EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R0078

Verordening (EG) nr. 78/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van Richtlijn 2003/102/EG en Richtlijn 2005/66/EG (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 35, 4.2.2009, p. 1–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 13 Volume 007 P. 278 - 308

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 05/07/2022; opgeheven door 32019R2144

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/78/oj

4.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 35/1


VERORDENING (EG) Nr. 78/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 januari 2009

betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van Richtlijn 2003/102/EG en Richtlijn 2005/66/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De interne markt is een gebied zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal moet worden gegarandeerd. Te dien einde is een communautair typegoedkeuringssysteem voor motorvoertuigen ingesteld. De technische voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot voetgangersbescherming moeten worden geharmoniseerd om te voorkomen dat de lidstaten voorschriften vaststellen die van elkaar verschillen, en om de behoorlijke werking van de interne markt te waarborgen.

(2)

Deze verordening is een van de bijzondere regelgevingsteksten in het kader van de communautaire typegoedkeuringsprocedure krachtens Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (3). Teneinde de in overweging 1 van onderhavige verordening uiteengezette doelstellingen te bereiken dienen de bijlagen I, III, IV, VI en XI bij Richtlijn 2007/46/EG te worden aangepast.

(3)

De ervaring heeft aangetoond dat de wetgeving inzake motorvoertuigen technisch vaak heel gedetailleerd is. Door te kiezen voor een verordening in plaats van een richtlijn worden verschillen tussen de omzettingsmaatregelen en overbodige wetgeving in de lidstaten vermeden. Er moet dan immers niets in nationale wetgeving worden omgezet. Richtlijn 2003/102/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 betreffende de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers voor en bij een botsing met een motorvoertuig (4) en Richtlijn 2005/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende het gebruik van frontbeschermingsinrichtingen op motorvoertuigen (5), die voorschriften voor de installatie en het gebruik van frontbeschermingsinrichtingen op voertuigen bevat en voetgangers dus een beschermingsniveau garandeert, moeten daarom door deze verordening worden vervangen met het oog op de samenhang. Dit houdt in dat de lidstaten de omzettingswetgeving met betrekking tot de ingetrokken richtlijnen moeten intrekken.

(4)

De voorschriften voor de tweede uitvoeringsfase van Richtlijn 2003/102/EG zijn niet haalbaar gebleken. Artikel 5 van die richtlijn bepaalt dat de Commissie dan de nodige voorstellen moet indienen om de haalbaarheidsproblemen van deze voorschriften op te lossen en eventueel een beroep moet doen op actieve veiligheidssystemen, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de veiligheid van de kwetsbare weggebruiker niet afneemt.

(5)

Een in opdracht van de Commissie uitgevoerde studie toont aan dat de bescherming van voetgangers aanzienlijk kan worden verbeterd door een combinatie van passieve en actieve maatregelen die een hoger beschermingsniveau bieden dan de bestaande bepalingen. De studie toont met name aan dat de „remhulp” als actief veiligheidssysteem, in combinatie met wijzigingen van de passieve veiligheidsmaatregelen, het beschermingsniveau voor voetgangers aanzienlijk zou verhogen. Daarom is het aangewezen dat nieuwe motorvoertuigen verplicht met een remhulpsysteem worden uitgerust. Dit systeem mag de passieve veiligheidssystemen die een hoog beschermingsniveau bieden echter niet vervangen, maar dient deze aan te vullen.

(6)

Voertuigen die zijn uitgerust met een systeem om botsingen te vermijden, zouden eventueel niet aan bepaalde voorschriften van deze verordening hoeven te voldoen, voor zover zij botsingen met voetgangers kunnen voorkomen in plaats van louter de gevolgen van die botsingen te beperken. Na te hebben beoordeeld of dergelijke technologie daadwerkelijk botsingen met voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers kan voorkomen, kan de Commissie voorstellen tot wijziging van deze verordening indienen die het gebruik van dergelijke systemen om botsingen te vermijden mogelijk maken.

(7)

Aangezien het aantal zwaardere voertuigen in het stadsverkeer toeneemt, moeten de bepalingen inzake voetgangersbescherming niet alleen voor voertuigen met een maximummassa van ten hoogste 2 500 kg gelden, maar na een beperkte overgangsperiode ook voor voertuigen van de categorieën M1 en N1 met een hogere massa.

(8)

Om voetgangers zo snel mogelijk beter te beschermen, moeten fabrikanten typegoedkeuring volgens de nieuwe voorschriften kunnen aanvragen nog voor deze verplicht worden, op voorwaarde dat de vereiste uitvoeringsmaatregelen al van kracht zijn.

(9)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6).

(10)

In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om technische bepalingen voor de toepassing van testvoorschriften en op monitoring gebaseerde uitvoeringsmaatregelen vast te stellen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, onder meer door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

(11)

Om te zorgen voor een vlotte overgang tussen de Richtlijnen 2003/102/EG en 2005/66/EG en deze verordening, moet worden voorzien in een overgangsperiode tussen de inwerkingtreding van deze verordening en de toepassing ervan.

(12)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de voltooiing van de interne markt door de invoering van gemeenschappelijke technische voorschriften op het gebied van voetgangersbescherming, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang van het vereiste optreden beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag genoemde subsidiariteitsbeginsel maatregelen treffen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt voorschriften voor de constructie en werking van motorvoertuigen en frontbeschermingsinrichtingen vast om het aantal en de ernst van verwondingen van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers die door de voorzijde van voertuigen worden geraakt, te beperken en dergelijke botsingen te voorkomen.

Artikel 2

Werkingssfeer

1.   Deze verordening is van toepassing op:

a)

motorvoertuigen van categorie M1, zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 11, van Richtlijn 2007/46/EG en in punt 1 van deel A van bijlage II bij die richtlijn, onder voorbehoud van lid 2 van dit artikel;

b)

motorvoertuigen van categorie N1, zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 11, van Richtlijn 2007/46/EG en in punt 2 van deel A van bijlage II bij die richtlijn, onder voorbehoud van lid 2 van dit artikel;

c)

frontbeschermingsinrichtingen die tot de originele uitrusting van de onder a) en b) bedoelde voertuigen behoren of die als afzonderlijke technische eenheid worden aangeboden voor montage op dergelijke voertuigen.

2.   De delen 2 en 3 van bijlage I bij deze verordening zijn niet van toepassing op:

a)

voertuigen van categorie N1, en

b)

voertuigen van categorie M1 die van een voertuig van categorie N1 zijn afgeleid, met een maximummassa van meer dan 2 500 kg, en

waarbij het R-punt van de bestuurdersplaats hetzij vóór de vooras, hetzij in lengterichting ten hoogste 1 100 mm achter de dwarshartlijn van de vooras ligt.

Artikel 3

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„A-stijl”: de voorste en buitenste daksteun, van het chassis tot aan het dak van het voertuig;

2.

„remhulpsysteem”: een functie van het remsysteem die uit een kenmerk van het remgedrag van de bestuurder een noodremsituatie afleidt en onder dergelijke omstandigheden:

a)

de bestuurder helpt de grootst mogelijke remkracht te ontwikkelen, of

b)

voldoende is om een volledige cyclus van het antiblokkeerremsysteem te bewerkstelligen;

3.

„bumper”: het onderste deel van de frontconstructie aan de buitenkant van een voertuig, met inbegrip van eventuele aanzetstukken, dat bedoeld is om het voertuig te beschermen wanneer het betrokken raakt bij een frontale botsing bij lage snelheid met een ander voertuig, echter met uitzondering van een eventuele frontbeschermingsinrichting;

4.

„frontbeschermingsinrichting”: een of meer afzonderlijke structuren, zoals een koeienvanger, of een bijkomende bumper die bedoeld is om in combinatie met de tot de originele uitrusting behorende bumper het buitenoppervlak van het voertuig te beschermen bij een botsing met een object. Structuren van minder dan 0,5 kg die bedoeld zijn om uitsluitend de koplampen van het voertuig te beschermen, vallen niet onder deze definitie;

5.

„maximummassa”: de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand volgens fabrieksopgave, zoals bedoeld in Richtlijn 2007/46/EG, bijlage I, punt 2.8;

6.

„voertuigen van categorie N1 die van een voertuig van categorie M1 zijn afgeleid”: voertuigen van categorie N1 die, vóór de A-stijlen, dezelfde algemene structuur en vorm hebben als een eerder bestaand voertuig van categorie M1;

7.

„voertuigen van categorie M1 die van een voertuig van categorie N1 zijn afgeleid”: voertuigen van categorie M1 die, vóór de A-stijlen, dezelfde algemene structuur en vorm hebben als een eerder bestaand voertuig van categorie N1.

HOOFDSTUK II

VERPLICHTINGEN VAN DE FABRIKANTEN

Artikel 4

Technische eisen

1.   Overeenkomstig artikel 9 zorgen de fabrikanten ervoor dat in de handel gebrachte voertuigen zijn uitgerust met een van een typegoedkeuring voorzien remhulpsysteem dat aan de voorschriften van punt 4 van bijlage I voldoet, en dat dergelijke voertuigen aan de voorschriften van de punten 2 en 3 van bijlage I voldoen.

