(13)

Om de correcte toepassing van deze verordening te waarborgen, dienen lidstaten maatregelen te nemen om de bevoegde instanties passende bevoegdheden te verlenen.

(14)

Teneinde de lijst van vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie waarvoor op grond van deze verordening een vergunning is vereist te beheren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de aanpassing van bijlage I bij deze verordening aan bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (8) en aan bijlage I van Richtlijn 91/477/EEG. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(15)

De Unie heeft een corpus douanevoorschriften vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (9) en de uitvoeringsbepalingen daarvan, zoals vervat in Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (10). Er moet ook rekening worden gehouden met Verordening (EG) nr. 450/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (gemoderniseerd douanewetboek) (11) waarvan de bepalingen volgens artikel 188 daarvan gefaseerd van toepassing zijn. De onderhavige verordening laat de uit het communautair douanewetboek en de uitvoeringsbepalingen daarvan voortvloeiende bevoegdheden onverlet.

(16)

De lidstaten moeten regels vaststellen inzake sancties wegens inbreuken op deze verordening en erop toezien dat deze regels worden uitgevoerd. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(17)

Deze verordening laat de uniale regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik, zoals ingesteld bij Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (12), onverlet.

(18)

Deze verordening strookt met de andere relevante bepalingen inzake vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie voor militair gebruik, veiligheidsstrategieën, illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en uitvoer van militaire technologie, met inbegrip van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (13).

(19)

De Commissie en de lidstaten dienen elkaar in kennis te stellen van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen, alsmede van andere relevante informatie waarover zij in verband met deze verordening beschikken.

(20)

Deze verordening belet de lidstaten niet om hun grondwettelijke voorschriften inzake de toegang van het publiek tot officiële documenten toe te passen, rekening houdend met Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (14),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

DOEL, DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld betreffende uitvoergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie en maatregelen inzake de invoer en doorvoer ervan, ter uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad („het VN-protocol inzake vuurwapens”).

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „vuurwapen”: een draagbaar, van een loop voorzien wapen waarmee door explosieve voortstuwing een lading, een kogel of een projectiel wordt uitgestoten, dat daartoe is ontworpen of daartoe kan worden omgebouwd als vermeld in bijlage I.

Een object wordt geacht te kunnen worden omgebouwd zodat door middel van explosieve voortstuwing een lading, kogel of projectiel kan worden uitgestoten wanneer:

het qua vormgeving gelijk is aan een vuurwapen en

ingevolge zijn constructie of het materiaal waarvan het is gemaakt aldus kan worden omgebouwd;

2.   „onderdelen”: elk voorwerp of vervangend voorwerp als vermeld in bijlage I dat speciaal is ontworpen voor een vuurwapen en essentieel is voor de werking daarvan, met inbegrip van een loop, kast of magazijn, slede of cilinder, grendel of afsluiter, en elke voorziening die is ontworpen of aangepast om het geluid dat door het afvuren van een vuurwapen wordt veroorzaakt, te dempen;

3.   „essentiële componenten”: het sluitingsmechanisme, de kamer en de loop van vuurwapens die, als afzonderlijke voorwerpen, vallen onder de categorie waarin het vuurwapen waarvan zij deel uitmaken of waarvoor zij bestemd zijn, is ingedeeld;

4.   „munitie”: het gehele stuk of zijn componenten, met inbegrip van patroonhouder, slaghoedje, voortstuwingskruit, kogels en projectielen, die worden gebruikt in een vuurwapen, vermeld in bijlage I, voor zover deze componenten zelf onderworpen zijn aan vergunningen in de desbetreffende lidstaat;

5.   „onbruikbaar gemaakte vuurwapens”: voorwerpen die anders onder de definitie van vuurwapen vallen maar die voorgoed onbruikbaar zijn gemaakt door een neutralisatie die inhoudt dat alle essentiële onderdelen van het vuurwapen voorgoed onbruikbaar zijn gemaakt en onmogelijk zodanig verwijderd, vervangen of aangepast kunnen worden dat het wapen op enigerlei wijze opnieuw gebruiksklaar zou kunnen worden gemaakt.

