EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006L0020

Richtlijn 2006/20/EG van de Commissie van 17 februari 2006 tot wijziging van Richtlijn 70/221/EEG van de Raad betreffende brandstofreservoirs en beschermingsinrichtingen aan de achterzijde van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, met het oog op de aanpassing aan de technische vooruitgang (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 48, 18.2.2006, p. 16–18 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
OJ L 330M, 28.11.2006, p. 190–192 (MT)
Special edition in Bulgarian: Chapter 13 Volume 053 P. 3 - 5
Special edition in Romanian: Chapter 13 Volume 053 P. 3 - 5
Special edition in Croatian: Chapter 13 Volume 014 P. 105 - 107

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2006/20/oj

18.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 48/16


RICHTLIJN 2006/20/EG VAN DE COMMISSIE

van 17 februari 2006

tot wijziging van Richtlijn 70/221/EEG van de Raad betreffende brandstofreservoirs en beschermingsinrichtingen aan de achterzijde van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, met het oog op de aanpassing aan de technische vooruitgang

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (1), en met name op artikel 13, lid 2, tweede streepje,

Gelet op Richtlijn 70/221/EEG van de Raad van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende reservoirs voor vloeibare brandstof en beschermingsinrichtingen aan de achterzijde van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (2), en met name op artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 70/221/EEG is een van de bijzondere richtlijnen in het kader van de communautaire goedkeuringsprocedure van Richtlijn 70/156/EEG. De bepalingen van Richtlijn 70/156/EEG betreffende systemen, onderdelen en technische eenheden van voertuigen zijn daarom van toepassing op Richtlijn 70/221/EEG.

(2)

Om het beschermingsniveau te verhogen, moeten beschermingsinrichtingen aan de achterzijde tegen klemrijden bestand zijn tegen grotere krachten en moet rekening worden gehouden met voertuigen met luchtvering.

(3)

In het licht van de technische vooruitgang en de toename van het aantal voertuigen met een laadkleplift moet bij de installatie van beschermingsinrichtingen aan de achterzijde tegen klemrijden rekening worden gehouden met dergelijke laadklepliften.

(4)

Richtlijn 70/221/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 13, lid 1, van Richtlijn 70/156/EEG ingestelde Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Richtlijn 70/221/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   Indien, met ingang van 11 september 2007, de voorschriften van Richtlijn 70/221/EEG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, niet worden nageleefd, neemt een lidstaat om redenen die verband houden met de bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden de volgende maatregelen:

a)

hij weigert de EG-typegoedkeuring of de nationale typegoedkeuring van een voertuigtype;

b)

hij weigert de EG-typegoedkeuring of de nationale typegoedkeuring als technische eenheid van een beschermingsinrichting aan de achterzijde tegen klemrijden.

2.   Indien, met ingang van 11 maart 2010, de voorschriften van Richtlijn 70/221/EEG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, niet worden nageleefd, neemt een lidstaat om redenen die verband houden met de bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden de volgende maatregelen:

a)

hij weigert de registratie of verbiedt de verkoop of het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen;

b)

hij verbiedt de verkoop of het in het verkeer brengen van een beschermingsinrichting aan de achterzijde tegen klemrijden als technische eenheid.

Artikel 3

1.   De lidstaten dienen vóór 11 maart 2007 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen mee, alsmede een transponeringstabel waarin wordt aangegeven in welke nationale bepalingen de bepalingen van deze richtlijn zijn verwerkt.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 11 maart 2007.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2006.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/64/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 310 van 25.11.2005, blz. 10).

(2)  PB L 76 van 6.4.1970, blz. 23. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.


BIJLAGE

Bijlage II bij Richtlijn 70/221/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Het volgende punt 5.1a wordt ingevoegd:

„5.1a.

Het voertuig wordt getest onder de volgende omstandigheden:

het moet stilstaan op een horizontaal, vlak, stijf en glad oppervlak;

de voorwielen moeten in de rechtuitstand staan;

de banden moeten tot de door de voertuigfabrikant aanbevolen spanning zijn opgepompt;

indien dit nodig is om de vereiste testkrachten te bereiken, mag het voertuig worden vastgezet op om het even welke wijze, zoals aangegeven door de voertuigfabrikant;

als het voertuig met een hydropneumatische, hydraulische of pneumatische ophanging is uitgerust of voorzien is van een inrichting voor automatische niveauregeling naar gelang van de belading, moet het worden getest met die ophanging of niveauregeling in de normale rijklare stand, zoals aangegeven door de fabrikant.”.

2)

Punt 5.4.5.2 wordt vervangen door:

„5.4.5.2

Na elkaar moet op de twee punten P1 en op punt P3 in horizontale richting een kracht worden uitgeoefend die overeenkomt met een waarde van 25 % van de technisch toelaatbare maximummassa van het voertuig, zonder een maximum van 5 × 104 N te overschrijden.”.

3)

Het volgende punt 5.4a wordt ingevoegd:

„5.4a

Bij voertuigen met een laadkleplift mag de inrichting tegen klemrijden worden onderbroken voor de lift. In dergelijke gevallen geldt het volgende:

5.4a.1

de laterale afstand tussen de montage-onderdelen van de inrichting tegen klemrijden en de onderdelen van de laadkleplift die de onderbreking noodzakelijk maken, mag maximaal 2,5 cm bedragen;

5.4a.2

de onderdelen van de beschermingsinrichting tegen klemrijden moeten in elk geval een effectief oppervlak van ten minste 350 cm2 hebben;

5.4a.3

de afzonderlijke onderdelen van de beschermingsinrichting tegen klemrijden moeten groot genoeg zijn om te voldoen aan de eisen van punt 5.4.5.1 in verband met de relatieve posities van de testpunten. Indien de punten P1 zich bevinden binnen het in punt 5.4a genoemde gebied waar de inrichting tegen klemrijden onderbroken is, liggen de te gebruiken punten P1 in het midden van het laterale deel van deze inrichting;

5.4a.4

in het gebied waar de inrichting tegen klemrijden onderbroken is, hoeft, met betrekking tot de laadkleplift, punt 5.4.1 niet in acht te worden genomen.”.


Top