2.   Overeenkomstig artikel 10 zorgen de fabrikanten ervoor dat frontbeschermingsinrichtingen die tot de originele uitrusting van een voertuig behoren of als technische eenheid in de handel worden gebracht, aan de voorschriften van de punten 5 en 6 van bijlage I voldoen.

3.   De fabrikanten verstrekken de goedkeuringsinstanties passende gegevens over de specificaties en testomstandigheden van het voertuig en de frontbeschermingsinrichting. Het gaat daarbij onder meer over gegevens die nodig zijn om de werking van actieve veiligheidssystemen in het voertuig te controleren.

4.   In het geval van als afzonderlijke technische eenheid aan te bieden frontbeschermingsinrichtingen verstrekken de fabrikanten de goedkeuringsinstanties passende gegevens over de specificaties en testomstandigheden.

5.   Frontbeschermingsinrichtingen die als technische eenheid worden geleverd, worden uitsluitend in de handel gebracht, te koop aangeboden of verkocht als ze vergezeld gaan van een lijst van voertuigtypen waarvoor de frontbeschermingsinrichting is goedgekeurd, alsmede van duidelijke assemblage-instructies. De assemblage-instructies moeten specifieke installatievoorschriften, met inbegrip van bevestigingswijzen, bevatten voor de voertuigen waarvoor de eenheid is goedgekeurd, zodat de goedgekeurde onderdelen volgens de relevante voorschriften van punt 6 van bijlage I op dat voertuig kunnen worden gemonteerd.

6.   De Commissie zal uitvoeringsmaatregelen vaststellen met technische bepalingen over de toepassing van de voorschriften van bijlage I. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 2, van Richtlijn 2007/46/EG bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 5

Aanvraag om EG-typegoedkeuring

1.   Wanneer de fabrikant EG-typegoedkeuring aanvraagt voor een voertuigtype wat de voetgangersbescherming betreft, dient hij bij de goedkeuringsinstantie een inlichtingenformulier in volgens het model in deel 1 van bijlage II.

De fabrikant stelt de voor de uitvoering van de typegoedkeuringstests verantwoordelijke technische dienst een voertuig ter beschikking dat representatief is voor het goed te keuren voertuigtype.

2.   Wanneer de fabrikant EG-typegoedkeuring aanvraagt voor een voertuigtype wat de uitrusting ervan met een frontbeschermingsinrichting betreft, dient hij bij de goedkeuringsinstantie een inlichtingenformulier in volgens het model in deel 2 van bijlage II.

De fabrikant stelt de voor de uitvoering van de typegoedkeuringstests verantwoordelijke technische dienst een voertuig ter beschikking dat representatief is voor het goed te keuren voertuigtype met frontbeschermingsinrichting. Op verzoek van de technische dienst stelt de fabrikant ook specifieke onderdelen of monsters van gebruikte materialen ter beschikking.

3.   Wanneer de fabrikant EG-typegoedkeuring als technische eenheid aanvraagt voor een type frontbeschermingsinrichting, dient hij bij de goedkeuringsinstantie een inlichtingenformulier in volgens het model in deel 3 van bijlage II.

De fabrikant stelt de voor de uitvoering van de typegoedkeuringstests verantwoordelijke technische dienst een exemplaar van het goed te keuren type frontbeschermingsinrichting ter beschikking. Als die dienst het nodig acht, kan hij om extra exemplaren vragen. Op deze exemplaren moeten de handelsnaam of het handelsmerk van de aanvrager en de typeaanduiding goed leesbaar en onuitwisbaar zijn aangebracht. De fabrikant moet een ruimte reserveren voor het later verplicht aan te brengen EG-typegoedkeuringsmerk.

HOOFDSTUK III

VERPLICHTINGEN VAN DE AUTORITEITEN VAN DE LIDSTATEN

Artikel 6

Verlening van EG-typegoedkeuring

1.   Wanneer aan de relevante voorschriften is voldaan, verleent de goedkeuringsinstantie EG-typegoedkeuring en kent zij een typegoedkeuringsnummer toe volgens het in bijlage VII bij Richtlijn 2007/46/EG beschreven nummeringssysteem.

2.   Voor deel 3 van dat typegoedkeuringsnummer wordt een van de volgende letters gebruikt:

a)

voor de goedkeuring van voertuigen met betrekking tot de bescherming van voetgangers:

„A” als het voertuig voldoet aan punt 2 van bijlage I;

„B” als het voertuig voldoet aan punt 3 van bijlage I;

b)

voor de goedkeuring van een voertuig wat de uitrusting ervan met een frontbeschermingsinrichting betreft of de goedkeuring van een als afzonderlijke technische eenheid aan te bieden frontbeschermingsinrichting:

„A” als de frontbeschermingsinrichting voldoet aan punt 5 van bijlage I met betrekking tot de toepassing van de punten 5.1.1.1, 5.1.2.1, 5.2 en 5.3 daarvan;

„B” als de frontbeschermingsinrichting voldoet aan punt 5 van bijlage I met betrekking tot de toepassing van de punten 5.1.1.2, 5.1.2.1, 5.2 en 5.3 daarvan;

„X” als de frontbeschermingsinrichting voldoet aan punt 5 van bijlage I met betrekking tot de toepassing van de punten 5.1.1.3, 5.1.2.2, 5.2 en 5.3 daarvan.

3.   Een goedkeuringsinstantie kent hetzelfde nummer niet aan een ander type voertuig of frontbeschermingsinrichting toe.

4.   Voor de toepassing van lid 1 levert de goedkeuringsinstantie het EG-typegoedkeuringscertificaat af, opgesteld volgens:

a)

het model in deel 1 van bijlage III voor een voertuigtype wat de bescherming van voetgangers betreft;

b)

het model in deel 2 van bijlage III voor een voertuigtype wat de uitrusting ervan met een frontbeschermingsinrichting betreft;

c)

het model in deel 3 van bijlage III voor een type als afzonderlijke technische eenheid aan te bieden frontbeschermingsinrichting.

Artikel 7

EG-typegoedkeuringsmerk

Elke frontbeschermingsinrichting die overeenkomstig deze verordening wordt goedgekeurd onder de typegoedkeuring van een voertuig wat de uitrusting ervan met een frontbeschermingsinrichting betreft, dan wel de typegoedkeuring van een als afzonderlijke technische eenheid aan te bieden frontbeschermingsinrichting, moet voldoen aan de in deze verordening gestelde eisen. Aan de inrichting wordt een volgens de voorschriften van bijlage IV vastgesteld EG-type goedkeuringsmerk verleend, dat er vervolgens op wordt aangebracht.

Artikel 8

Wijziging van het type en wijziging van de goedkeuring

Elke wijziging van het voertuig vóór de A-stijlen of van de frontbeschermingsinrichting die betrekking heeft op de structuur, de belangrijkste afmetingen, de materialen van het buitenoppervlak van het voertuig, de bevestigingswijzen of de opstelling van externe of interne onderdelen, en die de resultaten van de tests significant kan beïnvloeden, wordt beschouwd als een wijziging krachtens artikel 13 van Richtlijn 2007/46/EG en vereist dus een nieuwe aanvraag om typegoedkeuring.

Artikel 9

Tijdschema voor de toepassing op voertuigen

1.   Met ingang van de datum in artikel 16, tweede alinea, weigeren de nationale autoriteiten om redenen die verband houden met de bescherming van voetgangers de EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring van de volgende nieuwe voertuigtypen:

a)

voertuigen van categorie M1 die niet aan de technische voorschriften van punt 4 van bijlage I voldoen;

b)

voertuigen van categorie M1 met een maximummassa van ten hoogste 2 500 kg die niet aan de technische voorschriften van punt 2 of 3 van bijlage I voldoen;

c)

voertuigen van categorie N1 die van een voertuig van categorie M1 zijn afgeleid, met een maximummassa van ten hoogste 2 500 kg die niet aan de technische voorschriften van de punten 2 en 4 of de punten 3 en 4 van bijlage I voldoen.

2.   Met ingang van 24 februari 2011 beschouwen de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met de bescherming van voetgangers, de certificaten van overeenstemming als niet langer geldig voor de toepassing van artikel 26 van Richtlijn 2007/46/EG en verbieden ze de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van de volgende nieuwe voertuigen die niet aan de technische voorschriften van punt 4 van bijlage I bij onderhavige verordening voldoen:

a)

voertuigen van categorie M1;

b)

voertuigen van categorie N1 die van een voertuig van categorie M1 zijn afgeleid met een maximummassa van ten hoogste 2 500 kg.

3.   Met ingang van 24 februari 2013 weigeren de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met de bescherming van voetgangers, de EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring van de volgende nieuwe voertuigtypen:

a)

voertuigen van categorie M1 met een maximummassa van ten hoogste 2 500 kg die niet aan de technische voorschriften van punt 3 van bijlage I voldoen;

b)

voertuigen van categorie N1 die van een voertuig van categorie M1 zijn afgeleid, die een maximummassa van ten hoogste 2 500 kg hebben en die niet aan de technische voorschriften van punt 3 van bijlage I voldoen.