De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat deze neutralisaties worden gecontroleerd door een bevoegde instantie. De lidstaten zorgen ervoor dat in het kader van die controle een certificaat of document wordt afgegeven waaruit blijkt dat het vuurwapen onbruikbaar is gemaakt, dan wel dat op het vuurwapen een duidelijk zichtbare markering wordt aangebracht, waaruit dat blijkt;

6.   „uitvoer”:

a)

een uitvoerregeling overeenkomstig artikel 161 van Verordening (EEG) nr. 2913/92;

b)

een wederuitvoer in de zin van artikel 182 van Verordening (EEG) nr. 2913/92, maar met uitsluiting van goederen die op basis van de regeling inzake extern douanevervoer worden verplaatst, zoals bedoeld in artikel 91 van die verordening, indien geen wederuitvoerformaliteiten zoals bedoeld in artikel 182, lid 2, daarvan zijn vervuld;

7.   „persoon”: een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of, wanneer de geldende voorschriften in deze mogelijkheid voorzien, een vereniging van personen die bevoegd is rechtshandelingen te verrichten zonder de wettelijke status van rechtspersoon te bezitten;

8.   „exporteur”: elke persoon, gevestigd in de Unie, die een aangifte ten uitvoer doet of namens wie een aangifte ten uitvoer wordt gedaan, dat wil zeggen de persoon die op het tijdstip dat de aangifte wordt aanvaard, het contract met de ontvanger in het derde land heeft en die het recht heeft te beslissen dat het product naar een bestemming buiten het douanegebied van de Unie wordt verzonden. Indien geen uitvoercontract is gesloten of indien de houder van het contract niet namens zichzelf handelt, wordt onder de exporteur de persoon verstaan die het recht heeft om te beslissen het product naar een bestemming buiten het douanegebied van de Unie te verzenden.

Indien het recht over de vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie te beschikken, toekomt aan een persoon die blijkens het contract waarop de uitvoer berust, buiten de Unie is gevestigd, wordt de exporteur geacht de in de Unie gevestigde contracterende partij te zijn;

9.   „douanegebied van de Unie”: het in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde gebied;

10.   „aangifte ten uitvoer”: de handeling waarmee een persoon in de vorm en op de wijze die zijn voorgeschreven, de wens te kennen geeft vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie onder een uitvoerregeling te brengen;

11.   „tijdelijke uitvoer”: de overbrenging van vuurwapens, waarbij deze het douanegebied van de Unie verlaten en voor wederinvoer zijn bestemd binnen een periode van ten hoogste 24 maanden;

12.   „doorvoer”: het vervoer van goederen die het douanegebied van de Unie verlaten, over het grondgebied van één of meer derde landen met een eindbestemming in een ander derde land;

13.   „overlading”: doorvoer waarbij goederen uit de invoerende transportmiddelen worden gelost en voor wederuitvoer worden overgeladen, in het algemeen in een ander transportmiddel;

14.   „uitvoervergunning”:

a)

een enkelvoudige vergunning of machtiging die aan één specifieke exporteur wordt verleend voor één zending van één of meer vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie aan één geïdentificeerde uiteindelijke ontvanger of ontvanger in een derde land of;

b)

een meervoudige vergunning of machtiging die aan één specifieke exporteur wordt verleend voor meerdere zendingen van één of meer vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie aan een geïdentificeerde uiteindelijke ontvanger of ontvanger in een derde land of;

c)

een algemene vergunning of machtiging die aan één specifieke exporteur wordt verleend voor meerdere zendingen van één of meer vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie aan meerdere geïdentificeerde uiteindelijke ontvangers of ontvangers in één of meerderde landen;

15.   „illegale handel”: invoer, uitvoer, verkoop, aflevering, vervoer of overbrenging van vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten of munitie vanaf of over het grondgebied van een lidstaat naar het grondgebied van een derde staat, waarbij een van de volgende voorwaarden van toepassing is:

16.   „traceren”: het systematisch volgen van vuurwapens en, indien mogelijk, van hun onderdelen, essentiële componenten en munitie, vanaf de fabrikant tot aan de koper, met het oogmerk de bevoegde instanties van de lidstaten te helpen bij het opsporen, onderzoeken en analyseren van de illegale vervaardiging en handel.

Artikel 3

1.   Deze verordening is niet van toepassing op:

a)

transacties tussen staten onderling of op de overbrenging tussen staten;

b)

vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie die speciaal voor militair gebruik zijn ontworpen en in geen enkel geval op volautomatische vuurwapens;

c)

vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie die bestemd zijn voor het leger, de politie of de overheidsinstanties van de lidstaten;

d)

verzamelaars en instellingen die zich bezighouden met culturele en historische aspecten van vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie, en die als zodanig erkend zijn voor de toepassing van deze verordening door de lidstaat waarin zij gevestigd zijn, op voorwaarde dat traceringsmaatregelen zijn genomen;

e)

onbruikbaar gemaakte vuurwapens;

f)

antieke vuurwapens of replica’s hiervan zoals gedefinieerd overeenkomstig de nationale wetgeving, met dien verstande dat na 1899 vervaardigde vuurwapens niet onder antieke vuurwapens vallen.

