EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006L0093

Richtlijn 2006/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de regulering van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel I, deel II, hoofdstuk 3, tweede uitgave (1988) (gecodificeerde versie) (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 374, 27.12.2006, p. 1–4 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Bulgarian: Chapter 07 Volume 017 P. 26 - 29
Special edition in Romanian: Chapter 07 Volume 017 P. 26 - 29
Special edition in Croatian: Chapter 07 Volume 025 P. 31 - 34

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2006/93/oj

27.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 374/1


RICHTLIJN 2006/93/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 12 december 2006

betreffende de regulering van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel I, deel II, hoofdstuk 3, tweede uitgave (1988)

(gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 92/14/EEG van de Raad van 2 maart 1992 betreffende de beperking van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel I, deel 2, hoofdstuk 2, tweede uitgave (1988) (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst, dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

De toepassing van geluidsemissienormen op civiele subsonische straalvliegtuigen heeft belangrijke gevolgen voor het aanbod van luchtvervoerdiensten, in het bijzonder wanneer dergelijke normen beperkingen betekenen voor de levensduur van de door luchtvaartmaatschappijen geëxploiteerde vliegtuigen.

(3)

Bij Richtlijn 89/629/EEG van de Raad van 4 december 1989 betreffende de beperking van de geluidsemissie van civiele subsonische straalvliegtuigen (5) zijn beperkingen gesteld aan de inschrijving in de registers van de lidstaten van vliegtuigen die slechts voldoen aan de normen van boekdeel I, deel II, hoofdstuk 2, van bijlage 16 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (tweede uitgave, 1988). In dezelfde richtlijn is bepaald dat beperking van de inschrijving slechts een eerste stap is.

(4)

Gelet op het probleem van de toenemende verzadiging van het luchtruim boven luchthavens in de Gemeenschap, is het van essentieel belang dat optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande faciliteiten. Dit is enkel mogelijk indien er uit milieuoogpunt aanvaardbare vliegtuigen worden gebruikt.

(5)

Uit door de Gemeenschap in samenwerking met andere internationale instanties verrichte werkzaamheden blijkt dat, wil men het milieu doelmatig beschermen, een eventueel verbod op de inschrijving in de registers van de lidstaten van vliegtuigen die niet aan de normen van hoofdstuk 3 van bijlage 16 voldoen, moet worden gevolgd door maatregelen tot beperking van de exploitatie ervan.

(6)

Gemeenschappelijke voorschriften dienen dienaangaande volgens een redelijk tijdschema te worden ingevoerd, zodat er in de hele Gemeenschap een geharmoniseerde aanpak komt, ter aanvulling van bestaande voorschriften. Dit is bijzonder belangrijk in het licht van de recent geconstateerde tendens om over te gaan tot een geleidelijke liberalisering van het Europese luchtvaartverkeer.

(7)

Het vliegtuiglawaai moet worden teruggedrongen, rekening houdend met milieufactoren, technische uitvoerbaarheid en economische gevolgen.

(8)

Het is wenselijk de exploitatie van in de registers van de lidstaten ingeschreven civiele subsonische straalvliegtuigen te reguleren en te voldoen aan de normen van hoofdstuk 3 van bijlage 16.

(9)

De lidstaten dienen de sancties vast te stellen die van toepassing zijn op schendingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen. Deze sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend te zijn.

(10)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Deze richtlijn heeft ten doel de exploitatie van de civiele subsonische straalvliegtuigen als omschreven in artikel 2 te reguleren.

2.   Deze richtlijn is van toepassing op vliegtuigen met een maximaal startgewicht van 34 000 kg of meer, of waarvan de voor het bepaalde type vliegtuig goedgekeurde maximale binnenruimte meer dan 19 passagiersstoelen omvat, de stoelen voor de bemanning niet meegerekend.

Artikel 2

1.   De lidstaten zien erop toe dat alle civiele subsonische straalvliegtuigen die op luchthavens op hun grondgebied worden geëxploiteerd, aan de normen van boekdeel I, deel II, hoofdstuk 3, van bijlage 16 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, tweede uitgave (1988), voldoen.

2.   Het in lid 1 bedoelde grondgebied omvat niet de overzeese departementen bedoeld in artikel 299, lid 2, van het Verdrag.

Artikel 3

1.   De lidstaten kunnen voor vliegtuigen van historisch belang ontheffing van artikel 2 verlenen.

2.   Een lidstaat die ontheffingen verleent krachtens lid 1, stelt de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie daarvan in kennis onder opgave van de redenen voor zijn beslissing.

3.   Elke lidstaat erkent de door een andere lidstaat verleende ontheffingen ten aanzien van in de registers van die andere lidstaat ingeschreven vliegtuigen.

4.   In afzonderlijke gevallen kunnen de lidstaten toestaan dat op luchthavens op hun grondgebied tijdelijk gebruik wordt gemaakt van vliegtuigen die uit hoofde van andere bepalingen van deze richtlijn niet mogen worden geëxploiteerd. Deze ontheffing is beperkt tot:

a)

vliegtuigen waarvan de exploitatie zo uitzonderlijk van aard is dat het niet redelijk zou zijn daarvoor geen tijdelijke ontheffing te verlenen;

b)

vliegtuigen die voor ombouw-, reparatie- of onderhoudsdoeleinden niet-commerciële vluchten uitvoeren.

Artikel 4

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 5

De lidstaten stellen de sancties vast die van toepassing zijn op schendingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat deze sancties worden toegepast. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van deze bepalingen en delen eventuele latere wijzigingen zo spoedig mogelijk mee.

Artikel 6

1.   Richtlijn 92/14/EG wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor de omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

2.   Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 7

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 8

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 12 december 2006.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES

Voor de Raad

De voorzitter

M. PEKKARINEN


(1)  PB C 108 van 30.4.2004, blz. 55.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 10 februari 2004 (PB C 97 E van 22.4.2004, blz. 67) en besluit van de Raad van 14 november 2006.

(3)  PB L 76 van 23.3.1992, blz. 21. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 991/2001 van de Commissie (PB L 138 van 22.5.2001, blz. 12).

(4)  bijlage I, deel A.

(5)  PB L 363 van 13.12.1989, blz. 27.


BIJLAGE I

Deel A

Ingetrokken richtlijn met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Richtlijn 92/14/EEG van de Raad

(PB L 76 van 23.3.1992, blz. 21)

Richtlijn 98/20/EG van de Raad

(PB L 107 van 7.4.1998, blz. 4)

Richtlijn 1999/28/EG van de Commissie

(PB L 118 van 6.5.1999, blz. 53)

Verordening (EG) nr. 991/2001 van de Commissie

(PB L 138 van 22.5.2001, blz. 12)

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 6)

Richtlijn

Uiterste datum voor omzetting

92/14/EEG

1 juli 1992

98/20/EG

1 maart 1999

1999/28/EG

1 september 1999


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 92/14/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 4

Artikelen 3 en 4

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 2

Artikel 3, lid 1

Artikelen 6 en 7

Artikel 8

Artikel 3, lid 4

Artikel 9, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 9, lid 2

Artikel 3, lid 3

Artikel 9 bis en 9 ter

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 2

Artikel 4

Artikel 5 (1)

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 11

Artikel 8

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II


(1)  Artikel 2 van Richtlijn 98/20/EG van de Raad.


Top