4.   Met ingang van 31 december 2012 beschouwen de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met de bescherming van voetgangers, de certificaten van overeenstemming als niet langer geldig voor de toepassing van artikel 26 van Richtlijn 2007/46/EG en verbieden ze de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van de volgende nieuwe voertuigen die niet aan de technische voorschriften van punt 2 of punt 3 van bijlage I bij onderhavige verordening voldoen:

a)

voertuigen van categorie M1 met een maximummassa van ten hoogste 2 500 kg;

b)

voertuigen van categorie N1 die van een voertuig van categorie M1 zijn afgeleid met een maximummassa van ten hoogste 2 500 kg.

5.   Met ingang van 24 februari 2015 weigeren de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met de bescherming van voetgangers, de EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring van de volgende nieuwe voertuigtypen:

a)

voertuigen van categorie M1 met een maximummassa van meer dan 2 500 kg die niet aan de technische voorschriften van punt 3 van bijlage I voldoen;

b)

voertuigen van categorie N1 die niet aan de technische voorschriften van de punten 3 en 4 van bijlage I voldoen.

6.   Met ingang van 24 augustus 2015 beschouwen de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met de bescherming van voetgangers, de certificaten van overeenstemming als niet langer geldig voor de toepassing van artikel 26 van Richtlijn 2007/46/EG en verbieden ze de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen van categorie N1 die niet aan de technische voorschriften van punt 4 van bijlage I bij onderhavige verordening voldoen.

7.   Met ingang van 24 februari 2018 beschouwen de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met de bescherming van voetgangers, de certificaten van overeenstemming als niet langer geldig voor de toepassing van artikel 26 van Richtlijn 2007/46/EG en verbieden ze de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van de volgende nieuwe voertuigen:

a)

voertuigen van categorie M1 met een maximummassa van ten hoogste 2 500 kg die niet aan de technische voorschriften van punt 3 van bijlage I bij onderhavige verordening voldoen;

b)

voertuigen van categorie N1 die van een voertuig van categorie M1 zijn afgeleid, met een maximummassa van ten hoogste 2 500 kg die niet aan de technische voorschriften van punt 3 van bijlage I bij onderhavige verordening voldoen.

8.   Met ingang van 24 augustus 2019 beschouwen de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met de bescherming van voetgangers, de certificaten van overeenstemming als niet langer geldig voor de toepassing van artikel 26 van Richtlijn 2007/46/EG en verbieden ze de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van de volgende nieuwe voertuigen:

a)

voertuigen van categorie M1 met een maximummassa van meer dan 2 500 kg die niet aan de technische voorschriften van punt 3 van bijlage I bij onderhavige verordening voldoen;

b)

voertuigen van categorie N1 die niet aan de technische voorschriften van punt 3 van bijlage I bij onderhavige verordening voldoen.

9.   Onverminderd de punten 1 tot en met 8 van dit artikel en afhankelijk van de inwerkingtreding van de krachtens artikel 4, lid 6, genomen maatregelen mogen de nationale autoriteiten, als een fabrikant daarom verzoekt, om redenen die verband houden met de bescherming van voetgangers, de EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring van een nieuw voertuigtype niet weigeren en de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van een nieuw voertuig niet verbieden, indien dat voertuig aan de technische voorschriften van punt 3 of 4 van bijlage I voldoet.

Artikel 10

Toepassing op frontbeschermingsinrichtingen

1.   De nationale autoriteiten weigeren de EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring van een nieuw voertuigtype wat betreft zijn uitrusting met een frontbeschermingsinrichting, of de EG-typegoedkeuring als afzonderlijke technische eenheid van een nieuw type frontbeschermingsinrichting, indien die beschermingsinrichting niet voldoet aan de voorschriften van de punten 5 en 6 van bijlage I.

2.   Om redenen die verband houden met frontbeschermingsinrichtingen, beschouwen de nationale autoriteiten de certificaten van overeenstemming als niet langer geldig voor de toepassing van artikel 26 van Richtlijn 2007/46/EG en verbieden ze de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen die niet aan de voorschriften van de punten 5 en 6 van bijlage I bij deze verordening voldoen.

3.   De voorschriften van de punten 5 en 6 van bijlage I bij deze verordening zijn van toepassing op frontbeschermingsinrichtingen aangeboden als een afzonderlijke technische eenheid voor de toepassing van artikel 28 van Richtlijn 2007/46/EG.

Artikel 11

Systemen om botsingen te vermijden

1.   Na beoordeling door de Commissie hoeven voertuigen die zijn uitgerust met een systeem om botsingen te vermijden, niet aan de testvoorschriften van de punten 2 en 3 van bijlage I te voldoen om EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te krijgen wat de bescherming van voetgangers betreft, of om verkocht, geregistreerd of in het verkeer gebracht te worden.

2.   De Commissie legt de beoordeling voor aan het Europees Parlement en de Raad; in voorkomend geval worden voorstellen tot wijziging van deze verordening bijgevoegd.

De eventueel voorgestelde maatregelen bieden ten minste hetzelfde niveau van effectieve bescherming als de punten 2 en 3 van bijlage I.

Artikel 12

Toezicht

1.   De nationale autoriteiten verstrekken de Commissie jaarlijks de resultaten van de in de punten 2.2, 2.4 en 3.2 van bijlage I bedoelde monitoring, uiterlijk op 28 februari van het jaar dat volgt op het jaar waarin ze worden verkregen.

Deze resultaten hoeven niet meer te worden verstrekt met ingang van 24 februari 2014.

2.   De Commissie kan op basis van de resultaten van de in de punten 2.2, 2.4 en 3.2 van bijlage I bedoelde monitoring, passende uitvoeringsmaatregelen vaststellen.

Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 40, lid 2, van Richtlijn 2007/46/EG bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

3.   Op basis van door de goedkeuringsinstanties en de betrokken partijen verstrekte relevante informatie alsook op basis van onafhankelijke studies monitort de Commissie de technische ontwikkelingen op het gebied van strenge passieve veiligheidseisen, remhulpsystemen en andere actieve veiligheidstechnologieën die kwetsbare weggebruikers meer bescherming kunnen bieden.

4.   Uiterlijk 24 februari 2014 herziet de Commissie de haalbaarheid en de toepassing van dergelijke strenge passieve veiligheidseisen. Zij evalueert de werking van deze verordening ten aanzien van het gebruik en de doelmatigheid van remhulpsystemen en andere actieve veiligheidstechnologieën.

5.   De Commissie legt aan het Europees Parlement en de Raad een verslag en eventueel voorstellen ter zake voor.

Artikel 13

Sancties

1.   De lidstaten stellen de sancties vast die worden opgelegd wanneer fabrikanten deze verordening overtreden, en ze nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die sancties worden uitgevoerd. De aldus vastgestelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en ontmoedigend. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk 24 augustus 2010 van de vastgestelde sancties op de hoogte en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen.

2.   Ten minste de volgende overtredingen geven aanleiding tot een sanctie:

a)

het afleggen van onjuiste verklaringen tijdens de goedkeuringsprocedures of de procedures die tot een terugroeping leiden;

b)

testresultaten voor typegoedkeuring vervalsen;

c)

informatie of technische specificaties achterhouden die tot herroeping of intrekking van de typegoedkeuring kunnen leiden;

d)

het weigeren om toegang tot informatie te verschaffen.

HOOFDSTUK IV

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

Wijzigingen van Richtlijn 2007/46/EG

Richtlijn 2007/46/EG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening.

Artikel 15

Intrekking

De Richtlijnen 2003/102/EG en 2005/66/EG worden ingetrokken met ingang van de datum in de tweede alinea van artikel 16 van deze verordening.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 24 november 2009, met uitzondering van artikel 4, lid 6, en artikel 9, lid 9, die van toepassing zijn vanaf de datum van inwerkingtreding, en van artikel 9, leden 2 tot en met 8, die van toepassing zijn vanaf de aldaar bepaalde data.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 14 januari 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

A. VONDRA


(1)  PB C 211 van 19.8.2008, blz. 9.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 18 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 16 december 2008.

(3)  PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.

(4)  PB L 321 van 6.12.2003, blz. 15.

(5)  PB L 309 van 25.11.2005, blz. 37.

(6)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.