2.   Deze verordening laat Verordening (EEG) nr. 2913/92 (communautair douanewetboek), Verordening (EEG) nr. 2454/93 (uitvoeringsbepalingen van het communautair douanewetboek), Verordening (EG) nr. 450/2008 (gemoderniseerd douanewetboek), en de regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik, zoals ingesteld door Verordening (EG) nr. 428/2009 (de verordening goederen voor tweeërlei gebruik), onverlet.

HOOFDSTUK II

UITVOERVERGUNNING, PROCEDURES EN CONTROLE EN INVOER EN DOORVOERMAATREGELEN

Artikel 4

1.   Voor de uitvoer van de in bijlage I opgesomde vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie is een overeenkomstig het formulier in bijlage II opgestelde uitvoervergunning vereist. Een dergelijke vergunning wordt afgegeven door de bevoegde instanties van de lidstaat waar de exporteur is gevestigd en wordt schriftelijk of langs elektronische weg afgegeven.

2.   Indien voor de uitvoer van vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie een uitvoervergunning is vereist op grond van deze verordening en de uitvoer eveneens moet voldoen aan vereisten voor een uitvoervergunning overeenkomstig Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB, kunnen de lidstaten één enkele procedure volgen om aan hun verplichtingen op grond van deze verordening en bovengenoemd gemeenschappelijk standpunt te voldoen.

3.   Indien vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie zich in één of meer andere lidstaten bevinden dan die waar de uitvoervergunning wordt aangevraagd, wordt dat gegeven op deze aanvraag vermeld. De bevoegde instanties van de lidstaat waar de uitvoervergunning wordt aangevraagd, treden onverwijld in overleg met de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat of lidstaten en verstrekken alle ter zake dienende informatie. De geraadpleegde lidstaat of lidstaten maken eventuele bezwaren tegen de afgifte van een dergelijke vergunning binnen 10 werkdagen kenbaar. Deze bezwaren zijn bindend voor de lidstaat waar de vergunning is aangevraagd.

Artikel 5

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 6 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I te wijzigen op basis van de amendementen op bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 en op basis van bijlage I bij Richtlijn 91/477/EEG.

Artikel 6

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel gestelde voorwaarden.

2.   De in artikel 5 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 5 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheden. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.   Een overeenkomstig artikel 5 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na kennisgeving van deze handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van deze termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 7

1.   Alvorens een uitvoervergunning voor vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie af te geven, gaat de betrokken lidstaat na of:

a)

het derde land van invoer toestemming voor de invoer in kwestie heeft gegeven, en

b)

in voorkomend geval de derde landen van doorvoer — en ten laatste voorafgaand aan de verzending — schriftelijk kennis hebben gegeven van het feit dat zij geen bezwaar hebben tegen de doorvoer. Deze bepaling is niet van toepassing:

op lucht- of zeevervoer via luchthavens van derde landen of havens van derde landen, op voorwaarde dat er geen overlading of verandering van vervoermiddel plaatsvindt;

in het geval van tijdelijke uitvoer ten behoeve van verifieerbare legale doeleinden, waaronder jacht, schietsport, onderzoek, tentoonstellingen zonder verkoop en reparatie.

2.   Lidstaten kunnen besluiten dat, indien binnen 20 werkdagen nadat de exporteur schriftelijk heeft verzocht of er tegen de doorvoer geen bezwaar is, geen bezwaren tegen de doorvoer worden ontvangen, het geraadpleegde derde land van doorvoer wordt geacht geen bezwaar te hebben tegen de doorvoer.

3.   De exporteur bezorgt de bevoegde instantie van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de afgifte van de uitvoervergunning de nodige documenten om te bewijzen dat het derde land van invoer met de invoer heeft ingestemd en dat het derde land van doorvoer geen bezwaar had tegen de doorvoer.

4.   Lidstaten behandelen aanvragen voor een uitvoervergunning binnen een volgens de nationale wetgeving of op grond van de nationale praktijk te bepalen termijn die niet langer mag zijn dan 60 werkdagen, vanaf de dag waarop alle vereiste informatie aan de bevoegde instanties is verstrekt. In uitzonderlijke omstandigheden en om naar behoren gemotiveerde redenen, kan deze termijn tot 90 werkdagen worden verlengd.

5.   De geldigheidsduur van een uitvoervergunning mag de geldigheidsduur van de invoervergunning niet overschrijden. Indien op de invoervergunning geen geldigheidtermijn staat vermeld, is de geldigheidstermijn van een uitvoervergunning ten minste negen maanden, behalve in uitzonderlijke omstandigheden en om naar behoren gerechtvaardigde redenen.