LIJST VAN BIJLAGEN

Bijlage I   Technische voorschriften voor het testen van voertuigen en frontbeschermingsinrichtingen

Bijlage II   Door de fabrikant te verstrekken inlichtingenformulieren (modellen)

Deel 1

Inlichtingenformulier betreffende de EG-typegoedkeuring van een voertuig wat de bescherming van voetgangers betreft

Deel 2

Inlichtingenformulier betreffende de EG-typegoedkeuring van een voertuig wat de uitrusting ervan met een frontbeschermingsinrichting betreft

Deel 3

Inlichtingenformulier betreffende de EG-typegoedkeuring van een als afzonderlijke technische eenheid aan te bieden frontbeschermingsinrichting

Bijlage III   EG-typegoedkeuringscertificaten (modellen)

Deel 1

EG-typegoedkeuringscertificaat voor een voertuig wat de bescherming van voetgangers betreft

Deel 2

EG-typegoedkeuringscertificaat voor een voertuig wat de uitrusting ervan met een frontbeschermingsinrichting betreft

Deel 3

EG-typegoedkeuringscertificaat voor een als afzonderlijke technische eenheid aan te bieden frontbeschermingsinrichting

Bijlage IV   EG-typegoedkeuringsmerk

Aanhangsel

Voorbeeld van het EG-typegoedkeuringsmerk

Bijlage V   Wijzigingen in Richtlijn 2007/46/EG

BIJLAGE I

Technische voorschriften voor het testen van voertuigen en frontbeschermingsinrichtingen

In deze bijlage zijn de volgende definities van toepassing:

1.1.   „voorkant motorkap”: de bovenkant van de frontconstructie aan de buitenzijde, inclusief motorkap en spatschermen, de bovenkant en zijkanten van de koplampbehuizing en eventuele andere toebehoren;

1.2.   „referentielijn voorkant motorkap”: de geometrische curve van de raakpunten tussen het frontoppervlak van de motorkap en een richtliniaal van 1 000 mm die evenwijdig aan het verticale langsvlak van het voertuig, onder een hoek van 50° naar achteren hellend en met het onderste uiteinde 600 mm boven de grond, over de voorkant motorkap wordt gevoerd waarbij deze wordt geraakt. Voor voertuigen waarbij het bovenoppervlak van de motorkap zich overwegend onder een hoek van 50° bevindt, zodat de richtliniaal niet op één maar op verscheidene punten of over de hele lengte de motorkap raakt, wordt de referentielijn bepaald met de richtliniaal naar achteren hellend onder een hoek van 40°. Bij voertuigen die zo zijn gevormd dat het onderste uiteinde van de richtliniaal het eerst de motorkap raakt, wordt dat raakpunt aan de rand als referentielijn voorkant motorkap genomen. Bij voertuigen die zo zijn gevormd dat het bovenste uiteinde van de richtliniaal het eerst de motorkap raakt, wordt de geometrische curve van 1 000 mm-omwikkelafstand als referentielijn voorkant motorkap aan de rand genomen. Als de bovenrand van de bumper bij deze procedure door de richtliniaal wordt geraakt, wordt hij voor de toepassing van deze verordening ook beschouwd als voorkant motorkap;

1.3.   „1 000 mm-omwikkelafstand”: de geometrische curve die over het frontaal bovenoppervlak wordt beschreven door een stuk flexibel lint van 1 000 mm dat in een verticaal langsvlak van het voertuig wordt gehouden en over de voorkant motorkap, bumper en frontbeschermingsinrichting wordt gevoerd. Het lint wordt gedurende de hele bewerking strak gehouden, waarbij het ene uiteinde in contact met het grondreferentieniveau blijft, verticaal onder het frontoppervlak van de bumper, en het andere uiteinde het frontaal bovenoppervlak raakt. Het voertuig bevindt zich in zijn normale rijpositie;

1.4.   „bovenkant motorkap”: de buitenstructuur die het bovenoppervlak omvat van alle buitenstructuren met uitzondering van de voorruit, de A-stijlen en de structuren achter de A-stijlen. De bovenkant motorkap omvat dan ook, maar is niet beperkt tot, de motorkap, de spatschermen, het schutbord, de ruitenwisseras en de onderzijde van de voorruitlijst;

1.5.   „frontaal bovenoppervlak”: de buitenstructuur die het bovenoppervlak omvat van alle buitenstructuren met uitzondering van de voorruit, de A-stijlen en de structuren achter de A-stijlen;

1.6.   „grondreferentieniveau”: het horizontale vlak, evenwijdig aan het grondniveau, dat het grondniveau vertegenwoordigt bij een voertuig dat, met de handrem geactiveerd, op een vlak oppervlak staat en zich in zijn normale rijpositie bevindt;

1.7.   „normale rijpositie”: de positie van het voertuig in rijklare toestand op de grond, met de banden op de aanbevolen spanning, de voorwielen in de rechtuitstand, alle voor de werking van het voertuig benodigde vloeistoffen op het maximumpeil, voorzien van alle standaarduitrusting zoals geleverd door de fabrikant van het voertuig, met zowel op de bestuurdersstoel als op de passagiersstoel voor een massa van 75 kg, en met de vering ingesteld voor een rijsnelheid van 40 of 35 km/h in de door de fabrikant gespecificeerde normale bedrijfsomstandigheden (met name bij voertuigen met een actieve vering of een inrichting voor automatische niveauregeling);

1.8.   „voorruit”: de voorste beglazing van het voertuig, die aan alle relevante voorschriften van bijlage I bij Richtlijn 77/649/EEG van 27 september 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het zichtveld van de bestuurder van motorvoertuigen voldoet (1);

1.9.   „hoofdprestatiecriterium (HPC)”: een berekening, over een gespecificeerde tijdsperiode, van de maximale, tijdens de botsing ondergane resulterende versnelling. Het wordt berekend uit de resultante van het verloop in de tijd van de versnellingsmeter als het maximum (afhankelijk van t1 en t2) van de vergelijking:

Formula

waarin „a” de resulterende versnelling is als een veelvoud van „g” en t1 en t2 de twee tijdstippen (in seconden) tijdens de botsing zijn die het begin en het einde van de registratie bepalen waarvoor de waarde van HPC een maximum is. HPC-waarden waarbij het tijdsinterval (t1 – t2) groter is dan 15 ms, worden voor de berekening van de maximumwaarde buiten beschouwing gelaten;

1.10.   „afrondingsstraal”: de straal van een cirkelboog die de ronding van het desbetreffende onderdeel zo dicht mogelijk benadert.

De volgende tests moeten worden uitgevoerd op voertuigen:

2.1.   Beenvormig botslichaam tegen bumper:

Een van de volgende tests moet worden uitgevoerd:

a)

onderbeenvormig botslichaam tegen bumper:

de test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 40 km/h. De maximale dynamische kniebuigingshoek mag niet groter zijn dan 21,0°, de maximale dynamische knieafschuiving niet groter dan 6,0 mm en de aan de bovenkant van de tibia gemeten versnelling niet groter dan 200 g;

b)

bovenbeenvormig botslichaam tegen bumper:

de test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 40 km/h. De momentane som van de botskrachten in relatie tot de tijd mag niet groter zijn dan 7,5 kN en het op het botslichaam uitgeoefende buigmoment niet groter dan 510 Nm.

2.2.   Bovenbeenvormig botslichaam tegen voorkant motorkap:

De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 40 km/h. De momentane som van de botskrachten in relatie tot de tijd mag niet groter zijn dan een potentiële richtwaarde van 5,0 kN en het op het botslichaam uitgeoefende buigmoment moet worden geregistreerd en vergeleken met de potentiële richtwaarde van 300 Nm.

Deze test wordt uitsluitend voor monitoringdoeleinden uitgevoerd en de resultaten worden volledig geregistreerd.

2.3.   Botslichaam in de vorm van het hoofd van een kind/kleine volwassene tegen bovenkant motorkap:

De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 35 km/h en een botslichaam van 3,5 kg. Het HPC mag niet hoger zijn dan 1 000 over 2/3 van het testoppervlak van de motorkap en niet hoger dan 2 000 over het resterende 1/3 van het testoppervlak.

2.4.   Botslichaam in de vorm van het hoofd van een volwassene tegen voorruit:

De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 35 km/h en een botslichaam van 4,8 kg. Het HPC-criterium wordt geregistreerd en vergeleken met de potentiële richtwaarde van 1 000.

Deze test wordt uitsluitend voor monitoringdoeleinden uitgevoerd en de resultaten worden volledig geregistreerd.

De volgende tests moeten worden uitgevoerd op voertuigen:

3.1.   Beenvormig botslichaam tegen bumper:

Een van de volgende tests moet worden uitgevoerd:

a)

onderbeenvormig botslichaam tegen bumper:

de test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 40 km/h. De maximale dynamische kniebuigingshoek mag niet groter zijn dan 19,0°, de maximale dynamische knieafschuiving niet groter dan 6,0 mm en de aan de bovenkant van de tibia gemeten versnelling niet groter dan 170 g.

Bovendien kan de fabrikant bumpertestbreedtes tot 264 mm opgeven, waarbij de aan de bovenkant van de tibia gemeten versnelling niet meer dan 250 g mag bedragen;

b)

bovenbeenvormig botslichaam tegen bumper:

de test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 40 km/h. De momentane som van de botskrachten in relatie tot de tijd mag niet groter zijn dan 7,5 kN en het op het botslichaam uitgeoefende buigmoment niet groter dan 510 Nm.

3.2.   Bovenbeenvormig botslichaam tegen voorkant motorkap:

De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 40 km/h. De momentane som van de botskrachten in relatie tot de tijd wordt vergeleken met een potentieel maximum van 5,0 kN en het op het botslichaam uitgeoefende buigmoment wordt vergeleken met een potentieel maximum van 300 Nm.

Deze test wordt uitsluitend voor monitoringdoeleinden uitgevoerd en de resultaten worden volledig geregistreerd.

3.3.   Botslichaam in de vorm van het hoofd van een kind/kleine volwassene tegen bovenkant motorkap:

De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 35 km/h en een botslichaam van 3,5 kg. Het HPC-criterium moet voldoen aan de voorschriften van punt 3.5.

3.4.   Botslichaam in de vorm van het hoofd van een volwassene tegen bovenkant motorkap:

De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 35 km/h en een botslichaam van 4,5 kg. Het HPC-criterium moet voldoen aan de voorschriften van punt 3.5.

3.5.   Het geregistreerde HPC mag niet hoger zijn dan 1 000 over de helft van het testoppervlak van het botslichaam in de vorm van het hoofd van een kind en bovendien niet hoger dan 1 000 over 2/3 van de testoppervlakken van het botslichaam in de vorm van het hoofd van een kind en dat in de vorm van het hoofd van een volwassene samen. Het HPC voor de resterende oppervlakken mag niet hoger zijn dan 1 700 voor beide hoofdvormige botslichamen.

De volgende tests moeten worden uitgevoerd op voertuigen:

4.1.   Een referentietest om te bepalen op welk operationeel punt van het systeem het antiblokkeerremsysteem (ABS) in werking treedt.

4.2.   Een test om te controleren of het remhulpsysteem correct wordt geactiveerd, zodat de grootst mogelijke vertraging van het voertuig wordt bereikt.

De volgende tests moeten worden uitgevoerd op frontbeschermingsinrichtingen:

Een van de onderstaande tests met een beenvormig botslichaam (punt 5.1.1 of 5.1.2) moet worden uitgevoerd:

Onderbeenvormig botslichaam tegen frontbeschermingsinrichting:

Alle tests worden uitgevoerd met een botssnelheid van 40 km/h.

5.1.1.1.   Voor een frontbeschermingsinrichting die is goedgekeurd voor montage op voertuigen die aan de voorschriften van punt 2 voldoen, mag de maximale dynamische kniebuigingshoek niet groter zijn dan 21,0°, de maximale dynamische knieafschuiving niet groter dan 6,0 mm en de aan de bovenkant van de tibia gemeten versnelling niet groter dan 200 g.

5.1.1.2.   Voor een frontbeschermingsinrichting die is goedgekeurd voor montage op voertuigen die aan de voorschriften van punt 3 voldoen, mag de maximale dynamische kniebuigingshoek niet groter zijn dan 19,0°, de maximale dynamische knieafschuiving niet groter dan 6,0 mm en de aan de bovenkant van de tibia gemeten versnelling niet groter dan 170 g.

Voor een frontbeschermingsinrichting die uitsluitend is goedgekeurd voor montage op voertuigen die niet aan de voorschriften van punt 2 of punt 3 voldoen, mogen de testvoorschriften in de punten 5.1.1.1 en 5.1.1.2 worden vervangen door de testvoorschriften, zoals vermeld in punt 5.1.1.3.1 of punt 5.1.1.3.2.

5.1.1.3.1.   De maximale dynamische kniebuigingshoek mag niet groter zijn dan 24,0°, de maximale dynamische knieafschuiving niet groter dan 7,5 mm en de aan de bovenkant van de tibia gemeten versnelling niet groter dan 215 g.

5.1.1.3.2.   Op het voertuig worden twee tests uitgevoerd, één met de frontbeschermingsinrichting gemonteerd en één zonder. De twee tests worden uitgevoerd op gelijkwaardige locaties zoals overeengekomen met de relevante goedkeuringsinstantie. De waarden voor de maximale dynamische kniebuigingshoek, de maximale dynamische knieafschuiving en de aan de bovenkant van de tibia gemeten versnelling worden geregistreerd. De waarde die voor het voertuig met frontbeschermingsinrichting wordt geregistreerd, mag in elk geval niet meer dan 90 % bedragen van de waarde die voor het voertuig zonder frontbeschermingsinrichting is geregistreerd.

Bovenbeenvormig botslichaam tegen frontbeschermingsinrichting:

Alle tests worden uitgevoerd met een botssnelheid van 40 km/uur.

5.1.2.1.   De momentane som van de botskrachten in relatie tot de tijd mag niet groter zijn dan 7,5 kN en het op het botslichaam uitgeoefende buigmoment niet groter dan 510 Nm.

Voor een frontbeschermingsinrichting die uitsluitend is goedgekeurd voor montage op voertuigen die niet aan de voorschriften van punt 2 of punt 3 voldoen, mogen de testvoorschriften in punt 5.1.2.1 worden vervangen door de testvoorschriften, zoals vermeld in punt 5.1.2.2.1 of punt 5.1.2.2.2.

5.1.2.2.1.   De momentane som van de botskrachten in relatie tot de tijd mag niet groter zijn dan 9,4 kN en het op het botslichaam uitgeoefende buigmoment niet groter dan 640 Nm.

5.1.2.2.2.   Op het voertuig worden twee tests uitgevoerd, één met de frontbeschermingsinrichting gemonteerd en één zonder. De twee tests worden uitgevoerd op gelijkwaardige locaties zoals overeengekomen met de relevante goedkeuringsinstantie. De waarden voor de momentane som van de botskrachten en het op het botslichaam uitgeoefende buigmoment worden geregistreerd. De waarde die voor het voertuig met frontbeschermingsinrichting wordt geregistreerd, mag in elk geval niet meer dan 90 % bedragen van de waarde die voor het voertuig zonder frontbeschermingsinrichting is geregistreerd.

5.2.   Bovenbeenvormig botslichaam tegen voorkant frontbeschermingsinrichting

De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 40 km/h. De momentane som van de op de boven- en onderkant van het botslichaam uitgeoefende botskrachten in relatie tot de tijd mag niet groter zijn dan een potentiële richtwaarde van 5,0 kN en het op het botslichaam uitgeoefende buigmoment niet groter dan een potentiële richtwaarde van 300 Nm. Beide resultaten worden uitsluitend voor monitoringdoeleinden geregistreerd.

5.3.   Botslichaam in de vorm van het hoofd van een kind/kleine volwassene tegen frontbeschermingsinrichting

De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 35 km/h en een botslichaam van 3,5 kg in de vorm van het hoofd van een kind/kleine volwassene. Het HPC, berekend uit de resultante van het verloop in de tijd van de versnellingsmeter, mag nooit hoger zijn dan 1 000.

Voorschriften voor de constructie en installatie van frontbeschermingsinrichtingen:

De volgende voorschriften gelden zowel voor frontbeschermingsinrichtingen die tot de originele uitrusting van nieuwe voertuigen behoren, als voor frontbeschermingsinrichtingen die als technische eenheid moeten worden aangeboden om op specifieke voertuigen te worden gemonteerd.

6.1.1.   De onderdelen van de frontbeschermingsinrichting moeten zodanig zijn ontworpen dat alle starre vlakken die kunnen worden geraakt door een bol met een diameter van 100 mm, een afrondingsstraal van minimaal 5 mm hebben.

6.1.2.   De totale massa van de frontbeschermingsinrichting, inclusief steunen en bevestigingsmiddelen, mag niet meer bedragen dan 1,2 % van de maximummassa van het voertuig waarvoor ze is bestemd, met een maximum van 18 kg.

6.1.3.   De op een voertuig gemonteerde frontbeschermingsinrichting mag niet meer dan 50 mm hoger zijn dan de referentielijn voorkant motorkap.

6.1.4.   De frontbeschermingsinrichting mag het voertuig waarop ze is gemonteerd, niet breder maken. Indien de totale breedte van de frontbeschermingsinrichting meer dan 75 % van de breedte van het voertuig bedraagt, moeten de uiteinden van de inrichting naar het buitenoppervlak zijn omgebogen om het risico van haperen zoveel mogelijk te beperken. Aan dit voorschrift wordt geacht te zijn voldaan indien de frontbeschermingsinrichting in de carrosserie verzonken of geïntegreerd is of indien het uiteinde van de inrichting zodanig is omgebogen dat deze niet kan worden geraakt door een bol met een diameter van 100 mm en de ruimte tussen het uiteinde van de inrichting en de direct daartegenover liggende carrosseriegedeelten niet meer dan 20 mm bedraagt.

6.1.5.   Onverminderd punt 6.1.4 mag de ruimte tussen de onderdelen van de frontbeschermingsinrichting en het daaronder liggende buitenoppervlak niet meer dan 80 mm bedragen. Plaatselijke onderbrekingen in de algemene contour van het daaronder liggende carrosseriegedeelte (bv. roosteropeningen of luchtinlaten) worden buiten beschouwing gelaten.

6.1.6.   Om geen afbreuk te doen aan het nut van de voertuigbumper mag op geen enkele positie op de zijkant van het voertuig de afstand in de lengterichting tussen het voorste gedeelte van de bumper en dat van de frontbeschermingsinrichting groter zijn dan 50 mm.

6.1.7.   De frontbeschermingsinrichting mag de doelmatigheid van de bumper niet noemenswaardig verminderen. Aan dit voorschrift wordt geacht te zijn voldaan wanneer ten hoogste twee verticale onderdelen en geen horizontale onderdelen van de frontbeschermingsinrichting met de bumper overlappen.

6.1.8.   De frontbeschermingsinrichting mag ten opzichte van de loodlijn niet naar voren overhellen. De bovenste delen van de frontbeschermingsinrichting mogen niet meer dan 50 mm naar boven of naar achteren (naar de voorruit toe) uitsteken vanaf de referentielijn voorkant motorkap van het voertuig zonder de frontbeschermingsinrichting.