6.   Lidstaten kunnen beslissen elektronische documenten te gebruiken voor de behandeling van aanvragen voor een uitvoervergunning.

Artikel 8

1.   Met het oog op tracering bevatten de uitvoervergunning en de door het derde land van invoer afgegeven invoervergunning of toestemming voor invoer en de begeleidende documentatie tezamen ten minste gegevens met betrekking tot:

a)

de afgifte- en vervaldata;

b)

de plaats van afgifte;

c)

het land van uitvoer;

d)

het land van invoer;

e)

in voorkomend geval, het derde land of de derde landen van doorvoer;

f)

de ontvanger;

g)

de uiteindelijke ontvanger, voor zover bekend op het tijdstip van verzending;

h)

de bijzondere kenmerken die de identificatie mogelijk maken van de vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie, alsook de hoeveelheid daarvan, waaronder de op de vuurwapens aangebrachte markering, op zijn laatst voorafgaand aan de verzending.

2.   De in lid 1 bedoelde informatie moet, wanneer die in de invoervergunning of toestemming voor invoer is opgenomen, vooraf en ten laatste vóór de verzending door de exporteur aan de derde landen van doorvoer worden meegedeeld.

Artikel 9

1.   Vereenvoudigde procedures voor de tijdelijke uitvoer of wederuitvoer van vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie zullen worden toegepast waarbij:

a)

geen uitvoervergunning is vereist voor:

i)

de tijdelijke uitvoer door jagers of sportschutters als onderdeel van hun begeleide persoonlijke bezittingen, tijdens een reis naar een derde land op voorwaarde dat zij bij de bevoegde instanties de redenen van de reis kunnen aantonen, met name door een uitnodiging of een ander bewijs voor hun jagers- of schietsportactiviteiten in het derde land van bestemming over te leggen, van:

één of meer vuurwapens;

hun essentiële componenten, indien gemarkeerd, evenals onderdelen;

de hiervoor bestemde munitie, beperkt tot een maximum van 800 patronen voor jagers en een maximum van 1 200 patronen voor sportschutters;

ii)

de wederuitvoer door jagers of sportschutters als onderdeel van hun begeleide persoonlijke bezittingen nadat tijdelijk toestemming is verleend voor jagers- of schietsportactiviteiten, op voorwaarde dat de vuurwapens in het bezit blijven van een persoon die buiten het douanegebied van de Unie is gevestigd en de vuurwapens opnieuw worden uitgevoerd naar die persoon;

b)

bij het verlaten van het douanegebied van de Unie via een andere lidstaat dan hun lidstaat van verblijf, leggen jagers en sportschutters overeenkomstig de artikelen 1 en 12 van Richtlijn 91/477/EEG de Europese vuurwapenpas aan de bevoegde instanties voor. In geval van luchtvervoer, wordt de Europese vuurwapenpas voorgelegd aan de bevoegde instanties op de plaats waar de desbetreffende artikelen worden overgedragen aan de luchtvaartmaatschappij voor vervoer uit het douanegebied van de Unie.

Bij het verlaten van het douanegebied van de Unie via de lidstaat van hun verblijf, kunnen jagers en sportschutters in plaats van een Europese vuurwapenpas een ander document voorleggen dat door de bevoegde instanties van die lidstaat voor dit doel als geldig wordt erkend;

c)

de bevoegde instanties van een lidstaat schorsen voor een periode van ten hoogste tien dagen de uitvoer of verhinderen indien noodzakelijk op een andere manier dat vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten of munitie het douanegebied van de Unie via die lidstaat verlaten, indien zij een gegrond vermoeden hebben dat de door de jagers of sportschutters aangevoerde redenen niet voldoen aan de desbetreffende overwegingen en de verplichtingen opgenomen in artikel 10. In uitzonderlijke omstandigheden en om naar behoren gerechtvaardigde redenen, kan de in dit lid genoemde termijn tot 30 dagen worden verlengd.

2.   Lidstaten stellen in overeenstemming met hun nationale wetgeving vereenvoudigde procedures vast voor:

a)

de wederuitvoer van vuurwapens na de tijdelijke toestemming voor onderzoek of tentoonstellingen zonder verkoop, of actieve veredeling voor reparaties, op voorwaarde dat de vuurwapens in eigendom blijven van een persoon die buiten het douanegebied van de Unie is gevestigd en de vuurwapens opnieuw worden uitgevoerd naar die persoon;

b)

de wederuitvoer van vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie in geval deze tijdelijk in opslag worden gehouden vanaf het moment dat deze het douanegebied van de Unie binnenkomen tot het moment dat deze dit gebied verlaten;

c)

de tijdelijke uitvoer van vuurwapens voor onderzoek en reparatie en tentoonstellingen zonder verkoop, op voorwaarde dat de exporteur het legale bezit van deze vuurwapens onderbouwt en deze uitvoert volgens de douaneprocedures voor passieve veredeling of tijdelijke uitvoer.