6.1.9.   Door het aanbrengen van een frontbeschermingsinrichting mag de overeenstemming met de voorschriften van de typegoedkeuring van het voertuig niet in het gedrang komen.

7.   In afwijking van de punten 2, 3 en 5 kan de desbetreffende goedkeuringsinstantie oordelen dat aan de voorschriften van de in die punten bedoelde tests is voldaan door gelijkwaardige tests volgens de voorschriften van een andere test in deze bijlage.


(1)  PB L 267 van 19.10.1977, blz. 1.

BIJLAGE II

Door de fabrikant te verstrekken inlichtingenformulieren (modellen)

Deel 1

Inlichtingenformulier betreffende de EG-typegoedkeuring van een voertuig wat de bescherming van voetgangers betreft

Deel 2

Inlichtingenformulier betreffende de EG-typegoedkeuring van een voertuig wat de uitrusting ervan met een frontbeschermingsinrichting betreft

Deel 3

Inlichtingenformulier betreffende de EG-typegoedkeuring van een als afzonderlijke technische eenheid aan te bieden frontbeschermingsinrichting

DEEL 1

MODEL

Inlichtingenformulier nr. … betreffende de EG-typegoedkeuring van een voertuig wat de bescherming van voetgangers betreft

De onderstaande gegevens worden in voorkomend geval in drievoud verstrekt en gaan vergezeld van een lijst van de opgenomen elementen. Eventuele tekeningen worden op een passende schaal met voldoende details in A4-formaat of tot dat formaat gevouwen ingediend. Op eventuele foto’s moeten voldoende details te zien zijn.

Indien de systemen, onderdelen en technische eenheden elektronisch gestuurde functies hebben, moeten gegevens over de prestaties worden verstrekt.

0.   ALGEMEEN

0.1.   Merk (firmanaam):

Type:

0.2.1.   Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar):

Middel tot identificatie van het type, indien op het voertuig aangebracht (1)  (2):

0.3.1.   Plaats van dat merkteken:

0.4.   Voertuigcategorie (3):

0.5.   Naam en adres van de fabrikant:

0.8.   Naam en adres van de assemblagefabriek(en):

0.9.   Eventueel naam en adres van de vertegenwoordiger van de fabrikant:

1.   ALGEMENE BOUWWIJZE VAN HET VOERTUIG

1.1.   Foto’s en/of tekeningen van een representatief voertuig:

1.6.   Plaats en opstelling van de motor:

9.   CARROSSERIE

9.1.   Type carrosserie:

9.2.   Materialen en bouwwijze:

Bescherming van voetgangers

9.23.1.   Een gedetailleerde beschrijving, inclusief foto’s en/of tekeningen, van het voertuig met betrekking tot de constructie, de afmetingen, de relevante referentielijnen en de samenstellende materialen van het frontgedeelte van het voertuig (binnen- en buitenkant). Deze beschrijving bevat nadere gegevens over elk geïnstalleerd systeem voor actieve bescherming.

DEEL 2

MODEL

Inlichtingenformulier nr. … betreffende de EG-typegoedkeuring van een voertuig wat de uitrusting ervan met een frontbeschermingsinrichting betreft

De onderstaande gegevens worden in voorkomend geval in drievoud verstrekt en gaan vergezeld van een lijst van de opgenomen elementen. Eventuele tekeningen worden op een passende schaal met voldoende details in A4-formaat of tot dat formaat gevouwen ingediend. Op eventuele foto’s moeten voldoende details te zien zijn.

Indien voor de systemen, onderdelen of technische eenheden gespecialiseerde materialen zijn gebruikt, moeten gegevens over de prestaties ervan worden verstrekt.

0.   ALGEMEEN

0.1.   Merk (firmanaam):

Type:

0.2.1.   Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar):

Middel tot identificatie van het type, indien op het voertuig aangebracht (1)  (2):

0.3.1.   Plaats van dat merkteken:

0.4.   Voertuigcategorie (3):

0.5.   Naam en adres van de fabrikant:

0.7.   Plaats en wijze van aanbrenging van het EG-typegoedkeuringsmerk:

0.8.   Naam en adres van de assemblagefabriek(en):

0.9.   Eventueel naam en adres van de vertegenwoordiger van de fabrikant:

1.   ALGEMENE BOUWWIJZE VAN HET VOERTUIG

1.1.   Foto’s en/of tekeningen van een representatief voertuig:

2.   MASSA’S EN AFMETINGEN (in kg en mm) (eventueel naar tekeningen verwijzen)

Technisch toelaatbare maximummassa volgens fabrieksopgave:

2.8.1.   Verdeling van deze massa over de assen (max. en min.):

9.   CARROSSERIE

9.1.   Type carrosserie:

Frontbeschermingsinrichting

9.24.1.   Algemeen overzicht (tekeningen of foto’s) met aanduiding van de plaats en bevestiging van de frontbeschermingsinrichtingen:

9.24.2.   Tekeningen en/of foto’s, indien relevant, van luchtinlaatroosters, radiatorrooster, sierstrips, badges, decoratieve emblemen en uitsparingen en andere naar buiten uitstekende delen en delen van het buitenoppervlak die als kritisch kunnen worden beschouwd (bv. verlichtingsinstallatie). Indien de in de eerste zin genoemde delen niet kritisch zijn, kunnen zij voor documentatiedoeleinden worden vervangen door foto’s met, indien noodzakelijk, vermelding van de afmetingen en/of begeleidende tekst:

9.24.3.   Complete nadere gegevens over de vereiste bevestigingen en volledige montage-instructies, zoals de toe te passen koppelinstellingen:

9.24.4.   Tekening van de bumpers:

9.24.5.   Tekening van de vloerlijn aan de voorkant van het voertuig:

DEEL 3

MODEL

Inlichtingenformulier nr. … betreffende de EG-typegoedkeuring van een als afzonderlijke technische eenheid aan te bieden frontbeschermingsinrichting

De onderstaande gegevens worden in voorkomend geval in drievoud verstrekt en gaan vergezeld van een lijst van de opgenomen elementen. Eventuele tekeningen worden op een passende schaal met voldoende details in A4-formaat of tot dat formaat gevouwen ingediend. Op eventuele foto’s moeten voldoende details te zien zijn.

Indien voor de systemen, onderdelen of technische eenheden gespecialiseerde materialen zijn gebruikt, moeten gegevens over de prestaties ervan worden verstrekt.

0.   ALGEMEEN

0.1.   Merk (firmanaam):

Type:

0.2.1.   Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar):

0.5.   Naam en adres van de fabrikant:

0.7.   Plaats en wijze van aanbrenging van het EG-typegoedkeuringsmerk:

0.8.   Naam en adres van de assemblagefabriek(en):

0.9.   Eventueel naam en adres van de vertegenwoordiger van de fabrikant:

1.   BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING

1.1.   Gedetailleerde technische beschrijving (met foto’s of tekeningen):

1.2.   Assemblage- en montage-instructies, met inbegrip van de toe te passen koppelinstellingen:

1.3.   Lijst van de voertuigtypen waarop de inrichting mag worden gemonteerd:

1.4.   Eventuele gebruiksbeperkingen en montagevoorschriften:


(1)  Indien het middel tot identificatie van het type tekens bevat die niet relevant zijn voor de typebeschrijving van het voertuig, de technische eenheid of het onderdeel waarop dit inlichtingenformulier betrekking heeft, moeten die tekens op het formulier worden weergegeven door het symbool „?” (bv. ABC??123??).

(2)  Doorhalen wat niet van toepassing is (soms hoeft niets te worden doorgehaald als meerdere antwoorden mogelijk zijn).

(3)  Volgens de definities in deel A van bijlage II bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).

BIJLAGE III

EG-typegoedkeuringscertificaten (modellen)

Deel 1

EG-typegoedkeuringscertificaat voor een voertuig wat de bescherming van voetgangers betreft

Deel 2

EG-typegoedkeuringscertificaat voor een voertuig wat de uitrusting ervan met een frontbeschermingsinrichting betreft

Deel 3

EG-typegoedkeuringscertificaat voor een als afzonderlijke technische eenheid aan te bieden frontbeschermingsinrichting

DEEL 1

MODEL

Maximumformaat: A4 (210 × 297 mm)

EG-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT

Stempel van de EG-typegoedkeuringsinstantie

Mededeling betreffende de

EG typegoedkeuring (1)

uitbreiding van de EG-typegoedkeuring (1)

weigering van de EG-typegoedkeuring (1)

intrekking van de EG-typegoedkeuring (1)

van een voertuigtype wat de bescherming van voetgangers betreft

krachtens Verordening (EG) nr. 78/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009, ten uitvoer gelegd bij ….

laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. …/… (2).