Artikel 10

1.   Bij hun besluit over de verlening van een uitvoervergunning uit hoofde van deze verordening houden de lidstaten rekening met alle ter zake dienende overwegingen, waaronder in voorkomend geval:

a)

hun verplichtingen en verbintenissen als partij bij de internationale regelingen inzake uitvoercontrole of bij ter zake geldende internationale verdragen;

b)

overwegingen van nationaal buitenlands en veiligheidsbeleid, met inbegrip van overwegingen uit hoofde van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB;

c)

overwegingen omtrent het voorgenomen eindgebruik, de ontvanger, de geïdentificeerde uiteindelijke ontvanger en het onttrekkingsgevaar.

2.   De lidstaten houden bij de beoordeling van een aanvraag om een uitvoervergunning niet alleen rekening met de in lid 1 vermelde ter zake dienende overwegingen, maar ook met de toepassing door de exporteur van evenredige en passende middelen en procedures om ervoor te zorgen dat de bepalingen en de doelstellingen van deze verordening en de voorwaarden van de vergunning in acht worden genomen.

Bij hun besluit over de verlening van een uitvoervergunning komen de lidstaten hun verplichtingen na in het kader van sancties uit hoofde van besluiten van de Raad of uit hoofde van een besluit van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), dan wel krachtens een bindende resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, in het bijzonder met betrekking tot wapenembargo’s.

Artikel 11

1.   De lidstaten:

a)

weigeren een uitvoervergunning af te geven wanneer de aanvrager strafrechtelijk is veroordeeld voor een handeling die een strafbaar feit vormt genoemd in artikel 2, lid 2, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (15) of voor een andere handeling, mits dit een strafbaar feit vormt waarop een maximale vrijheidsstraf van ten minste vier jaar of een ernstiger straf staat;

b)

verklaren een uitvoervergunning nietig, schorsen of wijzigen deze of trekken deze in wanneer de voorwaarden voor de afgifte ervan niet zijn vervuld of niet meer zijn vervuld.

Dit lid doet geen afbreuk aan strengere regels in de nationale wetgeving.

2.   Wanneer de lidstaten een uitvoervergunning weigeren af te geven, nietig verklaren, schorsen, wijzigen of intrekken, delen zij dat mee aan de bevoegde instanties van de andere lidstaten, samen met alle relevante informatie. Wanneer de bevoegde instanties van een lidstaat een uitvoervergunning hebben geschorst, wordt aan het eind van de schorsingsperiode hun definitieve beoordeling aan de andere lidstaten meegedeeld.

3.   Alvorens de bevoegde instanties van een lidstaat een uitvoervergunning overeenkomstig deze verordening afgeven, houden zij rekening met alle weigeringen op grond van deze verordening die hun zijn meegedeeld om vast te stellen of een vergunning door de bevoegde instanties van een andere lidstaat of lidstaten is geweigerd voor een wezenlijk identieke transactie (betreffende een product met wezenlijk identieke parameters of technische kenmerken en met betrekking tot dezelfde invoerder of ontvanger).

Zij kunnen eerst overleg plegen met de bevoegde instanties van de lidstaat of lidstaten die vergunning(en) hebben geweigerd, nietig verklaard, opgeschort, gewijzigd of ingetrokken overeenkomstig de leden 1 en 2. Indien de bevoegde instanties van de lidstaat na dit overleg besluiten een vergunning te verlenen, stellen zij de bevoegde instanties van de andere lidstaten daarvan in kennis en verstrekken zij daarbij alle relevante informatie om het besluit toe te lichten.

4.   Bij informatie die op grond van dit artikel wordt uitgewisseld, wordt het bepaalde in artikel 19, lid 2, betreffende de vertrouwelijkheid ervan in acht genomen.

Artikel 12

Overeenkomstig hun nationale wetgeving of de heersende praktijk bewaren de lidstaten, gedurende ten minste twintig jaar, alle gegevens met betrekking tot vuurwapens en, waar passend en praktisch uitvoerbaar, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie, welke nodig zijn om die vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie, te traceren en te identificeren en om illegale handel daarin te voorkomen en op te sporen. Die gegevens omvatten: de plaats en datum van afgifte van de uitvoervergunning; de vervaldatum ervan; het land van uitvoer; het land van invoer; in voorkomend geval het derde land van doorvoer; de ontvanger; de uiteindelijke ontvanger voor zover bekend op het ogenblik van de uitvoer; en de omschrijving van de voorwerpen met vermelding van de hoeveelheid en elke aangebrachte markering.

Dit artikel is niet van toepassing op uitvoer als bedoeld in artikel 9.

Artikel 13

1.   De lidstaten vragen, in geval van vermoeden, het derde land van invoer om een ontvangstbevestiging voor de verzonden zending vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten of munitie.

2.   Op verzoek van een derde land van uitvoer dat op het ogenblik van de uitvoer partij is bij het VN-protocol inzake vuurwapens, bevestigen de lidstaten de ontvangst in het douanegebeid van de Unie van de verzonden zending vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten of munitie, hetgeen in beginsel zal worden gegarandeerd door de relevante douane-invoerdocumenten over te leggen.

3.   De lidstaten leven de leden 1 en 2 na overeenkomstig hun nationale wetgeving en de heersende praktijk. Wat in het bijzonder uitvoer betreft, kan de bevoegde instantie van de lidstaat beslissen hetzij zich tot de exporteur te richten hetzij rechtstreeks contact op te nemen met het derde land van invoer.

Artikel 14

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te garanderen dat hun procedures voor vergunningverlening beveiligd zijn en dat de echtheid van vergunningsdocumenten kan worden geverifieerd of gevalideerd.

Verificatie en validering kunnen in voorkomend geval ook via diplomatieke weg gebeuren.

Artikel 15

Om de correcte toepassing van deze verordening te waarborgen, nemen de lidstaten alle noodzakelijke en evenredige maatregelen om hun bevoegde instanties in staat te stellen:

a)

gegevens te verzamelen over elke, met vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie verband houdende bestelling of transactie, en

b)

na te gaan of de uitvoercontrolemaatregelen op de juiste wijze worden toegepast, hetgeen met name de bevoegdheid kan omvatten tot betreding van de bedrijfsruimten van de bij een uitvoertransactie belang hebbende personen.

Artikel 16

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

HOOFDSTUK III

DOUANEFORMALITEITEN

Artikel 17

1.   Bij het vervullen van douaneformaliteiten voor de uitvoer van vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie bij het douanekantoor voor uitvoer levert de exporteur het bewijs dat voor de uitvoer naar behoren een vergunning is verleend.

2.   Van de exporteur kan van alle als bewijs verstrekte bescheiden een vertaling worden verlangd in een officiële taal van de lidstaat waar de aangifte ten uitvoer wordt overgelegd.

3.   Onverminderd de bevoegdheden die hun uit hoofde en met inachtneming van Verordening (EEG) nr. 2913/92 zijn verleend, schorsen lidstaten voor een periode van ten hoogste 10 dagen de uitvoer vanaf hun grondgebied van vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie waarvoor een geldige uitvoervergunning werd afgegeven, of, indien nodig, verhinderen zij op andere wijze dat deze producten het douanegebied van de Unie via hun grondgebied verlaten, indien zij een gegrond vermoeden hebben dat:

a)

bij de vergunningverlening geen rekening is gehouden met relevante gegevens, of

b)

de omstandigheden wezenlijk zijn gewijzigd sinds de vergunning is verleend.

In uitzonderlijke omstandigheden en om naar behoren gemotiveerde redenen, kan deze termijn tot 30 dagen worden verlengd.

4.   Binnen de in lid 3, eerste alinea, vermelde (verlengde) periode geeft de lidstaat de vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten of munitie vrij of neemt hij maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b).

Artikel 18

1.   De lidstaten kunnen bepalen dat douaneformaliteiten voor de uitvoer van vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten of munitie slechts bij daartoe bevoegd verklaarde douanekantoren mogen worden vervuld.

2.   Wanneer zij gebruikmaken van de in lid 1 geboden mogelijkheid, delen de lidstaten de Commissie mede welke douanekantoren aldus bevoegd zijn verklaard alsook alle eventuele wijzigingen met betrekking daartoe. De Commissie maakt die informatie bekend in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en werkt ze jaarlijks bij.