EG-typegoedkeuringsnummer:

Reden van de uitbreiding:

AFDELING I

0.1.   Merk (firmanaam):

Type:

0.2.1.   Handelsnaam (indien beschikbaar):

Middel tot identificatie van het type, indien op het voertuig aangebracht (3):

0.3.1.   Plaats van dat merkteken:

0.4.   Voertuigcategorie (4):

0.5.   Naam en adres van de fabrikant:

0.8.   Naam en adres van de assemblagefabriek(en):

0.9.   Eventueel naam en adres van de vertegenwoordiger van de fabrikant:

AFDELING II

1.   Aanvullende informatie (indien van toepassing) (zie addendum)

2.   Technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de tests:

3.   Datum van het testrapport:

4.   Nummer van het testrapport:

5.   Eventuele opmerkingen (zie addendum):

6.   Plaats:

7.   Datum:

8.   Ondertekening:

Aan netten aangebrachte voorzieningen

:

Informatiepakket.

Testrapport.

Addendum bij EG-typegoedkeuringscertificaat nr. … voor een voertuig wat de bescherming van voetgangers betreft krachtens Verordening (EG) nr. 78/2009

Aanvullende informatie

1.1.   Korte beschrijving van het voertuigtype wat zijn structuur, afmetingen, contouren en samenstellende materialen betreft:

1.2.   Plaats van de motor: vooraan/achteraan/centraal (5)

1.3.   Aandrijving: voorwielaandrijving/achterwielaandrijving (5)

1.4.   Massa van het testvoertuig (zoals bepaald in overeenstemming met punt 1.7 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 78/2009):

Vooras:

Achteras:

Totaal:

Testresultaten overeenkomstig de voorschriften van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 78/2009:

1.5.1.   Resultaten van de tests van punt 2:

Test

Geregistreerde waarde

Goed/onvoldoende (6)

Onderbeenvormig botslichaam tegen bumper (indien uitgevoerd)

Buigingshoek

graden

 

Afschuiving

mm

 

Versnelling ter hoogte van de tibia

g

 

Bovenbeenvormig botslichaam tegen bumper (indien uitgevoerd)

Som van de botskrachten

kN

 

Buigmoment

Nm

 

Bovenbeenvormig botslichaam tegen voorkant motorkap

Som van de botskrachten

kN

 (7)

Buigmoment

Nm

 (7)

Botslichaam in de vorm van het hoofd van een kind/kleine volwassene (3,5 kg) tegen bovenkant motorkap

HPC-waarden

in Zone A

(12 resultaten (8))

 

 

 

HPC-waarden

in Zone B

(6 resultaten (8))

 

 

 

Botslichaam in de vorm van het hoofd van een volwassene (4,8 kg) tegen voorruit

HPC-waarden

(5 resultaten (8))

 

 

 (7)

1.5.2.   Resultaten van de tests van punt 3:

Test

Geregistreerde waarde

Goed/onvoldoende (9)

Onderbeenvormig botslichaam tegen bumper (indien uitgevoerd)

Buigingshoek

graden

 

Afschuiving

mm

 

Versnelling ter hoogte van de tibia

g

 

Bovenbeenvormig botslichaam tegen bumper (indien uitgevoerd)

Som van de botskrachten

kN

 

Buigmoment

Nm

 

Bovenbeenvormig botslichaam tegen voorkant motorkap

Som van de botskrachten

kN

 (10)

Buigmoment

Nm

 (10)

Botslichaam in de vorm van het hoofd van een kind/kleine volwassene (3,5 kg) tegen bovenkant motorkap

HPC-waarden

(9 resultaten (11))

 

 

 

Botslichaam in de vorm van het hoofd van een volwassene (4,5 kg) tegen bovenkant motorkap

HPC-waarden

(9 resultaten (11))

 

 

 

Opmerkingen (bv. geldig voor voertuigen met linkse en voertuigen met rechtse besturing)

1.5.3.   Voorschriften van punt 4:

Details van het aangeboden remhulpsysteem (12)

 

Opmerkingen (13)

 

DEEL 2

MODEL

Maximumformaat: A4 (210 mm × 297 mm)

EG-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT

Stempel van de EG-typegoedkeuringsinstantie

Mededeling betreffende de

EG typegoedkeuring (1)

uitbreiding van de EG-typegoedkeuring (1)

weigering van de EG-typegoedkeuring (1)

intrekking van de EG-typegoedkeuring (1)

van een voertuigtype wat de uitrusting ervan met een frontbeschermingsinrichting betreft

krachtens Verordening (EG) nr. 78/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009, ten uitvoer gelegd bij …

laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. …/… (2).

EG-typegoedkeuringsnummer:

Reden voor uitbreiding:

AFDELING I

0.1.   Merk (firmanaam):

Type:

0.2.1.   Handelsnaam (indien beschikbaar):

Middel tot identificatie van het type, indien op het voertuig aangebracht (3):

0.3.1.   Plaats van dat merkteken:

0.4.   Voertuigcategorie (4):

0.5.   Naam en adres van de fabrikant:

0.7.   Plaats en wijze van aanbrenging van het EG-typegoedkeuringsmerk:

0.8.   Adres van de assemblagefabriek(en):

0.9.   Eventueel naam en adres van de vertegenwoordiger van de fabrikant:

AFDELING II

1.   Eventuele aanvullende informatie: zie addendum

2.   Technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de tests:

3.   Datum van het testrapport:

4.   Nummer van het testrapport:

5.   Eventuele opmerkingen: zie addendum

6.   Plaats:

7.   Datum:

8.   Ondertekening:

Aan netten aangebrachte voorzieningen

:

Informatiepakket.

Testrapport.

Addendum bij EG-typegoedkeuringscertificaat nr. … voor een voertuig wat de uitrusting ervan met een frontbeschermingsinrichting betreft krachtens Verordening (EG) nr. 78/2009

1.   Eventuele aanvullende informatie:

2.   Opmerkingen

3.   Testresultaten overeenkomstig de voorschriften van punt 5 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 78/2009

Test

Geregistreerde waarde

Goed/onvoldoende

Onderbeenvormig botslichaam tegen frontbeschermingsinrichting

— 3 testposities

(indien uitgevoerd)

Buigingshoek

graden

 

Afschuiving

mm

 

Versnelling ter hoogte van de tibia

g

 

Bovenbeenvormig botslichaam tegen frontbeschermingsinrichting

— 3 testposities

(indien uitgevoerd)

Som van de botskrachten

kN

 

Buigmoment

Nm

 

Bovenbeenvormig botslichaam tegen voorkant frontbeschermingsinrichting

— 3 testposities

(uitsluitend voor monitoringdoeleinden)

Som van de botskrachten

kN

 

Buigmoment

 

Nm

 

Botslichaam in de vorm van het hoofd van een kind/kleine volwassene (3,5 kg) tegen frontbeschermingsinrichting

HPC-waarden

HPC-waarden (ten minste 3 waarden)

 

 

 

DEEL 3

MODEL

Maximumformaat: A4 (210 mm × 297 mm)

EG-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT

Stempel van de EG-typegoedkeuringsinstantie

Mededeling betreffende de

EG typegoedkeuring (1)

uitbreiding van de EG-typegoedkeuring (1)

weigering van de EG-typegoedkeuring (1)

intrekking van de EG-typegoedkeuring (1)

van een type als afzonderlijke technische eenheid aan te bieden frontbeschermingsinrichting

krachtens Verordening (EG) nr. 78/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009, ten uitvoer gelegd bij …

laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. …/… (2).

EG-typegoedkeuringsnummer:

Reden voor uitbreiding:

AFDELING I

0.1.   Merk (firmanaam):

0.2.   Type:

Middel tot identificatie van het type, indien op de frontbeschermingsinrichting aangebracht (3):

0.3.1.   Plaats van dat merkteken:

0.5.   Naam en adres van de fabrikant:

0.7.   Plaats en wijze van aanbrenging van het EG-typegoedkeuringsmerk:

0.8.   Naam en adres van de assemblagefabriek(en):

0.9.   Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant:

AFDELING II

1.   Aanvullende informatie: zie addendum

2.   Technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de tests:

3.   Datum van het testrapport:

4.   Nummer van het testrapport:

5.   Eventuele opmerkingen: zie addendum

6.   Plaats:

7.   Datum:

8.   Ondertekening:

Aan netten aangebrachte voorzieningen

:

Informatiepakket.

Testrapport.

Addendum bij EG-typegoedkeuringscertificaat nr. … voor een type als afzonderlijke technische eenheid aan te bieden frontbeschermingsinrichting krachtens Verordening (EG) nr. 78/2009

Aanvullende informatie

1.1.   Wijze van bevestiging:

1.2.   Assemblage- en montage-instructies:

1.3.   Lijst van voertuigen waarop de frontbeschermingsinrichting mag worden gemonteerd, eventuele gebruiksbeperkingen en montagevoorschriften:

2.   Opmerkingen

3.   Testresultaten overeenkomstig de voorschriften van punt 5 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 78/2009

Test

Geregistreerde waarde

Goed/onvoldoende

Onderbeenvormig botslichaam tegen frontbeschermingsinrichting

— 3 testposities

(indien uitgevoerd)

Buigingshoek

graden

 

Afschuiving

mm

 

Versnelling ter hoogte van de tibia

g

 

Bovenbeenvormig botslichaam tegen frontbeschermingsinrichting

— 3 testposities

(indien uitgevoerd)

Som van de botskrachten

kN

 

Buigmoment

Nm

 

Bovenbeenvormig botslichaam tegen voorkant frontbeschermingsinrichting

— 3 testposities

(uitsluitend voor monitoringdoeleinden)

Som van de botskrachten

kN

 

Buigmoment

 

Nm

 

Botslichaam in de vorm van het hoofd van een kind/kleine volwassene (3,5 kg) tegen frontbeschermingsinrichting

HPC-waarden

HPC-waarden (ten minste 3 waarden)

 

 

 


(1)  Doorhalen wat niet van toepassing is.