HOOFDSTUK IV

ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 19

1.   In samenwerking met de Commissie en in overeenstemming met artikel 21, lid 2, nemen de lidstaten alle dienstige maatregelen om een rechtstreekse samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de bevoegde instanties tot stand te brengen, teneinde de doelmatigheid van de in deze verordening vastgestelde maatregelen te verbeteren. Deze informatie kan het volgende omvatten:

a)

nadere gegevens over exporteurs van wie de vergunningsaanvraag is afgewezen of van exporteurs die het voorwerp zijn geweest van beslissingen van lidstaten in de zin van artikel 11;

b)

gegevens over ontvangers of andere actoren die bij verdachte activiteiten zijn betrokken en, voor zover deze beschikbaar zijn, gevolgde routes.

2.   Onverminderd artikel 20 van deze verordening is Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad (16) betreffende de wederzijdse bijstand, en in het bijzonder de bepalingen daarvan betreffende het vertrouwelijke karakter van bepaalde gegevens, van overeenkomstige toepassing op de in dit artikel neergelegde maatregelen.

HOOFDSTUK V

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 20

1.   Er wordt een coördinatiegroep uitvoer vuurwapens (de „coördinatiegroep”) ingesteld waarvan het voorzitterschap door een vertegenwoordiger van de Commissie wordt bekleed. Elke lidstaat wijst een vertegenwoordiger hierin aan.

De coördinatiegroep heeft tot taak elk vraagstuk in verband met de toepassing van deze verordening te onderzoeken, dat door de voorzitter of door een vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde wordt gesteld. Zij is gebonden aan de vertrouwelijkheidsregels van Verordening (EG) nr. 515/97.

2.   De voorzitter van de coördinatiegroep of de coördinatiegroep zelf raadpleegt telkens wanneer nodig de bij deze verordening betrokken relevante belanghebbenden.

Artikel 21

1.   Elke lidstaat stelt de Commissie in kennis van de voor de uitvoering van deze verordening vastgestelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, met inbegrip van de in artikel 16 bedoelde maatregelen.

2.   Vóór 19 april 2012 brengt elke lidstaat de andere lidstaten en de Commissie op de hoogte welke nationale instanties bevoegd zijn voor de uitvoering van de artikelen 7, 9, 11 en 17. Op basis van die inlichtingen maakt de Commissie een lijst van die instanties bekend in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie en werkt zij deze jaarlijks bij.

3.   Uiterlijk op 19 april 2017 en vervolgens, op verzoek van de coördinatiegroep en in elk geval elke tien jaar, beoordeelt de Commissie de tenuitvoerlegging van deze verordening en legt zij het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de toepassing ervan, waarin voorstellen tot wijziging ervan kunnen worden opgenomen. De lidstaten verstrekken de Commissie alle dienstige informatie die zij voor de opstelling van dit verslag behoeft, onder andere informatie over het gebruik van de eenvormige procedure zoals voorzien in artikel 4, lid 2.

Artikel 22

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 30 september 2013.

Artikel 13, leden 1 en 2, is evenwel van toepassing vanaf de dertigste dag na de datum waarop het VN-protocol inzake vuurwapens in werking treedt in de Europese Unie, volgend op de sluiting ervan overeenkomstig artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 14 maart 2012.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

N. WAMMEN


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 13 oktober 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 maart 2012.

(2)  PB L 280 van 24.10.2001, blz. 5.

(3)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(4)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(5)  COM(2005) 329. In de mededeling is tevens de technische aanpassing van Richtlijn 91/447/EEG aangekondigd, gericht op het daarin opnemen van de passende bepalingen zoals die door het VN-protocol worden verlangd, met betrekking tot de tussenstaatste overbrenging van wapens dat nu wordt beheerst door de richtlijn, zoals gewijzigd door Richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 (PB L 179 van 8.7.2008, blz. 5).

(6)  PB L 146 van 10.6.2009, blz. 1.

(7)  PB L 256 van 13.9.1991, blz. 51.

(8)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(9)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(10)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(11)  PB L 145 van 4.6.2008, blz. 1.

(12)  PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1.

(13)  PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99.

(14)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(15)  PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1.

(16)  Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1).


BIJLAGE I (1)

Lijst van vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie

 

Beschrijving

GN-CODE (2)

1

Korte semi-automatische of korte repeteervuurwapens

ex 9302 00 00

2

Korte enkelschotsvuurwapens met centrale ontsteking

ex 9302 00 00

3

Korte enkelschotsvuurwapens met randvuurontsteking met een totale lengte van minder dan 28 cm

ex 9302 00 00

4

Lange semi-automatische vuurwapens waarvan het magazijn en de kamer meer dan drie patronen kunnen bevatten

ex 9303 20 10

ex 9303 20 95

ex 9303 30 00

ex 9303 90 00

5

Lange semi-automatische vuurwapens waarvan het magazijn en de kamer samen niet meer dan drie patronen kunnen bevatten, voor zover het magazijn verwisselbaar is of niet kan worden gegarandeerd dat deze wapens met algemeen gangbare werktuigen niet kunnen worden omgebouwd tot wapens waarvan het magazijn en de kamer samen meer dan drie patronen kunnen bevatten.

ex 9303 20 10

ex 9303 20 95

ex 9303 30 00

ex 9303 90 00

6

Lange semi-automatische en lange repeteervuurwapens met een gladde loop, welke ten hoogste 60 cm lang zijn

ex 9303 20 10

ex 9303 20 95

7

Civiele semi-automatische vuurwapens die het uiterlijk hebben van automatische vuurwapens

ex 9302 00 00

ex 9303 20 10

ex 9303 20 95

ex 9303 30 00

ex 9303 90 00

8

Andere lange repeteervuurwapens dan die van punt 6

ex 9303 20 95

ex 9303 30 00

ex 9303 90 00

9

Lange enkelschotsvuurwapens met getrokken loop

ex 9303 30 00

ex 9303 90 00

10

Andere lange semi-automatische vuurwapens dan die van punt 4 t/m 7

ex 9303 90 00

11

Korte enkelschotsvuurwapens met randvuurontsteking met een totale lengte van niet minder dan 28 cm

ex 9302 00 00

12

Lange enkelschotsvuurwapens met gladde loop

9303 10 00

ex 9303 20 10

ex 9303 20 95

13

Onderdelen die speciaal voor een vuurwapen zijn ontworpen en essentieel zijn voor de werking daarvan, met inbegrip van een loop, kast of magazijn, slede of cilinder, grendel of afsluiter, en elke voorziening die is ontworpen of aangepast om het geluid dat door het afvuren van een vuurwapen wordt veroorzaakt, te dempen.

Essentiële componenten van deze vuurwapens: het sluitingsmechanisme, de kamer en de loop van vuurwapens die, als afzonderlijke voorwerpen, vallen onder de categorie waarin het vuurwapen waarvan zij deel uitmaken of waarvoor zij bestemd zijn, is ingedeeld

ex 9305 10 00

ex 9305 21 00

ex 9305 29 00

ex 9305 99 00

14

Munitie: het gehele stuk of zijn componenten, met inbegrip van patroonhouder, slaghoedje, voortstuwingskruit, kogels en projectielen, die worden gebruikt in een vuurwapen voor zover deze componenten zelf onderworpen zijn aan vergunningen in de desbetreffende lidstaat

ex 3601 00 00

ex 3603 00 90

ex 9306 21 00

ex 9306 29 00

ex 9306 30 10

ex 9306 30 90

ex 9306 90 90

15

Verzamelingen en voorwerpen voor verzamelingen van historisch belang

Antiquiteiten, zijnde voorwerpen ouder dan 100 jaar

ex 9705 00 00

ex 9706 00 00

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

a)

„kort vuurwapen”: een vuurwapen waarvan de loop niet langer is dan 30 cm of waarvan de totale lengte niet meer dan 60 cm bedraagt;

b)

„lang vuurwapen”: een vuurwapen dat niet tot de categorie „kort vuurwapen” behoort;

c)

„automatisch vuurwapen”: een vuurwapen dat na elk schot automatisch weer wordt geladen en dat bij eenmalige bediening van de trekker een vuurstoot kan afvuren;

d)

„semi-automatisch vuurwapen”, een vuurwapen dat na elk schot automatisch weer wordt geladen en dat bij eenmalige bediening van de trekker niet meer dan één schot kan afvuren;

e)

„repeteervuurwapen”: een vuurwapen dat na elk schot met de hand via een mechanisme opnieuw wordt geladen vanuit een magazijn of cilinder;

f)

„enkelschotsvuurwapen”: een vuurwapen zonder magazijn, dat voor elk schot wordt geladen door met de hand een kogel in de kamer of in een hiertoe aangebrachte ruimte bij de ingang van de loop te brengen.


(1)  Gebaseerd op de gecombineerde nomenclatuur van goederen als vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)  Wanneer de GN-code door de letters „ex” wordt voorafgegaan, zijn de GN-code en de desbetreffende omschrijving gezamenlijk bepalend.


BIJLAGE II

(modelformulier voor uitvoervergunningen)

(zoals bedoeld in artikel 4 van deze verordening)

Bij afgifte van uitvoervergunning moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de aard van de vergunning goed zichtbaar is op het afgegeven formulier.

Dit is een uitvoervergunning die in alle lidstaten van de Europese Unie geldig is tot de vervaldatum.

Image

Image

Image


Top