(2)  PB: gelieve nummer van de wijzigende verordening in te vullen.

(3)  Indien het middel tot identificatie van het type tekens bevat die niet relevant zijn voor de typebeschrijving van het voertuig, de technische eenheid of het onderdeel waarop dit inlichtingenformulier betrekking heeft, moeten die tekens op het formulier worden weergegeven door het symbool „?” (bv. ABC??123??).

(4)  Volgens de definities in deel A van bijlage II bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).

(5)  Doorhalen wat niet van toepassing is.

(6)  Overeenkomstig de waarden in deel 2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 78/2009.

(7)  Uitsluitend voor monitoringdoeleinden.

(8)  Overeenkomstig [uitvoeringswetgeving van] de Commissie.

(9)  Overeenkomstig de waarden in deel 3 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 78/2009.

(10)  Uitsluitend voor monitoringdoeleinden.

(11)  Overeenkomstig [uitvoeringswetgeving] van de Commissie.

(12)  Details verstrekken over de werking van het systeem.

(13)  Details verstrekken over de tests die zijn uitgevoerd om het systeem te controleren.

BIJLAGE IV

EG-TYPEGOEDKEURINGSMERK

Dit merk bestaat uit:

1.1.   Een rechthoek met daarin de kleine letter „e”, gevolgd door het nummer of de kenletter(s) van de lidstaat die de EG-typegoedkeuring heeft verleend:

1

voor Duitsland

2

voor Frankrijk

3

voor Italië

4

voor Nederland

5

voor Zweden

6

voor België

7

voor Hongarije

8

voor Tsjechië

9

voor Spanje

11

voor het Verenigd Koninkrijk

12

voor Oostenrijk

13

voor Luxemburg

17

voor Finland

18

voor Denemarken

19

voor Roemenië

20

voor Polen

21

voor Portugal

23

voor Griekenland

24

voor Ierland

26

voor Slovenië

27

voor Slowakije

29

voor Estland

32

voor Letland

34

voor Bulgarije

36

voor Litouwen

49

voor Cyprus

50

voor Malta

1.2.   In de nabijheid van de rechthoek het „basisgoedkeuringsnummer” uit deel 4 van het in bijlage VII bij Richtlijn 2007/46/EG bedoelde typegoedkeuringsnummer, voorafgegaan door de twee cijfers van het volgnummer dat aan de recentste belangrijke technische wijziging van deze verordening op de datum van de EG-typegoedkeuring is toegekend. Voor deze verordening is het volgnummer 02.

De volgende bijkomende letters boven de rechthoek:

1.3.1.   „A” om aan te geven dat de frontbeschermingsinrichting is goedgekeurd overeenkomstig de voorschriften van punt 5.1.1.1 van bijlage I en geschikt is om te worden gemonteerd op voertuigen die aan de voorschriften van punt 2 van bijlage I voldoen.

1.3.2.   „B” om aan te geven dat de frontbeschermingsinrichting is goedgekeurd overeenkomstig de voorschriften van punt 5.1.1.2 van bijlage I en geschikt is om te worden gemonteerd op voertuigen die aan de voorschriften van punt 3 van bijlage I voldoen.

1.3.3.   „X” om aan te geven dat de frontbeschermingsinrichting, wat de test met een beenvormig botslichaam betreft, is goedgekeurd overeenkomstig het bepaalde in punt 5.1.1.3 of 5.1.2.2 van bijlage I en alleen geschikt is om te worden gemonteerd op voertuigen die niet aan de voorschriften van punt 2 of punt 3 van bijlage I voldoen.

1.4.   Het EG-typegoedkeuringsmerk moet goed leesbaar, onuitwisbaar en na montage op het voertuig duidelijk zichtbaar zijn.

1.5.   Een voorbeeld van het goedkeuringsmerk staat in het aanhangsel bij deze bijlage.

Aanhangsel

Voorbeeld van het EG-typegoedkeuringsmerk

Image

De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-typegoedkeuringsmerk is een frontbeschermingsinrichting die overeenkomstig deze verordening (volgnummer 02) in Duitsland (e1) is goedgekeurd onder het basisgoedkeuringsnummer 1471.

De letter „X” geeft aan dat de frontbeschermingsinrichting, wat de test met een beenvormig botslichaam betreft, is goedgekeurd overeenkomstig het bepaalde in punt 5.1.1.3 of punt 5.1.2.2 van bijlage I.

BIJLAGE V

Wijzigingen in Richtlijn 2007/46/EG

Richtlijn 2007/46/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage I, komt punt 9.24 als volgt te luiden:

9.24.   Frontbeschermingsinrichtingen

9.24.1.   Algemeen overzicht (tekeningen of foto’s) met aanduiding van de plaats en bevestiging van de frontbeschermingsinrichtingen:

9.24.2.   Tekeningen en/of foto’s, indien relevant, van luchtinlaatroosters, radiatorrooster, sierstrips, badges, decoratieve emblemen en uitsparingen en andere naar buiten uitstekende delen en delen van het buitenoppervlak die als kritisch kunnen worden beschouwd (bv. verlichtingsinstallatie). Indien de in de eerste zin genoemde delen niet kritisch zijn, kunnen zij voor documentatiedoeleinden worden vervangen door foto’s met, indien noodzakelijk, vermelding van de afmetingen en/of begeleidende tekst:

9.24.3.   Complete nadere gegevens over de vereiste bevestigingen en volledige montage-instructies, zoals de toe te passen koppelinstellingen:

9.24.4.   Tekening van de bumpers:

9.24.5.   Tekening van de vloerlijn aan de voorkant van het voertuig:”.

2)

In bijlage III, deel I, punt A, komt punt 9.24 als volgt te luiden:

9.24.   Frontbeschermingsinrichtingen

9.24.1.   Algemeen overzicht (tekeningen of foto’s) met aanduiding van de plaats en bevestiging van de frontbeschermingsinrichtingen:

9.24.3.   Complete nadere gegevens over de vereiste bevestigingen en volledige montage-instructies, zoals de toe te passen koppelinstellingen:”.

3)

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

a)

in deel I:

i)

wordt punt 58 vervangen door:

„58.

Bescherming van voetgangers

Verordening (EG) nr. 78/2009

L 35 van 4.2.2009, blz. 1

X

 

 

X”

 

 

 

 

 

 

ii)

vervalt voetnoot „(7)”;

iii)

wordt punt 60 geschrapt;

b)

in het aanhangsel:

i)

wordt punt 58 vervangen door:

„58.

Bescherming van voetgangers

Verordening (EG) nr. 78/2009

L 35 van 4.2.2009, blz. 1

n.v.t (1).

ii)

wordt punt 60 geschrapt.

4)

In bijlage VI wordt het aanhangsel als volgt gewijzigd:

a)

punt 58 wordt vervangen door:

„58.

Bescherming van voetgangers

Verordening (EG) nr. 78/2009”

 

 

b)

punt 60 wordt geschrapt.

5)

Bijlage XI wordt als volgt gewijzigd:

a)

in aanhangsel 1:

i)

wordt punt 58 vervangen door:

„58.

Bescherming van voetgangers

Verordening (EG) nr. 78/2009

X

n.v.t (2).

 

 

ii)

wordt punt 60 geschrapt;

b)

in aanhangsel 2:

i)

wordt punt 58 vervangen door:

„58.

Bescherming van voetgangers

Verordening (EG) nr. 78/2009

n.v.t.

 

 

n.v.t.”

 

 

 

 

 

 

ii)

wordt punt 60 geschrapt;

c)

in aanhangsel 3:

i)

wordt punt 58 vervangen door:

„58.

Bescherming van voetgangers

Verordening (EG) nr. 78/2009

X”

ii)

wordt punt 60 geschrapt;

d)

in aanhangsel 4:

i)

wordt punt 58 vervangen door:

„58.

Bescherming van voetgangers

Verordening (EG) nr. 78/2009

 

 

n.v.t (3).

 

 

 

 

 

 

ii)

wordt punt 60 geschrapt.


(1)  Elke frontbeschermingsinrichting die met het voertuig wordt geleverd, moet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 78/2009 voldoen; er wordt een typegoedkeuringsnummer aan toegekend, dat op die inrichting wordt aangebracht.”;

(2)  Elke frontbeschermingsinrichting die met het voertuig wordt geleverd, moet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 78/2009 voldoen; er wordt een typegoedkeuringsnummer aan toegekend, dat op die inrichting wordt aangebracht.”;

(3)  Elke frontbeschermingsinrichting die met het voertuig wordt geleverd, moet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 78/2009 voldoen; er wordt een typegoedkeuringsnummer aan toegekend, dat op die inrichting wordt aangebracht.”;


Top